EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010PC0498

Voorstel voor een VERORDENING (EU) Nr. …/…VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie

/* COM/2010/0498 def. - COD 2010/0256 */

52010PC0498

Voorstel voor een VERORDENING (EU) Nr. …/…VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie /* COM/2010/0498 def. - COD 2010/0256 */


[pic] | EUROPESE COMMISSIE |

Brussel, 24.9.2010

COM(2010) 498 definitief

2010/0256 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING (EU) Nr. …/…VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie

TOELICHTING

AANPASSING AAN HET VERDRAG BETREFFENDE DE WERKING VAN DE EUROPESE UNIE (VWEU)

In het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen enerzijds bevoegdheden die aan de Commissie worden overgedragen om niet-wetgevingshandelingen (gedelegeerde handelingen) van algemene strekking vast te stellen ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van de wetgevingshandeling (artikel 290) en anderzijds bevoegdheden die aan de Commissie worden toegekend om uitvoeringshandelingen vast te stellen (artikel 291).

In het geval van gedelegeerde handelingen draagt de wetgever aan de Commissie de bevoegdheid over om “quasi-wetgevende” maatregelen vast te stellen. Bij uitvoeringshandelingen is de context totaal anders. Dan is het namelijk in de eerste plaats aan de lidstaten om juridisch bindende handelingen van de Europese Unie ten uitvoer te leggen. Als een wetgevingshandeling evenwel volgens eenvormige voorwaarden moet worden uitgevoerd, is het aan de Commissie om die voorwaarden vast te stellen.

Voor de aanpassing van Verordening (EG) nr. 247/2006 aan de nieuwe regels van het Verdrag is uitgegaan van de indeling in gedelegeerde bevoegdheden en uitvoeringsbevoegdheden van de door de Commissie voor de genoemde verordening vastgestelde uitvoeringsbepalingen (Verordening (EG) nr. 793/2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 247/2006 van de Raad).

Naar aanleiding van die aanpassing is een ontwerpvoorstel voor een herschikking van Verordening (EG) nr. 247/2006 uitgewerkt. Dat ontwerp geeft de wetgever de bevoegdheid om essentiële onderdelen van een specifieke regeling voor bepaalde landbouwproducten van de ultraperifere gebieden vast te stellen teneinde de moeilijkheden als gevolg van het ultraperifere karakter op te vangen (de zogenoemde “POSEI-regeling”). De algemene lijnen van deze regeling en de onderliggende algemene beginselen worden door de wetgever vastgesteld. Zo is het de wetgever die zowel de doelstellingen van de in het kader van deze specifieke regeling ingevoerde maatregelen als de beginselen inzake programmering, verenigbaarheid en coherentie met de andere beleidslijnen van de Unie vaststelt. Het is ook de wetgever die de beginselen inzake de invoering van een certificaatregeling en de toepassing van sancties, kortingen en uitsluitingen vaststelt. Voorts is het de wetgever die in de invoering van een POSEI-logo voorziet.

Krachtens artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie laat de wetgever het aan de Commissie over om bepaalde niet-essentiële onderdelen aan te vullen of te wijzigen. Zo kan de Commissie bij gedelegeerde handeling aanvullende elementen vaststellen die nodig zijn voor de goede werking van de door de wetgever vastgestelde regeling. Zo stelt de Commissie bij gedelegeerde handeling ook de voorwaarden vast voor de inschrijving van marktdeelnemers in het certificatenregister en, als dit gezien de economische toestand vereist is, verplicht zij tot het stellen van een zekerheid voor de afgifte van de certificaten (artikel 11, lid 2). Voorts draagt de wetgever aan de Commissie de bevoegdheid over om maatregelen vast te stellen betreffende de procedure voor de goedkeuring van wijzigingen in de programma’s (artikel 6, lid 3), de verwerkingsvoorwaarden (artikel 13, lid 6), de voorwaarden voor de vaststelling van de steunbedragen (artikel 18, lid 4, artikel 23, lid 3, en artikel 29, lid 4), de voorwaarden voor de vrijstelling van invoerrechten (artikel 26, lid 2), de voorwaarden inzake het recht om het grafische symbool te gebruiken (artikel 20, lid 3) en de sancties (artikel 17, lid 2).

Overeenkomstig artikel 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn de lidstaten belast met de uitvoering van de door de wetgever vastgestelde regeling. Voor de POSEI-regeling is evenwel een eenvormige uitvoering in de lidstaten noodzakelijk om concurrentieverstoring of discriminatie tussen de marktdeelnemers te voorkomen. Bijgevolg kent de wetgever de Commissie overeenkomstig artikel 291, lid 2, van het Verdrag uitvoeringsbevoegdheden toe, met name wat betreft de eenvormige voorwaarden waaronder producten die onder de specifieke voorzieningsregeling vallen, de ultraperifere gebieden binnenkomen, verlaten of in die gebieden circuleren (artikel 11, lid 3, artikel 13, lid 2, onder a), artikel 13, lid 2, onder b), artikel 13, lid 3, artikel 26, lid 1, en artikel 28, lid 2), de eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van de programma’s (artikel 6, lid 2, artikel 18, lid 3, artikel 20, lid 4, en artikel 29, lid 3) en een algemeen kader voor de door de lidstaten te verrichten controles (artikel 7, artikel 12, lid 2, en artikel 17, lid 1).

INHOUDELIJKE WIJZIGINGEN

Verordening (EG) nr. 247/2006 van de Raad houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie is, sinds zij op 30 januari 2006 is vastgesteld, herhaaldelijk gewijzigd. Daarom wordt voorgesteld ze duidelijkheidshalve te herschikken.

Voorts is het, gezien de ontwikkeling van de communautaire regelgeving en de praktische toepassing van deze verordening in de periode sinds haar vaststelling, noodzakelijk sommige bepalingen ervan te wijzigen en de structuur van de wetstekst een nieuwe vorm te geven die beter past bij de realiteit van de POSEI-regeling op landbouwgebied.

In deze nieuwe verordening zijn de belangrijkste doelstellingen van de regeling, waartoe de specifieke maatregelen ten behoeve van de landbouw in de ultraperifere gebieden moeten bijdragen, explicieter omschreven (artikel 2).

De nieuwe structuur ervan benadrukt de centrale rol van de POSEI-programma's (Programmes d'Options Spécifiques à l'Éloignement et l'Insularité – programma’s van speciaal op het afgelegen en insulaire karakter afgestemde maatregelen), die voortaan voor elk ultraperifeer gebied op het meest passende niveau worden vastgesteld en door de betrokken lidstaten worden gecoördineerd. Deze programma’s hebben betrekking op twee fundamentele onderdelen van POSEI, met name de specifieke voorzieningsregeling en de specifieke maatregelen ten behoeve van de lokale productie (artikel 3).

Daarnaast zijn in de tekst van de verordening andere, kleinere wijzigingen aangebracht. Het gaat hierbij met name om het volgende.

1. De procedure om programma’s en wijzigingen daarvan aan de Commissie ter goedkeuring voor te leggen, is nader omschreven om ze coherenter te maken met de huidige praktijk en met de noodzaak om programma’s soepeler en efficiënter te kunnen aanpassen aan de reële eisen van de landbouw en van de voorziening van de ultraperifere gebieden met essentiële producten (artikel 6).

2. In artikel 10 is verduidelijkt dat de specifieke voorzieningsregeling voor elk gebied moet worden opgesteld op basis van de lokale landbouwproductie, die niet in haar ontwikkeling mag worden geremd door te hoge voorzieningssteun voor producten die ook lokaal worden geproduceerd. Deze bepaling wordt noodzakelijk geacht om de verenigbaarheid tussen de twee POSEI-instrumenten te kunnen afdwingen.

3. De mogelijkheid om lokaal verwerkte producten die zijn vervaardigd uit basisproducten die onder de specifieke voorzieningsregeling vielen, opnieuw te verzenden zonder terugbetaling van het voordeel, geldt tot dusver alleen voor producten die worden verzonden van de Azoren naar Madeira of omgekeerd en van Madeira naar de Canarische Eilanden of omgekeerd; deze mogelijkheid wordt nu uitgebreid tot de Franse overzeese departementen (artikel 13, lid 2, onder e)).

4. Met het oog op een goed beheer van de begrotingsmiddelen moeten de lidstaten in hun programma’s een lijst opnemen van de steunbedragen die rechtstreekse betalingen vormen (artikel 18, lid 2, onder d)).

5. Het is ook nuttig te vermelden hoe het steunbedrag voor de maatregelen ten gunste van de lokale landbouwproductie wordt bepaald; tot dusver werd dit niet in het basisbesluit opgenomen (artikel 18, lid 2, onder e) en f)).

