Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010PC0522

    Proposal for a COUNCIL REGULATION (EU) No …/… amending Regulation (EC) No 1467/97 on speeding up and clarifying the implementation of the excessive deficit procedure

    52010PC0522




    [pic] | EUROPESE COMMISSIE |

    Brussel, 29.9.2010

    COM(2010) 522 definitief

    2010/0276 (CNS)

    Voorstel voor een

    VERORDENING (EU) Nr. …/… VAN DE RAAD

    tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten

    TOELICHTING

    1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Door de mondiale economische en financiële crisis is duidelijk geworden dat het economisch beleid in de Economische en Monetaire Unie (EMU) nauwer moet worden gecoördineerd en dat het toezicht daarop moet worden aangescherpt. Er mag worden gesteld dat de EU dankzij de bestaande coördinatie- en toezichtsinstrumenten en -methoden een storm heeft weten te trotseren die geen enkele lidstaat op eigen kracht had kunnen doorstaan. De Europese instellingen en de lidstaten hebben snel gereageerd en blijven samenwerken om een uitweg te vinden uit een crisis die de huidige generatie niet eerder heeft meegemaakt.

    Niettemin heeft de jongste ervaring ook geleerd dat het bestaande systeem van coördinatie en toezicht nog hiaten en zwakke punten vertoont. Algemeen wordt onderschreven dat het EMU-kader dringend versterking behoeft om de macro-economische stabiliteit en houdbare overheidsfinanciën, twee essentiële voorwaarden voor een duurzame groei van de productie en de werkgelegenheid, te waarborgen.

    Met de crisis kwam een abrupt einde aan de gunstige economische en financiële situatie waarvan tot 2008 sprake was. Toen werd - opnieuw - duidelijk dat de meevallers in de goede tijden niet voldoende waren benut om manoeuvreerruimte te creëren voor het geval dat de conjunctuur zou omslaan. In de meeste lidstaten is thans een zeer forse consolidatie nodig om de overheidsschuld weer omlaag te brengen. De urgentie daarvan neemt toe naarmate de Europese maatschappijen en economieën sterker met de gevolgen van de vergrijzing te maken krijgen en de overheidsbegrotingen en het arbeidsaanbod als gevolg daarvan verder onder druk komen te staan. Voor de meeste landen is het van groot belang om de schuld terug te dringen aangezien een oplopende schuld tot hogere belastingen en risicopremies leidt, hetgeen weer schadelijk is voor de economische prikkels en groei.

    Het voornaamste instrument voor de coördinatie van en het toezicht op het begrotingsbeleid is het stabiliteits- en groeipact (SGP), waarmee de Verdragsbepalingen inzake de begrotingsdiscipline ten uitvoer zijn gelegd. Een versterking van het pact is om twee redenen van belang: ten eerste om de geloofwaardigheid van de overeengekomen gecoördineerde budgettaire exitstrategie te vergroten en ten tweede om een herhaling van fouten in de toekomst te voorkomen. De thans ingediende voorstellen hebben tot doel het pact te versterken door: i) het aan te passen op basis van de ervaring die, met name in de crisis, is opgedaan, ii) het uit te rusten met effectievere handhavingsinstrumenten, en iii) het aan te vullen met bepaalde eisen waaraan nationale begrotingskaders moeten voldoen. Deze voorstellen passen in de bredere hervorming van de economische governance in het kader van de Europa 2020-strategie en zijn ook gericht op een aanpak van macro-economische onevenwichtigheden waarbij het toezicht wordt aangescherpt met onder meer een waarschuwings- en een sanctiemechanisme. Daarbij is het de bedoeling dat de verschillende onderdelen van de economische beleidscoördinatie, waaronder het toezicht op structurele hervormingen, worden geïntegreerd in een nieuwe toezichtscyclus, het zogeheten Europees Semester. Daarin zullen de bestaande procedures in het kader van het SGP en de brede richtsnoeren voor het economisch beleid samenkomen. Concreet betekent dit onder meer dat de stabiliteits- en convergentieprogramma's en de nationale hervormingsprogramma's gelijktijdig moeten worden ingediend.

    2. RESULTATEN VAN HET OVERLEG MET DE BETROKKEN PARTIJEN

    De Commissie heeft de hoofdlijnen van de voorliggende voorstellen al aangekondigd in twee mededelingen: "Naar een intensivering van de economische beleidscoördinatie" van 12 mei 2010 en "Naar een intensivering van de economische beleidscoördinatie ten behoeve van stabiliteit, groei en werkgelegenheid – Instrumenten voor een krachtigere economische governance van de EU" van 30 juni 2010. Met de keuze voor een formele mededeling wilde de Commissie kenbaar maken dat zij de dialoog met de lidstaten, het Europees Parlement en alle andere belanghebbenden wilde intensiveren, om tegelijk met concrete actievoorstellen te komen.

    In juni 2010 werd de Europese Raad het erover eens dat een nauwere coördinatie van het economisch beleid dringend noodzakelijk was. Het akkoord bevatte ook de eerste nieuwe richtsnoeren voor het SGP en het begrotingstoezicht. Met name achtte de Europese Raad het wenselijk dat: i) zowel het preventieve als het corrigerende deel van het SGP met onder meer sancties zouden worden versterkt, maar dat daarbij rekening zou worden gehouden met de bijzondere situatie van de lidstaten die deel uitmaken van het eurogebied, ii) de hoogte en de ontwikkeling van de schuld en de algehele houdbaarheid van de overheidsfinanciën in het begrotingstoezicht een prominentere rol zouden krijgen, iii) alle lidstaten nationale begrotingsregelgeving en een budgettair middellangetermijnkader zouden krijgen die aansloten bij het SGP, en iv) dat de kwaliteit van statistische gegevens gewaarborgd zou zijn.

    De Europese Raad verzocht de Commissie en de in maart 2010 opgerichte en door zijn voorzitter geleide Taskforce economische governance deze richtsnoeren snel verder uit te werken en operationeel te maken. Er ontstond een constructieve dialoog tussen de taskforce en de Commissie. De Commissie heeft via de bovengenoemde mededelingen en ad hoc bijgedragen aan de werkzaamheden van de taskforce.

