EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009DC0617

Verslag van de Commissie - 20e Jaarverslag over de uitvoering van de structuurfondsen (2008) [SEC(2009) 1495]

/* COM/2009/0617 def. */

52009DC0617




[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 30.10.2009

COM(2009)617 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

20e JAARVERSLAG OVER DE UITVOERING VAN DE STRUCTUURFONDSEN (2008) [SEC(2009) 1495]

INHOUDSOPGAVE

1. In leiding 3

2. Analyse van de uitvoering 4

3. Samenhang en coördinatie 9

4. Evaluaties 10

5. Controles 11

6. Comités die de Commissie bijstaan 13

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

20e JAARVERSLAG OVER DE UITVOERING VAN DE STRUCTUURFONDSEN (2008)

Dit verslag wordt voorgelegd overeenkomstig artikel 45, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/99 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen. Het heeft betrekking op de steunactiviteiten van de Structuurfondsen 2000-2006 in 2008.

De inhoud van het verslag wordt op een meer gedetailleerde wijze gepresenteerd in het bij dit verslag gevoegde werkdocument van de diensten van de Commissie.

1. In LEIDING

2008 was het negende jaar waarin Structuurfondsprogramma’s en –projecten voor de programmeringsperiode 2000-2006 werden uitgevoerd. In totaal zijn er 718[1] beheerd in 2008.

Naast het uitvoeren van de Structuurfondsprogramma’s en -projecten van de periode 2000-2006 en het voorbereiden van de afsluiting ervan, werkte de Commissie in 2008 ook hard aan de planning en programmering van 434 programma’s (317 EFRO, 117 ESF)[2] van de periode 2007-2013.

Er zijn opnieuw inspanningen geleverd om de kwaliteit van de door de Structuurfondsen medegefinancierde programma’s en projecten te verbeteren, een doelstelling die ook een betrouwbaar financieel beheer van programma’s omvat. Het partnerschapsmodel en de verbetering van het financieel beheer, de controle en de evaluatie hebben kwalitatief zeer goede resultaten opgeleverd en waren ook bevorderlijk voor het goede bestuur van de medegefinancierde programma’s en projecten.

De ex-postevaluatie van de Doelstelling 1- en Doelstelling 2-programma’s van de periode 2000-2006 zal naar verwachting eind 2009 voltooid zijn. De ex-postevaluatie van de ESF-programma’s zal volgens planning begin 2010 afgerond zijn. Verder is in 2008 ook gestart met de ex-postevaluaties van de communautaire initiatieven Urban en Interreg. Met de ex-postevaluatie van het communautair initiatief Equal is begin 2009 een aanvang gemaakt. Eind 2008 is gestart met de uitbesteding van de ex-postevaluaties voor het FIOV.

De uitwisseling van ervaringen werd bevorderd, met name via interregionale en stedelijke netwerken en de conferentie "Regio’s voor economische verandering" in februari 2008, waarbij voor het eerst "RegioStars Awards" zijn uitgereikt voor goede praktijken bij innovatieve projecten.

Samen met het Comité van de Regio’s en 216 regio’s en steden in heel Europa werden de OPEN DAGEN, "de Europese Week van regio’s en steden", gehouden, het grootste evenement dat op het gebied van cohesiebeleid wordt georganiseerd. Het thema was "Regio’s en steden in een wereld vol uitdagingen".

Het Sloveense voorzitterschap en het Franse voorzitterschap erkenden allebei het belang van het ESF door conferenties op hoog niveau te organiseren, namelijk één in Maribor in juni 2008 en één in Le Havre in september 2008.

2. ANALYSE VAN DE UITVOERING

2.1. Uitvoering van de begroting

2.1.1. E FRO

Wat de uitvoering van de begroting betreft, was 2008 een goed jaar, ondanks het verslechterende economische klimaat. Het totale uitvoeringspercentage van de betalingen bedroeg 99,9% (hetzelfde resultaat als in 2007 en 2006): er is 15,1 miljard euro aan de lidstaten uitbetaald voor regionale programma’s en projecten. Het uitvoeringsniveau van de betalingskredieten was hoger dan aanvankelijk was voorzien voor alle doelstellingen: er is 11,5 miljard euro uitgekeerd voor Doelstelling 1, 2,4 miljard euro voor Doelstelling 2, 1 miljard euro voor Interreg III en 0,2 miljard euro voor andere programma’s (Urban, Innovatieve acties, Peace).

