Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010DC0714

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de gezondheid van honingbijen

/* COM/2010/0714 def. */

52010DC0714

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de gezondheid van honingbijen /* COM/2010/0714 def. */


[pic] | EUROPESE COMMISSIE |

Brussel, 6.12.2010

COM(2010) 714 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de gezondheid van honingbijen

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de gezondheid van honingbijen

I. Inleiding

De honingbij ( Apis mellifera ) speelt in de EU een belangrijke rol bij de bestuiving en bij de productie van honing en andere bijenteeltproducten. Daarom heeft de EU geharmoniseerde voorschriften vastgesteld om de gezondheid van bijen te beschermen en op peil te houden, terwijl de lidstaten regelgeving kunnen vaststellen voor andere aspecten van de bijenteelt en aanverwante activiteiten. Op gebieden waarvoor geen regelgeving geldt, hebben imkers en hun verenigingen zelf de nodige activiteiten ontplooid, bijvoorbeeld door gedragscodes en richtsnoeren voor bijenhouders op te stellen. Decennialang heeft deze complexe structuur goed gewerkt. Onlangs is echter in verschillende landen binnen en buiten de EU melding gemaakt van een verhoogde bijensterfte.

Het is van belang dat de gezondheid van bijen proactief wordt beschermd, zonder de bijzondere aspecten van de bijensector, de verschillende betrokken partijen en de beginselen van evenredigheid en subsidiariteit uit het oog te verliezen.

In 2007 werd de EU-strategie voor diergezondheid "Voorkomen is beter dan genezen"[1] voor de periode 2007-2013 goedgekeurd, in 2008 gevolgd door een actieplan[2] met vier pijlers:

( prioriteitstelling voor het EU-optreden;

( een modern EU-kader voor diergezondheid;

( betere preventie en crisisparaatheid; en

( wetenschap, innovatie en onderzoek.

Samenwerking en communicatie met belanghebbenden zijn twee belangrijke beginselen van de strategie. Ook wordt gekeken of niet-wetgevende initiatieven ertoe kunnen bijdragen dat producenten zich meer verantwoordelijk voelen voor en zich bewuster zijn van ziekten.

Geheel in de geest van de strategie hebben bezorgde imkerorganisaties in de EU onlangs meer aandacht gevraagd voor de gezondheid van bijen. Bovendien heeft het Europees Parlement in november 2008 een resolutie over de situatie in de bijenteelt[3] aangenomen. Hierin werd de Commissie opgeroepen specifieke gecoördineerde acties uit te voeren.

De Commissie heeft al een aantal initiatieven genomen om de problemen in de bijensector aan te pakken en andere initiatieven staan gepland.

Deze mededeling is bedoeld om de bijengezondheidsproblematiek te verduidelijken en uiteen te zetten met welke acties de Commissie deze problematiek wil aanpakken.

De mededeling moet als basis dienen voor de verdere discussie met het Europees Parlement, de Raad, de instanties in de lidstaten en belanghebbenden. In dat kader kan worden bepaald welke verdere maatregelen op EU-niveau eventueel noodzakelijk zijn.

II. Bijensector in de EU

De bijenteelt is in de EU populair onder zowel professionele bijenhouders (met meer dan 150 kasten) als liefhebbers. Van de circa 700 000 imkers in de EU is 97% hobbyist. Zij bezitten ongeveer 67% van de bijenkasten in de EU. Geschat wordt dat er bijna 200 000 ton honing wordt geproduceerd. Daarnaast worden producten als was, koninginnengelei en propolis geproduceerd.

Ook bij de bestuiving spelen bijen, samen met andere insecten en organismen, een belangrijke rol.

Aspecten van deze sector waarmee rekening moet worden gehouden zijn de verschillende soorten bijenteelt (beroepsmatig of als hobby, vaste of mobiele bijenstand, transhumance), de grote verschillen met andere diersoorten zoals runderen en pluimvee op technologisch en gezondheidsgebied, de verschillende regio's (klimaat, traditionele/lokale productie) en de verspreiding van ziekten. De hierboven beschreven specifieke kenmerken van de bijensector resulteren in uiteenlopende behoeften, methoden, standpunten en werkwijzen.

