EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008PC0078

Voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende een algemene regeling inzake accijns

/* COM/2008/0078 def. - CNS 2008/0035 */

52008PC0078

Voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende een algemene regeling inzake accijns /* COM/2008/0078 def. - CNS 2008/0035 */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 14.2.2008

COM(2008) 78 definitief

2008/0035 (CNS)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN DE RAAD

houdende een algemene regeling inzake accijns

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1) ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

- Motivering en doel van het voorstel

De bepalingen van Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop[1] moeten worden herzien in het licht van de invoering van het systeem voor toezicht op het verkeer van accijnsgoederen (Excise Movement Control System, kortweg EMCS). Het ECMS is ingesteld bij Beschikking nr. 1152/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 betreffende geautomatiseerde verwerking van gegevens inzake het verkeer van en de controle op accijnsgoederen[2].

Als gevolg hiervan moeten met name de bepalingen betreffende het verkeer van goederen onder schorsing van accijns worden aangepast, zodat het overbrengen van die goederen volgens de procedures van het nieuwe systeem kan gebeuren. Met een dergelijke aanpassing zal het bedrijfsleven eenvoudiger en zonder papieren rompslomp kunnen opereren, terwijl ook de accijnsautoriteiten de mogelijkheid zullen krijgen om hun toezicht sterker te integreren, sneller uit te voeren en op risico te baseren (zie derde en vierde overweging van Beschikking nr. 1152/2003/EG).

Behalve deze nieuwe bepalingen worden ook andere wijzigingen van de in Richtlijn 92/12/EEG vastgestelde voorschriften noodzakelijk geacht, zoals een:

- aanpassing van de in de richtlijn gebruikte formuleringen om rekening te houden met nieuwe wetgevingsnormen;

- herschikking van de tekst om de logische structuur ervan te verbeteren en verouderde bepalingen te schrappen;

- aanpassing aan ontwikkelingen op het gebied van wetgeving en rechtsbegrippen;

- vereenvoudiging en modernisering van de accijnsprocedures, met als doel de lasten voor het bedrijfsleven en met name de bedrijven die grensoverschrijdend actief zijn, te verminderen zonder afbreuk te doen aan de controles.

Gelet op de aard en de omvang van deze wijzigingen dient Richtlijn 92/12/EEG in haar geheel te worden vervangen.

De nieuwe voorgestelde tekst omvat ook de essentie van een eerder voorstel (COM(2004) 227)[3], dat tot wijziging van de artikelen 7 tot en met 10 van die richtlijn strekte.

- Algemene context

Richtlijn 92/12/EEG garandeert de goede werking van de interne markt op een algemeen niveau dat verband houdt met het vrije verkeer van accijnsgoederen.

De herziening van deze wetgeving zal de bedrijven meer rechtszekerheid bieden en zowel de bedrijven als de overheid in staat stellen meer profijt te trekken van de mogelijkheden van IT-procedures.

De Raad heeft zijn besprekingen over het voorstel van de Commissie tot wijziging van de artikelen 7 tot en met 10 van Richtlijn 92/12/EEG (COM(2004) 227) in januari 2005 opgeschort in afwachting van verdere wetgevingsontwikkelingen en initiatieven tot herziening en modernisering van de richtlijn. Dit voorstel is opgenomen in hoofdstuk V van de nieuwe tekst. Er zijn enkele aanpassingen aangebracht om de formulering en de structuur van de tekst te verbeteren en de desbetreffende bepalingen af te stemmen op de andere wijzigingen in verband met het overbrengen van goederen onder schorsing van accijns.

- Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

De voorgelegde tekst strekt tot vervanging van Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop.

- Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU

Dit voorstel is in overeenstemming met de belangrijkste beleidslijnen en doelstellingen van de Unie. Het strekt ertoe de bestaande voorschriften te verbeteren en aan de huidige omstandigheden aan te passen. Doel is de procedures te vereenvoudigen en het intracommunautaire verkeer transparanter te maken, met name met behulp van een procedure waarbij de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns in het kader van het EMCS geschiedt. Deze nieuwe procedure maakt het voor de nationale autoriteiten ook gemakkelijker om op risicogebaseerde controleprocedures toe te passen.

2) Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling

- Raadpleging van belanghebbende partijen

Op 20 januari 2006 heeft de Commissie op de website van haar directoraat-generaal Belastingen en douane-unie een on-lineraadpleging op het getouw gezet. Deze liep af op 30 april 2006.

Als basis voor de raadpleging diende een document waarin het bestaande rechtskader en verschillende aspecten van de op stapel staande herziening werden toegelicht. Ook werd benadrukt dat een herziening van de communautaire accijnswetgeving nodig was om de vereiste rechtsgrondslag voor het EMCS te creëren. Verder werd een overzicht gegeven van andere wijzigingen die bij dit proces in overweging konden worden genomen.

Er werden in totaal 73 reacties ontvangen, waarvan 20 van nationale en Europese federaties of verenigingen, 52 van bedrijven en 1 van een semigouvernementele detailhandelsorganisatie. De overgrote meerderheid van de respondenten was het ermee eens dat de bestaande bepalingen moesten worden herzien en gemoderniseerd en dat met name het EMCS in de geldende regelgeving moest worden geïntegreerd.

- Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Het voorstel is opgesteld in nauwe samenwerking met een deskundigenwerkgroep onder leiding van het Accijnscomité (dat zelf is ingesteld bij Richtlijn 92/12/EEG). De diensten van de Commissie hebben een reeks bilaterale gesprekken gevoerd met belangstellende lidstaten om het voorstel verder te bespreken.

- Effectbeoordeling

De wettelijke voorschriften ten behoeve van de toepassing van het EMCS vormen de kern van de nieuwe elementen van dit voorstel. Het effect dat zij sorteren, moet in wezen niet aan de voorliggende tekst maar aan Beschikking nr. 1152/2003/EG waarbij het EMCS op de rails is gezet, worden toegeschreven. Zoals hierboven werd uiteengezet, zorgt het nieuwe systeem met name voor een vereenvoudiging van de overbrenging van goederen onder schorsing van accijns en voor een vergemakkelijking van het noodzakelijke toezicht door de lidstaten.

Voor zover dit voorstel wijzigingen omvat die ook al in COM(2004) 227 waren voorgesteld, zijn deze in dat document al grondig geanalyseerd.

3) Juridische elementen van het voorstel

- Samenvatting van de voorgestelde maatregel

Het voorstel voorziet in de rechtsgrondslag voor de toepassing van het EMCS alsmede enkele andere wijzigingen om de accijnsheffing transparanter te maken. Het omvat ook COM(2004) 227, het eerdere voorstel van de Commissie tot wijziging van de artikelen 7 tot en met 10 van Richtlijn 92/12/EEG.

- Rechtsgrondslag

Artikel 93 van het Verdrag.

- Subsidiariteitsbeginsel

Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen.

Het voorstel heeft tot doel Richtlijn 92/12/EEG te vervangen door bepalingen die dezelfde strekking hebben, namelijk de goede werking van de interne markt op het specifieke gebied van accijnsgoederen te garanderen.

Het subsidiariteitsbeginsel wordt nageleefd, aangezien deze doelstelling niet voldoende door maatregelen van de lidstaten maar beter door een optreden van de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt.

- Evenredigheidsbeginsel

Het voorstel is om de volgende reden in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

De voorgestelde richtlijn strekt ertoe Richtlijn 92/12/EEG te vervangen door de vaststelling van bepalingen die hetzelfde doel hebben, rekening houdende met de huidige stand van de techniek en het bestaande rechtskader. Net als Richtlijn 92/12/EEG gaat zij niet verder dan nodig is om de goede werking van de interne markt op het specifieke gebied van accijnsgoederen te garanderen.

- Keuze van instrumenten

Voorgesteld instrument: richtlijn.

Het voorstel voorziet in de vervanging van de huidige Richtlijn 92/12/EEG door een richtlijn met dezelfde strekking. Andere middelen dan een richtlijn zouden naar hun aard niet geschikt zijn.

4. Gevolgen voor de begroting

De goedkeuring van het voorstel zal geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap hebben. Eventuele gevolgen naar aanleiding van de invoering van het EMCS vloeien voort uit Beschikking nr. 1152/2003/EG.

5. AANVULLENDE INFORMATIE

- Intrekking van bestaande wetgeving

Door de goedkeuring van het voorstel zal bestaande wetgeving, namelijk Richtlijn 92/12/EEG, worden ingetrokken. Er is voorzien in een overgangsperiode waarin de lidstaten mogen toestaan dat, in overeenstemming met die richtlijn, overbrengingen onder schorsing van accijns nog altijd gebeuren onder dekking van een papieren geleidedocument.

- Nadere uitleg van het voorstel

Hieronder volgt artikelgewijs een nadere uitleg van de bepalingen die nieuw zijn of ingrijpend werden gewijzigd ten opzichte van de overeenkomstige bepalingen van Richtlijn 92/12/EEG. Aan de hand van de concordantietabellen bij dit voorstel voor een nieuwe richtlijn kan het verband tussen de nieuwe bepalingen en de bestaande bepalingen van Richtlijn 92/12/EEG worden vastgesteld.

Hoofdstuk I: Algemene bepalingen

In artikel 1 wordt de accijns gedefinieerd als een belasting op het verbruik van accijnsgoederen. De omschrijving van de verschillende accijnsgoederen (die nodig is om precies af te bakenen op welke goederen de bepalingen van deze richtlijn van toepassing zijn), de structuur van de toe te passen accijns (bv. per hl, per graad alcohol, per 1 000 stuks enz.), de reikwijdte van eventuele vrijstellingen en de door de lidstaten in acht te nemen minimumtarieven worden in specifieke richtlijnen vastgesteld.

Artikel 2, lid 1 , komt overeen met artikel 5, lid 1, van Richtlijn 92/12/EEG. Onder a) is evenwel het woord "winning" toegevoegd om duidelijk te maken dat rechtstreekse bodemwinning ook valt onder het woord "productie" als omschreven in artikel 21, lid 2, van Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit[4].

In artikel 3, leden 1 en 2 , is bepaald dat de invoer- en uitvoerformaliteiten als vastgesteld in de geldende communautaire douanevoorschriften van overeenkomstige toepassing zijn op de invoer in en de uitvoer uit de in artikel 5, lid 2, genoemde gebieden die deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap maar buiten het territoriale toepassingsgebied van de richtlijn vallen. Deze formaliteiten zijn al van toepassing op accijnsgoederen krachtens de artikelen 275 en 279 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde[5]. Duidelijkheidshalve is het raadzaam deze bepalingen ook in deze richtlijn op te nemen.

Ter voorkoming van dubbele procedures is in artikel 3, lid 3 , bepaald dat de bepalingen van deze richtlijn betreffende de productie, de verwerking en het voorhanden hebben en betreffende de overbrenging onder schorsing van accijns niet van toepassing zijn op accijnsgoederen die onder een douaneschorsingsregeling zijn geplaatst.

Artikel 4 bevat zowel een reeks nieuwe of grotendeels gewijzigde als enkele oude definities. Definities die normatieve bepalingen bevatten, zoals de verplichting om een vergunning te hebben, zijn verplaatst naar de overeenkomstige normatieve afdelingen.

In de artikelen 5 en 6 is het toepassingsgebied van deze richtlijn en van de specifieke accijnsrichtlijnen afgebakend. Duidelijkheidshalve is de structuur van deze bepalingen in overeenstemming gebracht met de structuur van de artikelen 6 en 7 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde.