6. Tot slot stemt de financiële toewijzing voor elk nationaal programma overeen met die van het begrotingsjaar 2011 en volgende. Daarentegen wordt het maximumbedrag voor de financiering van de specifieke voorzieningsregeling voor Frankrijk en Portugal met 20% verhoogd (artikel 29, lid 3) als gevolg van de conclusies van het eerste verslag over de impact van de hervorming van POSEI van 2006, dat in 2010 aan het Europees Parlement en de Raad is voorgelegd.

De verordening verandert niets aan de financieringsbronnen of aan de intensiteit van de communautaire steun.

2010/0256 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING (EU) Nr. …/…VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van …

houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 42, eerste alinea, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie[1],

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[2],

Gezien het advies van het Comité van de Regio's[3],

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure[4],

Overwegende hetgeen volgt:

7. Bij Verordening (EG) nr. 247/2006 van de Raad van 30 januari 2006 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie[5] zijn specifieke maatregelen op landbouwgebied vastgesteld die de gevolgen moeten ondervangen van de moeilijkheden welke voortvloeien uit de uitzonderlijke situatie van de in artikel 349 van het Verdrag genoemde ultraperifere gebieden van de Unie. Deze maatregelen krijgen concreet vorm via steunprogramma’s voor elk gebied, die een essentieel instrument zijn voor de voorziening van die gebieden met landbouwproducten. Naar aanleiding van nieuwe, noodzakelijk gebleken wijzigingen en als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, moet Verordening (EG) nr. 247/2006 worden ingetrokken en door een nieuwe tekst worden vervangen.

8. De fundamentele doelstellingen waartoe de regeling ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie moet bijdragen, moeten nader worden omschreven.

9. Er moet worden gepreciseerd wat de inhoud moet zijn van de “Programmes d'Options Spécifiques à l'Eloignement et l'Insularité – programma’s met speciaal op het afgelegen en insulaire karakter afgestemde maatregelen” (hierna “POSEI-programma’s” genoemd), die krachtens het subsidiariteitsbeginsel door de betrokken lidstaten op het geografisch meest geschikte niveau moeten worden vastgesteld en door hen aan de Commissie ter goedkeuring moeten worden voorgelegd.

10. Om de doelstellingen van de regeling ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie beter te bereiken moeten de POSEI-programma’s maatregelen bevatten die zowel de voorziening met landbouwproducten als het behoud en de ontwikkeling van de lokale landbouwproductie garanderen. Het programmeringsniveau moet dichter bij de betrokken gebieden worden gebracht en er moet systematisch worden gewerkt met een aanpak die op een partnerschap tussen de Commissie en de lidstaten is gebaseerd.

11. Krachtens het subsidiariteitsbeginsel en vanuit een streven naar flexibiliteit, die de basis vormen van de programmeringsaanpak voor de regeling ten behoeve van de ultraperifere gebieden, is het de door de lidstaat aangewezen autoriteiten toegestaan wijzigingen in het programma voor te stellen om het aan de realiteit van de ultraperifere gebieden aan te passen. Vanuit datzelfde streven moet de procedure voor de wijziging van de programma’s worden aangepast aan de relevantie van elk soort wijziging.

12. Om de voorziening van de ultraperifere gebieden met essentiële landbouwproducten te garanderen en de extra kosten te verlichten die het gevolg zijn van het ultraperifere karakter van deze gebieden, dient een specifieke voorzieningsregeling te worden ingesteld. De buitengewone geografische ligging van de ultraperifere gebieden ten opzichte van de bronnen voor hun voorziening met producten die van essentieel belang zijn voor de menselijke consumptie, voor de verwerking of als productiemiddel in de landbouw, brengt voor deze gebieden namelijk extra vervoerskosten met zich. Bovendien plaatsen andere objectieve factoren in verband met het ultraperifere karakter, met name de insulaire ligging en het kleine landbouwareaal, de marktdeelnemers en producenten in de ultraperifere gebieden voor extra problemen die hun activiteiten sterk hinderen. Deze hindernissen kunnen worden ondervangen door de prijzen van die essentiële producten te verlagen.

13. Daartoe dient de invoer van bepaalde landbouwproducten uit derde landen in afwijking van artikel 28 van het Verdrag te worden vrijgesteld van de geldende invoerrechten. Producten die het voorwerp zijn geweest van actieve veredeling of opslag in een douane-entrepot in het douanegebied van de Unie, moeten in verband met hun oorsprong en de douanebehandeling waarin de rechtsvoorschriften van de Unie voor dergelijke producten voorzien, ten aanzien van de toekenning van de voordelen van de specifieke voorzieningsregeling worden gelijkgesteld met rechtstreeks ingevoerde producten.

14. Om het doel van een prijsverlaging in de ultraperifere gebieden en een verlichting van de extra kosten die door het ultraperifere karakter worden veroorzaakt, doeltreffend te verwezenlijken en tegelijk het concurrentievermogen van de producten van de Unie te handhaven, dient steun te worden verleend voor de levering van producten van de Unie aan de ultraperifere gebieden. Bij de bepaling van die steun moet rekening worden gehouden met de extra kosten van het vervoer naar de ultraperifere gebieden, met de bij uitvoer naar derde landen gehanteerde prijzen en, wanneer het gaat om productiemiddelen voor de landbouw of om producten voor verwerking, met de andere extra kosten die worden veroorzaakt door het ultraperifere karakter, met name de insulaire ligging en de kleine oppervlakte.

15. Om speculatie die de eindgebruikers in de ultraperifere gebieden zou schaden, te voorkomen moet worden gepreciseerd dat alleen producten van gezonde handelskwaliteit voor de specifieke voorzieningsregeling in aanmerking komen.

16. Er moeten voorschriften voor de werking van de regeling worden vastgesteld, met name wat betreft de invoering van een register van marktdeelnemers en van een certificatenregeling, geïnspireerd op de artikelen 130 en 161 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (“Integrale-GMO-verordening”)[6].

17. Gezien de eisen inzake het toezicht op de verrichtingen die voor de specifieke voorzieningsregeling in aanmerking komen, moeten de betrokken producten administratief worden gecontroleerd op het ogenblik dat zij worden ingevoerd of binnengebracht in de ultraperifere gebieden of uit die gebieden worden uitgevoerd of verzonden. Voorts moeten, om de doelstellingen van de specifieke voorzieningsregeling te verwezenlijken, de economische voordelen van die regeling in de productiekosten worden doorberekend, wat de prijzen tot in het stadium van de eindgebruiker moet doen dalen. Daarom dient de toekenning van die voordelen afhankelijk te worden gesteld van de daadwerkelijke doorberekening ervan en dient voor de nodige controles daarop te worden gezorgd.

18. Omdat de hoeveelheden waarvoor de specifieke voorzieningsregeling geldt, beperkt blijven tot de voorzieningsbehoeften van de ultraperifere gebieden, is deze regeling niet nadelig voor het goed functioneren van de interne markt. Overigens mogen de economische voordelen van de specifieke voorzieningsregeling geen verlegging van het handelsverkeer van de betrokken producten tot gevolg hebben. Daarom dient verzending of uitvoer van die producten uit de ultraperifere gebieden te worden verboden. Evenwel dient verzending of uitvoer van die producten te worden toegestaan in het geval van terugbetaling van het dankzij de specifieke voorzieningsregeling verkregen voordeel.

19. Wat verwerkte producten betreft, moet, om onderlinge handel mogelijk te maken, het handelsverkeer tussen de ultraperifere gebieden worden toegestaan. Ook moet rekening worden gehouden met de handelsstromen van de ultraperifere gebieden in het kader van de traditionele regionale handel en van de traditionele uitvoer en verzendingen naar de rest van de Unie of derde landen en moet bijgevolg de uitvoer van verwerkte producten die overeenkomt met de traditionele handelsstromen, voor al die gebieden worden toegestaan. Duidelijkheidshalve moet de referentieperiode voor de vaststelling van die traditioneel geëxporteerde of verzonden hoeveelheden nader worden omschreven.

20. Er moeten evenwel passende maatregelen worden genomen om de noodzakelijke hervorming van de suikerverwerkende sector op de Azoren mogelijk te maken. Daarbij moet worden gezorgd voor een bepaald productie- en verwerkingsniveau teneinde de levensvatbaarheid van de suikersector op de Azoren te garanderen. Tegen deze achtergrond moet, bij wijze van uitzondering, nogmaals worden toegestaan dat de verzendingen van suiker van de Azoren naar de rest van de Unie de traditionele volumes overschrijden, gedurende een beperkte periode van vijf jaar en binnen degressieve jaarlijkse maxima. Aangezien de hoeveelheden die opnieuw kunnen worden verzonden, proportioneel zijn en beperkt zullen blijven tot de hoeveelheden die strikt noodzakelijk zijn om de levensvatbaarheid van de lokale suikerproductie en -verwerking te garanderen, zullen deze tijdelijke verzendingen van suiker uit de Azoren geen nadelige gevolgen hebben voor de interne markt van de Unie.