III. Wat beïnvloedt de gezondheid van bijen?

Het afgelopen decennium is de bijenteelt in verschillende delen van de wereld door een aantal gezondheidsproblemen getroffen.

Met name is de laatste jaren in verschillende landen binnen en buiten de EU een verhoogde bijensterfte geconstateerd. Dit heeft wereldwijd tot grote bezorgdheid geleid, maar in wetenschappelijke studies konden de precieze oorzaak en de omvang van de verhoogde sterfte nog niet worden vastgesteld.

Wel staat vast dat de bijengezondheid beïnvloed wordt door vele uiteenlopende factoren (van onder meer bacteriële, virale en parasitaire aard), de beschikbaarheid van effectieve behandelingen, invasieve diersoorten en milieuveranderingen. Ook met factoren als het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de landbouw moet rekening worden gehouden. In ieder geval moet worden onderzocht of en in hoeverre deze de bijengezondheid beïnvloeden.

Hoewel tot nog toe geen verband tussen genetisch gemodificeerde organismen en de gezondheid van bijen is aangetoond, zal de Commissie de ontwikkelingen op dit gebied op de voet blijven volgen.

IV. EU-kader voor bijengezondheid

1) Bestaande veterinairrechtelijke voorschriften in de EU ter bescherming van bijen

De geldende wetgeving[4] schrijft gezondheidscertificaten voor en stelt eisen aan het verkeer van bijen tussen lidstaten. Deze voorschriften zijn bedoeld om bepaalde bijenziekten en -parasieten die door het verkeer van bijen kunnen worden verspreid, namelijk Amerikaans en Europees vuilbroed, de kleine bijenkastkever en de Tropilaelapsmijt, te voorkomen en te bestrijden. De kleine bijenkastkever ( Aethina tumida ) en de Tropilaelapsmijt zijn in de EU uitheemse soorten. Hiervoor geldt een meldingspicht, zodat de lidstaten onmiddellijk tegen een uitbraak kunnen optreden.

Voor de varroamijt, een belangrijke bijenparasiet die in de EU vaste voet aan de grond heeft gekregen, gelden deze voorschriften echter niet, omdat dat behoorlijk belastend zou zijn voor de imkers en de verspreiding van deze ziekteverwekker niet kan worden afgeremd door het verkeer van bijen te beperken. Een soortgelijke lijn wordt gevolgd voor andere ziekten die in de EU als endemisch worden beschouwd. Onder meer voor de bestrijding van de varroamijt ontvangen de lidstaten financiële steun (zie hoofdstuk X).

2) Bescherming van bijen tegen uitheemse ziekten

Om de insleep van uitheemse bijenziekten in de EU te voorkomen, zijn sinds 2000 veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op de invoer van levende bijen en hommels uit derde landen[5].

Aangezien de kleine bijenkastkever en de Tropilaelapsmijt de bijensector in de getroffen landen aanzienlijke schade hebben toegebracht, schrijven de invoervoorschriften van de EU voor dat uit derde landen alleen bijenkoninginnen en hommelvolken uit biologisch veilige centra mogen worden ingevoerd. Deze voorschriften zijn bedoeld om het risico van insleep van nieuwe ziekten in de EU te verkleinen.

Bij aankomst van de dieren in de EU verrichten officiële dierenartsen in grensinspectieposten documenten- en identiteitscontroles en fysieke inspecties om te verifiëren of de veterinairrechtelijke voorschriften worden nageleefd. Deze maatregelen zorgen ervoor dat alleen veilige bijen worden ingevoerd, dat imkers over het nodige genetische materiaal kunnen beschikken en dat in de bestuivingsbehoeften wordt voorzien, in het bijzonder voor kassen.

3) Strategie voor diergezondheid en de gezondheid van bijen

De strategie voor diergezondheid is gericht op de totstandkoming van één duidelijk regelgevingskader voor diergezondheid. Momenteel werkt de Commissie aan een voorstel voor een " diergezondheidswet " die uiteindelijk de plaats moet innemen van de huidige veterinaire basiswetgeving, die bijna zestig richtlijnen en verordeningen omvat met veterinairrechtelijke voorschriften voor de handel in en de invoer van levende dieren en dierlijke producten, ziektebestrijdingsmaatregelen, identificatievoorschriften enz. Het is de bedoeling dat het definitieve voorstel begin 2012 wordt goedgekeurd. Gestreefd wordt naar vereenvoudiging van de bestaande wetgeving en een ziektebestrijdingsaanpak die, overeenkomstig de nieuwe strategie, meer op preventie gericht is.

