EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008PC0037

Voorstel voor een richtlijn EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de wederzijdse erkenning van scheepsattesten voor binnenschepen (gecodificeerde versie)

/* COM/2008/0037 def. - COD 2008/0021 */

52008PC0037

Voorstel voor een richtlijn EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de wederzijdse erkenning van scheepsattesten voor binnenschepen (gecodificeerde versie) /* COM/2008/0037 def. - COD 2008/0021 */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 30.1.2008

COM(2008) 37 definitief

2008/0021 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake de wederzijdse erkenning van scheepsattesten voor binnenschepen (gecodificeerde versie)

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. In de context van een Europa van de burgers hecht de Commissie groot belang aan het vereenvoudigen en verduidelijken van het Gemeenschapsrecht om het duidelijker en toegankelijker te maken voor de gewone burger, zodat deze nieuwe mogelijkheden krijgt en in staat wordt gesteld gebruik te maken van de specifieke rechten die hij aan het Gemeenschapsrecht kan ontlenen.

Dit doel kan niet worden verwezenlijkt zolang talloze bepalingen die meermaals en vaak ingrijpend zijn gewijzigd, gedeeltelijk in het oorspronkelijke besluit en gedeeltelijk in de latere wijzigingsbesluiten te vinden zijn. Om dan na te gaan wat de geldende regels zijn, is veel zoekwerk vereist, waarbij een groot aantal besluiten moet worden vergeleken.

Codificatie van meermaals gewijzigde regels is dan ook van essentieel belang om het Gemeenschapsrecht duidelijk en doorzichtig te maken.

2. Bij haar besluit van 1 april 1987[1] heeft de Commissie daarom haar diensten opgedragen alle wetgevingbesluiten na maximaal tien wijzigingen te codificeren , waarbij zij erop wijst dat dit een minimumregel is en dat haar diensten ter wille van de duidelijkheid en het juiste begrip van de communautaire wetgeving ernaar zouden moeten streven de teksten waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen, met nog kortere tussenpozen te codificeren.

3. De conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Edinburgh (december 1992) hebben dit bevestigd[2] en het belang van codificatie onderstreept, omdat daarmee rechtszekerheid wordt verschaft omtrent de vraag welke wet op een gegeven moment op een bepaald onderwerp van toepassing is.

Bij codificatie moet het normale wetgevingsproces van de Gemeenschap volledig in acht worden genomen.

Aangezien bij codificatie geen inhoudelijke wijzigingen in de betrokken wetteksten mogen worden aangebracht, zijn het Europees Parlement, de Raad en de Commissie bij Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 een versnelde werkmethode voor de codificatie van wetteksten overeengekomen.

4. Dit voorstel beoogt de codificatie van Richtlijn 76/135/EEG van de Raad van 20 januari 1976 inzake de wederzijdse erkenning van scheepsattesten voor binnenschepen[3]. De nieuwe richtlijn vervangt de verschillende besluiten die erin zijn verwerkt[4]; dit voorstel laat de inhoud van de besluiten die worden gecodificeerd onverlet en beperkt zich er derhalve toe deze samen te voegen en daarin slechts de formele wijzigingen aan te brengen die voor de codificatie zelf vereist zijn.

5. Dit voorstel voor een codificatie is opgesteld op basis van een voorafgaande consolidatie , in alle officiële talen, van Richtlijn 76/135/EEG en het besluit tot wijziging daarvan, met behulp van een gegevensverwerkingssysteem van het Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen. Voorzover de artikelen zijn vernummerd, is het verband tussen de oude en de nieuwe nummering weergegeven in een concordantietabel die is opgenomen in bijlage III bij de gecodificeerde richtlijn.

ê 76/135/EEG (aangepast)

2008/0021 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake de wederzijdse erkenning van scheepsattesten voor binnenschepen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel Ö 71 Õ,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[5],

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s[6],

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag[7],

Overwegende hetgeen volgt:

ê

1. Richtlijn 76/135/EEG van de Raad van 20 januari 1976 inzake de wederzijdse erkenning van scheepsattesten voor binnenschepen[8] is ingrijpend gewijzigd[9]. Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

ê 76/135/EEG overweging 1 (aangepast)

2. Het is ter verbetering van de veiligheid in de binnenvaart in de Gemeenschap nuttig over te gaan tot wederzijdse erkenning van scheepsattesten voor binnenschepen.

ê 76/135/EEG overweging 2

3. Er dient te worden vastgesteld onder welke omstandigheden en op welke voorwaarden de lidstaten de vaart van een schip mogen onderbreken.

ê 2006/87/EG overweging 10 (aangepast)

4. Het is noodzakelijk dat de in Ö deze Õ richtlijn vervatte maatregelen van toepassing Ö zijn Õ op vaartuigen die niet onder Ö Richtlijn 2006/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen en tot intrekking van Richtlijn 82/714/EEG van de Raad[10] Õ vallen.

