This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52008DC0465
Communication from the Commission to the European Parliament, the Council and the European Economic and Social Committee - An Industrial Property Rights Strategy for Europe
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité - Een strategie inzake industriële-eigendomsrechten voor Europa
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité - Een strategie inzake industriële-eigendomsrechten voor Europa
/* COM/2008/0465 def. */
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité - Een strategie inzake industriële-eigendomsrechten voor Europa /* COM/2008/0465 def. */
[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN | Brussel, 16.7.2008 COM(2008) 465 definitief MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ Een strategie inzake industriële-eigendomsrechten voor Europa MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ Een strategie inzake industriële-eigendomsrechten voor Europa 1. INLEIDING Het intellectuele-eigendomsrecht beschermt immateriële eigendom. Wordt bijvoorbeeld een industrieproduct verkocht, dan is dat product zelf eigendom van de koper. Door de intellectuele-eigendomsrechten blijven de immateriële elementen van het product echter de eigendom van de ontwikkelaar of uitvinder van het product. Tot deze immateriële elementen behoren het idee of de uitvinding achter het product, of het symbool of de benaming waarmee het product zich onderscheidt van andere. Gewoonlijk worden intellectuele-eigendomsrechten verdeeld in twee hoofdcategorieën: industriële eigendom en auteursrechten. Deze mededeling beperkt zich tot de industriële-eigendomsrechten [1]. Octrooien en handelsmerken zijn de bekendste industriële-eigendomsrechten. Octrooien zijn exclusieve, in de tijd beperkte rechten die aan een uitvinder worden toegekend in ruil voor de bekendmaking van technische informatie over de uitvinding. De rechten in verband met handelsmerken, d.w.z. symbolen die de herkomst van goederen en diensten aangeven, hebben daarentegen geen maximumduur zolang ze in de handel worden gebruikt. Men kan echter alleen aanspraak maken op deze rechten door de betaling van een instandhoudingstaks. Er bestaan diverse soorten industriële-eigendomsrechten, waaronder minder bekende rechten, zoals industriële tekeningen en modellen, geografische aanduidingen en kweekrechten. Wat al deze rechten evenwel gemeen hebben is dat de houders ervan onrechtmatig gebruik van een immaterieel element met een potentieel commerciële waarde kunnen verhinderen, ongeacht of het gaat om een idee achter een innovatief product of procedé, dan wel om een aanduiding van de oorspronkelijke gebruiker. Europa heeft behoefte aan waterdichte industriële-eigendomsrechten om zijn innovaties te beschermen en concurrerend te blijven in de kennisgebaseerde wereldeconomie. Binnen de EU zijn de meeste geregistreerde industriële-eigendomsrechten op communautair niveau wettelijk beschermd. In afwachting van een akkoord over het Gemeenschapsoctrooi hebben bedrijven die mogelijkheid evenwel niet voor octrooien. Om in deze leemte te voorzien publiceerde de Commissie in april 2007 een mededeling[2] waarmee ze het debat rond het octrooisysteem in Europa nieuw leven wilde inblazen en de aanzet wilde geven tot de ontwikkeling van een Gemeenschapsoctrooi en een beter rechtssysteem inzake octrooien binnen de EU. De Commissie acht vooruitgang op dit gebied van essentieel belang en verklaart opnieuw voornemens te zijn zo snel mogelijk overeenstemming over deze voorstellen te bereiken. De mededeling van vorig jaar was een aanzet tot vooruitgang inzake de gemeenschapswetgeving rond octrooien. Terwijl er stappen worden gezet in de richting van oplossingen voor octrooien, staat in deze mededeling de ontwikkeling van een horizontale en geïntegreerde strategie voor alle industriële-eigendomsrechten centraal. Zij gaat niet in op de relatieve verdiensten van formele industriële-eigendomsrechten en alternatieve bedrijfsmodellen, zoals openbronsoftware of bedrijfsgeheimen, maar focust op de industriële-eigendomsrechten zelf. Zij analyseert bestaande initiatieven en reikt voorstellen aan om het systeem optimaal te laten functioneren in het licht van de uitdagingen waarmee Europa de komende jaren geconfronteerd zal worden. 2. DE UITDAGINGEN In het strategisch verslag over de hernieuwde Lissabon-strategie voor groei en werkgelegenheid merkte de Commissie investeringen in kennis en innovatie aan als een van de vier prioritaire gebieden voor gerichte acties in de periode 2008-2010[3]. De bescherming van intellectuele-eigendomsrechten is een cruciale randvoorwaarde voor innovatie, investeringen in O&O en de overdracht van kennis van het laboratorium naar de markt. Een duidelijke regeling voor intellectuele-eigendomsrechten is een essentiële voorwaarde voor de interne markt en om de "vijfde vrijheid", het vrije verkeer van kennis, tot een realiteit te maken. Dit kan in het kader van een breder beleid ook oplossingen helpen vinden voor steeds groter wordende wereldproblemen zoals de klimaatverandering, de vergrijzing en een mogelijke energiecrisis. 