EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009PC0631

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening namens de Europese Gemeenschap en de voorlopige toepassing van de kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds

/* COM/2009/0631 def. - ACC 2009/0175 */

52009PC0631




[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 18.11.2009

COM(2009)631 definitief

2009/0175 (ACC)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de ondertekening namens de Europese Gemeenschap en de voorlopige toepassing van de kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds

TOELICHTING

Op aanbeveling van de Commissie (december 2007) heeft de Raad de Commissie in mei 2008 gemachtigd te onderhandelen over een nieuwe kaderovereenkomst met de Republiek Korea (hierna “Korea” genoemd). Korea is in toenemende mate actief op het internationale toneel als een land dat zich, net als de EU, inzet voor de mensenrechten, de vrije markt en het multilateralisme. Naast de bloeiende relatie op het gebied van handel en investeringen werken we ook steeds intensiever samen op gebieden als wetenschap en technologie, onderwijs, klimaatverandering en ontwikkelingshulp. Ook de politieke dialoog heeft zich de laatste jaren verdiept, met name (maar niet uitsluitend) ten aanzien van Noord-Korea. Met de nieuwe kaderovereenkomst, waarover parallel aan een brede vrijhandelsovereenkomst is onderhandeld, komt een volledig samenhangend en gemoderniseerd kader voor de bilaterale betrekkingen tot stand. Na succesvolle onderhandelingen is de kaderovereenkomst door de onderhandelaars op 14 oktober 2009 geparafeerd.

De kaderovereenkomst vormt de contractuele basis voor onze betrekkingen met Korea en berust op een groot aantal gemeenschappelijke beginselen en gedeelde waarden. Het doel is Korea een brede basis te bieden voor de samenwerking met de EU, onder andere inzake politieke en mondiale vraagstukken. De overeenkomst bevat alle noodzakelijke moderne bepalingen inzake economische samenwerking en voorziet in samenwerking op het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid (o.a. bestrijding van georganiseerde misdaad, corruptie, drugs en witwassen, migratie en bescherming van persoonsgegevens) en van goed bestuur op fiscaal gebied. De overeenkomst biedt een basis voor samenwerking op het gebied van wereldwijde vraagstukken als klimaatverandering, continuïteit van de energievoorziening, aanpak van arbeidsvraagstukken, onderwijs en andere gebieden die met de structurele veranderingen in de samenleving verband houden, verspreiding van massavernietigingswapens, terrorisme, en beide partijen zijn het eens over de noodzaak van vervolging van de ernstigste misdrijven die de internationale gemeenschap zorgen baren. Voorts wordt het verband verhelderd tussen enerzijds de kaderovereenkomst en anderzijds (bestaande en toekomstige) specifieke sectorale overeenkomsten, waaronder de vrijhandelsovereenkomst. Dergelijke overeenkomsten worden geacht een integrerend onderdeel te vormen van de algemene bilaterale betrekkingen zoals die worden geregeld bij [de kaderovereenkomst] en deel uit te maken van een gemeenschappelijk institutioneel kader.

De kaderovereenkomst is het eerste contractuele instrument van dit type dat de EU met een ontwikkeld land sluit. Na de inwerkingtreding vormt de kaderovereenkomst de grondslag van een strategisch partnerschap met Korea, overeenkomstig de resultaten van de vierde topontmoeting tussen de EU en de Korea, die op 23 mei 2009 in Seoul heeft plaatsgevonden.

2009/0175 (ACC)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de ondertekening namens de Europese Gemeenschap en de voorlopige toepassing van de kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 133 en 181 A in samenhang met artikel 300, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie[1],

Overwegende hetgeen volgt:

1. Op 7 mei 2008 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om met de Republiek Korea te onderhandelen over een kaderovereenkomst (hierna “de overeenkomst” genoemd).

2. Onder voorbehoud van sluiting op een later tijdstip dient de overeenkomst te worden ondertekend en voorlopig te worden toegepast,

BESLUIT:

Artikel 1

De ondertekening van de kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds, wordt goedgekeurd namens de Gemeenschap, onder voorbehoud van het besluit van de Raad betreffende de sluiting van de overeenkomst.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

In afwachting van de voltooiing van de procedures die voor de inwerkingtreding van de overeenkomst vereist zijn, wordt deze op voorlopige basis toegepast. De voorlopige toepassing begint op de eerste dag van de eerste maand volgende op de datum waarop de partijen elkaar in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de voor de voorlopige toepassing vereiste procedures.

Artikel 3

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomst namens de Gemeenschap te ondertekenen.

Gedaan te Brussel, […]

Voor de Raad

De voorzitter […]

BIJLAGE

KADEROVEREENKOMST

tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds

DE EUROPESE GEMEENSCHAP, hierna “de Gemeenschap” genoemd,

en

HET KONINKRIJK BELGIË,

DE REPUBLIEK BULGARIJE,

DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,

HET KONINKRIJK DENEMARKEN,

DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,

DE REPUBLIEK ESTLAND,

DE HELLEENSE REPUBLIEK,

HET KONINKRIJK SPANJE,

DE FRANSE REPUBLIEK,

IERLAND,

DE ITALIAANSE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK CYPRUS,

DE REPUBLIEK LETLAND,

DE REPUBLIEK LITOUWEN,

HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG,

DE REPUBLIEK HONGARIJE,

DE REPUBLIEK MALTA,

HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN,

DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,

DE REPUBLIEK POLEN,

DE PORTUGESE REPUBLIEK,

ROEMENIË,

DE REPUBLIEK SLOVENIË,

DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK FINLAND,

HET KONINKRIJK ZWEDEN,

HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,

verdragsluitende partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag betreffende de Europese Unie, hierna “de lidstaten” genoemd,

enerzijds, en

DE REPUBLIEK KOREA,

anderzijds,

hierna gezamenlijk “de partijen” genoemd,

GELET OP hun traditionele vriendschapsbanden en op de historische, politieke en economische relaties die hen binden,

HERINNERENDE aan de kaderovereenkomst inzake handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds, die op 28 oktober 1996 in Luxemburg is ondertekend en op 1 april 2001 in werking is getreden;

GEZIEN het versnelde proces waarbij de Europese Unie een eigen identiteit verkrijgt op het gebied van het buitenlands beleid en het gebied van veiligheid en justitie;

ZICH BEWUST van de groeiende rol en verantwoordelijkheid die de Republiek Korea in de internationale gemeenschap op zich neemt;

WIJZENDE op de alomvattende aard van hun betrekkingen en het belang van aanhoudende inspanningen om de algemene samenhang te handhaven;

BEVESTIGENDE hun wens de regelmatige politieke dialoog, die op gedeelde waarden en aspiraties is gebaseerd, te handhaven en verder uit te breiden;

UITDRUKKING GEVENDE aan hun gemeenschappelijke wens hun betrekkingen op te waarderen tot een versterkt partnerschap, ook op politiek, economisch, sociaal en cultureel gebied;

VASTBESLOTEN in dit verband de betrekkingen op gebieden van wederzijds belang op bilateraal, regionaal en mondiaal niveau consolideren, te verdiepen en te diversifiëren, op basis van gelijkwaardigheid, non-discriminatie, inachtneming van het milieu en wederzijds voordeel;

OPNIEUW BEVESTIGENDE dat zij sterk gehecht zijn aan de democratische beginselen en de rechten van de mens, zoals vastgelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens en andere relevante internationale mensenrechteninstrumenten, alsmede aan de beginselen van de rechtsstaat en goed bestuur;

OPNIEUW BEVESTIGENDE dat zij vastbesloten zijn ernstige misdrijven die de internationale gemeenschap aangaan te bestrijden en ervan overtuigd dat de effectieve vervolging van de ernstigste misdrijven die de internationale gemeenschap aangaan moet worden gewaarborgd door maatregelen op nationaal niveau te nemen en de mondiale samenwerking te intensiveren;

OVERWEGENDE dat het terrorisme een bedreiging is voor de mondiale veiligheid en wensende hun dialoog en samenwerking in de strijd tegen het terrorisme te intensiveren overeenkomstig de relevante internationale instrumenten, in het bijzonder Resolutie 1373 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, en opnieuw bevestigende dat eerbiediging van de rechten van de mens en de rechtsstaat de grondslag vormen van de strijd tegen het terrorisme;

VAN OORDEEL dat de verspreiding van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor een ernstige bedreiging voor de internationale veiligheid vormt, erkennende dat de internationale gemeenschap deze verspreiding wenst te bestrijden, zoals tot uiting is gekomen in de goedkeuring van de desbetreffende internationale overeenkomsten en resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, met name Resolutie 1540, en wensende hun dialoog en samenwerking op dit gebied te versterken;

ERKENNENDE dat intensiever moet worden samengewerkt op het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid;

