This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52009PC0129
Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on the conservation of wild birds (codified version)
Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake het behoud van de vogelstand (gecodificeerde versie)
Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake het behoud van de vogelstand (gecodificeerde versie)
/* COM/2009/0129 def. - COD 2009/0043 */
Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake het behoud van de vogelstand (gecodificeerde versie) /* COM/2009/0129 def. - COD 2009/0043 */
[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN | Brussel, 20.3.2009 COM(2009) 129 definitief 2009/0043 (COD) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake het behoud van de vogelstand (gecodificeerde versie) (door de Commissie ingediend) TOELICHTING 1. In de context van een Europa van de burgers hecht de Commissie groot belang aan het vereenvoudigen en verduidelijken van het Gemeenschapsrecht om het duidelijker en toegankelijker te maken voor de gewone burger, zodat deze nieuwe mogelijkheden krijgt en in staat wordt gesteld gebruik te maken van de specifieke rechten die hij aan het Gemeenschapsrecht kan ontlenen. Dit doel kan niet worden verwezenlijkt zolang talloze bepalingen die meermaals en vaak ingrijpend zijn gewijzigd, gedeeltelijk in het oorspronkelijke besluit en gedeeltelijk in de latere wijzigingsbesluiten te vinden zijn. Om dan na te gaan wat de geldende regels zijn, is veel zoekwerk vereist, waarbij een groot aantal besluiten moet worden vergeleken. Codificatie van meermaals gewijzigde regels is dan ook van essentieel belang om het Gemeenschapsrecht duidelijk en doorzichtig te maken. 2. Bij haar besluit van 1 april 1987[1] heeft de Commissie daarom haar diensten opgedragen alle wetgevingbesluiten na maximaal tien wijzigingen te codificeren , waarbij zij erop wijst dat dit een minimumregel is en dat haar diensten ter wille van de duidelijkheid en het juiste begrip van de communautaire wetgeving ernaar zouden moeten streven de teksten waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen, met nog kortere tussenpozen te codificeren. 3. De conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Edinburgh (december 1992) hebben dit bevestigd[2] en het belang van codificatie onderstreept, omdat daarmee rechtszekerheid wordt verschaft omtrent de vraag welke wet op een gegeven moment op een bepaald onderwerp van toepassing is. Bij codificatie moet het normale wetgevingsproces van de Gemeenschap volledig in acht worden genomen. Aangezien bij codificatie geen inhoudelijke wijzigingen in de betrokken wetteksten mogen worden aangebracht, zijn het Europees Parlement, de Raad en de Commissie bij Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 een versnelde werkmethode voor de codificatie van wetteksten overeengekomen. 4. Dit voorstel beoogt de codificatie van Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand[3]. De nieuwe richtlijn vervangt de verschillende besluiten die erin zijn verwerkt[4]; dit voorstel laat de inhoud van de besluiten die worden gecodificeerd onverlet en beperkt zich er derhalve toe deze samen te voegen en daarin slechts de formele wijzigingen aan te brengen die voor de codificatie zelf vereist zijn. 5. Dit voorstel voor een codificatie is opgesteld op basis van een voorafgaande consolidatie , in alle officiële talen, van Richtlijn 79/409/EEG en de besluiten tot wijziging daarvan, met behulp van een gegevensverwerkingssysteem van het Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen. Voorzover de artikelen zijn vernummerd, is het verband tussen de oude en de nieuwe nummering weergegeven in een concordantietabel die is opgenomen in bijlage VII bij de gecodificeerde richtlijn. ê 79/409/EEG (aangepast) 2009/0043 (COD) Voorstel voor een RICHTLIJN EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake het behoud van de vogelstand (gecodificeerde versie) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel Ö 175, lid 1 Õ , Gezien het voorstel van de Commissie, Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[5], Gezien het advies van het Comité van de Regio’s[6], Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag[7], Overwegende hetgeen volgt: ê (1) Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand[8] is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd[9]. Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan. ê 79/409/EEG overweging 1 (aangepast) (2) In Ö Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap Õ[10] wordt voorzien in specifieke acties voor de Ö biodiversiteit, met inbegrip van de bescherming van vogels en hun leefgebieden Õ. ê 79/409/EEG overweging 2 (3) Een groot aantal in het wild levende vogelsoorten vertonen op het grondgebied van de Gemeenschap een achteruitgang van hun populatie die bij bepaalde soorten zeer snel verloopt, en deze achteruitgang vormt een ernstige bedreiging voor het behoud van het natuurlijk milieu, met name wegens het biologisch evenwicht dat hierdoor wordt bedreigd. ê 79/409/EEG overweging 3 (4) De natuurlijk in het wild levende vogelsoorten zijn op het Europese grondgebied van de lidstaten voor het overgrote deel trekvogels. Dergelijke soorten vormen een gemeenschappelijk erfgoed en de doeltreffende bescherming van de vogels is een typisch grensoverschrijdend milieuvraagstuk dat een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid impliceert. ê 79/409/EEG overweging 6 (aangepast) (5) Instandhouding van de natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied van de lidstaten is noodzakelijk voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschap op het gebied van de verbetering van de levensomstandigheden Ö en duurzame ontwikkeling Õ. ê 79/409/EEG overweging 7 (aangepast) (6) De te treffen maatregelen dienen van toepassing te zijn op de verschillende factoren die van invloed kunnen zijn op het populatieniveau van de vogels, namelijk de weerslag van de activiteiten van de mens, en met name de vernietiging en de verontreiniging van hun Ö leefgebieden Õ, het vangen en het vernietigen door de mens en de handel die uit deze praktijken voortvloeit, en het is nodig deze maatregelen aan te passen aan de situatie van de verschillende soorten in het kader van een op hun instandhouding gericht beleid. ê 79/409/EEG overweging 8 (7) De instandhouding behelst de bescherming op lange termijn en het beheer van de natuurlijke bronnen als integrerend deel van het erfgoed van de Europese volkeren. Zij maakt de regulering hiervan mogelijk en reglementeert hun exploitatie op grond van maatregelen die noodzakelijk zijn voor het behoud en de aanpassing van het natuurlijke evenwicht van de soorten binnen de grenzen van hetgeen redelijkerwijze mogelijk is. ê 79/409/EEG overweging 9 (aangepast) (8) Het is voor het behoud van alle vogelsoorten noodzakelijk Ö leefgebieden Õ te beschermen, in stand te houden of te herstellen die voldoende gediversifieerd zijn en qua oppervlakte toereikend. Voor bepaalde vogelsoorten dienen speciale beschermingsmaatregelen ten aanzien van Ö het leefgebied Õ te worden getroffen om hun voortbestaan en voortplanting in het verspreidingsgebied veilig te stellen. Bij deze maatregelen zouden ook de trekvogels inbegrepen moeten worden; deze maatregelen dienen gecoördineerd te worden met het oog op de vorming van een coherent geheel. ê 79/409/EEG overweging 10 (9) Om te vermijden dat de handelsbelangen het jacht- en vangstpeil nadelig beïnvloeden, is het noodzakelijk een algemeen handelsverbod in te stellen en alleen afwijkingen toe te staan voor die soorten wier biologische status zulks toestaat, rekening houdende met de specifieke omstandigheden die in de verschillende gebieden heersen. ê 79/409/EEG overweging 11 (10) Op sommige soorten kunnen jachtactiviteiten worden uitgeoefend vanwege hun populatieniveau, geografische verspreiding of de omvang van hun voortplanting in de gehele Gemeenschap, hetgeen een toelaatbare vorm van exploitatie is, waarbij deze jachtactiviteiten in overeenstemming dienen te zijn met het handhaven van de populatie van deze soorten op een bevredigend niveau, voor zover bepaalde beperkingen worden vastgesteld en in acht genomen. ê 79/409/EEG overweging 12 (11) De middelen, installaties of methoden voor het massale of niet-selectieve vangen of doden alsmede de achtervolging met behulp van bepaalde vervoermiddelen dienen te worden verboden wegens de buitensporige druk die zij uitoefenen of kunnen uitoefenen op het populatieniveau van de desbetreffende soorten. ê 79/409/EEG overweging 13 (12) Wegens het belang dat bepaalde specifieke situaties kunnen hebben, dient mogelijkheid tot ontheffing te bestaan waarbij door de Commissie toezicht wordt uitgeoefend. ê 79/409/EEG overweging 14 (13) In verband met de instandhouding van de vogelsoorten en in het bijzonder van de trekvogels bestaan nog problemen waarvoor wetenschappelijke werkzaamheden dienen te worden verricht. Het zal door deze werkzaamheden bovendien mogelijk worden om de doeltreffendheid van de getroffen maatregelen te beoordelen. ê 79/409/EEG overweging 15 (14) Het komt erop aan om in overleg met de Commissie erop toe te zien dat de eventuele introductie van vogelsoorten die niet natuurlijk in het wild leven op het Europese grondgebied van de lidstaten, geen enkele schade toebrengt aan de plaatselijke flora en fauna. ê 79/409/EEG overweging 16 (15) De Commissie stelt om de drie jaar een samenvattend verslag op dat gebaseerd is op de aan haar door de lidstaten verstrekte inlichtingen over de toepassing van de nationale maatregelen die krachtens deze richtlijn zijn getroffen, en zendt het toe aan de lidstaten. ê (16) De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[11]. ê 2008/102/EG overweging 4 (aangepast) (17) In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven om bepaalde bijlagen te wijzigen in het licht van de technische en wetenschappelijke vooruitgang. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet essentiële onderdelen van Ö deze Õ Richtlijn, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing. ê (18) Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage VI, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten, ê 79/409/EEG (aangepast) HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: Artikel 1 1. Deze richtlijn heeft betrekking op de instandhouding van alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied van de lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is. Zij betreft de bescherming, het beheer en de regulering van deze soorten en stelt regels voor de exploitatie daarvan. 2. Deze richtlijn is van toepassing op vogels, hun eieren, hun nesten en hun leefgebieden. ê 79/409/EEG Artikel 2 De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om de populatie van de in artikel 1 bedoelde soorten op een niveau te houden of te brengen dat met name beantwoordt aan de ecologische, wetenschappelijke en culturele eisen, waarbij zij tevens rekening houden met economische en recreatieve eisen. Artikel 3 1. Met inachtneming van de in artikel 2 genoemde eisen nemen de lidstaten alle nodige maatregelen om voor alle in artikel 1 bedoelde vogelsoorten een voldoende gevarieerdheid van leefgebieden en een voldoende omvang ervan te beschermen, in stand te houden of te herstellen. 2. Voor de bescherming, de instandhouding en het herstel van biotopen en leefgebieden worden in de eerste plaats de volgende maatregelen getroffen: a) instelling van beschermingszones; b) onderhoud en ruimtelijke ordening overeenkomstig de ecologische eisen van leefgebieden binnen en buiten de beschermingszones; c) herstel of weer aanleggen van vernietigde biotopen; d) aanleg van biotopen. Artikel 4 1. Voor de leefgebieden van de in bijlage I vermelde soorten worden speciale beschermingsmaatregelen getroffen, opdat deze soorten daar waar zij nu voorkomen, kunnen voortbestaan en zich kunnen voortplanten. In dat verband wordt gelet op: a) soorten die dreigen uit te sterven; b) soorten die gevoelig zijn voor bepaalde wijzigingen van het leefgebied; c) soorten die als zeldzaam worden beschouwd omdat hun populatie zwak is of omdat zij slechts plaatselijk voorkomen; d) andere soorten die vanwege de specifieke kenmerken van hun leefgebied speciale aandacht verdienen. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de tendensen en de schommelingen van het populatiepeil. De lidstaten wijzen met name de naar aantal en oppervlakte voor de instandhouding van deze soorten meest geschikte gebieden als speciale beschermingszones aan, waarbij rekening wordt gehouden met de bescherming die deze soorten in de geografische zee- en landzone waar deze richtlijn van toepassing is, behoeven. 2. De lidstaten nemen soortgelijke maatregelen ten aanzien van de niet in bijlage I genoemde en geregeld voorkomende trekvogels, waarbij rekening wordt gehouden met de behoeften van het gebied van bescherming in de geografische zee- en landzone waar deze richtlijn van toepassing is, ten aanzien van hun broed-, rui- en overwinteringsgebieden en rustplaatsen in hun trekzones. Met het oog hierop besteden de lidstaten zelf bijzondere aandacht aan de bescherming van watergebieden en in het bijzonder aan de watergebieden van internationale betekenis. 3. De lidstaten zenden de Commissie alle nuttige gegevens, zodat zij de geëigende initiatieven kan nemen voor de coördinatie die nodig is om te bereiken dat de zones bedoeld in lid 1, enerzijds, en in lid 2, anderzijds, een samenhangend geheel vormen dat voldoet aan de eisen inzake bescherming van de soorten in de geografische zee- en landzone waar deze richtlijn van toepassing is. ê 79/409/EEG (aangepast) 4. De lidstaten nemen passende maatregelen om vervuiling en verslechtering van de Ö leefgebieden Õ in de in de leden 1 en 2 bedoelde beschermingszones te voorkomen, alsmede om te voorkomen dat de vogels aldaar worden gestoord, voor zover deze vervuiling, verslechtering en storing, gelet op de doelstellingen van dit artikel, van wezenlijke invloed zijn. Ook buiten deze beschermingszones zetten de lidstaten zich in om vervuiling en