Bij de voorbereiding van de nieuwe diergezondheidswet, en met name tijdens de raadplegingsfase, werd de gezondheid van bijen door dierenartsen en imkers herhaaldelijk genoemd als een van de gebieden waarop verdere harmonisering van de EU-diergezondheidswetgeving zinvol zou zijn.

De Commissie onderzoekt nog welke gevolgen dit voor de bijensector zou kunnen hebben. Nu al lijkt echter duidelijk dat een algemene diergezondheidswet het wettelijk kader zou kunnen bevatten voor hoofdzaken als algemene definities en de beginselen voor ziektebestrijdingsmaatregelen en het verkeer van dieren, terwijl alle andere elementen in gedelegeerde of uitvoeringshandelingen zouden kunnen worden ondergebracht. Overwogen zou kunnen worden om voor de aanpak van vraagstukken waarvoor EU-wetgeving niet geschikt is, vaker gebruik te maken van richtsnoeren op EU- of lidstaatniveau, dan wel op bedrijfstakniveau.

4) Behoefte aan wetenschappelijke en technische kennis over bijengezondheid

De complexe en uiteenlopende problemen van de bijensector en de afname van de bijenpopulatie in heel Europa en de rest van de wereld zijn om verschillende redenen zorgwekkend, en één daarvan is het gebrek aan effectieve geneesmiddelen voor de behandeling van bijenziekten.

Uit het project "Bee mortality and bee surveillance in Europe"[6] van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) uit 2009 komt naar voren dat aan de afname van de bijenpopulatie vele factoren ten grondslag zouden kunnen liggen. Onder meer wordt gedacht aan bijenziekten en -parasieten, vergiftiging door bestrijdingsmiddelen, het effect van genetisch gemodificeerde gewassen en stress door veranderingen in voeding en klimatologische omstandigheden. |

Vooralsnog is geen rechtstreeks oorzakelijk verband tussen de verhoogde bijensterfte en specifieke stoffen of ziekteverwekkers gevonden en het is dan ook nog niet duidelijk hoe de sterfte doeltreffend kan worden teruggedrongen.

Bij gebrek aan gegevens en resultaten van metingen kan geen goed inzicht in de feitelijke situatie worden gekregen. Bijgevolg is een effectief optreden op het gebied van bijengezondheid niet mogelijk. Het is echter wel duidelijk dat surveillance van bijen in dit verband van het grootste belang is.

De hoofdconclusies van het EFSA-project wijzen uit dat de surveillancesystemen in de EU-lidstaten over het algemeen zwak zijn. Het ontbreekt aan representatieve gegevens op nationaal niveau en aan vergelijkbare gegevens over de gestorven bijenvolken op EU-niveau. Bovendien lijden de verzamelde gegevens onder een algemeen gebrek aan normalisatie en harmonisatie op EU-niveau. Er is geen doeltreffend geharmoniseerd controlesysteem voor bijen opgezet om de reikwijdte van de bijensterfte in te schatten of deze zo veel mogelijk te voorkomen.

De Commissie streeft ernaar uiterlijk eind 2011 het startsein te geven voor een proefprogramma voor bijensurveillance. |

5) EU-referentielaboratorium voor bijengezondheid

De EU-referentielaboratoria zijn cruciale hulpmiddelen voor risicomanagement op het gebied van diergezondheid. De rol van deze laboratoria is erkend in de EU-wetgeving voor officiële controles[7] en de verticale richtlijnen voor EU-maatregelen ter bestrijding van bepaalde dierziekten.