WIJZENDE op het feit dat de bepalingen van de overeenkomst die binnen de toepassingssfeer van deel III, titel IV, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vallen, het Verenigd Koninkrijk en Ierland binden als afzonderlijke overeenkomstsluitende partijen, en niet als deel van de Europese Gemeenschap, totdat het Verenigd Koninkrijk of Ierland (naar gelang van het geval) de Republiek Korea ervan in kennis stelt dat het Verenigd Koninkrijk of Ierland is gebonden als deel van de Europese Gemeenschap overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland dat aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht;

OVERWEGENDE dat zij duurzame ontwikkeling in economisch, sociaal en milieuopzicht wensen te bevorderen;

UITING GEVENDE aan hun verbintenis een hoog niveau van milieubescherming te waarborgen en hun vaste voornemen samen te werken ter bestrijding van klimaatverandering;

WIJZENDE op hun steun voor een eerlijk globaliseringsproces en hun doelstelling volledige en productieve werkgelegenheid en fatsoenlijk werk voor iedereen tot stand te brengen;

GEZIEN het bloeiende handels- en investeringsverkeer tussen de partijen op basis van het wereldwijde op regels gebaseerde handelsstelsel dat onder toezicht staat van de Wereldhandelsorganisatie;

WENSENDE, tot wederzijds voordeel van de partijen, de duurzame intensivering en ontwikkeling van het handels- en investeringsverkeer tussen de partijen te bevorderen en daartoe de voorwaarden te scheppen, onder andere door een vrijhandelszone tot stand te brengen;

VAN OORDEEL dat gezamenlijke inspanningen dienen te worden geleverd om wereldwijde vraagstukken aan te pakken, waaronder terrorisme, ernstige misdrijven die de internationale gemeenschap aangaan, verspreiding van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, klimaatverandering, onzekerheid van energievoorziening en hulpbronnen, armoede en financiële crisis;

VASTBESLOTEN hun samenwerking te intensiveren op gebieden van wederzijds belang, en met name de bevordering van de democratische beginselen en eerbiediging van de mensenrechten, bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens, bestrijding van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens, maatregelen tegen de ernstigste misdrijven die de internationale gemeenschap aangaan, bestrijding van terrorisme, samenwerking in regionale en internationale organisaties, handel en investeringen, dialoog inzake het economisch beleid, samenwerking tussen bedrijven, belastingheffing, douane, mededingingsbeleid, informatiemaatschappij, wetenschap en technologie; energie, vervoer, beleid inzake zeevervoer, consumentenbeleid, gezondheid, werkgelegenheid en sociale zaken, milieu en natuurlijke hulpbronnen, klimaatverandering, landbouw, plattelandsontwikkeling en bosbouw, zee en visserij, ontwikkelingshulp, cultuur, informatie, communicatie, audiovisuele aangelegenheden en de media, onderwijs, rechtsstaat, juridische samenwerking, bescherming van persoonsgegevens, migratie, drugsbestrijding, bestrijding van georganiseerde misdaad en corruptie, bestrijding van witwassen van geld en financiering van terrorisme, bestrijding van computercriminaliteit, rechtshandhaving, toerisme, het maatschappelijk middenveld, het overheidsapparaat en statistiek.

ZICH BEWUST van het belang de betrokkenheid bij het ontwikkelingsproces van rechtstreeks belanghebbende personen en entiteiten te bevorderen, met name bedrijven en organisaties die hen vertegenwoordigen;

ERKENNENDE dat het wenselijk is de rol en het profiel van beide partijen in elkaars regio’s te versterken en persoonlijke contacten tussen de partijen te bevorderen,

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

TITEL I

GRONDSLAG EN TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

Grondslag van de samenwerking

1. De partijen bevestigen hun gehechtheid aan de democratische beginselen, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden en de rechtsstaat. De eerbiediging van de democratische beginselen, de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, zoals deze zijn vastgelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens en andere desbetreffende internationale mensenrechteninstrumenten en tot uiting komen in het beginsel van de rechtsstaat, ligt ten grondslag aan het binnenlandse en het buitenlandse beleid van beide partijen en is een essentieel element van deze overeenkomst.

2. De partijen bevestigen hun gehechtheid aan het Handvest van de Verenigde Naties en hun steun voor de gedeelde waarden die daarin tot uiting komen.

3. De partijen bevestigen opnieuw dat zij zich ertoe verbinden duurzame ontwikkeling in al haar facetten en economische groei te stimuleren, bij te dragen tot de verwezenlijking van internationaal overeengekomen ontwikkelingsdoelstellingen en samen te werken om wereldwijde milieuproblemen, in het bijzonder klimaatverandering, aan te pakken.

4. De partijen bevestigen opnieuw het belang dat zij hechten aan de beginselen van goed bestuur en de bestrijding van corruptie, met name gezien hun internationale verplichtingen.

5. De partijen onderstrepen hun gehechtheid aan de alomvattende aard van hun bilaterale betrekkingen en de handhaving van de algemene samenhang in dit verband.

6. De partijen komen overeen hun betrekkingen op te waarderen tot een versterkt partnerschap en samenwerking te ontwikkelen op bilateraal, regionaal en mondiaal niveau.

7. De tenuitvoerlegging van deze overeenkomsten tussen partijen die dezelfde waarden delen en hetzelfde respect in acht nemen, dient derhalve te worden gebaseerd op de beginselen van dialoog, wederzijds respect, gelijkwaardig partnerschap, multilateralisme, consensus en eerbiediging van het internationale recht.

Artikel 2

Doel van de samenwerking

1. Teneinde hun samenwerking te versterken, verbinden de partijen zich ertoe hun politieke dialoog te intensiveren en hun economische betrekkingen verder te stimuleren. Hun inspanningen richten zich met name op:

a) het bereiken van overeenstemming over een toekomstvisie voor de versterking van hun partnerschap en het ontwikkelen van gezamenlijke projecten om deze visie ten uitvoer te leggen;

b) het voeren van regelmatige politieke dialogen;

c) het bevorderen van collectieve inspanningen in alle relevante regionale en internationale fora en organisaties in reactie op mondiale vraagstukken;

d) het bevorderen van economische samenwerking op gebieden van wederzijds belang, met inbegrip van wetenschappelijke en technische samenwerking, teneinde de handel tot wederzijds voordeel te diversifiëren;

e) het aanmoedigen van samenwerking tussen bedrijven, door investeringen aan beide zijden te faciliteren en beter wederzijds begrip te bevorderen;

f) het versterken van de deelname van de partijen aan elkaars samenwerkingsprogramma’s, wanneer die voor de andere partij zijn opengesteld;

g) het versterken van de rol en het profiel van de partijen in de regio van de andere partij, onder andere door middel van culturele uitwisselingen, het gebruik van informatietechnologie en onderwijs;

h) het bevorderen van interpersoonlijke contacten en wederzijds begrip.

2. De partijen komen overeen, op basis van hun hechte partnerschap en gedeelde waarden, de samenwerking en de dialoog te ontwikkelen inzake alle aangelegenheden van wederzijds belang. Hun inspanningen richten zich met name op:

a) het versterken van de politieke dialoog en de samenwerking, met name inzake mensenrechten, bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens, handvuurwapens en lichte wapens, bestrijding van de ernstigste misdrijven die de internationale gemeenschap aangaan en bestrijding van terrorisme;

b) het versterken van de samenwerking op alle met handel en investeringen samenhangende gebieden van wederzijds belang en het scheppen van de voorwaarden voor een duurzame toename van handel en investeringen tussen de partijen tot hun wederzijds voordeel;

c) het versterken van de samenwerking op economisch gebied, met name de dialoog inzake het economisch beleid, samenwerking tussen bedrijven, belastingheffing, douane, mededingingsbeleid, informatiemaatschappij, wetenschap en technologie; energie, vervoer, beleid inzake zeevervoer en consumentenbeleid;

d) het versterken van de samenwerking inzake duurzame ontwikkeling, en met name gezondheid, werkgelegenheid en sociale zaken, milieu en natuurlijke hulpbronnen, klimaatverandering, landbouw, plattelandsontwikkeling en bosbouw, zee en visserij en ontwikkelingshulp;

e) het versterken van de samenwerking op het gebied van cultuur, informatie, communicatie, audiovisuele zaken en de media en het onderwijs;

f) het versterken van de samenwerking op het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid, en met name de rechtsstaat, juridische samenwerking, bescherming van persoonsgegevens, migratie, drugsbestrijding, bestrijding van georganiseerde misdaad en corruptie, bestrijding van witwassen van geld en financiering van terrorisme, bestrijding van computercriminaliteit en rechtshandhaving;

g) het versterken van de samenwerking op andere gebieden van gemeenschappelijk belang, en met name toerisme, het maatschappelijk middenveld, het overheidsapparaat en statistiek.

TITEL II

POLITIEKE DIALOOG EN SAMENWERKING

Artikel 3

Politieke dialoog

1. Tussen de Republiek Korea en de Europese Unie wordt een regelmatige politieke dialoog ingesteld, die op gedeelde waarden en aspiraties is gebaseerd. Deze dialoog wordt gevoerd volgens de door de Republiek Korea en de Europese Unie overeengekomen procedures.