De financiële uitvoering van de periode 2000-2006 in 2008 was hoger dan de oorspronkelijke prognoses (uitbetaling van 15,1 miljard euro in plaats van het begrote bedrag van 9,2 miljard euro). De nog betaalbaar te stellen vastleggingen (RAL) uit voorgaande jaren bedroegen eind 2008 12,6 miljard euro, vergeleken met 27,7 miljard euro eind 2007. Dit bedrag vertegenwoordigt 9,7% van de totale vastleggingen voor de periode 2000-2006 en stemt overeen met 7 maanden vastleggingen, uitgaande van een gemiddeld bedrag van 20 miljard euro dat jaarlijks wordt vastgelegd.

In 2008 was de zogeheten "n+2"-regel niet van toepassing op de vastleggingstranche voor 2006. Het totale volgens de "n+2"-regel te annuleren bedrag voor de programmeringsperiode 2000-2006 zal worden berekend bij de afsluiting van de operationele programma’s.

Voor de gehele periode is er, eind 2008, 118 miljard euro aan de lidstaten betaald. Het absorptiepercentage voor alle lidstaten bedraagt daarmee 91% van het totale toegewezen bedrag van 129,4 miljard euro.

In verband met de financiële crisis en het door de Commissie voorgestelde herstelpakket is er een programmagewijze verlenging met zes (of twaalf) maanden verleend voor de lidstaten die hiervoor kiezen. Van de 379 programma’s van de periode 2000-2006 hebben 281 programma’s (74%), die 90% van de EFRO-middelen vertegenwoordigen, ervoor gekozen de einddata voor de subsidiabiliteit uit te stellen.

2.1.2. ESF

De uitvoering van de begroting was in 2008 bevredigend voor het ESF, ondanks de uitzonderlijke omstandigheden door de economische en financiële crisis.

Wat de programmeringsperiode 2000-2006 betreft, bedroeg het verbruik van betalingskredieten in 2008 6,394 miljard euro, d.i. 98% van de jaarlijkse betalingskredieten. Het verbruik in 2008 per doelstelling varieert van 90,91% van de jaarlijkse betalingskredieten voor Doelstelling 2 tot 100% voor Doelstelling 1.

Eind 2008 bedroegen de totale uitstaande vastleggingen 6,4 miljard euro (tegenover 12,9 miljard euro in 2007), d.i. 9,3% van de totale vastleggingen voor de periode 2000-2006.

In 2008 was de zogeheten "n+2"-regel niet van toepassing. Het totale volgens de "n+2"-regel te annuleren bedrag voor de programmeringsperiode 2000-2006 zal worden berekend bij de afsluiting van de operationele programma’s.

Voor de gehele periode is er, eind 2008, 62,2 miljard euro (90,7% van het totale toegewezen bedrag) aan de lidstaten betaald.

Volgens het wetgevingskader konden betalingen voor de periode 2000-2006 tot eind 2008 worden voortgezet. In verband met de financiële crisis en het door de Commissie voorgestelde herstelpakket is er echter een programmagewijze verlenging met zes (of twaalf) maanden verleend voor de lidstaten die hiervoor kiezen. Van de 91 programma’s waarbij het DG Werkgelegenheid, sociale zaken en gelijke kansen als "chef de file" optreedt, hebben 68 programma’s (75%) ervoor gekozen de einddata voor de subsidiabiliteit uit te stellen.

2.1.3. EOGFL

In totaal werd 2,0 miljard euro uitgekeerd in 2008 door de afdeling Oriëntatie van het EOGFL. Het financiële-uitvoeringspercentage van de EOGFL-betalingskredieten voor plattelandsontwikkelingsprogramma’s voor de periode 2000-2006 bedroeg 97,2% (waarbij alle beschikbare communautaire middelen van EOGFL-begrotingsonderdelen in de berekening zijn opgenomen, inclusief een bedrag van 0,19 miljard euro dat eind 2008 is overgeboekt van andere begrotingsonderdelen die geen verband houden met de Structuurfondsen). Indien het uitvoeringspercentage met de oorspronkelijke begroting voor betalingskredieten zou worden berekend, zou het uitvoeringspercentage 100% bedragen.

In 2008 waren er geen vastleggingen voor plattelandsontwikkelingsprogramma’s voor de periode 2000-2006, uitgezonderd een bedrag van 0,14 miljoen euro voor één programma.