    3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

    De rechtsgrondslag voor het SGP zijn de artikelen 121 en 126 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het SGP bestaat uit: Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (ook wel het preventieve deel genoemd), Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (ook wel het corrigerende deel genoemd), en de resolutie van de Europese Raad van 17 juni 1997 inzake het stabiliteits- en groeipact. De verordeningen zijn in 2005 gewijzigd bij de Verordeningen (EG) nr. 1055/2005 en nr. 1056/2005 en aangevuld met het verslag van de Raad van 20 maart 2005 met de titel "De uitvoering van het stabiliteits- en groeipact verbeteren". De onderhavige voorstellen beogen een verdere wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1466/97 en nr. 1467/97. Voorts worden met een nieuwe verordening van het Europees Parlement en de Raad die betrekking heeft op de effectieve handhaving van het begrotingstoezicht in het eurogebied en die op artikel 136 juncto artikel 121, lid 6, van het Verdrag berust, aanvullende handhavingsinstrumenten voorgesteld. De eisen waaraan de begrotingskaders van de lidstaten moeten voldoen, zijn vastgelegd in een nieuwe richtlijn van de Raad op basis van artikel 126, lid 14. Met deze richtlijn wordt concreet invulling gegeven aan de verplichtingen waaraan de nationale autoriteiten in het kader van artikel 3 van Protocol nr. 12 bij de Verdragen betreffende de procedure bij buitensporige tekorten moeten voldoen.

    Het preventieve deel van het SGP moet ervoor zorgen dat de lidstaten een prudent begrotingsbeleid voeren, zodat er geen extra coördinatie nodig is om te voorkomen dat de houdbaarheid van de overheidsfinanciën in gevaar komt, met alle negatieve gevolgen van dien voor de EMU als geheel. Bijgevolg moet elke lidstaat een stabiliteits- of convergentieprogramma indienen waarin wordt aangegeven hoe hij zijn middellangetermijndoelstelling (MTD) denkt te halen. Deze MTD wordt uitgedrukt in een structureel bbp-percentage (structureel wil zeggen: conjunctuurgezuiverd en ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen) en hangt af van de hoogte van de overheidsschuld en de vergrijzingskosten van het desbetreffende land, maar ligt in elk geval rond begrotingsevenwicht. Van de lidstaten die hun MTD niet hebben gehaald, wordt een jaarlijkse, structurele stap van 0,5% van het bbp richting de MTD verwacht.

    Over het algemeen is echter onvoldoende vooruitgang richting de MTD's geboekt. Daardoor bleken de overheidsfinanciën tijdens de economische inzinking uitermate kwetsbaar. Bovendien is het structurele saldo in de praktijk een ontoereikende graadmeter voor de onderliggende begrotingssituatie van een land gebleken omdat de actuele conjuncturele situatie moeilijk te beoordelen bleek en met mee- en tegenvallers bij de ontvangsten die geen rechtstreeks verband hielden met de economische cyclus (met name de ontwikkelingen op de financiële en op de huizenmarkt) onvoldoende rekening werd gehouden. Daardoor leek een aantal landen vóór de crisis een solide begroting te hebben, maar waren deze landen voor de financiering van hun uitgaven in werkelijkheid sterk afhankelijk van ontvangstenmeevallers. Toen die meevallers uitbleven, ontstonden forse begrotingstekorten.

    Om iets aan deze tekortkomingen te doen, wordt een hervorming van het preventieve deel voorgesteld waarbij wordt vastgehouden aan de huidige MTD's en de jaarlijkse convergentie-eis van 0,5% van het bbp, maar deze voortaan gekoppeld worden aan een nieuw principe, namelijk dat van een prudente budgettaire beleidsvorming. Dit houdt in dat de groei van de jaarlijkse uitgaven niet mag uitstijgen boven een voorzichtige raming van de middellangetermijngroei van het bbp en, zolang de MTD niet is gerealiseerd, zelfs duidelijk daaronder moet liggen. Dit geldt niet wanneer de MTD al ruimschoots is gehaald of wanneer een te hoge groei van de uitgaven wordt opgevangen met discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde. De uiteindelijke bedoeling daarvan is dat ontvangstenmeevallers niet worden uitgegeven, maar worden gebruikt voor de terugdringing van de schuld. De nationale begrotingsplannen in de stabiliteits- en convergentieprogramma's zullen aan dit nieuwe principe worden getoetst. Daarnaast riskeert elke lidstaat die zich niet houdt aan de overeengekomen uitgavengroei en niet de vereiste ontvangstenmaatregelen treft, een waarschuwing van de Commissie. Blijft de lidstaat hardnekkig of ernstig in gebreke, dan volgt een aanbeveling van de Raad op basis van artikel 121 van het Verdrag om corrigerende maatregelen te treffen. Een dergelijke aanbeveling wordt gedaan in het kader van het preventieve deel, maar wordt voor het eerst en alleen voor de eurolanden geflankeerd door een handhavingsmechanisme op basis van artikel 136 van het Verdrag waarbij een rentedragend deposito van 0,2% van het bbp moet worden gestort. Daarvoor wordt een "omgekeerde stemprocedure" ingevoerd: bij de uitvaardiging van de aanbeveling op voorstel van de Commissie is het deposito automatisch verschuldigd, tenzij de Raad het voorstel binnen tien dagen bij gekwalificeerde meerderheid afwijst. De Raad mag het depositobedrag alleen met eenparigheid van stemmen of op basis van een voorstel van de Commissie en een met redenen omkleed verzoek van de betrokken lidstaat verlagen. Het deposito wordt met rente teruggestort, zodra de Raad ervan overtuigd is dat er een eind is gekomen aan de situatie op grond waarvan het is opgelegd.

    Het corrigerende deel van het SGP moet aanzienlijke tekortkomingen in het begrotingsbeleid die de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en mogelijk zelfs de gehele EMU in gevaar kunnen brengen, voorkomen. Daarom zijn de lidstaten verplicht om buitensporige overheidstekorten te vermijden. Deze tekorten worden afgezet tegen een cijfermatige tekortdrempel (3% van het bbp) en schulddrempel (60% van het bbp of een schuld die snel genoeg daalt richting de 60%). Met de buitensporigtekortprocedure (BTP) is het verbod op buitensporige tekorten vertaald in een reeks opeenvolgende stappen die voor de eurolanden kunnen uitmonden in financiële sancties.

    De BTP is, zelfs onder uitzonderlijke omstandigheden (de financiële crisis), regelmatig toegepast en heeft daarmee bijgedragen aan een verankering van de verwachtingen op een ordelijke afloop van de crisis. Er is echter een aantal tekortkomingen aan het licht gekomen. Hoewel het tekort- en het schuldcriterium in principe even belangrijk zijn en hardnekkig hoge schulden onmiskenbaar een ernstigere bedreiging voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën vormen dan af en toe hoog uitvallende tekorten, is in de praktijk vrijwel uitsluitend gelet op de drempel van 3% van het bbp en heeft de schuld tot dusver een marginale rol gespeeld. Dit komt doordat de schulddrempel een minder eenduidig karakter heeft dan de tekortdrempel. Zo blijft onduidelijk wat bedoeld wordt met het "in voldoende mate" en "in een bevredigend tempo" afnemen van de schuld, en sorteren bepaalde variabelen waarop de overheid geen greep heeft, en met name de inflatie, een vrij sterk effect op de schuldquote. De BTP bevat weliswaar een krachtig handhavingsmechanisme waarbij financiële sancties kunnen en moeten worden opgelegd wanneer een correctie van het buitensporige tekort telkens weer achterwege blijft, maar dergelijke sancties komen in de procedure onmiskenbaar te laat aan bod om een afschrikkingseffect te sorteren en een sterk tekortschietend begrotingsbeleid te voorkomen, zulks niet in de laatste plaats omdat de financiële situatie van het land in kwestie al zo sterk kan zijn verslechterd dat de dreiging van een boete aan geloofwaardigheid inboet op het moment dat er het er echt van zou moeten komen. Tot slot is tijdens de recente crisis gebleken dat, wil de verplichting om buitensporige tekorten te corrigeren bijdragen aan een verankering van de verwachting dat overheden solvabel zullen blijven, bij het tijdschema voor de correctie en het profiel van de aanpassing rekening moet worden gehouden met het EMU-belang.

