Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010PC0309

    Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen

    /* COM/2010/0309 def. - COD 2010/0171 */

    52010PC0309

    Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen /* COM/2010/0309 def. - COD 2010/0171 */


    [pic] | EUROPESE COMMISSIE |

    Brussel, 9.6.2010

    COM(2010) 309 definitief

    2010/0171 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot wijziging van het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen

    TOELICHTING

    ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL |

    Met het Verdrag van Lissabon, dat op 1 december 2009 is werking is getreden, werd de functie van hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid gecreëerd. Deze persoon is tevens vicevoorzitter van de Commissie. Volgens het Verdrag wordt de hoge vertegenwoordiger bijgestaan door de Europese dienst voor extern optreden (EDEO). Volgens artikel 27, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie werkt de EDEO samen met de diplomatieke diensten van de lidstaten en wordt de dienst samengesteld uit ambtenaren uit de bevoegde diensten van het secretariaat-generaal van de Raad en de Commissie en uit door de nationale diplomatieke diensten gedetacheerde personeelsleden. Net als voor alle instellingen en organen van de EU gelden voor het aanwervings- en personeelsbeleid van de EDEO het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen. Om ervoor te zorgen dat de EDEO kan functioneren zoals beschreven in het Verdrag betreffende de Europese Unie en overeenkomstig de richtsnoeren van het verslag van het voorzitterschap, dat op 29 oktober 2009 door de Europese Raad is goedgekeurd, moeten het statuut en de regeling op sommige punten worden aangepast. Naast de aanpassingen in verband met de nieuwe terminologie als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon beperken de voorgestelde wijzigingen zich tot hetgeen noodzakelijk is voor de oprichting en de werking van de EDEO. Dit voorstel is een van de wetgevingsmaatregelen die in dat verband moeten worden goedgekeurd. De inrichting en de werking van de EDEO zullen worden vastgesteld bij een besluit van de Raad, zoals bepaald in artikel 27, lid 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Ook het Financieel Reglement zal moeten worden aangepast aan de specifieke behoeften van de EDEO. |

    RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING |

    Over de elementen van het voorstel is volgens de geldende procedures overleg gepleegd met de vertegenwoordigers van het personeel. In het voorstel wordt rekening gehouden met de adviezen van de geraadpleegde partijen. |

    JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL |

    Samenvatting van de voorgestelde actie Om vanaf de oprichting goed te kunnen functioneren, moet de EDEO over gekwalificeerd en ervaren personeel beschikken. Wanneer in het besluit van de Raad tot oprichting van de EDEO een entiteit vanuit de Raad of de Commissie wordt overgeheveld naar de EDEO, zullen de ambtenaren en de tijdelijke personeelsleden van die entiteit, alsmede andere personeelsleden die eraan zijn toegewezen, worden overgeplaatst van hun instelling naar de EDEO. Een fundamenteel aspect van de EDEO is dat alle medewerkers op dezelfde wijze zullen worden behandeld, ongeacht hun instelling van oorsprong. De selectieprocedures zullen dan ook voor iedereen open staan (in tegenstelling tot de huidige situatie waarin voorrang wordt gegeven aan interne kandidaten en vervolgens aan interinstitutionele kandidaten). Het tot aanstelling bevoegde gezag zal dus sollicitaties beoordelen van verschillende soorten personeelsleden – medewerkers van nationale diplomatieke diensten, ambtenaren van de Commissie, de Raad en de EDEO, en tijdelijke personeelsleden van de EDEO die afkomstig zijn uit de nationale diplomatieke diensten – waarbij geen voorrang mag worden gegeven aan een bepaalde categorie. Na de opstartfase, maar uiterlijk op 1 juli 2013, wordt deze vereenvoudigde toegang tot vacatures in de EDEO uitgebreid tot ambtenaren van andere EU-instellingen. Om ervoor te zorgen dat de nationale diplomatieke diensten evenwichtig vertegenwoordigd zijn in de EDEO moet het tot 30 juni 2013 mogelijk zijn om voor AD-posten bij grotendeels gelijke geschiktheid voorrang te geven aan kandidaten van de nationale diplomatieke diensten van de lidstaten. Personeelsleden van de nationale diplomatieke diensten behoren binnen de EDEO tot een aparte categorie tijdelijk personeel. Voor deze categorie worden bepaalde regels (pensioenleeftijd, detacheringsmogelijkheden en verlof om redenen van persoonlijke aard) aangepast aan de regels voor ambtenaren, zodat hun arbeidsvoorwaarden gelijk zijn aan die van ambtenaren. Ambtenaren van de EDEO die voordien bij de Raad of de Commissie werkten, kunnen solliciteren op functies binnen hun instelling van oorsprong op dezelfde basis als ambtenaren binnen die instellingen. Een dergelijke sollicitatie wordt beschouwd als een sollicitatie van een interne kandidaat. In uitzonderlijke omstandigheden kan iemand in het belang van de dienst worden overgeplaatst van de Raad of de Commissie naar de EDEO of omgekeerd zonder dat de post vooraf bekend wordt gemaakt. In het kader van het statuut geldt de EDEO als een instelling. De hoge vertegenwoordiger en vicevoorzitter is het tot aanstelling bevoegde gezag voor het personeel van de EDEO (deze bevoegdheid kan worden overgedragen aan EDEO-medewerkers). Voor gevallen waarin EDEO-medewerkers taken moeten uitvoeren namens de Commissie worden aparte regelingen opgezet. In een dergelijke situatie zullen zij aanwijzingen van de Commissie moeten aanvaarden. Daarnaast is de Commissie betrokken bij de aanwerving en beoordeling van deze personeelsleden, evenals bij tuchtprocedures. Daarnaast wordt ook rekening gehouden met de situatie van ambtenaren van de Commissie die werken bij een EU-delegatie en die in sommige gevallen aanwijzingen moeten aanvaarden van het hoofd van de delegatie (een ambtenaar of een tijdelijk personeelslid van de EDEO). Andere, meer technische wijzigingen betreffen bijlage X bij het statuut (inzake personeelsleden die werken in derde landen), arbeidscontractanten en lokale personeelsleden. Hiermee wordt beoogd de werking van de delegaties van de EU te verbeteren. Bijlage X zal in zijn geheel (en niet slechts enkele bepalingen) van toepassing zijn op arbeidscontractanten die in een derde land werken, inclusief personeelsleden van de Commissie. Arbeidscontractanten die worden aangesteld bij de delegaties zullen deelnemen aan de roulering tussen de delegaties en de diensten in Brussel/Luxemburg. Om te zorgen voor een beter evenwicht tussen mannen en vrouwen bij de delegaties, kunnen personeelsleden in derde landen ouderschapsverlof opnemen terwijl zij gedurende een beperkte tijd kunnen blijven profiteren van sommige bepalingen van bijlage X (door de instelling ter beschikbaar gestelde huisvesting of vergoeding van de huur, aanvullende ziektekostenverzekering en schooltoelage). De wijzigingen met betrekking tot het lokale personeel zijn bedoeld om hun bescherming wat betreft sociale zekerheid te verbeteren. Momenteel dragen lokale personeelsleden in landen met geen of onvoldoende socialezekerheidsstelsels bij aan een door de EU opgezette regeling, waarbij de Commissie de werkgeversbijdrage betaalt. Omdat hierbij wordt uitgegaan van minimale sociale zekerheden, die niet door de nationale wet worden gegarandeerd, moet in de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden, een bepaling hierover worden opgenomen. |