Eind 2008 bedroegen de nog betaalbaar te stellen vastleggingen (RAL) uit voorgaande jaren in totaal 1,8 miljard euro, tegenover 3,9 miljard euro in 2007.

Zoals eerder vermeld, was 2006 het laatste jaar van de programmeringsperiode, waardoor de "n+2"-regel inzake annuleringen in 2008 niet werd toegepast. Het bedrag van de annuleringen zal bij de afsluiting worden berekend, in overeenstemming met de richtsnoeren van de Commissie betreffende de afsluiting van de programma’s van de periode 2000-2006.

2.1.4. FIOV

De uitvoering van de begroting in 2008 was zeer bevredigend. Het totale uitvoeringspercentage van de betalingen bedroeg 97,8%: er is 320 miljoen euro aan de lidstaten uitbetaald. Wat het uitvoeringsniveau van de betalingskredieten betreft, is er 195,7 miljoen euro uitgekeerd voor Doelstelling 1-regio’s en 124,3 miljoen euro voor regio’s die buiten Doelstelling 1 vallen. De financiële uitvoering van de periode 2000-2006 in 2008 bedraagt 320 miljoen euro, vergeleken met de oorspronkelijke prognose van 269 miljoen euro.

Eind 2008 bedroegen de totale uitstaande vastleggingen voor het FIOV 449,3 miljoen euro (tegenover 812,5 miljoen euro in 2007), d.i. 11,3% van de totale vastleggingen voor de periode 2000-2006.

Voor de gehele periode is er, eind 2008, 3 515,2 miljoen euro aan de lidstaten betaald. Het absorptiepercentage voor alle lidstaten bedraagt daarmee 89,3% van het totale toegewezen bedrag van 3 935,8 miljoen euro.

2.2. Uitvoering van de programma’s

2.2.1. Doelstelling 1

De Doelstelling 1-programma’s waren gericht op basisinfrastructuurprojecten (41,4%), waarbij meer dan de helft (51,9%) van alle investeringsmiddelen in deze categorie werd gebruikt voor de vervoersinfrastructuur. Meer dan een derde (33,3%) van de Doelstelling 1-middelen is geïnvesteerd in de productieve omgeving, waarbij opnieuw vooral steun is toegekend aan het midden- en kleinbedrijf en de ambachtelijke sector (28,3%). In de Doelstelling 1-regio’s is 23,2% van de middelen gebruikt voor investeringen in op menselijke hulpbronnen gerichte projecten. De steunverlening op dit gebied is bijna gelijk verdeeld tussen het arbeidsmarktbeleid (31,3%) en het onderwijs en de beroepsopleidingen (30,9%).

2.2.2. Doelstelling 2

In de Doelstelling 2-regio’s blijven de programma’s vooral gericht op de productieve omgeving; meer dan de helft (55,5%) van alle financiële middelen is voor deze categorie bestemd. Binnen deze categorie gaat de meeste steun naar het midden- en kleinbedrijf en de ambachtelijke sector (55,8%). De op één na belangrijkste categorie van steunverlening is basisinfrastructuur: 29,7% van alle Doelstelling 2-middelen is hieraan besteed. In tegenstelling tot bij de Doelstelling 1-programma’s is financieel gezien het belangrijkste gebied de planning en sanering van terreinen (45,4%). In de categorie menselijke hulpbronnen (10,2% van alle investeringen in de Doelstelling 2-regio’s) gingen de investeringen vooral naar projecten in verband met de flexibiliteit van werknemers, ondernemerschap, innovatie en informatie- en communicatietechnologieën (30,5%).

2.2.3. Doelstelling 3

De uitvoering van de ESF-programma’s bleef ook in 2008 gericht op de Europese werkgelegenheidsstrategie, met name de maatregelen ter bevordering van de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt (31,3%), een leven lang leren (waarbij acties voor de ontwikkeling van onderwijs en beroepsopleiding 22,3% van de uitgaven uitmaakten), sociale insluiting (20,7%) en gelijke kansen (6,4%). Er was nog altijd een duidelijk verschil in de concrete financiële uitvoering van de programma’s tussen de EU-15, waar de progamma’s al langer bestaan, en de EU-10, waar sommige lidstaten moeilijkheden ondervinden bij de tenuitvoerlegging van sommige projecten en maatregelen.