21. Wat de buiten het quotum geproduceerde suiker voor de voorziening van de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden betreft, moet de regeling inzake vrijstelling van invoerrechten verder worden toegepast. Ook moeten de Azoren binnen de grenzen van hun geraamde voorzieningsbalans worden vrijgesteld van invoerrechten voor ruwe rietsuiker.

22. Tot dusver zijn de Canarische Eilanden krachtens de specifieke voorzieningsregeling bevoorraad met mageremelkpoeder met plantaardig vet van GN-code 1901 90 99, bestemd voor industriële verwerking. Het is dienstig toe te staan dat deze voorzieningsregeling blijft gelden voor dit product, dat een traditioneel onderdeel van het plaatselijke voedingspatroon is geworden.

23. Aangezien rijst een basiselement is van het voedingspatroon op Réunion, dat zelf niet voldoende rijst produceert om in de plaatselijke behoeften te voorzien, moet de invoer van dit product op Réunion verder van elk recht worden vrijgesteld.

24. Het beleid van de Unie ten gunste van de lokale productie in de ultraperifere gebieden heeft tot nu toe betrekking gehad op een veelheid van producten en op allerlei maatregelen om de productie, de afzet of de verwerking van die producten te bevorderen. Deze maatregelen zijn doeltreffend gebleken en hebben ervoor gezorgd dat de betrokken landbouwactiviteiten zijn voortgezet en ontwikkeld. De Unie moet die productietakken, die een fundamentele rol spelen in het milieu-, maatschappelijk en economisch evenwicht in de ultraperifere gebieden, verder ondersteunen. De ervaring heeft geleerd dat, net zoals bij het beleid inzake plattelandsontwikkeling, een sterker partnerschap met de plaatselijke autoriteiten het mogelijk kan maken een duidelijker beeld te krijgen van de specifieke problemen van de betrokken gebieden. Daarom moet de steun voor de lokale productie worden voortgezet via de POSEI-programma’s.

25. Om de afzet van de producten van de ultraperifere gebieden te ondersteunen moet een steunregeling worden ingevoerd voor de afzet van die producten buiten het productiegebied.

26. Er moet worden bepaald welke elementen de POSEI-programma’s minstens moeten bevatten om maatregelen voor de lokale landbouwproductie te kunnen vaststellen, met name een beschrijving van de situatie, de voorgestelde strategie, de doelstellingen en de maatregelen. Voorts moet het beginsel van de coherentie van die maatregelen met de andere beleidslijnen van de Unie nader worden omschreven om te voorkomen dat steunmaatregelen onverenigbaar met elkaar zouden zijn of elkaar zouden overlappen.

27. Voorts kan het POSEI-programma, met het oog op de uitvoering, ook maatregelen bevatten voor de financiering van studies, demonstratieprojecten, opleiding en technische bijstand.

28. De landbouwers in de ultraperifere gebieden moeten worden gestimuleerd om kwaliteitsproducten te leveren en de afzet van die producten moet worden bevorderd. Het kan nuttig zijn daartoe het door de Unie ingevoerde logo te gebruiken.

29. De structuur van sommige landbouwbedrijven, verwerkende bedrijven of handelsondernemingen in de ultraperifere gebieden schiet ernstig tekort en kampt met specifieke problemen. Artikel 26, lid 2, en artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)[7] voorzien daarom in gunstiger steunpercentages voor bepaalde soorten investeringen in de ultraperifere gebieden.

30. Krachtens artikel 27, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 geldt de beperking op de toekenning van de in artikel 20, onder b), ii), van die verordening vastgestelde steun voor de bosbouw niet voor de ultraperifere gebieden.

31. In artikel 39, lid 4, en in bijlage I van Verordening (EG) nr. 1698/2005 worden de maximumbedragen per jaar vastgesteld die voor agromilieubetalingen in aanmerking komen. In verband met de specifieke milieusituatie in sommige zeer kwetsbare graslandgebieden op de Azoren en met het oog op instandhouding van het landschap en de traditionele kenmerken van landbouwgronden, in het bijzonder de terrascultuur op Madeira, dient voor bepaalde maatregelen te worden voorzien in de mogelijkheid om die bedragen tot het dubbele te verhogen.

32. Van het vaste beleid van de Commissie geen staatssteun voor de bedrijfsvoering toe te staan in de sectoren van de productie, verwerking en afzet van de in bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten, kan worden afgeweken om de specifieke problemen te verzachten die de landbouwproductie in de ultraperifere gebieden ondervindt als gevolg van het ultraperifere karakter van die gebieden, met name de grote afstand, het insulaire karakter, de kleine oppervlakte, het moeilijke reliëf en klimaat en de economische afhankelijkheid van een klein aantal producten.

33. In de ultraperifere gebieden ondervindt de landbouwproductie specifieke fytosanitaire problemen in verband met het klimaat en met het feit dat de middelen voor bestrijding die er tot nog toe zijn aangewend, ontoereikend zijn. Daarom is het belangrijk dat programma’s voor de bestrijding van schadelijke organismen, ook met behulp van biologische methoden, worden uitgevoerd en dat de financiële bijdrage van de Unie voor de uitvoering van die programma’s wordt vastgesteld.

34. De wijnbouw is op Madeira en de Canarische Eilanden de meest verbreide teelt en is zeer belangrijk voor de Azoren; om economische en milieuredenen is instandhouding van de wijnbouw in die gebieden een absolute noodzaak. Om de productie te helpen ondersteunen mogen de in Verordening (EG) nr. 1234/2007 vastgestelde premies voor definitieve stopzetting en marktmechanismen in die gebieden niet van toepassing zijn, behalve, voor de Canarische Eilanden, de crisisdistillatie, die daar moet kunnen worden toegepast bij een uitzonderlijke marktverstoring als gevolg van kwaliteitsproblemen. Ook hebben technische en sociaaleconomische problemen de volledige omschakeling binnen de gestelde termijn verhinderd van de wijnbouwarealen op Madeira en de Azoren die beplant zijn met hybride wijnstokrassen die bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 zijn verboden. De door de betrokken wijngaarden geproduceerde wijn is uitsluitend bestemd voor traditionele plaatselijke consumptie.

35. Op de Azoren is de herstructurering van de melksector nog niet voltooid. Om rekening te houden met de sterke afhankelijkheid van de Azoren van de melkproductie, waarbij nog andere problemen komen die verband houden met het ultraperifere karakter van dat gebied en het ontbreken van een rendabele vervangende productie, moeten de afwijkingen van sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 1234/2007 betreffende heffingen op overschotten aan melk en zuivelproducten worden behouden.

36. De steun voor de productie van koemelk op Madeira en Réunion is niet voldoende geweest om het evenwicht tussen de voorziening uit interne en externe bronnen te bewaren, met name doordat deze sector met ernstige structurele problemen te kampen heeft en slechts in geringe mate in staat is om positief op een nieuwe economische omgeving te reageren. Bijgevolg moet, met het oog op een grotere dekking van de lokale consumptiebehoeften, de productie van uit melkpoeder van oorsprong van de Unie gereconstitueerde UHT-melk verder worden toegestaan. Om de consument correct te informeren moet worden bepaald dat op het verkoopsetiket moet worden aangegeven hoe de uit melkpoeder gereconstitueerde UHT-melk is verkregen.

37. De noodzaak om in de Franse overzeese departementen en op Madeira de lokale melkproductie door stimulansen in stand te houden, rechtvaardigt dat Verordening (EG) nr. 1234/2007 daar niet wordt toegepast. Voor Madeira moet deze vrijstelling beperkt blijven tot 4 000 ton.

38. De traditionele veeteeltactiviteiten moeten worden ondersteund. Om in de lokale consumptiebehoeften van de Franse overzeese departementen en Madeira te voorzien moet worden toegestaan dat, onder bepaalde voorwaarden en binnen een jaarlijks maximumaantal, mannelijke mestrunderen zonder douanerechten uit derde landen in die gebieden worden ingevoerd.

39. De in het kader van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers[8] voor Portugal geopende mogelijkheid om rechten op de zoogkoeienpremie van het vasteland naar de Azoren over te hevelen, dient te worden gehandhaafd en dit instrument moet worden aangepast aan de steunregeling voor de ultraperifere gebieden.

40. Op de Canarische Eilanden is de tabaksteelt altijd zeer belangrijk geweest. In economisch opzicht is de tabaksindustrie nog steeds een van de grootste industriële bedrijfstakken van het gebied. In sociaal-maatschappelijk opzicht is de tabaksteelt een zeer arbeidsintensieve activiteit die wordt beoefend door kleine landbouwers. Deze teelt is echter niet rendabel genoeg en dreigt te verdwijnen. Momenteel wordt tabak namelijk nog slechts op een kleine oppervlakte op het eiland La Palma geproduceerd voor de ambachtelijke vervaardiging van sigaren. Derhalve moet Spanje worden toegestaan steun ter aanvulling van de steun van de Unie te blijven toekennen opdat deze traditionele teelt en de erop gebaseerde ambachtelijke activiteit zich kunnen handhaven. Met het oog op instandhouding van de industriële productie van tabaksfabrikaten moet de invoer op de Canarische Eilanden van ruwe tabak en halffabrikaten van tabak, voor een jaarlijkse hoeveelheid van ten hoogste 20 000 ton equivalent van gestripte ruwe tabak, van douanerechten vrijgesteld blijven.