2. De politieke dialoog heeft als doel:

a) het onderstrepen van de gehechtheid van de partijen aan de democratie en de eerbiediging van de rechten van de mensen en de fundamentele vrijheden;

b) het bevorderen van vreedzame oplossingen voor internationale of regionale conflicten en van versterking van de Verenigde Naties en andere internationale organisaties;

c) het intensiveren van beleidsoverleg over aangelegenheden in verband met de internationale veiligheid, zoals wapenbeheersing en ontwapening, bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens en de internationale overbrenging van conventionele wapens;

d) gedachtewisseling over internationale aangelegenheden van gemeenschappelijk belang door stimulering van de uitwisseling van relevante informatie tussen de twee partijen en in internationale fora;

e) het intensiveren van overleg over aangelegenheden van bijzonder belang voor de landen in de regio’s Azië/Stille Oceaan en Europa met het oog op de bevordering van vrede, stabiliteit en welvaart in beide gebieden.

3. De dialoog tussen de partijen wordt gevoerd door middel van contacten, uitwisselingen en overleg, met name in de vorm van:

a) topontmoetingen op het niveau van staatshoofden en regeringsleiders, wanneer de partijen dat noodzakelijk achten;

b) jaarlijks overleg op ministerieel niveau, op een door de partijen overeen te komen plaats;

c) informatiebijeenkomsten over belangrijke binnen- en buitenlandse ontwikkelingen op het niveau van hoge ambtenaren;

d) sectorale dialogen over aangelegenheden van gemeenschappelijk belang;

e) uitwisseling van delegaties tussen het Europees Parlement en de Nationale Vergadering van de Republiek Korea.

Artikel 4

Bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens

1. De partijen zijn van oordeel dat de verspreiding van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor, onder zowel staten als niet-statelijke actoren, een van de ernstigste bedreigingen voor de internationale stabiliteit en veiligheid vormt.

2. De partijen komen daarom overeen samen te werken en bij te dragen tot het tegengaan van de verspreiding van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor, door hun bestaande juridische verplichtingen inzake ontwapening en non-proliferatie en andere door de partijen overeen te komen relevante instrumenten volledig ten uitvoer te leggen. De partijen komen overeen dat deze bepaling een essentieel onderdeel vormt van de overeenkomst.

3. De partijen komen bovendien overeen samen te werken en bij te dragen aan de strijd tegen massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, door:

a) maatregelen te nemen, gericht op ondertekening of bekrachtiging van of toetreding tot alle andere internationale instrumenten ter zake, naar gelang van het geval, en op de volledige tenuitvoerlegging daarvan;

b) een effectief stelsel van nationale uitvoerbeperkingen tot stand te brengen teneinde de verspreiding van massavernietigingswapens en aanverwante goederen en technologieën te voorkomen, met inbegrip van controles van de eindgebruiker en passende civielrechtelijke en strafrechtelijke sancties op overtreding van de uitvoerbeperkingen.

4. De partijen komen overeen dat hun politieke dialoog dient ter ondersteuning en consolidatie van deze elementen.

Artikel 5

Handvuurwapens en lichte wapens

1. De partijen erkennen dat de illegale productie en overdracht van en de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor, alsmede de buitensporige accumulatie, slecht beheer, inadequaat beveiligde voorraden en ongecontroleerde verspreiding ervan een ernstige bedreiging voor de vrede en de internationale veiligheid blijven vormen.

2. De partijen komen overeen dat zij hun respectieve verbintenissen inzake de aanpak van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor zullen uitvoeren in het kader van internationale overeenkomsten, waaronder het VN-actieprogramma ter voorkoming, bestrijding en uitbanning van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten (“UN PoA”) en het internationale instrument waarmee staten tijdig en op betrouwbare wijze illegale handvuurwapens en licht wapens kunnen identificeren en traceren (“ITI”), evenals de verplichtingen die voortvloeien uit resoluties van de VN-Veiligheidsraad.

3. De partijen verplichten zich ertoe samen te werken en te zorgen voor coördinatie, complementariteit en synergie bij het aanpakken van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor, op mondiaal, regionaal, subregionaal en nationaal niveau.

Artikel 6

De ernstigste misdrijven die de internationale gemeenschap aangaan

1. De partijen bevestigen opnieuw dat de ernstigste misdrijven die de gehele internationale gemeenschap aangaan, niet ongestraft mogen blijven en dat de effectieve vervolging ervan moet worden gewaarborgd door maatregelen op nationaal niveau te nemen en waar nodig de wereldwijde samenwerking te intensiveren, onder meer in het Internationaal Strafhof. De partijen komen overeen volledige steun te verlenen aan de universaliteit en integriteit van het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof en daarmee samenhangende instrumenten.

2. De partijen zijn het erover eens dat het nuttig zou zijn een dialoog over dit onderwerp te voeren.

Artikel 7

Samenwerking ter bestrijding van terrorisme

1. De partijen bevestigen het belang van terrorismebestrijding en komen overeen samen te werken om terrorisme te voorkomen en te bestrijden, overeenkomstig de geldende internationale verdragen, waaronder het internationale humanitaire recht en het internationale recht inzake mensenrechten en vluchtelingen, alsmede hun respectieve wet- en regelgeving, en rekening houdend met de mondiale strategie voor terrorismebestrijding van de Verenigde Naties vervat in Resolutie 60/288 van de Algemene Vergadering van de VN van 8 september 2006.

2. De partijen doen dit in het bijzonder:

a) in het kader van de tenuitvoerlegging van de resoluties van de VN-Veiligheidsraad en van hun respectieve verplichtingen op grond van andere relevante internationale verdragen en instrumenten;

b) door informatie uit te wisselen over terroristische groeperingen en de netwerken die hen ondersteunen, overeenkomstig het nationale en internationale recht;

c) door inzichten uit te wisselen over methoden om het terrorisme te bestrijden, onder meer op technisch gebied en wat betreft opleiding, en door ervaringen uit te wisselen met betrekking tot het voorkomen van terrorisme;

d) door samen te werken ter verdieping van de internationale consensus over de bestrijding van terrorisme, met inbegrip van de juridische definitie van terroristische daden, en met name door te streven naar overeenstemming over het Alomvattend Verdrag betreffende internationaal terrorisme;

e) door goede praktijken uit te wisselen betreffende de bescherming van de mensenrechten in het kader van de strijd tegen het terrorisme.

TITEL III

SAMENWERKING IN REGIONALE EN INTERNATIONALE ORGANISATIES

Artikel 8

Samenwerking in regionale en internationale organisaties

De partijen werken samen en wisselen standpunten uit in regionale en internationale fora en organisaties zoals de Verenigde Naties, de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO), de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), de Wereldhandelsorganisatie (WTO), de Ontmoeting Azië–Europa (ASEM) en het Regionale Forum van de ASEAN (ARF).

TITEL IV

SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN ECONOMISCHE ONTWIKKELING

Artikel 9

Handel en investeringen

1. De partijen werken samen teneinde, tot hun wederzijds voordeel, de voorwaarden te scheppen voor duurzame toename en ontwikkeling van hun onderlinge handel en investeringen en deze te stimuleren. De partijen gaan een dialoog aan en versterken hun samenwerking op alle met handel en investeringen samenhangende gebieden van wederzijds belang, teneinde duurzame handels- en investeringsstromen te bevorderen, belemmeringen voor handel en investeringen te voorkomen en weg te nemen en het multilaterale handelsstelsel te bevorderen.

2. De samenwerking tussen de partijen op het gebied van handel en investeringen wordt verwezenlijkt door middel van de vrijhandelsovereenkomst. De vrijhandelsovereenkomst vormt een specifieke overeenkomst die uitvoering geeft aan de handelsbepalingen van deze overeenkomst, zoals bedoeld in artikel 43.

3. De partijen houden elkaar op de hoogte van en wisselen inzichten uit over de ontwikkeling van de bilaterale en internationale handel, investeringen en daarmee samenhangende beleidsterreinen en aangelegenheden.

Artikel 10

Dialoog inzake het economisch beleid

1. De partijen versterken de dialoog tussen hun autoriteiten en stimuleren de uitwisseling van informatie en ervaringen over het macro-economisch beleid en macro-economische ontwikkelingen.

2. De partijen versterken de dialoog en de samenwerking ter verbetering van de systemen voor boekhouding, financiële controle, toezicht en regelgeving voor het bank- en verzekeringswezen en andere onderdelen van de financiële sector.