    Rechtsgrondslag De wijzigingen van het statuut en de regeling moeten worden goedgekeurd door het Europees Parlement en de Raad, overeenkomstig artikel 336 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat wil zeggen overeenkomstig de gewone wetgevingsprocedure op basis van een voorstel van de Commissie en na raadpleging van de andere betrokken instellingen. |

    Subsidiariteitsbeginsel Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing. |

    GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING |

    Het voorstel is grotendeels budgettair neutraal, hoewel sommige bepalingen een klein effect op de begroting hebben. Toepassing van artikel 9 bis van bijlage X van het statuut zou tot een besparing van 189 000 euro leiden (daling van de uitgaven) doordat de toelage die ambtenaren met ouderschapsverlof ontvangen lager is dan hun salaris. Het aantal ouderschapsverloven zal naar verwachting toenemen. Artikel 18 van bijlage X betreft de vergoeding van hotelkosten wanneer de in artikel 5 van die bijlage bedoelde huisvesting nog niet beschikbaar is. Naar verwachting zou artikel 18 in ongeveer 24 gevallen van toepassing zijn voor arbeidscontractanten. Dit zou jaarlijks 130 000 euro kosten (stijging van uitgaven). De wijziging van artikel 3 bis van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden, op grond waarvan arbeidscontractanten bij de delegaties kunnen rouleren tussen de delegaties en de diensten van de Commissie in Brussel/Luxemburg, zal naar verwachting geen gevolgen hebben voor de begroting. De wijziging van artikel 121 van de regeling zal geen extra kosten met zich meebrengen, omdat dit systeem al wordt toegepast en de hiermee gemoeide bedragen door de begrotingsautoriteit zijn opgenomen in de jaarlijkse begroting van de Europese Unie. |

    2010/0171 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot wijziging van het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 336,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie, dat na overleg met het Comité voor het Statuut is ingediend[1],

    Na toezending van het voorstel aan de nationale parlementen,

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

    Overwegende hetgeen volgt:

    1. Volgens artikel 27 van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt de hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid bijgestaan door een Europese dienst voor extern optreden (EDEO). Deze dienst zal samenwerken met de diplomatieke diensten van de lidstaten en wordt samengesteld uit ambtenaren uit de bevoegde diensten van het secretariaat-generaal van de Raad en de Commissie en uit door de nationale diplomatieke diensten gedetacheerde personeelsleden.

    2. Met het oog op zijn specifieke taken moet de EDEO een autonome positie krijgen wat betreft het statuut. In het kader van het statuut en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden zou de EDEO dan ook als een instelling van de Unie moeten worden behandeld.

    3. De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en vicevoorzitter van de Commissie moet voor het personeel van de EDEO fungeren als tot aanstelling bevoegd gezag en als aanbestedende dienst, met de mogelijkheid om deze bevoegdheden aan de EDEO over te dragen. Aangezien het uitvoeren van taken voor de Commissie tot de gebruikelijke werkzaamheden van sommige EDEO-medewerkers en hoofden van delegaties behoort, moet de Commissie kunnen deelnemen aan besluiten over deze categorie personeelsleden.

    4. Er moet duidelijk worden gesteld dat EDEO-personeelsleden die in het kader van hun functie taken voor de Commissie uitvoeren aanwijzingen van de Commissie moeten opvolgen. Evenzo moeten ambtenaren van de Commissie die in een EU-delegatie werken aanwijzingen opvolgen van het hoofd van de delegatie, met name wat betreft organisatorische en administratieve zaken en de tenuitvoerlegging van de begroting.

    5. Om twijfel te voorkomen moet worden bevestigd dat ambtenaren en tijdelijke personeelsleden die werken bij een organisatieonderdeel dat wordt overgeheveld van het secretariaat-generaal van de Raad of de Commissie naar de EDEO, overeenkomstig het besluit van de Raad overeenkomstig artikel 27, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, met hun functie meegaan naar de EDEO. Dit moet ook gelden voor de arbeidscontractanten en lokale personeelsleden van dergelijke organisatieonderdelen. Specifieke maatregelen moeten worden genomen om ervoor te zorgen dat de personeelsleden die te maken krijgen met deze overheveling passende loopbaanbegeleiding en hulp krijgen.

    6. Ambtenaren van de Raad of de Commissie die bij de EDEO zijn gaan werken, moeten onder dezelfde voorwaarden als interne kandidaten kunnen solliciteren op vacatures bij hun instelling van oorsprong.

    7. Om flexibel te kunnen reageren in bepaalde situaties (bijvoorbeeld wanneer een vacature dringend moet worden ingevuld of bij de toekomstige overheveling van ondersteunende taken van de Raad of de Commissie naar de EDEO), moeten ambtenaren in het belang van de dienst en in uitzonderlijke omstandigheden kunnen worden overgeplaatst van de Raad of de Commissie naar de EDEO zonder dat de post vooraf bekend wordt gemaakt. Evenzo moet het mogelijk zijn om in het belang van de dienst ambtenaren over te plaatsen van de EDEO naar de Raad of de Commissie.

    8. Personeelsleden van nationale diplomatieke diensten, kandidaten van de Raad en de Commissie en interne kandidaten moeten allemaal op voet van gelijkheid kunnen solliciteren op functies binnen de EDEO. Vanaf ten laatste 1 juli 2013 moet dit ook gelden voor ambtenaren van de andere instellingen. Om ervoor te zorgen dat de nationale diplomatieke diensten evenwichtig vertegenwoordigd zijn in de EDEO moet de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en vicevoorzitter van de Commissie tot 30 juni 2013 kunnen beslissen om voor posten in functiegroep AD bij grotendeels gelijke geschiktheid voorrang te geven aan kandidaten van de nationale diplomatieke diensten van de lidstaten.