verslechtering van de Ö leefgebieden Õ te voorkomen. ê 79/409/EEG Artikel 5 Onverminderd de artikelen 7 en 9 nemen de lidstaten de nodige maatregelen voor de invoering van een algemene regeling voor de bescherming van alle in artikel 1 bedoelde vogelsoorten; deze maatregelen omvatten met name de volgende verbodsbepalingen: a) een verbod om, ongeacht de gebruikte methode, opzettelijk de bedoelde vogels te doden of te vangen; b) een verbod om opzettelijk hun nesten en eieren te vernielen of te beschadigen of hun nesten weg te nemen; c) een verbod om in de natuur eieren van deze vogels te rapen en deze — zelfs leeg — in bezit te hebben; d) een verbod om deze vogels, met name gedurende de broedperiode, opzettelijk te storen, voor zover een dergelijke storing, gelet op de doelstellingen van deze richtlijn, van wezenlijke invloed is; e) een verbod om vogels te houden van soorten die niet mogen worden bejaagd of gevangen. Artikel 6 ê 79/409/EEG (aangepast) 1. Onverminderd het bepaalde in de leden 2 en 3 Ö van dit artikel Õ verbieden de lidstaten voor alle in artikel 1 bedoelde vogelsoorten de verkoop, het vervoer voor verkoop en het in bezit hebben voor verkoop alsmede het ten verkoop aanbieden van levende en dode vogels alsmede van gemakkelijk herkenbare delen van deze vogels of op uit deze vogels verkregen producten. ê 79/409/EEG 2. Voor de in bijlage III, deel A, vermelde soorten zijn de in lid 1 bedoelde activiteiten niet verboden indien de vogels op geoorloofde wijze zijn gedood of gevangen of op andere geoorloofde wijze verkregen. 3. De lidstaten kunnen voor de in bijlage III, deel B, genoemde vogelsoorten de in lid 1 bedoelde activiteiten op hun grondgebied toestaan en hierbij beperkingen opleggen indien de vogels op geoorloofde wijze zijn gedood of gevangen of op andere geoorloofde wijze verkregen. Lidstaten die een dergelijke toestemming willen verlenen, treden vooraf in overleg met de Commissie om met deze na te gaan of door het in de handel brengen van vogels van de betrokken soort, naar hetgeen redelijkerwijs kan worden verwacht, het populatieniveau, de geografische verspreiding of de omvang van de voortplanting van deze soorten in de gehele Gemeenschap in gevaar worden gebracht of kunnen worden gebracht. Indien uit dit onderzoek blijkt dat de beoogde toestemming volgens de Commissie tot een van de genoemde gevaren leidt of kan leiden, richt de Commissie een met redenen omklede aanbeveling tot de lidstaat, waarin het in de handel brengen van de betrokken soort wordt afgekeurd. Indien een dergelijk gevaar volgens de Commissie niet aanwezig is, deelt zij dit mede aan de lidstaat. ê 79/409/EEG (aangepast) De aanbeveling van de Commissie wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Ö Unie Õ. Een lidstaat die uit hoofde van dit lid toestemming verleent, onderzoekt met regelmatige tussenpozen of nog voldaan wordt aan de voorwaarden voor de verlening van deze toestemming. ê 79/409/EEG Artikel 7 1. Op de in bijlage II vermelde soorten mag, vanwege hun populatieniveau, hun geografische verspreiding en de omvang van hun voortplanting in de hele Gemeenschap, worden gejaagd volgens de bepalingen van de nationale jachtwetgeving. De lidstaten zien erop toe dat de jacht op deze soorten de pogingen tot instandhouding die in hun verspreidingsgebied worden ondernomen, niet in gevaar brengt. 2. Op de in bijlage II, deel A, genoemde soorten mag worden gejaagd in de geografische zee- en landzone waar deze richtlijn van toepassing is. 3. Op de in bijlage II, deel B, genoemde soorten mag alleen worden gejaagd in de lidstaten waarbij deze soorten zijn vermeld. 4. De lidstaten zien erop toe dat bij de beoefening van de jacht, eventueel met inbegrip van de valkenjacht, zoals deze voortvloeit uit de toepassing van de geldende nationale maatregelen, de principes van een verstandig gebruik en een ecologisch evenwichtige regulering van de betrokken vogelsoorten in acht worden genomen, en dat deze beoefening wat de populatie van deze soorten, in het bijzonder van de trekvogels betreft, verenigbaar is met de uit artikel 2 voortvloeiende bepalingen. Zij zien er in het bijzonder op toe dat soorten waarop de jachtwetgeving van toepassing is, niet worden bejaagd zolang de jonge vogels het nest nog niet hebben verlaten of gedurende de verschillende fasen van de broedperiode. Ten aanzien van trekvogels zien zij er met name op toe dat de soorten waarop de jachtwetgeving van toepassing is, niet worden bejaagd tijdens de broedperiode noch tijdens de trek naar hun nestplaatsen. De lidstaten zenden de Commissie alle nuttige gegevens betreffende de praktische toepassing van hun jachtwetgeving. Artikel 8 ê 79/409/EEG (aangepast) 1. Wat de jacht op en de vangst of het doden van vogels in het kader van deze richtlijn betreft, verbieden de lidstaten het gebruik van alle middelen, installaties of methoden voor het massale of niet-selectieve vangen of doden van vogels of waardoor een soort plaatselijk kan verdwijnen, en in het bijzonder het gebruik van de in bijlage IV, Ö onder Õ a), genoemde middelen. 