2.1. De economische en maatschappelijke voordelen van industriële-eigendomsrechten Eigendom, materieel of immaterieel, is van cruciaal belang voor de werking van een markteconomie. Industriële-eigendomsrechten zoals octrooien, tekeningen en modellen, en kweekrechten stimuleren nieuwe uitvindingen en andere vernieuwingen door voor een beperkte tijd een exclusief recht toe te kennen. Voor nieuwkomers wordt de markttoegang vergemakkelijkt omdat het dankzij industriële-eigendomsrechten eenvoudiger is om durfkapitaal aan te trekken en aan gevestigde ondernemingen productielicenties te verlenen. Merkenrechten zijn essentieel voor niet-vervalste concurrentie. Ze stellen de consument immers in staat om producten en diensten van ondernemingen te onderscheiden. Handelsmerken zijn een doeltreffend communicatiemiddel. Ze doen dienst als informatie- en reclamemedium en staan tegelijk symbool voor de ondernemingscapaciteit en het imago van de onderneming. Zonder concurrerende namaakproducten kan de producent zijn marktaandeel uitbreiden, de winstmarges verhogen en klanten aan zich binden. De voordelen van octrooirechten blijven niet beperkt tot de houder van de rechten; zij bevorderen immers de verspreiding van kennis. Hoewel ondernemingen marktaandeel kunnen verliezen door de octrooien van een concurrent, profiteren zij dankzij de openbaar gemaakte uitvindingen ook van nieuwe technologische mogelijkheden, waardoor minder tijd moet worden geïnvesteerd in reverse engineering . Dit kan aanleiding geven tot een positieve spiraal van innovatie, die op lange termijn het effect van hoge prijzen tijdens de periode van marktexclusiviteit in evenwicht brengt. Industriële eigendom kan zodoende een positief effect hebben op concurrentie wanneer deze gepaard gaat met de strikte toepassing van mededingingsregels om misbruik van rechten te voorkomen. Een voorbeeld van de concurrentiebevorderende effecten van industriële eigendom is de vorming van technologiepools[4] in octrooien door het beperken van de transactiekosten en het stellen van een bovengrens aan cumulatieve royalty’s. De oprichting van een pool maakt "one-stop"- licentiëring van de in de pool opgenomen technologieën mogelijk. Wanneer de licentienemers voortdurende service ontvangen met betrekking tot de toepassing van de in licentie gegeven technologie, kan gezamenlijke licentiëring en dienstverlening leiden tot een verdere vermindering van de kosten. Ondanks deze voordelen zijn industriële-eigendomsrechten geen doel op zich. Het beleid moet een evenwicht zoeken tussen de toekenning van een exclusief recht en de verspreiding van nieuwe producten en procedés om ervoor te zorgen dat industriële-eigendomsrechten economische en sociale voordelen blijven voortbrengen. 2.2. De veranderende innovatieomgeving In de op kennis gebaseerde wereldeconomie is het belang van innovatie als motor van concurrentievoordeel toegenomen. Europese ondernemingen kunnen niet langer hun concurrentievermogen van hun prijzen laten afhangen. In deze context vervullen het mkb en publieke onderzoeksorganisaties (POO), waaronder universiteiten, een steeds belangrijkere rol naarmate de licentiëring van industriële-eigendomsrechten belangrijker wordt. De Commissie heeft in de Lissabon-cyclus 2008-2010 nog meer nadruk gelegd op het belang van het mkb door nieuwe maatregelen voor te stellen in de Small Business Act voor Europa [5]. Bovendien werd het belang van kennisoverdracht tussen POO's en de private sector voor het stimuleren van het Europese concurrentievermogen onlangs opnieuw bevestigd in een aan de lidstaten gerichte aanbeveling van de Commissie. Deze aanbeveling omvat een code van goede praktijken voor POO's over het beheer van intellectuele eigendom[6] en bouwt voort op de oproep tot de vorming van een Europees kader voor kennisoverdracht[7]. De aanbeveling zal bijdragen tot gelijke concurrentievoorwaarden en transnationale kennisoverdracht helpen vergemakkelijken. Die kan ook worden verbeterd door een geharmoniseerde definitie en toepassing van de uitzondering voor onderzoek op de inbreuk op octrooien[8]. Aangezien voorts veel POO's steeds meer het karakter van een onderneming krijgen, bv. door licentiëringsactiviteiten of het creëren van spin-offs, zijn hun behoeften in toenemende mate vergelijkbaar met die van het mkb. Veel van de in deze mededeling geschetste maatregelen voor het mkb kunnen daarom ook van voordeel zijn voor onderzoeksinstellingen. Als essentieel onderdeel van het beheer