This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52010PC0099
Communication from the Commission to the European Parliament pursuant to Article 294(6) of the Treaty on the Functioning of the European Union concerning the position of the Council at first reading with a view to adopting the proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on the application of the principle of equal treatment between men and women engaged in an activity in a self-employed capacity and repealing Council Directive 86/613/EEC
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie inzake het standpunt in eerste lezing van de Raad met het oog op de aanneming van het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen en tot intrekking van richtlijn 86/613/EEG
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie inzake het standpunt in eerste lezing van de Raad met het oog op de aanneming van het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen en tot intrekking van richtlijn 86/613/EEG
/* COM/2010/0099 def. - COD 2008/0192 */
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie inzake het standpunt in eerste lezing van de Raad met het oog op de aanneming van het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen en tot intrekking van richtlijn 86/613/EEG /* COM/2010/0099 def. - COD 2008/0192 */
[pic] | EUROPESE COMMISSIE | Brussel, 22.3.2010 COM(2010)99 definitief 2008/0192 (COD) MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie inzake het standpunt in eerste lezing van de Raad met het oog op de aanneming van het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen en tot intrekking van Richtlijn 86/613/EEG 2008/0192 (COD) MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie inzake het standpunt in eerste lezing van de Raad met het oog op de aanneming van het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen en tot intrekking van Richtlijn 86/613/EEG CHRONOLOGISCH OVERZICHT Op 3 oktober 2008 heeft de Commissie een voorstel goedgekeurd voor een richtlijn betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen en tot intrekking van Richtlijn 86/613/EEG (COM(2008) 636). Het voorstel werd op 3 oktober 2008 aan het Europees Parlement en de Raad toegezonden. Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 24 maart 2009 advies uitgebracht . Het Europees Parlement heeft op 6 mei 2009 in eerste lezing advies uitgebracht. Tijdens het plenaire debat heeft de Commissie een standpunt over de voorgestelde wijzigingen ingenomen. De Commissie heeft naar aanleiding van het advies van het Europees Parlement geen formeel gewijzigd voorstel goedgekeurd. De Raad heeft het standpunt in eerste lezing op 8 maart 2010 met een gekwalificeerde meerderheid goedgekeurd. DOEL VAN HET VOORSTEL VAN DE COMMISSIE Het voorstel beoogt de wijziging van het rechtskader van de Unie betreffende de toepassing van het beginsel van de gelijke behandeling van vrouwen en mannen op zelfstandigen en hun echtgenoten. Het introduceert essentiële wijzigingen in de huidige richtlijn, die van 1986 dateert. Ten eerste wordt het begrip partner uitgebreid en omvat dit nu ook levenspartners, voor zover zij erkend zijn door de nationale wetgeving. In de tweede plaats bepaalt het voorstel dat meewerkende echtgenoten van zelfstandigen op grond van hun bijdrage aan de activiteiten van het familiebedrijf desgevraagd hetzelfde niveau van sociale bescherming moeten kunnen genieten. Tot slot is in het voorstel opgenomen dat vrouwelijke zelfstandigen en meewerkende echtgenotes desgevraagd recht hebben op een zwangerschapsverlof met een duur die gelijk is aan het zwangerschapsverlof dat is vastgelegd in de richtlijn betreffende de bescherming van zwangere werkneemsters (14 weken), tegen een beloning die in beginsel gelijk is aan het ziektegeld. OPMERKINGEN OVER HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT IN EERSTE LEZING VAN DE RAAD Korte algemene opmerkingen De Commissie stelt vast dat het standpunt in eerste lezing van de Raad sterk afwijkt van het voorstel van de Commissie en het advies van het Europees Parlement, met name ten aanzien van de sociale bescherming van meewerkende echtgenoten. Terwijl de Commissie en het Europees Parlement van mening zijn dat meewerkende echtgenoten recht moeten hebben op hetzelfde niveau van sociale bescherming als zelfstandigen, beperkt het standpunt van de Raad zich tot de garantie dat meewerkende echtgenoten toegang hebben tot "sociale bescherming". Wat het zwangerschapsverlof voor zelfstandigen en meewerkende echtgenoten betreft, sluit het standpunt van de Raad meer aan op het amendement van het Europees Parlement dat door de Commissie is aanvaard, namelijk dat de sociale bescherming moet worden aangepast aan de specifieke behoeften van de betrokkenen. Niettemin wijkt het standpunt van de Raad over lid 3 van artikel 7 met betrekking tot het passende niveau van de zwangerschapsuitkering te sterk af van de standpunten van de Commissie en van het Europees Parlement. Resultaat van de door het Europees Parlement in eerste lezing aangenomen amendementen Amendementen die in het gewijzigde voorstel en het standpunt in eerste lezing van