    Om iets aan deze tekortkomingen te doen, wordt een aantal essentiële voorstellen voor de hervorming van het corrigerende deel gedaan. Hieronder volgt een beschrijving ervan.

    Voortaan moet het schuldcriterium van de BTP daadwerkelijk worden toegepast. Daartoe moet met name een cijfermatige graadmeter worden vastgesteld op basis waarvan kan worden uitgemaakt of de schuldquote in voldoende mate afneemt richting de drempel van 60% van het bbp. In concreto wordt een schuldquote van meer dan 60% geacht in voldoende mate af te nemen indien de afstand ervan tot de referentiewaarde van 60% van het bbp in de voorgaande drie jaar met een twintigste per jaar is teruggelopen. Als een land niet aan deze cijfermatige norm voldoet, wordt echter niet per definitie een buitensporigtekortprocedure tegen dat land gestart, omdat daartoe alleen zal mogen worden besloten op basis van alle factoren die van belang zijn voor met name de beoordeling van de ontwikkeling van de schuld. Daarbij wordt onder meer nagegaan of de terugdringing van de schuld wordt belemmerd door een zeer lage nominale groei en welke risico's voortvloeien uit de structuur van de schuld, uit de schuldenlast van de particuliere sector en uit latent aanwezige verplichtingen in verband met de vergrijzing. Als uitvloeisel van de sterkere nadruk op de schuld moeten relevante factoren zwaarder gaan meewegen bij landen die niet aan het tekortcriterium voldoen, maar waarvan de schuld onder de drempel van 60% van het bbp ligt.

    De flexibelere aanpak die wordt voorgesteld voor de inaanmerkingneming van de relevante factoren bij de stappen die nodig zijn om uit te maken of er sprake is van een buitensporig tekort, kan ook voordeel opleveren voor landen die hervormingen in het pensioenstelsel doorvoeren. Thans geldt een overgangsperiode van vijf jaar. De bijzondere SGP-bepalingen voor de hervormingen van het pensioenstelsel en de gevolgen van deze hervormingen voor het tekort, worden uitgebreid tot de schuld. Met andere woorden, deze overgangsperiode van vijf jaar waarin met de nettokosten van dergelijke hervormingen rekening wordt gehouden, wordt ook ingevoerd voor toetsingen op de naleving van het schuldcriterium. Tot slot moet zowel bij de inleiding als de intrekking van een BTP ook rekening worden gehouden met eerdere hervormingen in het pensioenstelsel die later geheel of gedeeltelijk zijn teruggedraaid.

    De handhaving wordt aangescherpt door de invoering van nieuwe financiële sancties tegen eurolidstaten. Deze sancties zullen gradueel en veel eerder in de procedure worden opgelegd. Met name moet onmiddellijk na de officiële vaststelling dat een land een buitensporig tekort heeft, een niet-rentedragend deposito van 0,2% van het bbp worden gestort, dat wordt omgezet in een boete als geen gevolg blijkt te zijn gegeven aan de oorspronkelijke aanbeveling om een einde te maken aan het tekort. Het bedrag is gelijk aan de vaste component van de sancties waarin de laatste stap van de BTP thans al voorziet. Ook is het gekoppeld aan de EU-begroting, waardoor de beoogde overgang naar een handhavingssysteem op basis van de EU-begroting, zoals geschetst in de bovengenoemde mededeling van de Commissie van 30 juni 2010, zou moeten worden vergemakkelijkt. Bij een verdere niet-naleving wordt de sanctie overeenkomstig de al bestaande SGP-bepalingen verscherpt. Om de manoeuvreerruimte bij de handhaving te beperken, zal bij het opleggen van de nieuwe sancties in de opeenvolgende stappen van de BTP een "omgekeerde stemprocedure" worden gevolgd. Concreet houdt dit in dat de Commissie bij elke stap in de BTP een voorstel voor de desbetreffende sanctie doet en dit voorstel als aangenomen wordt beschouwd tenzij de Raad het binnen tien dagen bij gekwalificeerde meerderheid afwijst. De Raad mag het niet-rentedragende deposito of de boete verlagen of intrekken, maar alleen met eenparigheid van stemmen of op basis van een voorstel dat de Commissie op grond van uitzonderlijke economische omstandigheden of naar aanleiding van een met redenen omkleed verzoek van de betrokken lidstaat doet.

    Bovendien worden de criteria voor de bij elke stap verrichte beoordeling van het gevolg dat aan de aanbevelingen gegeven is, inclusief de mogelijkheid om een verlenging van de termijnen voor de correctie van het buitensporige tekort toe te staan, eenduidiger doordat expliciete nadruk wordt gelegd op de begrotingsvariabelen die geacht mogen worden rechtstreeks door de regering te worden beïnvloed, en met name de uitgaven, zulks naar analogie van de aanpak die voor het preventieve deel wordt voorgesteld. Niet alleen vanwege deze landenspecifieke omstandigheden, maar ook bij een algemene economische crisis wordt een verlenging van de termijnen mogelijk.