    9. Kandidaten van nationale diplomatieke diensten die door hun lidstaat worden gedetacheerd, worden aangesteld als tijdelijke personeelsleden en staan daarmee op gelijke voet met ambtenaren. In de nog goed te keuren uitvoeringsbepalingen van de EDEO moet worden gewaarborgd dat de loopbaanperspectieven voor tijdelijke personeelsleden vergelijkbaar zijn met die van ambtenaren.

    10. Om de arbeidsvoorwaarden voor EDEO-personeelsleden die afkomstig zijn uit de nationale diplomatieke diensten niet onnodig te beperken, moeten specifieke regels over de contractduur worden vastgelegd. Voor deze specifieke categorie tijdelijk personeel moeten de regels inzake detachering, verlof om redenen van persoonlijke aard en uiterste pensioenleeftijd worden aangepast aan die voor ambtenaren.

    11. Deze specifieke regels moeten op verzoek van de betrokken personen ook gelden voor tijdelijke personeelsleden van de nationale diplomatieke diensten van de lidstaten die vóór de oprichting van de EDEO, maar na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon in dienst zijn gekomen van het secretariaat-generaal van de Raad of de Commissie.

    12. Om de administratieve belasting voor de EDEO te beperken, moet de tuchtraad van de Commissie ook dienen als tuchtraad van de EDEO, tenzij de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en vicevoorzitter van de Commissie besluit om een aparte tuchtraad op te richten.

    13. Om ervoor te zorgen dat het personeel van de Commissie en de EDEO evenwichtig vertegenwoordigd is in de delegaties, moet worden bepaald dat het personeelscomité van de Commissie ook de EDEO-personeelsleden vertegenwoordigt, die stemrecht moeten hebben en zich kandidaat moeten kunnen stellen.

    14. Aangezien de specifieke bepalingen van bijlage X bij het statuut voor ambtenaren in een derde land niet geldig zijn tijdens ouderschapsverlof en verlof om gezinsredenen, blijkt het in de praktijk moeilijk voor ambtenaren bij delegaties om dergelijk verlof op te nemen. Dit is in strijd met de algemene doelstelling om mensen in staat te stellen een beter evenwicht te vinden tussen werk en privéleven, en vormt met name een hindernis voor vrouwen die anders geïnteresseerd zouden kunnen zijn in een post bij een EU-delegatie. Daarom zouden de bepalingen van bijlage X in beperkte mate moeten blijven gelden tijdens ouderschapsverlof en verlof om gezinsredenen.

    15. Gezien de ervaringen sinds 2004 is er geen reden om de bestaande beperking met betrekking tot de toepassing van bijlage X bij het statuut te handhaven voor arbeidscontractanten. Dit betekent concreet dat arbeidscontractanten volledig moeten deelnemen aan de mobiliteitsprocedures van de artikelen 2 en 3 van bijlage X. Daartoe zouden arbeidscontractanten, waarop artikel 3 bis van de regeling voor de andere personeelsleden van toepassing is en die werkzaam zijn bij delegaties, tijdelijk moeten kunnen worden toegewezen aan de plaats van vestiging van de instelling.

    16. Wat betreft de sociale zekerheid voor lokaal personeel wordt in artikel 121 van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden verwezen naar socialezekerheidsbijdragen op grond van de geldende regelgeving op de plaats waar het personeelslid werkt. Omdat in sommige landen geen of onvoldoende socialezekerheidsstelsels bestaan, moet in het statuut worden voorzien in de mogelijkheid om een autonoom of aanvullend systeem voor sociale zekerheid op te zetten.

    17. Om het ambtenaren die in het kader van hun functie buiten de Europese Unie reizen gemakkelijker te maken, zou het mogelijk moeten zijn om in het belang van de dienst een laissez-passer af te geven. Dit zou ook moeten gelden voor bijzondere adviseurs.

    18. De in het statuut en de regeling gebruikte termen moeten worden aangepast aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die op 1 december 2009 in werking zijn getreden.

    19. Deze verordening moet zo snel mogelijk in werking treden aangezien de voorgestelde wijzigingen van het statuut en de regeling een noodzakelijke voorwaarde vormen voor de goede werking van de EDEO,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen wordt als volgt gewijzigd:

    20. De titel wordt vervangen door "Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie".

    21. Behalve in artikel 66 bis, lid 1, wordt "Europese Gemeenschappen" vervangen door "Europese Unie". Behalve in de verwijzingen naar de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie in de artikelen 68 en 83 wordt "Gemeenschap" en "Gemeenschappen" vervangen door "Unie" en worden de eventuele noodzakelijke grammaticale veranderingen aangebracht. De woorden "de drie Europese Gemeenschappen" en "een der drie Europese Gemeenschappen" worden vervangen door "de Europese Unie".

    22. In artikel 64, tweede alinea, en in artikel 65, lid 3, wordt "in lid 2, tweede alinea, eerste mogelijkheid, van artikel 148 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en artikel 118 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie" vervangen door "in artikel 16, lid 4 en lid 5, van het Verdrag betreffende de Europese Unie". In artikel 13, eerste alinea, tweede zin, van bijlage X wordt "in lid 2, tweede alinea, eerste mogelijkheid, van artikel 148 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en van artikel 118 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie" vervangen door "in artikel 16, lid 4 en lid 5, van het Verdrag betreffende de Europese Unie". In artikel 83 bis, lid 5, van het Statuut en in artikel 22, lid 3, van bijlage XIII wordt "in artikel 205, lid 2, eerste streepje, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap" vervangen door "in artikel 16, lid 4 en lid 5, van het Verdrag betreffende de Europese Unie". In artikel 14, lid 2, van bijlage XII wordt "in lid 2, tweede alinea, eerste streepje, van artikel 205 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap" vervangen door "in artikel 16, lid 4 en lid 5, van het Verdrag betreffende de Europese Unie". In artikel 13, lid 3, van bijlage VII wordt "in lid 2, tweede alinea, eerste streepje, van artikel 205 van het EG-Verdrag" vervangen door "in artikel 16, lid 4 en lid 5, van het Verdrag betreffende de Europese Unie".In artikel 45, lid 2, wordt "artikel 314 van het EG-Verdrag" vervangen door "artikel 55 van het Verdrag betreffende de Europese Unie".

    23. In Article 7(1) of Annex III the words 'European Communities Personnel Selection Office' shall be replaced by 'European Personnel Selection Office'. [Verandering niet van toepassing op de Nederlandse tekst.] In artikel 7, lid 3, van bijlage VII wordt "in Bijlage IV van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap" vervangen door "in bijlage II bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie". In artikel 40 van bijlage VIII wordt "Commissie van de Europese Gemeenschappen" vervangen door "Europese Commissie".

