EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010PC0767

Proposal for a REGULATION (EU) No OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL laying down specific measures in favour of agriculture in the smaller Aegean islands

52010PC0767




[pic] | EUROPESE COMMISSIE |

Brussel, 17.12.2010

COM(2010) 767 definitief

2010/0370 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING (EU) Nr. …/…VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van …

houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee

TOELICHTING

AANPASSING AAN HET VERDRAG BETREFFENDE DE WERKING VAN DE EUROPESE UNIE (VWEU)

In het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen enerzijds bevoegdheden die aan de Commissie worden overgedragen om niet-wetgevingshandelingen (gedelegeerde handelingen) van algemene strekking vast te stellen ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van de wetgevingshandeling (artikel 290) en anderzijds bevoegdheden die aan de Commissie worden toegekend om uitvoeringshandelingen vast te stellen (artikel 291).

In het geval van gedelegeerde handelingen draagt de wetgever aan de Commissie de bevoegdheid over om “quasi-wetgevende” maatregelen vast te stellen. Bij uitvoeringshandelingen is de context totaal anders. Dan is het namelijk in de eerste plaats aan de lidstaten om juridisch bindende handelingen van de Europese Unie ten uitvoer te leggen. Als een wetgevingshandeling evenwel volgens eenvormige voorwaarden moet worden uitgevoerd, is het aan de Commissie om die voorwaarden vast te stellen.

Voor de aanpassing van Verordening (EG) nr. 1405/2006 aan de nieuwe regels van het Verdrag is uitgegaan van de indeling in gedelegeerde bevoegdheden en uitvoeringsbevoegdheden van de door de Commissie voor de genoemde verordening vastgestelde uitvoeringsbepalingen (Verordening (EG) nr. 1914/2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad).

Naar aanleiding van die aanpassing is een ontwerpvoorstel voor een herschikking van Verordening (EG) nr. 1405/2006 uitgewerkt. Dat ontwerp geeft de wetgever de bevoegdheid om essentiële onderdelen van een specifieke regeling voor bepaalde landbouwproducten van de kleinere eilanden van de Egeïsche Zee vast te stellen om tegemoet te komen aan de problemen die een gevolg zijn van hun geïsoleerde en afgelegen ligging, hun insulaire karakter, hun geringe oppervlakte en bergachtige reliëf, hun klimaat en economische afhankelijkheid van een klein aantal producten.

De algemene lijnen van deze regeling en de onderliggende algemene beginselen worden door de wetgever vastgesteld. Zo is het de wetgever die zowel de doelstellingen van de in het kader van deze specifieke regeling ingevoerde maatregelen als de beginselen inzake programmering, verenigbaarheid en coherentie met de andere beleidslijnen van de Unie vaststelt. Het is ook de wetgever die de beginselen inzake de invoering van een certificaatregeling en de toepassing van sancties, kortingen en uitsluitingen vaststelt.

Krachtens artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie laat de wetgever het aan de Commissie over om bepaalde niet-essentiële onderdelen aan te vullen of te wijzigen. Zo kan de Commissie bij gedelegeerde handeling aanvullende elementen vaststellen die nodig zijn voor de goede werking van de door de wetgever vastgestelde regeling. Zo ook stelt de Commissie bij gedelegeerde handeling de voorwaarden vast voor de inschrijving van marktdeelnemers in het certificatenregister en, als dit gezien de economische toestand vereist is, verplicht zij tot het stellen van een zekerheid voor de afgifte van de certificaten (artikel 11, lid 2). Voorts draagt de wetgever aan de Commissie de bevoegdheid over om maatregelen vast te stellen betreffende de procedure voor de goedkeuring van wijzigingen van de programma’s (artikel 6, lid 3), de verwerkingsvoorwaarden (artikel 13, lid 3), de voorwaarden voor de vaststelling van steunbedragen (artikel 15, lid 4, en artikel 18, lid 4) en de sancties (artikel 14, lid 2).

Overeenkomstig artikel 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn de lidstaten belast met de uitvoering van de door de wetgever vastgestelde regeling. Toch lijkt het, om concurrentieverstoring of discriminatie tussen de marktdeelnemers te voorkomen, noodzakelijk te garanderen dat Griekenland de regeling voor de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee eenvormig toepast ten opzichte van andere, vergelijkbare regelingen. Bijgevolg kent de wetgever de Commissie overeenkomstig artikel 291, lid 2, van het Verdrag uitvoeringsbevoegdheden toe, met name wat betreft de eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van de certificatenregeling en de verbintenissen van de marktdeelnemers in het kader van de specifieke voorzieningsregeling (artikel 11, lid 3), de eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van het programma (artikel 6, lid 2, artikel 15, lid 3, en artikel 18, lid 3) en het algemene kader voor de door Griekenland te verrichten controles (artikel 7, artikel 12, lid 2, en artikel 14, lid 1).

INHOUDELIJKE WIJZIGINGEN

Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad houdende vaststelling van specifieke maatregelen voor de landbouw ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee is, sinds zij op 18 september 2006 is vastgesteld, herhaaldelijk gewijzigd. Daarom wordt voorgesteld ze duidelijkheidshalve te herschikken.

Voorts is het, gezien de ontwikkeling van de communautaire regelgeving en de praktische toepassing van deze verordening in de periode sinds haar vaststelling, noodzakelijk sommige bepalingen ervan te wijzigen en de structuur van de wetstekst een nieuwe vorm te geven die beter past bij de realiteit van deze regeling.

In deze nieuwe verordening zijn de belangrijkste doelstellingen van de regeling, waartoe de specifieke maatregelen ten behoeve van de landbouw op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee moeten bijdragen, explicieter omschreven (artikel 2).