41. De toepassing van de onderhavige verordening mag geen afbreuk doen aan het niveau van de specifieke steun dat de ultraperifere gebieden tot dusver hebben ontvangen. Daarom moeten de lidstaten voor de uitvoering van de passende maatregelen kunnen beschikken over bedragen die even hoog zijn als de steun die de Unie tot dusver op grond van Verordening (EG) nr. 247/2006 heeft verleend.

42. Sinds 2006 is de behoefte aan essentiële producten in sommige ultraperifere gebieden, en met name op de Azoren en in de Franse overzeese departementen, gestegen door de uitbreiding van de veestapel en door de toenemende demografische druk. Het deel van het budget dat de lidstaten mogen besteden voor de specifieke voorzieningsregeling voor de betrokken gebieden, moet dus toenemen.

43. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde bepaalde niet-essentiële onderdelen van deze verordening aan te vullen of te wijzigen. Er moet worden bepaald op welke domeinen deze bevoegdheid kan worden uitgeoefend en onder welke voorwaarden de bevoegdheidsdelegatie kan plaatsvinden.

44. Om de eenvormige toepassing van de POSEI-regeling in de lidstaten te garanderen en concurrentieverstoring of discriminatie tussen de marktdeelnemers te voorkomen, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 291, lid 2, van het Verdrag uitvoeringshandelingen vast te stellen. Bijgevolg moeten krachtens de genoemde bepaling aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend, met name wat betreft de eenvormige voorwaarden waaronder onder de specifieke voorzieningsregeling vallende producten de ultraperifere gebieden binnenkomen, verlaten of daarin circuleren, de eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van de programma’s en de minimumeisen voor de door de lidstaten te verrichten controles.

45. [Considerans met betrekking tot de controle op de uitvoeringsmaatregelen. Moet worden aangevuld na de goedkeuring van de in artikel 291, lid 2, VWEU bedoelde verordening betreffende de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren, die nu in het Europees Parlement en de Raad wordt besproken],

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1 Onderwerp

Bij deze verordening worden specifieke maatregelen op landbouwgebied vastgesteld die de problemen moeten ondervangen welke voortvloeien uit het ultraperifere karakter, met name de grote afstand, het insulaire karakter, de kleine oppervlakte, het moeilijke reliëf en klimaat en de economische afhankelijkheid van een klein aantal producten, van de in artikel 349 van het Verdrag genoemde gebieden van de Unie, hierna de “ultraperifere gebieden” genoemd.

Artikel 2 Doelstellingen

46. De in artikel 1 bedoelde specifieke maatregelen dragen bij tot het verwezenlijken van de volgende doelstellingen:

a) de voorziening te garanderen van de ultraperifere gebieden met producten die van essentieel belang zijn voor de menselijke consumptie, voor de verwerking of als productiemiddel in de landbouw, en daarbij de door het ultraperifere karakter veroorzaakte extra kosten te verlichten;

b) de landbouwactiviteit in de ultraperifere gebieden in stand te houden en te ontwikkelen, met inbegrip van de productie, verwerking en afzet van lokale producten.

47. Voor de verwezenlijking van de in lid 1 genoemde doelstellingen worden de in de hoofdstukken III, IV en V vermelde maatregelen toegepast.

HOOFDSTUK II

POSEI-PROGRAMMA’S

Artikel 3 Opstelling van de POSEI-programma’s

48. De in artikel 1 bedoelde maatregelen worden voor elk ultraperifeer gebied vastgesteld in een “programma van speciaal op het afgelegen en insulaire karakter afgestemde maatregelen” (Programme d'Options Spécifiques à l'Eloignement et l'Insularité - POSEI), hierna “POSEI-programma” genoemd, dat het volgende omvat:

a) een specifieke voorzieningsregeling als bedoeld in hoofdstuk III, en

b) specifieke maatregelen ten behoeve van de lokale landbouwproductie, als bedoeld in hoofdstuk IV.

49. Het POSEI-programma wordt opgesteld op het geografische niveau dat de betrokken lidstaat het meest geschikt acht. Het wordt uitgewerkt door de bevoegde autoriteiten die de lidstaat heeft aangewezen, en wordt, nadat de bevoegde autoriteiten en organisaties op het passende lokale niveau zijn geraadpleegd, door de lidstaat overeenkomstig artikel 6 ter goedkeuring aan de Commissie voorgelegd.

50. Elke lidstaat mag slechts één enkel POSEI-programma voor zijn ultraperifere gebieden voorleggen.

Artikel 4 Verenigbaarheid en coherentie

51. De in het kader van de POSEI-programma’s genomen maatregelen moeten in overeenstemming zijn met het recht van de Unie en moeten stroken met de andere beleidstakken van de Unie en de maatregelen ter uitvoering daarvan.

52. Er moet worden toegezien op de samenhang van de in het kader van de POSEI-programma’s genomen maatregelen met de maatregelen ter uitvoering van andere instrumenten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, met name de gemeenschappelijke marktordeningen, plattelandsontwikkeling, de kwaliteit van de producten, dierenwelzijn en milieubescherming.

Met name kan op grond van deze verordening geen enkele maatregel worden gefinancierd om steun te verlenen:

a) ter aanvulling van steun op grond van de in het kader van een gemeenschappelijke marktordening ingestelde premie- of steunregelingen, tenzij in uitzonderlijke gevallen die worden gerechtvaardigd aan de hand van objectieve criteria;

b) voor onderzoeksprojecten, voor maatregelen ter ondersteuning van onderzoeksprojecten of voor maatregelen die voor financiering door de Unie in aanmerking komen op grond van Beschikking 2009/470/EG van de Raad[9];

c) voor maatregelen die tot het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1698/2005 behoren.

Artikel 5 Inhoud van de programma's

Een POSEI-programma bevat:

a) een tijdschema voor de toepassing van de maatregelen en, per jaar, een indicatieve algemene financiële tabel waarin een samenvattend overzicht wordt gegeven van de uit te trekken middelen;

b) een toelichting met betrekking tot de verenigbaarheid en de coherentie van de verschillende maatregelen van het programma, alsmede de definitie van de voor het toezicht en de evaluatie te gebruiken criteria en kwantitatieve indicatoren;

c) de regelingen om voor een doeltreffende en adequate uitvoering van het programma te zorgen, met inbegrip van de regelingen inzake publiciteit, toezicht en evaluatie, alsmede de definitie van de voor de evaluatie te gebruiken gekwantificeerde indicatoren;

d) de aanwijzing van de bevoegde autoriteiten en van de voor de uitvoering van het programma verantwoordelijke instanties en de aanwijzing op de geschikte niveaus van de erbij te betrekken autoriteiten of instanties en van de sociaaleconomische partners, alsmede de resultaten van het gepleegde overleg.

Artikel 6 Goedkeuring en wijziging van programma’s

53. De lidstaten leggen de Commissie een ontwerp van een POSEI-programma voor binnen de in artikel 29, leden 2 en 3, vastgestelde financiële middelen.

Het ontwerpprogramma omvat een ontwerp van de geraamde voorzieningsbalans, met opgave van de producten, de producthoeveelheden, de steunbedragen voor de voorziening vanuit de Unie en een ontwerp van een steunprogramma voor de lokale productie.

De Commissie beoordeelt het voorgestelde POSEI-programma en besluit bij uitvoeringshandeling het al dan niet goed te keuren.

54. Op basis van de jaarlijkse evaluatie van de uitvoering van de maatregelen van de POSEI-programma’s kunnen de lidstaten, binnen de in artikel 29, leden 2 en 3, vastgestelde financiële middelen, bij de Commissie voorstellen tot wijziging van die programma’s indienen, met de bedoeling ze beter aan te passen aan de behoeften van de ultraperifere gebieden en aan de voorgestelde strategie. De Commissie stelt bij uitvoeringshandeling de eenvormige voorwaarden vast voor de indiening van voorstellen tot wijziging van het programma.

55. Om rekening te houden met de verschillende soorten wijzigingen die worden voorgesteld en met de termijn waarin die ten uitvoer moeten worden gelegd, stelt de Commissie bij gedelegeerde handeling de procedure voor de goedkeuring van wijzigingen vast.

Artikel 7 Controle en toezicht

De lidstaten controleren aan de hand van administratieve controles en controles ter plaatse. Om een eenvormige toepassing te garanderen stelt de Commissie bij uitvoeringshandeling de minimumeisen vast waaraan de door de lidstaten te verrichten controles moeten voldoen.