2.2.4. Visserij buiten Doelstelling 1

De uitgaven van de FIOV-programma’s buiten Doelstelling 1 waren gericht op verwerking en afzet (25,2%). De op één na belangrijkste maatregel vormden door het bedrijfsleven uitgevoerde acties (15,4%), gevolgd door aquacultuur (12,4%). De uitgaven aan sloopmaatregelen bedroegen 11% in 2008.

2.2.5. Communautaire initiatieven

2.2.5.1. I nterreg

Eind 2008 hadden de 81 Interreg III/nabuurschapsprogramma’s ongeveer 15 000 projecten en netwerken geselecteerd die gericht zijn op het verminderen van de effecten van landsgrenzen, taalbarrières en culturele verschillen en op het ontwikkelen van grensgebieden, het ondersteunen van de strategische ontwikkeling en de territoriale integratie over grotere gebieden van de Unie en een betere integratie met haar buurlanden. De doelmatigheid van het beleid en de middelen voor regionaal ontwikkeling is ook bevorderd door het delen van goede praktijken en het uitwisselen van ervaringen.

Ook in 2008 is goede vooruitgang geboekt bij de uitvoering van de 81 Interreg III/nabuurschapsprogramma’s, met een uitvoeringspercentage van 85%. Door de meer specifieke en ambitieuze aard van de samenwerkingsprogramma’s en -projecten konden annuleringen door toepassing van de "n+2"-regel niet worden vermeden voor een aantal programma’s, die in totaal 3,74 miljoen euro aan terugvorderingen vertegenwoordigden.

2.2.5.2. Equal

De programma’s in het kader van het communautair initiatief Equal zijn in de meeste lidstaten administratief afgesloten. Slechts voor enkele programma’s werd om uitstel van de einddatum voor de subsidiabiliteit tot in 2009 gevraagd, om een hoger absorptiepercentage te bereiken en het mainstreamen van acties voort te zetten.

De meeste lidstaten richtten hun acties in het kader van Equal op het consolideren, documenteren en samenvatten van projectresultaten, op verspreidingsactiviteiten zoals slotconferenties over de geleerde lessen en op de integratie van het acquis en de aanpak van Equal in de operationele ESF-programma’s van de periode 2007-2013, bijvoorbeeld door de overplaatsing van personeel, de voortzetting van nationale thematische netwerken, de financiering van transnationale en innovatieve projecten of het engagement om actief deel te nemen aan leernetwerken van ESF-beheerders.

2.2.5.3. Urban

In 2008 zijn de werkzaamheden in verband met het beheer van de 71 operationele programma’s van het communautair initiatief Urban voortgezet via jaarverslagen, toezichtcomités en jaarvergaderingen. Het beheer van het Urbact I-programma is eveneens voortgezet via toezichtcomités, verslagleggingsprocedures en de intensieve follow-up van de twee "fast track"-proefnetwerken. Het Urbact II-programma is ook een van de belangrijkste instrumenten voor het initiatief "Regio’s voor economische verandering", dat erop gericht is de beste praktijken en innovatieve concepten sneller tot uitvoering te brengen.

2.2.5.4. Leader+

Het communautair initiatief Leader+ omvat drie acties: de uitvoering van lokale ontwikkelingsstrategieën door publiek-private partnerschappen, de samenwerking tussen plattelandsgebieden en netwerking. Voor de periode 2000-2006 zijn er 73 Leader+-programma’s voor de EU-15 goedgekeurd. Recent toegetreden EU-lidstaten hadden de keuzemogelijkheid om maatregelen van het type Leader+ te integreren in hun Doelstelling 1-programma’s van het EOGFL.

De meeste nationale Leader+-netwerken beëindigden hun activiteit in 2008. De voornaamste activiteit aan het eind van de programmeringsperiode was verspreiding en overdracht van knowhow. Het Europese Leader+ Observatorium kwam in 2008 met een tweede en derde publicatie waarin in totaal vijftig voorbeelden van goede praktijken werden gepresenteerd.

2.2.6. Innovatieve acties

2.2.6.1. E FRO

Het DG Regionaal beleid heeft ook 181 regionale programma’s voor innovatieve acties (op 31 december 2008 waren er in totaal 124 afgerond, waarvan er 39 in 2008 zijn afgerond) beheerd. Deze acties dragen bij tot de bevordering van strategische innovatie in de regio’s door te experimenteren met innovatieve methoden en praktijken die het innovatieniveau en de kwaliteit van de EU-steunverlening rond drie thema’s beogen te verbeteren: kennis en technologische innovatie, informatiemaatschappij en duurzame ontwikkeling.