Artikel 11

Samenwerking tussen bedrijven

1. De partijen komen overeen, rekening houdend met hun respectieve economische beleidsmaatregelen en doelstellingen, de samenwerking inzake het industriële beleid te bevorderen op alle terreinen die zij passend achten met het oog op met name de verbetering van het concurrentievermogen van het midden- en kleinbedrijf, en wel door middel van onder meer:

a) het uitwisselen van gegevens over en ervaringen met het scheppen van kadervoorwaarden voor het midden- en kleinbedrijf om het concurrentievermogen te verbeteren en inzake de procedures voor het oprichten van mkb-ondernemingen;

b) het bevorderen van contacten tussen bedrijven, het stimuleren van gezamenlijke investeringen en het tot stand brengen van gezamenlijke ondernemingen en informatienetwerken, met name door middel van bestaande horizontale programma’s;

c) het vergemakkelijken van de toegang tot kredieten en afzetmogelijkheden, het verstrekken van informatie en het stimuleren van innovatie;

d) het vergemakkelijken van de activiteiten van het midden- en kleinbedrijf aan beide zijden;

e) het bevorderen van maatschappelijk verantwoord ondernemen en het aanmoedigen van verantwoordelijke zakelijke praktijken, waaronder duurzame consumptie en productie.

2. De partijen faciliteren de relevante samenwerkingsactiviteiten die door de particuliere sector van beide partijen worden ontwikkeld.

Artikel 12

Belastingen

Teneinde de economische activiteiten te versterken en te ontwikkelen, met inachtneming van de noodzaak een passend regelgevingskader te ontwikkelen, erkennen de partijen de beginselen van transparantie, informatie-uitwisseling en eerlijke belastingconcurrentie, en verbinden zij zich tot toepassing van die beginselen op fiscaal gebied. Zij streven daartoe, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, naar betere internationale samenwerking op fiscaal gebied, naar vergemakkelijking van het innen van legitieme belastingen, en naar het opzetten van maatregelen voor de doelmatige uitvoering van voormelde beginselen.

Artikel 13

Douane

De partijen werken op bilaterale en multilaterale basis samen op douanegebied. Daartoe wisselen zij met name ervaringen uit en onderzoeken zij de mogelijkheden voor vereenvoudiging van procedures, versterking van transparantie en ontwikkeling van de samenwerking. Ook streven zij naar convergentie van hun standpunten en naar gezamenlijke actie in relevant internationaal verband.

Artikel 14

Mededingingsbeleid

1. De partijen bevorderen eerlijke concurrentie bij economische activiteiten door volledige handhaving van hun wet- en regelgeving betreffende mededinging.

2. Bij het streven naar het in lid 1 genoemde doel en in overeenstemming met de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van de Republiek Korea betreffende samenwerking ter bestrijding van concurrentieverstorende activiteiten werken de partijen samen:

a) door de noodzaak van de mededingingswetgeving en de mededingingsautoriteiten te erkennen en te streven naar proactieve toepassing van de wet om een eerlijk mededingingsklimaat te scheppen;

b) door informatie te delen en de samenwerking tussen de mededingingsautoriteiten te bevorderen.

Artikel 15

Informatiemaatschappij

1. De partijen erkennen dat informatie- en communicatietechnologieën onmisbare onderdelen van het moderne leven en van essentieel belang voor de economische en sociale ontwikkeling zijn, en komen derhalve overeen inzichten uit te wisselen over hun respectieve beleid op dat gebied.

2. De samenwerking op dit gebied richt zich met name op:

a) uitwisseling van inzichten over de verschillende aspecten van de informatiemaatschappij, met name beleid en regelgeving voor elektronische communicatie, waaronder universele dienstverlening, vergunningen en algemene machtigingen, bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens, en onafhankelijkheid en efficiëntie van de regelgevende instantie;

b) koppeling en interoperabiliteit van onderzoeksnetwerken en -diensten, ook in regionaal verband;

c) normalisatie en verspreiding van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën;

d) stimulering van samenwerking tussen de partijen inzake onderzoek op het gebied van informatie- en communicatietechnologieën;

e) veiligheidsvraagstukken en veiligheidsaspecten van informatie- en communicatietechnologieën, waaronder bevordering van de veiligheid online, bestrijding van computercriminaliteit en misbruik van informatietechnologie en alle vormen van elektronische media.

3. De samenwerking tussen bedrijven wordt aangemoedigd.

Artikel 16

Wetenschap en technologie

De partijen stimuleren, ontwikkelen en faciliteren samenwerkingsactiviteiten op het gebied van wetenschap en technologie voor vreedzame doeleinden, in overeenstemming met de Overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de regering van de Republiek Korea.

Artikel 17

Energie

1. De partijen erkennen het belang van de energiesector voor economische en sociale ontwikkeling en streven ernaar, binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden, de samenwerking op dit gebied te bevorderen met het oog op:

a) diversifiëring van de energievoorziening teneinde de energiezekerheid te versterken en nieuwe, duurzame, innovatieve en hernieuwbare energievormen te ontwikkelen, zoals biobrandstoffen en biomassa, wind- en zonne-energie en waterkracht;

b) ondersteuning van de ontwikkeling van beleid om hernieuwbare energie concurrerender te maken;

c) verwezenlijking van rationeel energiegebruik met bijdragen van zowel producenten als consumenten, door energie-efficiëntie te bevorderen bij de productie, het vervoer, de distributie en het eindgebruik van energie;

d) bevordering van de overdracht van technologie die op duurzame energieproductie en energie-efficiëntie is gericht;

e) bevordering van capaciteitsopbouw en facilitering van investeringen op het gebied van energie, rekening houdende met de beginselen van transparantie, non-discriminatie en marktcompatibiliteit;

f) bevordering van concurrentie in de energiemarkt;

g) uitwisseling van inzichten over de mondiale energiemarkten, met inbegrip van de effecten voor ontwikkelingslanden.

2. Met dit doel voor ogen werken de partijen op passende wijze samen door onderstaande samenwerkingsactiviteiten te ondernemen, met name in bestaande regionale en internationale verbanden:

a) samenwerking inzake beleidsformulering op energiegebied en uitwisseling van informatie die voor het energiebeleid relevant is;

b) uitwisseling van informatie over status en ontwikkelingen in de energiemarkt, de industrie en de technologie;

c) uitvoering van gemeenschappelijke studies en onderzoek;

d) stimulering van handel en investeringen in de energiesector.

Artikel 18

Vervoer

1. De partijen streven naar samenwerking op alle relevante terreinen van het vervoersbeleid, met inbegrip van geïntegreerd vervoersbeleid, met het oog op verbetering van het verkeer van goederen en personen, bevordering van beveiliging en veiligheid van lucht- en zeevaart, milieubescherming en verhoging van de efficiëntie van hun vervoerssystemen.

2. De samenwerking tussen de partijen op dit gebied richt zich op bevordering van:

a) informatie-uitwisseling over hun respectieve vervoersbeleid en -praktijken, in het bijzonder over het vervoer in steden, op het platteland, over de binnenwateren, door de lucht en over zee, alsmede de logistiek daarvan, en de koppeling en interoperabiliteit van multimodale vervoersnetwerken, alsook over het beheer van wegen, spoorwegen, havens en luchthavens;

b) een dialoog en gezamenlijke activiteiten op het gebied van het luchtvervoer op gebieden van wederzijds belang, met inbegrip van de overeenkomst inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten en het onderzoeken van mogelijkheden voor verdere ontwikkeling van de betrekkingen, alsmede samenwerking op technisch en regelgevingsgebied betreffende onder meer de veiligheid van de luchtvaart, beveiliging, milieu, luchtverkeerscontrole, de toepassing van de mededingingswetgeving en de economische regulering van het luchtvervoer, teneinde convergentie van de regelgeving te bevorderen en hindernissen voor het handelsverkeer weg te nemen. De partijen zullen op deze basis zoeken naar mogelijkheden voor bredere samenwerking op het gebied van de burgerluchtvaart;

c) samenwerking ter vermindering van de uitstoot van broeikasgassen door de vervoerssector;

d) samenwerking inzake internationale vervoersfora;

e) invoering van normen voor veiligheid en beveiliging en ter voorkoming van vervuiling, met name wat betreft het zeevervoer en de luchtvaart, overeenkomstig de relevante internationale overeenkomsten die op beide partijen van toepassing zijn, met inbegrip van samenwerking binnen de desbetreffende internationale fora met het oog op betere naleving van de internationale regelgeving.

3. Op het gebied van civiele mondiale satellietnavigatie werken de partijen samen in overeenstemming met de Samenwerkingsovereenkomst betreffende een civiel mondiaal satellietnavigatiesysteem (Civil Global Navigation Satellite System) (GNSS) tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds.

Artikel 19

Beleid inzake zeevervoer

1. De partijen komen overeen te streven naar onbeperkte toegang tot de internationale maritieme markt en het internationaal maritiem vervoer op basis van eerlijke concurrentie op commerciële grondslag, overeenkomstig de bepalingen van dit artikel.