De nieuwe structuur ervan benadrukt de centrale rol van het steunprogramma, dat voortaan voor de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee op het meest geschikte niveau wordt vastgesteld en door Griekenland wordt gecoördineerd. Dit programma heeft betrekking op twee fundamentele onderdelen: de specifieke voorzieningsregeling en de specifieke maatregelen ten behoeve van de lokale productie (artikel 3).

Daarnaast zijn in de tekst van de verordening andere, kleinere wijzigingen aangebracht. Het gaat hierbij met name om het volgende.

1. De procedure om het programma, en wijzigingen daarvan, aan de Commissie ter goedkeuring voor te leggen, is nader omschreven om ze coherenter te maken met de huidige praktijk en met de noodzaak om het programma soepeler en efficiënter te kunnen aanpassen aan de reële eisen van de landbouw en van de voorziening van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee met essentiële producten (artikel 6).

2. In artikel 10 is verduidelijkt dat de specifieke voorzieningsregeling moet worden opgesteld op basis van de lokale landbouwproductie, die niet in haar ontwikkeling mag worden geremd door te hoge voorzieningssteun voor producten die ook lokaal worden geproduceerd. Deze bepaling wordt noodzakelijk geacht om de verenigbaarheid tussen de twee instrumenten van de regeling te kunnen afdwingen.

3. Met het oog op een goed beheer van de begrotingsmiddelen moet Griekenland in zijn programma de lijst opnemen van de steunbedragen die rechtstreekse betalingen vormen (artikel 15, lid 2, onder d)).

4. Het is ook nuttig te vermelden hoe het steunbedrag voor de maatregelen ten gunste van de lokale landbouwproductie wordt bepaald; tot dusver werd dit niet in het basisbesluit opgenomen (artikel 15, lid 2, onder e)).

5. Het maximumbedrag voor de financiering van de specifieke voorzieningsregeling is met 20% verhoogd (artikel 18, lid 3) naar aanleiding van aanwijzingen van de Rekenkamer met betrekking tot de ontoereikendheid van deze middelen.

6. Tot slot is de datum voor de presentatie van het jaarverslag over de uitvoering van de maatregelen van het steunprogramma in het voorgaande jaar met een maand verschoven om de Griekse autoriteiten de mogelijkheid te bieden om in dat verslag rekening te houden met de definitieve uitgavenstaat voor de maatregelen ten gunste van de lokale landbouwproductie.

De verordening verandert niets aan de financieringsbronnen of aan de intensiteit van de communautaire steun.

2010/0370 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING (EU) Nr. …/…VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van …

houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 42, eerste alinea, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie[1],

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[2],

Gezien het advies van het Comité van de Regio's[3],

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure[4],

Overwegende hetgeen volgt:

7. Bij Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad van 18 september 2006 houdende vaststelling van specifieke maatregelen voor de landbouw ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003[5] zijn specifieke maatregelen op landbouwgebied vastgesteld die de uit de uitzonderlijke geografische situatie van bepaalde kleinere eilanden in de Egeïsche Zee voortvloeiende gevolgen moeten ondervangen. Deze maatregelen krijgen concreet vorm via een steunprogramma, dat een essentieel hulpmiddel is voor de voorziening van die eilanden met landbouwproducten en voor de ondersteuning van de plaatselijke landbouwproductie. Naar aanleiding van nieuwe, noodzakelijk gebleken wijzigingen en als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moet Verordening (EG) nr. 1405/2006 worden ingetrokken en door een nieuwe tekst worden vervangen.

8. De fundamentele doelstellingen waartoe de regeling ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee moet bijdragen, moeten nader worden omschreven.

9. De inhoud van het steunprogramma voor de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee (hierna “het steunprogramma” genoemd), dat krachtens het subsidiariteitsbeginsel door Griekenland op het geografisch meest geschikte niveau moet worden vastgesteld en door dat land ter goedkeuring aan de Commissie moet worden voorgelegd, moet worden gepreciseerd.

10. Om de doelstellingen van de regeling ten behoeve van de kleinere eilanden van de Egeïsche Zee beter te bereiken moet het steunprogramma maatregelen bevatten die zowel de voorziening met landbouwproducten als het behoud en de ontwikkeling van de lokale landbouwproductie garanderen. De programmering moet dichter bij het juiste niveau worden gebracht en er moet systematisch worden gewerkt met een aanpak die op een partnerschap tussen de Commissie en Griekenland is gebaseerd.

11. Krachtens het subsidiariteitsbeginsel en vanuit een streven naar flexibiliteit, die de basis vormen van de programmeringsaanpak voor de regeling ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee, is het de door Griekenland aangewezen autoriteiten toegestaan wijzigingen van het programma voor te stellen om het aan de realiteit van de betrokken eilanden aan te passen. Vanuit datzelfde streven moet de procedure voor de wijziging van het programma worden aangepast aan de relevantie van elk soort wijziging.

12. Bepaalde kleinere eilanden in de Egeïsche Zee hebben ten aanzien van hun voorziening met producten die van essentieel belang zijn voor menselijke consumptie, voor verwerking of als productiemiddel in de landbouw, een buitengewone geografische ligging, die extra vervoerkosten tot gevolg heeft. Bovendien plaatsen objectieve factoren in verband met het geïsoleerde, insulaire en afgelegen karakter de marktdeelnemers en producenten op die eilanden voor extra problemen die hun activiteiten sterk hinderen. In bepaalde gevallen worden de marktdeelnemers en de producenten geconfronteerd met een dubbele insulariteit, namelijk omdat de voorziening via andere eilanden plaatsvindt. Deze hindernissen kunnen worden ondervangen door de prijzen van die essentiële producten te verlagen. Het verdient dan ook aanbeveling een specifieke regeling in te stellen om de voorziening van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee te garanderen en de extra kosten te verlichten die het gevolg zijn van het afgelegen, insulaire karakter en de geringe oppervlakte van die eilanden.