2.2.6.2. ESF

In 2008 zijn de resterende innovatieve acties voor 2004 afgerond, evenals een aanzienlijk aantal van de projecten voor 2005 en 2006. Het DG Werkgelegenheid, sociale zaken en gelijke kansen heeft de resterende projecten beheerd die in het kader van de rondes in 2005 en 2006 waren geselecteerd, samen met twee projecten die betrekking hebben op verspreidingsactiviteiten. Het directoraat-generaal heeft ook een seminar georganiseerd voor de projectontwikkelaars van 2006 en heeft met het DG Regionaal beleid samengewerkt voor de start van een vervolgnetwerk, waarbij eerdere innovatieve projectontwikkelaars betrokken zijn, met name in Duitsland.

3. SAMENHANG EN COÖRDINATIE

3.1. Samenhang met andere beleidsgebieden van de EU

3.1.1. Mededinging

Er waren geen belangrijke ontwikkelingen op het gebied van het staatssteunbeleid in de verslagperiode 2008.

3.1.2. Interne markt

De lidstaten zijn verplicht om ervoor te zorgen dat de uit de fondsen medegefinancierde acties voldoen aan de EU-richtlijnen inzake overheidsopdrachten. Wanneer de Commissie verneemt van een inbreuk op de EG-wetgeving of wanneer uit audits blijkt dat dit het geval is, wordt passende actie ondernomen. Er is een nieuw regelgevingskader voor overheidsopdrachten en de gunning van concessieovereenkomsten voor werken ingevoerd dat meer juridische zekerheid moet bieden, zowel aan de privésector als aan de openbare sector.

3.1.3. Milieu

Wat de lopende programma’s betreft, is ook in 2008 aandacht besteed aan het ondersteunen van de naleving van het communautaire acquis op het vlak van stedelijk afvalwater, watervoorziening, afvalbeheer en biodiversiteit. Andere belangrijke investeringsgebieden waren eco-innovatie en de sanering van vervuilde grond. Duurzame ontwikkeling is verder bevorderd door te investeren in milieuvriendelijk vervoer en milieuvriendelijke energie en door er proactief voor te zorgen dat de projecten voldoen aan de milieuwetgeving.

3.1.4. Vervoer

De cohesieprogramma’s blijven de voornaamste bron van communautaire steun voor de verwezenlijking van de prioriteiten van de EU in de vervoerssector zoals geïntroduceerd in het witboek "Het Europees vervoersbeleid tot het jaar 2010: tijd om te kiezen" en in de in 2006 gepubliceerde tussentijdse evaluatie daarvan. De fondsen zijn dienovereenkomstig gebruikt in TEN-T-projecten en in projecten ter ondersteuning van comodaliteit, energie-efficiëntie in het vervoer, intelligente vervoerssystemen en mobiliteit van het stadsvervoer.

3.1.5. Gelijkheid van vrouwen en mannen

De Commissie heeft gewerkt aan de toepassing van de "Routekaart voor de gelijkheid van vrouwen en mannen", waaruit het engagement van de Commissie ter zake blijkt. In deze context zijn de gelijkheid van vrouwen en mannen en de gendermainstreaming horizontale kwesties die verband houden met alle programma’s in de programmeringsperiode 2007-2013. Op een in juni 2007 gehouden bijeenkomst van de Groep op hoog niveau inzake gendermainstreaming in de Structuurfondsen werd onderstreept dat het belangrijk is dat genderorganisaties worden betrokken bij de uitwerking en uitvoering van de programma’s.

3.2. Coördinatie van instrumenten

3.2.1. De Structuurfondsen en het Cohesiefonds

In 2000-2006 ontvingen alle 25 lidstaten steun uit de Structuurfondsen. Bovendien vielen 13 lidstaten ook onder het Cohesiefonds, dat de minder welvarende landen steun verleent. De Structuurfondsen zijn onderling en ten aanzien van het Cohesiefonds (met name het EFRO) zorgvuldig gecoördineerd om te vermijden dat projecten ook uit andere programma’s worden gefinancierd.

3.2.2. De Structuurfondsen en de EIB/het EIF

De Commissie, de EIB en het EIF hebben hun samenwerking versterkt door drie initiatieven - JASPERS, JEREMIE en JESSICA - op te zetten ter bevordering van de uitvoering van individuele projecten in de programmeringsperiode 2007-2013.