Bij dezelfde soort handeling stelt de Commissie de procedures en de fysieke en financiële indicatoren vast die een doeltreffend toezicht op de uitvoering van de programma’s moeten garanderen.

HOOFDSTUK III

SPECIFIEKE VOORZIENINGSREGELING

Artikel 8 Geraamde voorzieningsbalans

56. Voor de in bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten die in de ultraperifere gebieden van essentieel belang zijn voor de menselijke consumptie, voor de vervaardiging van andere producten of als productiemiddel in de landbouw, wordt een specifieke voorzieningsregeling ingesteld.

57. De betrokken lidstaat stelt op het geografische niveau dat het meest geschikt wordt geacht, een geraamde voorzieningsbalans op om de jaarlijkse behoeften voor de voorziening van elk ultraperifeer gebied met de in bijlage I bij het Verdrag genoemde producten te kwantificeren.

De behoeften van de ondernemingen waar producten worden verpakt of verwerkt die bestemd zijn voor de lokale markt, die traditioneel worden verzonden naar de rest van de Unie of die worden uitgevoerd naar derde landen in het kader van de regionale handel in de zin van artikel 13, lid 3, of in het kader van de traditionele handel, kunnen worden geraamd in een afzonderlijke voorzieningsbalans.

Artikel 9 Werking van de regeling

58. Bij de invoer in de ultraperifere gebieden van rechtstreeks uit derde landen afkomstige producten die onder de specifieke voorzieningsregeling vallen, wordt binnen de grenzen van de in de geraamde voorzieningsbalans vastgestelde hoeveelheden geen recht toegepast.

Producten die het voorwerp zijn geweest van actieve veredeling of opslag in een douane-entrepot in het douanegebied van de Unie, worden voor de toepassing van dit hoofdstuk geacht rechtstreeks uit derde landen te zijn ingevoerd.

59. Om in de overeenkomstig artikel 8, lid 2, vastgestelde behoeften te voorzien met inachtneming van de prijzen en van de kwaliteit en met behoud van het aandeel van de aanvoer uit de Unie, wordt steun verleend voor de voorziening van de ultraperifere gebieden met producten van de Unie uit openbare voorraden die zijn ontstaan door de toepassing van interventiemaatregelen, of met producten die in de Unie op de markt beschikbaar zijn.

Bij de vaststelling van het steunbedrag voor elk betrokken type product wordt rekening gehouden met de extra kosten van het vervoer naar de ultraperifere gebieden, met de bij uitvoer naar derde landen gehanteerde prijzen en, in het geval van producten voor verwerking of van productiemiddelen voor de landbouw, met de andere extra kosten die voortvloeien uit het ultraperifere karakter van die gebieden, met name uit de insulaire ligging en de kleine oppervlakte.

60. Er wordt geen steun toegekend voor de voorziening met producten waarvoor reeds in een ander ultraperifeer gebied een specifieke voorzieningsregeling is toegepast.

61. Alleen producten van gezonde handelskwaliteit komen voor de specifieke voorzieningsregeling in aanmerking.

Artikel 10 Uitvoering

De specifieke voorzieningsregeling wordt op zodanige wijze ten uitvoer gelegd dat met name rekening wordt gehouden met:

a) de specifieke behoeften van de ultraperifere gebieden en, in het geval van producten voor verwerking of van productiemiddelen voor de landbouw, met de gestelde kwaliteitseisen;

b) de handelsstromen uit en naar de rest van de Unie;

c) het economische aspect van de voorgenomen steun;

d) in voorkomend geval, de noodzaak om de ontwikkelingsmogelijkheden van de lokale productie niet te hinderen.

Artikel 11 Certificaten

62. De vrijstelling van het invoerrecht of het voordeel van de steun in het kader van de specifieke voorzieningsregeling wordt toegekend tegen overlegging van een certificaat.

De certificaten worden uitsluitend afgegeven aan marktdeelnemers die zijn ingeschreven in een door de bevoegde autoriteiten bijgehouden register.

De certificaten zijn niet overdraagbaar.

63. Om te garanderen dat de marktdeelnemers hun rechten op deelname aan de specifieke voorzieningsregeling ten volle kunnen uitoefenen stelt de Commissie bij gedelegeerde handeling de voorwaarden vast voor inschrijving van de marktdeelnemers in het register en verplicht zij, indien nodig, tot het stellen van een zekerheid voor de afgifte van de certificaten.

64. De Commissie stelt alle maatregelen die nodig zijn om de eenvormige toepassing door de lidstaten van dit artikel te garanderen, bij uitvoeringshandeling vast, met name wat betreft de uitvoering van de certificatenregeling, met uitzondering van het stellen van een zekerheid voor de certificaten, en wat betreft de verbintenissen die de marktdeelnemers aangaan wanneer zij zich inschrijven.

Artikel 12 Doorberekening van het voordeel

1. Het voordeel van de specifieke voorzieningsregeling dat uit de vrijstelling van het invoerrecht of uit de toekenning van steun voortvloeit, wordt slechts verleend als het economische voordeel daadwerkelijk wordt doorberekend tot de eindgebruiker, die, naargelang van het geval, de consument kan zijn als het om producten voor rechtstreekse consumptie gaat, de laatste verwerker of verpakker als het om producten voor de verwerkende industrie of de verpakkingsindustrie gaat, dan wel de landbouwer als het gaat om producten die worden gebruikt voor de diervoeding of als productiemiddel in de landbouw.

2. Om de eenvormige toepassing van lid 1 te garanderen stelt de Commissie bij uitvoeringshandeling de toepassingsvoorwaarden vast, en met name de voorwaarden voor de controle door de lidstaten van de daadwerkelijke doorberekening van het voordeel tot de eindgebruiker.

Artikel 13 Uitvoer naar derde landen en verzending naar de rest van de Unie

65. Producten die onder de specifieke voorzieningsregeling vallen, mogen slechts worden uitgevoerd naar derde landen of verzonden naar de rest van de Unie als wordt voldaan aan de door de Commissie bij uitvoeringshandeling vastgestelde eenvormige voorwaarden, met name betreffende de betaling van de invoerrechten of de terugbetaling van de ontvangen steun, als bedoeld in artikel 9.

Voor de uitvoer naar derde landen van producten die onder de specifieke voorzieningsregeling vallen, hoeft geen certificaat te worden overgelegd.

De eerste alinea geldt niet voor de handelsstromen tussen de Franse overzeese departementen.

66. Lid 1, eerste alinea, geldt niet voor producten die in de ultraperifere gebieden zijn verwerkt met gebruikmaking van producten waarvoor de specifieke voorzieningsregeling is toegepast, indien die verwerkte producten:

a) worden uitgevoerd naar derde landen of verzonden naar de rest van de Unie binnen de grenzen van de traditioneel verzonden of uitgevoerde hoeveelheden. De Commissie stelt die hoeveelheden bij uitvoeringshandeling vast op basis van het gemiddelde van de in de jaren 1989, 1990 en 1991 verzonden of uitgevoerde hoeveelheden;

b) in het kader van de regionale handel naar derde landen worden uitgevoerd met inachtneming van de door de Commissie bij uitvoeringshandeling vastgestelde bestemmingen en voorwaarden;

c) worden verzonden van de Azoren naar Madeira of omgekeerd;

d) worden verzonden van Madeira naar de Canarische Eilanden of omgekeerd;

e) worden verzonden tussen de Franse overzeese departementen.

Bij de uitvoer van de eerste alinea, onder a) en b), bedoelde producten wordt geen restitutie toegekend.

Voor de uitvoer naar derde landen van de in de eerste alinea, onder a) en b), bedoelde producten, hoeft geen certificaat te worden overgelegd.

67. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder “regionale handel” de handel verstaan van een Frans overzees departement, de Azoren en Madeira en de Canarische Eilanden met door de Commissie bij uitvoeringshandeling vastgestelde derde landen.

68. In de Franse overzeese departementen, op de Azoren, op Madeira of op de Canarische Eilanden geleverde producten waarvoor de specifieke voorzieningsregeling is toegepast en die worden gebruikt voor de proviandering van schepen of luchtvaartuigen, worden geacht ter plaatse te zijn verbruikt.

69. In afwijking van lid 2, eerste alinea, onder a), mogen gedurende een periode van vijf jaar de volgende maximumhoeveelheden suiker (GN-code 1701) elk jaar van de Azoren naar de rest van de Unie worden verzonden:

70. in 2011: 3 000 ton,

71. in 2012: 2 500 ton,

72. in 2013: 2 000 ton,

73. in 2014: 1 500 ton,

74. in 2015: 1 000 ton.

75. Om ervoor te zorgen dat het uit de toepassing van de specifieke voorzieningsregeling voortvloeiende voordeel aan de regionale en de traditionele handel ten goede komt, stelt de Commissie bij gedelegeerde handeling de voorwaarden vast waaraan de verwerkingsverrichtingen die tot traditionele uitvoer of regionale handel kunnen leiden, moeten voldoen.