van intellectuele activa vervullen industriële-eigendomsrechten een steeds belangrijkere rol in de globale bedrijfsstrategie van ondernemingen. De afgelopen jaren is de vraag naar octrooien, handelsmerken en andere geregistreerde rechten spectaculair toegenomen. Andere manieren om informatie zoals handelsgeheimen te vrijwaren, blijven net als tijdsvoorsprong op concurrenten evenwel belangrijk. Bovendien bestaan er in de ICT-sector zowel bedrijfsmodellen op basis van openbronsoftware als bedrijfsmodellen die zijn gebaseerd op eigendomsrechten. In een enquête die vorig jaar werd gehouden onder Europese bedrijfsleiders meende 53% van de bevraagden dat het gebruik van intellectuele-eigendomsrechten over twee jaar zeer belangrijk of zelfs cruciaal zal zijn voor hun bedrijfsmodel, terwijl slechts 35% van hen vondt dat dat op het moment van de enquête ook al het geval was[9]. Het toenemende belang van intellectuele activa in de waardecreatie staat echter in contrast met het gebrek aan een gestandaardiseerde behandeling van deze activa in de bedrijfsrapportage, wat de toegang van ondernemingen tot financiering kan belemmeren. Dit kan worden verholpen door toekomstige internationale ontwikkelingen op het gebied van verslagleggingssystemen voor immateriële goederen. 2.3. Een strategie voor industriële-eigendomsrechten voor Europa Internationaal overeengekomen beginselen voor de bescherming van industriële eigendom gaan terug tot de 19e eeuw[10]. Tegen het einde van de 20e eeuw werden minimumnormen opgenomen in de TRIP’s-Overeenkomst[11]. In de 21e eeuw moet een strategie inzake industriële-eigendomsrechten ervoor zorgen dat Europa de uitdagingen van de op kennis gebaseerde wereldeconomie het hoofd kan bieden. Het systeem van intellectuele-eigendomsrechten moet innovatie blijven stimuleren en bijdragen tot de tenuitvoerlegging van de algemene Lissabon-strategie. De Commissie heeft criteria vastgelegd om dit te bereiken. Een dergelijk systeem moet van hoge kwaliteit zijn, met strenge onderzoeksnormen; betaalbaar , waarbij een evenwicht wordt gezocht tussen kosten enerzijds en kwaliteit en rechtszekerheid anderzijds; consequent , met een gemeenschappelijke interpretatie van wetten en geharmoniseerde gerechtelijke procedures. Het systeem moet bovendien een evenwicht vinden tussen de beloning voor een waardevolle intellectuele creatie en het waarborgen van een vlotte verspreiding van ideeën en vernieuwing[12]. Voor een aantal industriële-eigendomsrechten bestaat reeds een regelgevingskader op EU-niveau, maar voor octrooien is de situatie helemaal anders. Het is duidelijk dat de betaalbaarheid, de samenhang en het evenwicht tussen de beloning voor uitvinders en de verspreiding van ideeën in grote mate zouden verbeteren met de invoering van een Gemeenschapsoctrooi en een EU-omspannend rechtssysteem inzake octrooizaken. Deze mededeling schetst een aantal acties voor de invoering van een hoogkwalitatief systeem voor industriële-eigendomsrechten waarmee Europa zijn potentieel om een antwoord te vinden op de uitdagingen van de economische globalisering kan benutten. De strategie is een aanvulling op de mededeling over het octrooisysteem in Europa[13], maar is ruimer omdat zij industriële-eigendomsrechten op een horizontale wijze benadert. Kwalitatief hoogstaande rechten vormen een essentiële vereiste voor alle aspecten van het systeem: de ondersteuning van bedrijven (met inbegrip van het mkb), de bevordering van kennisoverdracht en de effectieve handhaving van rechten in de strijd tegen namaak en piraterij. Alleen met een kwaliteitssysteem kan Europa profiteren van nieuwe kansen in de wereldeconomie en zijn verantwoordelijkheden vervullen. De elementen van deze geïntegreerde strategie zijn onderling afhankelijk en versterken elkaar, maar zijn niet exhaustief. De Gemeenschap is bevoegd voor belangrijke beleidsaspecten en de Commissie heeft dan ook een bijzondere verantwoordelijkheid om manieren te vinden om vooruitgang te boeken. De verantwoordelijkheid voor succes is echter een gedeelde verantwoordelijkheid. In de context van de Lissabon-agenda worden de lidstaten daarom uitgenodigd om rekening te houden met deze strategie wanneer ze hun eigen strategie uitwerken en in overeenstemming met het initiatief voor een betere regelgeving onder meer mogelijkheden voor vereenvoudiging uitwerken. Ook andere belanghebbenden zoals uitvinders, universiteiten, ondernemingen en eindgebruikers spelen hierin een belangrijke rol en moeten geïnformeerde keuzes maken voor het beheer van industriële-eigendomsrechten. 