13. Door de geringe omvang van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee worden de problemen nog verergerd. Om de doeltreffendheid van de voorgenomen maatregelen te garanderen, mogen zij uitsluitend gericht zijn op de kleinere eilanden.

14. Om de nagestreefde prijsverlaging op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee op doeltreffende wijze te realiseren en de extra kosten in verband met de afgelegen en insulaire ligging op te vangen en om tegelijkertijd het concurrentievermogen van de producten uit de Unie te handhaven, moet steun worden verleend voor de levering van producten uit de Unie aan de betrokken eilanden. Deze steun moet rekening houden met de extra kosten van transport naar de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee en, wanneer het gaat om productiemiddelen voor de landbouw of om producten voor verwerking, met de extra kosten in verband met het insulaire karakter en de geringe oppervlakte.

15. Om speculatie die de eindgebruikers op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee zou schaden, te voorkomen moet worden gepreciseerd dat alleen producten van gezonde handelskwaliteit voor de specifieke voorzieningsregeling in aanmerking komen.

16. Aangezien de specifieke voorzieningsregeling slechts betrekking heeft op de hoeveelheden voor de voorziening van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee, heeft dit systeem geen nadelige effecten voor de goede werking van de interne markt. Overigens mogen de economische voordelen van de specifieke voorzieningsregeling geen verlegging van het handelsverkeer van de betrokken producten tot gevolg hebben. Verzending en uitvoer van de betrokken producten uit de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee moeten derhalve worden verboden. Evenwel dient verzending of uitvoer van die producten te worden toegestaan in het geval van terugbetaling van het dankzij de specifieke voorzieningsregeling verkregen voordeel.

17. Wat verwerkte producten betreft, moet, om onderlinge handel mogelijk te maken, het handelsverkeer tussen de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee worden toegestaan. Ook moet rekening worden gehouden met de handelsstromen in het kader van de traditionele regionale handel en van de traditionele uitvoer en verzendingen naar de rest van de Unie of derde landen en moet bijgevolg de uitvoer van verwerkte producten die overeenkomt met de traditionele handelsstromen, worden toegestaan.

18. Om de doelstellingen van de specifieke voorzieningsregeling te verwezenlijken moeten de economische voordelen van die regeling in de productiekosten worden doorberekend, wat de prijzen tot in het stadium van de eindgebruiker moet doen dalen. Daarom dient de toekenning van die voordelen afhankelijk te worden gesteld van de daadwerkelijke doorberekening ervan en dient voor de nodige controles daarop te worden gezorgd.

19. Er moeten voorschriften voor de werking van de regeling worden vastgesteld, met name wat betreft de invoering van een register van marktdeelnemers en van een certificatenregeling, geïnspireerd op artikel 161 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (“Integrale-GMO-verordening”)[6].

20. Het bij Verordening (EG) nr. 1405/2006 vastgestelde beleid van de Unie ten gunste van de lokale productie op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee heeft tot nu toe betrekking gehad op een veelheid van producten en op allerlei maatregelen om de productie, de afzet of de verwerking van die producten te bevorderen. Deze maatregelen zijn doeltreffend gebleken en hebben ervoor gezorgd dat de betrokken landbouwactiviteiten zijn voortgezet en ontwikkeld. De Unie moet die productietakken, die een fundamentele rol spelen in het milieu-, maatschappelijk en economisch evenwicht op de betrokken eilanden, verder ondersteunen. De ervaring heeft geleerd dat, net zoals bij het beleid inzake plattelandsontwikkeling, een sterker partnerschap met de plaatselijke autoriteiten het mogelijk kan maken een duidelijker beeld te krijgen van de specifieke problemen van de betrokken eilanden. Daarom dient de steun ten gunste van de lokale productie te worden voortgezet via het steunprogramma dat voor het eerst bij Verordening (EG) nr. 1405/2006 is vastgesteld.

21. Er moet worden bepaald welke elementen het steunprogramma minstens moet bevatten om maatregelen voor de lokale landbouwproductie te kunnen vaststellen, met name een beschrijving van de situatie, de voorgestelde strategie, de doelstellingen en de maatregelen. Voorts moet het beginsel van de coherentie van die maatregelen met de andere beleidslijnen van de Unie nader worden omschreven om te voorkomen dat steunmaatregelen onverenigbaar met elkaar zouden zijn of elkaar zouden overlappen.

22. Voorts kan het steunprogramma, met het oog op de uitvoering, ook maatregelen bevatten voor de financiering van studies, demonstratieprojecten, opleiding en technische bijstand.

23. De landbouwproducenten op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee moeten worden aangemoedigd kwaliteitsproducten te leveren en de afzet van deze producten moet worden bevorderd.

24. Van het vaste beleid van de Commissie geen exploitatiesteun van de staten toe te staan in de sectoren productie, verwerking en afzet van de in bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten, kan worden afgeweken om de specifieke problemen te verzachten die bij de landbouwproductie op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee worden ondervonden ten gevolge van de geïsoleerde en afgelegen ligging, het insulaire karakter, de geringe oppervlakte, het bergachtige reliëf, het klimaat en de economische afhankelijkheid van een klein aantal producten.

25. De toepassing van de onderhavige verordening mag geen afbreuk doen aan het niveau van de specifieke steun die de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee tot dusver hebben ontvangen. Daarom moet Griekenland voor de uitvoering van de passende maatregelen kunnen beschikken over bedragen die even hoog zijn als de steun die de Unie tot dusver op grond van Verordening (EG) nr. 1405/2006 heeft verleend.

26. Sinds 2007 is de behoefte aan essentiële producten op sommige kleinere eilanden in de Egeïsche Zee toegenomen als gevolg van de ontwikkeling van de veestapel en de demografische druk. Het deel van het budget dat Griekenland mag besteden voor de specifieke voorzieningsregeling voor de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee, moet dus worden verhoogd.