Uniform, wetenschappelijk onderbouwd testen is onontbeerlijk voor een betrouwbare diagnosticering van ziekten en voor de toepassing van de nodige bestrijdings- en uitroeiingsmaatregelen. De EU-referentielaboratoria spelen een belangrijke rol in de wetenschappelijke en technische ondersteuning op het gebied van diergezondheid en steunen de Commissie en de lidstaten bij de surveillance, bestrijding en uitroeiing van dierziekten (bv. virustypering, ziektemonitoring, ontwikkeling van specifieke tests). Daarnaast zijn zij ook internationaal van groot belang, bijvoorbeeld voor de normalisatie van analysemethoden.

In de evaluatie van het EU-beleid voor diergezondheid[8] werd gewezen op de positieve bijdrage die de netwerken van laboratoria hadden geleverd aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het diergezondheidsbeleid ter bescherming van de gezondheid van mens en dier. In de EU-strategie voor diergezondheid wordt benadrukt dat het belangrijk is dat de diagnosecapaciteit van de EU in stand wordt gehouden en verder wordt verbeterd (bv. financiering van laboratoriumnetwerken).

In het kader van de strategie is onlangs een externe evaluatie van de EU-referentielaboratoria op het gebied van diergezondheid en levende dieren uitgevoerd[9]. Er werd onder meer aanbevolen een nieuw referentielaboratorium voor bijengezondheid op te richten[10].

Daarom is de Commissie van plan een EU-referentielaboratorium voor bijengezondheid aan te wijzen, dat uiterlijk in april 2011 operationeel moet zijn. |

De wetenschappelijke vraagstukken die in bovengenoemd EFSA-rapport zijn opgeworpen, zullen door dit referentielaboratorium worden onderzocht en het zal onder meer de basisvoorwaarden voor de implementatie van effectieve surveillanceprogramma's vaststellen. De eerste taak van het EU-referentielaboratorium voor bijengezondheid zal zijn het hierboven aangestipte proefprogramma voor bijensurveillance technisch te ondersteunen. Dit laboratorium zal worden gefinancierd met bestaande middelen.

6) Vergroting van de kennis over bijengezondheid: de bijdrage van het programma "Betere opleiding voor veiliger voedsel"

In het initiatief "Betere opleiding voor veiliger voedsel" is meer aandacht besteed aan bijengezondheid[11]. |

De opleiding over alle aspecten van bijengezondheid en bijenteelt die in 2010 en 2011 wordt gegeven, zal in totaal door 160 deelnemers uit alle EU-lidstaten en zeven andere landen worden gevolgd. In de vier geplande cursussen komen ook de EU-gezondheidsvoorschriften voor de handel binnen de EU en de invoer uit derde landen aan de orde.

In de twee cursussen die tot nog toe zijn gegeven, hebben 79 ambtenaren actuele informatie over de gezondheidsproblematiek van honingbijen gekregen. Verwacht wordt dat deze ambtenaren als katalysator zullen fungeren om de bevoegde instanties en betrokkenen in hun land op nationaal, regionaal en lokaal niveau meer bewust te maken en beter te doen samenwerken.

V. Beschikbaarheid van diergeneesmiddelen voor bijen

Volgens imkerverenigingen zijn er onvoldoende geneesmiddelen voor bijenziekten toegelaten. Dit is een algemeen probleem aangezien de markt voor diergeneesmiddelen klein is en bedrijven ervan uitgaan dat investeringen weinig rendement zullen opleveren. Deze kleine markten worden vaak aangeduid als MUMS ("minor uses/minor species"). Er zijn al verschillende acties op dit gebied ondernomen, met name door het Europees Geneesmiddelenbureau[12],[13].

Ook is het midden- en kleinbedrijf in specifieke wetgeving gestimuleerd meer aandacht aan innovatie en de ontwikkeling van nieuwe diergeneesmiddelen te besteden, onder meer door administratieve en procedurele bijstand en door verlaging, vrijstelling en uitstel van betaling van vergoedingen[14].

De beschikbaarheid van diergeneesmiddelen (waaronder die voor bijen) is bovendien aan de orde gesteld in het kader van de herziening van het rechtskader voor deze (MUMS-)geneesmiddelen. |

In de openbare raadpleging konden belanghebbenden hun mening te geven over de pro's en contra's van het huidige rechtskader en suggesties te doen voor mogelijke verbeteringen. De Commissie zal de reacties verwerken in de effectbeoordeling van de herziening en in eventuele voorstellen tot wijziging van dit rechtskader. Naar verwachting zal in 2012 een wetgevingsvoorstel worden goedgekeurd.