de Raad zijn opgenomen In het standpunt van de Raad zijn de volgende amendementen van het Europees Parlement op de artikelen van het voorstel, die eveneens door de Commissie waren aanvaard, overgenomen: - amendement 12: toevoeging aan het artikel over positieve actie van een expliciete verwijzing naar het stimuleren van het vrouwelijk ondernemerschap; - amendement 13: verduidelijking van de formulering met betrekking tot de voorwaarden voor de oprichting van een bedrijf; - amendement 15: de tekst van de Raad geeft een concrete invulling van de aanpassing van de bepaling aan de specifieke behoeften van vrouwelijke zelfstandigen en meewerkende echtgenotes; - amendement 18: vermelding van de erkenning van het werk van meewerkende echtgenoten is in overweging 7 van de tekst van de Raad opgenomen; - amendement 22: toevoeging inzake de bevoegdheid van nationale organen voor gelijke behandeling om informatie uit te wisselen met soortgelijke Europese organen; - amendement 23: nieuw artikel over mainstreaming op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen; - amendement 27: eis van "bijzondere omstandigheden" om gebruik te kunnen maken van de extra termijn voor de tenuitvoerlegging van de richtlijn; - amendement 28: toevoeging van een nieuw artikel over de aard van de "minimumeisen" van het voorstel. Wijzigingen die in het gewijzigde voorstel zijn opgenomen, maar niet in het standpunt in eerste lezing van de Raad zijn overgenomen - amendementen 21 en 22 over het orgaan voor gelijke behandeling: de Commissie ging in principe akkoord met deze amendementen. De Raad wilde de tekst van deze standaardbepaling echter aanpassen aan de meest recente tekst op het gebied van de gelijkheid van mannen en vrouwen (de herschikte richtlijn[1]). De Commissie heeft dit beginsel aanvaard. Door de Raad ingevoerde nieuwe bepalingen en het standpunt van de Commissie Twee bepalingen van het standpunt in eerste lezing van de Raad verdienen speciale aandacht, aangezien zij sterk afwijken van het voorstel van de Commissie en het advies van het Europees Parlement. Het gaat om artikel 6 en artikel 7, lid 3, van de tekst van het standpunt van de Raad, die respectievelijk betrekking hebben op de sociale bescherming van meewerkende echtgenoten en de zwangerschapsuitkering voor vrouwelijke zelfstandigen en meewerkende echtgenotes. Wat artikel 6 betreft, heeft de Commissie haar standpunt verdedigd dat meewerkende echtgenoten hetzelfde niveau van sociale bescherming moeten krijgen als zelfstandigen. Aangezien meewerkende echtgenoten aan de uitoefening van de activiteit van het bedrijf deelnemen, lijken andere benaderingen het doel van het voorstel niet te verwezenlijken, namelijk de uitvoering van het beginsel van gelijke behandeling van vrouwen (de overgrote meerderheid van de meewerkende echtgenoten zijn vrouwen) en mannen (twee derde van de zelfstandigen zijn mannen). Tijdens de onderhandelingen in de Raad is duidelijk gebleken dat elk vergelijkend element tussen het beschermingsniveau van zelfstandigen en dat van meewerkende echtgenoten op weerstand van een groot aantal lidstaten stuitte. De Commissie heeft benadrukt dat het om een wezenlijke wijziging van haar tekst gaat die deze minder ambitieus maakt, maar dat zij deze niettemin steunt zodat de Raad tot een politiek akkoord kan komen dat anders buiten bereik zou liggen. De Commissie was van mening dat de door de Raad goedgekeurde tekst een aanzienlijke verbetering betekende ten opzichte van de huidige situatie, zowel voor zelfstandigen als voor meewerkende echtgenoten. Wat zelfstandigen en meewerkende echtgenoten betreft, wordt in de nieuwe bepaling over de zwangerschapsuitkering voor het eerst op EU-niveau het recht op een uitkering vastgesteld voor een onderbreking van de beroepswerkzaamheden gedurende een periode van minimaal 14 weken. De bepaling zoals deze door de Raad is goedgekeurd, zou in het bijzonder meewerkende echtgenoten en levenspartners recht geven op eigen titel aanspraak te maken op sociale bescherming, ongeacht het type stelsel en het recht op eventuele "afgeleide" bescherming (via de zelfstandige). De Commissie heeft ook rekening gehouden met het feit dat de Raad hierover geen unaniem besluit zou kunnen nemen, omdat twee lidstaten zich principieel tegen elke vorm van wetgeving op dit gebied verzetten. Tijdens de bijeenkomst van de Raad van de Europese Unie op 30 november 2009 heeft het voorzitterschap het compromisvoorstel gewijzigd door daarin het voorstel op te nemen om de lidstaten de hoogte van de zwangerschapsuitkering zelf te laten vaststellen. Ook op dat punt heeft de Commissie zich niet verzet om een politiek akkoord van de Raad niet in de weg te staan. CONCLUSIES Hoewel het standpunt in eerste lezing van de Raad niet beantwoordt aan een aantal wezenlijke doelstellingen van haar voorstel, is de Commissie met het oog op het voorgaande van mening dat de enige manier om de procedure voortgang te laten vinden is dat zij zich niet tegen de tekst van het standpunt in eerste lezing van de Raad verzet. [1] Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (herschikking) (PB L 204 van 26.7.2006, blz. 23).