Artikel 14 Suiker

76. Tijdens de in artikel 204, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 vastgestelde periode wordt de volgende buiten de in artikel 61 van die verordening bedoelde quota geproduceerde suiker binnen de grenzen van de in artikel 8 van de onderhavige verordening bedoelde geraamde voorzieningsbalansen vrijgesteld van invoerrechten:

a) suiker die op Madeira of de Canarische Eilanden in de vorm van witte suiker van GN-code 1701 wordt ingevoerd om er te worden verbruikt;

b) suiker die in de vorm van ruwe suiker van GN-code 1701 12 10 (ruwe beetwortelsuiker) op de Azoren is ingevoerd om er te worden geraffineerd en verbruikt.

77. Op de Azoren mogen de in lid 1 bedoelde hoeveelheden binnen de grenzen van de geraamde voorzieningsbalans voor raffinagedoeleinden worden aangevuld met ruwe suiker van GN-code 1701 11 10 (ruwe rietsuiker).

Voor de voorziening van de Azoren met ruwe suiker worden de behoeften geraamd met inachtneming van de ontwikkeling van de lokale suikerbietenproductie. De hoeveelheden waarvoor de voorzieningsregeling geldt, worden op zodanige wijze bepaald dat op de Azoren jaarlijks in totaal niet meer dan 10 000 ton suiker wordt geraffineerd.

Artikel 15 Mageremelkpoeder

In afwijking van artikel 8 kunnen de Canarische Eilanden zich voor maximaal 800 ton per jaar blijven bevoorraden met mageremelkpoeder van GN-code 1901 90 99 (mageremelkpoeder met plantaardig vet) bestemd voor industriële verwerking. De steun die voor de voorziening met dit product uit de Unie wordt verleend, bedraagt ten hoogste 210 euro per ton en blijft binnen de in artikel 29 vastgestelde grens. Dit product is uitsluitend bestemd voor plaatselijk verbruik.

Artikel 16 Invoer van rijst op Réunion

Bij invoer in het Franse overzeese departement Réunion van producten van de GN-codes 1006 10, 1006 20 en 1006 40 00 die bestemd zijn om daar te worden verbruikt, wordt geen douanerecht geheven.

Artikel 17 Controles en sancties

78. De producten die onder de specifieke voorzieningsregeling vallen, worden administratief gecontroleerd op het ogenblik dat zij worden ingevoerd of binnengebracht in de ultraperifere gebieden of uit die gebieden worden uitgevoerd of verzonden.

Om een eenvormige toepassing van deze bepaling te garanderen stelt de Commissie bij uitvoeringshandeling de minimumeisen vast waaraan de door de lidstaten te verrichten controles moeten voldoen.

79. Als de marktdeelnemer de krachtens artikel 11 aangegane verplichtingen niet nakomt, wordt, behoudens overmacht of uitzonderlijke weersomstandigheden, het aan de certificaathouder toegekende voordeel teruggevorderd en wordt zijn inschrijving naargelang van de ernst van de tekortkoming geschorst of geschrapt.

Om te garanderen dat de marktdeelnemers die aan de regeling deelnemen, hun verplichtingen nakomen stelt de Commissie bij gedelegeerde handeling de voorwaarden voor de toepassing van de eerste alinea vast, alsmede de behandeling van door de betrokken marktdeelnemer ingediende nieuwe certificaataanvragen.

HOOFDSTUK IV

MAATREGELEN TEN GUNSTE VAN DE LOKALE LANDBOUWPRODUCTIE

Artikel 18 Maatregelen

80. De POSEI-programma’s bevatten specifieke maatregelen die de onder het toepassingsgebied van titel III van het derde deel van het Verdrag vallende lokale landbouwproductie ten goede komen en noodzakelijk zijn om de continuïteit en de ontwikkeling van de lokale landbouwproductie in elk ultraperifeer gebied te waarborgen.

81. Het deel van het programma dat aan de maatregelen ten gunste van de lokale landbouwproductie gewijd is, bevat minstens de volgende elementen:

a) een gekwantificeerde beschrijving van de situatie op het gebied van de betrokken landbouwproductie, waarin rekening wordt gehouden met de beschikbare evaluatieresultaten en opgave wordt gedaan van de verschillen, achterstanden en ontwikkelingsmogelijkheden, de aangewende financiële middelen en de voornaamste resultaten die bij voorafgaande acties zijn behaald;

b) een beschrijving van de voorgestelde strategie, de gekozen prioriteiten en de gekwantificeerde algemene en operationele doelstellingen, alsmede een beoordeling waarin wordt aangegeven welke economische, milieu- en sociaal-maatschappelijke effecten, met inbegrip van de werkgelegenheidseffecten, worden verwacht;

c) een beschrijving van de overwogen maatregelen, en met name van de steunregelingen om die maatregelen ten uitvoer te leggen, alsmede in voorkomend geval informatie over de behoeften op het gebied van studies, demonstratieprojecten, opleiding en technische bijstand met betrekking tot de voorbereiding, toepassing of aanpassing van de betrokken maatregelen;

d) de lijst van de steun waarbij het gaat om rechtstreekse betalingen in de zin van artikel 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 73/2009;

e) de voorwaarden voor de toekenning van de steun en de betrokken producten en hoeveelheden;

f) het steunbedrag dat voor elke maatregel of actie is vastgesteld om een of meer van de met het programma nagestreefde doelstellingen te bereiken.

82. De Commissie stelt bij uitvoeringshandeling de eenvormige voorwaarden voor de betaling van de in lid 2 bedoelde steun vast.

83. Het programma kan steunmaatregelen bevatten voor de productie, verwerking of afzet van landbouwproducten van de ultraperifere gebieden.

Elke maatregel kan uit een aantal acties bestaan. Voor elke actie worden in het programma minstens de volgende elementen vastgesteld:

a) de begunstigden;

b) de voorwaarden om in aanmerking te komen;

c) de individuele steun;

d) het maximumbedrag.

Om de afzet van de producten buiten het productiegebied te ondersteunen stelt de Commissie bij gedelegeerde handeling de voorwaarden vast voor de vaststelling van het steunbedrag dat voor de afzet wordt toegekend, alsmede, in voorkomend geval, de maximumhoeveelheden waarvoor deze steun kan worden verleend.

Artikel 19 Controles en onverschuldigde betaling

84. De controles van de in dit hoofdstuk bedoelde maatregelen bestaan uit administratieve controles en controles ter plaatse.

85. In geval van een onverschuldigde betaling moet de begunstigde de betrokken bedragen terugbetalen. Artikel 80 van Verordening (EG) nr. 1122/2009 van de Commissie[10] is van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK V

BEGELEIDENDE MAATREGELEN

Artikel 20 Logo

86. Er wordt een logo ingevoerd dat aan de al dan niet verwerkte kwaliteitsproducten van de landbouw die specifiek zijn voor de ultraperifere gebieden, ruimere bekendheid moet geven en het verbruik van die producten moet vergroten.

87. De voorwaarden voor het gebruik van het in lid 1 bedoelde logo worden voorgesteld door de betrokken beroepsorganisaties. De nationale autoriteiten leggen de voorstellen, vergezeld van hun advies, aan de Commissie voor.

Het gebruik van het logo wordt gecontroleerd door een overheidsinstantie of door een instantie die door de bevoegde nationale autoriteiten is erkend.

88. Om aan de al dan niet verwerkte kwaliteitsproducten van de landbouw van de ultraperifere gebieden ruimere bekendheid te geven en het verbruik van die producten te vergroten, stelt de Commissie bij gedelegeerde handeling de voorwaarden vast voor de uitoefening van het recht om het logo te gebruiken, alsmede de reproductie- en gebruiksvoorwaarden.

89. Met het oog op de eenvormige toepassing van dit artikel stelt de Commissie bij uitvoeringshandeling de bepalingen inzake de tenuitvoerlegging van het logo vast, alsmede de minimumeisen waaraan de controles en het toezicht die door de lidstaten moeten worden verricht, moeten voldoen.

Artikel 21 Plattelandsontwikkeling

90. In afwijking van artikel 39, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 kunnen de in bijlage I bij die verordening vastgestelde jaarlijkse maximumbedragen die voor steun van de Unie in aanmerking komen, tot het dubbele worden verhoogd voor de maatregel ter bescherming van de meren op de Azoren en voor de maatregel tot behoud van het landschap en van de traditionele kenmerken van landbouwgronden, waaronder met name de stenen steunmuren van de terrassen op Madeira.

91. In voorkomend geval worden de op grond van lid 1 van dit artikel overwogen maatregelen beschreven in de in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde programma's die betrekking hebben op deze gebieden.