    Een effectieve handhaving van het budgettaire EMU-coördinatiekader mag evenwel niet alleen berusten op regelgeving die op EU-niveau is vastgelegd. Vanwege de bijzondere, gedecentraliseerde aard van budgettaire beleidsvorming in de EU en vanwege de algemene noodzaak om nationale regelgeving te doen aansluiten bij EU-regelgeving, is het van essentieel belang dat de doelstellingen van het budgettaire EMU-coördinatiekader tot uiting komen in de nationale begrotingskaders. Een nationaal begrotingskader is het geheel van elementen die de grondslag van de nationale budgettaire governance vormen, dat wil zeggen de landenspecifieke institutionele beleidsvorming die bepalend is voor de budgettaire beleidsvoering op nationaal niveau. Te denken valt aan publieke boekhoudsystemen, statistieken, prognosemethoden, cijfermatige begrotingsregels, begrotingsprocedures voor alle fasen in het begrotingsproces en met name budgettaire middellangetermijnkaders, en budgettaire betrekkingen tussen de subsectoren van de overheid. Hoewel rekening moet worden gehouden met de specifieke behoeften en voorkeuren van de lidstaten, springen een aantal vereisten in het oog waaraan moet worden voldaan om de minimumkwaliteit en de consistentie met het EMU-begrotingskader te waarborgen. Deze vereisten vormen het onderwerp van de richtlijn inzake de nationale begrotingskaders die naast de hervorming van het SGP wordt voorgesteld. Daarbij moeten in de eerste plaats de meest primaire elementen van een nationaal begrotingskader, namelijk boekhouding, statistiek en prognosemethoden, aan Europese minimumnormen voldoen. Dit zou de transparantie en de monitoring van budgettaire ontwikkelingen ten goede komen. Daarnaast moet in de binnenlandse begrotingskaders een meerjarenplanning voor de verwezenlijking van de op EU-niveau vastgestelde middellangetermijndoelstellingen worden opgenomen en moeten deze kaders cijfermatige begrotingsregels bevatten die ertoe bijdragen dat de tekort- en de schulddrempel in acht worden genomen. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat deze kenmerken voor alle subsectoren van de overheid gelden. Ook moeten de nationale autoriteiten de transparantie van het begrotingsproces waarborgen door uitvoerige informatie over de bestaande, buiten de begroting gehouden fondsen, fiscale uitgaven en voorwaardelijke verplichtingen te verstrekken.

    2010/0276 (CNS)

    Voorstel voor een

    VERORDENING (EU) Nr. …/… VAN DE RAAD

    tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 126, lid 14, tweede alinea,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het voorstel voor een wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Parlement[1],

    Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (ECB),

    Handelend volgens de bijzondere wetgevingsprocedure,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) De coördinatie van het economische beleid van de lidstaten binnen de Unie zoals voorgeschreven door het Verdrag dient de inachtneming van de volgende grondbeginselen in te houden: stabiele prijzen, gezonde overheidsfinanciën en monetaire voorwaarden en een houdbare betalingsbalans.

    (2) Het stabiliteits- en groeipact bestond aanvankelijk uit Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid[2], Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten[3] en de resolutie van de Europese Raad van 17 juni 1997 betreffende het stabiliteits- en groeipact[4]. De Verordeningen (EG) nr. 1466/97 en (EG) nr. 1467/97 zijn in 2005 gewijzigd bij respectievelijk Verordeningen (EG) nr. 1055/2005 en (EG) nr. 1056/2005. Daarnaast is het verslag van de Raad van 20 maart 2005 met als titel "De uitvoering van het stabiliteits- en groeipact verbeteren" goedgekeurd.

    (3) Het stabiliteits- en groeipact is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel ter versterking van de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een sterke duurzame groei die berust op financiële stabiliteit en bevorderlijk is voor de werkgelegenheidsschepping.

    (4) Het gemeenschappelijk kader voor economische governance dient te worden versterkt, onder meer wat het begrotingstoezicht betreft, conform de hoge mate van integratie die de economieën van de lidstaten binnen de Europese Unie, en met name in het eurogebied, hebben verwezenlijkt.

    (5) De regels voor de begrotingsdiscipline dienen te worden aangescherpt, met name door een prominentere rol toe te bedelen aan het niveau en de ontwikkeling van de schuld en aan de algemene houdbaarheid.

    (6) De toepassing van de bestaande procedure bij buitensporige tekorten op basis van zowel het tekortcriterium als het schuldcriterium vereist de vaststelling van een referentiepercentage om te beoordelen of de verhouding tussen de overheidsschuld en het bruto binnenlands product in voldoende mate afneemt en de referentiewaarde in een bevredigend tempo benadert.

    (7) Bij de vaststelling op grond van het schuldcriterium van het bestaan van een buitensporig tekort en van de gebeurtenissen die daartoe hebben geleid, mag niet uitsluitend worden uitgegaan van de niet-inachtneming van het referentiepercentage, maar moet steeds rekening worden gehouden met alle relevante factoren die in het verslag van de Commissie krachtens artikel 126, lid 3, van het Verdrag zijn behandeld.

    (8) Bij de vaststelling op grond van het tekortcriterium van het bestaan van een buitensporig tekort en van de gebeurtenissen die daartoe hebben geleid, dient rekening te worden gehouden met alle relevante factoren die in het verslag van de Commissie krachtens artikel 126, lid 3, van het Verdrag zijn behandeld indien de verhouding tussen de overheidsschuld en het bruto binnenlands product de referentiewaarde niet overschrijdt.

    (9) In het verslag van de Commissie krachtens artikel 126, lid 3, van het Verdrag dient op passende wijze rekening te worden gehouden met de kwaliteit van het nationale begrotingskader, aangezien dit een doorslaggevende rol vervult bij de ondersteuning van de begrotingsconsolidatie en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën.

    (10) Ter ondersteuning van het toezicht op de inachtneming van de aanbevelingen en aanmaningen van de Raad om de buitensporigtekortsituaties te verhelpen, dienen daarin jaarlijkse begrotingsdoelstellingen te worden vermeld die met het oog op de vereiste verbetering van de conjunctuurgezuiverde begroting, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, moeten worden gehaald.

    (11) De beoordeling van de doeltreffendheid van de genomen maatregelen is erbij gebaat dat de inachtneming van de doelstellingen voor de overheidsuitgaven in samenhang met de uitvoering van specifieke geplande maatregelen aan de ontvangstenzijde als referentiepunt wordt genomen.

    (12) Bij de beoordeling of de termijn voor de correctie van het buitensporige tekort kan worden verlengd, dient speciale aandacht te worden besteed aan ernstige economische neergangen van algemene aard.

    (13) Aan de toepassing van de financiële sancties waarin artikel 126, lid 11, van het Verdrag voorziet, moet sterker de hand worden gehouden, zodat deze een echte stimulans vormen om gevolg te geven aan de aanmaningen krachtens artikel 126, lid 9.

    (14) Ter waarborging van de inachtneming van het Uniekader voor begrotingstoezicht voor deelnemende lidstaten dienen er op grond van artikel 136 van het Verdrag automatische sancties te worden ingesteld teneinde te komen tot billijke, tijdige en doeltreffende mechanismen die de naleving van de regels van het stabiliteits- en groeipact garanderen.

    (15) De verwijzingen in Verordening (EG) nr. 1467/97 dienen rekening te houden met de nieuwe artikelnummering van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en met de vervanging van Verordening (EG) nr. 3625/93 van de Raad door Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten[5].

