Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010PC0408

    Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening en voorlopige toepassing van een protocol bij de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne over de algemene beginselen voor de deelname van Oekraïne aan EU programma’s

    /* COM/2010/0408 def. - NLE 2010/0219 */

    52010PC0408

    Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening en voorlopige toepassing van een protocol bij de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne over de algemene beginselen voor de deelname van Oekraïne aan EU programma’s /* COM/2010/0408 def. - NLE 2010/0219 */


    [pic] | EUROPESE COMMISSIE |

    Brussel, 28.7.2010

    COM(2010)408 definitief

    2010/0219 (NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende de ondertekening en voorlopige toepassing van een protocol bij de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne over de algemene beginselen voor de deelname van Oekraïne aan EU-programma’s

    (ingediend door de Commissie)

    TOELICHTING

    De geleidelijke openstelling van bepaalde EU-programma’s en -agentschappen voor de deelname van partnerlanden in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid is een van de vele maatregelen om hervorming, modernisering en overgang in de buurlanden van de Europese Unie te bevorderen. Dit aspect van het beleid is uiteengezet in de mededeling van de Commissie over de algemene aanpak om de ENB-partnerlanden te laten deelnemen aan communautaire agentschappen en programma’s[1].

    De Raad heeft deze aanpak op 5 maart 2007 goedgekeurd[2].

    Op basis van de mededeling van de Commissie en van zijn conclusies heeft de Raad op 18 juni 2007 de Commissie richtsnoeren gegeven om met Algerije, Armenië, Azerbeidzjan, Egypte, Georgië, Israël, Jordanië, Libanon, Marokko, Moldavië, Oekraïne, de Palestijnse Autoriteit en Tunesië te onderhandelen over kaderovereenkomsten inzake de algemene beginselen voor de deelname van die landen aan communautaire programma’s[3].

    De Europese Raad van juni 2007[4] heeft opnieuw het kardinale belang van het Europees nabuurschapsbeleid bevestigd en zijn goedkeuring gehecht aan een voortgangsverslag van het voorzitterschap[5], dat aan de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 18 en 19 juni 2007 was voorgelegd, en aan de daarmee verband houdende conclusies van de Raad[6]. In het verslag wordt verwezen naar de richtsnoeren van de Raad voor onderhandelingen over de desbetreffende aanvullende protocollen en worden Israël, Marokko en Oekraïne genoemd als de partnerlanden die waarschijnlijk als eerste van deze maatregelen zullen profiteren. De onderhandelingen met Israël werden in september 2007 afgerond en het protocol is in april 2008 ondertekend[7]. De onderhandelingen met Marokko zijn afgerond.

    In juni 2007 werd besloten onderhandelingen met Oekraïne te openen en deze zijn inmiddels tot tevredenheid van de Commissie afgerond. De tekst van het protocol met Oekraïne is in de bijlage opgenomen.

    De Commissie dient hierbij een voorstel in voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening en voorlopige toepassing van het protocol. Dit protocol omvat een kaderovereenkomst inzake de algemene beginselen voor de deelname van Oekraïne aan EU-programma’s. De overeenkomst omvat standaardbepalingen voor alle ENB-partnerlanden waarmee dergelijke protocollen zullen worden gesloten. De partijen zullen de bepalingen van het protocol voorlopig toepassen met ingang van de datum van ondertekening.

    Overeenkomstig artikel 218, lid 6, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zal het Europees Parlement worden gevraagd de sluiting van dit protocol goed te keuren.

    Tegelijkertijd dient de Commissie een voorstel in voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van het protocol.

    De Raad wordt verzocht het aangehecht voorstel voor een besluit goed te keuren.

    2010/0219 (NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende de ondertekening en voorlopige toepassing van een protocol bij de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne over de algemene beginselen voor de deelname van Oekraïne aan EU-programma’s

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 19, 114, 168, 169 en 172, artikel 173, lid 3, en de artikelen 188, 192 en 352, in combinatie met artikel 218, lid 5, en artikel 218, lid 8, tweede alinea,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    1. Op 18 juni 2007 heeft de Raad de Commissie gemachtigd onderhandelingen te voeren over een protocol bij de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, (hierna “de partijen” genoemd) inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne over de algemene beginselen voor de deelname van Oekraïne aan EU-programma’s.