    24. Artikel 6, lid 4, tweede alinea wordt vervangen door:

    "Het Europees Parlement en de Raad nemen een besluit overeenkomstig artikel 336 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie."

    In artikel 9, lid 2, van bijlage VIII en in artikel 15, lid 2, van bijlage IX worden de worden "artikel 283 van het EG-Verdrag" vervangen door "artikel 336 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie".

    In artikel 10 van bijlage XI wordt "de Raad, die een besluit neemt overeenkomstig de procedure als bedoeld in artikel 283 van het EG-Verdrag" vervangen door "het Europees Parlement en de Raad, die een besluit nemen overeenkomstig de procedure als bedoeld in artikel 336 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie".

    25. Artikel 1 ter wordt als volgt gewijzigd:

    a) Het volgende punt a) wordt ingevoegd:

    "a) de Europese dienst voor extern optreden onder verantwoordelijkheid van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en vicevoorzitter van de Commissie (hierna "EDEO" genoemd),";

    b) de huidige punten a) tot en met d) worden de punten b) tot en met e).

    26. In artikel 23 wordt de derde alinea vervangen door:

    "De laissez-passer, bedoeld in het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten, wordt verstrekt aan eenheidshoofden, ambtenaren van de rangen AD 12 tot en met AD 16, ambtenaren die buiten het grondgebied van de Europese Unie werken en andere ambtenaren wanneer het belang van de dienst het vereist."

    27. In artikel 77 wordt de derde alinea vervangen door:

    "Voor ambtenaren die werkzaam zijn geweest bij een persoon die een mandaat vervult dat is bedoeld in het Verdrag betreffende de Europese Unie of het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, of bij een gekozen voorzitter van een instelling of van een orgaan van de Unie, of bij de gekozen leider van een politieke fractie van het Europees Parlement, worden de pensioenrechten betreffende de pensioenjaren die in de uitoefening van een der hiervoor genoemde functies zijn verworven, berekend over het laatste in die functie ontvangen basissalaris, als dit basissalaris hoger is dan het basissalaris dat overeenkomstig de tweede alinea van dit artikel in aanmerking wordt genomen."

    28. Titel VIII bis wordt Titel VIII ter. Na titel VIII wordt de volgende nieuwe titel VIII bis toegevoegd:

    "TITEL VIII BIS

    BIJZONDERE BEPALINGEN INZAKE DE EDEO

    Artikel 95

    1. De bij dit statuut aan het tot aanstelling bevoegde gezag verleende bevoegdheden worden wat betreft het personeel van de EDEO uitgeoefend door de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en vicevoorzitter van de Commissie. Deze persoon mag binnen de EDEO iemand aanwijzen om deze bevoegdheden uit te oefenen. Artikel 2, lid 2, is van toepassing.

    2. Wat betreft hoofden van delegaties worden de bevoegdheden met betrekking tot aanstellingen uitgeoefend door een lijst van personen die door de Commissie is goedgekeurd in het kader van de haar bij de Verdragen toegekende bevoegdheden. Dit is van overeenkomstige toepassing voor overplaatsingen in het belang van de dienst.

    3. Het tot aanstelling bevoegde gezag leidt op verzoek van de Commissie voor EDEO-personeelsleden die in het kader van hun functie taken voor de Commissie uitvoeren, administratieve onderzoeken en tuchtprocedures in zoals bedoeld in de artikelen 22 en 86 en in bijlage IX.

    De Commissie wordt geraadpleegd over de toepassing van artikel 43.

    Artikel 96

    Onverminderd artikel 11 aanvaardt een ambtenaar van de Commissie die werkzaam is bij een delegatie van de Unie aanwijzingen van het hoofd van de delegatie, met name inzake organisatorische en administratieve zaken en, overeenkomstig rechtshandelingen die zijn aangenomen in het kader van artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, inzake de tenuitvoerlegging van de begroting.

    Een EDEO-ambtenaar die in het kader van zijn functie taken uitvoert voor de Commissie, vraagt of aanvaardt met betrekking tot die taken instructies van de Commissie.

    De wijze waarop dit artikel ten uitvoer wordt gelegd, wordt door de Commissie en de EDEO in overleg bepaald.

    Artikel 97

    Volgens de voorwaarden van artikel 7, lid 1, en onverminderd de artikelen 4 en 29 kan het tot aanstelling bevoegde gezag van de betrokken instellingen in uitzonderlijke gevallen, in onderlinge overeenstemming, uitsluitend in het belang van de dienst en nadat de betrokken ambtenaar is gehoord, deze overplaatsen van de Raad of de Commissie naar de EDEO zonder dat de vacature wordt gepubliceerd. Op vergelijkbare wijze kan ook een ambtenaar van de EDEO worden overgeplaatst naar de Raad of de Commissie.

    Artikel 98

    1. Voor de toepassing van artikel 29, lid 1, onder a), en onverminderd artikel 97 behandelt het tot aanstelling bevoegde gezag bij het vervullen van een vacature bij de EDEO de sollicitaties van ambtenaren van de Raad, de Commissie en de EDEO, van tijdelijke personeelsleden die vallen onder artikel 2, punt e), van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden en van personeelsleden van nationale diplomatieke diensten van de lidstaten zonder voorrang te geven aan een bepaalde groep.

    Vanaf een door de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en vicevoorzitter van de Commissie vast te stellen datum, maar uiterlijk vanaf 1 juli 2013, geldt dit ook voor sollicitaties van ambtenaren van de andere instellingen.

    2. Voor de toepassing van artikel 29, lid 1, onder a), en onverminderd artikel 97 behandelt het tot aanstelling bevoegde gezag bij het vervullen van een vacature bij de Raad of de Commissie de sollicitaties van interne kandidaten en ambtenaren van de EDEO die ambtenaren waren van de betreffende instelling voordat zij in dienst kwamen van de EDEO zonder voorrang te geven aan een bepaalde groep.

    Artikel 99

    1. Tenzij de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en vicevoorzitter van de Commissie besluit een eigen tuchtraad voor de EDEO op te richten, fungeert de tuchtraad van de Commissie ook als tuchtraad voor de EDEO.

    In dat laatste geval worden twee EDEO-ambtenaren benoemd tot de extra leden zoals bedoeld in artikel 5, lid 2, van bijlage IX. Het in artikel 5, lid 5, en in artikel 6, lid 4, bedoelde tot aanstelling bevoegde gezag en het personeelscomité zijn die van de EDEO."