    (16) Verordening (EG) nr. 1467/97 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EG) nr. 1467/97 wordt als volgt gewijzigd:

    1. Artikel 1 komt als volgt te luiden:

    "Artikel 1

    1. Deze verordening bevat bepalingen ter bespoediging en verduidelijking van de procedure bij buitensporige tekorten en heeft tot doel buitensporige overheidstekorten te ontmoedigen en, indien zulke tekorten optreden, deze spoedig te doen corrigeren, waarbij de inachtneming van de begrotingsdiscipline wordt beoordeeld op basis van de criteria voor het overheidstekort en de overheidsschuld.

    2. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder "deelnemende lidstaten" de lidstaten die de euro als munt hebben."

    2. Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

    a) lid 1, eerste alinea, komt als volgt te luiden:

    "1. Wanneer een overheidstekort de referentiewaarde overschrijdt, wordt dit overeenkomstig artikel 126, lid 2, onder a), tweede streepje, van het Verdrag beschouwd als van uitzonderlijke aard, indien de overschrijding wordt veroorzaakt door een ongewone gebeurtenis die buiten de macht van de betrokken lidstaat valt en die een aanzienlijk effect heeft op de financiële positie van de overheid, of indien zij wordt veroorzaakt door een ernstige economische neergang."

    b) Het volgende lid 1 bis wordt ingevoegd:

    "1 bis. Wanneer de verhouding tussen de overheidsschuld en het bruto binnenlands product (bbp) de referentiewaarde overschrijdt, wordt deze verhouding in overeenstemming met artikel 126, lid 2, onder b), van het Verdrag geacht in voldoende mate af te nemen en de referentiewaarde in een bevredigend tempo te benaderen indien het verschil ten opzichte van de referentiewaarde in de voorafgaande drie jaren met ongeveer een twintigste per jaar is verminderd. Gedurende een periode van drie jaar vanaf [de datum van inwerkingtreding van deze verordening – nog in te vullen] wordt bij de toepassing van deze indicator rekening gehouden met het feit dat deze op ontwikkelingen in het verleden is geënt."

    c) lid 3 komt als volgt te luiden:

    "3. Bij de opstelling van een verslag krachtens artikel 126, lid 3, van het Verdrag houdt de Commissie rekening met alle andere relevante factoren zoals vermeld in dat artikel. Het verslag dient een deugdelijke afspiegeling te vormen van de middellangetermijnontwikkelingen in de economische situatie (met name potentiële groei, heersende conjunctuuromstandigheden, inflatie, buitensporige macro-economische onevenwichtigheden) en van de middellangetermijnontwikkelingen in de begrotingssituatie (met name begrotingsconsolidatie in "goede tijden", overheidsinvesteringen, de uitvoering van maatregelen in het kader van de gemeenschappelijke groeistrategie voor de Unie en de algemene kwaliteit van de overheidsfinanciën, en met name de inachtneming van Richtlijn […] van de Raad tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten). In het verslag wordt ook, voor zover relevant, de ontwikkeling van de schuldpositie op middellange termijn geanalyseerd (in het verslag worden met name op passende wijze risicofactoren weergegeven, zoals onder meer de looptijdstructuur en valutasamenstelling van de schuld, stock flows, opgebouwde reserves en andere overheidsactiva; garanties die met name met de financiële sector verband houden; en verplichtingen die zowel expliciet als impliciet met vergrijzing en onderhandse schulden verband houden, voor zover deze een latente impliciete verplichting voor de overheid vormen). Bovendien houdt de Commissie terdege rekening met alle andere factoren die naar het oordeel van de betrokken lidstaat relevant zijn om een uitvoerige kwalitatieve evaluatie van de overschrijding van de referentiewaarde te kunnen maken en die deze lidstaat aan de Commissie en de Raad kenbaar heeft gemaakt. In dat verband moet bijzondere aandacht uitgaan naar financiële bijdragen die gericht zijn op bevordering van de internationale solidariteit en verwezenlijking van EU-beleidsdoelstellingen, waaronder financiële stabiliteit."

    d) lid 4 komt als volgt te luiden:

    "4. De Commissie en de Raad maken een evenwichtige algehele evaluatie die alle relevante factoren omvat, en met name van de mate waarin deze factoren de beoordeling of aan de tekort- en/of schuldcriteria wordt voldaan, als verzwarende of verzachtende omstandigheden beïnvloeden. Indien de verhouding tussen de overheidsschuld en het bbp de referentiewaarde overschrijdt, worden deze factoren bij de beoordeling op basis van het tekortcriterium alleen bij de in artikel 126, leden 4, 5, en 6, van het Verdrag genoemde stappen die leiden naar een besluit over het al dan niet bestaan van een buitensporig tekort in aanmerking genomen indien volledig is voldaan aan de tweeledige voorwaarde van het overkoepelende principe dat het overheidstekort dicht bij de referentiewaarde blijft en de overschrijding van de referentiewaarde slechts van tijdelijke aard is."

    e) lid 7 komt als volgt te luiden:

    "7. In het geval van lidstaten waarvan het tekort de referentiewaarde overschrijdt of die niet aan het schuldcriterium van artikel 126, lid 2, onder b), van het Verdrag voldoen als gevolg van de toepassing van pensioenhervormingen waarbij een meerpijlerstelsel is ingevoerd dat een verplichte pijler met volledige kapitaaldekking omvat, nemen de Commissie en de Raad bij hun beoordeling van ontwikkelingen in de BTP-tekort- en schuldcijfers ook de kosten van de hervorming van de openbaar beheerde pijler in aanmerking. In gevallen waarin de schuldquote de referentiewaarde overschrijdt, worden de kosten van de hervormingen alleen in aanmerking genomen indien het tekort dichtbij de referentiewaarde blijft. Daartoe worden voor een periode van vijf jaar met ingang van de datum van inwerkingtreding van een dergelijke hervorming de nettokosten ervan op lineair degressieve basis in de tekort- en schuldontwikkelingen weerspiegeld. Voorts worden, ongeacht de datum van inwerkingtreding van de hervorming, de nettokosten ervan zoals deze in de schuldontwikkelingen worden weerspiegeld, gedurende een overgangsperiode van vijf jaar vanaf [de datum van inwerkingtreding van deze verordening, in te voegen] op dezelfde lineair degressieve basis in aanmerking genomen. De aldus berekende nettokosten worden ook in aanmerking genomen in het door de Raad krachtens artikel 126, lid 12, van het Verdrag te nemen besluit tot intrekking van sommige of alle van de in artikel 126, leden 6 tot en met 9 en lid 11, van het Verdrag bedoelde besluiten, indien het tekort in aanzienlijke mate en voortdurend is afgenomen en een niveau heeft bereikt dat de referentiewaarde benadert en, ingeval niet aan het schuldcriterium is voldaan, de schuld op een neerwaarts pad is gebracht. Bovendien wordt evenveel waarde gehecht aan de vermindering van deze nettokosten als gevolg van het geheel of gedeeltelijk terugdraaien van een bovenbedoelde pensioenhervorming."