3. DE KWALITEIT VAN INDUSTRIËLE-EIGENDOMSRECHTEN Een hoogkwalitatief systeem van industriële-eigendomsrechten dient erkende doelstellingen als innovatie en de verspreiding van nieuwe technologie en kennis te bevorderen. Dit gaat verder dan het technisch en wettelijk onderzoek van individuele rechten om te peilen naar hun economische impact. Hoogkwalitatieve rechten die enkel worden toegekend aan uitvindingen die voldoen aan de wettelijke vereisten zijn essentieel voor een goed functionerend systeem. Ondernemingen en maatschappelijke actoren moeten bovendien op een gebruiksvriendelijke wijze toegang hebben tot informatie over deze rechten. 3.1. Octrooien De kwaliteit van octrooien in Europa wordt over het algemeen als hoog beschouwd. Toch maken belanghebbenden zich zorgen over het behoud en de verbetering van de kwaliteit van octrooien in Europa en willen ze de tekortkomingen van een aantal andere octrooibureaus vermijden[14]. Ook het Europees Parlement deelt deze zorgen[15]. Zo kunnen bijvoorbeeld grote aantallen overlappende octrooirechten extra belemmeringen opwerpen voor de commercialisering van nieuwe technologieën die al bestaan in "patent thickets"[16]. Rechten van slechte kwaliteit kunnen ook bijdragen tot problemen met "patent trolls"[17], die in het Amerikaanse rechtssysteem zijn opgedoken. Europa ontsnapt niet aan de wereldwijde trend van het almaar toenemende aantal octrooiaanvragen. In 2006 steeg het jaarlijks aantal octrooiaanvragen bij het Europees Octrooibureau (EOB) met 5,6% en werd voor het eerst de grens van 200 000 aanvragen overschreden[18]. De aanvragen worden ook steeds omvangrijker; in de afgelopen twintig jaar is zowel het aantal bij het EOB ingediende aanvragen als het aantal pagina’s per aanvraag verdubbeld[19]. Het wereldwijd groeiende aantal octrooiaanvragen en hun toenemende complexiteit heeft geleid tot een grote achterstand in de afhandeling van de aanvragen[20], waardoor de onzekerheid op de markt die wordt veroorzaakt door andere factoren als ongebruikte octrooien, nog wordt versterkt. Daarnaast wordt een steeds groter deel van de stand van de techniek[21] gepubliceerd in niet-Europese talen, zoals het Chinees en het Koreaans. Naast octrooiaanvragen in nieuwe technologiedomeinen, stellen deze trends octrooibureaus voor bijzondere uitdagingen. Bedrijven en vernieuwers hebben bovendien behoefte aan een verbeterde toegang tot informatie over octrooien. Het is van groot belang dat octrooien alleen maar worden toegekend wanneer het daadwerkelijk om een uitvinding gaat. De toekenning van octrooirechten van geringe kwaliteit heeft een negatief effect en draagt bij tot economische en rechtsonzekerheid. Het EOB legt de lat voor zijn toekomstige werkbelasting hoger en octrooibureaus in Europa zouden moeten samenwerken door elkaar bijvoorbeeld toegang tot hun werkresultaten te verlenen en op die manier hoogkwalitatieve rechten te garanderen en te vermijden dat octrooien worden toegekend op domeinen waarop geen octrooien kunnen worden toegekend, zoals software en bedrijfsmethoden. Bovendien moeten onderzoekers door voortdurende bijscholing op de hoogte blijven van de recentste ontwikkelingen in hun vakgebied. Verder moeten octrooibureaus bepaalde aanvragen weigeren, een rol waarmee rekening dient te worden gehouden bij de evaluatie van hun prestaties. Daarnaast hebben belanghebbenden een belangrijke rol te vervullen om te voorkomen dat octrooibureaus te veel aanvragen krijgen die niet berusten op uitvinderswerkzaamheid. Initiatieven zoals de intercollegiale toetsing van octrooien en vrijwillige codes van goede praktijken om het niveau van inkomende aanvragen te verhogen, zijn een stimulerende manier om de kwaliteit van octrooien te verbeteren in een situatie van toenemende vraag. Een aantal EU-lidstaten werkt met gebruiksmodellen. Deze zijn vergelijkbaar met octrooien in die zin dat ze houders een exclusief recht toekennen op een technische uitvinding. Ze hebben echter een kortere looptijd dan octrooien. Uitvindingen die beschermd worden door een gebruiksmodel moeten weliswaar nieuw zijn, maar doorgaans ligt het vereiste inventiviteitsniveau lager dan voor octrooien. Gebruiksmodellen en nationale octrooien die worden toegekend in lidstaten die de uitvinderswerkzaamheid niet grondig evalueren zijn een snellere manier om een uitvinding te beschermen. Ze kunnen echter worden beschouwd als rechten van een geringere kwaliteit dan onderzochte octrooien en kunnen dan ook bijdragen tot de rechtsonzekerheid. De Commissie zal - een uitvoerige studie verrichten naar de kwaliteit van octrooien om de risico’s van rechten met een lage kwaliteit te analyseren en mogelijkheden te onderzoeken om dergelijke rechten in Europa te vermijden; - onderzoek verrichten naar de omvang van problemen die zich kunnen voordoen met ongebruikte octrooien, de oorzaken ervan evalueren en oplossingen aanreiken. Lidstaten met gebruiksmodellen en octrooien die niet onderzocht werden op uitvinderswerkzaamheid wordt verzocht om te onderzoeken in welke mate die gebruiksmodellen en octrooien bijdragen tot innovatie. 