2. De partijen verbinden zich er met het oog op de in lid 1 genoemde doelstelling toe:

a) geen bepalingen inzake vrachtverdeling op te nemen in toekomstige bilaterale overeenkomsten met derde landen die betrekking hebben op zeevervoersdiensten, met inbegrip van het handelsverkeer in droge en vloeibare bulkgoederen en van lijnvaartmaatschappijen, en dergelijke vrachtverdelingsregelingen niet toe te passen indien zij in eerdere bilaterale overeenkomsten voorkomen;

b) vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst af te zien van de uitvoering van administratieve, technische en juridische maatregelen die zouden kunnen leiden tot discriminatie tussen eigen onderdanen of ondernemingen en die van de andere partij bij het verrichten van diensten in het internationaal zeevervoer;

c) geen minder gunstige behandeling te verlenen aan schepen die door onderdanen of ondernemingen van de andere partij worden geëxploiteerd dan aan hun eigen schepen, ten aanzien van de toegang tot voor het internationale handelsverkeer opengestelde havens, het gebruik van de infrastructuur en van de maritieme hulpdiensten van de havens en de daarmee verband houdende vergoedingen en kosten, de douanefaciliteiten en de toewijzing van aanlegplaatsen en faciliteiten voor het laden en lossen;

d) toe te laten dat scheepvaartondernemingen van de andere partij zich op hun grondgebied vestigen voor de uitoefening van hun scheepvaartactiviteiten, onder voorwaarden voor de vestiging en de uitoefening van hun activiteiten die niet minder gunstig zijn dan die welke gelden voor hun eigen ondernemingen of voor filialen of vestigingen van ondernemingen uit derde landen, indien die gunstiger zijn.

3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder toegang tot de internationale maritieme markt mede verstaan dat internationale maritieme vervoersondernemingen van beide partijen het recht hebben om “door-to-door”-vervoersdiensten aan te bieden die ten dele over zee plaatsvinden, en dat zij daartoe rechtstreeks overeenkomsten mogen sluiten met lokale niet-maritieme vervoersondernemingen op het grondgebied van de andere partij, behoudens nationaliteitsbeperkingen betreffende het vervoer van goederen en personen met andere vervoermiddelen.

4. De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op ondernemingen uit de Europese Unie en de Republiek Korea. Zij zijn tevens van toepassing op scheepvaartondernemingen die niet in de Europese Gemeenschap of de Republiek Korea zijn gevestigd en onder zeggenschap staan van onderdanen van een lidstaat of van de Republiek Korea, mits hun schepen in de betreffende lidstaat of in de Republiek Korea overeenkomstig de geldende wetgeving zijn geregistreerd.

5. De activiteiten in de Europese Gemeenschap of in de Republiek Korea van scheepvaartagentschappen worden voor zover nodig in specifieke overeenkomsten geregeld.

6. De partijen voeren een dialoog over het zeevervoersbeleid.

Artikel 20

Consumentenbeleid

De partijen streven naar samenwerking op het gebied van het consumentenbeleid, teneinde een hoog niveau van bescherming van de consument tot stand te brengen. De partijen komen overeen dat de samenwerking op dit gebied voor zover mogelijk kan inhouden:

a) het versterken van de onderlinge compatibiliteit van de consumentenwetgeving, teneinde handelsbelemmeringen te voorkomen, terwijl wordt voorzien in een hoog niveau van bescherming van de consument;

b) het bevorderen van de uitwisseling van informatie over systemen voor consumentenbescherming, met inbegrip van de consumentenwetgeving, veiligheid van consumptiegoederen, handhaving van de consumentenwetgeving, consumenteneducatie en mondigheid van de consument en verhaalsmogelijkheden voor de consument.

c) het bevorderen van de oprichting van onafhankelijke consumentenorganisaties en contacten tussen vertegenwoordigers van consumentenbelangen.

TITEL V

SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN DUURZAME ONTWIKKELING

Artikel 21

Gezondheid

1. De partijen komen overeen wederzijdse samenwerking en informatie-uitwisseling aan te moedigen op het gebied van gezondheid en doeltreffende beheersing van grensoverschrijdende gezondheidsproblemen.

2. De partijen streven naar bevordering van onder andere de volgende vormen van informatie-uitwisseling en wederzijdse samenwerking:

a) informatie-uitwisseling over de bewaking van infectieziekten, waaronder pandemische influenza, en over maatregelen voor vroegtijdige waarschuwing en bestrijding;

b) informatie-uitwisseling over gezondheidsstrategieën en volksgezondheidsplannen;

c) informatie-uitwisseling over gezondheidsbevorderend beleid, zoals antirookcampagnes, obesitaspreventie en ziektebestrijding;

d) informatie-uitwisseling, voor zover mogelijk, over de veiligheid en goedkeuring van geneesmiddelen;

e) informatie-uitwisseling, voor zover mogelijk, en gezamenlijk onderzoek op het gebied van voedselveiligheid, zoals de wet- en regelgeving inzake levensmiddelen, alarmeringsmaatregelen enz.;

f) samenwerking inzake aspecten van onderzoek en ontwikkeling, zoals geavanceerde therapieën en innovatieve weesgeneesmiddelen;

g) informatie-uitwisseling en samenwerking inzake e-gezondheidszorgbeleid.

3. De partijen streven ernaar de tenuitvoerlegging van internationale overeenkomsten inzake gezondheid te bevorderen, zoals de Internationale Gezondheidsregeling en het Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging.

Artikel 22

Werkgelegenheid en sociale zaken

1. De partijen komen overeen de samenwerking te intensiveren op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken, onder meer in de context van globalisering en demografische verschuivingen. Er zal worden gestreefd naar bevordering van samenwerking en uitwisseling van informatie en ervaringen inzake werkgelegenheid en arbeidsaangelegenheden. Tot de samenwerkingsgebieden behoren regionale en sociale samenhang, sociale integratie, socialezekerheidsstelsels, levenslange ontwikkeling van vaardigheden, gezondheid en veiligheid op de arbeidsplaats, gelijkheid van mannen en vrouwen en fatsoenlijk werk.

2. De partijen bevestigen opnieuw dat het noodzakelijk is een globaliseringsproces te steunen dat voor iedereen voordeel oplevert, en volledige, productieve werkgelegenheid en fatsoenlijk werk te bevorderen als belangrijk onderdeel van duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding.

3. De partijen bevestigen opnieuw hun verbintenis om de internationaal erkende arbeidsnormen en sociale normen, zoals die zijn vastgelegd in met name de ILO-verklaring over de fundamentele principes en rechten met betrekking tot werk, te eerbiedigen, te bevorderen en te verwezenlijken.

4. De samenwerking kan onder meer de vorm aannemen van gezamenlijk overeen te komen specifieke programma’s en projecten, alsmede dialoog, samenwerking en initiatieven op gebieden van wederzijds belang op bilateraal of multilateraal niveau.

Artikel 23

Milieu en natuurlijke hulpbronnen

1. De partijen komen overeen dat het noodzakelijk is de natuurlijke rijkdommen en biodiversiteit duurzaam te beschermen en te beheren als basis voor de ontwikkeling van de huidige en toekomstige generaties.

2. De partijen streven naar voortzetting en versterking van hun samenwerking inzake de bescherming van het milieu, onder andere in regionaal verband, en met name ten aanzien van:

a) klimaatverandering en energie-efficiëntie;

b) milieubewustzijn;

c) deelname aan en uitvoering van multilaterale milieuverdragen, onder meer op het gebied van biodiversiteit, bioveiligheid en CITES;

d) bevordering van milieutechnologieën, -producten en -diensten, waaronder milieubeheersystemen en milieukeursystemen;

e) voorkomen van illegaal grensoverschrijdend verkeer van gevaarlijke stoffen, gevaarlijk afval en andere afvalstoffen;

f) kust- en zeemilieu, behoud, tegengaan van vervuiling en schade;

g) lokale betrokkenheid bij milieubescherming als wezenlijk onderdeel van duurzame ontwikkeling;

h) bodem- en grondbeheer;

i) uitwisseling van informatie, deskundigheid en praktijken.

3. Waar van toepassing wordt rekening gehouden met de resultaten van de wereldtop over duurzame ontwikkeling en de uitvoering van relevante multilaterale milieuovereenkomsten.

Artikel 24

Klimaatverandering

1. De partijen erkennen de gemeenschappelijke mondiale dreiging van klimaatverandering en de noodzaak actie te ondernemen om emissies te verminderen, teneinde de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer te stabiliseren op een niveau waarbij gevaarlijke antropogene verstoring van het klimaatsysteem wordt voorkomen. Binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden en zonder afbreuk te doen aan de besprekingen over klimaatverandering in andere fora, zoals het kaderverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC), verbinden de partijen zich ertoe de samenwerking op dit gebied te intensiveren. Deze samenwerking strekt ertoe:

a) klimaatverandering te bestrijden, met als algemeen doel snel een koolstofarme samenleving tot stand te brengen door middel van voor elk land passende schadebeperkings- en aanpassingsmaatregelen;

b) efficiënt gebruik van hulpbronnen te stimuleren, onder meer door op brede basis gebruik te maken van de beste beschikbare en economisch haalbare koolstofarme technologieën en normen voor schadebeperking en aanpassing;

c) ervaring en informatie uit te wisselen inzake de voordelen en de architectuur van handelsregelingen;

d) publieke en particuliere financieringsinstrumenten te verbeteren, met inbegrip van marktmechanismen en publiek-private partnerschappen waarmee de strijd tegen klimaatverandering doeltreffend kan worden gesteund;

e) samen te werken inzake onderzoek, ontwikkeling, verspreiding, invoering en overdracht van koolstofarme technologieën, teneinde de emissie van broeikasgassen te verminderen met instandhouding van de economische groei;

f) waar nuttig ervaring en deskundigheid uit te wisselen op het gebied van toezicht op en analyse van de effecten van broeikasgassen en de ontwikkeling van schadebeperkings- en aanpassingsprogramma’s;

g) waar nuttig schadebeperkings- en aanpassingsmaatregelen van ontwikkelingslanden te steunen, onder meer via de flexibele mechanismen van het Kyoto-protocol.