VI. Voedselveiligheid (residuen in honing)

Als in een lidstaat geen diergeneesmiddel is toegelaten voor een bepaalde ziekte waardoor een diersoort wordt getroffen, moet die lidstaat volgens de huidige wetgeving bij wijze van uitzondering en binnen strikte grenzen toestaan dat dierenartsen geneesmiddelen "off-label" gebruiken[15]. Deze procedure staat bekend als "de cascade".

Er zijn geen duidelijke voorschriften voor de maximumwaarden voor residuen van stoffen die volgens dit cascadesysteem worden gebruikt. Hierdoor staan zowel producenten (imkers en dierenartsen) als consumenten (voedselveiligheidsautoriteiten en, uiteindelijk, de consumenten zelf) bloot aan rechtsonzekerheid en kan de interne markt voor honing worden verstoord.

De Commissie zal voorschriften vaststellen voor de maximumwaarden van residuen van volgens het cascadesysteem gebruikte stoffen, alsook voor compenserende actiedrempels. Hierdoor zal het makkelijker worden in de hele EU op geharmoniseerde wijze controle uit te oefenen op levensmiddelen die in de handel worden gebracht en zal het EU-rechtskader uiteindelijk duidelijker worden en meer zekerheid verschaffen. |

De EU kent volledig geharmoniseerde voorschriften voor veterinaire controles op de invoer van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong, waaronder honing en andere bijenteeltproducten. Deze controles worden door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten aan de EU-grensinspectieposten uitgevoerd om te waarborgen dat producten die van buiten de EU worden ingevoerd, aan de EU-gezondheidsvoorwaarden voor invoer voldoen en dat hiervoor gelijkwaardige garanties gelden als voor EU-producten.

VII. Bestrijdingsmiddelen

In 2009 is een nieuwe verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen[16] goedgekeurd. Deze nieuwe verordening kwam in de plaats van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad. De bepaling dat bestrijdingsmiddelen alleen op EU-niveau kunnen worden goedgekeurd als het gebruik geen onaanvaardbare gevolgen voor de bijengezondheid of voor bijen heeft of een verwaarloosbare blootstelling van honingbijen oplevert[17], is behouden gebleven.

Voordat een bestrijdingsmiddel wordt goedgekeurd, wordt beoordeeld welke gevolgen het voor bijen zal hebben en worden zo nodig risicobeperkende maatregelen opgelegd. Als de Commissie later ontdekt dat het gebruik van het bestrijdingsmiddel schadelijke gevolgen heeft, kunnen bijkomende risicobeperkende maatregelen worden genomen. Dit is gebeurd voor bepaalde insecticiden die bij het zaaien met behandeld zaad incidenteel vrijkwamen[18]. |

Op dit moment evalueert de Commissie tevens de voorschriften voor de gegevens die in het dossier van een bestrijdingsmiddel moeten worden opgenomen, eveneens met als doel de honingbijen te beschermen. Belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld hun mening geven over de pro's en contra's van het huidige rechtskader en suggesties doen voor mogelijke verbeteringen.

VIII. Genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s)

Meldingen van verhoogde bijensterfte komen uit de hele wereld en er is geen onderscheid gebleken tussen gebieden met extensieve ggo-teelt (zoals Noord- en Zuid-Amerika) en gebieden waar veel minder ggo's worden geteeld (zoals Europa) of zelfs een verbod op ggo-teelt heerst (zoals in sommige EU-lidstaten). Dit logenstraft de hypothese dat de verhoogde bijensterfte verband houdt met de toenemende teelt van ggo's.

De EU-wetgeving is in dit opzicht zeer voorzichtig. Genetisch gemodificeerde gewassen of ggo's mogen alleen in het milieu geïntroduceerd en/of geteeld worden als hiervoor een vergunning is verleend op basis van Richtlijn 2001/18/EG[19] of Verordening (EG) nr. 1829/2003[20], na een grondige wetenschappelijke risicobeoordeling van de EFSA waarbij onder meer de mogelijke schadelijke effecten van ggo's op bijen worden onderzocht.