27. Om alle elementen betreffende de tenuitvoerlegging van het steunprogramma voor het voorgaande jaar te kunnen evalueren en om een volledig jaarverslag aan de Commissie te kunnen voorleggen, moet de datum voor de indiening van dat verslag worden verschoven van 30 juni naar 31 juli van het jaar na het referentiejaar.

28. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde bepaalde niet-essentiële onderdelen van deze verordening aan te vullen of te wijzigen. Er moet worden bepaald op welke domeinen deze bevoegdheid kan worden uitgeoefend en onder welke voorwaarden de bevoegdheidsdelegatie kan plaatsvinden.

29. Om de eenvormige toepassing van de regeling ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee met andere, soortgelijke regelingen te garanderen en concurrentieverstoring of discriminatie tussen de marktdeelnemers te voorkomen, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 291, lid 2, van het Verdrag uitvoeringshandelingen vast te stellen. Bijgevolg moeten krachtens de genoemde bepaling aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend, met name wat betreft de eenvormige voorwaarden waaronder onder de specifieke voorzieningsregeling vallende producten de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee binnenkomen, verlaten of daarin circuleren, de eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van de programma’s en de minimumeisen voor de door Griekenland te verrichten controles.

30. De Commissie moet deze uitvoeringshandelingen goedkeuren overeenkomstig Verordening (EU) nr. xxx/xxx van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de voorschriften en algemene beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[7],

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

Onderwerp

31. Bij deze verordening worden specifieke maatregelen op het gebied van de landbouw vastgesteld om de problemen te verhelpen die het gevolg zijn van de geïsoleerde en afgelegen ligging, het insulaire karakter en de geringe oppervlakte van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee, hierna “de kleinere eilanden” genoemd.

32. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder “kleinere eilanden” verstaan de eilanden in de Egeïsche Zee, met uitzondering van Kreta en Euboea.

Artikel 2

Doelstellingen

1. De in artikel 1 bedoelde specifieke maatregelen dragen bij tot het verwezenlijken van de volgende doelstellingen:

a) de voorziening te garanderen van de kleinere eilanden met producten die van essentieel belang zijn voor de menselijke consumptie, voor de verwerking of als productiemiddel in de landbouw, en daarbij de door de afgelegen ligging, het insulaire karakter en de geringe oppervlakte veroorzaakte extra kosten te verlichten;

b) de landbouwactiviteit op de kleinere eilanden in stand te houden en te ontwikkelen, met inbegrip van de productie, verwerking en afzet van lokale producten.

2. Voor de verwezenlijking van de in lid 1 genoemde doelstellingen worden de in de hoofdstukken III, IV en V vermelde maatregelen toegepast.

HOOFDSTUK II

STEUNPROGRAMMA

Artikel 3

Vaststelling van het steunprogramma

33. De in artikel 1 bedoelde maatregelen voor de kleinere eilanden worden vastgesteld in een steunprogramma, dat het volgende omvat:

a) een specifieke voorzieningsregeling als bedoeld in hoofdstuk III, en

b) specifieke maatregelen ten behoeve van de lokale landbouwproductie, als bedoeld in hoofdstuk IV.

34. Het steunprogramma wordt vastgesteld op het door Griekenland meest adequaat geachte geografische niveau. Het wordt uitgewerkt door de bevoegde autoriteiten die Griekenland heeft aangewezen, en wordt, nadat de bevoegde autoriteiten en organisaties op het passende lokale niveau zijn geraadpleegd, door die lidstaat overeenkomstig artikel 6 ter goedkeuring aan de Commissie voorgelegd.

Artikel 4

Verenigbaarheid en coherentie

35. De in het kader van het steunprogramma genomen maatregelen moeten in overeenstemming zijn met het recht van de Unie en moeten stroken met de andere beleidstakken van de Unie en de maatregelen ter uitvoering daarvan.

36. Er moet worden toegezien op de samenhang van de in het kader van het steunprogramma genomen maatregelen met de maatregelen ter uitvoering van andere instrumenten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, met name de gemeenschappelijke marktordeningen, plattelandsontwikkeling, de kwaliteit van de producten, dierenwelzijn en milieubescherming.

Met name kan op grond van deze verordening geen enkele maatregel worden gefinancierd om steun te verlenen:

a) ter aanvulling van steun op grond van de in het kader van een gemeenschappelijke marktordening ingestelde premie- of steunregelingen, tenzij in uitzonderlijke gevallen die worden gerechtvaardigd aan de hand van objectieve criteria;

b) voor onderzoeksprojecten, voor maatregelen ter ondersteuning van onderzoeksprojecten of voor maatregelen die voor financiering door de Unie in aanmerking komen op grond van Beschikking 2009/470/EG van de Raad[8];

c) voor maatregelen die tot het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1698/2005 [van de Raad[9]] behoren.

Artikel 5

Inhoud van het steunprogramma

Het steunprogramma omvat:

a) een tijdschema voor de toepassing van de maatregelen en, per jaar, een indicatieve algemene financiële tabel waarin een samenvattend overzicht wordt gegeven van de uit te trekken middelen;

b) een toelichting met betrekking tot de verenigbaarheid en de coherentie van de verschillende maatregelen van het programma, alsmede de definitie van de voor het toezicht en de evaluatie te gebruiken criteria en kwantitatieve indicatoren;

c) de regelingen om voor een doeltreffende en adequate uitvoering van het programma te zorgen, met inbegrip van de regelingen inzake publiciteit, toezicht en evaluatie, alsmede de definitie van de voor de evaluatie te gebruiken gekwantificeerde indicatoren;

d) de aanwijzing van de bevoegde autoriteiten en van de voor de uitvoering van het programma verantwoordelijke instanties en de aanwijzing op de geschikte niveaus van de erbij te betrekken autoriteiten of instanties en van de sociaaleconomische partners, alsmede de resultaten van het gepleegde overleg.