In vergelijking met Richtlijn 92/12/EEG is Gibraltar toegevoegd aan de lijst van gebieden in artikel 5, lid 3 (de buiten het douanegebied van de Gemeenschap liggende gebieden waarvoor deze richtlijn en de specifieke accijnsrichtlijnen niet gelden) om alle twijfel weg te nemen over de vraag of, gelet op de Toetredingsakte van het Verenigd Koninkrijk, de communautaire accijnsvoorschriften al dan niet van toepassing zijn op Gibraltar. Verder is de zinsnede "onder voorbehoud van maatregelen inzake aanpassing aan de ultraperifere ligging van deze gebieden" toegevoegd aan artikel 5, lid 4, betreffende de Canarische eilanden om dit lid in overeenstemming te brengen met artikel 5, lid 5, betreffende de Franse overzeese departementen.

Hoofdstuk II: Ontstaan van de accijns

In artikel 7, lid 1 , dat de eerste alinea van artikel 6, lid 1, van Richtlijn 92/12/EEG vervangt, is de verwijzing naar tekorten geschrapt, omdat een vermis in het kader van een accijnsschorsingsregeling automatisch wordt beschouwd als uitslag tot verbruik zoals omschreven in artikel 7, lid 2. In artikel 7, lid 2, dat de tweede alinea van artikel 6, lid 1, van Richtlijn 92/12/EEG vervangt, is de verwijzing naar "onregelmatige" gebeurtenissen die worden beschouwd als uitslag tot verbruik, geschrapt omdat de gebeurtenissen die worden beschouwd als uitslag tot verbruik, moeten worden geacht zowel de regelmatige als de onregelmatige gebeurtenissen te omvatten.

De tweede alinea van artikel 7, lid 2, bevat een enigszins gewijzigde definitie van de invoer van accijnsgoederen, die thans is opgenomen in artikel 5, lid 1, tweede en derde alinea, van Richtlijn 92/12/EEG.

In artikel 7, lid 4 , is bepaald dat accijnsgoederen niet worden geacht te zijn uitgeslagen tot verbruik in het geval van de algehele vernietiging of het onherstelbare verlies ervan, inclusief verliezen die inherent zijn aan de aard van de goederen. Deze bepaling vervangt en vereenvoudigt artikel 14 van Richtlijn 92/12/EEG. In overeenstemming met de aard van de accijns, die een belasting op het verbruik van accijnsgoederen is, is de toepassing van de voorgestelde regel afhankelijk van de vraag of de onder een schorsingsregeling geplaatste goederen zijn vernietigd en/of zij nog altijd kunnen worden gebruikt en dus daadwerkelijk kunnen worden uitgeslagen tot – en dus ter beschikking worden gesteld voor – verbruik. In tegenstelling tot de bestaande wetgeving zullen de bevoegde autoriteiten niet meer hoeven na te gaan waaraan een tekort te wijten is, dat wil zeggen toevallige omstandigheden of overmacht. Een ander belangrijk verschil met artikel 14 van Richtlijn 92/12/EEG is dat in het geval van intracommunautair verkeer onder schorsing van accijns niet langer de lidstaat van bestemming maar wel de lidstaat waar de vernietiging of het verlies van de goederen heeft plaatsgevonden, over de toepassing van artikel 7, lid 4, beslist.

In artikel 8, tweede alinea, wordt verduidelijkt dat de lidstaten ook bevoegd zijn om de procedures voor de teruggaaf en de kwijtschelding van de accijns vast te stellen. In de huidige bepaling (artikel 16, lid 2, van Richtlijn 92/12/EEG) wordt alleen verwezen naar bepalingen betreffende de heffing en de inning van de accijns.

Artikel 9 vervangt en vereenvoudigt artikel 20 van Richtlijn 92/12/EEG en bepaalt welke lidstaat de accijns mag invorderen wanneer zich onregelmatigheden hebben voorgedaan tijdens de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns. In artikel 9, lid 3, wordt "onregelmatigheid" omschreven als een situatie waarin de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns niet is beëindigd overeenkomstig artikel 19, lid 2. Dit betekent dat de goederen in kwestie geheel of ten dele buiten de toepassing van laatstgenoemde bepaling zijn gehouden. Voorts is de term "overtreding" geschrapt, omdat de term "onregelmatigheid" ook overtredingen dekt. Het in artikel 20, lid 1, van Richtlijn 92/12/EEG neergelegde beginsel dat de accijns moet worden voldaan in de lidstaat waar de onregelmatigheid is begaan, is al meegenomen in het nieuwe artikel 8 en moet hier derhalve niet worden herhaald. Artikel 9, lid 1, ziet daarom alleen op de situatie waarin niet kan worden vastgesteld waar de onregelmatigheid is begaan, en geeft daarvoor als algemene regel dat de uitslag tot verbruik wordt geacht te hebben plaatsgevonden in de lidstaat van verzending. Dit geldt ook voor de situatie waarin de onregelmatigheid is geconstateerd in een andere lidstaat dan de lidstaat van verzending, die thans onder artikel 20, lid 2, van Richtlijn 92/12/EEG valt, en voor de situatie waarin de accijnsgoederen niet op de plaats van bestemming aankomen als bedoeld in artikel 20, lid 3, van Richtlijn 92/12/EEG.

Artikel 10 bepaalt de voorwaarden voor de teruggaaf of de kwijtschelding van de accijns, met uitzondering van die welke in de in artikel 31, lid 4, en artikel 34, lid 7, omschreven gevallen gelden, en vervangt artikel 22, leden 1 en 2, van Richtlijn 92/12/EEG. In tegenstelling tot laatstgenoemde bepalingen, die uitsluitend op een specifieke situatie zien, wordt in het voorstel als algemeen beginsel neergelegd dat het aan de lidstaten is om te bepalen in welke gevallen en onder welke voorwaarden teruggaaf of kwijtschelding van de accijns wordt toegestaan. Teruggaaf of kwijtschelding mag evenwel niet mogelijk zijn wanneer dit tot gevolg zou hebben dat accijnsgoederen vrij van accijns worden verbruikt in andere dan de in artikel 11 genoemde gevallen. De ingewikkelde procedure van artikel 22, lid 2, van Richtlijn 92/12/EG kan worden geschrapt omdat zij overbodig wordt zodra het EMCS operationeel wordt.

In de artikelen 11 en 12 zijn de bepalingen betreffende vrijstellingen overgenomen van artikel 23, leden 1 en 1 bis, van Richtlijn 92/12/EEG. De procedure van artikel 23, lid 2, van Richtlijn 92/12/EEG is niet in het voorstel opgenomen. Zij is nooit gebruikt en kan worden geacht onder artikel 11, lid 1, onder e), van het voorstel te vallen.

Artikel 13 voorziet in een regeling voor taxfreeshops waarbij dergelijke winkels, gelegen op een luchthaven of haventerrein, accijnsgoederen alleen accijnsvrij mogen leveren aan reizigers die zich door de lucht of over zee naar een derdelandsgebied of derde land begeven. In beginsel gelden er geen maxima ten aanzien van de hoeveelheid of de waarde van de goederen die een reiziger mag aankopen, maar de lidstaten kunnen de hoeveelheid beperken om elke vorm van fraude, ontwijking of misbruik tegen te gaan.

Hoofdstuk III: Productie, verwerking en voorhanden hebben

De artikelen 14 en 15 komen overeen met de artikelen 11 tot en met 13 van Richtlijn 92/12/EEG.

Hoofdstuk IV: Overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns

In dit hoofdstuk worden de basisbepalingen en de procedures vastgelegd die van toepassing zijn op het overbrengen van accijnsgoederen onder schorsing van accijns in het kader van het EMCS.

Artikel 16 voorziet in de mogelijkheid om accijnsgoederen onder schorsing van accijns over te brengen en somt in dat verband de verschillende bestemmingen en scenario's op. Krachtens lid 1, onder b), kan een overbrenging aanvangen op de plaats van invoer onder de verantwoordelijkheid van een geregistreerd afzender. Krachtens lid 2 kan een overbrenging worden voortgezet naar een plaats van rechtstreekse aflevering, dat wil zeggen een door de belastingentrepothouder of geregistreerde geadresseerde onder zijn verantwoordelijkheid aangewezen plaats.

Artikel 17 bevat de bepalingen betreffende de zekerheid die moet worden gesteld om het risico te dekken dat verbonden is aan het overbrengen onder schorsing van accijns. In vergelijking met artikel 15, lid 3, van Richtlijn 92/12/EEG kan volgens lid 1 een veel ruimere groep van personen zekerheid stellen, waardoor bedrijven de fiscale en de commerciële verantwoordelijkheid van de overbrenging beter op elkaar kunnen afstemmen.

Artikel 18 , dat artikel 16 van Richtlijn 92/12/EEG vervangt, bevat de specifieke bepalingen ter zake van overbrengingen naar een geregistreerde geadresseerde of een eenmalig geregistreerde geadresseerde (in Richtlijn 92/12/EEG "geregistreerd bedrijf" respectievelijk "niet-geregistreerd bedrijf" genoemd). De bepalingen betreffende de verschuldigdheid en de betaling van de accijns zijn in dit artikel geschrapt en in artikel 7 opgenomen. In de bepalingen betreffende eenmalig geregistreerde geadresseerden is ermee rekening gehouden dat in het kader van het EMCS de vergunningen van deze personen zullen worden opgenomen in de elektronische gegevensbank als bedoeld in artikel 22 van Verordening (EG) nr. 2073/2004 van de Raad van 16 november 2004 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de accijnzen[6].

In artikel 19 is gedefinieerd wanneer een overbrenging onder schorsing van accijns wordt geacht te zijn aangevangen en te zijn beëindigd. Dit is nodig om het toepassingsgebied van de verschillende regels inzake overbrenging onder schorsing van accijns af te bakenen. Op deze wijze wordt ook het precieze tijdstip vastgesteld waarop de verantwoordelijkheid voor de goederen overgaat op dan wel eindigt bij de persoon die verantwoordelijk is voor de overbrenging onder schorsing van accijns.

In artikel 20, lid 1, is bepaald dat accijnsgoederen uitsluitend worden geacht te worden overgebracht onder schorsing van accijns wanneer dat onder dekking van een elektronisch administratief document (hierna "e-AD" genoemd) geschiedt. In lid 2 is bepaald dat het e-AD wordt ingediend door de afzender met behulp van het geautomatiseerde systeem dat is ontwikkeld in het kader van Beschikking nr. 1152/2003/EG (hierna de "geautomatiseerde procedure" genoemd). Het e-AD vervangt het huidige geleidedocument op papier waarin artikel 18, lid 1 van Richtlijn 92/12/EEG voorziet. In de leden 3 tot en met 6 worden de verschillende stadia beschreven die het e-AD moet doorlopen en wordt met name bepaald dat een unieke administratieve referentiecode (ARC) moet worden toegekend die gedurende de volledige looptijd van de overbrenging beschikbaar moet zijn.

In de leden 7 en 8 worden specifieke bepalingen vastgesteld betreffende de mogelijkheid om een e-AD vóór de aanvang van de overbrenging te annuleren respectievelijk de bestemming van de overbrenging te wijzigen.

Krachtens artikel 21 mogen de gegevens van de geadresseerde op een ingediend e-AD later worden ingevuld (uitsluitend voor energieproducten).

Krachtens artikel 22 mogen de lidstaten de afzender toestaan een overbrenging van energieproducten in deeltransporten op te splitsen.

De artikelen 23 en 24 voorzien in het gebruik van een elektronisch "bericht van ontvangst" of "bericht van uitvoer" ten bewijze van de correcte beëindiging van de overbrenging en beschrijven de verschillende stadia die moeten worden doorlopen. Deze berichten vervangen het exemplaar van het papieren geleidedocument dat overeenkomstig artikel 19 van Richtlijn 92/12/EEG voor zuivering naar de afzender moet worden teruggezonden.