IX. Bescherming van bijen door behoud van biodiversiteit

Ook het verlies aan biodiversiteit is schadelijk voor de gezondheid van bijen. Rechtstreekse oorzaken van het verlies aan biodiversiteit zijn enerzijds het veranderde landgebruik en verkeerd beheerde intensivering en anderzijds braaklegging van landbouwgrond en het verdwijnen van traditionele land- en bosbouwmethoden, die vaak habitats met een grote soortenrijkdom hebben opgeleverd. Enkele factoren die mogelijkerwijs aan deze trend ten grondslag liggen, zijn het verlies en de versnippering van habitats, vervuiling en ziekteverwekkers. Ook factoren als de verstoring van bestuivingspatronen door klimaatverandering, de verspreiding van invasieve insectensoorten ten koste van inheemse bestuivers en de opkomst van invasieve planten waardoor inheemse bestuivers wegblijven bij inheemse planten, kunnen hierop van invloed zijn.

De Commissie bevordert onderzoek naar het behoud, herstel en duurzame gebruik van diversiteit van bestuivers in de landbouw.

Er is toenemend wetenschappelijk bewijs dat bijen die toegang hebben tot een mix van stuifmeel van verschillende planten, gezonder zijn dan hun soortgenoten die zich met slechts één type stuifmeel voeden. Een recente studie[21] wijst uit dat een omgeving met voldoende biodiversiteit om bestuiving als ecosysteemdienst in stand te houden, cruciaal is voor de bijengezondheid.

De programma's voor plattelandsontwikkeling bevatten een reeks milieumaatregelen om de biodiversiteit in de Europese landbouw te bevorderen, waaronder ook maatregelen die voor imkers van belang zijn, zoals de aanplant van planten om honingbijen aan te trekken. Bewezen is dat dergelijke maatregelen aanzienlijke milieuwinst kunnen opleveren, met name doordat de biodiversiteit door de landbouw wordt gesteund, en zij kunnen ook gunstig uitpakken voor honingbijen omdat hierdoor het risico van onvoldoende bestuiving wordt beperkt.

De Commissie bereidt een mededeling voor over de EU-biodiversiteitsstrategie om het biodiversiteitsdoel van EU 2020 te halen, waarin mogelijkheden zullen worden verkend om het verlies aan biodiversiteit te voorkomen of te beperken door de oorzaak aan te pakken. Verwacht wordt dat de uitvoering van deze strategie gunstig zal zijn voor de bijengezondheid. |

X. Gemeenschappelijk landbouwbeleid en bijengezondheid

Naast de hierboven beschreven landbouw- en milieumaatregelen is ook een aantal maatregelen ter ondersteuning van de bijensector vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten ("Integrale-GMO-verordening")[22]. De lidstaten kunnen deze maatregelen in hun bijenteeltprogramma's opnemen en de hiermee gemoeide uitgaven kunnen gedeeltelijk door de EU worden gefinancierd indien aan de desbetreffende criteria wordt voldaan. De programma's hebben een looptijd van drie jaar.

Hoewel de maatregelen in de eerste plaats bedoeld zijn om de honingproductie en -afzet efficiënter te doen verlopen, is een deel van de middelen gereserveerd voor de voorkoming van de varroamijtziekte en het herstel van het bijenbestand.

De Commissie heeft aan de Raad en het Europees Parlement een verslag voorgelegd over de toepassing van de maatregelen ter verbetering van de productie en afzet van producten van de bijenteelt in de periode 2008-2010[23]. De conclusie van het verslag luidt dat het mechanisme voor de ontwikkeling van nationale programma's positieve resultaten voor de bijenteeltsector oplevert, vanuit het standpunt van zowel de lidstaten als de bijenhouders. |

In september 2010 heeft de Commissie de nationale programma's goedgekeurd die de 27 lidstaten hebben ingediend om in de periode 2011-2013 de productie en de afzet van bijenteeltproducten te verbeteren. De bijdrage van de EU in de financiering van de programma's is met bijna 25% gestegen ten opzichte van de vorige periode (2008-2010), van 26 miljoen euro tot 32 miljoen euro per jaar.

