Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008PC0727

    Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van richtlijn 2003/48/EG betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling {SEC(2008) 2767} {SEC(2008) 2768}

    /* COM/2008/0727 def. - CNS 2008/0215 */

    52008PC0727

    Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van richtlijn 2003/48/EG betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling {SEC(2008) 2767} {SEC(2008) 2768} /* COM/2008/0727 def. - CNS 2008/0215 */


    [pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

    Brussel, 13.11.2008

    COM(2008) 727 definitief

    2008/0215 (CNS)

    Voorstel voor een

    RICHTLIJN VAN DE RAAD

    tot wijziging van Richtlijn 2003/48/EG betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling

    {SEC(2008) 2767}{SEC(2008) 2768}

    (door de Commissie ingediend)

    TOELICHTING

    1. Inleiding

    Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling (hierna "de spaarrichtlijn" genoemd) is sinds 1 juli 2005 in de lidstaten van de EU van toepassing. Het uiteindelijke doel van de spaarrichtlijn, zoals overeengekomen op de Europese Raad van 19 en 20 juni 2000 te Santa Maria de Feira en op de vergadering van de Ecofin-Raad van 26 en 27 november 2000, is ervoor te zorgen dat inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetalingen die in een lidstaat worden verricht aan de natuurlijke personen die eigenaar zijn van die spaargelden en die hun fiscale woonplaats in een andere lidstaat hebben aan een effectieve belastingheffing worden onderworpen overeenkomstig de wetgeving van hun woonstaat.

    Toen de spaarrichtlijn in 2005 in werking trad, was het duidelijk dat het aanbeveling verdiende verdere verfijningen aan te brengen om rekening te houden met de ontwikkelingen in spaarproducten en het gedrag van beleggers. De nationale belastingdiensten zijn inkomsten uit sommige vormen van innoverende financiële producten ook steeds meer gaan behandelen als inkomsten die vergelijkbaar zijn met rente op schuldvorderingen. Om met dergelijke ontwikkelingen rekening te houden, is in de spaarrichtlijn bepaald dat de Commissie om de drie jaar verslag bij de Raad uitbrengt over de werking van de spaarrichtlijn en dat zij zo nodig wijzigingen zal voorstellen in het licht van deze verslagen om een effectieve belastingheffing over inkomsten uit spaargelden te waarborgen en concurrentievervalsing tegen te gaan.

    Tegen deze achtergrond heeft de Commissie op 15 september 2008 een eerste verslag (COM(2008) 552 definitief, Raadsdocument 13124/08 FISC 117) bij de Raad ingediend over de toepassing van de spaarrichtlijn in de eerste drie jaar waarin deze van kracht was. Dit verslag is gebaseerd op overleg met de belastingdiensten van de EU-lidstaten, gegevens die deze hebben verstrekt over de eerste twee jaren van toepassing van de spaarrichtlijn en de bevindingen van een deskundigengroep die de Commissie in 2007 heeft opgericht om het advies in te winnen bij die sectoren van het bedrijfsleven waarvoor de spaarrichtlijn gevolgen heeft of waarschijnlijk zal hebben.

    Zoals in het verslag wordt uiteengezet, heeft de spaarrichtlijn bewezen doeltreffend te zijn binnen de grenzen van haar toepassingsgebied. Ze heeft ook indirecte, niet-meetbare en positieve resultaten gehad op het gebied van de naleving van de wetgeving door belastingplichtigen. Bij de evaluatie is evenwel gebleken dat de huidige reikwijdte van de spaarrichtlijn niet geheel in overeenstemming is met de ambities die zijn weergegeven in de conclusies van de Raad van 26 en 27 november 2000. In het verslag werd er met name op gewezen dat de definitie van "uiteindelijke gerechtigde" en van "uitbetalende instantie" moesten worden gewijzigd, alsmede de behandeling van financiële instrumenten die vergelijkbaar zijn met die welke reeds uitdrukkelijk onder de spaarrichtlijn vallen en enkele procedureaspecten.

    Op grond van het verslag stelt de Commissie voor de spaarrichtlijn te wijzigen, rekening houdend met de administratieve lasten en de opvattingen van de belastingdiensten van de lidstaten en van de groep van deskundigen, overeenkomstig de in artikel 5 van het Verdrag neergelegde beginselen van subsidiariteit en evenredigheid.

    2. Opmerkingen over de voorgestelde wijzigingen van de spaarrichtlijn

    2.1. Artikel 1 van het voorstel

    De belangrijkste wijzigingsvoorstellen hebben betrekking op de definitie van inkomsten uit spaargelden, gelet op de ontwikkeling van spaarproducten in de afgelopen jaren. Doel van de voorgestelde wijzigingen is dat niet alleen inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetalingen onder de spaarrichtlijn vallen, maar ook andere, in wezen vergelijkbare inkomsten uit innovatieve financiële producten en uit bepaalde, met schuldvorderingsproducten vergelijkbare levensverzekeringsproducten. Indien er meer uitgebreide systemen zijn voor de uitwisseling van informatie tussen de belastingdiensten van de EU-lidstaten over het volledige gamma van levensverzekeringsovereenkomsten, zou opnieuw onderzocht kunnen worden of uitkeringen in het kader van levensverzekeringen onder de spaarrichtlijn moeten vallen.

    Ook wordt voorgesteld het toepassingsgebied van de spaarrichtlijn, op bepaalde voorwaarden, uit te breiden tot rentebetalingen aan sommige rechtspersonen en juridische constructies ten gunste van uiteindelijk gerechtigden die natuurlijke personen zijn. Belangrijke verfijningen worden ook voorgesteld van de definitie van de "uitbetalende instantie bij ontvangst van een rentebetaling" om de effectiviteit van dit mechanisme en de rechtszekerheid te verbeteren.

    Voorgestelde wijzigingen van de artikelen 1 en 2 van de spaarrichtlijn

    De artikelen 1 en 2 hebben momenteel uitsluitend betrekking op rentebetalingen die worden verricht ten onmiddellijke gunste van natuurlijke personen. De wijziging van artikel 1 wordt slechts voorgesteld om dit artikel in overeenstemming te brengen met de uitgebreide definitie van "rentebetaling" die voor artikel 6 wordt voorgesteld.

    Voor artikel 2 worden meer ingrijpende wijzigingen voorgesteld. De spaarrichtlijn heeft momenteel geen betrekking op betalingen aan rechtspersonen en juridische constructies die in handen zijn van natuurlijke personen. Door deze beperking kunnen natuurlijke personen de spaarrichtlijn omzeilen door gebruik te maken van een tussengeschoven rechtspersoon of constructie.

    Het lijkt geen passende oplossing het toepassingsgebied van de spaarrichtlijn zonder meer uit te breiden tot alle betalingen aan rechtspersonen en juridische constructies die in andere lidstaten of niet-EU-rechtsgebieden zijn gevestigd.

    Het lijkt meer aangewezen uitbetalende instanties die de antiwitwasverplichtingen in acht moeten nemen te vragen de informatie waarover zij op grond van die verplichtingen reeds beschikken te gebruiken, voor zover die informatie betrekking heeft op de feitelijke uiteindelijke gerechtigde(n) van een betaling aan sommige rechtspersonen of constructies (de zogenaamde "doorkijkbenadering"). De uitbetalende instanties in de EU moeten hun aandacht slechts richten op rechtspersonen en constructies in geselecteerde rechtsgebieden buiten de EU, wanneer een passende belastingheffing over inkomsten uit rentebetalingen aan die rechtspersonen of constructies niet is gewaarborgd. Wanneer de uiteindelijke gerechtigde die voor antiwitwaspraktijken is geïdentificeerd een natuurlijke persoon is die in een andere EU-lidstaat woont, moet de betaling door de uitbetalende instantie in de EU worden behandeld als een rechtstreekse betaling aan deze uiteindelijke gerechtigde.

    Opgemerkt wordt dat de doorkijkbenadering niet de beste optie is om de uiteindelijke gerechtigde te identificeren wanneer in de EU gevestigde marktdeelnemers rente betalen aan andere, eveneens in de EU gevestigde marktdeelnemers en daardoor onder de definitie van "uitbetalende instantie" vallen. Dit zou tot een verveelvoudiging van de verantwoordelijkheden van de uitbetalende instantie kunnen leiden op verschillende niveaus van een keten van betalingen. In dit geval lijkt een verduidelijking van de definitie en van de verplichtingen van uitbetalende instanties, zoals voorgesteld in artikel 4, een meer betrouwbare en evenredige oplossing te zijn dan een doorkijkbenadering.

    Om de onzekerheden en de administratieve lasten voor uitbetalende instantie te beperken, is in bijlage I een lijst opgenomen van categorieën rechtspersonen en juridische constructies in niet-EU-rechtsgebieden die geen waarborg bieden voor een passende en effectieve belastingheffing van door deze rechtspersonen en constructies verworven inkomsten. Het nieuwe artikel 18 ter beschrijft hoe deze bijlage kan worden aangepast.

    Voorgestelde wijzigingen van artikel 3 van de spaarrichtlijn

    De drie voornaamste verfijningen van artikel 3 die worden voorgesteld hebben betrekking op de woonplaats van de uiteindelijke gerechtigde.

    De eerste moet zorgen voor een regelmatige bijwerking van de informatie over het vaste adres van de uiteindelijke gerechtigde door de uitbetalende instantie te vragen te verwijzen naar de "beste informatie waarover zij op de datum van betaling beschikken". Hieronder wordt ook informatie verstaan die nodig is voor antiwitwasdoeleinden of ander bewijsmateriaal dat nader moet worden bepaald overeenkomstig de in het nieuwe artikel 18 ter beschreven procedures.

    Op de tweede plaats wordt voorgesteld de "vaste adres"-benadering om de woonplaats van de uiteindelijke gerechtigde vast te stellen aan te vullen, en wel door op de eerste plaats te verwijzen naar een officieel bewijs van fiscale woonplaats in een bepaald land wanneer de uiteindelijke gerechtigde dit bewijs vrijwillig aan de uitbetalende instantie heeft doen toekomen. Dit is van toepassing op geldige attesten van fiscale woonplaats die niet ouder zijn dan drie jaar. Deze wijziging is in overeenstemming met het uiteindelijke doel van de spaarrichtlijn.

    Voorts wordt voorgesteld dat wanneer de uitbetalende instantie in het bezit is van officiële documenten waaruit blijkt dat de fiscale woonplaats van de uiteindelijke gerechtigde in een andere lidstaat is gelegen dan het vaste adres vanwege diplomatieke voorrechten of andere internationale regelingen, de woonplaats voor de toepassing van de spaarrichtlijn de fiscale woonplaats is overeenkomstig die officiële documenten.

    Voorgestelde wijzigingen van artikel 4 van de spaarrichtlijn

    Het algemene concept van uitbetalende instantie in lid 1 is betrekkelijk goed begrepen en behoeft niet veel te worden gewijzigd, behalve dat de verantwoordelijkheid van deze instanties voor betalingen aan hun klanten via buiten de EU gevestigde tussenpersonen moet worden verduidelijkt. De Europese Bankfederatie heeft echter haar bezorgdheid geuit over uitzonderlijke gevallen van passieve ontvangst of passieve betaling, waarin het algemene beginsel dat de uitbetalende instantie de laatste tussenpersoon is in de keten misschien niet door alle lidstaten steeds wordt toegepast. Momenteel is er geen gemeenschappelijke opvatting over de begrippen "passieve ontvangst" en "passieve betaling". Dit kan tot een duplicatie van taken leiden of tot situaties waarin geen van de betrokken marktdeelnemers als de uitbetalende instantie wordt beschouwd. Om dit te voorkomen wordt een wijziging voorgesteld volgens welke de lidstaten de nodige maatregelen moeten nemen om ervoor te zorgen dat de verantwoordelijkheden van de uitbetalende instanties ten aanzien van dezelfde rentebetaling elkaar niet overlappen.

    In overeenstemming met de voorgestelde wijziging van artikel 2 wat de toepassing van de "doorkijkbenadering" betreft op betalingen aan bepaalde rechtspersonen en juridische constructies in landen buiten de EU, wordt voorts verduidelijkt dat een betaling die wordt verricht of bewerkstelligd ten onmiddellijke gunste van een in bijlage I vermelde rechtspersoon of constructie geacht wordt te zijn verricht of bewerkstelligd ten onmiddellijke gunste van de uiteindelijke gerechtigde, zoals gedefinieerd in de antiwitwasbepalingen, van de rechtspersoon of constructie.

    Het begrip "uitbetalende instantie bij ontvangst" in de oorspronkelijke leden 2 tot en met 5 lijkt onzekerheid te hebben gecreëerd en moet nader worden uitgewerkt.

    Zoals uitgelegd in verband met de voorgestelde wijzigingen van artikel 2 lijkt een uitbreiding van de "doorkijkbenadering" tot alle buiten de EU-lidstaten gevestigde rechtspersonen buiten proportie. Het gebrek aan alternatieve mechanismen voor betalingen aan onbelaste tussenstructuren binnen de EU zou natuurlijke personen kunnen aanmoedigen om uitgebreid gebruik te maken van tussenstructuren om de spaarrichtlijn te omzeilen. Uit recente gevallen blijkt dat wanneer het begrip "uitbetalende instantie bij ontvangst" niet consistent wordt toegepast, er ruimte ontstaat voor misbruik en verstoringen. Op EU-niveau gereglementeerde beleggingsfondsen waarvan de inkomsten in aanmerking worden genomen voor de toepassing van de spaarrichtlijn, kunnen worden geconfronteerd met oneerlijke concurrentie van andere intermediaire beleggingsstructuren, die de facto zijn uitgesloten van de hoofddefinitie van uitbetalende instantie in artikel 4, lid 1, aangezien door hen verrichte betalingen, ook al zijn deze het resultaat van beleggingen in schuldvorderingen, juridisch niet als rentebetalingen worden beschouwd.