    3. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

    a) lid 2 komt als volgt te luiden:

    "2. Indien de Commissie, ten volle rekening houdend met het in lid 1 bedoelde advies, van mening is dat er een buitensporig tekort bestaat, richt zij een advies en een voorstel voor een besluit tot de Raad krachtens artikel 126, leden 5 en 6, van het Verdrag.";

    b) in lid 3 wordt de verwijzing naar "artikel 4, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 3605/93 vervangen door een verwijzing naar "artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 479/2009";

    c) lid 4 komt als volgt te luiden:

    "4. In de aanbeveling van de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 7, van het Verdrag wordt een termijn van ten hoogste zes maanden bepaald waarbinnen de betrokken lidstaat daaraan effectief gevolg moet geven. In de aanbeveling van de Raad wordt tevens een termijn bepaald voor het corrigeren van het buitensporige tekort, dat, behoudens bijzondere omstandigheden, binnen het jaar nadat het is geconstateerd, verholpen moet zijn. In de aanbeveling verzoekt de Raad de lidstaat dat hij jaarlijkse begrotingsdoelstellingen realiseert die op grond van de prognoses die aan de aanbeveling ten grondslag liggen, stroken met een minimale jaarlijkse verbetering van ten minste 0,5% van het bbp als benchmark in zijn conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, teneinde het buitensporige tekort binnen de in de aanbeveling vastgestelde termijn te corrigeren."

    d) het volgende lid 4 bis wordt ingevoegd:

    "4 bis. De betrokken lidstaat brengt binnen de in lid 4 vastgestelde termijn van ten hoogste zes maanden verslag uit aan de Commissie en de Raad over de maatregelen die in reactie op de aanbeveling van de Raad krachtens artikel 126, lid 7, van het Verdrag zijn getroffen. Het verslag bevat de doelstellingen voor de overheidsuitgaven en voor de discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde welke stroken met de aanbeveling van de Raad krachtens artikel 126, lid 7, van het Verdrag, alsook informatie over de genomen maatregelen en over de aard van de voorgenomen maatregelen om de doelstellingen te bereiken. Het verslag wordt openbaargemaakt."

    e) lid 5 komt als volgt te luiden:

    "5. Indien effectief gevolg is gegeven aan een aanbeveling krachtens artikel 126, lid 7, van het Verdrag, en indien zich na de goedkeuring van de aanbeveling onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën voordoen, kan de Raad, op aanbeveling van de Commissie, een herziene aanbeveling krachtens artikel 126, lid 7, van het Verdrag aannemen. Bij de herziene aanbeveling, waarin rekening wordt gehouden met de in artikel 2, lid 3, van deze verordening genoemde relevante factoren, kan met name de termijn die is bepaald voor het corrigeren van het buitensporige tekort in de regel met een jaar worden verlengd. De Raad beoordeelt op basis van de in zijn aanbeveling vervatte economische prognoses of er sprake is van onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën. Tevens kan de Raad, op aanbeveling van de Commissie, een herziene aanbeveling krachtens artikel 126, lid 7, van het Verdrag aannemen in geval van een ernstige economische neergang van algemene aard."

    4. Artikel 4, lid 2, komt als volgt te luiden:

    "2. Bij de beoordeling of aan zijn aanbevelingen overeenkomstig artikel 126, lid 7, van het Verdrag, effectief gevolg is gegeven, baseert de Raad zich bij zijn besluit op het verslag dat de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 3, lid 4 bis, van deze verordening heeft ingediend en op de tenuitvoerlegging daarvan, alsook op eventuele andere openbaargemaakte besluiten van de regering van de betrokken lidstaat."

    5. Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

    a) lid 1 komt als volgt te luiden:

    "1. Een besluit van de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 9, van het Verdrag, om de betrokken deelnemende lidstaat aan te manen maatregelen te treffen om het tekort te verminderen, wordt genomen binnen twee maanden nadat de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 8, van het Verdrag heeft vastgesteld dat geen effectief gevolg aan zijn aanbevelingen is gegeven. In de aanmaning verzoekt de Raad de lidstaat dat hij jaarlijkse begrotingsdoelstellingen realiseert die op grond van de prognoses die aan de aanmaning ten grondslag liggen, stroken met een minimale jaarlijkse verbetering van ten minste 0,5% van het bbp als benchmark in zijn conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, teneinde het buitensporige tekort binnen de in de aanmaning vastgestelde termijn te corrigeren. De Raad geeft ook maatregelen aan die bevorderlijk zijn voor het bereiken van deze doelstellingen."

    b) Het volgende lid 1 bis wordt ingevoegd:

    "1 bis. Na de aanmaning van de Raad krachtens artikel 126, lid 9, van het Verdrag brengt de betrokken lidstaat verslag uit aan de Commissie en de Raad over de maatregelen die in reactie op de aanmaning van de Raad zijn getroffen. Het verslag bevat de doelstellingen voor de overheidsuitgaven en voor de discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, alsook informatie over de in reactie op de specifieke aanbevelingen van de Raad genomen maatregelen teneinde de Raad in staat te stellen, indien nodig, het besluit krachtens artikel 6, lid 2, van deze verordening te nemen. Het verslag wordt openbaargemaakt."

    c) lid 2 komt als volgt te luiden:

    "2. Indien effectief gevolg is gegeven aan een aanmaning krachtens artikel 126, lid 9, van het Verdrag en indien er zich na de goedkeuring van de aanmaning onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën voordoen, kan de Raad, op aanbeveling van de Commissie, een herziene aanmaning krachtens artikel 126, lid 9, van het Verdrag aannemen. Bij de herziene aanmaning, waarin rekening wordt gehouden met de in artikel 2, lid 3, van deze verordening genoemde relevante factoren, kan met name de termijn die is bepaald voor het corrigeren van het buitensporige tekort in de regel met een jaar worden verlengd. De Raad beoordeelt op basis van de in zijn aanmaning vervatte economische prognoses of er sprake is van onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën. Tevens kan de Raad, op aanbeveling van de Commissie, een herziene aanmaning krachtens artikel 126, lid 9, van het Verdrag aannemen in geval van een ernstige economische neergang van algemene aard."

    6. Artikel 6 komt als volgt te luiden:

    "Artikel 6

    1. Bij de beoordeling of aan zijn aanmaning overeenkomstig artikel 126, lid 9, van het Verdrag, effectief gevolg is gegeven, baseert de Raad zich bij zijn besluit op het verslag dat de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 5, lid 1 bis, van deze verordening heeft ingediend en op de tenuitvoerlegging daarvan, alsook op eventuele andere openbaargemaakte besluiten van de regering van de betrokken lidstaat.