    2. In afwijking van artikel 9, lid 1, onder a), eerste streepje, vertegenwoordigt het personeelscomité van de Commissie ook de ambtenaren en andere personeelsleden van de EDEO.

    29. In hoofdstuk 3 van bijlage X wordt het volgende artikel 9 bis toegevoegd:

    "Artikel 9 bis

    Gedurende het in artikel 42 bis en ter van het statuut bedoelde ouderschapsverlof en verlof om gezinsredenen blijven de artikelen 5, 23 en 24 van deze bijlage gelden voor in totaal maximaal zes maanden van elke periode van twee jaar waarin een ambtenaar is toegewezen aan de delegatie in een derde land; artikel 15 van deze bijlage blijft gelden voor in totaal maximaal negen maanden van elke periode van twee jaar waarin een ambtenaar is toegewezen aan de delegatie in een derde land."

    Artikel 2

    De regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen wordt als volgt gewijzigd:

    30. De titel wordt vervangen door "Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie".

    31. Behalve in artikel 28 bis, lid 8, wordt "Europese Gemeenschappen" vervangen door "Europese Unie" en "Gemeenschap" en "Gemeenschappen" door "Unie" en de eventuele noodzakelijke grammaticale veranderingen worden aangebracht.

    32. In Article 12(3) and Article 82(5) the words 'European Communities Personnel Selection Office' shall be replaced by 'European Personnel Selection Office'. [Verandering niet van toepassing op de Nederlandse tekst.]

    33. In artikel 39, lid 1, wordt "artikel 283 van het EG-Verdrag" vervangen door "artikel 336 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie".

    34. Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

    a) in punt c) wordt "de Verdragen tot oprichting der Gemeenschappen of in het Verdrag tot oprichting van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben, of bij een gekozen Voorzitter van een Instelling of van een orgaan der Gemeenschappen" vervangen door "het Verdrag betreffende de Europese Unie of het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, of bij een gekozen voorzitter van een instelling of van een orgaan van de Unie".

    b) het volgende punt e) wordt toegevoegd:

    "e) personeel dat vanuit de nationale diplomatieke diensten van de lidstaten wordt aangesteld om tijdelijk een vast ambt bij de EDEO te vervullen."

    35. Aan artikel 3 bis, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

    "Personeelsleden die voltijds of deeltijds zijn toegewezen aan een delegatie van de Unie kunnen tijdelijk worden toegewezen aan de plaats van vestiging van de instelling in het kader van de mobiliteitsprocedure zoals beschreven in de artikelen 2 en 3 van bijlage X bij het statuut."

    36. Artikel 3 ter, tweede alinea, wordt vervangen door:

    "Behalve in de in artikel 3 bis, lid 1, tweede alinea, bedoelde gevallen is het gebruik van arbeidscontractanten voor hulptaken niet toegestaan waar artikel 3 bis van toepassing is."

    37. Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

    a) de vier bestaande alinea's worden genummerd;

    b) de laatste zin van lid 4 wordt geschrapt;

    c) het volgende lid 5 wordt toegevoegd:

    "5. De artikelen 95, 96 en 99 van het statuut zijn van overeenkomstige toepassing voor tijdelijke personeelsleden. Titel VIII ter van het statuut is van overeenkomstige toepassing op de tijdelijke personeelsleden die in een derde land werkzaam zijn."

    38. In artikel 47 wordt punt a) vervangen door:

    "a) aan het einde van de maand waarin het personeelslid de leeftijd van 65 jaar bereikt, of indien van toepassing, op de overeenkomstig artikel 50 quater, lid 3, vastgestelde datum; of"

    39. Aan titel II wordt het volgende hoofdstuk 10 "Bijzondere bepalingen voor tijdelijke personeelsleden als bedoeld in artikel 2, onder e)" toegevoegd:

    "HOOFDSTUK 10

    Bijzondere bepalingen voor tijdelijke personeelsleden als bedoeld in artikel 2, onder e)

    Artikel 50 ter

    1. Personeelsleden van de nationale diplomatieke diensten van de lidstaten die zijn geselecteerd volgens de procedure van artikel 98, lid 1, van het statuut en die door hun nationale diplomatieke diensten worden gedetacheerd, worden aangesteld als tijdelijke personeelsleden als bedoeld in artikel 2, onder e).

    2. Zij kunnen worden aangesteld voor maximaal vier jaar. Het contract kan meerdere malen worden verlengd, telkens met maximaal vier jaar. Een dergelijke verlenging wordt toegestaan op voorwaarde dat de detachering vanuit de nationale diplomatieke dienst met dezelfde periode wordt verlengd.

    Artikel 50 quater

    1. De artikelen 37, 38 en 39 van het statuut zijn van overeenkomstige toepassing. De detachering kan niet na het einde van het contract worden voortgezet.

    2. Artikel 40 van het statuut is van overeenkomstige toepassing. Verlof om redenen van persoonlijke aard kan niet na het einde van het contract worden voortgezet. Artikel 17 van de regeling voor de andere personeelsleden is niet van toepassing.

    3. Artikel 52, onder b), tweede alinea, van het statuut is van overeenkomstige toepassing."

    40. Aan artikel 80 wordt het volgende lid 5 toegevoegd:

    "5. De artikelen 95, 96 en 99 van het statuut zijn van overeenkomstige toepassing."

    41. Artikel 118 wordt vervangen door:

    "Artikel 118

    Titel X van het statuut is van overeenkomstige toepassing op de tijdelijke personeelsleden die in een derde land werkzaam zijn. Artikel 21 van deze bijlage is evenwel alleen van toepassing wanneer het een contract van ten minste een jaar betreft."

    42. Artikel 121 wordt vervangen door:

    "Artikel 121

    Inzake de sociale zekerheid neemt de instelling de werkgeversbijdrage op zich, krachtens de voorschriften op de plaats waar het personeelslid werkt. De instelling kan een autonoom of aanvullend systeem voor sociale zekerheid opzetten in landen waar het bestaande stelsel niet of onvoldoende dekking biedt."

    43. In artikel 124 wordt "artikel 23, eerste en tweede alinea" vervangen door "artikel 23".

    Artikel 3

    1. Ambtenaren en tijdelijke personeelsleden die werken bij een organisatieonderdeel dat wordt overgeheveld van het secretariaat-generaal van de Raad of de Commissie naar de Europese dienst voor extern optreden (EDEO), overeenkomstig het besluit van de Raad overeenkomstig artikel 27, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, worden geacht overgeplaatst te zijn van de betreffende instelling naar de EDEO op de in het besluit genoemde datum. Dit geldt ook voor de arbeidscontractanten en lokale personeelsleden van dergelijke organisatieonderdelen en hun contract wordt niet gewijzigd.