3.2. Handelsmerken Europa is afhankelijk van sterke merken[22]. Dit vereist een solide bescherming van handelsmerken die een doeltreffende dam opwerpt tegen oneigenlijke licentiëring, oneerlijk of niet-gebruik en inbreuken. De registratieprocedures, met inbegrip van het onderzoek van handelsmerken, moeten onderworpen zijn aan strenge kwaliteitsnormen, met name om een vermoeden van geldigheid te waarborgen voor de resulterende registraties en op die manier te voldoen aan de verwachtingen van de klant. Ze moeten transparant, betrouwbaar, consequent en betaalbaar zijn voor bedrijven. Het Harmonisatiebureau voor de Interne Markt (BHIM) heeft op EU-niveau onderzoek verricht naar de gebruikerstevredenheid. Uit de resultaten voor 2007 blijkt een toename van de algemene tevredenheid van agenten en eigenaren. Er zijn minder klachten en ingediende klachten worden efficiënter afgehandeld. Bij de beroepsprocedures is er evenwel nog ruimte voor verbetering, vooral wat de doorlooptijd betreft. Ondanks het feit dat er meer gebruik wordt gemaakt van e-businesstools kunnen snelheid en betrouwbaarheid ook nog beter. Het BHIM heeft een kwaliteitscontrolesysteem ontwikkeld en een handvest inzake dienstverlening uitgewerkt waarin het zijn doelstellingen bepaalt op basis van de verwachtingen van de gebruikers. Het bureau wil bovendien uitgroeien tot een volwaardige "e-organisatie"[23]. De registratie van handelsmerken in de Gemeenschap is in de lidstaten al meer dan vijftien jaar geharmoniseerd en nationale en gemeenschappelijke handelsmerken bestaan al meer dan tien jaar naast elkaar. Hoewel het merkenstelsel een duidelijk succes is, wordt het tijd voor een algemene evaluatie. De Commissie zal het algemene functioneren van het merkenstelsel van de Gemeenschap alsook van de nationale merkenstelsels evalueren. De studie zal de impact van de merkenstelsels in de EU voor de belanghebbenden analyseren en zou de basis kunnen vormen voor een toekomstige herziening van het merkenstelsel en voor een betere samenwerking tussen het BHIM en de nationale bureaus. 3.3. Andere industriële-eigendomsrechten Naast de handelsmerken bestaan er op communautair niveau nog andere stelsels voor industriële-eigendomsrechten. Het stelsel van Gemeenschapsmodellen[24] werd ingevoerd in 2003 en biedt sinds het toetreden van de EG tot de Akte van Genève bij de Overeenkomst van 's-Gravenhage betreffende de internationale registratie van tekeningen en modellen ook bescherming in derde landen. Hoewel de nationale wetgeving inzake tekeningen en modellen in grote mate geharmoniseerd werd door de richtlijn inzake de rechtsbescherming van modellen[25], zou goedkeuring van het voorstel om de secundaire markt voor vervangingsonderdelen te liberaliseren[26] binnen de interne markt voor meer samenhang zorgen. Gezien deze ontwikkelingen en het feit dat het stelsel van Gemeenschapsmodellen nog vrij nieuw is, is de Commissie momenteel niet van plan om dit stelsel te evalueren. Oudere communautaire beschermingsstelsels zijn bijvoorbeeld de geografische aanduiding (GA) en communautaire kwekersrechten. De EG voorziet in registratiesystemen voor GA's voor wijn, landbouwproducten en levensmiddelen door middel van een beschermde oorsprongsbenaming (BOB) en voor beschermde geografische aanduidingen (BGA), die ook werden uitgebreid naar gedistilleerde dranken[27]. Deze systemen garanderen consumenten dat ze een authentiek product kopen dat zijn identiteit of reputatie aan de regio van oorsprong ontleent. De beschermingsstelsels voor GA's hebben een andere functie en andere doelstellingen dan de merkenbescherming. Beide stelsels dragen echter bij tot de bescherming van productbenamingen tegen misbruik en namaak. De Commissie werkt op dit ogenblik aan een ex-postevaluatie van de globale toepassing van het systeem voor landbouwproducten sinds 1992. In de studie wordt ook aandacht besteed aan de relatie met handelsmerken. Zij zal in 2008 ook een groenboek publiceren over het kwaliteitsbeleid inzake landbouwproducten. Dit is bedoeld om belanghebbenden te raadplegen over productnormen, productievereisten en kwaliteitsregelingen, met inbegrip van de toekomstige ontwikkeling van GA-stelsels. De Commissie denkt verder ook na over de vraag hoe de bescherming van GA’s voor niet-landbouwproducten kan worden vergemakkelijkt, zodat Europese producenten en producenten in derde landen hiermee hun voordeel kunnen doen. Wat de kwekersrechten betreft, laat het Communautair Bureau voor Plantenrassen, dat de kwekersrechten toekent, momenteel een evaluatie uitvoeren van zijn rol en activiteiten. Na de lopende evaluatie van het acquis inzake de marketing van zaai- en pootgoed, waarbij tevens de relatie met het kwekersrechtenstelsel onder de loep wordt genomen, zou ook een algemene evaluatie van de communautaire wetgeving inzake kwekersrechten kunnen worden overwogen. De Commissie zal: - in 2008 een groenboek publiceren over het kwaliteitsbeleid voor landbouwproducten waarin ook GA’s aan bod zullen komen; - een beoordeling uitvoeren, onder andere via een openbare raadpleging, van de haalbaarheid van beschermde geografische aanduidingen voor niet-landbouwproducten. 