Artikel 22 Staatssteun

92. Met betrekking tot de in bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten, waarop de artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag van toepassing zijn, kan de Commissie overeenkomstig artikel 108 van het Verdrag toestaan dat in de sectoren productie, verwerking en afzet van die producten bedrijfssteun wordt verleend ter verlichting van de problemen bij de landbouwproductie die specifiek zijn voor de ultraperifere gebieden en verband houden met de grote afstand, de insulaire ligging of andere uit het ultraperifere karakter van die gebieden voortvloeiende problemen.

93. De lidstaten kunnen een aanvullende financiering toekennen voor de uitvoering van de POSEI-programma’s. In dat geval moet de staatssteun door de lidstaten aan de Commissie worden gemeld en door haar overeenkomstig deze verordening worden goedgekeurd als onderdeel van die programma’s. De aldus gemelde steun wordt geacht te zijn gemeld in de zin van artikel 108, lid 3, eerste zin, van het Verdrag.

94. Frankrijk mag aan de suikersector in de Franse ultraperifere gebieden steun toekennen tot 90 miljoen euro per verkoopseizoen.

Frankrijk stelt de Commissie binnen 30 dagen na het einde van elk verkoopseizoen in kennis van het bedrag van de werkelijk toegekende steun.

95. Onverminderd de leden 1 en 2 van dit artikel en in afwijking van artikel 180, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 en artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1184/2006 van de Raad[11] zijn de artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag niet van toepassing op betalingen die de lidstaten overeenkomstig de onderhavige verordening in het kader van hoofdstuk IV, van lid 3 van dit artikel, en van de artikelen 23 en 27 van deze verordening verrichten.

Artikel 23 Fytosanitaire programma’s

96. Frankrijk en Portugal dienen bij de Commissie programma’s in om in de Franse overzeese departementen, respectievelijk op de Azoren en Madeira voor planten of plantaardige producten schadelijke organismen te bestrijden. In deze programma's worden met name de doelstellingen, de uit te voeren maatregelen en de duur en de kosten van deze maatregelen vermeld. De op grond van dit artikel ingediende programma's mogen geen betrekking hebben op de bescherming van de bananenteelt.

97. De Unie draagt in de financiering van de in lid 1 bedoelde programma’s bij op basis van een technische analyse van de situatie in de betrokken gebieden.

98. Voor de tenuitvoerlegging van deze programma’s stelt de Commissie bij gedelegeerde handeling de in lid 2 bedoelde financiële bijdrage van de Unie, de voor financiering door de Unie in aanmerking komende maatregelen en het steunbedrag vast.

Die bijdrage kan tot 60% van de subsidiabele uitgaven in de Franse overzeese departementen, en tot 75% van de subsidiabele uitgaven op de Azoren en Madeira belopen. Zij wordt betaald op basis van de door Frankrijk en Portugal ingediende documenten. Zo nodig kan de Commissie een onderzoek organiseren en voor haar rekening laten uitvoeren door de in artikel 21 van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad[12] bedoelde deskundigen.

Artikel 24 Wijn

99. De in de artikelen 103 tervicies, 103 quatervicies, 103 quinvicies en artikel 182 bis van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde maatregelen gelden niet voor de Azoren en Madeira.

100. In afwijking van artikel 120 bis, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 mogen de op de Azoren en Madeira geoogste druiven van de onder b) van die alinea bedoelde wijnstokrassen worden gebruikt voor de productie van wijn die alleen binnen die gebieden in het verkeer mag worden gebracht.

Portugal beëindigt geleidelijk de teelt op de percelen die zijn beplant met wijnstokrassen als bedoeld in artikel 120 bis, lid 2, tweede alinea, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007, in voorkomend geval met gebruikmaking van de steun waarin artikel 103 octodecies van die verordening voorziet.

101. De in de artikelen 103 tervicies, 103 quatervicies en 103 sexvicies van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde maatregelen gelden niet voor de Canarische Eilanden.

Artikel 25 Melk

102. Voor het omslaan van de overschotheffing overeenkomstig artikel 79 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 worden slechts die op de Azoren gevestigde en producerende producenten in de zin van artikel 65, onder c), van die verordening die grotere hoeveelheden op de markt brengen dan hun quotum, verhoogd met het in de derde alinea van het onderhavige lid bedoelde percentage, geacht tot de overschrijding te hebben bijgedragen.

De overschotheffing is verschuldigd voor de hoeveelheden die het aldus met het in de derde alinea bedoelde percentage verhoogde quotum te boven gaan nadat de ongebruikt gebleven hoeveelheden binnen de uit die verhoging resulterende marge over alle op de Azoren gevestigde en producerende producenten in de zin van artikel 65, onder c), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 zijn herverdeeld naar evenredigheid van het quotum waarover elk van die producenten beschikt.

Het in de eerste alinea bedoelde percentage is gelijk aan de verhouding tussen de hoeveelheid van 23 000 ton vanaf het melkprijsjaar 2005/2006 en de som van de per 31 maart 2010 op elk bedrijf beschikbare referentiehoeveelheden. Het wordt slechts toegepast op het op 31 maart 2010 op het bedrijf beschikbare quotum.

103. De op de markt gebrachte hoeveelheden melk of melkequivalent die het quotum te boven gaan maar binnen de grenzen van het in lid 1, derde alinea, bedoelde percentage blijven na de in dat lid bedoelde herverdeling, worden niet meegerekend voor de constatering van een eventuele overeenkomstig artikel 66 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 berekende overschrijding van het quotum door Portugal.

104. De bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 ingestelde regeling inzake een overschotheffing ten laste van de melkproducenten geldt niet in de Franse overzeese departementen en geldt, binnen de grenzen van een lokale productie van 4 000 ton melk, niet op Madeira.

105. In afwijking van artikel 114, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is binnen de grenzen van de behoeften voor lokale consumptie de productie van uit melkpoeder van oorsprong uit de Unie gereconstitueerde UHT-melk op Madeira en in het Franse overzeese departement Réunion toegestaan, voor zover deze maatregel garandeert dat de lokaal geproduceerde melk wordt opgehaald en afgezet. Dit product is uitsluitend bestemd voor plaatselijk verbruik.

Op het verkoopetiket wordt duidelijk aangegeven hoe de aldus gereconstitueerde UHT-melk is verkregen.

Artikel 26 Veehouderij

106. Totdat in de Franse overzeese departementen en op Madeira het bestand van lokale jonge mannelijke runderen een niveau bereikt dat voldoende is voor de instandhouding en de ontwikkeling van de lokale vleesproductie, bestaat de mogelijkheid om runderen van oorsprong uit derde landen die bestemd zijn voor verbruik in de Franse overzeese departementen en op Madeira, aldaar voor het mesten ter plaatse in te voeren zonder toepassing van de invoerrechten van het gemeenschappelijk douanetarief. De Commissie stelt bij uitvoeringshandeling de maatregelen vast die nodig zijn voor de toepassing van deze alinea, en meer bepaald de voorwaarden voor de vrijstelling van rechten bij invoer van jonge mannelijke runderen in de Franse overzeese departementen en op Madeira.

Artikel 12 en artikel 13, lid 1, gelden voor de dieren waarvoor de in de eerste alinea van het onderhavige lid bedoelde vrijstelling wordt toegepast.

107. De aantallen dieren waarvoor de in lid 1 bedoelde vrijstelling geldt, worden in de POSEI-programma’s vastgesteld wanneer in het licht van de ontwikkeling van de lokale productie wordt aangetoond dat invoer noodzakelijk is. De betrokken dieren zijn bij voorrang bestemd voor de producenten van wie ten minste 50% van de mestdieren van lokale oorsprong is.

Om rekening te houden met de specifieke lokale kenmerken van de rundersector en de bijbehorende bedrijfskolom stelt de Commissie bij gedelegeerde handeling de voorwaarden voor de vrijstelling van invoerrechten vast.

108. Als artikel 52 en artikel 53, lid 1, van Verordening (EG) nr. 73/2009 worden toegepast, mag Portugal het nationale maximum voor de rechten op de betalingen voor schapen- en geitenvlees en op de zoogkoeienpremie verlagen. In dit geval wordt het overeenkomstige bedrag bij uitvoeringshandeling van de Commissie overgedragen van de krachtens artikel 52 en artikel 53, lid 1, van Verordening (EG) nr. 73/2009 vastgestelde maxima naar de financiële middelen die zijn vastgesteld in artikel 29, lid 2, tweede streepje, van de onderhavige verordening.

Artikel 27 Staatssteun voor de tabaksproductie

Spanje mag op de Canarische Eilanden steun voor de tabaksproductie verlenen. De toekenning van deze steun mag niet leiden tot discriminatie tussen de telers op die archipel.

Deze steun bedraagt ten hoogste 2 980,62 euro per ton. De aanvullende steun wordt toegekend voor maximaal 10 ton per jaar.