ê

5. Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

ê 76/135/EEG (aangepast)

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Ö Overeenkomstig artikel 21 van Richtlijn 2006/87/EG is Õ deze richtlijn van toepassing op schepen Ö die worden gebruikt voor vrachtvervoer op binnenwateren met een draagvermogen van 20 ton of meer: Õ

Ö a) met een lengte van minder dan 20 meter; of Õ

Ö b) waarvan het product lengte (L) x breedte (B) x diepte (D), minder dan 100 m3 bedraagt. Õ

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bepalingen van het Reglement betreffende het onderzoek van vaartuigen die de Rijn bevaren, noch aan die van het Reglement voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijn (ADNR).

ê 76/135/EEG

Artikel 2

1. De lidstaten stellen, voor zover nodig, de procedures vast die noodzakelijk zijn voor het afgeven van de scheepsattesten.

Het staat een lidstaat evenwel vrij om deze richtlijn niet toe te passen op schepen die de binnenwateren van zijn grondgebied niet verlaten.

2. Het scheepsattest wordt afgegeven door de lidstaat waarin het vaartuig is geregistreerd of zijn thuishaven heeft of, bij gebreke daarvan, door de lidstaat waarin de eigenaar van het vaartuig zijn woonplaats heeft. Elke lidstaat kan een andere lidstaat verzoeken scheepsattesten af te geven voor vaartuigen die door zijn eigen onderdanen worden geëxploiteerd. De lidstaten kunnen hun bevoegdheden overdragen aan erkende instanties.

ê 76/135/EEG (aangepast)

3. De scheepsattesten moeten zijn gesteld in een Ö van de officiële talen Õ van de Gemeenschap en moeten ten minste de in bijlage Ö I Õvermelde gegevens bevatten en het in die bijlage aangegeven nummeringssysteem gebruiken.

ê 76/135/EEG

Artikel 3

1. Behoudens het bepaalde in de leden 3 tot en met 6 erkent iedere lidstaat voor de vaart op zijn binnenwateren een door een andere lidstaat overeenkomstig artikel 2 afgegeven scheepsattest alsof hij het zelf had afgegeven.

2. Lid 1 is slechts van toepassing voor zover een scheepsattest niet meer dan vijf jaar tevoren is afgegeven of verlengd, en de geldigheidsduur niet verstreken is.

Het certificaat dat is afgegeven uit hoofde van het Reglement betreffende het onderzoek van vaartuigen die de Rijn bevaren, wordt gedurende zijn gehele geldigheidsduur aanvaard als bewijs in de zin van de leden 3 en 5.

3. De lidstaten kunnen verlangen dat wordt voldaan aan de technische eisen die zijn vastgelegd in het Reglement betreffende het onderzoek van vaartuigen die de Rijn bevaren. Als bewijs hiervoor kunnen zij het in lid 2, tweede alinea, bedoelde certificaat verlangen.

4. Indien de schepen gevaarlijke stoffen in de zin van het ADNR vervoeren, kunnen de lidstaten verlangen dat wordt voldaan aan de eisen welke in het ADNR zijn vastgelegd. Als bewijs hiervoor kunnen de lidstaten het uit hoofde van het ADNR afgegeven certificaat van goedkeuring verlangen.

5. Schepen die voldoen aan de eisen, gesteld in het Reglement van onderzoek van vaartuigen die de Rijn bevaren, worden toegelaten tot het verkeer op alle binnenwateren in de Gemeenschap. Het bewijs dat aan deze eisen is voldaan, kan met het in lid 2, tweede alinea, bedoelde certificaat worden geleverd.

De speciale voorwaarden voor het vervoer van gevaarlijke stoffen worden op alle waterwegen van de Gemeenschap geacht te zijn vervuld, wanneer de schepen voldoen aan de eisen welke in het ADNR zijn vastgelegd. Het bewijs dat aan deze eisen wordt voldaan, wordt met het in lid 4 bedoelde certificaat van goedkeuring geleverd.

ê 76/135/EEG (aangepast)

6. De lidstaten kunnen verlangen dat op de waterwegen waar maritieme omstandigheden kunnen heersen, wordt voldaan aan aanvullende eisen die gelijkwaardig zijn aan die welke aan hun eigen schepen worden gesteld. De lidstaten doen de Commissie opgave van hun waterwegen waar maritieme omstandigheden kunnen heersen, waarvan de Commissie een lijst opstelt.

ê 76/135/EEG

Artikel 4

1. Iedere lidstaat kan de geldigheid van een door hem afgegeven scheepsattest schorsen.

2. Iedere lidstaat kan de vaart onderbreken van een schip dat bij inspectie in een zodanige staat blijkt te verkeren dat het een gevaar betekent voor zijn omgeving, totdat de geconstateerde gebreken zijn opgeheven. Hij kan dit eveneens doen wanneer bij de inspectie blijkt dat het schip of de uitrusting ervan niet voldoet aan de voorschriften van het scheepsattest dan wel van de andere in artikel 3 genoemde documenten.