    Wanneer een deel van een organisatieonderdeel wordt overgeheveld en niet automatisch kan worden bepaald welke ambtenaren en andere personeelsleden bij dat onderdeel horen, neemt naargelang van het geval de Raad of de Commissie een besluit over de overplaatsing van hun respectieve personeelsleden, in overleg met de hoge vertegenwoordiger en nadat de betrokkenen zijn gehoord.

    2. Op verzoek van de betrokkenen kunnen de contracten van tijdelijke personeelsleden van nationale diplomatieke diensten van de lidstaten, die na 30 november 2009 zijn aangesteld en die werken bij een organisatieonderdeel dat wordt overgeheveld van het secretariaat-generaal van de Raad of de Commissie naar de EDEO, overeenkomstig het besluit van de Raad overeenkomstig artikel 27, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, zonder een nieuwe selectieprocedure worden omgezet in contracten zoals bedoeld in artikel 2, onder e), van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden. De contracten blijven verder ongewijzigd. Dit verzoek moeten worden ingediend binnen één jaar na de datum van de overplaatsing als vastgesteld in het besluit van de Raad overeenkomstig artikel 27, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

    3. Om ervoor te zorgen dat de nationale diplomatieke diensten evenwichtig vertegenwoordigd zijn in de EDEO kan de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en vicevoorzitter van de Commissie tot 30 juni 2013 beslissen om voor bepaalde AD-posten bij grotendeels gelijke geschiktheid voorrang te geven aan kandidaten van de nationale diplomatieke diensten van de lidstaten.

    Artikel 4

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

    Voor het Europees Parlement Voor de Raad

    De voorzitter De voorzitter

    FINANCIEEL MEMORANDUM

    1. BENAMING VAN HET VOORSTEL

    Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen

    2. ABM/ABB-KADER

    Betrokken beleidsterrein(en) en bijbehorende activiteit(en): Buitenlandse betrekkingen – Administratieve uitgaven van de delegaties van de Europese Unie

    3. BEGROTINGSONDERDELEN

    3.1. Begrotingsonderdelen (beleidsuitgaven en bijbehorende uitgaven voor technische en administratieve bijstand (vroegere BA-onderdelen)) inclusief omschrijving

    XX 01 01 02 01: Salarissen, toelagen en vergoedingen

    XX 01 02 02 01: Salarissen van de andere personeelsleden

    XX 01 02 02 03: Kosten in verband met andere personeelsleden en andere verrichte diensten

    04.010413: Instrument voor pretoetredingssteun (IPA) — Onderdeel personele middelen — Uitgaven voor administratief beheer

    08.010501: Uitgaven voor onderzoekspersoneel

    08.010502: Extern personeel voor onderzoek

    11.010404: Internationale visserijovereenkomsten — Uitgaven voor administratief beheer

    13.010402: Instrument voor pretoetredingssteun (IPA) — Regionale ontwikkeling — Uitgaven voor administratief beheer

    19.010401: Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) — Uitgaven voor administratief beheer

    19.010402: Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument – Uitgaven voor administratief beheer

    19.010407: Europees instrument voor de democratie en de mensenrechten (EIDHR) — Uitgaven voor administratief beheer

    21.010401: Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) — Uitgaven voor administratief beheer

    21.010405: Snelleresponsfaciliteit voor maatregelen tegen de scherpe stijging van de voedselprijzen in de ontwikkelingslanden — Uitgaven voor administratief beheer

    21.010410: Bijdrage van het EOF voor gemeenschappelijke uitgaven voor administratieve ondersteuning

    22.010401: Pretoetredingssteun — Uitgaven voor administratief beheer

    24.0106: Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) — Uitgaven voor administratief beheer

    NB. De maatregel is ook van invloed op andere begrotingsonderdelen van rubriek 5 die betrekking hebben op de buitenlandse dienst, maar het heeft geen zin om deze hier te vermelden omdat de bedragen te laag zijn.

    3.2. Duur van de actie en van de financiële gevolgen

    Het voorstel betreft de arbeidsomstandigheden van arbeidscontractanten en lokale personeelsleden bij de delegaties van de Europese Unie en is van onbeperkte duur. Het doel van de actie is met name om:

    - ambtenaren en arbeidscontractanten bij delegaties in staat te stellen gebruik te maken van ouderschapsverlof en verlof om gezinsredenen zonder het recht op bepaalde toelagen krachtens bijlage X bij het statuut te verliezen. Als iemand ouderschaps-/gezinsverlof opneemt, is de salarisbesparing hoger dan de kosten van de toelagen van bijlage X. Deze maatregel zou naar schatting dan ook leiden tot een besparing van 189 000 euro per jaar, verdeeld over alle in punt 3.3 genoemde begrotingsonderdelen (zie gedetailleerde berekening in bijlage I) ;

    - de bepalingen van bijlage X bij het statuut volledig toe te passen op arbeidscontractanten. Dit betekent dat een arbeidscontractant wanneer de in artikel 5 bedoelde huisvesting nog niet beschikbaar is, voortaan recht heeft op vergoeding van accommodatiekosten. De geschatte kosten van deze maatregel, 130 000 euro, worden gecompenseerd door de besparingen met betrekking tot ouderschaps-/gezinsverlof. Deze kosten worden verdeeld over alle in punt 3.3 genoemde begrotingsonderdelen, met uitzondering van de kosten die alleen betrekking hebben op ambtenaren (08.010501 en XX01010201) (zie gedetailleerde berekening in bijlage I);

    - de roulering van arbeidscontractanten in het statuut vast te leggen. Momenteel keren arbeidscontractanten na afloop van hun contract terug naar hun plaats van oorsprong en gaat hun ervaring verloren voor de buitenlandse dienst. Het is wenselijk om voor hen een rouleringssysteem op te zetten zoals dat bestaat voor ambtenaren. De huidige begroting gaat uit van een jaarlijks verloop van 25% van de arbeidscontractanten; daarom zal deze maatregel naar verwachting geen effect op de begroting hebben.