Artikel 6

Goedkeuring en wijzigingen van het programma

37. Griekenland legt de Commissie een ontwerpsteunprogramma voor binnen de in artikel 18, leden 2 en 3, vastgestelde financiële middelen.

Het ontwerpprogramma omvat een ontwerp van de geraamde voorzieningsbalans, met opgave van de producten, de producthoeveelheden, de steunbedragen voor de voorziening vanuit de Unie en een ontwerp van een steunprogramma voor de lokale productie.

De Commissie beoordeelt het voorgestelde steunprogramma en besluit bij uitvoeringshandeling het al dan niet goed te keuren.

38. Op basis van de jaarlijkse evaluatie van de uitvoering van de maatregelen van het steunprogramma kan Griekenland, binnen de in artikel 18, leden 2 en 3, vastgestelde financiële middelen, bij de Commissie voorstellen tot wijziging indienen, met de bedoeling die maatregelen beter aan te passen aan de behoeften van de kleinere eilanden en aan de voorgestelde strategie. De Commissie stelt bij uitvoeringshandeling de eenvormige voorwaarden vast voor de indiening van voorstellen tot wijziging van het programma.

39. Om rekening te houden met de verschillende soorten wijzigingen die worden voorgesteld en met de termijn waarin die ten uitvoer moeten worden gelegd, stelt de Commissie bij gedelegeerde handeling de procedure voor de goedkeuring van wijzigingen vast.

Artikel 7

Controle en toezicht

De controles door Griekenland bestaan uit administratieve controles en controles ter plaatse. Om een eenvormige toepassing te garanderen stelt de Commissie bij uitvoeringshandeling de minimumeisen vast waaraan de door Griekenland te verrichten controles moeten voldoen.

Bij dezelfde soort handeling stelt de Commissie de procedures en de fysieke en financiële indicatoren vast die een doeltreffend toezicht op de uitvoering van het programma moeten garanderen.

HOOFDSTUK III

SPECIFIEKE VOORZIENINGSREGELING

Artikel 8

Geraamde voorzieningsbalans

40. Er wordt een specifieke voorzieningsregeling ingesteld voor de in bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten van de Unie (hierna “landbouwproducten” genoemd) die op de kleinere eilanden van essentieel belang zijn voor de menselijke consumptie, voor de vervaardiging van andere producten of als productiemiddel in de landbouw.

41. Griekenland stelt op het geografische niveau dat het meest geschikt wordt geacht, een geraamde voorzieningsbalans op om de jaarlijkse behoeften voor de voorziening van de kleinere eilanden met landbouwproducten te kwantificeren.

De behoeften van de ondernemingen waar producten worden verpakt of verwerkt die bestemd zijn voor de lokale markt dan wel overeenkomstig artikel 13, leden 2 en 3, in het kader van de traditionele handel naar de rest van de Unie worden verzonden of naar derde landen worden uitgevoerd, kunnen worden geraamd in een afzonderlijke voorzieningsbalans.

Artikel 9

Werking van de regeling

42. Voor de voorziening van de kleinere eilanden met landbouwproducten wordt steun toegekend.

De steun wordt voor elk betrokken product vastgesteld op basis van de extra kosten voor de afzet op de kleinere eilanden, te rekenen vanaf de havens in continentaal Griekenland waar de betrokken producten gewoonlijk worden geladen, en vanaf de havens van de eilanden van doorvoer of lading naar de eilanden waar hun eindbestemming is. Als het gaat om productiemiddelen voor de landbouw of om producten voor verwerking moet bij de vaststelling van de steun rekening worden gehouden met de extra kosten in verband met het insulaire karakter en de geringe oppervlakte.

43. Alleen landbouwproducten van gezonde handelskwaliteit komen voor de specifieke voorzieningsregeling in aanmerking.

Artikel 10

Uitvoering

De specifieke voorzieningsregeling wordt op zodanige wijze ten uitvoer gelegd dat met name rekening wordt gehouden met:

a) de specifieke behoeften van de kleinere eilanden en de kwaliteitseisen,

b) de traditionele handelsstromen tussen de kleinere eilanden en de havens in continentaal Griekenland en tussen de eilanden in de Egeïsche Zee;

c) het economische aspect van de voorgenomen steun;

d) in voorkomend geval, de noodzaak om de ontwikkelingsmogelijkheden van de lokale productie niet te hinderen.

Artikel 11

Certificaten

44. De in artikel 9, lid 1, bedoelde steun wordt toegekend tegen overlegging van een certificaat.

De certificaten worden uitsluitend afgegeven aan marktdeelnemers die zijn ingeschreven in een door de bevoegde autoriteiten bijgehouden register.

De certificaten zijn niet overdraagbaar.

45. Om te garanderen dat de marktdeelnemers hun rechten op deelname aan de specifieke voorzieningsregeling ten volle kunnen uitoefenen stelt de Commissie bij gedelegeerde handeling de voorwaarden vast voor inschrijving van de marktdeelnemers in het register en verplicht zij, indien nodig, tot het stellen van een zekerheid voor de afgifte van de certificaten.

46. De Commissie stelt alle maatregelen die nodig zijn om de eenvormige toepassing door Griekenland van dit artikel te garanderen, bij uitvoeringshandeling vast, met name wat betreft de uitvoering van de certificatenregeling, met uitzondering van het stellen van een zekerheid voor de certificaten, en wat betreft de verbintenissen die de marktdeelnemers aangaan wanneer zij zich inschrijven.

Artikel 12

Doorberekening van het voordeel

1. Het voordeel van de specifieke voorzieningsregeling dat uit de toekenning van de steun voortvloeit, wordt slechts verleend als het economische voordeel daadwerkelijk wordt doorberekend tot de eindgebruiker, die, naargelang van het geval, de consument kan zijn als het om producten voor rechtstreekse consumptie gaat, de laatste verwerker of verpakker als het om producten voor de verwerkende industrie of de verpakkingsindustrie gaat, dan wel de landbouwer als het gaat om producten die worden gebruikt voor de diervoeding of als productiemiddel in de landbouw.

