Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008PC0585

    Voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 40/2008, met betrekking tot in de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan en in de Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan vastgestelde beheersmaatregelen

    /* COM/2008/0585 def. */

    52008PC0585

    Voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 40/2008, met betrekking tot in de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan en in de Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan vastgestelde beheersmaatregelen /* COM/2008/0585 def. */


    [pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

    Brussel, 29.9.2008

    COM(2008) 585 definitief

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN DE RAAD

    houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 40/2008, met betrekking tot in de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan en in de Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan vastgestelde beheersmaatregelen

    (door de Commissie ingediend)

    TOELICHTING

    Bij Verordening (EG) nr. 40/2008 van de Raad[1] zijn voor 2008 de vangstmogelijkheden vastgesteld voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, alsmede de bij die visserij in acht te nemen voorschriften.

    De Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC) heeft tijdens haar jaarlijkse vergaderingen van 2006 en 2007 een aantal beheers- en controlemaatregelen vastgesteld inzake de beperking van de visserijcapaciteit van vaartuigen die op tropische tonijn, zwaardvis en witte tonijn vissen. Deze maatregelen zijn bij Verordening (EG) nr. 40/2008 omgezet in Gemeenschapsrecht.

    Met het oog op de duurzame exploitatie van de over grote afstanden trekkende visbestanden in de Indische Oceaan en gezien de historische visserijpatronen en de actieve aanwezigheid van de op deze bestanden vissende communautaire vloot in het IOTC-gebied gedurende de referentiejaren 2006 en 2007, moet worden vastgesteld hoeveel vaartuigen van de Gemeenschap op tropische tonijn, zwaardvis en witte tonijn mogen vissen, welke de overeenkomstige BT-capaciteit mag zijn en hoe deze capaciteit over de betrokken lidstaten moet worden verdeeld.

    Tijdens de derde internationale vergadering over de oprichting van een nieuwe Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (SPFO) in 2007, hebben de deelnemers tussentijdse maatregelen goedgekeurd om de pelagische en de bodemvisserij in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan te reguleren. Deze maatregelen zijn bij Verordening (EG) nr. 40/2008 in Gemeenschapsrecht omgezet.

    Overeenkomstig de tussentijdse maatregelen die de SPFO in 2007 heeft goedgekeurd, moet de aanwezigheid van de Gemeenschap in het SPFO-gebied in 2008, uitgedrukt in aantal actieve vaartuigen en overeenkomstige BT-capaciteit, beperkt blijven tot de in 2007 geregistreerde aanwezigheid, en moet het maximumaantal communautaire vaartuigen over de betrokken lidstaten worden verdeeld.

    Met het onderhavige voorstel wordt beoogd de nodige wijzigingen aan te brengen aan Verordening (EG) nr. 40/2008.

    De Raad wordt verzocht dit voorstel zo spoedig mogelijk goed te keuren om de vissers in staat te stellen hun activiteiten voor dit visseizoen te plannen.

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN DE RAAD

    houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 40/2008, met betrekking tot in de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan en in de Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan vastgestelde beheersmaatregelen

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid[2], en met name op artikel 20,

    Gezien het voorstel van de Commissie[3],

    Overwegende hetgeen volgt:

    1. Bij Verordening (EG) nr. 40/2008 van de Raad[4] zijn voor 2008 de vangstmogelijkheden vastgesteld voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, alsmede de bij de visserij in acht te nemen voorschriften.

    2. Tijdens haar jaarlijkse vergaderingen van 2006 en 2007 heeft de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC) een aantal beheers- en controlemaatregelen inzake de beperking van de visserijcapaciteit van op tropische tonijn, zwaardvis en witte tonijn vissende vaartuigen vastgesteld die bij Verordening (EG) nr. 40/2008 zijn omgezet in Gemeenschapsrecht.

    3. Met het oog op de duurzame exploitatie van de over grote afstanden trekkende visbestanden in de Indische Oceaan en gezien de historische visserijpatronen en de actieve aanwezigheid van de op deze bestanden vissende communautaire vloot in het IOTC-gebied gedurende de referentiejaren 2006 en 2007, moet worden vastgesteld hoeveel vaartuigen van de Gemeenschap op tropische tonijn, zwaardvis en witte tonijn mogen vissen, welke de overeenkomstige BT-capaciteit mag zijn en hoe deze capaciteit over de betrokken lidstaten moet worden verdeeld.

    4. Tijdens de derde internationale vergadering over de oprichting van een nieuwe Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (SPFO) in 2007, hebben de deelnemers met het oog op de regulering van de pelagische en de bodemvisserij in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan tussentijdse maatregelen goedgekeurd die bij Verordening (EG) nr. 40/2008 in Gemeenschapsrecht zijn omgezet.