    In plaats van af te stappen van het begrip van "uitbetalende instantie bij ontvangst", moet dit worden verduidelijkt om een consistente toepassing te garanderen. De voorgestelde wijziging heeft ten doel over te schakelen van de huidige aanpak, waarbij de klemtoon ligt op de upstream marktdeelnemer die rente betaalt aan de betrokken rechtspersonen, naar een aanpak op basis van een "positieve" definitie van de intermediaire structuren die als "uitbetalende instantie bij ontvangst" moeten optreden.

    Dit betekent dat de spaarrichtlijn door deze structuren wordt toegepast – met inbegrip van juridische constructies zoals bepaalde soorten trusts en vennootschappen – bij de ontvangst van rentebetalingen door een upstream marktdeelnemer, ongeacht diens plaats van vestiging (binnen of buiten de EU), zolang de uiteindelijke gerechtigde een natuurlijke persoon is die in een andere EU-lidstaat woont.

    Om marktverstoringen tegen te gaan, wordt de nieuwe definitie van de structuren die optreden als "uitbetalende instantie bij ontvangst" gebaseerd op feitelijke elementen in plaats van op de rechtsvorm. De voorgestelde wijziging geeft de voorkeur aan een definitie die alle rechtspersonen en juridische constructies omvat die niet worden belast of niet over dat deel van hun inkomsten dat naar hun niet-ingezeten deelnemers gaat, volgens de regelgeving op het gebied van de directe belastingen die van toepassing is in de lidstaat waar de rechtspersoon of juridische constructie feitelijk wordt beheerd en als gevestigd/ingezeten kan worden beschouwd. Alleen de volgende rechtspersonen en juridische constructies zijn uitgesloten:

    1. beleggingsfondsen die onder artikel 6 van de spaarrichtlijn vallen;

    2. pensioenfondsen en tegoeden die betrekking hebben op levensverzekeringsovereenkomsten;

    3. rechtspersonen en juridische constructies die uitsluitend voor charitatieve doeleinden zijn opgezet;

    4. gevallen van gedeelde uiteindelijke gerechtigdheid waaraan rentebetalingen worden verricht door een marktdeelnemer die alle uiteindelijk gerechtigden heeft geïdentificeerd.

    Bijlage III bevat een "positieve" lijst waarin de rechtspersonen en constructies zijn vermeld die als "uitbetalende instantie bij ontvangst" in iedere lidstaat zijn te beschouwen. In het voorgestelde artikel 18 ter is beschreven hoe de bijlage kan worden gewijzigd.

    De mogelijkheid van artikel 4, lid 3, van de spaarrichtlijn om voor een behandeling als beleggingsfonds krachtens artikel 6 te kiezen, wordt uitsluitend gehandhaafd voor rechtspersonen en juridische constructies, op het vermogen of de inkomsten waarvan geen uiteindelijk gerechtigde op het tijdstip van de ontvangst van de betaling onmiddellijk een wettelijk recht heeft. Gebruiken zij deze keuzemogelijkheid niet, dan worden ze verplicht op te treden als "uitbetalende instantie bij ontvangst" en de natuurlijke personen die tot hun vermogen hebben bijgedragen, als uiteindelijk gerechtigden te beschouwen.

    De huidige verplichtingen voor "upstream" marktdeelnemers op grond van artikel 4, lid 2, laatste zin (en artikel 11, lid 5), van de spaarrichtlijn, worden slechts gehandhaafd voor rentebetalingen aan die rechtspersonen en juridische constructies in andere lidstaten die, gezien de lidstaat waar de plaats van feitelijk beheer is gelegen (die, voor juridische constructies, de staat van het vaste adres is van de persoon die op de eerste plaats rechthebbende is en op de eerste plaats hun vermogen en inkomsten beheert) in de voorgestelde bijlage III zijn vermeld. De lijst is echter niet uitputtend voor de lidstaten. De lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat alle andere rechtspersonen en juridische constructies dan die welke onder a), b), c) en d) hierboven zijn genoemd en die niet worden belast volgens de regelgeving op het gebied van de directe belastingen en waarvan de plaats van feitelijk beheer op hun grondgebied is gelegen als 'uitbetalende instantie bij ontvangst" optreden, ongeacht het feit of deze rechtspersonen en juridische constructies in bijlage III zijn vermeld en de door de buitenlandse "upstream" marktdeelnemers ontvangen informatie.

    Voorgestelde wijzigingen van artikel 6 van de spaarrichtlijn

    De spaarrichtlijn is hoofdzakelijk bedoeld om ervoor te zorgen dat belasting wordt geheven van inkomsten uit spaargelden in de vorm van rente, die belastbaar zijn volgens grotendeels gelijkaardige criteria in alle lidstaten. Met de vaststelling van de conclusies van de Raad van 26 en 27 november 2000 over de essentiële inhoud van de spaarrichtlijn werd niettemin erkend dat vasthouden aan een formele definitie van rente niet effectief zou zijn en tot ongewenste concurrentie tussen directe en indirecte beleggingen in schuldvorderingen zou kunnen leiden. Daarom werd besloten in de definitie niet alleen inkomsten uit schuldvorderingen op te nemen (zoals in artikel 11 van het OESO-Modelverdrag inzake belasting naar inkomen en vermogen), maar ook rente-inkomsten uit bepaalde beleggingsinstrumenten.

    Toen oorspronkelijk werd besloten om alle innovatieve financiële producten uit te sluiten van het toepassingsgebied van de spaarrichtlijn (conclusies van de Raad van 25 mei 1999 en 26-27 november 2000), is om dezelfde redenen ook uitdrukkelijk verklaard dat dit punt bij de eerste evaluatie van de spaarrichtlijn opnieuw moest worden bekeken.

    Momenteel kan de spaarrichtlijn worden omzeild door de herschikking van financiële zaken op een zodanige wijze dat inkomsten uit weinig risicodragende en flexibele beleggingen met een overeengekomen rendement die vergelijkbaar zijn met schuldvorderingen niet onder de formele definitie van rente vallen. Zoals hierboven uitgelegd in verband met de artikelen 1 en 2 wordt daarom voorgesteld het toepassingsgebied van de spaarrichtlijn opnieuw te definiëren zodat ook rente en in wezen vergelijkbare inkomsten uit effecten die, vanuit het standpunt van de belegger als vergelijkbaar met schuldvorderingen kunnen worden beschouwd, hieronder vallen, omdat het risico bekend is en niet groter is dan dat van schuldvorderingen.

    Om ervoor te zorgen dat uitbetalende instanties de instrumenten kunnen identificeren die onder dit toepassingsgebied vallen, waarbij complexe oplossingen gebaseerd op bijzonderheden waarmee de uitbetalende instanties vaak niet bekend zijn (zoals de samenstelling van het instrument of het verband tussen de prestaties van het instrument en inkomsten uit schuldvorderingen) buiten beschouwing worden gelaten, wordt het toepassingsgebied van de spaarrichtlijn met het voorgestelde nieuwe punt aa) van artikel 6 uitgebreid tot die effecten die vergelijkbaar zijn met schuldvorderingen omdat de belegger een rendement van zijn kapitaal verkrijgt waarvan de voorwaarden op de datum van uitgifte bekend zijn en hij aan het einde van de looptijd van die effecten ten minste 95% van het belegde kapitaal ontvangt, ongeacht het feit of de onderliggende activa schuldvorderingen omvatten.

    Tezelfdertijd worden andere verfijningen voorgesteld voor beleggingsfondsen.

    Wat in de EU gevestigde beleggingsfondsen betreft, heeft artikel 6 momenteel uitsluitend betrekking op inkomsten uit instellingen voor collectieve beleggingen in overdraagbare effecten waarvoor vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 85/611/EEG (icbe's), waarvan deelnemingsbewijzen in andere lidstaten dan die van vestiging kunnen worden verhandeld. Inkomsten uit instellingen en andere collectieve beleggingsfondsen of -regelingen die een dergelijke vergunning niet hebben (niet-icbe's) vallen in beginsel niet onder de spaarrichtlijn, zelfs indien de niet-icbe's moeten worden geregistreerd bij en onder het toezicht vallen van de autoriteiten van een lidstaat. Deze inkomsten zijn slechts relevant voor niet-icbe's die geen rechtspersoonlijkheid hebben en die daarom"uitbetalende instanties bij ontvangst zijn". In de praktijk kiezen de meeste van deze niet-icbe's zonder rechtspersoonlijkheid ervoor als icbe's te worden behandeld. Hun inkomsten vallen dan onder artikel 6 wat niet het geval is voor inkomsten uit niet-icbe's met rechtspersoonlijkheid.

    Het resultaat is een ongelijke behandeling van "niet-icbe's". Dit is niet in het belang van de interne markt en was evenmin in overeenstemming met de conclusies van de Raad van november 2000. Daarom lijkt het nodig artikel 6, lid 1, onder c) en d) te wijzigen door de verwijzing naar Richtlijn 85/611/EG te vervangen door een verwijzing naar de registratie van de instelling of het beleggingsfonds of de beleggingsregeling overeenkomstig de voorschriften van elke lidstaat. Dit zal ertoe leiden dat dezelfde regels van toepassing zijn, niet alleen of alle icbe's, maar ook op alle niet-icbe's, ongeacht de rechtsvorm.

    Wat buiten de EU gevestigde fondsen betreft, is het momenteel niet duidelijk of de omschrijving "instellingen voor collectieve belegging die buiten het grondgebied zijn gevestigd" alle beleggingsfondsen omvat ongeacht de toepasselijke reglementering en de wijze waarop zij aan de belegger worden aangeboden. Daarom moet de spaarrichtlijn worden gewijzigd om deze definitie te verfijnen in overeenstemming met de bestaande OESO-definitie van "collectieve beleggingsfondsen of -regelingen". Deze definitie kan worden gedeeld met landen buiten de EU en kan ervoor zorgen dat inkomsten uit rente die door deze instrumenten worden geleid naar behoren worden behandeld.

    Ook wordt voorgesteld artikel 6, lid 6, aan te vullen om te verduidelijken dat zowel directe als indirecte beleggingen door collectieve instrumenten in schuldvorderingen en effecten in aanmerking moeten worden genomen bij de berekening van het percentage dat in de andere leden van dit artikel is vermeld, zulks overeenkomstig de conclusies van de Raad van 12 april 2005.

    Wat de huidige definitie van rentebetaling in de spaarrichtlijn betreft, hebben enkele lidstaten gepleit voor een radicale uitbreiding waarbij iedere vorm van inkomsten uit beleggingen onder het toepassingsgebied van de spaarrichtlijn wordt gebracht, maar dit standpunt kan op dit ogenblik niet op brede steun rekenen. Zoals in het evaluatieverslag vermeld, is het mogelijk dat de spaarrichtlijn niet het meest geschikte kader vormt voor de verbetering van de samenwerking tussen de belastingdiensten op het gebied van dividendbetalingen en vermogenswinsten uit speculatieve financiële instrumenten die geen hoge kapitaalbescherming bieden. Oplossingen die louter van een uitwisseling van informatie uitgaan lijken ook meer aangewezen om ervoor te zorgen dat er geen dubbele belastingheffing is noch belastingontwijking in verband met levensverzekeringsovereenkomsten en pensioenen, gezien de verschillen in behandeling door de nationale belastingstelsels, van de daarvoor betaalde premies en de daaruit voortvloeiende uitkeringen. Tot dergelijke louter op de uitwisseling van gegevens berustende oplossingen volledig operationeel zijn krachtens Richtlijn 77/799/EEG van de Raad van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen[1], lijkt het nodig het toepassingsgebied van de spaarrichtlijn uit te breiden tot voordelen uit die levensverzekeringsovereenkomsten die rechtstreeks vergeleken kunnen worden met instellingen voor collectieve beleggingen, daar hun feitelijke positieve prestaties waaruit de uitkeringen voortvloeien volledig afhankelijk zijn van inkomsten uit schuldvorderingen of vergelijkbare inkomsten overeenkomstig de spaarrichtlijn en omdat zij geen beduidende biometrische risicodekking inhouden (gemiddeld minder dan 5% van het belegde kapitaal gedurende de looptijd van de overeenkomst).

    Voorts worden artikel 6, lid 1, tweede alinea en artikel 6, lid 8, gewijzigd om de voorwaarden te scheppen voor de betrouwbare toepassing van de thuisstaatregel . Dit is noodzakelijk om de uitbetalende instanties in staat te stellen de spaarrichtlijn toe te passen op inkomsten afkomstig van instellingen voor collectieve belegging die in een ander land zijn gevestigd. Alle keuzes die een bepaalde lidstaat voor zijn instellingen heeft gemaakt, tezamen met de berekening van de in de lid 1, onder d) en lid 6 bedoelde percentages overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen van die lidstaat, zijn bindend voor alle andere lidstaten.

    De nieuwe leden 9 en 10 van artikel 6 voorzien in "grootvader"-bepalingen in de volgende gevallen: het eerste geval is dat inkomsten die vallen onder artikel 6, lid 1, onder aa), zijn inbegrepen, mits de effecten voor het eerst op of na 1 december 2008 zijn uitgegeven. Het tweede geval is dat uitkeringen in het kader van levensverzekeringsovereenkomsten die vallen onder artikel 6, lid 1, onder e), zijn inbegrepen, mits de overeenkomst voor het eerst op of na die datum werd gesloten. Deze bepalingen zijn nodig om ervoor te zorgen dat de betrokken effecten en levensverzekeringsovereenkomsten worden gevolgd door hun emittenten en de verzekeringsmaatschappijen voor een correcte behandeling door de "downstream" uitbetalende instanties.

    Voorgestelde wijzigingen van artikel 8 van de spaarrichtlijn

    In artikel 8 worden een aantal wijzigingen aangebracht om de kwaliteit van de renseignering te verbeteren.

    Op de eerste plaats, om de huidige onzekerheden over de behandeling van inkomsten uit gemeenschappelijke rekeningen en andere gevallen van gedeelde gerechtigdheid weg te nemen, wordt de uitbetalende instanties uitdrukkelijk gevraagd niet alleen de identiteit en woonplaats op te geven van alle betrokken uiteindelijk gerechtigden, maar ook mede te delen of het opgegeven bedrag voor elke uiteindelijk gerechtigde het totaalbedrag is, het deel dat hem toekomt of een gelijk deel.