In artikel 25, lid 2, is bepaald dat een alternatief bewijs van de correcte beëindiging van een overbrenging mag worden geleverd wanneer de in de vorige artikelen bedoelde elektronische berichten ontbreken. Dergelijk bewijs wordt nu ook al door de lidstaten aanvaard op basis van een in het Accijnscomité bereikt akkoord. Om de rechtszekerheid te vergroten, moet deze mogelijkheid in de richtlijn worden opgenomen.

In artikel 26 zijn de procedures vastgesteld die moeten worden gevolgd wanneer het geautomatiseerde systeem niet beschikbaar is. Lid 1 ziet op de indiening van het e-AD en lid 2 op de door de afzender in te dienen verklaring wanneer de bestemming wordt gewijzigd of een overbrenging in deeltransporten wordt opgesplitst.

In artikel 27 komt tot uiting dat een, in vergelijking met de huidige wetgeving, verdergaande harmonisatie van de procedures noodzakelijk is om het EMCS toe te laten zijn rol goed te vervullen. Er wordt voorgesteld om de basiselementen van de procedure in de nieuwe richtlijn vast te leggen en een reeks technische details nader in te vullen in uitvoeringsbesluiten.

Krachtens artikel 28 mogen de lidstaten de procedures voor overbrengingen die uitsluitend over hun grondgebied verlopen, vereenvoudigen.

Krachtens artikel 29 mogen twee of meer lidstaten overeenkomen om de formaliteiten voor de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns te vereenvoudigen wanneer bepaalde bedrijven veelvuldig en regelmatig accijnsgoederen naar elkaar overbrengen. Deze bepaling vervangt artikel 19, lid 2, derde alinea, van Richtlijn 92/12/EEG, waarin alleen wordt verwezen naar de procedure voor de zuivering van het geleidedocument. Artikel 29 voorziet ook in de mogelijkheid om de formaliteiten voor de indiening van het e-AD te vereenvoudigen omdat het in het kader van het EMCS niet zinvol is alleen de zuivering te vereenvoudigen. Met artikel 29, punt 3, krijgen de lidstaten de mogelijkheid om de procedures voor het overbrengen via vaste pijpleidingen te vereenvoudigen; deze mogelijkheid is thans opgenomen in Verordening (EEG) nr. 2719/92 van de Commissie van 11 september 1992 betreffende het administratieve geleidedocument voor het verkeer onder schorsing van rechten van accijnsproducten[7].

Hoofdstuk V: Overbrenging en belastingheffing van accijnsgoederen na uitslag tot verbruik

Dit hoofdstuk vervangt de artikelen 7 tot en met 10 van Richtlijn 92/12/EEG en neemt de bepalingen van het vroegere wijzigingsvoorstel van de Commissie (COM(2004) 227 van 2 april 2004) over. Nadere bijzonderheden over dit hoofdstuk zijn opgenomen in de toelichting bij dat document.

In hoofdstuk V worden drie verschillende scenario's onderscheiden in verband met tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen die voorhanden worden gehouden in en/of worden overgebracht naar een andere lidstaat.

- Artikel 30 betreft het overbrengen van goederen die zijn verkregen door particulieren. Dit artikel vervangt de artikelen 8 en 9 van Richtlijn 92/12/EEG en komt overeen met artikel 1, punten 2 en 3, van COM(2004) 227.

- De artikelen 31 tot en met 33 betreffen accijnsgoederen die in een lidstaat tot verbruik zijn uitgeslagen en in een andere lidstaat voor commerciële doeleinden voorhanden worden gehouden. Deze artikelen vervangen artikel 7 van Richtlijn 92/12/EEG en komen overeen met artikel 1, punt 1, van COM(2004) 227.

- Artikel 34 voorziet in procedures die van toepassing zijn op de verkopen van bedrijven die direct of indirect zorgen voor het vervoer van accijnsgoederen naar particulieren die in een andere lidstaat wonen (de zogenaamde "afstandsverkopen"). Dit artikel vervangt artikel 10 van Richtlijn 92/12/EEG en komt overeen met artikel 1, punt 4, van COM(2004) 227.

Artikel 35 bepaalt dat de vernietiging of het verlies van accijnsgoederen die na de uitslag tot verbruik naar een andere lidstaat zijn overgebracht, op dezelfde wijze wordt behandeld als de vernietiging of het verlies tijdens een overbrenging onder schorsing van accijns.

Artikel 36 voorziet in dezelfde systematiek voor de behandeling van onregelmatigheden. Deze bepalingen komen overeen met artikel 1, punt 5, van COM(2004) 227.

Hoofdstuk VI: Diversen

Krachtens artikel 37 hebben de lidstaten de mogelijkheid om op hun grondgebied het gebruik van fiscale merktekens of herkenningstekens verplicht te stellen. In vergelijking met artikel 21 van Richtlijn 92/12/EEG is het eerste lid aangevuld met de verduidelijking dat fiscale merktekens of herkenningstekens ook verplicht mogen worden gesteld wanneer accijnsgoederen niet onder de accijnsschorsingsregeling naar een lidstaat worden vervoerd, met name in de gevallen als bedoeld in de artikelen 31 en 34 van dit voorstel. Verder bevat artikel 37 een reeks elementen die, gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in zaak C-374/06, BATIG , tot doel hebben te verduidelijken dat dergelijke tekens direct noch indirect aanleiding mogen geven tot dubbele belastingdruk. Het laatste lid van artikel 21 van Richtlijn 92/12/EEG is niet meer in het voorstel opgenomen, omdat de verwijzing naar artikel 7, lid 1, in het eerste lid van artikel 34 al inhoudt dat gebruik wordt gemaakt van het e-AD.

Krachtens artikel 38 mogen de lidstaten kleine wijnproducenten ontheffen van de in de hoofdstukken III en IV vastgestelde voorschriften.

Artikel 39 komt overeen met artikel 23, lid 5, van Richtlijn 92/12/EEG.

Hoofdstuk VII: Slotbepalingen

Artikel 40 betreft het Accijnscomité, dat zal worden ingesteld als een regelgevend comité overeenkomstig de bepalingen van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[8]. In artikel 41 is bepaald dat het comité zich ook zal buigen over alle kwesties die de voorzitter ter bespreking voorlegt in verband met de toepassing van de communautaire accijnsbepalingen.

Artikel 42 schrijft voor dat de huidige Richtlijn 92/12/EEG wordt ingetrokken vanaf 1 april 2009, de datum waarop het geautomatiseerde systeem normaal in werking treedt. Artikel 43 voorziet in een overgangsperiode, die afloopt op 31 december 2009 en waarin de lidstaten kunnen toestaan dat sommige bepalingen betreffende het gebruik van de papieren procedure voor het toezicht op het overbrengen van accijnsgoederen onder schorsing van accijns krachtens Richtlijn 92/12/EEG van toepassing blijven. Overbrengingen van accijnsgoederen die zijn aangevangen overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 92/12/EEG, zullen moeten worden gezuiverd volgens de formaliteiten waarin die richtlijn voorziet.

2008/0035 (CNS)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN DE RAAD

houdende een algemene regeling inzake accijns

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 93,

Gezien het voorstel van de Commissie[9],

Gezien het advies van het Europees Parlement[10],

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[11],

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop[12], is herhaaldelijk ingrijpend gewijzigd. Aangezien nieuwe wijzigingen noodzakelijk zijn, moet deze richtlijn duidelijkheidshalve worden vervangen.

(2) Ter wille van de goede werking van de interne markt moeten de voorwaarden waaronder accijns wordt geheven van de goederen die onder Richtlijn 92/12/EEG vallen, hierna "accijnsgoederen" genoemd, geharmoniseerd blijven.

(3) Het is passend de accijnsgoederen waarop deze richtlijn van toepassing is, nader te bepalen en te dien einde te verwijzen naar Richtlijn 92/83/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken[13], Richtlijn 92/84/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken[14], Richtlijn 95/59/EG van de Raad van 27 november 1995 betreffende de belasting, andere dan omzetbelasting, op het verbruik van tabaksfabrikaten[15], Richtlijn 92/79/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de onderlinge aanpassing van de belastingen op sigaretten[16], Richtlijn 92/80/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de onderlinge aanpassing van de belastingen op andere tabaksfabrikaten dan sigaretten[17], en Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit[18].

(4) Accijnsgoederen mogen voor specifieke doeleinden aan andere indirecte belastingen worden onderworpen. In dat geval dienen de lidstaten evenwel enkele essentiële elementen van de communautaire voorschriften betreffende indirecte belastingen in acht te nemen, teneinde geen afbreuk te doen aan het nut ervan.

(5) Teneinde het vrije verkeer te garanderen, mag de belasting van andere goederen dan accijnsgoederen geen aanleiding geven tot formaliteiten in verband met het overschrijden van een grens.

(6) Er moet in formaliteiten worden voorzien wanneer accijnsgoederen worden overgebracht van gebieden die volgens de definitie deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap maar niet onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, naar gebieden die ook als zodanig zijn gedefinieerd maar wel onder haar toepassingsgebied vallen.

(7) Aangezien de schorsingsregelingen van Verordening (EG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek[19] passend toezicht garanderen zolang accijnsgoederen onder de bepalingen van die verordening vallen, hoeft voor de accijns geen afzonderlijk toezichtsysteem te worden toegepast gedurende de tijd dat accijnsgoederen onder een communautaire douaneschorsingsregeling staan.

(8) Aangezien het voor de goede werking van de interne markt noodzakelijk blijft dat het concept "accijns" en de omstandigheden waarin deze verschuldigd wordt, in alle lidstaten dezelfde zijn, moet op communautair niveau worden verduidelijkt wanneer accijnsgoederen tot verbruik worden uitgeslagen.

(9) Aangezien de accijns een belasting op het verbruik van bepaalde goederen is, mag geen accijns worden geheven van accijnsgoederen die vernietigd zijn of onherstelbaar verloren zijn gegaan, ongeacht de omstandigheden van de vernietiging of het verlies.

(10) Regelingen voor de heffing en de teruggaaf van accijns hebben gevolgen voor de goede werking van de interne markt en moeten daarom op niet-discriminerende criteria gebaseerd zijn.

(11) In geval van een onregelmatigheid dient de accijns te worden voldaan in de lidstaat op wiens grondgebied de onregelmatigheid is begaan die tot de uitslag tot verbruik heeft geleid. Wanneer het niet mogelijk is om vast te stellen waar de uitslag tot verbruik heeft plaatsgevonden, moet een plaats worden vastgesteld waar de uitslag tot verbruik wordt geacht te hebben plaatsgevonden. Om redenen van rechtszekerheid en ter voorkoming van dubbele heffing moet te dien einde één lidstaat worden aangewezen.

(12) Behalve in de gevallen waarin deze richtlijn in teruggaaf voorziet, moeten de lidstaten ook de mogelijkheid hebben de accijns die is voldaan over tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen, terug te geven wanneer dit in overeenstemming is met de strekking van deze richtlijn.

(13) De regels en voorwaarden voor de leveringen die van de betaling van accijns zijn vrijgesteld, moeten geharmoniseerd blijven. Voor de vrijgestelde leveringen aan organisaties in andere lidstaten dient gebruik te worden gemaakt van een certificaat van vrijstelling.

(14) De gevallen waarin goederen taxfree mogen worden verkocht aan reizigers die het grondgebied van de Gemeenschap verlaten, moeten duidelijk worden vastgesteld.

(15) Aangezien controles moeten worden verricht in productie- en opslagfaciliteiten om de inning van de belastingschuld te garanderen, moet een systeem van door de bevoegde autoriteiten erkende entrepots worden gehandhaafd teneinde deze controles te vergemakkelijken.

(16) Het is ook nodig de voorschriften vast te stellen die erkende entrepothouders en bedrijven zonder erkenning als entrepothouder in acht moeten nemen.