2. De partijen komen overeen met het oog hierop de dialoog en de samenwerking op politiek, technisch en beleidsniveau te intensiveren.

Artikel 25

Landbouw, plattelandsontwikkeling en bosbouw

De partijen komen overeen samenwerking aan te moedigen op het gebied van landbouw, plattelandsontwikkeling en bosbouw. De partijen wisselen informatie uit en ontwikkelen de samenwerking op het gebied van met name:

a) het landbouw- en bosbouwbeleid en de internationale landbouw- en bosbouwvooruitzichten in het algemeen;

b) de registratie en bescherming van geografische aanduidingen;

c) biologische productie;

d) onderzoek op het gebied van landbouw en bosbouw;

e) ontwikkelingsbeleid voor plattelandsgebieden en met name de diversifiëring en herstructurering van landbouwsectoren;

f) duurzame landbouw, bosbouw en integratie van milieuvereisten in het landbouwbeleid;

g) koppelingen tussen landbouw, bosbouw en milieu en het beleid voor de ontwikkeling van plattelandsgebieden;

h) promotieactiviteiten voor voedingsproducten uit de landbouw;

i) duurzaam bosbeheer, ter voorkoming van ontbossing en ter aanmoediging van de aanplant van nieuwe bossen, met passende inachtneming van de belangen van de ontwikkelingslanden waaruit hout afkomstig is.

Artikel 26

Zee en visserij

De partijen stimuleren de samenwerking op het gebied van de zee en de visserij op bilateraal en multilateraal niveau, met name om duurzame en verantwoorde ontwikkeling en beheer van de zee en de visserij te bevorderen. De samenwerking kan onder meer omvatten:

a) uitwisseling van informatie;

b) steun voor duurzaam en verantwoord zee- en visserijbeleid op lange termijn, waaronder behoud en beheer van kust- en mariene hulpbronnen; en

c) bevordering van de inspanningen ter bestrijding van illegale, niet-gemelde en niet-gereguleerde visserijactiviteiten.

Artikel 27

Ontwikkelingshulp

1. De partijen komen overeen informatie uit te wisselen over hun beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, met als doel de totstandkoming van een regelmatige dialoog over de doelstellingen van dit beleid en over hun respectieve ontwikkelingsprogramma’s ten behoeve van derde landen. De partijen bestuderen in hoeverre meer ontwikkelingshulp haalbaar is, overeenkomstig hun respectieve wetgeving en de voorwaarden die van toepassing zijn op de tenuitvoerlegging van deze programma’s.

2. De partijen bevestigen opnieuw hun gehechtheid aan de Verklaring van Parijs van 2005 inzake de doeltreffendheid van hulp en komen overeen hun samenwerking te versterken om betere resultaten op het gebied van ontwikkeling te verwezenlijken.

TITEL VI

SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN ONDERWIJS EN CULTUUR

Artikel 28

Samenwerking op het gebied van cultuur, informatie, communicatie, audiovisuele aangelegenheden en de media

1. De partijen komen overeen om samenwerking te stimuleren teneinde het wederzijds begrip en de kennis van elkaars cultuur te vergroten.

2. De partijen streven naar passende maatregelen ter bevordering van culturele uitwisselingen en naar gezamenlijke initiatieven op dit gebied.

3. De partijen komen overeen nauw samen te werken in relevante internationale fora, zoals UNESCO en de Ontmoeting Azië–Europa (ASEM), teneinde gemeenschappelijke doeleinden na te streven en culturele diversiteit te bevorderen, met inachtneming van het UNESCO-verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen.

4. De partijen onderzoeken hoe zij uitwisselingen, samenwerking en dialoog tussen relevante instellingen op het gebied van audiovisuele aangelegenheden en de media kunnen aanmoedigen.

Artikel 29

Onderwijs

1. De partijen erkennen de belangrijke bijdrage van onderwijs en opleiding tot de ontwikkeling van mensen die in staat zijn deel te nemen aan de mondiale kenniseconomie, en erkennen dat zij een gemeenschappelijk belang hebben bij de samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding.

2. Overeenkomstig hun wederzijdse belangen en de doelstellingen van hun respectieve onderwijsbeleid verbinden de partijen zich ertoe gezamenlijk steun te verlenen aan passende samenwerkingsactiviteiten op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugdzaken, met bijzonder nadruk op het hoger onderwijs. De samenwerking kan onder meer de vorm aannemen van:

a) steun voor gezamenlijke samenwerkingsprojecten van onderwijs- en opleidingsinstellingen in de Europese Unie en de Republiek Korea, met als doel leerplanontwikkeling, gezamenlijke studieprogramma’s en de mobiliteit van studenten te bevorderen;

b) dialoog, studies en uitwisseling van informatie en knowhow op het gebied van het onderwijsbeleid;

c) bevordering van de uitwisseling van studenten, academische en administratief personeel van instellingen voor hoger onderwijs en jeugdwerkers, onder meer door tenuitvoerlegging van het Erasmus Mundusprogramma;

e) samenwerking in onderwijssectoren van gemeenschappelijk belang.

TITEL VII

SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN JUSTITIE, VRIJHEID EN VEILIGHEID

Artikel 30

Rechtsstaat

Bij hun samenwerking op het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid hechten de partijen bijzonder belang aan de bevordering van de rechtsstaat, met inbegrip van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, de toegang tot de rechtspraak en het recht op een eerlijk proces.

Artikel 31

Juridische samenwerking

1. De partijen komen overeen justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken te ontwikkelen, met name wat betreft de ratificatie en tenuitvoerlegging van multilaterale verdragen inzake samenwerking in burgerlijke zaken, waaronder de verdragen van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht op het gebied van internationale juridische samenwerking en procesvoering alsmede de bescherming van kinderen.

2. De partijen komen overeen arbitrale beslechting van civiele en particuliere handelsgeschillen waar mogelijk te faciliteren en aan te moedigen, overeenkomstig de toepasselijke internationale instrumenten.

3. Wat de justitiële samenwerking in strafzaken betreft, streven de partijen naar verbetering van de regeling inzake wederzijdse juridische bijstand en uitlevering. Dit kan de toetreding tot en de tenuitvoerlegging inhouden van de desbetreffende internationale instrumenten van de Verenigde Naties, waaronder het in artikel 6 van deze overeenkomst bedoelde Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof.

Artikel 32

Bescherming van persoonsgegevens

1. De partijen komen overeen samen te werken om het niveau van bescherming van persoonsgegevens te verbeteren overeenkomstig de strengste internationale normen, zoals vervat in de Guidelines for the Regulation of Computerized Personal Data Files van de Verenigde Naties (Resolutie 45/95 van de Algemene Vergadering van de VN van 14 december 1990).

2. De samenwerking inzake de bescherming van persoonsgegevens kan onder meer uitwisseling van informatie en deskundigheid inhouden.

Artikel 33

Migratie

1. De partijen komen overeen de samenwerking op het gebied van illegale migratie, mensensmokkel en mensenhandel te versterken en te intensiveren, en de migratieproblematiek te integreren in de nationale strategieën voor economische en sociale ontwikkeling van de gebieden waaruit migranten afkomstig zijn.

2. In het kader van de samenwerking ter voorkoming en bestrijding van illegale immigratie komen de partijen overeen hun onderdanen die illegaal op het grondgebied van de andere partij verblijven, over te nemen. De partijen verstrekken hun onderdanen daartoe de nodige identiteitsdocumenten. De partijen komen overeen, wanneer er twijfel bestaat over de nationaliteit, personen waarvan wordt vermoed dat zij hun onderdaan zijn, te identificeren.

3. De partijen streven naar sluiting, indien dat nodig is, van een overeenkomst waarbij de specifieke verplichtingen inzake de overname van hun onderdanen wordt geregeld. In deze overeenkomst zullen tevens de voorwaarden voor de overname van onderdanen van andere landen en staatloze personen geregeld worden.