    Een tweede wijziging heeft ten doel de administratieve lasten van de woonstaat van de uiteindelijk gerechtigde te verlichten door de huidige beperkingen van artikel 8, lid 2, weg te nemen die de uitbetalende instantie en de renseignerende lidstaat niet vragen een onderscheid te maken tussen de rentecomponent van een betaling en de volledige opbrengst van een verkoop, aflossing of terugbetaling van een effect. Dit zal het ook gemakkelijker maken de doeltreffendheid van de spaarrichtlijn te meten.

    Tenslotte wordt de door de uitbetalende instanties te verstrekken informatie aangepast aan de voorgestelde wijzigingen van de artikelen 2 en 6.

    Voorgestelde wijzigingen van artikel 11 van de spaarrichtlijn

    De procedures voor de toepassing van de bronbelasting in de overgangsperiode worden aangepast aan de voorgestelde wijzigingen van de artikelen 4, 6 en 8.

    Voorgestelde wijzigingen van artikel 13 van de spaarrichtlijn

    Artikel 13 voorziet momenteel in twee uitzonderingen op de bronbelasting: de verklaring en de vrijwillige verstrekking van gegevens. De verklaring verschaft geen rechtstreeks bruikbare gegevens aan de woonstaat van de uiteindelijk gerechtigde en is voor de gerechtigde minder praktisch dan de vrijwillige verstrekking van gegevens. Het extra werk dat de vrijwillige verstrekking van gegevens met zich brengt voor de belastingdienst van de staat van de uitbetalende instantie wordt gecompenseerd door het mindere werk voor de woonstaat van de uiteindelijk gerechtigde. Wat de procedure van de verklaring betreft, kunnen bovendien vragen rijzen omtrent de verenigbaarheid met het vrije verkeer van kapitaal, bijvoorbeeld omdat deze procedure het voor een EU-burger die zijn fiscale woonplaats buiten de EU heeft, moeilijk maakt om bronbelasting te vermijden waarvoor hij achteraf geen verrekening of terugbetaling kan krijgen. Daarom wordt voorgesteld artikel 13 zo te wijzigen dat alleen de vrijwillige verstrekking van gegevens overblijft.

    Voorgestelde wijzigingen van artikel 15 van de spaarrichtlijn

    De verwijzing naar de bijlage met de lijst van gelijkgestelde rechtspersonen die als overheidsinstantie optreden of waarvan de rol bij een internationaal verdrag is erkend, moet worden gewijzigd vanwege de toevoeging van nieuwe bijlagen.

    Voorgestelde wijzigingen van artikel 18 van de spaarrichtlijn

    De bevoegde autoriteiten van de lidstaten wordt verzocht de Commissie cijfers te verstrekken over de toepassing van de spaarrichtlijn om de kwaliteit van de informatie te verbeteren die ten grondslag ligt aan het verslag dat de Commissie om de drie jaar bij de Raad moet indienen.

    Voorgestelde nieuwe artikelen 18 bis en 18 ter van de spaarrichtlijn

    De nieuwe artikelen 18 bis en 18 ter worden ingevoegd om het mogelijk te maken de lijsten in de bijlagen met de hulp van een comité aan te passen. Dit comité "samenwerking tussen belastingdiensten" zal ook helpen bij het vaststellen van de gegevens die moeten worden opgenomen in door een uitbetalende instantie met activiteiten in verschillende lidstaten bij te houden centraal register dat de identiteit en de woonplaats van uiteindelijk gerechtigden bevat (sommige categorieën marktdeelnemers hebben om de opstelling van een dergelijk register gevraagd), het opstellen van lijsten van documenten ter identificatie van de uiteindelijk gerechtigden en een lijst van erkende verstrekkers van de informatie die nodig is voor de passende behandeling door uitbetalende instanties van inkomsten uit collectieve beleggingsinstrumenten of bepaalde effecten. Het comité kan ook behulpzaam zijn het vaststellen van gemeenschappelijke methoden voor de uitwisseling van informatie en gemeenschappelijke formulieren voor verklaringen en andere documenten die voor de toepassing van de richtlijn nuttig kunnen zijn. In artikel 18 ter wordt verwezen naar het besluit van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden met de hulp van een comité.

    Voorgestelde wijzigingen van de bijlagen bij de spaarrichtlijn

    De bijlage bij de huidige richtlijn wordt bijlage IV en de volgende nieuwe bijlagen zijn voornamelijk toegevoegd om de uitbetalende instanties duidelijkheid te verschaffen en om hun administratieve lasten te verlichten (in bijlage V is vermeld welke cijfers de lidstaten de Commissie moeten verstrekken in overeenstemming met de conclusies van de Raad van 26 mei 2008):

    5. Bijlage I: "Rechtspersonen en juridische constructies waarop artikel 2, lid 3, van toepassing is indien zij vanwege de aanwezigheid van hun plaats van feitelijk beheer op het grondgebied van bepaalde landen of rechtsgebieden";

    6. Bijlage II: "Lidstaten die, ten minste op verzoek, een fiscaal identificatienummer toekennen aan natuurlijke personen die hun fiscale woonplaats op hun grondgebied hebben, ongeacht hun nationaliteit";

    7. Bijlage III: "Uitbetalende instanties bij ontvangst als bedoeld in artikel 4, lid 2" en

    8. Bijlage V: "Gegevens die de lidstaten elk jaar voor statistische doeleinden aan de Commissie moeten verstrekken".

    2.2. Artikel 2 van het voorstel

    Dit artikel bevat het tijdschema en de voorschriften die bij het omzetten van de richtlijn in nationale wetgeving in acht moeten worden genomen. De wijzigingen moeten worden toegepast op het grondgebied van de lidstaten vanaf de eerste dag van het derde kalenderjaar volgende op het kalenderjaar waarin de richtlijn in werking treedt. Nationale uitvoeringsbepalingen moeten tijdig genoeg worden vastgesteld en bekendgemaakt zodat uitbetalende instanties en de andere betrokkenen ervoor kunnen zorgen dat hun procedures bij de inwerkingtreding van de wijzigingen zijn aangepast.

    2008/0215 (CNS)

    Voorstel voor een

    RICHTLIJN VAN DE RAAD

    tot wijziging van Richtlijn 2003/48/EG betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 94,

    Gezien het voorstel van de Commissie[2],

    Gezien het advies van het Europees Parlement[3],

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[4],

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Richtlijn 2003/48/EG van de Raad[5] is sinds 1 juli 2005 in de lidstaten van toepassing en is in de eerste drie jaar van toepassing effectief gebleken binnen de grenzen van haar toepassingsgebied. Uit het eerste verslag[6] over de toepassing van Richtlijn 2003/48/EG blijkt echter dat de richtlijn niet geheel de ambities waarmaakt die zijn uitgedrukt in de unanieme conclusies van de Ecofin-Raad van 26 en 27 november 2007[7]. Dit is met name het gevolg van het feit dat bepaalde financiële instrumenten die vergelijkbaar zijn met rentedragende effecten en bepaalde indirecte wijzen om rentedragende effecten te houden, niet door de richtlijn worden gedekt.

    (2) Richtlijn 2003/48/EG is slechts van toepassing op rentebetalingen ten onmiddellijke gunste van natuurlijke personen. Zo kunnen natuurlijke personen die woonachtig zijn in de Gemeenschap Richtlijn 2003/48/EG omzeilen door gebruik van een tussengeschoven rechtspersoon of juridische constructie, met name wanneer die is gevestigd in een rechtsgebied waar de belastingheffing over aan deze rechtspersoon of constructie betaalde inkomsten niet is verzekerd. Ook gelet op de antiwitwasmaatregelen die zijn neergelegd in Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme[8], verdient het daarom aanbeveling van de uitbetalende instanties te eisen dat zij een "doorkijkbenadering" toepassen op betalingen aan bepaalde, buiten de Gemeenschap gevestigde rechtspersonen of constructies en de informatie te gebruiken die zij reeds hebben over de uiteindelijk gerechtigde(n) van de rechtspersoon of constructie om Richtlijn 2003/48/EG toe te passen wanneer de aldus geïdentificeerde uiteindelijk gerechtigde een natuurlijke persoon is die in een andere lidstaat woonachtig is dan de lidstaat waar de uitbetalende instantie is gevestigd. Om onzekerheden en administratieve lasten voor uitbetalende instanties te beperken, moet een lijst van rechtspersonen en constructies in de rechtsgebieden buiten de EU die bij deze maatregel zijn betrokken worden opgenomen in een bijlage bij Richtlijn 2003/48/EG.

    (3) Om het doel van Richtlijn 2003/48/EG beter te kunnen bereiken, moet de kwaliteit van de informatie om de identiteit en woonplaats van uiteindelijk gerechtigden vast te stellen worden verbeterd, terwijl de extra administratieve lasten voor uitbetalende instanties tot een minimum beperkt moeten blijven. Uitbetalende instanties moeten de beste informatie gebruiken waarover zij beschikken, waaronder documenten waaruit blijkt dat de fiscale woonplaats van een natuurlijke persoon in een ander land is dan zijn vaste adres. Om het uitbetalende instanties gemakkelijker te maken meer gebruik maken van de fiscale identificatienummers van uiteindelijk gerechtigden, moet met name een bijlage met informatie over die nummers worden toegevoegd. Uitbetalende instanties die in verschillende lidstaten actief zijn moet worden toegestaan een centraal register bij te houden met gegevens over de identiteit en woonplaats van uiteindelijk gerechtigden en er moeten gemeenschappelijke voorschriften worden vastgesteld betreffende de in een dergelijk register op te nemen informatie.

    (4) Om te voorkomen dat Richtlijn 2003/48/EG wordt omzeild door de kunstmatige toeleiding van inkomstenbetalingen via een buiten de Gemeenschap gevestigde marktdeelnemer, moet worden duidelijk gemaakt wat de verantwoordelijkheden van marktdeelnemers in de Gemeenschap zijn wanneer zij zich ervan bewust zijn dat een rentebetaling aan een buiten het territoriale toepassingsgebied van Richtlijn 2003/48/EG gevestigde marktdeelnemer verricht wordt ten gunste van een natuurlijke persoon waarvan zij weten dat hij in een andere lidstaat woonachtig is en die als een van hun klanten kan worden beschouwd. In die omstandigheden moeten die marktdeelnemers worden geacht als uitbetalende instantie op te treden. Op die manier zou met name ook misbruik van het internationale netwerk van financiële instellingen (bijkantoren, dochterondernemingen, geassocieerde vennootschappen of houdstermaatschappijen) met als doel de richtlijn te omzeilen, kunnen worden voorkomen.

    (5) De ervaring heeft aangetoond dat er meer duidelijkheid moet zijn over de verplichting als uitbetalende instantie bij ontvangst van een rentebetaling op te treden. Met name moet worden verduidelijkt op welke intermediaire structuren deze verplichting rust. Rechtspersonen en juridische constructies die, op grond van de regelgeving op het gebied van de directe belastingen in de lidstaten waar hun plaats van feitelijk beheer is gelegen, niet op hun inkomsten worden belast of niet op het deel van hun inkomsten dat bestemd is voor niet-ingezeten gerechtigden, met inbegrip van rente op spaargelden of in wezen vergelijkbare inkomsten, dienen Richtlijn 2003/48/EG toe te passen wanneer zij rentebetalingen ontvangen van een "upstream" marktdeelnemer. Een lijst van dergelijke rechtspersonen en juridische constructies in elke lidstaat moet in een bijlage worden opgenomen.

    (6) Uit het eerste verslag over de toepassing van Richtlijn 2003/48/EG is gebleken is dat deze richtlijn kan worden omzeild door het gebruik van financiële instrumenten die, wat risico, flexibiliteit en overeengekomen rendement betreft, vergelijkbaar zijn met schuldvorderingen. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat Richtlijn 2003/48/EG niet slechts op rente betrekking heeft maar ook op in wezen vergelijkbare inkomsten.

    (7) Evenzo worden bepaalde soorten levensverzekeringsovereenkomsten met slechts een zeer beperkte biometrische risicodekking, waarvan de prestaties geheel afhankelijk zijn van inkomsten uit schuldvorderingen of vergelijkbare, onder Richtlijn 2003/48/EG vallende inkomsten, in het algemeen beschouwd als producten voor de kleine belegger die instellingen voor collectieve beleggingen vervangen. Het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/48/EG moet daarom worden uitgebreid tot uitkeringen in het kader van dergelijke overeenkomsten.

    (8) Wat in de Gemeenschap gevestigde beleggingsfondsen betreft, vallen momenteel uitsluitend inkomsten uit instellingen voor collectieve beleggingen in overdraagbare effecten onder Richtlijn 2003/48/EG indien daarvoor vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 85/611/EEG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's)[9]. Vergelijkbare inkomsten uit niet-icbe's vallen uitsluitend onder Richtlijn 2003/48/EG wanneer de niet-icbe's geen rechtspersoonlijkheid hebben en daarom optreden als uitbetalende instantie bij de ontvangst van rentebetalingen. Om ervoor te zorgen dat dezelfde regels op alle icbe's en niet-icbe's worden toegepast, onafhankelijk van hun rechtsvorm, moet de verwijzing in Richtlijn 2003/48/EG naar Richtlijn 85/611/EEG worden vervangen door een verwijzing naar de registratie van de instelling of het beleggingsfonds of de beleggingsregeling overeenkomstig de voorschriften van elke lidstaat.

    (9) Wat buiten de Gemeenschap gevestigde fondsen betreft, moet duidelijk worden gemaakt dat de richtlijn betrekking heeft op rente en vergelijkbare inkomsten uit alle beleggingsfondsen, ongeacht de rechtsvorm en de wijze waarop zij beleggers worden aangeboden.

    (10) De definitie van rentebetaling moet worden verduidelijkt om ervoor te zorgen dat bij de berekening van het percentage van het in dergelijke instrumenten belegde vermogen niet alleen rekening wordt gehouden met directe, maar ook met indirecte beleggingen in schuldvorderingen. Ter vergemakkelijking van de toepassing van Richtlijn 2003/48/EG door uitbetalende instanties op inkomsten uit in andere landen gevestigde instellingen voor collectieve beleggingen, moet duidelijk worden gemaakt dat de behandeling van bepaalde inkomsten van dergelijke instellingen onder de regelgeving valt van de lidstaat waarin zij zijn gevestigd.