3.4. Industriële-eigendomsrechten en mededinging De industriële eigendom en het mededingingsrecht hebben beide tot doel innovatie te stimuleren en de economische groei te bevorderen. Een degelijke bescherming van industriële-eigendomsrechten moet gepaard gaan met een strikte toepassing van de mededingingsregels. Het bestaan en de uitoefening van een industrieel-eigendomsrecht zijn op zich niet onverenigbaar met het mededingingsrecht. Alleen in uitzonderlijke omstandigheden kan de uitoefening van een recht aanleiding geven tot een inbreuk op de communautaire mededingingsregels, met name wanneer een onderneming een dominante speler is wiens gedrag de concurrentie binnen de sector dreigt uit te schakelen. Het Gerecht van eerste aanleg heeft de omstandigheden bevestigd waarin bijvoorbeeld een weigering om een licentie toe te kennen, neerkomt op misbruik. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de geweigerde informatie essentieel is om te kunnen concurreren in een secundaire markt, wanneer de concurrentie op die secundaire markt dreigt te worden uitgeschakeld en wanneer nieuwe producten waarvoor vraag bestaat bij de consumenten niet in de handel kunnen worden gebracht[28]. Normalisatie wint steeds meer aan belang in het raakvlak tussen industriële eigendom en het mededingingsrecht. Over het algemeen levert normalisatie een positieve bijdrage tot innovatie en economische ontwikkeling. Om mogelijke concurrentievervalsing te voorkomen, moet de normalisatie evenwel op een open en transparante manier gebeuren[29]. Een voorbeeld van dergelijke concurrentievervalsing is bijvoorbeeld een "octrooihinderlaag", waarbij de eigenaar van een eigendomstechnologie die essentieel is voor een norm zijn gepatenteerde technologie na de vastlegging van de norm kunstmatig in waarde ziet stijgen door zijn octrooi opzettelijk achter te houden tijdens het normalisatieproces. Regels binnen normalisatieorganisaties kunnen voorschrijven dat essentiële octrooiaanvragen en/of toegekende octrooien ex ante (d.w.z. voordat de norm wordt vastgelegd) moeten worden bekendgemaakt of dat de houders van essentiële octrooien licenties moeten toekennen op basis van faire, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden (FRAND)[30]. Een aantal organisaties heeft ook regels aangenomen waarbij de houders van voor een norm mogelijk essentiële technologieën maximale tarieven voor royalty’s moeten aangeven die ze zouden aanrekenen als hun technologie zou worden opgenomen in de norm. De Commissie moedigt Europese normalisatie-instellingen aan om deze beleidsmaatregelen in de praktijk toe te passen. Regels die voorafgaande bekendmaking van de maximumtarieven voor royalty’s vereisen, mogen niet als voorwendsel gebruikt worden voor onwettige prijsafspraken. Op zich zijn ze evenwel niet concurrentiebeperkend. Zij kunnen in de juiste omstandigheden de mededinging zelfs in hoge mate bevorderen daar zij een concurrentie ex ante op basis van de technische verdiensten en de prijs van een technologie mogelijk maken. In een dergelijke situatie is de consument de uiteindelijke begunstigde, aangezien concurrentie ex ante zal voorkomen dat achteraf een kunstmatig hoge prijs wordt aangerekend. Toch heeft het mededingingsrecht over het algemeen niet zozeer de taak om het beleid van een normalisatie-instelling inzake industriële eigendom achteraf te bekritiseren, als wel om richtsnoeren aan te reiken voor het al dan niet concurrentiebeperkend karakter van elementen. De bedrijven moeten zelf uitmaken welk systeem binnen deze parameters het beste beantwoordt aan hun behoeften[31]. De Commissie zal: - opdracht geven tot een inleidend onderzoek betreffende de wisselwerking tussen intellectuele-eigendomsrechten en normen voor de bevordering van innovatie[32]. - in het eerste kwartaal van 2009 met een discussienota komen over normalisatie in de informatie- en communicatietechnologieën (ICT), waarin onder andere ook zal worden besproken hoe normen zich in die sector verhouden tot industriële-eigendomsrechten. 