(17) Accijnsgoederen moeten, voordat zij tot verbruik worden uitgeslagen, in de Gemeenschap onder schorsing van accijns kunnen worden vervoerd en het moet worden toegestaan dat zij worden overgebracht van een belastingentrepot naar verschillende bestemmingen, met name andere belastingentrepots maar ook plaatsen die voor de toepassing van deze richtlijn daarmee gelijkgesteld zijn.

(18) Ook moet worden toegestaan dat accijnsgoederen onder schorsing van accijns worden overgebracht van de plaats van invoer naar voornoemde bestemmingen, en dienovereenkomstige bepalingen moeten worden vastgesteld met betrekking tot de status van de persoon die de goederen vanaf die plaats van invoer verzendt.

(19) Teneinde de betaling van accijns te garanderen wanneer de overbrenging niet wordt gezuiverd, dienen de lidstaten zekerheid te verlangen, die mag worden gesteld door eenieder van de hoofdbetrokkenen bij de overbrenging, onder de door de lidstaten vastgestelde voorwaarden.

(20) Met het oog op de inning van de belasting tegen de door de lidstaten vastgestelde tarieven dienen de bevoegde autoriteiten de overbrenging van accijnsgoederen te kunnen volgen en er moet dus worden voorzien in een systeem van toezicht.

(21) Het is passend daarvoor het geautomatiseerde systeem te gebruiken dat is opgezet bij Beschikking nr. 1152/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 betreffende geautomatiseerde verwerking van gegevens inzake het verkeer van en de controle op accijnsgoederen[20]. Dat systeem, in tegenstelling tot een op papier gebaseerd systeem, bespoedigt de afhandeling van de vereiste formaliteiten en vergemakkelijkt het toezicht op de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns.

(22) Er moet een procedure worden vastgelegd voor de kennisgeving van de verzending of de ontvangst van accijnsgoederen door bedrijven aan de belastingautoriteiten van de lidstaten. Daarbij moet passend rekening worden gehouden met het feit dat sommige geadresseerden niet verbonden zijn met het geautomatiseerde systeem maar toch accijnsgoederen ontvangen die onder schorsing van accijns worden overgebracht.

(23) Met het oog op de goede werking van de regels betreffende de overbrenging onder schorsing van accijns moeten de voorwaarden voor de aanvang en de beëindiging van de overbrenging en de zuivering van de verantwoordelijkheden worden verduidelijkt.

(24) De te volgen procedures in geval van onbeschikbaarheid van het geautomatiseerde systeem moeten worden vastgesteld.

(25) Om redenen van vereenvoudiging moet het de lidstaten worden toegestaan om een bijzondere regeling vast te stellen voor overbrengingen van accijnsgoederen onder schorsing van accijns die uitsluitend over hun grondgebied verlopen, dan wel om met andere lidstaten een bilaterale regeling te treffen.

(26) Door de toename van het aantal handelstransacties via het internet en de afschaffing van de taxfree verkopen aan personen die binnen de Gemeenschap reizen, wordt vaker een beroep gedaan op de bepalingen van Richtlijn 92/12/EEG die betrekking hebben op het binnen de Gemeenschap overbrengen van goederen waarover in een lidstaat de accijns al is voldaan, zowel voor commerciële als voor particuliere doeleinden. Er moet worden voorzien in een verduidelijking van de heffings- en procedureregels betreffende de overbrenging van goederen waarover in een lidstaat de accijns al is voldaan.

(27) Uit hoofde van het voor de interne markt geldende beginsel moet de accijns worden geheven in de lidstaat waar de accijnsgoederen worden verkregen wanneer zij worden verkregen door particulieren voor eigen behoeften en door henzelf worden vervoerd. Dit beginsel moet ook gelden voor accijnsgoederen die voor de eigen behoeften van een particulier zijn bestemd en voor rekening van een particulier door een derde worden vervoerd, omdat het handelingen betreft die uitsluitend in de particuliere sfeer liggen. Om redenen van gezondheidsbescherming dienen tabaksfabrikaten die voor rekening van een particulier worden vervoerd, evenwel te worden uitgesloten van de toepassing van dit beginsel.

(28) Er dient te worden verduidelijkt dat het beginsel van belastingheffing in de lidstaat van verkrijging ook geldt voor goederen die zonder tegenprestatie, zij het direct of indirect, door een particulier naar een andere particulier worden verzonden.

(29) Wanneer in een lidstaat tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen in een andere lidstaat voorhanden worden gehouden, moet worden vastgesteld of in die tweede lidstaat accijns verschuldigd is. Te dien einde moet met name worden bepaald wat onder het begrip "voor commerciële doeleinden" wordt verstaan.

(30) Accijnsgoederen die worden aangekocht door personen die niet de hoedanigheid van erkend entrepothouder hebben, en die direct of indirect door de verkoper of voor diens rekening worden verzonden of vervoerd, moeten aan accijns worden onderworpen in de lidstaat van bestemming en er moet een door de verkoper te volgen procedure worden vastgesteld.

(31) Ter voorkoming van belangenconflicten tussen lidstaten en van dubbele belastingheffing wanneer in een lidstaat tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen naar elders in de Gemeenschap worden overgebracht, moeten bepalingen worden vastgesteld voor situaties waarin zich onregelmatigheden voordoen ter zake van tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen.

(32) Bij ontstentenis van een gemeenschappelijke regeling voor belastingheffing dienen de lidstaten te kunnen eisen dat tot verbruik uitgeslagen goederen van fiscale merktekens of nationale herkenningstekens voorzien zijn. Het gebruik van deze tekens mag de intracommunautaire handel evenwel geenszins belemmeren. Aangezien het gebruik van deze tekens geen aanleiding mag geven tot dubbele belastingdruk, direct noch indirect, moet worden duidelijk gemaakt dat elk bedrag dat werd betaald of als zekerheid werd gesteld om deze tekens te verkrijgen, moet worden teruggegeven of vrijgegeven door de lidstaat die de tekens heeft afgegeven, als de accijns in een andere lidstaat verschuldigd is geworden en daar ook werd geïnd.

(33) De toepassing van de normale voorschriften betreffende de overbrenging van en het toezicht op accijnsgoederen kan voor kleine wijnproducenten disproportionele administratieve lasten veroorzaken. Daarom moeten de lidstaten deze producenten van bepaalde voorschriften kunnen ontheffen.

(34) Er moet rekening worden gehouden met het feit dat ter zake van accijnsgoederen voor de bevoorrading van schepen en luchtvaartuigen vooralsnog geen geschikte communautaire aanpak is gevonden.

(35) De maatregelen voor de uitvoering van deze richtlijn moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[21].

(36) Teneinde te voorzien in een periode van aanpassing aan het elektronische systeem van toezicht op de overbrenging van goederen onder schorsing van accijns, moet aan de lidstaten een overgangsperiode worden toegestaan waarin dergelijke overbrengingen nog overeenkomstig de in Richtlijn 92/12/EEG vastgestelde formaliteiten mogen worden verricht.

(37) Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de vaststelling van een gemeenschappelijke regeling ter zake van bepaalde aspecten van de accijns, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 1

Bij deze richtlijn wordt de algemene regeling vastgesteld ter zake van de directe of indirecte heffing van accijns op het verbruik van de volgende goederen, hierna "accijnsgoederen" genoemd:

(1) energieproducten en elektriciteit vallende onder Richtlijn 2003/96/EG;

(2) alcohol en alcoholhoudende dranken vallende onder de Richtlijnen 92/83/EEG en 92/84/EEG;

(3) tabaksfabrikaten vallende onder de Richtlijnen 95/59/EG, 92/79/EEG en 92/80/EEG.

Artikel 2

1. De volgende handelingen zijn aan de accijns onderworpen:

a) de productie, daaronder begrepen de winning, van accijnsgoederen op het grondgebied van de Gemeenschap;

b) de invoer van accijnsgoederen in het grondgebied van de Gemeenschap.

2. De lidstaten mogen met specifieke doeleinden nog andere belastingen op accijnsgoederen heffen, mits deze in overeenstemming zijn met de communautaire belastingvoorschriften inzake de accijns of de btw wat betreft de vaststelling van de maatstaf van heffing alsmede de berekening, de verschuldigdheid en de controle van de belasting.

3. De lidstaten behouden het recht tot heffing van:

a) belastingen op andere producten dan accijnsgoederen;

b) belastingen, die niet het karakter van een omzetbelasting hebben, op diensten, daaronder begrepen diensten die betrekking hebben op accijnsgoederen.

De heffing van dergelijke belastingen mag in het handelsverkeer tussen de lidstaten evenwel geen aanleiding geven tot formaliteiten in verband met het overschrijden van een grens.

Artikel 3

1. De in de communautaire douanevoorschriften vastgestelde formaliteiten ter zake van de invoer van goederen in het douanegebied van de Gemeenschap zijn van overeenkomstige toepassing op het binnenbrengen van accijnsgoederen in de Gemeenschap vanuit een in artikel 5, lid 2, bedoeld gebied.

2. De in de communautaire douanevoorschriften vastgestelde formaliteiten ter zake van de uitvoer van goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap zijn van overeenkomstige toepassing op de uitvoer van accijnsgoederen uit de Gemeenschap naar een in artikel 5, lid 2, bedoeld gebied.

3. De hoofdstukken III en IV zijn niet van toepassing op accijnsgoederen die onder een douaneschorsingsregeling zijn geplaatst.

Artikel 4

In deze richtlijn en de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt verstaan onder:

1) accijnsschorsingsregeling : belastingregeling ter zake van de productie, de verwerking, het voorhanden hebben en het overbrengen van niet onder een douaneschorsingsregeling geplaatste accijnsgoederen, waarbij de accijns is geschorst;

2) douaneschorsingsregeling : iedere in Verordening (EEG) nr. 2913/92 vastgestelde regeling inzake douanetoezicht ter zake van niet-communautaire goederen die het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht, tijdelijke opslag, vrije zones of vrije entrepots, en iedere in artikel 84, lid 1, onder a), van die verordening bedoelde regeling;

3) " lidstaat " en " grondgebied van een lidstaat ": het grondgebied van iedere lidstaat van de Gemeenschap waarop het Verdrag overeenkomstig artikel 299 van toepassing is, met uitzondering van de in artikel 5, leden 2 en 3, genoemde gebieden;

4) " Gemeenschap " en " grondgebied van de Gemeenschap ": het geheel van de grondgebieden van de lidstaten als omschreven in punt 3.

Artikel 5

1. Deze richtlijn en de in artikel 1 genoemde richtlijnen zijn van toepassing op het grondgebied van de Gemeenschap.

2. Deze richtlijn en de in artikel 1 genoemde richtlijnen zijn niet van toepassing op de volgende gebieden die deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap:

a) de Canarische Eilanden;

b) de Franse overzeese departementen;

c) de Ålandseilanden;

d) de Kanaaleilanden.

3. Deze richtlijn en de in artikel 1 genoemde richtlijnen zijn niet van toepassing op de volgende gebieden die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap:

a) het eiland Helgoland;

b) het gebied Büsingen;

c) Ceuta;

d) Melilla;

e) Livigno;

f) Campione d'Italia;

g) de Italiaanse wateren van het meer van Lugano;

h) Gibraltar.

4. Spanje mag er door een verklaring kennis van geven dat deze richtlijn en de in artikel 1 genoemde richtlijnen vanaf de eerste dag van de tweede maand volgende op de neerlegging van die verklaring van toepassing zijn op de Canarische eilanden - onder voorbehoud van maatregelen inzake aanpassing aan de ultraperifere ligging van deze gebieden – ter zake van alle of sommige van de in artikel 1 genoemde accijnsgoederen.

5. Frankrijk mag er door een verklaring kennis van geven dat deze richtlijn en de in artikel 1 genoemde richtlijnen vanaf de eerste dag van de tweede maand volgende op de neerlegging van die verklaring van toepassing zijn op de Franse overzeese departementen - onder voorbehoud van maatregelen inzake aanpassing aan de ultraperifere ligging van deze gebieden – ter zake van alle of sommige van de in artikel 1 genoemde accijnsgoederen.