    2. Wanneer aan de voorwaarden voor de toepassing van artikel 126, lid 11, van het Verdrag is voldaan, legt de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 11, sancties op. Een dergelijk besluit wordt genomen uiterlijk vier maanden na het besluit van de Raad om overeenkomstig artikel 126, lid 9, de betrokken deelnemende lidstaat aan te manen maatregelen te treffen."

    7. In artikel 7 wordt de verwijzing naar "artikel 4, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 3605/93 vervangen door een verwijzing naar "artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 479/2009".

    8. Artikel 8 komt als volgt te luiden:

    "Artikel 8

    Een besluit van de Raad om overeenkomstig artikel 126, lid 11, van het Verdrag de sancties aan te scherpen, wordt genomen uiterlijk twee maanden na de in Verordening (EG) nr. 479/2009 vastgestelde termijnen voor het verstrekken van gegevens. Een besluit van de Raad om al zijn besluiten of sommige daarvan overeenkomstig artikel 126, lid 12, van het Verdrag in te trekken, wordt zo spoedig mogelijk genomen en in ieder geval uiterlijk twee maanden na de in Verordening (EG) nr. 479/2009 vastgestelde termijnen voor het verstrekken van gegevens."

    9. In artikel 9, lid 3, wordt de verwijzing naar "artikel 6" vervangen door een verwijzing naar "artikel 6, lid 2".

    10. Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

    a) in lid 1 komt de aanhef van de eerste alinea als volgt te luiden:

    "1. De Commissie en de Raad volgen regelmatig de tenuitvoerlegging van de maatregelen:"

    b) in lid 3 wordt de verwijzing naar "Verordening (EG) nr. 3605/93" vervangen door een verwijzing naar "Verordening (EG) nr. 479/2009."

    11. Artikel 11 komt als volgt te luiden:

    "Artikel 11

    Telkens wanneer de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 11, van het Verdrag besluit sancties aan een deelnemende lidstaat op te leggen, wordt in de regel een boete verlangd. De Raad kan besluiten om naast deze boete de andere maatregelen te nemen als bepaald in artikel 126, lid 11, van het Verdrag."

    12. Artikel 12 komt als volgt te luiden:

    "Artikel 12

    1. Het bedrag van de boete bestaat uit een vast bestanddeel, gelijk aan 0,2% van het bbp, en een variabel bestanddeel. Het variabele bestanddeel bedraagt een tiende van het verschil tussen het als percentage van het bbp uitgedrukte tekort in het voorgaande jaar en ofwel de referentiewaarde van het overheidstekort, ofwel, indien ook uit hoofde van het schuldcriterium niet aan de begrotingsdiscipline is voldaan, het overheidssaldo als percentage van het bbp dat overeenkomstig de aanmaning krachtens artikel 126, lid 9, van het Verdrag in hetzelfde jaar zou moeten zijn verwezenlijkt.

    2. Elk daaropvolgend jaar, totdat het besluit omtrent het bestaan van een buitensporig tekort wordt ingetrokken, beoordeelt de Raad of de betrokken deelnemende lidstaat effectieve maatregelen heeft genomen naar aanleiding van de aanmaning van de Raad op grond van artikel 126, lid 9, van het Verdrag. In deze jaarlijkse evaluatie besluit de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 11, van het Verdrag de sancties aan te scherpen, tenzij de betrokken deelnemende lidstaat aan de aanmaning van de Raad gevolg heeft gegeven. Indien tot een aanvullende boete wordt besloten, wordt deze op dezelfde wijze berekend als het variabele bestanddeel van de in lid 1 omschreven boete.

    3. Een enkele boete als bedoeld in de leden 1 en 2 mag niet meer bedragen dan 0,5% van het bbp."

    13. Artikel 13 wordt ingetrokken en de verwijzing ernaar in artikel 15 wordt vervangen door een verwijzing naar "artikel 12".

    14. Artikel 16 komt als volgt te luiden:

    "Artikel 16

    De in artikel 12 van deze verordening bedoelde boeten vormen andere ontvangsten als bedoeld in artikel 311 van het Verdrag en worden onder de deelnemende lidstaten die geen buitensporig tekort hebben in de zin van artikel 126, lid 6, van het Verdrag en ten aanzien waarvan geen procedure bij buitensporige onevenwichtigheden in de zin van Verordening (EU) nr. […/…] is ingeleid, verdeeld naar rato van hun aandeel in het totale bruto nationale inkomen (BNI) van de in aanmerking komende lidstaten."

    15. Alle verwijzingen naar "artikel 104" worden in de gehele verordening vervangen door verwijzingen naar "artikel 126 van het Verdrag".

    16. In punt 2 van de bijlage worden de verwijzingen in kolom I naar "artikel 4, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad" vervangen door verwijzingen naar "artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad".

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie .

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te,

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    FINANCIEEL MEMORANDUM VOOR VOORSTELLEN

    1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

    1.1. Benaming van het voorstel/initiatief

    Verordening van de Raad over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten

    1.2 Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur [6]

    Economische en financiële zaken

    1.3. Aard van het voorstel/initiatief

    ( Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie

    ( Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie[7]

    ( Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie

    ( Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie

    1.4 Doelstellingen

    1.4.1 De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

    Het bevorderen van groei, werkgelegenheidsschepping en duurzame ontwikkeling in de EU

    1.4.2. Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/AB B-activiteiten

    Specifieke doelstellingen: nrs. 1 en 3.

    - waarborgen van een effectieve beleidscoördinatie en algemene beleidsconsistentie bij de ontwikkeling van een EU-respons op de economische crisis in het kader van de realisatie van de EU 2020-agenda en duurzame ontwikkeling, en ter bevordering van het groeipotentieel van de lidstaten en ter vergroting van het EU-concurrentievermogen;

    - bevorderen van het streven van de lidstaten naar gezonde begrotingssituaties en naar overheidsfinanciën die houdbaar zijn en van hoge kwaliteit wat hun groeibijdrage betreft.

    Betrokken ABM/ABB-activiteiten

    Economische en Monetaire Unie

    1.4.3 Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

    Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

    In Commissiemededeling COM(2010) 367 is benadrukt dat de EU behoefte heeft aan een duidelijk omlijnde beleidsaanpak om i) het economische herstel te schragen, ii) de overheidsfinanciën weer gezond te maken, en iii) duurzame groei en werkgelegenheid te stimuleren.

    De voorgestelde wijzigingen in de verordening die het corrigerende deel van het stabiliteits- en groeipact (SGP) vormt, maken deel uit van de formele wetgevingsvoorstellen die in bovengenoemde mededeling zijn aangekondigd. Met deze wijzigingen wordt beoogd de economische beleidscoördinatie te intensiveren, met name door tegemoet te komen aan de behoefte aan een effectieve handhaving van het economische toezicht op het begrotingsbeleid van de lidstaten middels passende stimulansen en sancties en door sterker de nadruk te leggen op de overheidsschuld en de houdbaarheid van de begroting.