4. INNOVATIESTEUN VOOR KLEINE EN MIDDELGROTE ONDERNEMINGEN Kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s)[33] maken 99% uit van alle ondernemingen en zijn goed voor 85 miljoen banen in Europa. Het succesvolle gebruik van industriële-eigendomsrechten kan een essentiële hefboom zijn voor het succes van kmo’s. Kmo’s profiteren echter vaak onvoldoende van de exploitatiemogelijkheden van industriële-eigendomsrechten[34]. Onderzoek toont aan dat kleine en middelgrote ondernemingen minder vaak gebruik maken van formele industriële-eigendomsrechten en voornamelijk een beroep doen op andere beschermingsmethodes, zoals handelsgeheimen of marketingvoordelen. Als dit toe te schrijven is aan een gebrekkige bewustmaking of ondersteuning, moeten er onmiddellijk beleidsmaatregelen worden getroffen om deze ongewenste situatie recht te zetten. 4.1. De toegang van kmo’s tot industriële-eigendomsrechten verbeteren Kmo’s verwijzen vaak naar de hoge kosten wanneer hun gevraagd wordt waarom ze geen formele industriële-eigendomsrechten hebben. Kmo’s kunnen voor octrooien niet kiezen tussen een nationaal of gemeenschapsstelsel zoals wel het geval is voor handelsmerken, tekeningen en modellen. De Overeenkomst van Londen[35], die van kracht is geworden op 1 mei 2008, zal kmo’s helpen voordeel te halen uit de interne markt door een beperking van de kosten voor de vertaling van Europese octrooien[36]. Er is evenwel nog heel wat ruimte voor verbetering door een kosteneffectief toegankelijk Gemeenschapsoctrooi[37], waar de kmo’s opnieuw om hebben verzocht in de raadpleging over de Small Business Act[38]. Een van de tien beginselen in de Small Business Act is dat de EU en de lidstaten kmo's moeten aanmoedigen meer te profiteren van de mogelijkheden van de interne markt, waaronder hun toegang tot octrooien en merken. Andere voorgestelde oplossingen zijn stimuleringsmaatregelen voor de kmo’s, zoals nieuwheidsonderzoeken en overheidssteun voor de eerste tien octrooiaanvragen[39]. Die maatregelen zouden kmo’s ertoe kunnen bewegen vaker een beroep te doen op de bescherming van industriële-eigendomsrechten. Om te weten of een kostenverlaging voor alle kmo’s (bijvoorbeeld door lagere behandelingskosten[40]), gerichte subsidies[41] of stimulansen voor een lagere belasting op inkomsten uit licenties voor industriële-eigendomsrechten[42] doeltreffender zouden zijn, zou een onderzoek gerechtvaardigd kunnen zijn[43]. De Commissie - blijft werken aan een efficiënt, kosteneffectief, hoogkwalitatief en rechtszeker octrooistelsel op Europees niveau, met inbegrip van een Gemeenschapsoctrooi en een Europees rechtssysteem inzake octrooien; - zal onderzoeken hoe de tariefstructuur voor het toekomstige Gemeenschapsoctrooi kan worden ontworpen om kmo’s gemakkelijker toegang te bieden. In afwachting van de goedkeuring van het Gemeenschapsoctrooi worden lidstaten binnen de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie[44] aangemoedigd om: - gebruik te maken van de voorzieningen ter ondersteuning van industriële-eigendomsrechten; - te onderzoeken op welke manieren kmo’s beter gebruik kunnen maken van rechten binnen deze kaderregeling, zoals de verlaging van octrooitarieven of belastingverminderingen om licentiëring aan te moedigen. 4.2. Kmo’s gemakkelijker toegang verlenen tot procedures voor geschillenbeslechting Kmo’s beschikken vaak over beperkte middelen om een rechtsgeding aan te spannen, in het bijzonder voor octrooigeschillen. Een betaalbaar, efficiënt en betrouwbaar EU-omspannend rechtssysteem inzake octrooien zou hiervoor een voor de hand liggende en doeltreffende oplossing kunnen zijn. Een andere mogelijke oplossing is een verzekering tegen octrooigeschillen. In de recentste studie van de Commissie over het onderwerp[45] werd de haalbaarheid van een klein aantal verzekeringsstelsels geëvalueerd. Uit het onderzoek bleek dat alleen een verplicht stelsel economisch levensvatbaar zou zijn. Dit resultaat komt echter ter discussie te staan ingevolge recent werk omtrent het instellen van stelsels op een vrijwillige basis. De Commissie zal verdere ontwikkelingen op dit gebied dan ook in het oog houden. Alternatieve geschillenbeslechtingsmechanismen, en in het bijzonder bemiddeling, kunnen gelden als een aanvulling op het gerechtelijk apparaat, en een haalbaar alternatief bieden voor zowel kmo’s als grotere bedrijven indien ze snel, betrouwbaar en kosteneffectief zijn. Richtlijn 2008/52/EG[46] biedt een kader voor bemiddeling in grensoverschrijdende geschillen. Zij vergemakkelijkt de toegang tot geschillenbeslechting door de kernaspecten van de relatie tussen bemiddeling en burgerrechtelijke procedures aan te pakken en handige hulpmiddelen aan te reiken om bemiddeling te bevorderen. De Commissie moedigt tevens de toepassing van strenge bemiddelingsnormen in binnenlandse geschillen aan en ondersteunt het gebruik van de Europese Gedragscode voor bemiddelaars[47] om de kwaliteit en samenhang van bemiddelingsdiensten te verbeteren. In het kader van de werkzaamheden rond het Gemeenschapsoctrooi en een geïntegreerd rechtssysteem inzake octrooien wordt onderzocht in hoeverre de oprichting van een communautair arbitrage- en bemiddelingscentrum voor octrooien kan bijdragen tot beslissingen