Artikel 34

Drugsbestrijding

1. De partijen streven ernaar, overeenkomstig hun respectieve wet- en regelgeving, het aanbod van, de illegale handel in en de vraag naar drugs en het effect daarvan op druggebruikers en de samenleving in het algemeen terug te dringen, en het oneigenlijk gebruik van drugsprecursoren voor de illegale productie van drugs en psychotrope stoffen doeltreffender te voorkomen. De partijen zien in het kader van hun samenwerking toe op een brede en evenwichtige aanpak van hun streven naar dit doel door middel van regels voor legale markten en doeltreffende maatregelen en coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten in onder meer de sectoren gezondheid, onderwijs, sociale zaken, wetshandhaving en justitie.

2. De partijen bereiken overeenstemming over de wijze van samenwerking om deze doelstellingen te verwezenlijken. De activiteiten worden gebaseerd op onderling overeengekomen beginselen, overeenkomstig de desbetreffende internationale verdragen, de Politieke Verklaring en de Speciale Verklaring inzake richtsnoeren om de vraag naar drugs te verminderen, goedgekeurd door de twintigste speciale zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van juni 1998, inzake drugs.

Artikel 35

Bestrijding van georganiseerde misdaad en corruptie

De partijen komen overeen samen te werken aan en bij te dragen tot de bestrijding van georganiseerde economische en financiële misdaad en corruptie, namaak en illegale transacties, door volledig te voldoen aan hun bestaande internationale verplichtingen in dit verband, onder meer met betrekking tot effectieve samenwerking om beslag te leggen op uit corruptie verkregen bezittingen of gelden. De partijen bevorderen de tenuitvoerlegging van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en de aanvullende protocollen daarbij en het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie.

Artikel 36

Bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme

1. De partijen zijn het erover eens dat moet worden samengewerkt bij en gestreefd naar de voorkoming van het gebruik van hun financiële stelsels voor het witwassen van de opbrengsten van criminele activiteiten zoals drugshandel en corruptie en voor de financiering van corruptie. Deze samenwerking strekt zich uit tot inbeslagneming van bezittingen of gelden die uit de opbrengsten van criminele activiteiten zijn verkregen.

2. De partijen kunnen relevante informatie uitwisselen in het kader van hun respectieve wetgevingen en passende normen toepassen voor de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, die gelijkwaardig zijn met die van de internationale instanties op dit gebied, zoals de Financial Action Task Force inzake het witwassen van geld (FATF).

Artikel 37

Bestrijding van computercriminaliteit

1. Door middel van de uitwisseling van informatie en praktische ervaringen versterken de partijen, overeenkomstig hun nationale wetgeving en binnen de grenzen van hun verantwoordelijkheid, hun samenwerking ter voorkoming en bestrijding van geavanceerde technologische criminaliteit, computercriminaliteit en elektronische criminaliteit en de verspreiding van terroristische inhoud via internet.

2. De partijen wisselen informatie uit op het gebied van onderwijs en opleiding van onderzoekers van computercriminaliteit, het onderzoek naar computercriminaliteit en digitale forensische wetenschap.

Artikel 38

Samenwerking inzake wetshandhaving

De partijen komen overeen samenwerking tot stand te brengen tussen autoriteiten, instanties en diensten op het gebied van wetshandhaving en bij te dragen tot het verstoren en onschadelijk maken van grensoverschrijdende misdaaddreigingen die voor beide partijen gelden. De samenwerking tussen autoriteiten, instanties en diensten op het gebied van wetshandhaving kan de vorm aannemen van wederzijdse bijstand bij onderzoeken, uitwisseling van onderzoekstechnieken, gezamenlijke opleiding en bijscholing van wetshandhavingspersoneel en alle andere gezamenlijke activiteiten en bijstand die de partijen overeenkomen.

TITEL VIII

SAMENWERKING OP ANDERE GEBIEDEN

Artikel 39

Toerisme

De partijen verbinden zich ertoe samenwerking tot stand te brengen op het gebied van toerisme, teneinde het wederzijds begrip te verbeteren en een evenwichtige en duurzame ontwikkeling van het toerisme te bevorderen.

De samenwerking kan onder meer de vorm aannemen van:

a) de uitwisseling van informatie over onderwerpen van wederzijds belang op het gebied van toerisme;

b) de organisatie van toeristische evenementen;

c) uitwisselingen op het gebied van toerisme;

d) samenwerking op het gebied van de instandhouding en het beheer van cultureel erfgoed;

e) samenwerking op het gebied van het beheer van het toerisme.

Artikel 40

Maatschappelijk middenveld

De partijen erkennen de rol en de mogelijke bijdrage van organisaties van het maatschappelijk middenveld tot de dialoog en het samenwerkingsproces uit hoofde van deze overeenkomst en komen overeen een effectieve dialoog met organisaties van het maatschappelijk middenveld en hun actieve deelname te stimuleren.

Artikel 41

Openbaar bestuur

De partijen komen overeen, door middel van de uitwisseling van ervaringen en goede werkmethoden en door voort te bouwen op de bestaande inspanningen, samen te werken inzake de modernisering van het openbaar bestuur op gebieden als:

a) verbetering van de organisatorische doelmatigheid;

b) verbetering van de effectiviteit van de dienstverlening door de instellingen;

c) verzekering van transparant beheer van de overheidsfinanciën en verantwoording;

d) verbetering van het juridische en institutionele kader;

e) opzet en uitvoering van het beleid.

Artikel 42

Statistieken

1. De partijen ontwikkelen en versterken hun samenwerking inzake statistische aangelegenheden, en dragen zo bij tot hun doelstelling voor de lange termijn om tijdig internationaal vergelijkbare en betrouwbare statistische gegevens te verstrekken. Hun verwachting is dat duurzame, efficiënte en professioneel onafhankelijke statistische stelsels informatie opleveren die relevant is voor de burgers, bedrijven en besluitvormers van de partijen en hen in staat stelt goed gefundeerde besluiten te nemen. De partijen wisselen onder meer informatie en deskundigheid uit en ontwikkelen samenwerking met inachtneming van de reeds opgedane ervaring.

De samenwerking is gericht op:

a) geleidelijke harmonisatie van de statistische stelsels van de partijen;

b) fijnafstemming van de gegevensuitwisseling tussen de partijen, met inachtneming van de toepassing van de desbetreffende internationale methodologieën;

c) verbetering van de professionele capaciteit van het statistisch personeel, waardoor dit in staat wordt gesteld de relevante statistische normen toe te passen;

d) bevordering van de uitwisseling van ervaring tussen de partijen inzake de ontwikkeling van knowhow op statistisch gebied.

2. De samenwerking kan onder meer de vorm aannemen van gezamenlijk overeen te komen specifieke programma’s en projecten, alsmede dialoog, samenwerking en initiatieven op gebieden van wederzijds belang op bilateraal of multilateraal niveau.

TITEL IX

INSTITUTIONEEL KADER

Artikel 43

Andere overeenkomsten

1. De kaderovereenkomst inzake handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds, die op 28 oktober 1996 in Luxemburg is ondertekend en op 1 april 2001 in werking is getreden, wordt ingetrokken.

2. Bovengenoemde overeenkomst wordt door deze overeenkomst geactualiseerd en vervangen. Verwijzingen naar bovengenoemde overeenkomst in alle andere overeenkomsten tussen de partijen worden gelezen als verwijzingen naar deze overeenkomst.

3. De partijen kunnen deze overeenkomst aanvullen door sluiting van specifieke overeenkomsten op alle samenwerkingsgebieden die binnen het toepassingsgebied van deze overeenkomst vallen. Dergelijke specifieke overeenkomsten vormen een integrerend onderdeel van de algemene bilaterale betrekkingen zoals die worden geregeld bij deze overeenkomst en maken deel uit van een gemeenschappelijk institutioneel kader.

4. Bestaande overeenkomsten die betrekking hebben op specifieke samenwerkingsgebieden die binnen het toepassingsgebied van deze overeenkomst vallen, worden eveneens geacht onderdeel te zijn van de algemene bilaterale betrekkingen zoals die worden geregeld bij deze overeenkomst en deel uit te maken van een gemeenschappelijk institutioneel kader.

Artikel 44

Gemengde Commissie

1. De partijen stellen krachtens deze overeenkomst een Gemengde Commissie in, bestaande uit vertegenwoordigers van de leden van de Raad van de Europese Unie en vertegenwoordigers van de Europese Commissie, enerzijds, en vertegenwoordigers van de Republiek Korea, anderzijds.

2. In de Gemengde Commissie wordt overleg gepleegd ter vergemakkelijking van de uitvoering van deze overeenkomst en ter bevordering van de algemene doelstellingen ervan, ter handhaving van de algemene samenhang van de betrekkingen en ter verzekering van de goede werking van alle andere overeenkomsten tussen de partijen.