6. De bepalingen van deze richtlijn vormen geen beletsel om in Griekenland het aan de berg Athos verleende bijzondere statuut, zoals gewaarborgd bij artikel 105 van de Griekse grondwet, te handhaven.

Artikel 6

1. Het Vorstendom Monaco, het eiland Man, San Marino en de zones die te Akrotiri en Dhekelia onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk vallen, worden, gezien de overeenkomsten en verdragen die zij met respectievelijk Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Italië en Cyprus hebben gesloten, voor de toepassing van deze richtlijn niet als derde landen beschouwd.

2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te garanderen dat de overbrenging van accijnsgoederen met als herkomst of bestemming:

a) het Vorstendom Monaco als overbrenging met als herkomst of bestemming Frankrijk wordt behandeld;

b) het eiland Man als overbrenging met als herkomst of bestemming het Verenigd Koninkrijk wordt behandeld;

c) San Marino als overbrenging met als herkomst of bestemming Italië wordt behandeld;

d) de zones die te Akrotiri en Dhekelia onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk vallen, als overbrenging met als herkomst of bestemming Cyprus wordt behandeld.

3. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te garanderen dat de overbrenging van accijnsgoederen met als herkomst of bestemming Jungholz en Mittelberg (Kleines Walsertal) als overbrenging met als herkomst of bestemming Duitsland wordt behandeld.

HOOFDSTUK II Ontstaan van de accijns

Afdeling 1tijdstip en plaats van verschuldigdheid

Artikel 7

1. De accijns wordt verschuldigd bij de uitslag tot verbruik.

De uitslag tot verbruik wordt vastgesteld overeenkomstig de leden 2, 3 en 4.

2. Onder uitslag tot verbruik wordt verstaan:

a) de onttrekking van accijnsgoederen aan een accijnsschorsingsregeling;

b) de productie van accijnsgoederen buiten een accijnsschorsingsregeling;

c) de invoer van accijnsgoederen.

Voor de toepassing van punt c) is er sprake van invoer van accijnsgoederen wanneer accijnsgoederen het grondgebied van de Gemeenschap worden binnengebracht zonder dat zij onder een douaneschorsingsregeling worden geplaatst of wanneer accijnsgoederen die onder een douaneschorsingsregeling stonden, worden vrijgegeven.

Wanneer accijnsgoederen evenwel onmiddellijk bij invoer onder een accijnsschorsingsregeling worden geplaatst, worden zij niet geacht te zijn uitgeslagen tot verbruik.

3. In de gevallen als bedoeld in artikel 16, lid 1, onder a), ii), en artikel 16, lid 2, worden accijnsgoederen geacht tot verbruik te zijn uitgeslagen op het tijdstip van ontvangst van de goederen door de geregistreerde geadresseerde of op het tijdstip van de rechtstreekse aflevering.

4. De algehele vernietiging of het onherstelbare verlies van accijnsgoederen, inclusief verliezen die inherent zijn aan de aard van die goederen, wordt niet aangemerkt als uitslag tot verbruik.

Het verlies of de vernietiging van de accijnsgoederen in kwestie moet ten genoegen van de bevoegde autoriteiten worden aangetoond.

Voor de toepassing van de eerste alinea worden goederen geacht onherstelbaar verloren te zijn wanneer zij voor eenieder onbruikbaar zijn geworden.

5. Iedere lidstaat bepaalt de regels en de voorwaarden voor de vaststelling van de in lid 4 bedoelde verliezen die inherent zijn aan de aard van de goederen.

Artikel 8

De voorwaarden voor de verschuldigdheid van de accijns en het toe te passen tarief zijn die welke van kracht zijn op het tijdstip van het verschuldigd worden in de lidstaat waar de uitslag tot verbruik plaatsvindt.

De accijns wordt geheven en geïnd alsmede in voorkomend geval teruggegeven of kwijtgescholden overeenkomstig de door iedere lidstaat vastgestelde procedure. De lidstaten passen voor binnenlandse goederen en goederen van andere lidstaten dezelfde procedures toe.

Artikel 9

1. Wanneer tijdens een overbrenging onder schorsing van accijns een onregelmatigheid heeft plaatsgevonden die in de uitslag tot verbruik van de accijnsgoederen resulteerde, en er niet kan worden vastgesteld waar de uitslag tot verbruik plaatsvond, wordt deze geacht te hebben plaatsgevonden in de lidstaat van verzending.

Wanneer evenwel vóór het verstrijken van een termijn van drie jaar vanaf de datum van aanvang van de overbrenging overeenkomstig artikel 19, lid 1, wordt vastgesteld in welke lidstaat de uitslag tot verbruik daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, stelt deze lidstaat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending daarvan in kennis.

Wanneer de accijns is geheven door de lidstaat van verzending, gaat deze tot teruggaaf of kwijtschelding over zodra het bewijs is geleverd dat de accijns door de andere lidstaat is geïnd.

2. Wanneer het tijdstip van de uitslag tot verbruik niet bekend is, wordt de uitslag geacht te hebben plaatsgevonden op het tijdstip van verzending van de accijnsgoederen.

3. Voor de toepassing van lid 1 wordt onder een onregelmatigheid verstaan een situatie waarin de overbrenging niet is beëindigd overeenkomstig artikel 19, lid 2.

Afdeling 2Teruggaaf en kwijtschelding

Artikel 10

Behalve in de in artikel 31, lid 4, en artikel 34, lid 7, bedoelde gevallen mogen de lidstaten ook, indien een bedrijf in het kader van de bedrijfsuitoefening daarom verzoekt, tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen in aanmerking voor teruggaaf of kwijtschelding van de accijns laten komen, op voorwaarde dat deze teruggaaf of kwijtschelding geen aanleiding tot andere dan de in artikel 11 bedoelde vrijstellingen geeft.

Afdeling 3Vrijstellingen

Artikel 11

1. Accijnsgoederen, daaronder begrepen die welke al tot verbruik zijn uitgeslagen, zijn vrijgesteld van de betaling van accijns wanneer zij bestemd zijn voor:

a) levering in het kader van diplomatieke of consulaire betrekkingen;

b) internationale instellingen die als dusdanig door de overheid van de gastlidstaat zijn erkend, alsmede voor de leden van deze instellingen, zulks binnen de beperkingen en onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij de internationale verdragen tot oprichting van deze instellingen of bij de vestigingsovereenkomsten;

c) de strijdkrachten van alle staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, met uitzondering van de lidstaat waarin de accijns verschuldigd is, ten behoeve van deze strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel of voor de bevoorrading van hun messes of kantines;

d) de strijdkrachten van het Verenigd Koninkrijk die op Cyprus zijn gestationeerd overeenkomstig het Verdrag betreffende de oprichting van de Republiek Cyprus van 16 augustus 1960, ten behoeve van deze strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel of voor de bevoorrading van hun messes of kantines;

e) verbruik in het kader van een met derde landen of internationale instellingen gesloten overeenkomst voor zover een dergelijke overeenkomst wordt aanvaard of toegestaan op het gebied van vrijstelling van btw.

2. De vrijstellingen zijn afhankelijk van de voorwaarden en beperkingen die door de gastlidstaat worden vastgesteld. De lidstaten kunnen vrijstelling verlenen door middel van teruggaaf van de accijns.

Artikel 12

Onverminderd artikel 20, lid 1, gaan accijnsgoederen die onder schorsing van accijns naar een in artikel 11, lid 1, bedoelde geadresseerde worden overgebracht, vergezeld van een certificaat van vrijstelling.

De Commissie stelt overeenkomstig de in artikel 40, lid 2, bedoelde procedure de vorm en de inhoud van het certificaat van vrijstelling vast.

Artikel 13

1. De lidstaten kunnen vrijstelling van de betaling van accijns verlenen voor de accijnsgoederen die door taxfreeshops zijn geleverd en worden meegevoerd in de persoonlijke bagage van reizigers die zich door de lucht of over zee naar een derdelandsgebied of een derde land begeven.

2. Goederen die aan boord van een luchtvaartuig of schip worden geleverd tijdens een vlucht of overtocht naar een derdelandsgebied of een derde land, worden gelijkgesteld met goederen die door taxfreeshops worden geleverd.

3. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te garanderen dat de in de leden 1 en 2 genoemde vrijstellingen zodanig worden toegepast dat elke vorm van fraude, ontwijking of misbruik wordt voorkomen.

4. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

a) derdelandsgebieden : de gebieden die in artikel 5, leden 2 en 3, zijn genoemd;

b) taxfreeshop : elke inrichting, gelegen op een luchthaven of haventerrein, die aan de door de bevoegde overheidsinstanties gestelde voorwaarden voldoet, met name bij toepassing van punt 3;

c) reiziger die zich naar een derdelandsgebied of derde land begeeft : iedere passagier die in het bezit is van een bewijs van vervoer door de lucht of over zee, waarop als rechtstreekse bestemming een luchthaven of haventerrein, gelegen in een derdelandsgebied of derde land, is vermeld.

HOOFDSTUK IIIProductie, verwerking en voorhanden hebben

Artikel 14

1. Elke lidstaat stelt, met inachtneming van deze richtlijn, zijn voorschriften inzake de productie, de verwerking en het voorhanden hebben van accijnsgoederen vast.

2. De productie, de verwerking en het voorhanden hebben van accijnsgoederen worden geacht plaats te vinden onder schorsing van accijns uitsluitend wanneer die handelingen worden verricht in een overeenkomstig lid 3 erkende ruimte.

3. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten erkennen als "belastingentrepot" de ruimten die zijn ingericht voor de productie, de verwerking, het voorhanden hebben alsook de ontvangst of de verzending van accijnsgoederen onder schorsing van accijns.

Artikel 15

1. Voor de opening en het beheer van een belastingentrepot door een natuurlijke of een rechtspersoon, hierna "erkend entrepothouder" genoemd, is een vergunning vereist van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het belastingentrepot zich bevindt.

De vergunning mag niet worden geweigerd op de enkele grond dat de natuurlijke of rechtspersoon in een andere lidstaat woonachtig of gevestigd is en het voornemen heeft om het belastingentrepot te beheren via een vertegenwoordiger of bijkantoor in de lidstaat die de vergunning afgeeft.

De vergunning geldt voor de in artikel 14, lid 3, bedoelde activiteiten.

2. De erkend entrepothouder moet:

a) een zekerheid stellen, indien nodig, om het risico te dekken dat verbonden is aan de productie, de verwerking en het voorhanden hebben van accijnsgoederen;

b) de voorschriften inachtnemen die zijn vastgesteld door de lidstaat op wiens grondgebied het belastingentrepot zich bevindt;

c) voor ieder belastingentrepot een administratie van de voorraden en overbrengingen van accijnsgoederen bijhouden;

d) alle accijnsgoederen die onder schorsing van accijns worden overgebracht, bij aankomst in zijn belastingentrepot plaatsen;

e) controle en inventarisatie toelaten.

De voorwaarden betreffende de onder a) genoemde zekerheid worden vastgesteld door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het belastingentrepot is erkend.

HOOFDSTUK IVOverbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns

Afdeling 1Algemeen

Artikel 16

1. Accijnsgoederen mogen binnen het grondgebied van de Gemeenschap onder schorsing van accijns worden overgebracht:

a) van een belastingentrepot naar een van de volgende bestemmingen:

i) een ander belastingentrepot;

ii) een natuurlijke of rechtspersoon die van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming, onder de door die autoriteiten vastgestelde voorwaarden, toestemming heeft gekregen om accijnsgoederen in ontvangst te nemen die vanuit een andere lidstaat onder schorsing van accijns worden overgebracht, hierna de "geregistreerde geadresseerde" genoemd;

iii) een in artikel 24, lid 1, bedoelde plaats waar de accijnsgoederen het grondgebied van de Gemeenschap verlaten;

iv) een in artikel 11, lid 1, bedoelde geadresseerde, wanneer de goederen vanuit een andere lidstaat worden verzonden;

b) van de plaats van invoer naar een van de onder a) genoemde bestemmingen, wanneer zij worden verzonden door een natuurlijke of rechtspersoon die daartoe van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van invoer, onder de door die autoriteiten vastgestelde voorwaarden, toestemming heeft gekregen, hierna de "geregistreerde afzender" genoemd.