XI. Onderzoek naar bijengezondheid

Het Zevende Kaderprogramma (KP7) van de EU ondersteunt onderzoeksprojecten op het gebied van bijengezondheid.

De EU trekt nu al in totaal zo'n 10 miljoen euro uit voor onderzoek naar honingbijen en andere bestuivers. Momenteel lopen er projecten om de achteruitgang van wilde en gedomesticeerde bestuivers, waaronder bijenvolken, in Europa en de mogelijke oorzaken daarvan te onderzoeken en om geschikte diagnosehulpmiddelen te ontwikkelen[24]. |

Daarnaast verleent de Commissie steun aan de COST-actie COLOSS[25], waarmee een Europees netwerk van onderzoekers en andere belanghebbenden is opgericht om de sterfte van bijenvolken te evalueren en de krachten te bundelen met deelnemers aan nationale onderzoeksprogramma's, teneinde meer inzicht te krijgen in de factoren die aan de massale bijensterfte ten grondslag liggen en deze te bestrijden.

XII. Communicatie over bijengezondheid

Verbetering van de communicatie tussen de betrokkenen op EU-, nationaal, regionaal en lokaal niveau, en op verschillende beleidsterreinen, is een van de hoofddoelstellingen van de Commissie. Dit kan op vele manieren, maar verwacht wordt dat de onlangs ontwikkelde internetpagina van de Commissie[26] hierbij voor de belanghebbenden in Europees verband een prominente rol zal spelen. Op deze pagina wordt sectoriële informatie gegeven over uiteenlopende activiteiten en wetgeving die relevant zijn voor de gezondheid van bijen. Ook bevat de pagina links naar andere pagina's waar meer informatie kan worden gevonden over thema's als diergezondheid, onderzoek en bestrijdingsmiddelen. De Commissie is voornemens met de belanghebbenden in gesprek te blijven over de wijze waarop de communicatie kan worden verbeterd.

XIII. Verband met mondiale activiteiten

De Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE), de erkende internationale organisatie voor diergezondheidsnormen, heeft onlangs een verklaring over bijengezondheid[27] gepubliceerd en de internationale gemeenschap voorgesteld "het onderzoek naar de oorzaken van de bijensterfte te intensiveren en de talrijke opkomende en reeds bekende ziekten beter onder controle te houden en te bestrijden". Ook in het vijfde strategische plan van de OIE voor de periode 2011-2015 wordt aandacht besteed aan bijengezondheid. Daarnaast heeft de OIE informatiebladen over bijenziekten ontwikkeld[28].

De Commissie werkt nauw met de OIE samen om wetenschappelijke informatie over bijengezondheid uit te wisselen, synergieën te creëren en te voorkomen dat toekomstige acties met elkaar overlappen. |

XIV. Conclusies

De Commissie heeft op verschillende beleidsterreinen al veel gedaan om meer inzicht te krijgen in de factoren die van invloed zijn op de bijengezondheid en de geconstateerde problemen te verhelpen. De lopende acties moeten worden voortgezet en waar nodig versterkt op basis van een goede inschatting van de mogelijke risico's voor de gezondheid van dieren en mensen en, meer in het algemeen, voor het milieu. Daarbij moet de Commissie oog hebben voor de relevante sociaaleconomische aspecten en voor het belang van de bedrijfstak om concurrerend te blijven op de wereldmarkt.

De Commissie verbindt zich ertoe de in deze mededeling beschreven acties uit te voeren. Dergelijke acties kunnen alleen succesvol zijn als alle belanghebbenden op constructieve en transparante wijze medewerking verlenen.

Daarom zal de Commissie in de daarvoor in aanmerking komende fora discussies op gang brengen om te peilen hoe over haar voornemens wordt gedacht en haar beoordeling en beheer van de gezondheidstoestand van bijen te verbeteren.

Maar het is duidelijk dat actie op Europees niveau niet volstaat. Ook op andere gebieden zal nog vooruitgang moeten worden geboekt. Zo zullen imkers hun bioveiligheids- en productiepraktijk moeten verbeteren, moet de industrie nieuwe geneesmiddelen voor bijen ontwikkelen en moeten er betere opleidingsprogramma's voor instanties en imkers komen.