2. Bovendien verbieden de lidstaten elke achtervolging met behulp van de in bijlage IV, Ö onder Õ b), genoemde vervoermiddelen op de in die bijlage omschreven wijze. ê 79/409/EEG Artikel 9 1. De lidstaten mogen, indien er geen andere bevredigende oplossing bestaat, om onderstaande redenen afwijken van de artikelen 5 tot en met 8: a) – in het belang van de volksgezondheid en openbare veiligheid, - in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer, - ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, visserij en wateren, - ter bescherming van flora en fauna; b) voor doeleinden in verband met onderzoek en onderwijs, het uitzetten en herinvoeren van soorten en voor de met deze doeleinden samenhangende teelt; c) ten einde het vangen, het houden of elke andere wijze van verstandig gebruik van bepaalde vogels in kleine hoeveelheden selectief en onder strikt gecontroleerde omstandigheden toe te staan. ê 79/409/EEG (aangepast) 2. In de Ö in lid 1 bedoelde Õ afwijkende bepalingen moet worden vermeld: a) voor welke soorten mag worden afgeweken; b) welke middelen, installaties of methoden voor het vangen of doden zijn toegestaan; c) onder welke voorwaarden met betrekking tot het risico en onder welke omstandigheden van tijd en van plaats deze afwijkende maatregelen mogen worden genomen; d) welke autoriteit bevoegd is te verklaren dat aan die voorwaarden is voldaan, en te beslissen welke middelen, installaties of methoden mogen worden aangewend, binnen welke grenzen en door welke personen; e) welke controles zullen worden uitgevoerd. 3. De lidstaten zenden de Commissie jaarlijks een verslag toe over de toepassing van Ö de leden 1 en 2 Õ. 4. In het licht van de inlichtingen waarover zij beschikt en met name van die welke haar krachtens lid 3 worden verstrekt, ziet de Commissie er voortdurend op toe dat de gevolgen van Ö de in lid 1 bedoelde Õ afwijkende maatregelen niet onverenigbaar zijn met deze richtlijn. Zij neemt in dat verband de nodige initiatieven. ê 79/409/EEG Artikel 10 1. De lidstaten bevorderen het onderzoek en de werkzaamheden, nodig voor de bescherming en het beheer van de populaties van alle in artikel 1 bedoelde vogelsoorten alsmede de exploitatie daarvan. Bijzondere aandacht dient uit te gaan naar het onderzoek en de werkzaamheden met betrekking tot de in bijlage V vermelde onderwerpen. ê 79/409/EEG (aangepast) 2. De lidstaten doen de Commissie alle nodige informatie toekomen opdat zij passende maatregelen kan nemen voor de coördinatie van het onderzoek en de werkzaamheden, bedoeld in Ö lid 1 Õ. ê 79/409/EEG Artikel 11 De lidstaten zien erop toe dat de eventuele introductie van vogelsoorten die niet natuurlijk in het wild leven op het Europese grondgebied van de lidstaten geen enkele schade toebrengt aan de plaatselijke flora en fauna. Zij plegen hieromtrent overleg met de Commissie. Artikel 12 ê 79/409/EEG (aangepast) 1. De lidstaten dienen om de drie jaar, te rekenen vanaf Ö 7 april 1981 Õ, bij de Commissie een rapport in over de toepassing van de nationale maatregelen die krachtens deze richtlijn zijn getroffen. ê 79/409/EEG 2. De Commissie stelt om de drie jaar een samenvattend verslag op aan de hand van de in lid 1 bedoelde gegevens. Het gedeelte van het ontwerp van dit verslag dat gaat over de door een lidstaat verstrekte gegevens, wordt ter verificatie aan de autoriteiten van die lidstaat toegezonden. De definitieve versie van het verslag wordt aan de lidstaten meegedeeld. Artikel 13 De toepassing van de krachtens deze richtlijn getroffen maatregelen mag niet leiden tot verslechtering van de huidige situatie met betrekking tot de instandhouding van alle in artikel 1 bedoelde vogelsoorten. Artikel 14 De lidstaten kunnen beschermingsmaatregelen treffen die strenger zijn dan in deze richtlijn wordt voorgeschreven. ê 2008/102/EG art. 1 punt 1 (aangepast) Artikel 15 Er wordt overgegaan tot de vaststelling van wijzigingen die nodig zijn om de bijlagen I en V aan te passen aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang . Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. ê 2008/102/EG art. 1 punt 2 Artikel 16 1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor de aanpassing aan de vooruitgang van de techniek. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit. ê 79/409/EEG (aangepast) Artikel 17 De lidstaten delen de Commissie de tekst van alle belangrijke bepalingen van intern recht mede, die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. ê Artikel 18 Richtlijn 79/409/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage VI, deel A, genoemde besluiten, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage VI, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen. Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage VII. Artikel 19 Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie . ê 79/409/EEG Artikel 20 Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel, […] Voor het Europees Parlement Voor de Raad De Voorzitter De Voorzitter […] […] ê 2006/105/EG art. 1 en bijlage punt A.1 (aangepast) BIJLAGE I GAVIIFORMES Gaviidae Gavia stellata Gavia arctica Gavia immer PODICIPEDIFORMES Podicipedidae Podiceps auritus PROCELLARIIFORMES Procellariidae Pterodroma madeira Pterodroma feae Bulweria bulwerii Calonectris diomedea Puffinus puffinus mauretanicus (Puffinus mauretanicus) Puffinus yelkouan Puffinus assimilis Hydrobatidae Pelagodroma marina Hydrobates pelagicus Oceanodroma leucorhoa Oceanodroma castro PELECANIFORMES Pelecanidae Pelecanus onocrotalus Pelecanus crispus Phalacrocoracidae Phalacrocorax aristotelis desmarestii Phalacrocorax pygmeus CICONIIFORMES Ardeidae Botaurus stellaris Ixobrychus minutus Nycticorax nycticorax Ardeola ralloides Egretta garzetta Egretta alba (Ardea alba) Ardea purpurea Ciconiidae Ciconia nigra Ciconia ciconia Threskiornithidae Plegadis falcinellus Platalea leucorodia PHOENICOPTERIFORMES Phoenicopteridae Phoenicopterus ruber ANSERIFORMES Anatidae Cygnus bewickii (Cygnus columbianus bewickii) Cygnus cygnus Anser albifrons flavirostris Anser erythropus Branta leucopsis Branta ruficollis Tadorna ferruginea Marmaronetta angustirostris Aythya nyroca Polysticta stelleri Mergus albellus (Mergellus albellus) Oxyura leucocephala FALCONIFORMES Pandionidae Pandion haliaetus Accipitridae Pernis apivorus Elanus caeruleus Milvus migrans Milvus milvus Haliaeetus albicilla Gypaetus barbatus Neophron percnopterus Gyps fulvus Aegypius monachus Circaetus gallicus Circus aeruginosus Circus cyaneus Circus macrourus Circus pygargus Accipiter gentilis arrigonii Accipiter nisus granti Accipiter brevipes Buteo rufinus Aquila pomarina Aquila clanga Aquila heliaca Aquila adalberti Aquila chrysaetos Hieraaetus pennatus Hieraaetus fasciatus Falconidae Falco naumanni Falco vespertinus Falco columbarius Falco eleonorae Falco biarmicus Falco cherrug Falco rusticolus Falco peregrinus GALLIFORMES Tetraonidae Bonasa bonasia Lagopus mutus pyrenaicus Lagopus mutus helveticus Tetrao tetrix tetrix Tetrao urogallus Phasianidae Alectoris graeca Alectoris barbara Perdix perdix italica Perdix perdix hispaniensis GRUIFORMES Turnicidae Turnix sylvatica Gruidae Grus grus Rallidae Porzana porzana Porzana parva Porzana pusilla Crex crex Porphyrio porphyrio Fulica cristata Otididae Tetrax tetrax Chlamydotis undulata Otis tarda CHARADRIIFORMES Recurvirostridae Himantopus himantopus Recurvirostra avosetta Burhinidae Burhinus oedicnemus Glareolidae Cursorius cursor Glareola pratincola Charadriidae Charadrius alexandrinus Charadrius morinellus (Eudromias morinellus) Pluvialis apricaria Hoplopterus spinosus Scolopacidae Calidris alpina schinzii Philomachus pugnax Gallinago media Limosa lapponica Numenius tenuirostris Tringa glareola Xenus cinereus (Tringa cinerea) Phalaropus lobatus Laridae Larus melanocephalus Larus genei Larus audouinii Larus minutus Sternidae Gelochelidon nilotica (Sterna nilotica) Sterna caspia Sterna sandvicensis Sterna dougallii Sterna hirundo Sterna paradisaea Sterna albifrons Chlidonias hybridus Chlidonias niger Alcidae Uria aalge ibericus PTEROCLIFORMES Pteroclididae Pterocles orientalis Pterocles alchata COLUMBIFORMES Columbidae Columba palumbus azorica Columba trocaz Columba bollii Columba junoniae STRIGIFORMES Strigidae Bubo bubo Nyctea scandiaca Surnia ulula Glaucidium passerinum Strix nebulosa Strix uralensis Asio flammeus Aegolius funereus CAPRIMULGIFORMES Caprimulgidae Caprimulgus europaeus APODIFORMES Apodidae Apus caffer CORACIIFORMES Alcedinidae Alcedo atthis Coraciidae Coracias garrulus PICIFORMES Picidae Picus canus Dryocopus martius Dendrocopos major canariensis Dendrocopos major thanneri Dendrocopos syriacus Dendrocopos medius Dendrocopos leucotos Picoides tridactylus PASSERIFORMES Alaudidae Chersophilus duponti Melanocorypha calandra Calandrella brachydactyla Galerida theklae Lullula arborea Motacillidae Anthus campestris Troglodytidae Troglodytes troglodytes fridariensis Muscicapidae (Turdinae) Luscinia svecica Saxicola dacotiae Oenanthe leucura Oenanthe cypriaca Oenanthe pleschanka Muscicapidae (Sylviinae) Acrocephalus