    - regelingen voor ziekenfondsen en ziektekostenverzekeringen ten behoeve van lokale personeelsleden in het statuut vast te leggen. In overleg met lokale personeelsleden en hun vertegenwoordigers en op basis van het kader zoals vastgesteld in de regeling die van toepassing is op lokale personeelsleden van de Europese Commissie die in derde landen werken, dragen de Commissie en de lokale personeelsleden gezamenlijk bij aan een aanvullend ziekenfonds en een aanvullende ziektekostenverzekering voor lokale medewerkers. Deze regelingen voorzien in een eenmalig bedrag bij beëindiging van de aanstelling en vergoeding van medische kosten (onder voorwaarden) voor de medewerker en zijn/haar rechthebbenden gedurende de aanstelling. De kosten van deze maatregelen, die zijn opgenomen in de jaarlijkse huishoudelijke begroting van de delegaties, bedragen voor de Commissie respectievelijk 5% en 3,22% van het basissalaris. De jaarlijkse kosten worden vermeld in punt 4.1.1 (zie gedetailleerde berekening in bijlage I). Dit zijn geen extra kosten, aangezien deze al vele jaren in de jaarlijkse begroting zijn opgenomen.

    Momenteel zijn ongeveer 2870 lokale personeelsleden aangesloten bij het ziekenfonds en ongeveer 2840 (plus hun rechthebbenden) bij de ziektekostenverzekering. Eind 2009 bedroeg het saldo van het ziekenfonds 38,5 miljoen euro en dat van de ziektekostenverzekering 11 miljoen euro.

    Deze regelingen zouden formeel moeten worden vastgelegd in de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden.

    3.3. Begrotingskenmerken

    Begrotingsonderdeel | Soort uitgave | Nieuw | Bijdrage EVA | Bijdragen kandidaat-lidstaten | Rubriek financiële vooruit-zichten |

    XX 01 01 02 01 | NGK | NEE | NEE | NEE | Nr. 5 |

    XX 01 02 02 01 | NGK | NEE | NEE | NEE | Nr. 5 |

    XX 01 02 02 03 | NGK | NEE | NEE | NEE | Nr. 5 |

    04.010413 | NGK | NEE | NEE | NEE | Nr. 4 |

    08.010501 | NGK | NEE | NEE | NEE | Nr. 1a |

    08.010502 | NGK | NEE | NEE | NEE | Nr. 1a |

    11.010404 | NGK | NEE | NEE | NEE | Nr. 4 |

    13.010402 | NGK | NEE | NEE | NEE | Nr. 4 |

    19.010401 | NGK | NEE | NEE | NEE | Nr. 4 |

    19.010402 | NGK | NEE | NEE | NEE | Nr. 4 |

    19.010407 | NGK | NEE | NEE | NEE | Nr. 4 |

    21.010401 | NGK | NEE | NEE | NEE | Nr. 4 |

    21.010405 | NGK | NEE | NEE | NEE | Nr. 4 |

    21.010410 | NGK | NEE | NEE | NEE | Nr. 4 |

    22.010401 | NGK | NEE | NEE | NEE | Nr. 4 |

    24.01600 | NGK | NEE | NEE | NEE | Nr. 5 |

    4. OVERZICHT VAN DE MIDDELEN

    4.1. Financiële middelen

    4.1.1. Overzicht van de vastleggingskredieten (VK) en betalingskredieten (BK)

    in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

    Soort uitgave | Punt nr. | Jaar n | n + 1 | n + 2 | n + 3 | n + 4 | n + 5 e.v. | Totaal |

    Beleidsuitgaven[2] |

    Vastleggingskredieten (VK) | 8.1. | A |

    Betalingskredieten (BK) | B |

    Administratieve uitgaven binnen het referentiebedrag[3] |

    Technische en administratieve bijstand (NGK) |

    04.010413 | 8.2.4. | c | 0,043 | 0,043 | 0,043 | 0,043 | 0,043 | 0,043 | 0,258 |

    08.010501 | 8.2.4 | c | -0,001 | -0,001 | -0,001 | -0,001 | -0,001 | -0,001 | -0,006 |

    08.010502 | 8.2.4. | c | 0,040 | 0,040 | 0,040 | 0,040 | 0,040 | 0,040 | 0,240 |

    11.010404 | 8.2.4. | c | 0,002 | 0,002 | 0,002 | 0,002 | 0,002 | 0,002 | 0,012 |

    13.010402 | 8.2.4. | c | 0,085 | 0,085 | 0,085 | 0,085 | 0,085 | 0,085 | 0,510 |

    19.010401 | 8.2.4. | c | 0,824 | 0,824 | 0,824 | 0,824 | 0,824 | 0,824 | 4,944 |

    19.010402 | 8.2.4. | c | 0,706 | 0,706 | 0,706 | 0,706 | 0,706 | 0,706 | 4,560 |

    19.010407 | 8.2.4. | c | 0,114 | 0,114 | 0,114 | 0,114 | 0,114 | 0,114 | 0,684 |

    21.010401 | 8.2.4. | c | 0,392 | 0,392 | 0,392 | 0,392 | 0,392 | 0,392 | 2,352 |

    21.010405 | 8.2.4. | c | 0,030 | 0,030 | 0,030 | 0,030 | 0,030 | 0,030 | 0,180 |

    21.010410 | 8.2.4. | c | 1,033 | 1,033 | 1,033 | 1,033 | 1,033 | 1,033 | 6,198 |

    22.010401 | 8.2.4. | c | 1,031 | 1,031 | 1,031 | 1,031 | 1,031 | 1,031 | 6,186 |

    24.010600 | 8.2.4. | c | 0,006 | 0,006 | 0,006 | 0,006 | 0,006 | 0,006 | 0,036 |

    TOTAAL REFERENTIEBEDRAG |

    Vastleggingskredieten | a+c | 4,296 | 4,296 | 4,296 | 4,296 | 4,296 | 4,296 | 25,776 |

    Betalingskredieten | b+c | 4,296 | 4,296 | 4,296 | 4,296 | 4,296 | 4,296 | 25,776 |

    Administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen[4] |

    Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven (NGK) XX01010201 XX01020201 XX 01020203 | 8.2.5 8.2.5 8.2.5. | d d d | -0,096 0,006 2,191 | -0,096 0,006 2,191 | -0,096 0,006 2,191 | -0,096 0,006 2,191 | -0,096 0,006 2,191 | -0,096 0,006 2,191 | -0,576 0,036 13,146 |

    Niet beschikbaar, andere niet in het referentiebedrag begrepen administratieve uitgaven (NGK) | 8.2.6. | e |

    Totale indicatieve kosten van de maatregel |

    TOTAAL VK inclusief personeelsuitgaven | a+c+d+e | 6,397 | 6,397 | 6,397 | 6,397 | 6,397 | 6,397 | 38,382 |

    TOTAAL BK inclusief personeelsuitgaven | b+c+d+e | 6,397 | 6,397 | 6,397 | 6,397 | 6,397 | 6,397 | 38,382 |

    Dit betreft geen extra kosten, maar kosten die zijn opgenomen in de huidige jaarlijkse begroting.