In 2008 was Jaspers (Joint Assistance to Support Projects in European Regions) voor het eerst een vol jaar actief. Eind 2008 had Jaspers een actieve portefeuille van 280 opdrachten en waren er 82 opdrachten afgerond, tegenover 22 in 2007.

Het nieuwe initiatief Jeremie (Joint European Resources for Micro-to-Medium Enterprises) ter verbetering van de toegang tot financiële middelen voor het midden- en kleinbedrijf in de regio’s kende een succesvol eerste jaar in 2008. Er werd gebruik van gemaakt door regio’s, beheersautoriteiten, het bedrijfsleven en de banksector.

Het initiatief Jessica (Joint European Support for Sustainable Investment in City Areas), dat gericht is op duurzame investeringen, groei en werkgelegenheid in de stedelijke gebieden van Europa, introduceert een culturele verschuiving in de wijze waarop de steun uit de Structuurfondsen wordt verleend, door "herbruikbare" steun aan te moedigen en af te stappen van een exclusieve afhankelijkheid van subsidies.

4. EVALUATIES

Ook in 2008 heeft de Commissie evaluaties uitgevoerd ter ondersteuning van de besluitvorming in het kader van het cohesiebeleid.

Een analyse van uit het EFRO medegefinancierde innovatieprojecten, met speciale aandacht voor de succesfactoren en de gemeenschappelijke knelpunten en belemmeringen, is voltooid. De kennis inzake innovatie-ondersteunende mechanismen wordt er verder in uitgediept op basis van de gegevens van geselecteerde uit het EFRO medegefinancierde projecten uit verschillende regio's. In deze studie worden eveneens praktische methoden en instrumenten ontwikkeld en getest die voor projectanalysen kunnen worden gebruikt.

Er is verder gewerkt aan de ex-postevaluatie van de Doelstellingen 1 en 2 voor de periode 2000-2006, bestaande uit een reeks van twaalf onderling gekoppelde en in fasen verlopende "werkpakketten" om de verschillende aspecten van de doelmatigheid en de efficiëntie van het cohesiebeleid te onderzoeken. Wat de ex-postevaluatie van de ESF-programma’s van de periode 2000-2006 betreft, is een voorbereidende studie, gericht op het analyseren van de relevantie en de betrouwbaarheid van beschikbare informatie, in de loop van 2008 afgerond. Eind 2008 is gestart met de algehele ex-postevaluatie en twee thematische ex-postevaluaties, die op deze studie voortbouwen.

Eind 2008 is er gestart met de uitbesteding van de ex-postevaluaties voor het FIOV.

Bovendien is er in 2008 gestart met de ex-postevaluaties van de communautaire initiatieven Urban en Interreg. Met de ex-postevaluatie van het communautair initiatief Equal is er begin 2009 een aanvang gemaakt.

Een andere belangrijke taak van de Commissie is de lidstaten methodologische richtsnoeren te geven en de uitwisseling van ervaringen op het gebied van evaluatie te organiseren. In dat verband wordt EVALSED, het interactieve online-instrument voor de evaluatie van de sociaaleconomische ontwikkeling, momenteel geactualiseerd.

5. CONTROLES

5.1. E FRO

Voor de programmeringsperiode 1994-1999 zijn afsluitingsaudits uitgevoerd op een steekproef van 57 programma’s (met inbegrip van één Interreg-programma en twee Doelstelling 2-programma’s uit de periode 1994-1996) in de gehele EU-15. Eind 2008 waren 40 van de 55 procedures afgerond en er zijn financiële correcties voor een bedrag van ongeveer 258 miljoen euro toegepast. Met betrekking tot de overige 17 zaken zal in 2009 een besluit worden genomen.

Voor de programma’s uit de periode 2000-2006 zijn er in totaal 207 auditbezoeken uitgevoerd (Interreg uitgezonderd) waarbij de werking van de voornaamste onderdelen van de beheers- en controlesystemen in de lidstaten werd gecontroleerd. 22 hiervan zijn in 2008 uitgevoerd. Daarnaast zijn er 21 auditbezoeken uitgevoerd voor het onderzoeken van de afwikkelingsorganen in verband met het EFRO, om de voorbereiding van de afsluiting door lidstaten te verifiëren en hieraan verbonden risico’s vast te stellen en te verkleinen. Wat Interreg betreft, is er, na het gemaakte voorbehoud in het jaarlijks activiteitenverslag 2007 met betrekking tot 51 Interreg III-programma’s, een uitgebreid auditplan uitgevoerd waarbij het aantal aan een audit onderworpen programma’s werd opgevoerd van 8 eind 2007 tot 23 eind 2008, d.i. een dekking van 54,1% van het bedrag van de programma’s.