2. Om de eenvormige toepassing van lid 1 te garanderen stelt de Commissie bij uitvoeringshandeling de toepassingsvoorwaarden vast, en met name de voorwaarden voor de controle door de lidstaat van de daadwerkelijke doorberekening van het voordeel tot de eindgebruiker.

Artikel 13

Uitvoer naar derde landen en verzending naar de rest van de Unie

47. Producten waarvoor de specifieke voorzieningsregeling wordt toegepast, mogen slechts naar derde landen worden uitgevoerd of naar de rest van de Unie worden verzonden onder eenvormige voorwaarden die de Commissie bij uitvoeringshandeling vaststelt.

Deze voorwaarden omvatten met name de terugbetaling van de in het kader van de specifieke voorzieningsregeling ontvangen steun.

Voor de uitvoer naar derde landen van producten die onder de specifieke voorzieningsregeling vallen, hoeft geen certificaat te worden overgelegd.

48. Lid 1, eerste alinea, geldt niet voor producten die op de kleinere eilanden zijn verwerkt met gebruikmaking van landbouwproducten waarvoor de specifieke voorzieningsregeling is toegepast, indien die verwerkte producten:

a) worden uitgevoerd naar derde landen of verzonden naar de rest van de Unie binnen de grenzen van de traditioneel verzonden of uitgevoerde hoeveelheden. Die hoeveelheden worden door de Commissie bij uitvoeringshandeling vastgesteld;

b) in het kader van de regionale handel naar derde landen worden uitgevoerd met inachtneming van de door de Commissie bij uitvoeringshandeling vast te stellen bestemmingen en voorwaarden;

c) worden verzonden tussen de kleinere eilanden.

Voor de uitvoer naar derde landen van de in de eerste alinea, onder a) en b), bedoelde producten, hoeft geen certificaat te worden overgelegd.

Bij de uitvoer van de eerste alinea, onder a) en b), bedoelde producten wordt geen restitutie toegekend.

49. Om ervoor te zorgen dat het uit de toepassing van de specifieke voorzieningsregeling voortvloeiende voordeel aan de traditionele handel ten goede komt, stelt de Commissie bij gedelegeerde handeling de voorwaarden vast waaraan de verwerkingsverrichtingen die tot traditionele verzending of traditionele uitvoer kunnen leiden, moeten voldoen.

Artikel 14

Controles en sancties

50. De landbouwproducten die onder de specifieke voorzieningsregeling vallen, worden administratief gecontroleerd op het ogenblik dat zij worden binnengebracht op de kleinere eilanden of daaruit worden uitgevoerd of verzonden.

Om een eenvormige toepassing van deze bepaling te garanderen stelt de Commissie bij uitvoeringshandeling de minimumeisen vast waaraan de door Griekenland te verrichten controles moeten voldoen.

51. Als de marktdeelnemer de krachtens artikel 11 aangegane verplichtingen niet nakomt, wordt, behoudens overmacht of uitzonderlijke weersomstandigheden, het aan de certificaathouder toegekende voordeel teruggevorderd en wordt zijn inschrijving naargelang van de ernst van de tekortkoming geschorst of geschrapt.

Om te garanderen dat de marktdeelnemers die aan de regeling deelnemen, hun verplichtingen nakomen stelt de Commissie bij gedelegeerde handeling de voorwaarden voor de toepassing van de eerste alinea vast, alsmede de behandeling van door de betrokken marktdeelnemer ingediende nieuwe certificaataanvragen.

HOOFDSTUK IV

MAATREGELEN TEN GUNSTE VAN DE LOKALE LANDBOUWPRODUCTIE

Artikel 15

Maatregelen

52. Het steunprogramma bevat de maatregelen die noodzakelijk zijn om, binnen het toepassingsgebied van titel III van het derde deel van het Verdrag, de continuïteit en de ontwikkeling van de lokale agrarische productietakken op de kleinere eilanden te waarborgen.

53. Het deel van het programma dat aan de maatregelen ten gunste van de lokale landbouwproductie gewijd is, bevat minstens de volgende elementen:

a) een gekwantificeerde beschrijving van de situatie van de betrokken landbouwproductie, waarin rekening wordt gehouden met de beschikbare evaluatieresultaten en opgave wordt gedaan van de verschillen, achterstanden, ontwikkelingsmogelijkheden en aangewende financiële middelen;

b) een beschrijving van de voorgestelde strategie, de gekozen prioriteiten en de gekwantificeerde algemene en operationele doelstellingen, alsmede een beoordeling waarin wordt aangegeven welke economische, milieu- en sociaal-maatschappelijke effecten, met inbegrip van de werkgelegenheidseffecten, worden verwacht;

c) een beschrijving van de overwogen maatregelen, en met name van de steunregelingen om die maatregelen ten uitvoer te leggen, alsmede in voorkomend geval informatie over de behoeften op het gebied van studies, demonstratieprojecten, opleiding en technische bijstand met betrekking tot de voorbereiding, toepassing of aanpassing van de betrokken maatregelen;

d) de lijst van de steun waarbij het gaat om rechtstreekse betalingen in de zin van artikel 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 73/2009;

e) het steunbedrag dat voor elke maatregel of actie is vastgesteld om een of meer van de met het programma nagestreefde doelstellingen te bereiken.

54. De Commissie stelt bij uitvoeringshandeling de eenvormige voorwaarden voor de betaling van de in lid 2 bedoelde steun vast.

55. Het programma kan steunmaatregelen bevatten voor de productie, verwerking of afzet van landbouwproducten van de kleinere eilanden.