Artikel 28 Vrijstelling van douanerechten voor tabak

1. Geen douanerecht wordt toegepast bij rechtstreekse invoer op de Canarische Eilanden van ruwe tabak en halffabrikaten van tabak van respectievelijk:

a) GN-code 2401,

b) de volgende posten:

- 2401 10 ruwe, ongestripte tabak,

- 2401 20 geheel of gedeeltelijk gestripte ruwe tabak,

- ex 2401 20 dekblad voor sigaren, op dragers, in rollen bestemd voor de tabaksfabricage,

- 2401 30 afvallen van tabak,

- ex 2402 10 onafgewerkte sigaren zonder dekblad,

- ex 2403 10 gesneden tabak (definitieve tabaksmengsels voor de vervaardiging van sigaretten, cigarillo's en sigaren),

- ex 2403 91 “gehomogeniseerde” en “gereconstitueerde” tabak, zelfs in de vorm van bladeren of banden (blad- of bandtabak),

- ex 2403 99 geëxpandeerde tabak.

Voor de toekenning van de in de eerste alinea bedoelde vrijstelling wordt gebruik gemaakt van de in artikel 11 bedoelde certificaten.

Deze vrijstelling geldt, binnen de grenzen van een jaarlijkse invoer van 20 000 ton equivalent van ruwe, gestripte tabak, voor de in de eerste alinea bedoelde producten die bestemd zijn om op de Canarische Eilanden te worden verwerkt tot eindproducten die klaar zijn om te worden gerookt.

2. De Commissie stelt bij uitvoeringshandeling de maatregelen vast die nodig zijn voor de toepassing van lid 1, en meer bepaald de voorwaarden voor de vrijstelling van rechten bij invoer van tabak op de Canarische Eilanden.

HOOFDSTUK VI

FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 29 Financiële middelen

1. De in deze verordening vastgestelde maatregelen, met uitzondering van die van artikel 21, zijn interventies ter regulering van de landbouwmarkten in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad [13].

2. Voor elk begrotingsjaar financiert de Unie de maatregelen waarin de hoofdstukken III en IV voorzien, tot het volgende jaarlijkse maximum:

voor de Franse overzeese departementen: | 278,41 miljoen euro, |

voor de Azoren en Madeira: | 106,21 miljoen euro, |

voor de Canarische Eilanden: | 268,42 miljoen euro. |

- 3. De bedragen die voor elk begrotingsjaar worden toegekend om de in hoofdstuk III vastgestelde maatregelen te financieren, mogen niet groter zijn dan:

voor de Franse overzeese departementen: | 24,8 miljoen euro, |

voor de Azoren en Madeira: | 21,2 miljoen euro, |

voor de Canarische Eilanden: | 72,7 miljoen euro. |

- De Commissie stelt bij uitvoeringshandeling de eenvormige voorwaarden vast waaronder de lidstaten de bestemming kunnen wijzigen van de middelen die elk jaar voor de verschillende onder de specifieke voorzieningsregeling vallende producten worden toegewezen.

4. Om een redelijke en evenredige toewijzing te garanderen voor de maatregelen ter financiering van studies, demonstratieprojecten, opleiding en technische bijstand, stelt de Commissie bij gedelegeerde handeling een jaarlijks maximumbedrag vast dat voor die maatregelen kan worden toegewezen.

HOOFDSTUK VII

ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 30 Nationale maatregelen

De lidstaten stellen de maatregelen vast die nodig zijn om de naleving van deze verordening te garanderen, met name wat betreft de controles en de administratieve sancties, en stellen de Commissie daarvan in kennis.

Artikel 31 Mededelingen en verslagen

109. Uiterlijk op 15 februari van elk jaar delen de lidstaten de Commissie mee welke hun ter beschikking gestelde kredieten zij voornemens zijn het volgende jaar uit te geven voor de uitvoering van de geraamde voorzieningsbalans en van elke maatregel ten gunste van de lokale landbouwproductie waarin de POSEI-programma’s voorzien.

110. Uiterlijk op 31 juli van elk jaar dienen de lidstaten bij de Commissie een verslag in over de toepassing in het voorafgaande jaar van de maatregelen waarin deze verordening voorziet.

111. Uiterlijk op 30 juni 2015 en vervolgens om de vijf jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een algemeen verslag in waarin het effect van de op grond van deze verordening uitgevoerde acties, waaronder die in de sector bananen, wordt beschreven en dat indien nodig vergezeld gaat van passende voorstellen.

Artikel 32 Bevoegdheden van de Commissie

Als aan de Commissie bevoegdheden worden verleend, handelt zij volgens de procedure van artikel 33 als het om gedelegeerde handelingen gaat, en volgens de procedure van artikel 34 als het om uitvoeringshandelingen gaat.

Artikel 33 Gedelegeerde handelingen

112. De bevoegdheid tot vaststelling van de in deze verordening bedoelde gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend voor onbepaalde tijd.

Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

113. De in lid 1 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan door het Europees Parlement of de Raad te allen tijde worden ingetrokken.

De instelling die een interne procedure is begonnen om te besluiten of zij de bevoegdheidsdelegatie wenst in te trekken, brengt de medewetgever en de Commissie hiervan uiterlijk een maand voordat een definitief besluit wordt genomen, op de hoogte en geeft daarbij aan welke gedelegeerde bevoegdheden mogelijk worden ingetrokken en waarom.

Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in dat besluit worden vermeld. Het besluit treedt onmiddellijk in werking of op een latere datum die in dat besluit wordt vermeld. Het laat de geldigheid van reeds in werking zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

114. Het Europees Parlement of de Raad kan tegen de gedelegeerde handeling bezwaar maken binnen twee maanden na de datum van kennisgeving. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze periode met een maand worden verlengd.

Als bij het verstrijken van deze termijn het Europees Parlement noch de Raad bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, of als het Europees Parlement en de Raad beide voor die datum aan de Commissie hebben laten weten dat zij geen bezwaar zullen maken, treedt de gedelegeerde handeling in werking op de daarin vermelde datum.

Als het Europees Parlement of de Raad tegen een gedelegeerde handeling bezwaar maakt, treedt die niet in werking. De instelling die bezwaar maakt, motiveert haar bezwaar tegen de gedelegeerde handeling.

Artikel 34 Uitvoeringshandelingen – Comité

[Moet worden aangevuld na de goedkeuring van de in artikel 291, lid 2, VWEU bedoelde verordening betreffende de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren, die nu in het Europees Parlement en de Raad wordt besproken.]

Artikel 35 Intrekking

Verordening (EG) nr. 247/2006 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening moeten worden beschouwd als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in de bijlage.

Artikel 36 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de […] dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie .

[Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2012.]

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te […],

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

BIJLAGE

CONCORDANTIETABEL

Verordening (EG) nr. 247/2006 | Deze verordening |

Artikel 1 | Artikel 1 |

Artikel 2 | Artikel 8 |

Artikel 3, leden 1 en 2 | Artikel 9, leden 1 en 2 |

Artikel 9, lid 3 |

Artikel 9, lid 4 |

Artikel 3, lid 3 | Artikel 10 |

Artikel 3, lid 4 | Artikel 12 |

Artikel 4, leden 1 en 2 | Artikel 13, leden 1 en 2 |

Artikel 13, lid 3 |

Artikel 13, lid 4 |

Artikel 4, lid 3 | Artikel 13, lid 5 |

Artikel 5 | Artikel 14 |

Artikel 6 | Artikel 15 |

Artikel 7 | Artikel 16 |

Artikel 8, laatste zin | Artikel 11 |

Artikel 9, lid 1, en artikel 10 | Artikel 18, lid 1 |

Artikel 9, leden 2 en 3 | Artikel 3 |

Artikel 11 | Artikel 4 |

Artikel 12, onder a), b) en c) | Artikel 18, lid 2, onder a), b) en c) |

Artikel 12, onder d), e), f) en g) | Artikel 5 |

Artikel 13 | Artikel 7 |

Artikel 14 | Artikel 20 |

Artikel 15 | Artikel 21 |

Artikel 16 | Artikel 22 |

Artikel 17 | Artikel 23 |

Artikel 18 | Artikel 24 |

Artikel 19 | Artikel 25 |

Artikel 20 | Artikel 26 |

Artikel 21 | Artikel 27 |

Artikel 22 | Artikel 28 |

Artikel 23 | Artikel 29 |

Artikel 24 | Artikel 6 |

Artikel 27 | Artikel 30 |

Artikel 28 | Artikel 31 |

Artikel 29 | Artikel 35 |

Artikel 33 | Artikel 36 |

[1] PB C van , blz. .

[2] PB C van , blz. .

[3] PB C van , blz. .

[4] PB C van , blz. .

[5] PB L 42 van 14.2.2006, blz. 1.

[6] PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

[7] PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.

[8] PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16.

[9] PB L 155 van 18.6.2009, blz. 30.

[10] PB L 316 van 2.12.2009, blz. 65.

[11] PB L 214 van 4.8.2006, blz. 7.

[12] PB L 4 van 7.1.2000, blz. 11.

[13] PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.

Top