    (11) De renseignering door uitbetalende instanties moet worden verbeterd om de kwaliteit van de informatie voor de woonstaat van de uiteindelijk gerechtigden te verhogen, met name over inkomsten uit gemeenschappelijke rekeningen en andere gevallen van gedeelde uiteindelijke gerechtigdheid.

    (12) De procedure op grond van een verklaring waarmee uiteindelijk gerechtigden met een fiscale woonplaats in een lidstaat de bronbelasting kunnen vermijden op rente die in een andere, in artikel 10, lid 1, van Richtlijn 2003/48/EG vermelde lidstaat is ontvangen, moet worden afgeschaft, daar in het kader van deze procedure minder informatie wordt verkregen dan in het kader van de alternatieve procedure van de vrijwillige verstrekking van gegevens aan de woonstaat van de uiteindelijk gerechtigde en daar deze procedure omslachtiger is voor uiteindelijk gerechtigden.

    (13) De lidstaten moeten cijfers verstrekken over de toepassing van Richtlijn 2003/48/EG om de kwaliteit te verbeteren van de informatie die de Commissie gebruikt voor het opstellen van het om de drie jaar bij de Raad in te dienen verslag over de toepassing van de richtlijn.

    (14) Aangezien de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van Richtlijn 2003/48/EG maatregelen van algemene strekking zijn in de zin van artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[10], moeten zij worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure van artikel 5 van dat besluit.

    (15) Daar het niet goed mogelijk is dat de lidstaten het doel van deze richtlijn realiseren en deze kwestie dus op Gemeenschapsniveau moet worden aangepakt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag opgenomen subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel opgenomen evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om dit doel te bereiken,

    HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Richtlijn 2003/48/EG wordt als volgt gewijzigd:

    (1) In artikel 1 wordt lid 2 vervangen door:

    "2. De lidstaten zien erop toe dat de op hun grondgebied gevestigde uitbetalende instanties de voor de uitvoering van de richtlijn noodzakelijke taken uitvoeren, ongeacht de vestigingsplaats van de debiteur van de rentedragende schuldvordering of de emittent van het rentedragende effect."

    (2) Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

    a) Lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

    i) De aanhef komt als volgt te luiden:

    "Voor de toepassing van deze richtlijn, en onverminderd artikel 4, lid 2, wordt onder "uiteindelijk gerechtigde" verstaan elke natuurlijke persoon die een rentebetaling ontvangt, of ten gunste van wie een rentebetaling wordt bewerkstelligd, tenzij deze aantoont dat de rentebetaling niet te zijner gunste is ontvangen of bewerkstelligd. Dit betekent:"

    ii) Punt b) wordt vervangen door:

    "b) dat hij handelt namens een rechtspersoon of juridische constructie en de naam, de rechtsvorm en het adres bekendmaakt van de plaats van feitelijk beheer van de rechtspersoon, of in het geval van een juridische constructie, de naam en het vaste adres van de persoon die daarvan op de eerste plaats de rechthebbende is en op de eerste plaats haar vermogen en inkomsten beheert, aan de marktdeelnemer die de betaling verricht of bewerkstelligt; of"

    b) Het volgende lid 3 wordt toegevoegd:

    "3. Wanneer een marktdeelnemer als bedoeld in artikel 2 van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad[11] een rentebetaling verricht aan of bewerkstelligt voor een rechtspersoon of juridische constructie als bedoeld in bijlage I, valt onder de definitie in lid 1 van dit artikel ook de uiteindelijk begunstigde als gedefinieerd in artikel 3, lid 6, van Richtlijn 2005/60/EG van deze rechtspersoon of juridische constructie."

    (3) De artikelen 3 en 4 worden vervangen door:

    " Artikel 3

    Identiteit en woonplaats van de uiteindelijk gerechtigden

    1. Voor de toepassing van de artikelen 8 tot en met 12 bepaalt elke lidstaat de procedures die nodig zijn om de uitbetalende instantie in staat te stellen de identiteit en woonplaats van de uiteindelijk gerechtigden vast te stellen en draagt de lidstaat zorg voor de toepassing van deze procedures op zijn grondgebied.

    Deze procedures moeten voldoen aan de minimumnormen als vastgesteld in de leden 2 en 3.

    2. De uitbetalende instantie stelt de identiteit van de uiteindelijk gerechtigde vast op basis van minimumnormen die verschillen naar gelang van de aanvang van de betrekkingen tussen de uitbetalende instantie en de ontvanger van de rentebetaling:

    a) voor contractuele betrekkingen die vóór 1 januari 2004 zijn aangegaan, stelt de uitbetalende instantie de identiteit van de uiteindelijk gerechtigde vast, bestaande uit zijn naam en adres, aan de hand van de informatie waarover zij beschikt, met name ter uitvoering van de regelgeving in de staat van vestiging en van Richtlijn 2005/60/EG;

    b) voor contractuele betrekkingen die zijn aangegaan of voor transacties die, bij ontstentenis van contractuele betrekkingen, zijn verricht op of na 1 januari 2004, bepaalt de uitbetalende instantie de identiteit van de uiteindelijk gerechtigde, bestaande uit naam, adres, datum en plaats van geboorte en, indien de uiteindelijk gerechtigde zijn adres of fiscale woonplaats heeft in een in bijlage II vermelde lidstaat, het hem door die lidstaat toegekende fiscale identificatienummer of vergelijkbaar nummer.

    De gegevens als bedoeld in de eerste alinea, punt b) worden vastgesteld aan de hand van het paspoort, de officiële identiteitskaart of een ander officieel document als vermeld in bijlage II dat door de uiteindelijk gerechtigde wordt overgelegd. Gegevens die niet zijn vermeld op dat paspoort, die officiële identiteitskaart of dat officiële document worden vastgesteld aan de hand van enig ander, door de uiteindelijk gerechtigde overgelegd officieel identiteitsbewijs dat is afgegeven door een overheidsinstantie van het land waar hij zijn adres of fiscale woonplaats heeft.

    3. Wanneer de uiteindelijk gerechtigde vrijwillig een fiscalewoonplaatsverklaring overlegt die door de bevoegde instantie van een land uiterlijk drie jaar voor de betalingsdatum is afgegeven, wordt zijn woonplaats geacht in dat land te zijn. Indien hij een dergelijke verklaring niet overlegt, wordt zijn woonplaats geacht te zijn gelegen in het land waar hij zijn vaste adres heeft. De uitbetalende instantie stelt het vaste adres van de uiteindelijk gerechtigde vast aan de hand van de volgende minimumnormen:

    (a) voor contractuele betrekkingen die vóór 1 januari 2004 zijn aangegaan, stelt de uitbetalende instantie het huidige vaste adres van de uiteindelijk gerechtigde vast aan de hand van de beste informatie waarover zij op de betalingsdatum beschikt, met name ter uitvoering van de regelgeving in de lidstaat van vestiging en van Richtlijn 2005/60/EG;

    b) voor contractuele betrekkingen die zijn aangegaan, of voor transacties die, in afwezigheid van contractuele betrekkingen, zijn verricht op of na 1 januari 2004 stelt de uitbetalende instantie het huidige vaste adres van de uiteindelijk gerechtigde vast aan de hand van de in lid 2, onder b), beschreven identificatieprocedures en van de meest recente documenten waarover de uitbetalende instantie beschikt. Deze informatie wordt ten laatste bijgewerkt wanneer het paspoort, de officiële identiteitskaart of het andere officiële identiteitsbewijs dat de uiteindelijk gerechtigde heeft overgelegd vervalt.

    Voor contractuele betrekkingen die zijn aangegaan, of voor transacties die, in afwezigheid van contractuele betrekkingen, zijn verricht op of na 1 januari 2004, wordt voor natuurlijke personen die een paspoort, een officiële identiteitskaart of een ander officieel identiteitsbewijs overleggen dat is afgegeven door een lidstaat, en die verklaren dat zij woonachtig zijn in een derde land, de woonplaats vastgesteld aan de hand van een fiscalewoonplaatsverklaring die binnen de drie jaar voorafgaande aan de betalingsdatum is afgegeven door de bevoegde autoriteit van het derde land waarin die natuurlijke persoon verklaart woonachtig te zijn. Wordt een dergelijke verklaring niet overgelegd, dan wordt de natuurlijke persoon geacht zijn woonplaats te hebben in de lidstaat die het paspoort of het andere officiële identiteitsbewijs heeft afgegeven. Voor natuurlijke personen waarvan de uitbetalende instantie officiële documenten heeft waaruit blijkt dat zij hun fiscale woonplaats hebben in een ander land dan dat van hun vaste adres vanwege voorrechten op grond van hun diplomatieke status of op grond van andere internationale regelingen, wordt de woonplaats vastgesteld met behulp van de officiële documenten waarover de uitbetalende instantie beschikt.

    Artikel 4

    Uitbetalende instanties

    1. Een marktdeelnemer die een rentebetaling in de zin van artikel 6, lid 1, verricht of bewerkstelligt ten onmiddellijke gunste van de uiteindelijk gerechtigde, is voor de toepassing van deze richtlijn een uitbetalende instantie. Een verrichte of bewerkstelligde betaling ten onmiddellijke gunste van een in bijlage I vermelde rechtspersoon of juridische constructie wordt geacht rechtstreeks te zijn verricht of bewerkstelligd ten gunste van de uiteindelijke begunstigde zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 6, van Richtlijn 2005/60/EG, van de rechtspersoon of de juridische constructie.

    Voor de doeleinden van dit lid doet het niet ter zake of de betrokken marktdeelnemer de debiteur is of de emittent van de schuldvordering of het effect die/dat inkomsten oplevert of de marktdeelnemer die door de debiteur, de emittent of de uiteindelijk gerechtigde is belast met het uitbetalen van de inkomsten of het bewerkstelligen van de betaling van de inkomsten.

    De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat er geen overlapping is van de verantwoordelijkheden van de uitbetalende instanties ten aanzien van dezelfde rentebetaling.

    Een in een lidstaat gevestigde marktdeelnemer wordt ook geacht een uitbetalende instantie te zijn in de zin van deze richtlijn wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    a) hij verricht een rentebetaling in de zin van artikel 6, lid 1, of bewerkstelligt een rentebetaling aan een andere marktdeelnemer die buiten het in artikel 7 bedoelde grondgebied is gevestigd en buiten het territoriale toepassingsgebied van de in artikel 17, lid 2, bedoelde overeenkomsten en regelingen, en

    b) de eerste marktdeelnemer beschikt over bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de tweede marktdeelnemer de inkomsten zal betalen of een dergelijke betaling zal bewerkstelligen ten onmiddellijke gunste van een uiteindelijk gerechtigde die een natuurlijke persoon is van wie de eerste marktdeelnemer weet dat hij woonachtig is in een andere lidstaat, gelet op artikel 3.

    Wanneer voldaan is aan de voorwaarden onder a) en b), wordt een betaling die door de eerste marktdeelnemer is verricht of bewerkstelligd ten onmiddellijke gunste van de tweede marktdeelnemer geacht door de eerste marktdeelnemer te zijn verricht of bewerkstelligd ten gunste van de in de onder b) bedoelde uiteindelijk gerechtigde.

    2. Een rechtspersoon of juridische constructie die, volgens de regelgeving op het gebied van de directe belastingen van de lidstaat waarin de rechtspersoon of juridische constructie haar plaats van feitelijk beheer heeft, niet belast wordt op haar inkomsten of niet op het deel van zijn inkomsten dat bestemd is voor zijn niet-ingezeten deelnemers, met inbegrip van rentebetalingen, wordt geacht een uitbetalende instantie te zijn bij ontvangst van een rentebetaling of bij de bewerkstelliging van een dergelijke betaling.

    Voor de toepassing van de eerste alinea wordt een juridische constructie geacht haar plaats van feitelijk beheer te hebben in het land waar de persoon die daarvan op de eerste plaats rechthebbende is en op de eerste plaats haar vermogen en inkomsten beheert zijn of haar vaste adres heeft.

    De door de rechtspersoon of juridische constructie ontvangen of bewerkstelligde betaling wordt beschouwd rechtstreeks te zijn verricht aan of ten onmiddellijke gunste te zijn bewerkstelligd voor een natuurlijke persoon die een wettelijk recht heeft op het vermogen of de inkomsten van de rechtspersoon of juridische constructie of, in afwezigheid van een dergelijke natuurlijke persoon, beschouwd rechtstreeks te zijn verricht aan of ten onmiddellijke gunste te zijn bewerkstelligd voor een natuurlijke persoon van wie de personen die met het beheer van de rechtspersoon of juridische constructie zijn belast weten dat hij of zij rechtstreeks of onrechtstreeks heeft bijgedragen tot het vermogen van de betrokken rechtspersoon of juridische constructie.

    Deze natuurlijke personen worden dan behandeld als uiteindelijk gerechtigden van de betaling overeenkomstig de artikelen 2 en 3.

    Dit lid is niet van toepassing indien de rechtspersoon of juridische constructie:

    a) een instelling voor collectieve beleggingen of een ander fonds of een andere regeling voor collectieve beleggingen is met inkomsten als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder c) en d);

    b) het vermogen van een pensioenfonds of verzekeringsbedrijf beheert;

    c) volgens de procedures die van toepassing zijn in de lidstaat waar zij is gevestigd erkend is als uitsluitend voor charitatieve doeleinden opgezet;

    d) een gedeelde gerechtigdheid vormt waarvan de marktdeelnemer die de betaling verricht of bewerkstelligt de identiteit en woonplaats van alle uiteindelijk gerechtigden heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 3 en daarom zelf als uitbetalende instantie optreedt overeenkomstig lid 1 van dit artikel.

    In bijlage III zijn de categorieën rechtspersonen en juridische constructies vermeld die, al naar gelang de lidstaat waar hun plaats van feitelijk beheer is gelegen, in alle andere dan de onder a) tot en met d) bedoelde gevallen als een uitbetalende instantie worden beschouwd bij het verrichten van een rentebetaling of bij het bewerkstelligen van een dergelijke betaling.