melanopogon Acrocephalus paludicola Hippolais olivetorum Sylvia sarda Sylvia undata Sylvia melanothorax Sylvia rueppelli Sylvia nisoria Muscicapidae (Muscicapinae) Ficedula parva Ficedula semitorquata Ficedula albicollis Paridae Parus ater cypriotes Sittidae Sitta krueperi Sitta whiteheadi Certhiidae Certhia brachydactyla dorotheae Laniidae Lanius collurio Lanius minor Lanius nubicus Corvidae Pyrrhocorax pyrrhocorax Fringillidae (Fringillinae) Fringilla coelebs ombriosa Fringilla teydea Fringillidae (Carduelinae) Loxia scotica Bucanetes githagineus Pyrrhula murina (Pyrrhula pyrrhula murina) Emberizidae (Emberizinae) Emberiza cineracea Emberiza hortulana Emberiza caesia _____________ BIJLAGE II Ö DEEL A Õ ANSERIFORMES Anatidae Anser fabalis Anser anser Branta canadensis Anas penelope Anas strepera Anas crecca Anas platyrhynchos Anas acuta Anas querquedula Anas clypeata Aythya ferina Aythya fuligula GALLIFORMES Tetraonidae Lagopus lagopus scoticus et hibernicus Lagopus mutus Phasianidae Alectoris graeca Alectoris rufa Perdix perdix Phasianus colchicus GRUIFORMES Rallidae Fulica atra CHARADRIIFORMES Scolopacidae Lymnocryptes minimus Gallinago gallinago Scolopax rusticola COLUMBIFORMES Columbidae Columba livia Columba palumbus Ö DEEL B Õ ANSERIFORMES Anatidae Cygnus olor Anser brachyrhynchus Anser albifrons Branta bernicla Netta rufina Aythya marila Somateria mollissima Clangula hyemalis Melanitta nigra Melanita fusca Bucephala clangula Mergus serrator Mergus merganser GALLIFORMES Meleagridae Meleagris gallopavo Tetraonidae Bonasa bonasia Lagopus lagopus lagopus Tetrao tetrix Tetrao urogallus Phasianidae Francolinus francolinus Alectoris barbara Alectoris chukar Coturnix coturnix GRUIFORMES Rallidae Rallus aquaticus Gallinula chloropus CHARADRIIFORMES Haematopodidae Haematopus ostralegus Charadriidae Pluvialis apricaria Pluvialis squatarola Vanellus vanellus Scolopacidae Calidris canutus Philomachus pugnax Limosa limosa Limosa lapponica Numenius phaeopus Numenius arquata Tringa erythropus Tringa totanus Tringa nebularia Laridae Larus ridibundus Larus canus Larus fuscus Larus argentatus Larus cachinnans Larus marinus COLUMBIFORMES Columbidae Columba oenas Streptopelia decaocto Streptopelia turtur PASSERIFORMES Alaudidae Alauda arvensis Muscicapidae Turdus merula Turdus pilaris Turdus philomelos Turdus iliacus Turdus viscivorus Sturnidae Sturnus vulgaris Corvidae Garrulus glandarius Pica pica Corvus monedula Corvus frugilegus Corvus corone + | = | Lidstaten die overeenkomstig artikel 7, lid 3, toestemming mogen geven tot het jagen op de genoemde soorten. | ___________ BIJLAGE III Ö Deel A Õ ANSERIFORMES Anatidae Anas platyrhynchos GALLIFORMES Tetraonidae Lagopus lagopus lagopus, scoticus et hibernicus Phasianidae Alectoris rufa Alectoris barbara Perdix perdix Phasianus colchicus COLUMBIFORMES Columbidae Columba palumbus Ö Deel B Õ ANSERIFORMES Anatidae Anser albifrons albifrons Anser anser Anas penelope Anas crecca Anas acuta Anas clypeata Aythya ferina Aythya fuligula Aythya marila Somateria mollissima Melanitta nigra GALLIFORMES Tetraonidae Lagopus mutus Tetrao tetrix britannicus Tetrao urogallus GRUIFORMES Rallidae Fulica atra CHARADRIIFORMES Charadriidae Pluvialis apricaria Scolopacidae Lymnocryptes minimus Gallinago gallinago Scolopax rusticola _____________ ê 79/409/EEG è1 Toetredingsakte van 1994 art. 29 en bijlage I, blz. 175 BIJLAGE IV a) – Strikken è1 (met uitzondering van Finland en Zweden voor de vangst van Lagopus lagopus lagopus en Lagopus mutus benoorden 58° N) ç, lijm, haken, blindgemaakte of verminkte levende vogels gebruikt als lokvogels, bandopnemers, elektrocutieapparatuur. - Kunstmatige lichtbronnen, spiegels, inrichtingen voor de verlichting van het doel, vizierinrichting met een beeldomkeerder of een elektronische beeldversterker voor het schieten 's nachts. - Explosieven. - Netten, vallen, vergiftigd of verdovend lokaas. - Semi-automatische of automatische wapens waarvan het magazijn meer dan twee patronen kan bevatten. b) – Vliegtuigen, motorvoertuigen. - Vaartuigen die met een snelheid van meer dan 5 kilometer per uur worden aangedreven. Op open zee mogen de lidstaten om veiligheidsredenen het gebruik van motorboten met een maximumsnelheid van 18 kilometer per uur toestaan. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de verleende vergunningen. _____________ BIJLAGE V a) Opstelling van de nationale lijst van met uitroeiing bedreigde of speciaal gevaar lopende soorten, met inachtneming van hun geografische verspreiding. b) Inventarisatie en ecologische beschrijving van de zones die van bijzonder belang zijn voor trekvogels tijdens trek, overwintering en nestbouw. c) Inventarisatie van de gegevens met betrekking tot de populatie van de trekvogels, met gebruikmaking van de resultaten van het ringen. d) Bepaling van de invloed op de populatie van de wijzen van onttrekken aan het milieu. e) Uitwerking en ontwikkeling van ecologische methoden voor de preventie van vogelschade f) Bepaling van de rol van sommige soorten als indicator van verontreiniging. g) Studie van de schadelijke effecten van chemische verontreiniging op het populatieniveau van de vogelsoorten. _____________ é BIJLAGE VI Deel A Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan (bedoeld in artikel 18) Richtlijn 79/409/EEG van de Raad (PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1) | Bijlage I, punt XIII.1.F, bij de Toetredingsakte van 1979 (PB L 291 van 19.11.1979, blz. 111) | Richtlijn 81/854/EEG van de Raad (PB L 319 van 7.11.1981, blz. 3) | Richtlijn 85/411/EEG van de Commissie (PB L 233 van 30.8.1985, blz. 33) | Bijlage I, punten X.1. h) en X.6, bij de Toetredingsakte van 1985 (PB L 302 van 15.11.1985, blz. 218) | Richtlijn 86/122/EEG van de Raad (PB L 100 van 16.4.1986, blz. 22) | Richtlijn 91/244/EEG van de Commissie (PB L 115 van 8.5.1991, blz. 41) | Richtlijn 94/24/EG van de Raad (PB L 164 van 30.6.1994, blz. 9) | Bijlage I, punt VIII.E.1, bij de Toetredingsakte van 1994 (PB C 241 van 29.8.1994, blz. 175) | Richtlijn 97/49/EG van de Commissie (PB L 223 van 13.8.1997, blz. 9) | Verordening (EG) nr. 807/2003 van de Raad (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36) | uitsluitend bijlage III, punt 29 | Bijlage II, punt 16.C.1, bij de Toetredingsakte van 2003 (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 667) | Richtlijn 2006/105/EG van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 368) | uitsluitend wat de verwijzing in artikel 1 naar Richtlijn 79/409/EEG en de bijlage, punt A.1, betreft | Richtlijn 2008/102/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 323 van 3.12.2008, blz. 31) | Deel B Termijnen voor omzetting in nationaal recht (bedoeld in artikel 18) Richtlijn | Omzettingstermijn | 79/409/EEG | 7 april 1981 | 81/854/EEG | ________ | 85/411/EEG | 31 juli 1986 | 86/122/EEG | ________ | 91/244/EEG | 31 juli 1992 | 94/24/EG | 29 september 1995 | 97/49/EG | 30 september 1998 | 2006/105/EG | 1 januari 2007 | 2008/102/EG | ________ | _____________ BIJLAGE VII Concordantietabel Richtlijn 79/409/EEG | De onderhavige richtlijn | Artikel 1, leden 1 en 2 | Artikel 1, leden 1 en 2 | Artikel 1, lid 3 | ________ | Artikelen 2 tot en met 5 | Artikelen 2 tot en met 5 | Artikel 6, leden 1, 2 en 3 | Artikel 6, leden 1, 2 en 3 | Artikel 6, lid 4 | ________ | Artikel 7, leden 1, 2 en 3 | Artikel 7, leden 1, 2 en 3 | Artikel 7, lid 4, eerste zin | Artikel 7, lid 4, eerste alinea | Artikel 7, lid 4, tweede zin | Artikel 7, lid 4, tweede alinea | Artikel 7, lid 4, derde zin | Artikel 7, lid 4, derde alinea | Artikel 7, lid 4, vierde zin | Artikel 7, lid 4, vierde alinea | Artikel 8 | Artikel 8 | Artikel 9, lid 1 | Artikel 9, lid 1 | Artikel 9, lid 2, aanhef | Artikel 9, lid 2, aanhef | Artikel 9, lid 2, eerste streepje | Artikel 9, lid 2, onder a) | Artikel 9, lid 2, tweede streepje | Artikel 9, lid 2, onder b) | Artikel 9, lid 2, derde streepje | Artikel 9, lid 2, onder c) | Artikel 9, lid 2, vierde streepje | Artikel 9, lid 2, onder d) | Artikel 9, lid 2, vijfde streepje | Artikel 9, lid 2, onder e) | Artikel 9, lid 3 | Artikel 9, lid 3 | Artikel 9, lid 4 | Artikel 9, lid 4 | Artikel 10, lid 1 | Artikel 10, lid 1, eerste zin | Artikel 10, lid 2, eerste zin | Artikel 10, lid 1, tweede zin | Artikel 10, lid 2, tweede zin | Artikel 10, lid 2 | Artikelen 11 tot en met 15 | Artikelen 11 tot en met 15 | Artikel 16, lid 1 | ________ | Artikel 17 | Artikel 16 | Artikel 18, lid 1 | ________ | Artikel 18, lid 2 | Artikel 17 | ________ | Artikel 18 | ________ | Artikel 19 | Artikel 19 | Artikel 20 | Bijlage I | Bijlage I | Bijlage II/1 | Bijlage II, deel A | Bijlage II/2 | Bijlage II, deel B | Bijlage III/1 | Bijlage III, deel A | Bijlage III/2 | Bijlage III, deel B | Bijlage IV | Bijlage IV | Bijlage V | Bijlage V | ________ | Bijlage VI | ________ | Bijlage VII | _____________ [1] COM(87) 868 PV. [2] Zie bijlage 3 bij deel A van die conclusies. [3] Uitgevoerd overeenkomstig de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Codificatie van het acquis communautaire, COM(2001) 645 def. [4] Zie bijlage VI, deel A, bij dit voorstel. [5] PB C […] van […], blz. […]. [6] PB C […] van […], blz. […]. [7] PB C […] van […], blz. […]. [8] PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1. [9] Zie bijlage VI, deel A. [10] PB Ö L 242 van 10.9.2002, blz. 1 Õ. [11] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.