ê 76/135/EEG (aangepast)

3. Een lidstaat die de vaart van een schip heeft onderbroken Ö , Õ of het voornemen te kennen heeft gegeven zulks te doen indien de geconstateerde gebreken niet worden opgeheven, stelt de bevoegde instanties van de lidstaat waarin het scheepsattest of de andere in artikel 3 genoemde documenten zijn afgegeven in kennis van de redenen van de beslissing die hij heeft genomen of voornemens is te nemen.

4. Elke beslissing tot onderbreking van de vaart krachtens de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde bepalingen wordt nauwkeurig gemotiveerd. Zij wordt ter kennis van de betrokkene gebracht met vermelding van de door de wetgeving van de lidstaten geboden mogelijkheden tot beroep en van de termijnen waarbinnen dit beroep kan worden aangetekend.

ê

Artikel 5

Richtlijn 76/135/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage II, deel A, genoemde richtlijn, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 6

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

ê 76/135/EEG art. 8

Artikel 7

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

ê 76/135/EEG bijlage (aangepast)

BIJLAGE I

Minimuminhoud van de attesten

Ö (bedoeld in artikel 2, lid 3) Õ

ê 76/135/EEG

Er zijn drie soorten gegevens:

I. verplicht: | zonder nadere aanduiding |

II. verplicht indien van toepassing: | (x) |

III. gewenst, doch niet verplicht: | (+) |

1. Naam van de overheidsinstantie of van de erkende instantie die het document afgeeft

2. a) Naam van het document

b) (+) Nummer van het document

3. Staat die het document afgeeft

4. Naam en woonplaats van de eigenaar van het schip

5. Naam van het schip

6. (x) Plaats en nummer van registratie

7. (x) Thuishaven

8. (+) Scheepstype

9. (+) Gebruik

10. Voornaamste kenmerken:

a) lengte over alles, in meter,

b) breedte over alles, in meter,

c) grootste diepgang, in meter.

11. (x) Draagvermogen in ton of waterverplaatsing in m3 bij grootste diepgang

12. (x) Gegevens betreffende de ijkmerken

13. (x) Toegestaan aantal passagiers

14. (x) Totaalvermogen van de voortstuwingswerktuigen in pk of kW

15. Minimumvrijboord in cm

16. a) De verklaring: Bovengenoemd schip is goedgekeurd voor de vaart

b) (x) Onder de volgende voorwaarden

c) (x) Vermelding van vaartbeperkingen

17. a) Afloopdatum

b) Datum van afgifte

18. Stempel en handtekening van de instantie die het attest afgeeft.

_____________

é

BIJLAGE II

Deel A

Ingetrokken richtlijn met de wijziging ervan(bedoeld in artikel 5)

Richtlijn 76/135/EEG van de Raad | (PB L 21 van 29.1.1976, blz. 10) |

Richtlijn 78/1016/EEG van de Raad | (PB L 349 van 13.12.1978, blz. 31) |

Deel B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht(bedoeld in artikel 5)

Richtlijn | Omzettingstermijn |

76/135/EEG | 19 januari 1977 |

78/1016/EEG | 24 november 1978 |

_____________

BIJLAGE III

Concordantietabel

Richtlijn 76/135/EEG | De onderhavige richtlijn |

Artikel 1, aanhef en punt a) | Artikel 1, eerste alinea, aanhef |

Artikel 1, punt b) | – |

– | Artikel 1, eerste alinea, punten a) en b) |

Artikel 1, slotzin | Artikel 1, tweede alinea |

Artikelen 2 - 4 | Artikelen 2 - 4 |

Artikel 5 | – |

Artikel 6 | – |

Artikel 7 | – |

– | Artikel 5 |

– | Artikel 6 |

Artikel 8 | Artikel 7 |

Bijlage | Bijlage I |

– | Bijlage II |

– | Bijlage III |

_____________

[1] COM(87) 868 PV.

[2] Zie bijlage 3 bij deel A van die conclusies.

[3] Uitgevoerd overeenkomstig de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Codificatie van het acquis communautaire, COM(2001) 645 def.

[4] Zie bijlage II, deel A, bij dit voorstel.

[5] PB C […] van […], blz. […].

[6] PB C […] van […], blz. […].

[7] PB C […] van […], blz. […].

[8] PB L 21 van 29.1.1976, blz. 10. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 78/1016/EEG (PB L 349 van 13.12.1978, blz. 31).

[9] Zie bijlage II, deel A.

[10] PB L 389 van 30.12.2006, blz. 1.

Top