5.2. ESF

Voor de periode 1994-1999 zijn de afsluitingsaudits afgerond met de audit van drie projecten in Duitsland (Brandenburg) en met de audit van de sluitingscertificaten in België (Vlaanderen). De doelstellingen voor de afsluitingsaudits voor de periode 1994-1999 – dekking van alle lidstaten en een redelijk aantal programma’s – zijn bijgevolg verwezenlijkt.

Voor de periode 2000-2006 zijn er 113 auditbezoeken georganiseerd, waaronder a) de audit van nog niet (gedeeltelijk of volledig) geauditeerde operationele programma’s die geïndentificeerd zijn in de risicoanalyse van 2007, b) follow-upbezoeken met betrekking tot de uitvoering van actieplannen die in het kader van opschortingsprocedures zijn overeengekomen of naar aanleiding van de resultaten van audits die zijn uitgevoerd door de Europese Rekenkamer, en c) de audit uitgevoerd op een steekproef van acties. Daarnaast zijn er in 2008 vijf bezoeken ter voorbereiding van de afsluiting van 2000-2006, 76 audits van gegevensgerichte controles van acties (steekproefcontroles, waaronder documentencontroles en bezoeken ter plaatse) en 18 follow-upbezoeken uitgevoerd.

5.3. E OGFL

Wat de periode 1994-1999 betreft, was het programma van de ex-postaudits al voltooid in 2006. Er lopen enkele procedures voor financiële correcties. De Commissie keurde in 2008 drie financiële-correctiebesluiten goed voor vijftien programma’s.

Voor de periode 2000-2006 (EU-25) zijn 26 programma’s, die 45,3% van de geplande uitgaven vertegenwoordigen, in 2008 aan een audit onderworpen. Sinds het jaar 2000 zijn in totaal 92 programma’s van de 152 voor EOGFL-Oriëntatie goedgekeurde programma’s aan een audit onderworpen. De aan een audit onderworpen programma’s vertegenwoordigen 94,3% van de geplande EOGFL-bijdragen en 60,6% van het totale aantal programma’s. De Commissie keurde in 2008 voor drie programma’s drie financiële-correctiebesluiten voor een bedrag van 18,8 miljoen euro aan terugvorderingen goed.

5.4. FIOV

Wat de periode 1994-1999 betreft, zijn er eind 2008 50 van de 52 programma’s afgesloten, twee worden afgesloten met een financiële-correctiebesluit (begin 2009 goedgekeurd). Het percentage van programma’s die zijn of worden afgesloten, bedraagt 94,2% van het totaal.

Wat de periode 2000-2006 betreft, zijn er in 2008 acht FIOV-audits uitgevoerd die betrekking hadden op negen operationele programma’s en die gericht waren op de verificatie en de follow-up van de doeltreffende werking van beheers- en controlesystemen en de voorbereiding van de afsluiting van de programma’s. Het DG Maritieme zaken en visserij heeft in totaal 44 auditbezoeken uitgevoerd die betrekking hadden op alle 18 programma’s met middelen uit één enkel fonds en 14 programma’s met middelen uit meerdere fondsen, overeenstemmend met een bijdrage van 286,94 miljoen euro (6,92% van de totale oorspronkelijke begroting voor 2000-2006). De systeemcontroles van het DG Maritieme zaken en visserij dekten programma’s die 94% van alle oorspronkelijke FIOV-bijdragen voor 2000-2006 vertegenwoordigen. De financiële correcties die in 2008 werden toegepast, vertegenwoordigden 1,65 miljoen euro aan terugvorderingen.

Lessen die uit de controles kunnen worden getrokken

Het risico blijft bestaan dat bepaalde management- en controlesystemen voor de Structuurfondsprogramma’s in sommige lidstaten ernstige tekortkomingen blijven vertonen. Waar geconstateerde tekortkomingen in de systemen blijven bestaan, sluit de Commissie momenteel evenwel de follow-up van plannen voor corrigerende maatregelen af, of heeft zij opschortings- en financiële-correctieprocedures ingeleid, die in 2009 zullen worden afgerond.