Elke maatregel kan uit een aantal acties bestaan. Voor elke actie worden in het programma minstens de volgende elementen vastgesteld:

a) de begunstigden;

b) de voorwaarden om in aanmerking te komen;

c) de individuele steun;

d) het maximumbedrag.

Om de afzet van de producten buiten het productiegebied te ondersteunen kan de Commissie bij gedelegeerde handeling de voorwaarden vaststellen voor de vaststelling van het steunbedrag dat voor de afzet wordt toegekend, alsmede, in voorkomend geval, de maximumhoeveelheden waarvoor deze steun kan worden verleend.

Artikel 16

Controles en onverschuldigde betaling

56. De controles van de in dit hoofdstuk bedoelde maatregelen bestaan uit administratieve controles en controles ter plaatse.

57. In geval van een onverschuldigde betaling moet de begunstigde de betrokken bedragen terugbetalen. Artikel 80 van Verordening (EG) nr. 1122/2009 van de Commissie[10] is van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK V

BEGELEIDENDE MAATREGELEN

Artikel 17

Staatssteun

58. Met betrekking tot de in bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten, waarop de artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag van toepassing zijn, kan de Commissie overeenkomstig artikel 108 van het Verdrag toestaan dat in de sectoren productie, verwerking en afzet van die producten bedrijfssteun wordt verleend ter verlichting van de problemen bij de landbouwproductie die specifiek zijn voor de kleinere eilanden en verband houden met hun geïsoleerde en afgelegen ligging, hun insulaire karakter, hun geringe oppervlakte en bergachtige reliëf, hun klimaat en economische afhankelijkheid van een klein aantal producten.

59. Griekenland kan een aanvullende financiering toekennen voor de uitvoering van het steunprogramma. In dat geval moet Griekenland de staatssteun aan de Commissie melden en moet de Commissie die steun overeenkomstig deze verordening als onderdeel van het steunprogramma goedkeuren. De aldus gemelde steun wordt geacht te zijn gemeld in de zin van artikel 108, lid 3, eerste zin, van het Verdrag.

60. Onverminderd de leden 1 en 2 van dit artikel en in afwijking van artikel 180, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 en artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1184/2006 van de Raad[11] zijn de artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag niet van toepassing op betalingen die Griekenland overeenkomstig de onderhavige verordening in het kader van de hoofdstukken III en IV van de onderhavige verordening verrichten.

HOOFDSTUK VI

FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 18

Financiële middelen

61. De in deze verordening vastgestelde maatregelen zijn interventies ter regulering van de landbouwmarkten in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad[12].

62. De Unie financiert de in de hoofdstukken III en IV vastgestelde maatregelen tot ten hoogste 23,93 miljoen euro per jaar.

63. Voor de in hoofdstuk III bedoelde specifieke voorzieningsregeling kan jaarlijks ten hoogste 6,56 miljoen euro worden toegewezen.

De Commissie stelt bij uitvoeringshandeling de eenvormige voorwaarden vast waaronder Griekenland de bestemming kan wijzigen van de middelen die elk jaar voor de verschillende onder de specifieke voorzieningsregeling vallende producten worden toegewezen.

64. Om een redelijke en evenredige toewijzing te garanderen voor de maatregelen ter financiering van studies, demonstratieprojecten, opleiding en technische bijstand, stelt de Commissie bij gedelegeerde handeling een jaarlijks maximumbedrag vast dat voor die maatregelen kan worden toegewezen.

HOOFDSTUK VII

ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 19

Nationale maatregelen

Griekenland stelt de maatregelen vast die nodig zijn om de naleving van deze verordening te waarborgen, waaronder met name de controlemaatregelen en de administratieve sancties, en stelt de Commissie daarvan in kennis.

Artikel 20

Mededelingen en verslagen

65. Uiterlijk op 15 februari van elk jaar deelt Griekenland de Commissie mee welke ter beschikking gestelde kredieten het voornemens is het volgende jaar uit te geven voor de uitvoering van de geraamde voorzieningsbalans en van elke maatregel ten gunste van de lokale landbouwproductie waarin het steunprogramma voorziet.

66. Uiterlijk op 31 juli van elk jaar dient Griekenland bij de Commissie een verslag in over de toepassing in het voorafgaande jaar van de bij deze verordening vastgestelde maatregelen.

67. Uiterlijk op 31 december 2016 en vervolgens om de vijf jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een algemeen verslag in waarin het effect van de op grond van deze verordening uitgevoerde acties wordt beschreven en dat indien nodig vergezeld gaat van passende voorstellen.

Artikel 21

Bevoegdheden van de Commissie

Als aan de Commissie bevoegdheden worden verleend, handelt zij volgens de procedure van artikel 22 als het om gedelegeerde handelingen gaat, en volgens de procedure van artikel 25 als het om uitvoeringshandelingen gaat.

Artikel 22

Uitoefening van de delegatie

68. De bevoegdheid tot vaststelling van de in deze verordening bedoelde gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend voor onbepaalde tijd.

69. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

70. De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend onder de in de artikelen 23 en 24 gestelde voorwaarden.

Artikel 23

Intrekking van de bevoegdheidsdelegatie

71. De in artikel 22, lid 1, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken.

72. De instelling die een interne procedure over een besluit tot intrekking van de bevoegdheidsdelegatie is begonnen, streeft ernaar de andere instelling en de Commissie uiterlijk een maand voordat het definitieve besluit wordt genomen, hiervan op de hoogte te brengen onder vermelding van de gedelegeerde bevoegdheden die mogelijk worden ingetrokken en de eventuele redenen daarvoor.

73. Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het besluit treedt onmiddellijk in werking of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Artikel 24

Bezwaar tegen gedelegeerde handelingen

74. Het Europees Parlement en de Raad kunnen binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving bezwaar maken tegen de gedelegeerde handeling. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met een maand worden verlengd.