    2. Deze onderhandelingen zijn tot tevredenheid van de Commissie afgerond.

    3. Als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 is de Europese Gemeenschap vervangen en opgevolgd door de Europese Unie.

    4. Het protocol moet, onder voorbehoud van sluiting op een latere datum, namens de Unie en haar lidstaten worden ondertekend.

    5. Op grond van artikel 10 van het met Oekraïne overeengekomen protocol wordt het protocol vóór de inwerkingtreding daarvan voorlopig toegepast,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De Commissie wordt gemachtigd namens de Unie het protocol te ondertekenen bij de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne over de algemene beginselen voor de deelname van Oekraïne aan EU-programma’s (hierna “het protocol” genoemd), en de personen aan te wijzen die bevoegd zijn tot ondertekening.

    De tekst van het protocol is aan dit besluit gehecht.

    Artikel 2

    Het protocol is voorlopig van toepassing met ingang van de datum van ondertekening, in afwachting van de sluiting op een latere datum.

    Artikel 3

    Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

    Gedaan te Brussel,

    Voor de Raad

    De voorzitter

    PROTOCOL

    bij de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne over de algemene beginselen voor de deelname van Oekraïne aan EU-programma’s

    DE EUROPESE UNIE, hierna “de Unie” genoemd,

    enerzijds,

    en

    Oekraïne,

    anderzijds,

    hierna “de partijen” genoemd,

    Overwegende hetgeen volgt:

    6. Oekraïne heeft op 1 maart 1998 een Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst gesloten waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, hierna “de overeenkomst” genoemd (Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 49 van 19 februari 1998).

    7. De Europese Raad van Brussel van 17 en 18 juni 2004 heeft zijn tevredenheid uitgesproken over de voorstellen van de Commissie voor een Europees nabuurschapsbeleid (ENB) en zijn goedkeuring gehecht aan de conclusies van de Raad van 14 juni 2004.

    8. In zijn conclusies heeft de Raad herhaaldelijk blijk gegeven van zijn instemming met dit beleid.

    9. De Raad heeft op 5 maart 2007 zijn steun betuigd aan de algemene en alomvattende aanpak die is uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 4 december 2006 (COM (2006) 724 definitief), die tot doel heeft de ENB-partnerlanden naargelang van hun verdiensten en voor zover de rechtsgronden het mogelijk maken aan communautaire agentschappen en programma’s te laten deelnemen.

    10. Oekraïne heeft de wens geuit aan een aantal EU-programma’s deel te nemen.

    11. De specifieke voorwaarden betreffende de deelname van Oekraïne aan de verschillende programma’s, met inbegrip van met name de financiële bijdrage en de rapportage- en evaluatieprocedures, worden vastgesteld in onderling overleg tussen de Europese Commissie, die handelt namens de Unie, en Oekraïne,

    ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

    Artikel 1

    Oekraïne mag deelnemen alle huidige en toekomstige programma’s van de Unie die overeenkomstig de bepalingen tot vaststelling van die programma’s voor het land openstaan.

    Artikel 2

    Oekraïne verstrekt een financiële bijdrage aan de algemene begroting van de Europese Unie in overeenstemming met de specifieke programma’s waaraan het deelneemt.

    Artikel 3

    Vertegenwoordigers van Oekraïne mogen als waarnemers de vergaderingen bijwonen van de beheerscomités die belast zijn met het toezicht op de programma’s waaraan Oekraïne een financiële bijdrage levert, voor zover deze betrekking hebben op onderwerpen die Oekraïne aangaan.

    Artikel 4

    Ten aanzien van projecten en initiatieven die door deelnemers uit Oekraïne worden ingediend, gelden in het kader van de betrokken programma’s voor zover mogelijk dezelfde voorwaarden, regels en procedures als voor de lidstaten.