5.5. OLAF

In 2008 heeft OLAF in de lidstaten 41 auditbezoeken uitgevoerd in verband met uit de Structuurfondsen medegefinancierde maatregelen. Het ging daarbij om 23 controles ter plaatse[3] (waarbij 31 economische subjecten werden gecontroleerd) en 18 andere typen bezoeken die uitgevoerd zijn om informatie te verzamelen of om bijstand te verlenen aan nationale overheidsinstanties of gerechtelijke autoriteiten.

In 2008 hebben de lidstaten zelf overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1681/94[4] en Verordening (EG) nr. 1828/2006[5] aan de Commissie 3 869[6] gevallen van onregelmatigheden gemeld, waarmee een bedrag van 528 647 682 euro gemoeid was. Deze onregelmatigheden hadden betrekking op medegefinancierde maatregelen uit de programmeringsperiodes 1994-1999, 2000-2006 en 2007-2013. 62 meldingen betroffen de programmeringsperiode 1994-1999 en hadden een financieel gevolg van nagenoeg 11 miljoen euro. De lidstaten hebben de Commissie laten weten dat de administratieve en/of gerechtelijke procedures op nationaal niveau voor een aantal gevallen afgerond zijn en dat een bedrag van 109 811 425 euro teruggevorderd is.

6. COMITÉS DIE DE COMMISSIE BIJSTAAN

6.1. CO ördinatiecomité van de Fondsen (COCOF)

In 2008 waren de belangrijkste thema’s die door het Coördinatiecomité van de Fondsen (COCOF) zijn besproken: de financiering van het programma voor het gebruik van operationele en niet-operationele technische bijstand, de afsluiting van de Interreg III-programma’s van de periode 2000-2006, financiële instrumentering, grote projecten, inkomstengenererende projecten, de subsidiabiliteit van maatregelen voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie en goede praktijken bij de door de lidstaten uit te voeren beheerscontroles.

6.2. ESF-comité

In 2008 heeft het ESF-comité (ingesteld krachtens artikel 147 van het Verdrag) het Lissabon-pakket en de vernieuwde sociale agenda besproken en een advies uitgebracht over de herziening van de EU-begroting, met speciale aandacht voor het streven naar het bereiken van volledige werkgelegenheid, kwaliteit van het werk en sociale samenhang en voor de ontwikkeling van de Europese arbeidsmarkt en de vorming van menselijk kapitaal. Het ESF-comité is ook geraadpleegd over het "Groenboek over territoriale cohesie" en over het voorstel van de Commissie gericht op het maximaliseren van de bijdrage uit de Structuurfondsen, met name het ESF, om de crisis in het kader van het Europese Economische herstelplan aan te pakken. De technische werkgroep zette haar programma voort voor wederzijds leren inzake het gebruik van openbare aanbestedingen voor ESF-acties, de afsluiting van de programma’s van de periode 2000-2006 en voorbeelden van ESF-programma’s voor de ontwikkeling van de menselijke hulpbronnen.

6.3. Comité voor de landbouwstructuur en de plattelandsontwikkeling (STAR)

Het STAR-comité is in 2008 zeven maal bijeengekomen en heeft een gunstig advies uitgebracht over drie wijzigingen in de Sapard-programma’s voor plattelandsontwikkeling voor Bulgarije (2 wijzigingen) en Kroatië op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1268/1999 van de Raad.

6.4. Comité voor de structuur van de visserij en de aquacultuur (CSVA)

In 2008 is het Comité geraadpleegd over een aantal kwesties, waaronder het Europees transparantie-initiatief en de richtsnoeren voor het vaststellen van financiële correcties voor door de Structuurfondsen of het Cohesiefonds medegefinancierde uitgaven, in geval van niet-naleving van de regels inzake overheidsopdrachten.

[1] 226 Doelstelling 1- en Doelstelling 2-programma’s, 47 Doelstelling 3-programma’s, 12 FIOV-programma’s (buiten Doelstelling 1), 81 Interreg-, 71 Urban-, 27 Equal-, 73 Leader+-programma’s en 181 programma’s voor innovatieve acties.

[2] Zie de mededeling over de resultaten van de onderhandelingen over de strategieën en programma’s voor de programmeringsperiode 2007-2013.

[3] Verordening (EG) nr. 2185/96, PB L 292 van 15.10.1996, blz. 2.

[4] PB L 178 van 12.7.1994, blz. 43.

[5] PB L 371 van 27.12.2006, blz. 1.

[6] 2007: aantal gemelde gevallen 3 671; totaalbedrag van de meldingen 694 362 858 euro.

Top