    4.1.2. Verenigbaarheid met de financiële programmering

    ( Het voorstel is verenigbaar met de bestaande financiële programmering.

    ( Het voorstel vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van de financiële vooruitzichten.

    ( Het voorstel vergt wellicht toepassing van de bepalingen van het Interinstitutioneel Akkoord[5] (flexibiliteitsinstrument of herziening van de financiële vooruitzichten).

    4.1.3. Financiële gevolgen voor de ontvangsten

    ( Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

    4.2. Personele middelen in voltijdequivalenten (VTE; ambtenaren, tijdelijk en extern personeel) – zie punt 8.2.1.

    Geen.

    5. KENMERKEN EN DOELSTELLINGEN

    5.1. Behoefte waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

    Zie punt 3.2 hierboven. Het voorstel beoogt de bestaande regelingen met betrekking tot het ziekenfonds en de ziektekostenverzekering in het statuut te integreren, personeelsleden bij de delegaties die ouderschaps- of gezinsverlof nemen te laten profiteren van bepaalde toelagen van bijlage X, de roulering van arbeidscontractanten in te stellen en de bijlage X volledig toe te passen op de arbeidscontractanten bij de delegaties.

    5.2. Meerwaarde van het communautaire optreden, samenhang van het voorstel met andere financiële instrumenten en mogelijke synergie

    Niet van toepassing.

    5.3. Doelstellingen, verwachte resultaten en bijbehorende indicatoren van het voorstel in de context van het ABM

    Het doel is de arbeidsvoorwaarden van arbeidscontractanten en ambtenaren bij de delegaties gelijk te trekken, een formele basis te creëren voor de roulering van arbeidscontractanten en een juridische basis te creëren voor het ziekenfonds en de ziektekostenverzekering ten behoeve van lokale personeelsleden.

    5.4. Wijze van uitvoering (indicatief)

    ( Gecentraliseerd beheer

    ( rechtstreeks door de Commissie

    ( gedelegeerd aan:

    ( uitvoerende agentschappen

    ( door de Gemeenschappen opgerichte organen als bedoeld in artikel 185 van het Financieel Reglement

    ( nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak

    ( Gedeeld of gedecentraliseerd beheer

    ( met lidstaten

    ( met derde landen

    ( Gezamenlijk beheer met internationale organisaties (geef aan welke)

    Opmerkingen:

    6. TOEZICHT EN EVALUATIE

    6.1. Toezicht

    6.2. Evaluatie

    7. FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN

    8. MIDDELEN

    8.1. Financiële kosten van de doelstellingen van het voorstel

    Het doel is de arbeidsvoorwaarden van arbeidscontractanten en ambtenaren bij de delegaties gelijk te trekken, een formele basis te creëren voor de roulering van arbeidscontractanten en een juridische basis te creëren voor het ziekenfonds en de ziektekostenverzekering ten behoeve van lokale personeelsleden.

    8.2. Administratieve uitgaven

    8.2.1. Aantal en soort personeelsleden

    Het voorstel vergt geen extra personele middelen.

    8.2.2. Omschrijving van de taken die uit de actie voortvloeien

    8.2.3. Herkomst van het (statutaire) personeel – niet van toepassing

    ( Posten die momenteel zijn toegewezen aan het beheer van het te vervangen of te verlengen programma

    ( Posten die al zijn toegewezen in het kader van de JBS/VOB-procedure voor jaar n

    ( Posten waarom in het kader van de volgende JBS/VOB-procedure zal worden gevraagd

    ( Bestaande posten binnen de beherende dienst die worden heringedeeld (interne herindeling)

    ( Posten die voor jaar n nodig zijn maar die in het kader van de JBS/VOB-procedure voor dat jaar nog niet zijn toegewezen

    8.2.4. Andere administratieve uitgaven binnen het referentiebedrag (XX 01 04/05 – Uitgaven voor administratief beheer )

    in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

    Begrotingsonderdeel (nummer en omschrijving) | Jaar n | Jaar n+1 | Jaar n+2 | Jaar n+3 | Jaar n+4 | Jaar n+5 e.v. | TOTAAL |

    Andere technische en administratieve bijstand |

    - intern |

    - extern |

    Totaal Technische en administratieve bijstand | 4,296 | 4,296 | 4,296 | 4,296 | 4,296 | 4,296 | 25,776 |

    8.2.5. Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen

    in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

    Soort personeel | Jaar n | Jaar n+1 | Jaar n+2 | Jaar n+3 | Jaar n+4 | Jaar n+5 e.v. | TOTAAL |

    Ambtenaren en tijdelijk personeel (XX 01 01) | -0,096 | -0,096 | -0,096 | -0,096 | -0,096 | -0,096 | -0,576 |

    Uit art. XX 01 02 gefinancierd personeel (hulpfunctionarissen, gedetacheerde nationale deskundigen, arbeidscontractanten, enz.) XX01020201 XX 01020203 | 0,006 2,191 | 0,006 2,191 | 0,006 2,191 | 0,006 2,191 | 0,006 2,191 | 0,006 2,191 | 0,036 13,146 |

    Totaal Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen | 2,101 | 2,101 | 2,101 | 2,101 | 2,101 | 2,101 | 12,606 |

    8.2.6. Andere administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen in miljoen euro (tot op 3 decimalen) |

    Jaar n | Jaar n+1 | Jaar n+2 | Jaar n+3 | Jaar n+4 | Jaar n+5 e.v. | TOTAAL |

    XX 01 02 11 01 – Dienstreizen |

    XX 01 02 11 02 – Conferenties en vergaderingen |

    XX 01 02 11 03 - Comités[7] |

    XX 01 02 11 04 – Studies en adviezen |

    XX 01 02 11 05 – Informatiesystemen |

    2 Totaal Andere beheersuitgaven (XX 01 02 11) |

    3 Andere uitgaven van administratieve aard (vermeld welke en verwijs naar het begrotingsonderdeel) |

    Totaal Andere administratieve uitgaven die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen |

    [1] PB C [...] van [...], blz. [...].

    [2] Uitgaven die niet onder hoofdstuk xx 01 van de betrokken titel xx vallen.

    [3] Uitgaven in het kader van artikel xx 01 04 van titel xx.

    [4] Uitgaven in het kader van hoofdstuk xx 01, met uitzondering van de artikelen xx 01 04 en xx 01 05.

    [5] Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord.

    [6] Verwijs naar het specifieke financieel memorandum voor de betrokken uitvoerende agentschappen.

    [7] Vermeld het soort comité en de groep waartoe het behoort.

    Top