2. In afwijking van lid 1, onder a), i) en ii), mag de lidstaat van bestemming onder de door hem vastgestelde voorwaarden toestaan dat accijnsgoederen onder schorsing van accijns worden overgebracht naar een plaats van rechtstreekse aflevering op zijn grondgebied, wanneer die plaats is aangewezen door de erkende entrepothouder in de lidstaat van bestemming of door de geregistreerde geadresseerde.

De erkende entrepothouder en de geregistreerde geadresseerde blijven verantwoordelijk voor de indiening van het in artikel 23, lid 1, bedoelde bericht van ontvangst.

3. De leden 1 en 2 zijn van toepassing op de overbrenging van niet tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen waarvoor een nultarief geldt.

Artikel 17

1. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending eisen onder de door hen vastgestelde voorwaarden dat de risico's die verbonden zijn aan het overbrengen onder schorsing van accijns worden gedekt door een zekerheid, die door een of meer van de volgende personen mag worden gesteld:

a) de erkende entrepothouder van verzending;

b) de geregistreerde afzender;

c) de vervoerder;

d) de eigenaar van de accijnsgoederen;

e) de geadresseerde.

2. De zekerheid is geldig in de hele Gemeenschap.

De nadere regels betreffende de zekerheid worden door de lidstaten vastgesteld.

3. De lidstaat van verzending mag afzien van de verplichting tot zekerheidstelling voor de volgende overbrengingen van accijnsgoederen onder schorsing van accijns:

a) overbrengingen die uitsluitend over hun grondgebied verlopen;

b) overbrengingen van energieproducten binnen de Gemeenschap over zee of via vaste pijpleidingen, indien de andere betrokken lidstaten daarmee instemmen.

Artikel 18

1. Een geregistreerde geadresseerde mag geen accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling voorhanden hebben noch verzenden.

Hij dient de volgende voorschriften in acht te nemen:

a) zekerheid te stellen voor de betaling van de accijns onder de voorwaarden die de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming hebben vastgesteld;

b) een administratie van de levering van accijnsgoederen bijhouden;

c) accijnsgoederen die onder schorsing van accijns worden overgebracht, bij aankomst onmiddellijk in de administratie opnemen;

d) controle en inventarisatie toelaten.

2. Voor een bedrijf dat slechts incidenteel accijnsgoederen ontvangt, wordt de in artikel 16, lid 1, onder a), ii), bedoelde toestemming beperkt tot een welomschreven hoeveelheid accijnsgoederen, één afzender en een welomschreven tijdvak.

Een geregistreerde geadresseerde die een in de eerste alinea bedoelde toestemming heeft gekregen, dient de volgende voorschriften in acht te nemen:

a) zekerheid stellen voor de betaling van de accijns onder de voorwaarden die de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming hebben vastgesteld;

b) de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming toelaten controle te verrichten zodat zij zich kunnen vergewissen van de daadwerkelijke ontvangst van de goederen.

Artikel 19

1. De overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns wordt geacht aan te vangen op het tijdstip dat de goederen het belastingentrepot van verzending of de plaats van invoer verlaten.

2. De overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns wordt geacht te zijn beëindigd op het tijdstip dat de geadresseerde de goederen in ontvangst heeft genomen of, in het geval als bedoeld in artikel 16, lid 1, onder a), iii), op het tijdstip dat de goederen het grondgebied van de Gemeenschap hebben verlaten.

Afdeling 2procedure voor de overbrenging van accijnsgoederenonder schorsing van accijns

Artikel 20

1. Accijnsgoederen worden geacht onder schorsing van accijns te worden overgebracht uitsluitend wanneer de overbrenging geschiedt onder dekking van een elektronisch administratief document dat is opgesteld overeenkomstig de leden 2 en 3.

2. Voor de toepassing van lid 1 dient de afzender een voorlopig elektronisch administratief document in bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending met behulp van het geautomatiseerde systeem dat is opgezet bij Beschikking nr. 1152/2003/EG, hierna "het geautomatiseerde systeem" genoemd.

3. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten van verzending verrichten een elektronische controle van de volledigheid en de juistheid van de gegevens in het voorlopig elektronisch administratief document.

Wanneer deze gegevens volledig en juist zijn, kennen zij aan het document een unieke administratieve referentiecode toe.

Zij zenden het elektronisch administratief document met de administratieve referentiecode aan de afzender toe.

4. In de in artikel 16, lid 1, onder a), i), ii) en iv), bedoelde gevallen zenden de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van verzending het elektronisch administratief document naar de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming, die het doorzenden naar de geadresseerde wanneer deze een erkend entrepothouder of een geregistreerde geadresseerde is.

Wanneer de accijnsgoederen bestemd zijn voor een erkend entrepothouder in de lidstaat van verzending, zenden de bevoegde autoriteiten van die lidstaat het elektronisch administratief document rechtstreeks naar hem.

5. In het in artikel 16, lid 1, onder a), iii), bedoelde geval zenden de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending het elektronisch administratief document naar de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de aangifte ten uitvoer is ingediend overeenkomstig artikel 161, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2913/92, hierna de "lidstaat van uitvoer" genoemd, indien dit een andere lidstaat dan de lidstaat van verzending is.

6. De afzender deelt de administratieve referentiecode mee aan de persoon die de goederen vergezelt.

De code moet gedurende de volledige looptijd van de overbrenging onder schorsing van accijns beschikbaar zijn.

7. De afzender mag het elektronisch administratief document annuleren zolang de overbrenging nog niet is aangevangen overeenkomstig artikel 19, lid 1.

8. De afzender mag de accijnsgoederen tijdens de overbrenging onder schorsing van accijns een nieuwe bestemming geven, die een van de in artikel 16, lid 1, onder a), i), ii) of iii), dan wel in voorkomend geval artikel 16, lid 2, bedoelde bestemmingen moet zijn.

Artikel 21

Wanneer de geadresseerde van energieproducten die onder schorsing van accijns over zee of via binnenwaterwegen worden overgebracht, nog niet definitief vaststaat wanneer de afzender het in artikel 20, lid 2, bedoelde voorlopig elektronisch administratief document indient, mogen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending toestaan dat de afzender de gegevens van de geadresseerde niet invult.

Zodra deze gegevens bekend zijn, dient de afzender ze aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending toe te zenden.

Artikel 22

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending mogen onder de door die lidstaat vastgestelde voorwaarden toestaan dat de afzender met behulp van het geautomatiseerde systeem een overbrenging van energieproducten onder schorsing van accijns opsplitst in twee of meer deeltransporten, mits de totale hoeveelheid accijnsgoederen ongewijzigd blijft.

De lidstaten mogen ook bepalen dat een dergelijke opsplitsing niet op hun grondgebied mag worden verricht.

Artikel 23

1. Bij ontvangst van accijnsgoederen op een van de in artikel 16, lid 1, onder a), i), ii) of iv), dan wel artikel 16, lid 2, bedoelde bestemmingen zendt de geadresseerde de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming onmiddellijk een bericht betreffende de ontvangst van de goederen, hierna "bericht van ontvangst" genoemd, met behulp van het geautomatiseerde systeem.

Deze autoriteiten verlenen de in artikel 11, lid 1, bedoelde geadresseerden alle bijstand die zij nodig hebben om een bericht van ontvangst met behulp van het geautomatiseerde systeem te kunnen indienen.

2. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming verrichten een elektronische controle van de volledigheid en de juistheid van de gegevens in het bericht van ontvangst, bevestigen de geadresseerde dat het bericht is geregistreerd, en zenden het aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending toe.

3. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending zenden het bericht van ontvangst door naar de afzender. Wanneer de plaats van verzending en de plaats van bestemming zich in dezelfde lidstaat bevinden, zenden de bevoegde autoriteiten van die lidstaat het bericht van ontvangst rechtstreeks naar de afzender.

Artikel 24

1. In het in artikel 16, lid 1, onder a), iii) bedoelde geval wordt een bericht opgesteld, hierna het "bericht van uitvoer" genoemd, door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van uitvoer op basis van de verklaring van het douanekantoor van uitgang als bedoeld in artikel 793, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2454/93 van de Commissie [22] of van het kantoor waar de formaliteiten als bedoeld in artikel 3, lid 2, van deze richtlijn zijn vervuld, ter bevestiging dat de accijnsgoederen het grondgebied van de Gemeenschap hebben verlaten.

2. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van uitvoer verrichten een elektronische controle van de volledigheid en de juistheid van de gegevens die voortvloeien uit de verklaring als bedoeld in lid 1 en zenden het bericht van uitvoer naar de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending, indien dit een andere lidstaat dan de lidstaat van uitvoer is.

3. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending zenden het bericht van uitvoer door naar de afzender.

Artikel 25

1. Het bericht van ontvangst of het bericht van uitvoer vormt het bewijs dat de overbrenging is beëindigd in overeenstemming met artikel 19, lid 2.

2. Als er geen bericht van ontvangst of bericht van uitvoer voorhanden is, daaronder begrepen de gevallen waarin het geautomatiseerde systeem onbeschikbaar is, mag de beëindiging van de overbrenging onder schorsing van accijns ook op alternatieve wijze worden aangetoond middels een visum, opgesteld op basis van afdoend bewijs, van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming dat de verzonden accijnsgoederen de opgegeven bestemming hebben bereikt of, in het in artikel 16, lid 1, onder a), iii), bedoelde geval, middels een visum van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het douanekantoor van uitgang zich bevindt, dat de accijnsgoederen het grondgebied van de Gemeenschap hebben verlaten.

Voor de toepassing van de eerste alinea geldt een document dat door de geadresseerde wordt ingediend en dezelfde gegevens als het bericht van ontvangst bevat, als afdoend bewijs.

Artikel 26

1. Wanneer het geautomatiseerde systeem onbeschikbaar is, mag een erkende entrepothouder of geregistreerde afzender met een overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns aanvangen onder de volgende voorwaarden:

a) de goederen gaan vergezeld van een papieren document met dezelfde gegevens als het in artikel 20, lid 2, bedoelde voorlopig elektronisch administratief document;

b) de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending worden van de overbrenging in kennis gesteld op het tijdstip van verzending.

Wanneer het systeem opnieuw beschikbaar wordt, dient de afzender onmiddellijk een voorlopig elektronisch administratief document in. Dit document vervangt het in de eerste alinea, onder a), bedoelde papieren document zodra het overeenkomstig artikel 20, lid 3, is opgesteld, en de procedure betreffende het elektronisch administratief document wordt van toepassing.

Totdat het elektronisch administratief document overeenkomstig artikel 20, lid 3, is opgesteld, wordt de overbrenging geacht plaats te vinden onder schorsing van accijns onder dekking van het papieren document.

2. Wanneer het geautomatiseerde systeem onbeschikbaar is, mag een erkende entrepothouder of geregistreerde afzender de in artikel 20, lid 8, of artikel 22 bedoelde informatie met behulp van andere communicatiemiddelen verstrekken. Hij stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending in kennis van de wijziging van de bestemming of van de opsplitsing in deeltransporten op het tijdstip dat deze wordt doorgevoerd.

De tweede alinea van lid 1 is van overeenkomstige toepassing.