    1.4.4 Resultaat- en effectindicatoren

    Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

    De verwezenlijking van de algemene doelstelling van de Commissie om de groei, de werkgelegenheidsschepping en de duurzame ontwikkeling in de EU te stimuleren, wordt gemeten met behulp van de volgende effectindicatoren:

    - de mate waarin de feitelijke begrotingsresultaten van de lidstaten in overeenstemming zijn met het stabiliteits- en groeipact (SGP);

    - potentiële groei/output.

    De verwezenlijking van de bovengenoemde specifieke doelstelling nr. 3 wordt door middel van de volgende resultaatindicator gemeten: percentage van de individuele SGP-gerelateerde aanbevelingen van de Commissie waaraan de lidstaten gevolg hebben gegeven (afhankelijk van de goedkeuring ervan door de Raad).

    1.5. Motivering van het voorstel/initiatief

    1.5.1 Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

    Het wetgevingsvoorstel maakt deel uit van de maatregelen die de Commissie in haar mededeling COM(2010) 367 van 30 juni 2010 heeft aangekondigd. Daarin worden de beleidsideeën van Commissiemededeling COM(2010) 250 van 12 mei 2010 verder ontwikkeld en wordt voortgebouwd op de beleidsoriëntaties die tijdens de Europese Raad van 17 juni 2010 zijn overeengekomen.

    1.5.2 Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

    De coördinatie van het economische beleid van de lidstaten vormt een integraal deel van de opdracht van de EU, zoals geformuleerd in Titel VIII (inzake economisch en monetair beleid) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

    1.5.3 Belangrijkste uit soortgelijke activiteiten getrokken lering

    Ervaringen in het verleden hebben geleerd dat de economische beleidscoördinatie moet worden geïntensiveerd en dat met name de preventieve en corrigerende delen van het SGP moeten worden versterkt.

    1.5.4 Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere relevante instrumenten

    Het wetgevingsvoorstel is een van de elementen van een algemeen economisch hervormingspakket dat in COM(2010) 367 van 30 juni 2010 is gepresenteerd.

    1.6 Duur van de actie en van de financiële gevolgen

    ( Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

    - ( Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [dd/mm]jjjj tot en met [dd/mm]jjjj

    - ( Financiële gevolgen vanaf jjjj tot en met jjjj

    ( Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

    - Uitvoering met een opstartperiode vanaf jjjj tot en met jjjj,

    - gevolgd door een volledige uitvoering

    1.7 Beheersvorm(en) [8]

    ( Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie

    ( Indirect gecentraliseerd beheer door uitvoeringstaken te delegeren aan:

    - ( uitvoerende agentschappen

    - ( door de Gemeenschappen opgerichte organen[9]

    - ( nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak

    - ( personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het kader van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van het Financieel Reglement

    ( Gedeeld beheer met lidstaten

    ( Gedecentraliseerd beheer met derde landen

    ( Gezamenlijk beheer met internationale organisaties (geef aan welke)

    Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen"

    Opmerkingen

    .

    .

    2. BEHEERSMAATREGELEN

    2.1 Regels inzake het toezicht en de verslagen

    Vermeld frequentie en voorwaarden

    n.v.t.

    2.2 Beheers- en controlesysteem

    2.2.1 Geconstateerde risico’s

    n.v.t.

    2.2.2. Controlemiddel(en)

    n.v.t.

    2.3 Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

    Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

    n.v.t.

    3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

    3.1 Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonde(e)l(en) van de uitgaven

    Het wetgevingsvoorstel vereist geen extra personele of financiële middelen.

    - Bestaande begrotingsonderdelen

    In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderde(e)l(en)

    Rubriek van het meerjarige financiële kader | Begrotingsonderdeel | Soort krediet | Bijdrage |

    Nummer [Omschrijving……………………...………] | GK/NGK ([10]) | van EVA-landen[11] | van kandidaat-lidstaten[12] | van derde landen | in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement |

    [XX.jj.jj.jj] | GK/NGK | JA/NEE | JA/NEE | JA/NEE | JA/NEE |

    - Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen: Geen

    In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderde(e)l(en)

    Rubriek van het meerjarige financiële kader | Begrotingsonderdeel | Soort krediet | Bijdrage |

    Nummer [Omschrijving……………………...………] | GK/NGK | van EVA-landen | van kandidaat-lidstaten | van derde landen | in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement |

    [XX.jj.jj.jj] | JA/NEE | JA/NEE | JA/NEE | JA/NEE |

    3.2 Geraamde gevolgen voor de uitgaven

    3.2.1 Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

    in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

    Rubriek van het meerjarige financiële kader: | Nummer | [Omschrijving ……………………….………….…………………...………] |

    in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

    - 3.2.3.2. Geraamde personeelsbehoeften

    - ( Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

    - ( Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1 decimaal)

    Jaar n | Jaar n+1 | Jaar n+2 | Jaar n+3 | … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) |

    ( Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) |

    Extern personeel |

    3.2.4 Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

    - ( Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader.

    - ( Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader.

    Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

    - ( Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader[23].

    Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

    3.2.5 Bijdragen van derden aan de financiering

    - ( Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden

    - ( Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

    Kredieten in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

    Jaar n | Jaar n+1 | Jaar n+2 | Jaar n+3 | … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) | Totaal |

    Jaar n | Jaar n+1 | Jaar n+2 | Jaar n+3 | … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) |

    Artikel …………. | | | | | | | | | |Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en).

    .

    Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

    .

    .

    [1] PB C van , blz. .

    [2] PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

    [3] PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.

    [4] PB C 236 van 2.8.1997, blz. 1.

    [5] PB L 145 van 10.6.2009, blz. 1.

    [6] ABM: Activity-Based Management – ABB: Activity-Based Budgeting.

    [7] In de zin van artikel 49, lid 6, onder a) of b), van het Financieel Reglement.

    [8] Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html.

    [9] In de zin van artikel 185 van het Financieel Reglement.

    [10] GK = gesplitste kredieten / NGK = niet-gesplitste kredieten.

    [11] EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.

    [12] Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.

    [13] Het jaar n is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.

    [14] Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen, indirect onderzoek, direct onderzoek.

    [15] Het jaar n is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.

    [16] Outputs zijn verstrekte producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen …).

    [17] Zoals beschreven in punt 1.4.2 "Specifieke doelstelling(en) …".

    [18] Het jaar n is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.

    [19] Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), indirect onderzoek, direct onderzoek.

    [20] AC: arbeidscontractant; AL: plaatselijk functionaris; END: gedetacheerd nationaal deskundige; INT: uitzendkracht; JED: jonge deskundige in een delegatie.

    [21] Submaximum voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).

    [22] Structuurfondsen, Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en het Europees Visserijfonds (EVF).

    [23] Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord.

    [24] Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25% aan inningskosten.

    Top