Met name niet-gouvernementele organisaties en bijensectorplatforms kunnen een dubbelrol spelen door zowel uiteenlopende nieuwe acties op te zetten als uit te voeren. Het is zeer waarschijnlijk dat op de gebieden van de bijenhouderij waarvoor relatief weinig regelgeving bestaat, goede resultaten kunnen worden geboekt met betere richtsnoeren van nationale en internationale organisaties en imkers; dit zou volledig in overeenstemming zijn met de beginselen van evenredigheid en subsidiariteit.

De Commissie is benieuwd naar het standpunt van het Europees Parlement en de Raad over de aanpak die in deze mededeling is beschreven.

Het is van belang dat men zich realiseert dat dergelijke initiatieven alleen succesvol kunnen zijn als alle belanghebbenden op constructieve en transparante wijze medewerking verlenen. De rol van de imkers en de bevoegde instanties in de lidstaten is van doorslaggevend belang voor een doeltreffend optreden.

[1] COM(2007) 539 definitief, http://ec.europa.eu/food/animal/diseases/strategy/index_en.htm.

[2] COM(2008) 545 definitief, http://ec.europa.eu/food/animal/diseases/strategy/documents_en.htm .

[3] P6_TA(2008)0567 van 20 november 2008.

[4] Richtlijn 92/65/EEG tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (PB L 268 van 14.9.1992, blz. 52).

[5] Beschikking 2000/462/EG, PB L 183 van 22.7.2000, blz. 18, onlangs aangepast bij Verordening (EU) nr. 206/2010. PB L 73 van 20.3.2010, blz. 1.

[6] http://www.efsa.europa.eu/en/scdocs/doc/27e.pdf.

[7] Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles, PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

[8] http://ec.europa.eu/food/animal/diseases/strategy/final_report_en.htm.

[9] http://ec.europa.eu/food/animal/diseases/laboratories/eval_com_ref_labs_report_112009_en.pdf.

[10] Momenteel houdt alleen een referentielaboratorium voor de controle op residuen zich bezig met honing, maar is er geen referentielaboratorium voor bijengezondheid.

[11] http://ec.europa.eu/food/training_strategy/training/health_bees_exotic_animals_en.htm.

[12] Beleid van het Europees Geneesmiddelenbureau voor de indeling en stimulering van diergeneesmiddelen voor MUMS en beperkte markten, zie http://www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/Regulatory_and_procedural_guideline/2009/10/WC500005157.pdf.

[13] In december 2009 heeft het Europees Geneesmiddelenbureau een workshop over dit specifieke aspect van bijengezondheid gehouden, zie http://ec.europa.eu/food/animal/liveanimals/bees/docs/EMA_conclusions.pdf.

[14] Verordening (EG) nr. 2049/2005 van de Commissie van 15 december 2005 tot vaststelling, krachtens Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad, van voorschriften betreffende de betaling van vergoedingen aan, en het verkrijgen van administratieve bijstand van, het Europese Geneesmiddelenbureau door micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (PB L 329 van 15.12.2005, blz. 4).

[15] Artikel 11 van Richtlijn 2001/82/EG, PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1.

[16] Verordening (EG) nr. 1107/2009, PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

[17] Zie bijlage II, punt 3.8.3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

[18] Richtlijn 2010/21/EU van de Commissie, PB L 65 van 13.3.2010, blz. 27.

[19] PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1.

[20] PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1.

[21] Door INRA (Cedric Alaux, François Ducloz, Didier Crauser en Yves Le Conte, 2010 - Biology Letters. Op 20 januari 2010 op internet gepubliceerd; doi: 10.1098/rsbl.2009.0986).

[22] PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1. Zie artikel 106.

[23] COM(2010) 267 definitief.

[24] De lopende projecten zijn: Bee Doc, Cleanhive en STEP.

[25] http://www.coloss.org/.

[26] http://ec.europa.eu/food/animal/liveanimals/bees/index_en.htm.

[27] http://www.oie.int/eng/press/en_100428.htm.

[28] http://www.oie.int/eng/ressources/BEES-EN.pdf.

Top