75. Indien bij het verstrijken van deze termijn het Europees Parlement noch de Raad bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor die datum de Commissie heeft medegedeeld voornemens te zijn om geen bezwaar te maken, treedt de gedelegeerde handeling in werking op de daarin vermelde datum.

76. Indien het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt tegen een gedelegeerde handeling, treedt deze niet in werking. De instelling die bezwaar maakt tegen de gedelegeerde handeling, vermeldt de redenen daarvoor.

Artikel 25

Uitvoeringshandelingen – Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 141 van Verordening (EG) nr. 73/2009 opgerichte Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen.

2. Als op grond van deze verordening uitvoeringshandelingen worden vastgesteld, geldt artikel [5] van Verordening (EU) nr. [xxxx/yyyy] (Moet worden aangevuld na de goedkeuring van de in artikel 291, lid 3, VWEU bedoelde verordening betreffende de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren; deze verordening wordt momenteel in het Europees Parlement en de Raad besproken.) (onderzoeksprocedure)

Artikel 26

Intrekking

Verordening (EG) nr. 1405/2006 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening moeten worden beschouwd als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in de bijlage.

Artikel 27

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de […] dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie .

[Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2012.]

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te […],

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

BIJLAGE

CONCORDANTIETABEL

Verordening (EG) nr. 1405/2006 | Deze verordening |

artikel 1 | artikel 1 |

artikel 2 | artikel 3, lid 1 |

artikel 3 | artikel 8 |

artikel 4, lid 1 | artikel 9, lid 1 |

artikel 4, lid 2 | artikel 10 |

artikel 4, lid 3 | artikel 12, lid 1 |

artikel 5 | artikel 13 |

artikel 7, lid 1 | artikel 15, lid 1 |

artikel 7, lid 2 | artikel 3, lid 2 |

artikel 8 | artikel 4 |

artikel 9, onder a) en b) | artikel 15, lid 2 |

artikel 9, onder c), d), e) en f) | artikel 5 |

artikel 10 | artikel 7, tweede alinea |

artikel 11 | artikel 17 |

artikel 12 | artikel 18 |

artikel 13 | artikel 6, lid 1 |

artikel 14, onder a) | artikel 6, leden 2 en 3 |

artikel 14, onder b) | artikel 7, eerste alinea en artikel 14, lid 1, tweede alinea |

artikel 16 | artikel 19 |

artikel 17 | artikel 20 |

artikel 18 | artikel 26 |

artikel 21 | artikel 27 |

FINANCIEEL MEMORANDUM | FicheFin/10/642710 RVDE |

6.13.2010.1 |

DATUM: |

1. | BEGROTINGSPOST: 05 02 11 04 & 05 03 02 51 | KREDIETEN: 231 miljoen EUR & 18 miljoen EUR |

2. | TITEL VAN DE MAATREGEL: Voorstel voor een verordening (EU) nr. …/…van het Europees Parlement en de Raad houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee |

3. | RECHTSGRONDSLAG: De artikelen 42 en 43 van het Verdrag |

4. | DOEL VAN DE MAATREGEL: Aanpassing aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie |

5. | FINANCIËLE CONSEQUENTIES | PERIODE VAN 12 MAANDEN (miljoen EUR) | LOPEND BEGROTINGS-JAAR [2010] (miljoen EUR) | VOLGEND BEGROTINGS-JAAR [2011] (miljoen EUR) |

5.0 | UITGAVEN TEN LASTE VAN: - DE EU-BEGROTING (RESTITUTIES/INTERVENTIES) - NATIONALE BEGROTINGEN - OVERIGE | [1] | - | - |

5.1 | ONTVANGSTEN - EIGEN MIDDELEN VAN DE EU (HEFFINGEN/DOUANERECHTEN) - NATIONAAL | - | - | - |

2012 | 2013 | 2014 | 2015 |

5.0.1 | RAMING VAN DE UITGAVEN | (1) | (1) | (1) | (1) |

5.1.1 | RAMING VAN DE ONTVANGSTEN | (1) | (1) | (1) | (1) |

5.2 | BEREKENINGSMETHODE: |

6.0 | FINANCIERING MOGELIJK UIT KREDIETEN DIE IN HET BETROKKEN HOOFDSTUK VAN DE LOPENDE BEGROTING ZIJN OPGEVOERD? | JA NEEN |

6.1 | IS FINANCIERING MOGELIJK DOOR OVERSCHRIJVING VAN EEN HOOFDSTUK NAAR EEN ANDER HOOFDSTUK VAN DE LOPENDE BEGROTING? | JA NEEN |

6.2 | AANVULLENDE BEGROTING NODIG? | JA NEEN |

6.3 | MOETEN OP DE VOLGENDE BEGROTING KREDIETEN WORDEN OPGEVOERD? | JA NEEN |

OPMERKINGEN: Deze programma's hebben een hoge uitvoeringsgraad. Hoewel de voorgestelde wijzigingen in Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad het jaarlijks maximumbedrag niet wijzigen, wordt het maximumbedrag voor de specifieke voorzieningsregeling opgetrokken tot 6,56 miljoen euro, wat tot een andere verdeling van de middelen leidt. Dit kan effect hebben op het bestedingstempo. In dit stadium kan dit eventuele effect niet worden gemeten. |

[1] PB C [...] van [...], blz. [...].

[2] PB C [...] van [...], blz. [...].

[3] PB C [...] van [...], blz. [...].

[4] PB C [...] van [...], blz. [...].

[5] PB L 265 van 26.9.2006, blz. 1, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1).

[6] PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

[7] PB L […] van […], blz. […].

[8] PB L 155 van 18.6.2009, blz. 30.

[9] [PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.]

[10] PB L 316 van 2.12.2009, blz. 65.

[11] PB L 214 van 4.8.2006, blz. 7.

[12] PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.

Top