    Een marktdeelnemer die een rentebetaling verricht aan of een rentebetaling bewerkstelligt voor een in bijlage III vermelde rechtspersoon of juridische constructie stelt de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van vestiging in kennis van de naam en de plaats van feitelijk beheer van de rechtspersoon of, in geval van een juridische constructie, van de naam en het vaste adres van de persoon die daarvan in de eerste plaats de rechthebbende is en daarvan in de eerste plaats het vermogen en de inkomsten beheert en het totaalbedrag van de aan de rechtspersoon of juridische constructie betaalde of voor deze bewerkstelligde rente. Wanneer de plaats van feitelijk beheer van de rechtspersoon of juridische constructie in een andere lidstaat is gelegen, geeft de bevoegde autoriteit deze informatie door aan de bevoegde autoriteit van die andere lidstaat.

    3. De in lid 2 bedoelde rechtspersonen en juridische constructies, op het vermogen of de inkomsten waarvan geen uiteindelijk gerechtigde onmiddellijk recht heeft op het tijdstip van een rentebetaling, hebben de keuzemogelijkheid voor de doeleinden van deze richtlijn te kiezen voor een behandeling als instelling voor collectieve beleggingen of een ander fonds of andere regeling voor collectieve beleggingen als bedoeld in lid 2, onder a).

    Wanneer een rechtspersoon of juridische constructie van deze keuzemogelijkheid gebruik maakt, geeft de lidstaat waar deze haar plaats van feitelijk beheer heeft een verklaring in die zin af. De rechtspersoon of juridische constructie doet die verklaring toekomen aan de marktdeelnemer die de rentebetaling verricht of bewerkstelligt.

    De lidstaten stellen gedetailleerde regels op betreffende deze keuzemogelijkheid voor rechtspersonen en juridische constructies die hun plaats van feitelijk beheer op hun grondgebied hebben en zien erop toe dat de rechtspersonen en juridische constructies die van deze keuzemogelijkheid gebruik hebben gemaakt als uitbetalende instanties optreden overeenkomstig lid 1, tot het totaalbedrag van de ontvangen rentebetalingen, bij elke gelegenheid dat een uiteindelijk gerechtigde onmiddellijk het recht op het vermogen of de inkomsten daarvan verkrijgt."

    (4) Artikel 6 komt als volgt te luiden:

    " Artikel 6

    Definitie van rentebetaling

    1. In deze richtlijn wordt onder "rentebetaling" verstaan:

    a) rente, uitbetaald of bijgeschreven op een rekening, die is terug te voeren op een schuldvordering, van welke aard dan ook, al dan niet gedekt door hypotheek of voorzien van een winstdelingsclausule, en met name de opbrengsten van overheidspapier en obligatieleningen, inclusief daaraan gehechte premies en prijzen; boete voor te late betaling wordt niet als rente aangemerkt;

    aa) inkomsten, uitbetaald of bijgeschreven op een rekening, die zijn terug te voeren op effecten, van welke aard dan ook, op grond waarvan de belegger

    i) een opbrengst van een som ontvangt waarvan de voorwaarden op de datum van uitgifte bekend zijn, en

    ii) ten minste 95% van de belegde som ontvangt op het einde van de looptijd;

    b) rente die is aangegroeid of gekapitaliseerd bij de verkoop, terugbetaling of aflossing van de onder a) bedoelde schuldvorderingen en inkomsten die zijn aangegroeid of gekapitaliseerd bij de verkoop, terugbetaling of aflossing van de onder aa) bedoelde effecten;

    c) inkomsten uit de onder a), aa) of b) bedoelde betalingen, hetzij rechtstreeks of via een rechtspersoon of juridische constructie als bedoeld in artikel 4, lid 2, uitgekeerd door:

    i) instellingen voor collectieve beleggingen of andere fondsen of regelingen voor collectieve beleggingen die overeenkomstig de regelgeving van een lidstaat zijn geregistreerd;

    ii) rechtspersonen of juridische constructies die gebruik hebben gemaakt van de in artikel 4, lid 3, bedoelde keuzemogelijkheid;

    iii) collectieve beleggingsfondsen of -regelingen die buiten het in artikel 7 bedoelde grondgebied zijn gevestigd, ongeacht hun rechtsvorm en eventuele beperkingen van koop, verkoop of aflossing van aandelen of deelnemingsbewijzen tot een beperkte groep beleggers;

    d) inkomsten die zijn gerealiseerd bij de verkoop, terugbetaling of aflossing van aandelen of bewijzen van deelneming in de volgende instellingen, rechtspersonen, juridische constructies, beleggingsfondsen of -regelingen, indien deze rechtstreeks, of onrechtstreeks via andere dergelijke instellingen, rechtspersonen, juridische constructies, beleggingsfondsen of -regelingen, meer dan 40% van hun vermogen beleggen in schuldvorderingen als bedoeld onder a) of in effecten als bedoeld onder aa);

    i) instellingen voor collectieve beleggingen of collectieve beleggingsfondsen of -regelingen die overeenkomstig de regelgeving van een lidstaat zijn geregistreerd;

    ii) rechtspersonen of juridische constructies die gebruik hebben gemaakt van de in artikel 4, lid 3, bedoelde keuzemogelijkheid;

    iii) collectieve beleggingsfondsen of -regelingen die buiten het in artikel 7 bedoelde grondgebied zijn gevestigd, ongeacht hun rechtsvorm en eventuele beperkingen van koop, verkoop of aflossing van aandelen of deelbewijzen tot een beperkte groep beleggers;

    e) uitkeringen in het kader van een levensverzekeringsovereenkomst wanneer deze voorziet in een biometrische risicodekking van gemiddeld minder dan 5% van het verzekerde kapitaal gedurende de looptijd van de overeenkomst en de feitelijke prestaties geheel afhankelijk zijn van rente of inkomsten van de soort als bedoeld onder a), aa), b), c) en d); in dit verband wordt een verschil tussen de uitbetaalde bedragen in het kader van de levensverzekeringsovereenkomst en de som van alle betalingen aan de levensverzekerde in het kader van diezelfde overeenkomst beschouwd als uitkeringen in het kader van de levensverzekeringsovereenkomst.

    De lidstaten beschikken echter over de mogelijkheid de inkomsten vermeld onder d) slechts onder de definitie van rente te laten vallen voor zover deze inkomsten rechtstreeks of onrechtstreeks afkomstig zijn van rentebetalingen in de zin van de punten a), aa) en b). Een lidstaat die van die keuzemogelijkheid gebruik maakt, deelt dit mede aan de Commissie. De Commissie maakt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend dat van deze keuzemogelijkheid gebruik is gemaakt en met ingang van de datum van die bekendmaking is gebruikmaking van die mogelijkheid bindend voor de andere lidstaten.

    2. Wat betreft lid 1, onder c) en d), wordt, indien een uitbetalende instantie geen informatie heeft over het deel van de inkomsten dat is terug te voeren op rentebetalingen in de zin van de punten a), aa) of b), het volledige bedrag aan inkomsten als rentebetaling aangemerkt.

    3. Wat betreft lid 1, onder d), wordt, indien een uitbetalende instantie geen informatie heeft over het percentage van het vermogen dat is belegd in schuldvorderingen of de desbetreffende effecten, of in aandelen of deelnemingsbewijzen als omschreven onder dat punt, dat percentage geacht meer dan 40% te zijn. Indien zij het bedrag van de door de uiteindelijk gerechtigde gerealiseerde inkomsten niet kan bepalen, worden de inkomsten geacht de opbrengst van de verkoop, aflossing of terugbetaling van de aandelen of deelnemingsbewijzen te zijn.

    4. Wanneer een rentebetaling in de zin van lid 1 wordt verricht aan een rechtspersoon of juridische constructie als bedoeld in artikel 4, lid 2, of bijgeschreven op een rekening van een dergelijke rechtspersoon of juridische constructie, wordt deze geacht een rentebetaling te zijn door die rechtspersoon of juridische constructie voor zover die rechtspersoon of juridische constructie geen gebruik heeft gemaakt van de in artikel 4, onder 3, bedoelde keuzemogelijkheid.

    5. Wat betreft lid 1, onder b) en d), kunnen lidstaten op hun grondgebied gevestigde uitbetalende instanties ertoe verplichten om rente of andere relevante inkomsten over een periode van ten hoogste één jaar op jaarbasis te berekenen en kunnen zij een dergelijke op jaarbasis berekende rente of andere relevante inkomsten als een rentebetaling beschouwen, zelfs als tijdens die periode geen verkoop, terugbetaling of aflossing heeft plaatsgevonden.

    6. In afwijking van lid 1, onder c) kunnen lidstaten van de definitie van rentebetaling de in die bepaling bedoelde inkomsten uitsluiten die worden uitgekeerd door op hun grondgebied gevestigde instellingen, rechtspersonen of juridische constructie wanneer de rechtstreekse of onrechtstreekse beleggingen van die rechtspersonen of juridische constructies in schuldvorderingen als bedoeld in lid 1, onder a), of in effecten als bedoeld in lid 1, onder aa), niet meer dan 15% van hun vermogen uitmaken.

    Evenzo kunnen de lidstaten, in afwijking van lid 4, besluiten om van de definitie van rentebetaling in lid 1, uit te sluiten de rente die is uitbetaald aan, of bijgeschreven op een rekening van een rechtspersoon of juridische constructie als bedoeld in artikel 4, lid 2, die geen gebruik heeft gemaakt van de keuzemogelijkheid van artikel 4, lid 3, en die op hun grondgebied is gevestigd, wanneer de rechtstreekse of onrechtstreekse beleggingen van deze rechtspersoon of juridische constructie in schuldvorderingen als bedoeld in lid 1, onder a), of in effecten als bedoeld in lid 1, onder aa), niet meer dan 15% van hun vermogen uitmaken.

    Een lidstaat die gebruik maakt van een van de of van beide keuzemogelijkheden die in de eerste en tweede alinea zijn bedoeld, deelt dit mede aan de Commissie.

    De Commissie maakt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend dat van de keuzemogelijkheid gebruik is gemaakt en met ingang van de datum van die bekendmaking is gebruikmaking van de mogelijkheid bindend voor de andere lidstaten.

    7. Het in lid 1, onder d), en in lid 3 bedoelde percentage is vanaf 1 januari 2011 25%.

    8. De in lid 1, onder d) en lid 6 bedoelde percentages worden bepaald op basis van het beleggingsbeleid dat in het reglement van het fonds of de statuten van de betrokken instelling, rechtspersoon, juridische constructie of regeling is beschreven.

    Wanneer in dit reglement of in deze statuten geen beleggingsbeleid is beschreven, worden deze percentages bepaald aan de hand van de feitelijke samenstelling van het vermogen van de betrokken instellingen, rechtspersonen, juridische constructies, beleggingsfondsen of -regelingen, dat wil zeggen aan de hand van het gemiddelde van het vermogen aan het begin en aan het einde van het laatste boekjaar voordat de rentebetaling door de uitbetalende instantie aan de uiteindelijk gerechtigde wordt verricht of bewerkstelligd. Voor pas opgerichte instellingen, rechtspersonen, juridische constructies of beleggingsfondsen of -regelingen, is de feitelijke samenstelling het gemiddelde van het vermogen aan het begin van het lopende boekjaar en het einde van de laatste maand voorafgaande aan de datum waarop de rentebetaling door de uitbetalende instantie aan de uiteindelijk gerechtigde wordt betaald of bewerkstelligd.

    De samenstelling van het vermogen, gemeten overeenkomstig de regelgeving van de lidstaat waar een instelling voor collectieve beleggingen of een ander fonds of regeling voor collectieve beleggingen is geregistreerd, is bindend voor de andere lidstaten.

    9. In lid 1, onder aa) bedoelde inkomsten worden slechts beschouwd een rentebetaling te zijn, voor zover de effecten die die inkomsten opleveren voor het eerst werden uitgegeven op of na 1 december 2008.

    10. Uitkeringen in het kader van levensverzekeringsovereenkomsten worden slechts beschouwd een rentebetaling te zijn overeenkomstig lid 1, onder e), voor zover de levensverzekeringsovereenkomsten in het kader waarvan die uitkeringen worden gedaan voor het eerst werden gesloten op of na 1 december 2008."

    (5) Artikel 8 komt als volgt te luiden:

    " Artikel 8

    Renseignering door de uitbetalende instantie

    1. Wanneer de uiteindelijk gerechtigde woonachtig is in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de uitbetalende instantie is gevestigd, verstrekt de uitbetalende instantie de bevoegde autoriteit van de lidstaat van vestiging minimaal de volgende gegevens:

    a) de identiteit en woonplaats van de uiteindelijk gerechtigde, vastgesteld overeenkomstig artikel 3 of, in gevallen van gedeelde uiteindelijk gerechtigdheid, de identiteit en woonplaats van alle uiteindelijk gerechtigden die onder het toepassingsgebied van artikel 1, lid 1, vallen;

    b) de naam en het adres van de uitbetalende instantie;

    c) het rekeningnummer van de uiteindelijk gerechtigde of, bij ontstentenis daarvan, een eenduidige omschrijving van de schuldvordering waaruit de rentebetaling voortvloeit of van de levensverzekeringsovereenkomst, het effect, het aandeel of het deelnemingsbewijs waaruit die betaling voortvloeit;

    d) gegevens over de rentebetaling overeenkomstig lid 2.