Totdat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending de noodzakelijke elektronische controle hebben verricht en het overeenkomstige elektronisch adminstratief document naar de afzender hebben gezonden, worden de overbrenging of de deeltransporten in kwestie geacht plaats te vinden onder schorsing van accijns onder dekking van de overeenkomstig de eerste alinea verstrekte informatie.

3. De Commissie kan overeenkomstig de in artikel 40, lid 2, bedoelde procedure de regels en procedures vaststellen voor de gevallen waarin het geautomatiseerde systeem onbeschikbaar is.

Artikel 27

De Commissie neemt overeenkomstig de in artikel 40, lid 2, bedoelde procedure maatregelen voor de vaststelling van:

(1) de structuur en de inhoud van de berichten die ten behoeve van de artikelen 20 tot en met 24 moeten worden uitgewisseld bij een overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns tussen de betrokken personen en bevoegde autoriteiten alsook tussen de bevoegde autoriteiten onderling;

(2) de regels en procedures voor de uitwisseling van de onder 1) bedoelde berichten.

Afdeling 3vereenvoudigde procedures

Artikel 28

De lidstaten mogen vereenvoudigde procedures vaststellen voor overbrengingen onder schorsing van accijns die uitsluitend over hun grondgebied verlopen.

Artikel 29

De betrokken lidstaten mogen bij overeenkomst vereenvoudigde procedures vaststellen voor de volgende overbrengingen onder schorsing van accijns:

(1) frequente en regelmatige overbrengingen tussen bepaalde marktdeelnemers in twee of meer lidstaten;

(2) frequente en regelmatige overbrengingen tussen bepaalde marktdeelnemers binnen een lidstaat via een andere lidstaat;

(3) overbrengingen via vaste pijpleidingen tussen twee of meer lidstaten.

HOOFDSTUK VOverbrenging en belastingheffing van accijnsgoederen na uitslag tot verbruik

Afdeling 1verkrijging door particulieren

Artikel 30

1. De accijns ter zake van door particulieren voor eigen behoeften verkregen en door henzelf naar een andere lidstaat vervoerde accijnsgoederen wordt uitsluitend geheven in de lidstaat van verkrijging.

De eerste alinea is ook van toepassing op door particulieren verkregen accijnsgoederen, met uitzondering van tabaksfabrikaten, die voor hun rekening worden vervoerd.

De accijns wordt eveneens geheven in de lidstaat van verkrijging wanneer de accijnsgoederen zonder tegenprestatie, zij het direct of indirect, door een particulier naar een andere particulier worden verzonden.

2. Om vast te stellen of de in lid 1 bedoelde accijnsgoederen voor eigen behoeften bestemd zijn, houden de lidstaten rekening met ten minste de volgende elementen:

a) de commerciële status en de beweegredenen van degene die de accijnsgoederen voorhanden heeft;

b) de plaats waar de accijnsgoederen zich bevinden of, in voorkomend geval, de gebruikte wijze van vervoer;

c) elk document betreffende de accijnsgoederen;

d) de aard van de accijnsgoederen;

e) de hoeveelheid accijnsgoederen.

Afdeling 2voorhanden hebben in een andere lidstaat

Artikel 31

1. Indien in een lidstaat reeds tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen in een andere lidstaat voor commerciële doeleinden voorhanden worden gehouden, wordt de accijns verschuldigd in laatstgenoemde lidstaat.

Als commerciële doeleinden worden aangemerkt alle andere doeleinden dan de eigen behoeften van particulieren, zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 30, lid 2.

In de in artikel 30, lid 1, bedoelde gevallen waarin tabaksfabrikaten niet door de betrokken particulieren zelf worden vervoerd, worden deze geacht voor commerciële doeleinden voorhanden te worden gehouden.

2. Onverminderd artikel 36 worden in een lidstaat reeds tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen die binnen de Gemeenschap worden overgebracht, niet geacht voor commerciële doeleinden voorhanden te worden gehouden totdat zij de lidstaat van bestemming hebben bereikt, op voorwaarde dat de overbrenging geschiedt overeenkomstig de in artikel 32, lid 3, onder a), b) en c), of de in artikel 34, lid 4, onder a), b) en c), al naar gelang van het geval, voorgeschreven formaliteiten.

3. De accijnsgoederen die aan boord van een schip of luchtvaartuig dat een verbinding tussen twee lidstaten verzorgt, voorhanden worden gehouden maar die niet beschikbaar zijn voor de verkoop wanneer dit schip of luchtvaartuig zich op het grondgebied van een van deze lidstaten bevindt, worden niet geacht in die lidstaat voor commerciële doeleinden voorhanden te worden gehouden.

4. De accijns in de lidstaat waar de uitslag tot verbruik heeft plaatsgevonden, wordt teruggegeven of kwijtgescholden wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming hebben vastgesteld dat de accijns verschuldigd is geworden.

Artikel 32

1. In de situatie als bedoeld in de eerste alinea van artikel 31, lid 1, is de tot voldoening van de accijns gehouden persoon de persoon die de accijnsgoederen voorhanden heeft of voor wiens rekening de goederen voorhanden worden gehouden.

Wanneer evenwel de accijnsgoederen voorhanden worden gehouden met het oog op de levering aan een bedrijf of publiekrechtelijk lichaam dat is gevestigd in de lidstaat waar zij voorhanden worden gehouden, is dit bedrijf of lichaam de tot voldoening van de accijns gehouden persoon.

In het in de tweede alinea bedoelde geval staan de bevoegde autoriteiten toe dat de verkoper, op zijn verzoek, in de plaats treedt van het betrokken bedrijf of publiekrechtelijk lichaam als de tot voldoening van de accijns gehouden persoon, op voorwaarde dat hij de voorschriften van artikel 34, lid 4, in acht neemt.

2. Wanneer de persoon die de accijnsgoederen voorhanden heeft of voor wiens rekening zij voorhanden worden gehouden, niet is gevestigd in de lidstaat waar zij voorhanden worden gehouden, moet hij de voorschriften van artikel 34, lid 4, in acht nemen.

3. In andere dan de in lid 1, derde alinea, en de in lid 2 bedoelde gevallen dient de tot voldoening van de accijns gehouden persoon het volgende te doen:

a) voorafgaand aan de verzending van de goederen aangifte doen bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming en zekerheid stellen voor de betaling van de accijns;

b) er zorg voor dragen dat de goederen, wanneer zij van de ene naar de andere lidstaat worden overgebracht, vergezeld gaan van een document, hierna het "geleidedocument" genoemd;

c) de accijns van de lidstaat van bestemming voldoen op de door die lidstaat vastgestelde wijze;

d) de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming toelaten controle te verrichten zodat zij zich kunnen vergewissen van de daadwerkelijke ontvangst van de accijnsgoederen en van de betaling van de verschuldigde accijns.

4. De Commissie neemt overeenkomstig de in artikel 40, lid 2, bedoelde procedure maatregelen aan tot vaststelling van de vorm en de inhoud van het geleidedocument.

Artikel 33

1. Wanneer in een lidstaat reeds tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen naar een in die lidstaat gelegen bestemming moeten worden overgebracht via het grondgebied van een andere lidstaat, gelden de volgende voorschriften:

a) de overbrenging geschiedt onder dekking van het geleidedocument en volgt een passend traject;

b) voorafgaand aan de verzending van de accijnsgoederen doet de afzender aangifte bij de bevoegde autoriteiten van de plaats van vertrek;

c) de geadresseerde bevestigt de ontvangst van de goederen volgens de voorschriften van de bevoegde belastingautoriteiten van de plaats van bestemming;

d) de afzender en de geadresseerde laten hun respectieve belastingautoriteiten toe controle te verrichten zodat zij zich kunnen vergewissen van de daadwerkelijke ontvangst van de goederen.

2. Bij veelvuldige en regelmatige overbrengingen van accijnsgoederen onder de in lid 1 genoemde voorwaarden mogen de lidstaten via bilaterale administratieve akkoorden een vereenvoudigde procedure toestaan.

Afdeling 3afstandsverkopen

Artikel 34

1. In een lidstaat reeds tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen die worden gekocht door personen die als particulier handelen en die direct of indirect door de verkoper of voor diens rekening worden verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat, worden aan de accijns onderworpen in de lidstaat van bestemming.

2. In het in lid 1 bedoelde geval wordt de accijns verschuldigd op het tijdstip van levering van de accijnsgoederen.

3. De accijns in de lidstaat van bestemming wordt verschuldigd door de verkoper.

4. De verkoper dient de volgende voorschriften in acht te nemen:

a) zijn identiteit moet de belastingautoriteiten van de lidstaat van verzending van de accijnsgoederen bekend zijn;

b) voorafgaand aan de verzending van de accijnsgoederen stelt hij bij een door de lidstaat van bestemming speciaal voor afstandsverkopen aangewezen belastingkantoor zekerheid voor de betaling van de accijns;

c) hij vermeldt op de handelsbescheiden die de zendingen van accijnsgoederen vergezellen, het in de derde alinea van lid 5 bedoelde identificatienummer;

d) na afloop van een door elke lidstaat vast te stellen tijdvak doet hij het onder b) bedoelde belastingkantoor opgave van de in dat tijdvak geleverde hoeveelheden accijnsgoederen.

5. De lidstaat van bestemming stelt de wijze van berekening van de in lid 4, onder b), bedoelde zekerheid vast.

Bij het stellen van de zekerheid dient de verkoper het in lid 4, onder a), bedoelde identificatiedocument over te leggen.

De lidstaat van bestemming kent hem vervolgens een identificatienummer toe.

6. De in lid 4, onder d), bedoelde opgave wordt geviseerd door de in lid 4, onder a), bedoelde belastingautoriteiten en gaat in voorkomend geval vergezeld van de door de lidstaat van bestemming gevraagde administratieve documenten en handelsbescheiden.

De accijns wordt betaald volgens de procedure die door de lidstaat van bestemming wordt vastgesteld.

7. In het in lid 1 bedoelde geval wordt de accijns in de eerste lidstaat teruggegeven of kwijtgescholden, op verzoek van de verkoper, wanneer deze de voorschriften van lid 4 in acht heeft genomen.

Wanneer de verkoper een erkend entrepothouder is, mogen de lidstaten bepalen dat de teruggaaf- of kwijtscheldingsprocedure wordt vereenvoudigd.

8. De Commissie stelt overeenkomstig de in artikel 40, lid 2, bedoelde procedure de vorm en de inhoud van de in lid 4, onder a) en d), bedoelde documenten vast en bepaalt welke gegevens moeten worden vermeld op de onder c) van dat lid bedoelde handelsbescheiden.

Afdeling 4vernietiging en verlies

Artikel 35

Wanneer accijnsgoederen zijn onderworpen aan de accijns op basis van artikel 31, lid 1, eerste alinea, of artikel 34, lid 1, is de accijns niet verschuldigd ter zake van accijnsgoederen die algeheel vernietigd zijn of onherstelbaar verloren zijn gegaan.

De tweede en derde alinea van artikel 7, lid 4, zijn van overeenkomstige toepassing op deze goederen.

De overeenkomstig artikel 32, lid 3, onder a), of artikel 34, lid 4, onder b), gestelde zekerheid wordt volledig of gedeeltelijk vrijgegeven.

Afdeling 5onregelmatigheden tijdens de overbrenging van accijnsgoederen

Artikel 36

1. Wanneer overeenkomstig artikel 31, lid 2, overgebrachte accijnsgoederen de lidstaat van bestemming niet bereiken, wordt de accijns overeenkomstig de eerste alinea van artikel 31, lid 1, verschuldigd in de lidstaat waar de overbrenging in kwestie is geëindigd of waar de goederen aan de overbrenging zijn onttrokken.

De accijns moet worden voldaan door de persoon die overeenkomstig artikel 32, lid 3, onder a), of artikel 34, lid 4, onder b), zekerheid voor de betaling heeft gesteld.