    5. Overeenkomstig de tussentijdse maatregelen die de SPFO in 2007 heeft goedgekeurd, moet de aanwezigheid van de Gemeenschap in het SPFO-gebied in 2008, uitgedrukt in aantal actieve vaartuigen en overeenkomstige BT-capaciteit, beperkt blijven tot de in 2007 geregistreerde aanwezigheid, en moet het maximumaantal communautaire vaartuigen over de betrokken lidstaten worden verdeeld.

    6. Verordening (EG) nr. 40/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1 Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 40/2008

    Verordening (EG) nr. 40/2008 wordt als volgt gewijzigd:

    (1) Artikel 72 wordt vervangen door:

    “Artikel 72

    Beperking van de visserijcapaciteit van vaartuigen die op tropische tonijn vissen

    1. Het aantal vaartuigen van de Gemeenschap dat in het IOTC-gebied op tropische tonijn vist, en de overeenkomstige BT-capaciteit, bedraagt maximaal:

    Lidstaat | Maximumaantal vaartuigen | Capaciteit (BT) |

    Spanje | 22 | 61 400 |

    Frankrijk | 18 | 33 300 |

    Italië | 1 | 2 137 |

    2. In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten hun aantal vaartuigen, per type vistuig, wijzigen, mits zij ten genoegen van de Commissie kunnen aantonen dat de wijziging van het aantal vaartuigen, per type vistuig, niet tot een stijging van de visserijinspanning voor de betrokken visbestanden leidt.

    3. De lidstaten zien er bij een voorgestelde overdracht van capaciteit naar hun vloot op toe dat de over te dragen vaartuigen voorkomen in het vaartuigenregister van de IOTC of van andere regionale tonijnvisserijorganisaties. Vaartuigen die op een lijst met IOO-vaartuigen van een regionale visserijbeheersorganisatie voorkomen, mogen niet worden overgedragen.”

    (2) Artikel 73 wordt vervangen door:

    “Artikel 73

    Beperking van de visserijcapaciteit van vaartuigen die op zwaardvis en witte tonijn vissen

    1. Het aantal vaartuigen van de Gemeenschap dat in het IOTC-gebied op zwaardvis en witte tonijn vist, en de overeenkomstige BT-capaciteit, bedraagt maximaal:

    Lidstaat | Maximumaantal vaartuigen | Capaciteit (BT) |

    Spanje | 27 | 11 600 |

    Frankrijk | 25 | 1 940 |

    Portugal | 26 | 10 100 |

    Verenigd Koninkrijk | 4 | 1 400 |

    2. In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten hun aantal vaartuigen, per type vistuig, wijzigen, mits zij ten genoegen van de Commissie kunnen aantonen dat de wijziging van het aantal vaartuigen, per type vistuig, niet tot een stijging van de visserijinspanning voor de betrokken visbestanden leidt.

    3. De lidstaten zien er bij een voorgestelde overdracht van capaciteit naar hun vloot op toe dat de over te dragen vaartuigen voorkomen in het vaartuigenregister van de IOTC of van andere regionale tonijnvisserijorganisaties. Vaartuigen die op een lijst met IOO-vaartuigen van een regionale visserijbeheersorganisatie voorkomen, mogen niet worden overgedragen.”

    (3) Artikel 74 wordt vervangen door:

    “Artikel 74

    Pelagische visserij – Capaciteitsbeperking

    1. Het aantal vaartuigen van de Gemeenschap dat in 2008 op pelagische bestanden vist, bedraagt maximaal 8 en de overeenkomstige capaciteit bedraagt maximaal 63 000 BT van de totale brutotonnage.

    Het maximumaantal vaartuigen van de Gemeenschap wordt als volgt over de lidstaten verdeeld:

    Lidstaat | Maximumaantal vaartuigen |

    Duitsland | 1 |

    Letland | 1 |

    Litouwen | 2 |

    Nederland | 2 |

    Polen | 2 |

    2. De lidstaten leggen eventuele evaluaties van de bestanden en onderzoek naar pelagische bestanden in het SPFO-gebied ter beoordeling over aan de wetenschappelijke interim-werkgroep van de SPFO en bevorderen de actieve deelname van hun deskundigen aan de wetenschappelijke werkzaamheden van de organisatie op het gebied van pelagische soorten.

    3. Met het oog op het toezicht op de pelagische visserij in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan en de verzameling van relevante wetenschappelijk informatie doen de lidstaten al het mogelijke om ervoor te zorgen dat de vissersvaartuigen die hun vlag voeren, door voldoende waarnemers worden geobserveerd.”

    Artikel 2 Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

    Voor de Raad

    De voorzitter

    [1] PB L 19 van 23.1.2008, blz. 1.

    [2] PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2007 (PB L 192 van 24.7.2007, blz. 1).

    [3] PB C …, blz. …

    [4] PB L 19 van 23.1.2008, blz. 1.

    Top