    Artikel 5

    De specifieke voorwaarden betreffende de deelname van Oekraïne aan de verschillende programma’s, met name de financiële bijdrage en de rapportage- en evaluatieprocedures, worden vastgesteld in onderling overleg tussen de Commissie, die handelt namens de Unie, en de bevoegde autoriteiten van Oekraïne (memorandum van overeenstemming).

    Als Oekraïne op grond van Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 houdende algemene bepalingen tot invoering van een Europees Nabuurschaps- en partnerschapsinstrument of van een soortgelijke toekomstige verordening betreffende externe bijstand van de Unie aan Oekraïne, de Unie om externe bijstand voor deelname aan een EU-programma verzoekt, worden de voorwaarden voor het gebruik door Oekraïne van de externe bijstand van de Unie in een financieringsovereenkomst vastgesteld, waarbij met name artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1638/2006 in acht wordt genomen.

    Artikel 6

    In de in artikel 5 bedoelde memoranda van overeenstemming wordt overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen bepaald dat financiële controles of audits en andere controles, zoals administratieve onderzoeken, worden verricht door of onder toezicht van de Europese Commissie, het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) en de Rekenkamer.

    Er worden gedetailleerde bepalingen in opgenomen inzake financiële controle en audits, administratieve maatregelen, sancties en invordering, waarbij aan de Europese Commissie, OLAF en de Rekenkamer bevoegdheden worden toegekend die gelijkwaardig zijn met hun bevoegdheden ten aanzien van begunstigden of contractanten die in de Unie zijn gevestigd.

    Artikel 7

    Dit protocol inzake een kaderovereenkomst is van toepassing gedurende de looptijd van de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds.

    Dit protocol wordt door de partijen volgens hun eigen procedures ondertekend en goedgekeurd.

    Elk van de partijen kan dit protocol door schriftelijke kennisgeving aan de andere partij opzeggen. Het protocol verstrijkt zes maanden na de datum van die kennisgeving.

    Beëindiging van dit protocol als gevolg van opzegging door een van de partijen is niet van invloed op de controles die overeenkomstig de artikelen 5 en 6 worden uitgevoerd.

    Artikel 8

    Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van dit protocol, en vervolgens iedere drie jaar, kunnen de partijen de tenuitvoerlegging van het protocol evalueren aan de hand van de werkelijke deelname van Oekraïne aan een of meer EU-programma’s.

    Artikel 9

    Dit protocol is van toepassing op enerzijds het grondgebied waar het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing is, overeenkomstig de bepalingen van dat Verdrag, en anderzijds het grondgebied van Oekraïne.

    Artikel 10

    Dit protocol treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de partijen elkaar via diplomatieke kanalen ervan in kennis stellen dat de voor de inwerkingtreding vereiste procedures zijn voltooid.

    In afwachting van de inwerkingtreding van het protocol komen de partijen overeen dat zij, onverminderd de voltooiing van hun interne procedures, de bepalingen van dit protocol voorlopig zullen toepassen vanaf de datum van ondertekening ervan, onder voorbehoud van sluiting op een latere datum.

    Artikel 11

    Dit protocol vormt een integrerend onderdeel van de overeenkomst.

    Artikel 12

    Dit protocol is opgesteld in tweevoud in de officiële talen van de partijen, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

    Gedaan te Brussel, […].

    Voor de regering van Oekraïne

    Voor de Europese Unie

    [1] COM(2006) 724 definitief van 4 december 2006.

    [2] Conclusies van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 5 maart 2007.

    [3] Besluit van de Raad tot machtiging van de Commissie om te onderhandelen over protocollen […], doc. 10412/07.

    [4] Conclusies van het voorzitterschap – Brussel, 21 en 22 juni 2007, doc. 11177/07.

    [5] Voortgangsverslag van het voorzitterschap over de versterking van het Europees nabuurschapsbeleid, doc. 10874/07.

    [6] Conclusies over de versterking van het Europees nabuurschapsbeleid, op 18 juni 2007 goedgekeurd door de Raad (Algemene Zaken en Externe Betrekkingen), doc. 11016/07.

    [7] PB L 129 van 17.5.2008, blz. 40.

    Top