    2. De minimale inhoud van de gegevens die de uitbetalende instantie gehouden is over de rentebetaling te verstrekken, moet de rentebetaling specificeren naar de volgende categorieën en vermelden:

    a) in het geval van een rentebetaling in de zin van artikel 6, lid 1, onder a): het bedrag van de uitbetaalde of bijgeschreven rente;

    aa) in het geval van een rentebetaling in de zin van artikel 6, lid 1, onder aa): het bedrag van de uitbetaalde of bijgeschreven inkomsten;

    b) in het geval van een rentebetaling in de zin van artikel 6, lid 1, onder b) of d): hetzij het bedrag van de rente of inkomsten als bedoeld onder deze punten of het totaalbedrag van de opbrengst van de verkoop, terugbetaling of aflossing; de uitbetalende instantie stelt de bevoegde autoriteit van haar lidstaat van vestiging ervan in kennis wanneer zij het volledige bedrag van de opbrengst van de verkoop, terugbetaling of aflossing mededeelt;

    c) in het geval van een rentebetaling in de zin van artikel 6, lid 1, onder c): hetzij het bedrag van de inkomsten als bedoeld onder dit punt of het totaalbedrag van de uitkering; de uitbetalende instantie stelt de bevoegde autoriteit van haar lidstaat van vestiging er specifiek van in kennis wanneer zij het volledige bedrag van de uitkering mededeelt;

    d) in het geval van rente in de zin van artikel 6, lid 4: het bedrag van de inkomsten dat aan elke uiteindelijk gerechtigde is toe te rekenen die onder het toepassingsgebied van artikel 1, lid 1, valt;

    e) wanneer een lidstaat van de keuzemogelijkheid van artikel 6, lid 5, gebruik maakt: het bedrag van de op jaarbasis berekende rente of andere relevante inkomsten;

    f) in het geval van een rentebetaling in de zin van artikel 6, lid 1, onder e): het voordeel dat overeenkomstig die bepaling is berekend.

    3. In gevallen van gedeelte uiteindelijk gerechtigheid deelt de uitbetalende instantie de bevoegde autoriteit van haar lidstaat van vestiging mede of het voor elke uiteindelijk gerechtigde opgegeven bedrag het totaalbedrag is dat aan de uiteindelijk gerechtigden gezamenlijk is betaald, dan wel het feitelijke aandeel voor de betrokken uiteindelijk gerechtigde of een gelijk deel.

    4. In afwijking van lid 2 kunnen lidstaten toestaan dat uitbetalende instanties slechts de volgende gegevens verstrekken:

    a) in het geval van rentebetalingen in de zin van artikel 6, lid 1, onder a), aa) en c), het totaalbedrag aan rente of inkomsten;

    b) in het geval van rentebetalingen in de zin van artikel 6, lid 1, onder b), en d), het totaalbedrag van de opbrengsten van de verkoop, terugbetaling of aflossing in verband met dergelijke betalingen;

    c) in het geval van rentebetalingen in de zin van artikel 6, lid 1, onder e), het totaalbedrag dat is uitbetaald in het kader van levensverzekeringsovereenkomsten die zulke betalingen opleveren.

    De uitbetalende instantie vermeldt of het opgegeven bedrag een bedrag aan rente of inkomsten is of het totaalbedrag van de opbrengst van de verkoop, terugbetaling of aflossing of het totaalbedrag van de uitbetaling in het kader van een levensverzekeringsovereenkomst."

    (6) Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

    a) Lid 2 komt als volgt te luiden:

    "2. De uitbetalende instantie houdt de bronbelasting in op de volgende bedragen:

    a) in het geval van een rentebetaling in de zin van artikel 6, lid 1, onder a): op de uitbetaalde of bijgeschreven rente;

    aa) in het geval van een rentebetaling in de zin van artikel 6, lid 1, onder aa): op de uitbetaalde of bijgeschreven inkomsten;

    b) in het geval van een rentebetaling in de zin van artikel 6, lid 1, onder b) of d): op het bedrag van de rente of inkomsten als bedoeld onder die punten, of door een heffing van vergelijkbare omvang, ten laste van de ontvanger, op het totaalbedrag van de opbrengst van de verkoop, terugbetaling of aflossing;

    c) in het geval van een rentebetaling in de zin van artikel 6, lid 1, onder c): op de inkomsten als bedoeld onder dit punt;

    d) in het geval van rente in de zin van artikel 6, lid 4: op de inkomsten die aan elke uiteindelijk gerechtigde is toe te rekenen die onder het toepassingsgebied van artikel 1, lid 1, valt;

    e) wanneer een lidstaat van de keuzemogelijkheid van artikel 6, lid 5, gebruik maakt: de op jaarbasis berekende rente of andere relevante inkomsten;

    f) in het geval van een rentebetaling in de zin van artikel 6, lid 1, onder e): op het voordeel dat overeenkomstig die bepaling is berekend.

    Bij het overmaken van de bronbelasting aan de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van vestiging, deelt de uitbetalende instantie hen het aantal uiteindelijk gerechtigden mede dat bij de heffing van de bronbelasting is betrokken, ingedeeld naar lidstaat van woonplaats."

    b) Lid 5 komt als volgt te luiden:

    "5. Tijdens de overgangsperiode kunnen de lidstaten die bronbelasting heffen, bepalen dat een marktdeelnemer die een rentebetaling verricht aan of bewerkstelligt voor een in artikel 4, lid 2, bedoelde rechtspersoon of juridische constructie waarvan de plaats van feitelijk beheer in een andere lidstaat is gelegen en die, voor die lidstaat, van een in bijlage III vermelde soort is, wordt aangemerkt als de uitbetalende instantie in plaats van de rechtspersoon of juridische constructie, en heft hij de bronbelasting op die inkomsten, tenzij de rechtspersoon of juridische constructie formeel heeft aanvaard dat haar naam en adres alsmede het totaalbedrag van de aan haar verrichte of voor haar bewerkstelligde inkomstenbetaling, wordt meegedeeld overeenkomstig artikel 4, lid 2, zevende alinea. In het geval van juridische constructies moeten naam en adres worden medegedeeld van de persoon die op de eerste plaats de rechthebbende van die juridische constructie is en op de eerste plaats het vermogen en de inkomsten van die constructie beheert."

    (7) Artikel 13 komt als volgt te luiden:

    " Artikel 13

    Vrijstelling van bronbelasting

    Lidstaten die overeenkomstig artikel 11 bronbelasting heffen zorgen ervoor dat een uiteindelijk gerechtigde een verzoek om niet-inhouding van die belasting kan indienen wanneer hij de uitbetalende instantie uitdrukkelijk machtigt informatie door te geven overeenkomstig hoofdstuk II; die machtiging moet betrekking hebben op alle rentebetalingen die de uitbetalende instantie aan die uiteindelijk gerechtigde verricht.

    In dit geval is artikel 9 van toepassing."

    (8) Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

    a) In lid 2 komt de eerste zin als volgt te luiden:

    "Indien een door de uiteindelijk gerechtigde ontvangen rentebetaling in de lidstaat van de uitbetalende instantie is onderworpen aan bronbelasting, kent de fiscale woonstaat van de uiteindelijk gerechtigde hem overeenkomstig het nationale recht een belastingverrekening toe die gelijk is aan het bedrag van de ingehouden belasting."

    b) Lid 3 wordt vervangen door:

    "3. Indien een rentebetaling die de uiteindelijk gerechtigde heeft ontvangen, behalve aan de in artikel 11 bedoelde bronbelasting ook onderworpen is geweest aan andere bronbelastingen, en de lidstaat van de fiscale woonplaats overeenkomstig het nationale recht of verdragen ter voorkoming van dubbele belasting voor een dergelijke bronbelasting belastingverrekening toekent, wordt deze andere bronbelasting verrekend alvorens de procedure van lid 2 wordt toegepast."

    (9) In artikel 15, lid 1, tweede alinea, wordt "de bijlage" vervangen door "bijlage IV".

    (10) Artikel 18, eerste zin, komt als volgt te luiden:

    "De Commissie brengt om de drie jaar bij de Raad verslag uit over de werking van deze richtlijn die in de bijlage V vermelde gegevens moet bevatten die elke lidstaat aan de Commissie moet verstrekken."

    (11) De volgende artikelen 18 bis en 18 ter worden ingevoegd:

    " Artikel 18 bis

    Uitvoeringsmaatregelen

    De Commissie kan overeenkomstig de in artikel 18 ter, lid 2, bedoelde procedure maatregelen vaststellen voor de volgende doeleinden:

    (1) de bijwerking en aanvulling van de bijlagen;

    (2) de vaststelling van de soort gegevens die moeten worden opgenomen in een centraal register van de identiteit en woonplaats van uiteindelijk gerechtigden, welk register kan worden bijgehouden door een uitbetalende instantie die activiteiten in verschillende lidstaten uitoefent;

    (3) de vaststelling van de documenten die voor de doeleinden van artikel 3 door de uitbetalende instantie kunnen worden gebruikt om de identiteit en woonplaats van uiteindelijk gerechtigden vast te stellen;

    (4) het specificeren van de gegevensverstrekkers waarop uitbetalende instanties een beroep kunnen doen om de nodige informatie te verkrijgen voor de passende behandeling, bij toepassing van artikel 6, van inkomsten uit instellingen voor collectieve beleggingen, andere collectieve beleggingsfondsen of –regelingen of bepaalde effecten;

    (5) de vaststelling van gemeenschappelijke methodes en operationele procedures voor de in artikel 9 bedoelde informatie-uitwisseling;

    (6) de vaststelling van gemeenschappelijke formulieren voor verklaringen en andere documenten die nodig zijn voor de correcte toepassing van deze richtlijn of die deze toepassing vergemakkelijken, met name de in artikel 4, lid 3, bedoelde verklaring en de documenten die worden afgegeven in lidstaten die bronbelasting heffen en die bij toepassing van artikel 14 worden gebruikt door de lidstaat van de fiscale woonplaats van de uiteindelijk gerechtigde.

    Artikel 18 ter

    Comité

    1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité "Samenwerking tussen belastingdiensten" (hierna "het comité" genoemd).

    2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 99/468/EG van toepassing.

    De in artikel 5, lid 6, van Besluit 99/468/EG bedoelde termijn wordt op drie maanden vastgesteld.

    3. Naast de uitoefening van de in artikel 1 bedoelde taken kan het comité ook kwesties onderzoeken die door de voorzitter worden voorgelegd op diens eigen initiatief of op verzoek van de vertegenwoordiger van een lidstaat, en die betrekking hebben op de toepassing van deze richtlijn."

    (12) De bijlage wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

    Artikel 2

    1. De lidstaten dienen uiterlijk op […] de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

    Zij passen deze bepalingen toe vanaf [de eerste dag van het derde kalenderjaar volgende op het kalenderjaar waarin deze richtlijn in werking treedt].

    Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

    2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

    Artikel 3

    Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

    Artikel 4

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel,

    Voor de Raad

    BIJLAGE

    De bijlage bij Richtlijn 2003/48/EG wordt als volgt gewijzigd:

    (1) De bijlage wordt bijlage IV.

    (2) De volgende bijlagen I, II en III worden ingevoegd:

    "BIJLAGE I

    Rechtspersonen en juridische constructies waarop artikel 2, lid 3, van toepassing is vanwege de aanwezigheid van hun plaats van feitelijk beheer op het grondgebied van bepaalde landen of rechtsgebieden

    1. Rechtspersonen en juridische constructies waarvan de plaats van feitelijk beheer is gelegen in een land of rechtsgebied buiten het territoriale toepassingsgebied van de richtlijn zoals omschreven in artikel 7 en die verschillend is van die welke in artikel 17, lid 2, zijn vermeld:

    Antigua en Barbuda | International business company |

    De Bahama's | Trust Foundation (stichting) International business company |

    Bahrein | Financial trust |

    Barbados | Trust |

    Belize | Trust International business company |

    Bermuda | Trust |

    Brunei | Trust International business company International trust International Limited Partnership |

    Cookeilanden | Trust International trust International company International partnership |

    Costa Rica | Trust |

    Djibouti | Vrijgestelde onderneming (Buitenlandse) trust |

    Dominica | Trust International business company |

    Fiji | Trust |

    Frans-Polynesië | Société (Onderneming) Société de personnes (Vennootschap) Société en participation (Deelgenootschap) (Buitenlandse) trust |

    Guam | Company Eenmansbedrijf Partnership (Buitenlandse) trust |

    Guatemala | Trust Fundación (Stichting) |

    Hongkong | Trust |

    Kiribati | Trust |

    Labuan (Maleisië) | Offshore company Malaysian offshore bank, Offshore limited partnership Offshore trust |

    Libanon | Ondernemingen die in aanmerking komen voor het "offshore company regime" |

    Macao | Trust Fundação (Stichting) |

    Maldiven | Alle ondernemingen, vennootschappen en buitenlandse trusts |

    Noordelijke Marianen | Foreign sales corporation (buitenlandse verkoopmaatschappij) Offshore banking corporation (Buitenlandse) trust |

    Marshalleilanden | Trust |

    Mauritius | Trust Global business company cat. 1 and 2 |

    Micronesië | Company Partnership (Buitenlandse) trust |

    Nauru | Trusts/nominee company Company Partnership Eenmansbedrijf Buitenlands testament Buitenlandse goederen Andere met de overheid onderhandelde ondernemingsvormen |

    Nieuw-Caledonië | Société Société civile Société de personnes Joint venture Nalatenschap (Buitenlandse) trust |

    Niue | Trust International business company |

    Panama | Fideicomiso (Trust) Fundación de interés privado (Stichting) |

    Palau | Company Partnership Eenmansbedrijf Vertegenwoordiging Credit union (financiële coöperatie) Cooperative (Buitenlandse) trust |

    Filippijnen | Trust |

    Puerto Rico | Estate Trust International banking entity |

    Saint Kitts en Nevis | Trust Foundation Vrijgestelde onderneming |

    Saint Lucia | Trust |

    Saint Vincent en de Grenadines | Trust |

    Samoa | Trust International trust International company Offshore bank Offshore insurance company International partnership Limited partnership |

    Seychellen | Trust International business company |

    Singapore | Trust |

    Salomonseilanden | Company Partnership Trust |

    Zuid-Afrika | Trust |

    Tonga | Trust |

    Tuvalu | Trust Provident fund (Fonds voor Sociale Voorzieningen) |

    Verenigde Arabische Emiraten | Trust |

    Amerikaanse Maagdeneilanden | Trust Vrijgestelde onderneming |

    Uruguay | Trust |

    Vanuatu | Trust Vrijgestelde onderneming International company |

    2. Rechtspersonen en juridische constructies waarvan de plaats van feitelijk beheer is gelegen in een in artikel 17, lid 2, genoemd land of rechtsgebied, waarop artikel 2, lid 3, van toepassing is in afwachting van de aanneming door het betrokken land of rechtsgebied van bepalingen die vergelijkbaar zijn met die van artikel 4, lid 2:

    Andorra | Trust |

    Anguilla | Trust |

    Aruba | Stichting Ondernemingen die in aanmerking komen voor de offshore-regeling |

    Britse Maagdeneilanden | Trust International business company |

    Caymaneilanden | Trust Vrijgestelde onderneming |

    Guernsey | Trust Zero tax company |

    eiland Man | Trust |

    Jersey | Trust |

    Liechtenstein | Anstalt (Trust) Stiftung (Stichting) |

    Monaco | Trust Fondation (Stichting) |

    Montserrat | Trust |

    Nederlandse Antillen | Trust Stichting |

    San Marino | Trust Fondazione (Stichting) |

    Zwitserland | Trust Stichting |

    Turks- en Caicoseilanden | Vrijgestelde onderneming Limited partnership Trust |

    BIJLAGE II

    Lidstaten die, ten minste op verzoek, een fiscaal identificatienummer toekennen aan natuurlijke personen die hun fiscale woonplaats op hun grondgebied hebben ongeacht hun nationaliteit

    LIDSTAAT | STRUCTUUR | FORMAAT | VERMELDING in officiële documenten |

    BE - België | JJMMDD XXX XX | Een blok van 11 cijfers. De eerste zes staan voor de geboortedatum, de volgende drie zijn een volgnummer en de laatste twee vormen een controlegetal. | Nationale identiteitskaart Paspoort |

    BG - Bulgarije | 9999999999 | Een blok van 10 cijfers. Het laatste cijfer is een controlegetal. "Eenvormig burgernummer" genoemd. | Nationale identiteitskaart Paspoort |

    CZ - Tsjechië | 999999999 9999999999 | Een blok van 9 of 10 cijfers. Het zesde en zevende cijfer kunnen door een schuine streep zijn gescheiden. | Nationale identiteitskaart Paspoort Rijbewijs |

    DK - Denemarken | DDMMJJ-9999 | Een blok van 10 cijfers met een streepje tussen het zesde en zevende cijfer. | Paspoort |

    DE-Duitsland | 999999999999 | Een blok van maximaal 12 cijfers. De cijfers kunnen door schuine strepen zijn gescheiden. | N[12] |

    EE - Estland | 99999999999 | Een blok van 11 cijfers. | Nationale identiteitskaart Paspoort Rijbewijs |

    IE - Ierland | 9999999L(W) | Zeven cijfers gevolgd door een of twee letters. Indien er twee letters zijn, is de tweede een 'W'. Het eerste cijfer een controlegetal dat met behulp van aan algoritme wordt berekend. | Documenten van de belastingdienst (Revenu Commissioners) Documenten van het Bureau Sociale Zaken en het Gezin |

    EL -Griekenland | 999999999 | Een blok van 9 cijfers, 8 'normale' en een 'controlegetal'. | N |

    ES - Spanje | 1) 99999999A 2) X9999999A M0000001A L0000001A K0000001A 3) E99999999 G99999999 H99999999 | 1) Het normale nummer voor Spaanse onderdanen bestaat uit 9 cijfers: - 8 cijfers - 1 controlecijfer 2) Er zijn andere nummers voor bepaalde categorieën natuurlijke personen en buitenlanders met een Spaanse identiteitskaart, bestaande uit 9 tekens: - 1 letter waarmee de soort persoon wordt aangeduid - 7 cijfers - 1 controlecijfer. 3) Voor de overige groepen bestaat het nummer uit: - 1 letter: E, G of H. - 7 cijfers - 1 controlecijfer | Nationale identiteitskaart Paspoort |

    IT - Italië | LLLLLL99L99L999L | Voor natuurlijke personen bestaat het nummer uit een blok van 16 letters en cijfers. | Ziekteverzekerings-kaart Belastingcodekaart |

    CY - Cyprus | 99999999L | Een blok van 8 cijfers en één letter. De letter aan het einde is een controleletter. | N |

    LV - Letland | DDMMJJ99999 "9"9999999999 | Een blok van 11 cijfers (DDMMJJ: geboortedatum) Een blok van 11 cijfers (het eerste cijfers is altijd '9') voor natuurlijke personen die geen nummer hebben bestaande uit 'DDMMJJ99999'. | Paspoort Rijbewijs |

    LT - Litouwen | 99999999999 9999999999 | Een blok van 11 cijfers. Een blok van 10 cijfers voor natuurlijke personen die geen nummer van 11 cijfers hebben. | Nationale identiteitskaart Paspoort |

    HU - Hongarije | 99999999 | Voor natuurlijke personen: Een blok van 10 cijfers. Voor bedrijven is er een blok van 8 cijfers. | N |

    MT - Malta | 999L 999999999 | Het nummer van de identiteitskaart. Tussen 3 en 7 cijfers + letter (M, G, A, P, L, H, B of Z). Personen zonder Maltese identiteitskaart krijgen een nummer van de belastingdienst bestaande uit 9 cijfers, waarvan de twee laatste een controlegetal zijn. Deze personen kunnen een identiteitskaart aanvragen bij de bevoegde instantie waarop een fiscaal nummer wordt vermeld als voor Maltese onderdanen. | Nationale identiteitskaart Paspoort[13] |

    NL - Nederland | 999999999 | Een blok van 8 of 9 cijfers. Indien het nummer uit 8 cijfers bestaat, moet daar een "0" voor worden geplaatst. | Nationale identiteitskaart Paspoort Rijbewijs |

    AT - Oostenrijk | 999999999[14] | Een blok van 9 cijfers waarvan het laatste een controlecijfer is. | N[15] |

    PL - Polen | 9999999999 | Een blok van 10 cijfers waarvan het laatste, berekend met behulp van een algoritme, een controlegetal is. | N |

    PT - Portugal | 999999999 | Een blok van 9 cijfers waarvan het laatste, berekend met behulp van een algoritme, een controlegetal is. | N |

    RO - Roemenië | 9999999999999 | Een blok van 13 cijfers waaronder een controlegetal berekend met behulp van een algoritme. | Nationale identiteitskaart Paspoort |

    SI - Slovenië | 99999999 | Een blok van 8 cijfers (het eerste cijfer kan geen 0 zijn). Het achtste cijfer is een controlegetal. | N |

    SK - Slowakije | 9999999999 | Een blok van 10 cijfers | N |

    FI - Finland | DDMMJJ(+,-,A) 999 (L/9) 9999999-9 | Een blok van 11 tekens, samengesteld als volgt: geboortedatum DDMMJJ Teken (+, -, A) Getal van drie cijfers 999 Controletekens L/9 Bedrijven hebben een nummer bestaande uit een blok van 7 cijfers en 1 controleletter (9999999-L), waarbij 9999999 een volgnummer is en L de controleletter. | Nationale identiteitskaart Paspoort Rijbewijs[16] |

    SE - Zweden | JJMMDD-NNNX | JJMMDD is de geboortedatum; NNN is het geboortenummer; X is een controlecijfer. Het geboortenummer is oneven voor mannen en even voor vrouwen. Het controlecijfer wordt automatisch berekend aan de hand van de geboortedatum en het geboortenummer. | Nationale identiteitskaart Paspoort Rijbewijs |

    UK - Verenigd Koninkrijk | UTR: 99999 99999 NINO: LL999999(A/B/C/D/spatie) | Het VK hanteert geen eigenlijke, maar wel twee quasi-identificatienummers: 1. De UTR (Unique Taxpayer Reference) dat gewoonlijk uit 11 tekens bestaat, waarvan de eerste vijf cijfers zijn, het zesde tekens een spatie is en de laatste vijf tekens weer cijfers zijn. 2. Het NINO (National Insurance Number) dat gewoonlijk uit 9 tekens bestaat: de eerste twee zijn letters (maar geen D, F, I, O, Q, U of V of de combinaties FY, GB, NK of TN), vervolgens 3 tot 8 cijfers en een slotletter A, B, C, D of een spatie. | Paspoort |

    BIJLAGE III

    "Uitbetalende instanties bij ontvangst" als bedoeld in artikel 4, lid 2

    INLEIDING

    Trusts en soortgelijke juridische constructies zijn vermeld voor die lidstaten die geen nationale regeling kennen voor de belasting van inkomsten die namens dergelijke juridische constructies zijn ontvangen door de persoon die daarvan op de eerste plaats de rechthebbende is en het vermogen en inkomsten daarvan op de eerste plaats beheert en die op hun grondgebied woonachtig is. Deze lijst verwijst naar trusts en soortgelijke juridische constructies waarvan de plaats van feitelijk beheer en de roerende goederen in deze landen is gelegen (woonplaats van de voornaamste bewindvoerder of andere beheerder die voor de roerende goederen verantwoordelijk is), ongeacht de wetgeving volgens welke deze trusts en soortgelijke juridische constructies zijn opgericht.

    Land | Rechtspersoon of juridische constructie | Opmerkingen |

    België | - Maatschap / Société de droit commun - Tijdelijke handelsvennootschap/ Société momentanée - Stille handelsvennootschap / Société interne / (vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid via welke een of meer personen een belang hebben in transacties die een of meer andere personen namens hen beheren) - 'Trust' of soortgelijke juridische constructie | Zie de artikelen 46, 47 en 48 van het Belgische Wetboek Ondernemingsrecht. Deze vennootschappen hebben geen rechtspersoonlijkheid en op fiscaal gebied is de "doorkijkbenadering" van toepassing. |

    Bulgarije | - Drujestvo sys specialna investicionna cel (beleggingsmaatschappij met een bijzonder doel) -Investicionno drujestvo (beleggingsmaatschappij die niet onder artikel 6 valt) - 'Trust' of soortgelijke juridische constructie | Is vrijgesteld van de vennootschapsbelasting. Trusts kunnen op de beurs worden genoteerd en zijn vrijgesteld van vennootschapsbelasting. |

    Tsjechië | - Veřejná obchodní společnost (ver. obch. spol. or V.O.S.) (vennootschap) - Sdruženi (vereniging) - Družstvo (coöperatie) - Evropské hospodářské zájmové sdružení (EHZS) (Europees economisch samenwerkingsverband)) - 'Trust' of soortgelijke juridische constructie |

    Denemarken | - Interessentskaber (vennootschap onder firma) - Kommanditselskaber (commanditaire vennootschap) - Partnerselskaber (maatschap) - Europæisk økonomisk firmagrupper (EØFG) (Europees economisch samenwerkingsverband) - 'Trust' of soortgelijke juridische constructie |

    Duitsland | - Gesellschaft bürgerlichen Rechts (maatschap) - Kommanditgesellschaft — KG, offene Handelsgesellschaft — OHG (commanditaire vennootschap – vennootschap onder firma) - Europäische Wirtschaftliche Interessenvereinigung (Europees economisch samenwerkingsverband) |

    Estland | - Täisühing- TÜ (vennootschap onder firma) - Usaldusühing-UÜ (commanditaire vennootschap) - 'Trust' of soortgelijke juridische constructie | Deze vennootschappen worden als afzonderlijke belastbare entiteiten belast, waarvan de uitkeringen geacht worden dividenden te zijn (en onderworpen aan de dividendbelasting). |

    Ierland | - Partnership and investment club (vennootschap en beleggingsclub) - European economic interest grouping (EEIG) (Europees economisch samenwerkingsverband) | Beheerder die Iers ingezetene is, is belastbaar op inkomsten van de trust. |

    Griekenland | - Omorrythmos Eteria (OE) (vennootschap onder firma) - Eterorythmos Eteria (EE) (commanditaire vennootschap) - 'Trust' of soortgelijke juridische constructie | De vennootschapsbelasting is van toepassing op deze vennootschappen. Tot 50% van de winsten van de vennootschap wordt echter belast tegen de tarieven van de personenbelasting bij de afzonderlijke vennoten. |

    Spanje | Onderworpen aan de belasting op de winstverdeling: - Sociedad civil con o sin personalidad jurídica (maatschap met of zonder rechtspersoonlijkheid) - Agrupación europea de interés económico (AEIE) (Europees economisch samenwerkingsverband), - Herencias yacentes (nalatenschap), - Comunidad de bienes (gemeenschap van goederen) - andere entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid die een afzonderlijke economische eenheid vormen of een afzonderlijke groep activa (Artikel 35, lid 4, van de Ley General Tributaria). - 'Trust' of soortgelijke juridische constructie |

    Frankrijk | - Société en participation (deelgenootschap) - Société ou association de fait (feitelijke vereniging) - Indivision (gemeenschap van goederen) - 'Trust' of soortgelijke juridische constructie |

    Italië | - Società semplice (maatschap en daarmee gelijkgestelde entiteiten) - Niet-commerciële entiteit zonder rechtspersoonlijkheid - 'Trust' of soortgelijke juridische constructie | Als 'società semplici' (maatschap) worden behandeld: 'società di fatto' (feitelijke vereniging), zonder commercieel oogmerk, en 'associazioni' (verenigingen) van personen die hetzelfde beroep uitoefenen zonder rechtspersoonlijkheid. De groep niet-commerciële entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid is groot en omvat allerlei organisaties: verenigingen, vakbonden, commissies, verenigingen zonder winstoogmerk en andere. |

    Cyprus | - Syneterismos (vennootschap) - syndesmos of somatio (vereniging) - Synergatikes (coöperatie) - ‘Trust’ of soortgelijke juridische constructie - Ekswxwria Eteria (offshore vennootschap) | Trusts die volgens het Cypriotische recht zijn opgezet worden volgens dat recht als transparente entiteiten beschouwd. |

    Letland | - Pilnsabiedrība (vennootschap) - Komandītsabiedrība (commanditaire vennootschap) - Eiropas Ekonomisko interešu grupām (EEIG) (Europees economisch samenwerkingsverband) - Biedrības un nodibinājumi (vereniging en stichting); - Lauksaimniecības kooperatīvi (landbouwcoöperatie) - 'Trust' of soortgelijke juridische constructie |