3. De Gemengde Commissie heeft de volgende taken:

a) zij ziet toe op de goede werking van deze overeenkomst;

b) zij houdt toezicht op de ontwikkeling van de brede betrekkingen tussen de partijen;

c) zij verzoekt waar nodig comités en andere lichamen die bij andere van het gemeenschappelijke institutionele kader deel uitmakende overeenkomsten zijn ingesteld, om informatie en neemt door hen ingediende verslagen in overweging;

d) zij zorgt voor de uitwisseling van standpunten en de formulering van voorstellen over alle aangelegenheden van gemeenschappelijk belang, waaronder in de toekomst te nemen maatregelen en de daarvoor beschikbare middelen;

e) zij stelt prioriteiten met betrekking tot de doelstellingen van deze overeenkomst;

f) zij zoekt naar passende middelen ter voorkoming van problemen die in de onder deze overeenkomst vallende gebieden zouden kunnen rijzen;

g) zij beslecht geschillen die zich ten aanzien van de toepassing of de interpretatie van deze overeenkomst voordoen bij consensus, overeenkomstig artikel 45, lid 3;

h) zij onderzoekt alle door een partij ingediende informatie betreffende niet-naleving van verplichtingen en pleegt overleg met de andere partij om een oplossing te vinden die voor beide partijen aanvaardbaar is, overeenkomstig artikel 45, lid 3.

4. De Gemengde Commissie komt gewoonlijk eenmaal per jaar bijeen, afwisselend in Brussel en Seoul. Speciale vergaderingen vinden plaats wanneer een van de partijen daarom verzoekt. De Gemengde Commissie wordt beurtelings door een van beide partijen voorgezeten. Zij vergadert gewoonlijk op het niveau van hoge ambtenaren.

Artikel 45

Modaliteiten voor de tenuitvoerlegging

1. De partijen treffen alle algemene en bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens de overeenkomst te voldoen en zien erop toe dat deze in overeenstemming zijn met de doelstellingen die in deze overeenkomst zijn neergelegd.

2. De overeenkomst wordt ten uitvoer gelegd op basis van consensus en overleg. Mochten er zich meningsverschillen voordoen ten aanzien van de toepassing of de interpretatie van deze overeenkomst, dan verwijzen de partijen de zaak naar de Gemengde Commissie.

3. Indien een partij van mening is dat de andere partij een verplichting die uit deze overeenkomst voortvloeit niet is nagekomen, kan zij passende maatregelen treffen. Alvorens dit te doen, verstrekt zij, behalve in bijzonder dringende gevallen, de Gemengde Commissie alle informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie. De partijen plegen overleg in de Gemengde Commissie en, indien beide partijen daarmee instemmen, kan dit overleg worden begeleid door een bemiddelaar, die door de Gemengde Commissie wordt benoemd.

4. In bijzonder dringende gevallen wordt de maatregel onmiddellijk ter kennis gebracht van de andere partij. Op verzoek van de andere partij wordt gedurende ten hoogste twintig dagen overleg gepleegd. Na afloop van deze periode is de maatregel van toepassing. In dit geval kan de andere partij om arbitrage verzoeken overeenkomstig artikel 46, waarbij elk aspect van de maatregel, alsmede de grondslag daarvan, kan worden onderzocht.

Artikel 46

Arbitrageprocedure

1. Het scheidsgerecht bestaat uit drie (3) scheidsrechters. Elke partij benoemt één scheidsrechter; de Gemengde Commissie benoemt binnen veertien (14) dagen op verzoek van een van de partijen met het oog op de arbitrage een derde scheidsrechter. De benoeming van een scheidsrechter door een partij wordt langs diplomatieke weg onverwijld schriftelijk ter kennis van de andere partij gebracht. De scheidsrechters beslissen bij meerderheid van stemmen. De scheidsrechters streven ernaar zo snel mogelijk tot een beslissing te komen, doch in ieder geval binnen drie maanden na hun benoeming. De Gemengde Commissie stelt nadere procedures vast met het oog op het snelle verloop van de arbitrage.

2. Elke partij bij het geschil dient de maatregelen te treffen die voor de tenuitvoerlegging van de beslissing van de scheidsrechters noodzakelijk zijn. De scheidsrechters doen desgevraagd aanbevelingen voor de tenuitvoerlegging van hun beslissing, teneinde het evenwicht van rechten en verplichtingen in het kader van deze overeenkomst te herstellen.

TITEL X

SLOTBEPALINGEN

Artikel 47

Definitie

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder “de partijen” verstaan: de Europese Gemeenschap of haar lidstaten, dan wel de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds.

Artikel 48

Nationale veiligheid en openbaarmaking van informatie

Niets in deze overeenkomst mag zodanig worden uitgelegd dat een partij verplicht wordt informatie te verstrekken waarvan zij de openbaarmaking in strijd acht met haar wezenlijke veiligheidsbelangen.

Artikel 49

Inwerkingtreding, looptijd en beëindiging

1. Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop de partijen elkaar in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste juridische procedures.

2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 wordt deze overeenkomst in afwachting van de inwerkingtreding voorlopig toegepast. De voorlopige toepassing vangt aan op de eerste dag van de eerste maand volgende op de datum waarop de partijen elkaar in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste procedures.

3. Deze overeenkomst geldt voor onbepaalde tijd. Elk van beide partijen kan de andere partij schriftelijk in kennis stellen van haar voornemen deze overeenkomst op te zeggen. De opzegging wordt zes maanden na de kennisgeving van kracht.

Artikel 50

Kennisgevingen

De in artikel 49 bedoelde kennisgevingen worden toegezonden aan het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie onderscheidenlijk het ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek Korea.

Artikel 51

Verklaringen en bijlagen

De gemeenschappelijke verklaringen en bijlagen bij deze overeenkomst vormen een integrerend onderdeel van deze overeenkomst.

Artikel 52

Territoriale toepassing

Deze overeenkomst is van toepassing op de grondgebieden waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is, onder de in genoemd Verdrag neergelegde voorwaarden, enerzijds, en het grondgebied van de Republiek Korea, anderzijds.

Artikel 53

Authentieke teksten

Deze overeenkomst is opgesteld in tweevoud in de Koreaanse, de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende de interpretatie van de artikelen 45 en 46

De partijen zijn democratieën. Zij wensen samen te werken om de waarden die zij delen in de wereld te bevorderen. Hun overeenkomst is een teken van hun gezamenlijke streven de democratie, de mensenrechten, non-proliferatie en de bestrijding van terrorisme overal ter wereld te bevorderen. De tenuitvoerlegging van deze overeenkomsten tussen partijen die dezelfde waarden delen dient derhalve te worden gebaseerd op de beginselen van dialoog, wederzijds respect, gelijkwaardig partnerschap, multilateralisme, consensus en eerbiediging van het internationale recht.

De partijen komen overeen dat met het oog op de juiste interpretatie en de praktische toepassing van deze overeenkomst met de term “passende maatregelen” in artikel 45, lid 3, maatregelen worden bedoeld die evenredig zijn met de ernst van de niet-nakoming van verplichtingen op grond van deze overeenkomst. Maatregelen kunnen worden getroffen ten aanzien van deze overeenkomst of ten aanzien van een specifieke overeenkomst die deel uitmaakt van het gemeenschappelijke institutionele kader. Bij de keuze van maatregelen moet voorrang worden gegeven aan maatregelen die de werking van de overeenkomst het minst verstoren, rekening houdende met de mogelijke toepassing van nationale rechtsmiddelen.

Voor de juiste interpretatie en de praktische tenuitvoerlegging van deze overeenkomst komen de partijen overeen dat met de term “bijzonder dringende gevallen” in artikel 45, lid 4, gevallen worden bedoeld waarin door een van de partijen wezenlijke inbreuk op deze overeenkomst is gemaakt. Wezenlijke inbreuk houdt in: een afwijzing van deze overeenkomst die niet in overeenstemming is met de algemene regels van het internationaal recht, of een bijzonder ernstige en grove schending van een essentieel element van deze overeenkomst. De partijen beoordelen of er sprake is van een mogelijke wezenlijke inbreuk op artikel 4, lid 2, met inachtneming van het officiële standpunt, indien dat bestaat, van de relevante internationale instanties.

Wat betreft artikel 46 zijn, indien maatregelen zijn getroffen ten aanzien van een specifieke overeenkomst die deel uitmaakt van het gemeenschappelijke institutionele kader, alle relevante procedures voor geschillenbeslechting van de specifieke overeenkomst van toepassing op de procedure voor de tenuitvoerlegging van de scheidsrechterlijke beslissing in gevallen waarin de scheidsrechters beslissen dat de maatregel niet gerechtvaardigd of niet evenredig was.

Voor opneming in de Slotakte:

De gevolmachtigden van de lidstaten en de gevolmachtigde van de Republiek Korea nemen kennis van de volgende eenzijdige verklaringen van de Europese Gemeenschap:

Eenzijdige verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende artikel 12

De Gemeenschap verklaart dat de lidstaten slechts gebonden zijn uit hoofde van artikel 12 voor zover zij deze beginselen van goed bestuur op fiscaal gebied op Gemeenschapsniveau hebben onderschreven.

[1] PB C […] van […], blz. […].

Top