Zodra het bewijs is geleverd dat de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat hebben vastgesteld dat de accijns verschuldigd is, gaat de lidstaat van uitslag tot verbruik over tot teruggaaf of kwijtschelding van de accijns; de lidstaat van bestemming geeft de overeenkomstig artikel 32, lid 3, onder a), of artikel 34, lid 4, onder b), gestelde zekerheid vrij.

Wanneer de overbrenging eindigt of de goederen eraan worden onttrokken in de lidstaat van uitslag tot verbruik, geeft de lidstaat van bestemming de overeenkomstig artikel 32, lid 3, onder a), of artikel 34, lid 4, onder b), gestelde zekerheid vrij.

2. Wanneer niet kan worden vastgesteld waar de in lid 1 bedoelde overbrenging is geëindigd of waar de goederen eraan zijn onttrokken, wordt die omstandigheid, hierna "de onregelmatigheid" genoemd, geacht te hebben plaatsgevonden in de lidstaat van uitslag tot verbruik.

Wanneer evenwel vóór het verstrijken van een termijn van drie jaar vanaf de datum van verzending van de goederen wordt vastgesteld in welke lidstaat de onregelmatigheid heeft plaatsgevonden, stelt deze lidstaat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van uitslag tot verbruik daarvan in kennis.

Zodra het bewijs is geleverd van de inning van de accijns door de andere lidstaat, gaat de lidstaat van uitslag tot verbruik over tot kwijtschelding of teruggaaf van de door hem geheven of geïnde accijns.

3. Voor de toepassing van dit artikel wordt de onregelmatigheid, wanneer niet bekend is wanneer deze heeft plaatsgevonden, geacht te hebben plaatsgevonden op het tijdstip van verzending van de accijnsgoederen.

HOOFDSTUK VIDiversen

Afdeling 1merktekens

Artikel 37

1. Onverminderd artikel 7, lid 1, mogen de lidstaten bepalen dat accijnsgoederen voorzien moeten zijn van fiscale merktekens of nationale herkenningstekens die voor belastingdoeleinden worden gebruikt, wanneer deze op hun grondgebied tot verbruik worden uitgeslagen of wanneer deze, in de in artikel 31, lid 1, eerste alinea, en artikel 34, lid 1, bedoelde gevallen, hun grondgebied binnenkomen.

2. Elke lidstaat die het gebruik van de in lid 1 bedoelde fiscale merktekens of nationale herkenningstekens vereist, moet deze ter beschikking stellen van de erkende entrepothouders van de andere lidstaten.

3. Onverminderd de bepalingen die de lidstaten mogen vaststellen om de correcte toepassing van dit artikel te garanderen en elke vorm van fraude, ontduiking of misbruik te voorkomen, zorgen zij ervoor dat deze tekens geen belemmeringen voor het vrije verkeer van accijnsgoederen doen ontstaan.

Wanneer deze tekens op accijnsgoederen zijn aangebracht, moet de lidstaat die ze heeft afgegeven, alle betaalde of als zekerheid gestelde bedragen voor het verkrijgen van deze tekens teruggeven of vrijgeven, wanneer de accijns in een andere lidstaat verschuldigd is geworden en daar werd geïnd.

4. De in lid 1 bedoelde fiscale merktekens of herkenningstekens zijn uitsluitend geldig in de lidstaat die ze heeft afgegeven. De lidstaten mogen echter overgaan tot wederzijdse erkenning van deze tekens.

Afdeling 2Kleine wijnproducenten

Artikel 38

1. De lidstaten mogen kleine wijnproducenten ontheffen van de in de hoofdstukken III en IV vastgestelde voorschriften en van de overige voorschriften in verband met overbrenging en controle. Wanneer deze kleine producenten zelf intracommunautaire handelingen verrichten, stellen zij hun desbetreffende autoriteiten daarvan in kennis en nemen zij de bij Verordening (EG) nr. 884/2001 van de Commissie [23] vastgestelde voorschriften in acht.

2. Onder kleine wijnproducenten worden personen verstaan die gemiddeld minder dan 1 000 hl wijn per jaar produceren.

3. Wanneer kleine wijnproducenten ontheffing hebben gekregen overeenkomstig lid 1, stelt de geadresseerde de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming in kennis van door hem ontvangen wijnleveringen door middel van het bij Verordening (EG) nr. 884/2001 voorgeschreven document of een verwijzing daarnaar.

Afdeling 3bevoorrading van schepen en luchtvaartuigen

Artikel 39

Totdat de Raad communautaire bepalingen betreffende de bevoorrading van schepen en luchtvaartuigen aanneemt, mogen de lidstaten hun nationale voorschriften ter zake handhaven.

HOOFDSTUK VIISlotbepalingen

Artikel 40

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité, het "Accijnscomité" genoemd.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

Artikel 41

Naast de uitoefening van de in artikel 40 bedoelde taken is het Accijnscomité ook belast met het onderzoek van de kwesties die door de voorzitter worden voorgelegd op diens eigen initiatief of op verzoek van de vertegenwoordiger van een lidstaat, en die betrekking hebben op de toepassing van de communautaire accijnsbepalingen.

Artikel 42

Richtlijn 92/12/EEG wordt ingetrokken met ingang van [1 april 2009].

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de in de bijlage opgenomen concordantietabel.

Artikel 43

Tot [31 december 2009] mogen de lidstaten van verzending blijven toestaan dat overbrengingen van accijnsgoederen onder schorsing van accijns aanvangen overeenkomstig de in artikel 15, lid 6, en artikel 18 van Richtlijn 92/12/EEG vastgestelde formaliteiten.

Ter zake van dergelijke overbrengingen en de zuivering ervan gelden de in de eerste alinea bedoelde bepalingen alsook artikel 15, leden 4 en 5, en artikel 19 van Richtlijn 92/12/EEG. Artikel 15, lid 4, van die richtlijn is van toepassing op alle overeenkomstig artikel 17, lid 1, van onderhavige richtlijn aangewezen zekerheidstellers.

De artikelen 20 tot en met 26 van deze richtlijn zijn niet van toepassing op dergelijke overbrengingen.

Artikel 44

1. De lidstaten dragen zorg voor vaststelling en bekendmaking uiterlijk op [28 februari 2009] van de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie die bepalingen onverwijld mede, alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen toe vanaf [1 april 2009].

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 45

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Artikel 46

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, …

Voor de Raad

De voorzitter

BIJLAGE

Concordantietabel 1: Richtlijn 92/12/EEG > nieuwe richtlijn |

Artikel Richtlijn 92/12/EEG | Nieuw artikel | Artikel Richtlijn 92/12/EEG | Nieuw artikel |

1 | 1 | 15, lid 6 | 21 |

2 | 5, 6 | 16 | 18 |

3, lid1 | 1 | 17 | - |

3, lid 2 | 2, lid 2 | 18, lid 1 | 20, lid 1 en 2, 27 |

3, lid 3 | 2, lid 3 | 18, lid 2 tot en met 6 | - |

4 | 4 | 19 | 20, lid 3 tot en met 5, 23, 24, 29 |

5, lid 1 | 2, lid 1, 7, lid 2 | 20 | 9 |

5, lid 2 | 7, lid 2 | 21 | 37 |

5, lid 3 | - | 22, lid 1 en 2 | 10 |

22, lid 3 | 31, lid 4 |

22, lid 4 | 34, lid 7 |

22, lid 5 | - |

6, lid 1 | 7, lid 1 en 2 | 23, lid 1 | 11 |

23, lid 1bis | 12 |

23, lid 2 | - |

6, lid 2 | 8 | 23, lid 3 | - |

7 | 31, 32, 33 | 23, lid 4 | - |

8 | 30 | 23, lid 5 | 39 |

9 | 30 | 24 | 40, 41 |

10 | 34 | 25 | - |

11 | 14, lid 1 en 2 | 26 | - |

12 | 15, lid 1 | 26 bis | - |

13 | 15, lid 2 | 27 | - |

14 | 7, lid 4 en 5 | 28 | - |

15, lid 1 | 16, lid 1 en 3 | 29 | 38 |

15, lid 2 | - | 30 | - |

15, lid 3 | 17 | 30 bis | - |

15, lid 4 | 19, lid 2 | 31 | 44, 45 |

15, lid 5 | 20, lid 8 | 32 | 46 |

.

Concordantietabel 2: Nieuwe richtlijn > Richtlijn 92/12/EEG |

Nieuw artikel | Artikel Richtlijn 92/12/EEG | Nieuw artikel | Artikel Richtlijn 92/12/EEG |

1 | 1, 3, lid 1 | 21 | 15, lid 6 |

2, lid 1 tot en met 3 | 5, lid 1, 3, lid 2 en 3 | 22 | Nieuw |

3 | Nieuw | 23 | 19 |

4 | 4 | 24 | 19 |

5, 6 | 2 | 25 | Nieuw |

7, lid 1 en 2 | 6, lid 1, 5, lid 1 en 2 | 26 | Nieuw |

7, lid 3 | Nieuw | 27 | 18, lid 1 |

7, lid 4 en 5 | 14 | 28 | Nieuw |

8 | 6, lid 2 | 29 | 19, lid 2 |

9 | 20 | 30 | 8, 9 |

10 | 22, lid 1 en 2 | 31, 32, 33 | 7 |

31, lid 4 | 22, lid 3 |

34, lid 7 | 22, lid 4 |

11 | 23, lid 1 | 34 | 10 |

12 | 23, lid 1 bis |

13 | Nieuw | 35 | Nieuw (COM/2004/227) |

14 | 11 | 36 | Nieuw (COM/2004/227) |

15 | 12, 13 | 37 | 21 |

16, lid 1 en 3 | 15, lid 1 | 38 | 29 |

16, lid 2 | Nieuw |

17 | 15, lid 3 | 39 | 23, lid 5 |

18 | 16 | 40 | 24, lid 1 tot en met 3 |

19, lid 1 | Nieuw | 41 | 24, lid 4 |

19, lid 2 | 15, lid 4 | 42 | Nieuw |

20, lid 1 en 2 | 18, lid 1 | 43 | Nieuw |

20, lid 3 tot en met 5 | 19 | 44 | 31 |

20, lid 6 en 7 | Nieuw | 45 | 31 |

20, lid 8 | 15, lid 5 | 46 | 32 |

[1] PB L 76 van 23.3.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/106/EG(PB L 359 van 4.12.2004, blz. 30).

[2] PB L 162 van 1.7.2003, blz. 5.

[3] PB C 122 van 30.4.2004, blz. 44.

[4] PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/75/EG(PB L 157 van 30.4.2004, blz. 100).

[5] PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

[6] PB L 359 van 4.12.2004, blz. 1.

[7] PB L 276 van 19.9.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1792/2006 (PB L 362 van 20.12.2006, blz. 1).

[8] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

[9] PB C […] van […], blz. […].

[10] PB C […] van […], blz. […].

[11] PB C […] van […], blz. […].

[12] PB L 76 van 23.3.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/106/EG(PB L 359 van 4.12.2004, blz. 30).

[13] PB L 316 van 31.10.1992, blz. 21. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2005.

[14] PB L 316 van 31.10.1992, blz. 29.

[15] PB L 291 van 6.12.1995, blz. 40. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/10/EG (PB L 46 van 16.2.2002, blz. 26).

[16] PB L 316 van 31.10.1992, blz. 8. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/117/EG (PB L 333 van 20.12.2003, blz. 49).

[17] PB L 316 van 31.10.1992, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/117/EG.

[18] PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/75/EG(PB L 157 van 30.4.2004, blz. 100).

[19] PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006(PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

[20] PB L 162 van 1.7.2003, blz. 5.

[21] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG(PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

[22] PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

[23] PB L 128 van 10.5.2001, blz. 23.

Top