    Litouwen | - Europos ekonominių interesų grupės (Europees economisch samenwerkingsverband) - Asociacija (vereniging) - 'Trust' of soortgelijke juridische constructie | Inkomsten van verenigingen uit rente en waardestijgingen van aandelen en obligaties zijn vrijgesteld van de vennootschapsbelasting. |

    Luxemburg | - Société en nom collectif (vennootschap onder firma) - Société en commandite simple (commanditaire vennootschap) - 'Trust' of soortgelijke juridische constructie |

    Hongarije | - ‘Trust’ of soortgelijke juridische constructie | Hongarije erkent trusts als "entiteiten" naar nationaal recht. |

    Malta | - Soċjetà in akomonditia (commanditaire vennootschap), waarvan het kapitaal niet in aandelen is verdeeld - Arrangement in participation (deelgenootschap) - Investment club (beleggingsclub) - Soċjetà Kooperattiva (coöperatie) | De commanditaire vennootschap waarvan het kapitaal in aandelen is verdeeld is aan de vennootschapsbelasting onderworpen. |

    Nederland | - Vennootschap onder firma - Commanditaire vennootschap - Europese economische samenwerkingsverbanden (EESV) | Vennootschappen onder firma, commanditaire vennootschappen en Europese economische samenwerkingsverbanden zijn fiscaal transparant. |

    - Vereniging - Stichting - 'Trust' of soortgelijke juridische constructie | Verenigingen en stichtingen zijn vrijgesteld van belastingen tenzij zij zich met commerciële of zakelijke activiteiten bezighouden. |

    Oostenrijk | - Personengesellschaft (vennootschap) - Offene Personengesellschaft (vennootschap onder firma) - Kommanditgesellschaft, KG (commanditaire vennootschap) - Gesellschaft nach bürgerlichem Recht, GesBR (maatschap) - Offene Erwerbsgeselllschaft (OEG) (vennootschap onder firma - kleine bedrijven) - Kommandit-Erwerbsgesellschaft (commanditaire vennootschap -kleine bedrijven) - Stille Gesellschaft (stille vennootschap) - Einzelfirma (eenmansbedrijf) - Wirtschaftliche Interessenvereinigung (Europees economisch samenwerkingsverband) - Privatstiftung (particuliere stichting) - 'Trust' of soortgelijke juridische constructie | Een vennootschap wordt transparant geacht, zelfs indien het voor het bepalen van de winst als een entiteit wordt gezien. Behandeld als normale "vennootschap" Belast als een vennootschap, rente-inkomsten tegen het lagere tarief van 12,5% |

    Polen | - Spólka jawna (Sp. j.) (vennootschap onder firma) - Spólka komandytowa (Sp. k.) (commanditaire vennootschap) - Spólka komandytowo-akcyjna (S.K.A.) (commanditaire vennootschap op aandelen) - Spólka partnerska (Sp. p.) (maatschap) - Europejskie ugrupowanie interesów gospodarczych (EUIG) (Europees economisch samenwerkingsverband) - 'Trust' of soortgelijke juridische constructie |

    Portugal | - Sociedade civil (maatschap) die geen commerciële rechtspersoon is - Rechtspersonen die zich met bepaalde beroepsactiviteiten bezighouden waarvan alle vennoten natuurlijke personen zijn met kwalificaties voor hetzelfde beroep - Agrupamento de Interesse Económico (AIE) (binnenlands economisch samenwerkingsverband ) - Agrupamento Europeu de Interesse Económico (AEIE) (Europees economisch samenwerkingsverband) - Sociedada gestora de participacoes sociais (SGPS) (houdstermaatschappij waarover een familie zeggenschap heeft of waarvan ten hoogste vijf personen eigenaar zijn) - Herança jacente (nalatenschap) - Vereniging zonder rechtspersoonlijkheid - Offshore bedrijf in de vrijhandelszones van Madeira, de Azoren of Santa Maria - 'Trust' of soortgelijke juridische constructie | Fiscaal transparant zijn maatschappen die geen commerciële rechtspersonen zijn, rechtspersonen die bepaalde beroepen uitoefenen, ACE's (soort deelgenootschappen met rechtspersoonlijkheid), Europese economische samenwerkingsverbanden en houdstermaatschappijen waarover een familie zeggenschap heeft of waarvan ten hoogste vijf personen eigenaar zijn. Andere vennootschappen met rechtspersoonlijkheid worden als bedrijven behandeld en zijn onderworpen aan de vennootschapsbelasting. Offshore bedrijven in de vrijhandelszones van Madeira, de Azoren of Santa Maria zijn vrijgesteld van de vennootschapsbelasting en van de bronbelasting op dividenden, rente, royalties en soortgelijke betalingen aan de buitenlandse moedermaatschappij. De enige trusts die volgens de Portugese wet zijn toegestaan zijn die welke zijn opgericht volgens het recht van een ander land door rechtspersonen in het International Business Centre van Madeira en het vermogen van de trust wordt geacht deel uit te maken van het vermogen van de rechtspersoon die als beheerder optreedt. |

    Roemenië | - Vereniging (vennootschap) - Cooperative (coöperatie) - 'Trust' of soortgelijke juridische constructie |

    Slovenië | - Samostojni podjetnik (eigendom) - 'Trust' of soortgelijke juridische constructie |

    Slowakije | - Verejná obchodná spoločnosť (vennootschap onder firma) - Európske združenie hospodárskych záujmov (Europees economisch samenwerkingsverband) - Komanditná spoločnosť (commanditaire vennootschap) wat betreft aan beherende vennoot toe te rekenen inkomsten - Združenie (vereniging) - Entiteiten die niet zijn opgericht voor zakelijke doeleinden: beroepsverenigingen, maatschappelijke organisaties, Nadácia (stichtingen) - 'Trust' of soortgelijke juridische constructie | De belastbare basis wordt eerst berekend voor de vennootschap in haar geheel en dan toegerekend aan de beherende en stille vennoten. Het winstaandeel van de beherende vennoten wordt belast op het niveau van deze vennoten. De resterende inkomsten voor de stille vennoten worden eerst belast op het niveau van de vennootschap volgens de regels voor bedrijven. Inkomsten uit activiteiten die het doel vormen van de organisatie zijn van belasting vrijgesteld, behalve inkomsten waarop de bronbelasting van toepassing is. |

    Finland | - yksityisliike (niet geregistreerde onderneming) - avoin yhtiö / öppet bolag (vennootschap) - kommandiittiyhtiö / kommanditbolag (commanditaire vennootschap) - kuolinpesä / dödsbo (nalatenschap) - eurooppalaisesta taloudellisesta etuyhtymästä (ETEY) / europeiska ekonomiska intressegrupperingar (Europees economisch samenwerkingsverband) - 'Trust' of soortgelijke juridische constructie |

    Zweden | - handelsbolag (vennootschap onder firma) - kommanditbolag (commanditaire vennootschap) - enkelt bolag (vennootschap) - 'Trust' of soortgelijke juridische constructie |

    VK | - General partnership (vennootschap onder firma) - Limited partnership (commanditaire vennootschap) - Limited liability partnership (vennootschap met beperkte aansprakelijkheid) - EEIG (Europees economisch samenwerkingsverband) - Investment club (beleggingsclub waarvan de leden recht hebben op een bepaald aandeel van het vermogen) | Vennootschappen onder firma, commanditaire vennootschappen, vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en Europese economische samenwerkingsverbanden zijn fiscaal transparant. |

    (3) Er wordt een Bijlage V toegevoegd die luidt als volgt:

    "BIJLAGE V

    Gegevens die de lidstaten elk jaar voor statistische doeleinden

    aan de Commissie moeten verstrekken

    1. Economische gegevens

    1.1. Bronbelasting:

    Voor België, Luxemburg en Oostenrijk (zolang zij de overgangsbepalingen van hoofdstuk III toepassen): het totaalbedrag van uit de bronbelasting afkomstige gedeelde belastinginkomsten, onderverdeeld naar lidstaat van woonplaats van de uiteindelijk gerechtigden.

    Voor België, Luxemburg en Oostenrijk (zolang zij de overgangsbepalingen van hoofdstuk III toepassen): het totaalbedrag van met andere lidstaten gedeelde belastinginkomsten uit de bronbelasting die op grond van artikel 11, lid 5, is geheven.

    De gegevens over de totaalbedragen aan bronbelasting, onderverdeeld naar lidstaat van woonplaats van de uiteindelijk gerechtigden, moeten ook naar het nationale bureau worden gezonden dat de betalingsbalansstatistieken opstelt.

    1.2. Bedrag aan rentebetalingen/verkoopopbrengsten:

    Voor de lidstaten die informatie uitwisselen of die voor de vrijwillige verstrekking van gegevens op grond van artikel 13 hebben gekozen: het bedrag aan rentebetalingen op hun grondgebied dat onderwerp is van de informatie-uitwisseling op grond van artikel 9, onderverdeeld naar lidstaat of afhankelijk of geassocieerd gebied waarin de uiteindelijk gerechtigden wonen.

    Voor de lidstaten die informatie uitwisselen of die voor de vrijwillige verstrekking van gegevens op grond van artikel 13 hebben gekozen: het bedrag van de verkoopopbrengsten op hun grondgebied dat onderwerp is van de informatie-uitwisseling op grond van artikel 9, onderverdeeld naar lidstaat of afhankelijk of geassocieerd gebieden waarin de uiteindelijk gerechtigden wonen.

    Voor lidstaten die informatie uitwisselen of die hebben gekozen voor de vrijwillige verstrekking van gegevens, het bedrag aan rentebetalingen dat het onderwerp is van de informatie-uitwisseling, onderverdeeld naar soort rentebetaling volgens de in artikel 8, lid 2, vermelde categorieën.

    De gegevens over de totaalbedragen aan rentebetalingen en verkoopopbrengsten, onderverdeeld naar lidstaat van woonplaats van de uiteindelijk gerechtigden, moeten ook naar het nationale bureau worden gezonden dat de betalingsbalansstatistieken opstelt.

    1.3. Uiteindelijke gerechtigde:

    Voor alle lidstaten: het aantal uiteindelijk gerechtigden dat in andere lidstaten en afhankelijke of geassocieerde gebieden woont, onderverdeeld naar lidstaat en afhankelijk of geassocieerd gebied.

    1.4. Uitbetalende instanties:

    Voor alle lidstaten: het aantal uitbetalende instanties (per verzendende lidstaat) dat betrokken is bij de informatie-uitwisseling en de bronbelasting in de zin van de richtlijn.

    1.5. Uitbetalende instanties bij ontvangst:

    Voor alle lidstaten: het aantal uitbetalende instanties bij ontvangst die rentebetalingen in de zin van artikel 6, lid 4, hebben ontvangen. Dit geldt zowel voor de verzendende lidstaten, dat wil zeggen de lidstaten waarin rentebetalingen zijn verricht aan uitbetalende instanties bij ontvangst waarvan de feitelijke plaats van beheer in een andere lidstaat is gelegen, als voor de ontvangende lidstaten op het grondgebied waarvan dergelijke rechtspersonen of juridische constructies zich bevinden.

    2. Technische gegevens

    2.1. Registratie:

    Voor de lidstaten die informatie uitwisselen of die voor de vrijwillige verstrekking van gegevens hebben gekozen overeenkomstig artikel 13: het aantal verzonden en ontvangen registraties. Een registratie betekent één betaling aan één uiteindelijk gerechtigde.

    2.2. Behandelde/gecorrigeerde registraties:

    Aantal en percentage van syntactisch ongeldige registraties dat kan worden verwerkt;

    Aantal en percentage van syntactisch ongeldige registraties dat niet kan worden verwerkt;

    Aantal en percentage van niet-behandelde registraties;

    Aantal en percentage van op verzoek gecorrigeerde registraties;

    Aantal en percentage van op eigen initiatief gecorrigeerde registraties;

    Aantal en percentage van met goed gevolg behandelde registraties.

    3. Niet-verplicht te verstrekken gegevens:

    3.1 – Voor de lidstaten: het bedrag van de rentebetalingen aan rechtspersonen of juridische constructies waarover overeenkomstig artikel 4, lid 2, informatie is uitgewisseld, onderverdeeld naar lidstaat van de plaats van feitelijk beheer van de rechtspersoon of juridische constructie.

    3.2 – Voor de lidstaten: het bedrag van de verkoopopbrengsten aan rechtspersonen of juridische constructies waarover overeenkomstig artikel 4, lid 2, informatie is uitgewisseld, onderverdeeld naar lidstaat van vestiging van de rechtspersoon of juridische constructie.

    3.3 – Het respectieve aandeel van de totale jaarlijkse belastingontvangsten die bij ingezeten belastingplichtigen zijn geheven op aan hen verrichte rentebetalingen, zowel door binnenlandse als buitenlandse uitbetalende instanties."[pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic]

    [1] PB L 336 van 27.12.1977, blz. 15.

    [2] PB C XXX, XX.XX.2008, blz. XX.

    [3] PB C XXX, XX.XX.2008, blz. XX.

    [4] PB C XXX, XX.XX.2008, blz. XX.

    [5] PB L 157 van 26.6.2003, blz. 38.

    [6] COM (2008) 552 definitief, Raadsdocument 13124/08 FISC 117.

    [7] Raadsdocument nr.13898/00 tot aanneming, met wijzigingen, van Raadsdocument nr 13555/00.

    [8] PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15.

    [9] PB L 375 van 31.12.1985, blz. 3.

    [10] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

    [11] PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15.

    [12] Het nummer kan worden gewijzigd indien een persoon verhuist.

    [13] In Malta krijgen niet-ingezetenen een identificatienummer dat op bankafschriften wordt vermeld.

    [14] '9' staat voor een cijfer;'L' staat voor een letter;'DDMMJJ' staat voor een datum (dag, maand, jaar)

    [15] Het nummer kan worden gewijzigd indien een persoon verhuist.

    [16] Het nummer op de nationale identiteitskaart en het paspoort is moeilijk te lezen, maar staat duidelijk op het rijbewijs. Zelfstandigen kunnen een tweede fiscaal identificatienummer hebben.

    Top