in gevallen waarin de geldigheid van een octrooi niet in het gedrang is. In aanvulling op alternatieve geschillenbeslechtingsmechanismen voor octrooien buiten de communautaire kaderregeling, kan dit centrum geschillenbeslechting dichter bij de kmo’s brengen en hen er gemakkelijker toegang toe verschaffen. Het centrum zou op het niveau van de Gemeenschap een lijst opstellen van bemiddelaars en scheidsrechters die de partijen kunnen bijstaan bij de beslechting van hun geschillen. Hoewel alternatieve geschillenbeslechtingsmechanismen niet verplicht zouden zijn, zou een rechter van het geïntegreerde rechtssysteem inzake octrooien samen met de partijen de mogelijkheden onderzoeken om de geschillen te beslechten via het arbitrage- en bemiddelingscentrum. De Commissie zal - nagaan hoe bemiddeling en arbitrage verder aangemoedigd en gemakkelijker gemaakt kunnen worden in het kader van de lopende werkzaamheden betreffende een EU-omspannend stelsel voor de beslechting van octrooigeschillen. De lidstaten worden: - aangemoedigd om in het kader van de Lissabon-strategie voldoende ondersteuning te bieden aan kmo’s voor de handhaving van hun industriële-eigendomsrechten. 4.3. Kwaliteitsvolle ondersteuning van kmo’s voor het beheer van industriële-eigendomsrechten Ondanks het grote aantal met publieke middelen gefinancierde diensten in Europa die ondersteuning bieden aan kmo’s, leveren slechts weinige kwalitatief hoogstaand werk, ook al bestaan hier en daar wel goed uitgebouwde programma’s[48]. Industriële-eigendomsrechten zouden tijdens hun levenscyclus samen met andere intellectuele activa een integrerend deel moeten uitmaken van het businessplan van ondernemingen. Een kwaliteitsvolle ondersteuning van kmo’s voor het beheer van industriële-eigendomsrechten dient te worden aangepast aan hun individuele behoeften. Dit vereist een zeldzame combinatie van technische, juridische en zakelijke expertise. Het "train-the-trainer"-initiatief van ip4inno[49] bereidt opleiders die zich toeleggen op industriële-eigendomsrechten voor om hun kennis te delen met organisaties voor bedrijfsadvies. Kmo-ondersteunende diensten kunnen hun eigen expertise ook beter benutten. Nationale octrooibureaus, centra voor technologieoverdracht en ontwikkelingsorganen die met elkaar samenwerken, kunnen synergieën creëren door het samenvoegen van hun technische, juridische en zakelijke expertise. Het IP-Base Project heeft tot doel de ontwikkeling van nieuwe bewustmakingsacties en ondersteunende diensten te bevorderen. Het project is gebaseerd op een samenwerking tussen nationale octrooibureaus en plaatselijke structuren voor innovatie, met inbegrip van het Enterprise Europe Network. Europese kmo’s zien zich steeds vaker genoodzaakt om actief te zijn op markten buiten de EU om te overleven en winst te maken. Een degelijke bescherming van industriële-eigendomsrechten is dan ook van vitaal belang voor kmo’s als ze de nieuwe handelsmogelijkheden ten volle willen benutten. De Commissie zal de hulp aan ondernemingen in derde landen uitbreiden. Zo werd in China een helpdesk voor industriële-eigendomsrechten opgericht, om ondernemingen advies te verstrekken over industriële-eigendomsrechten en hun handhaving. Dit proefproject zal geëvalueerd worden om na te gaan of deze ondersteuning op langere termijn moet voortgezet worden, dan wel of de dienst uitgebreid of gewijzigd moet worden om tegemoet te komen aan toekomstige behoeften van kmo’s. De Commissie zal: - de helpdesk voor industriële-eigendomsrechten in China evalueren met het oog op een optimale ondersteuning van industriële-eigendomsrechten voor kmo’s in derde landen en om de mogelijkheden voor permanente en uitgebreide ondersteuning te onderzoeken. De lidstaten worden aangemoedigd om: - alle onderzoekers en bedrijven, met inbegrip van kmo’s, bewust te maken van het belang van het beheer van intellectuele eigendom. 5. HANDHAVING VAN INTELLECTUELE-EIGENDOMSRECHTEN – BESTRIJDING VAN NAMAAK EN PIRATERIJ Bescherming van nieuwe innovaties door intellectuele-eigendomsrechten moet gepaard gaan met doeltreffende handhavingsmechanismen. Namaak en piraterij bereiken een alarmerend peil, met aanzienlijke negatieve gevolgen voor innovatie, economische groei en werkgelegenheid binnen de EU en risico’s voor de volksgezondheid en veiligheid van Europese burgers. In 2005 werd de totale omzet van de wereldwijde handel in namaak- en piraatproducten op 200 miljard dollar[50] geraamd. Namaak en piraterij zijn een wijdverbreid fenomeen dat, naar men vermoedt, zowel in absolute waarde als in verhouding tot het wereldwijde bbp en geheel conform de trends van de internationale handel stijgt. Er bestaat dan ook zowel binnen de EU als in derde landen een acute behoefte aan meer actie om Europese bedrijven en hun investeringen in innovatie te beschermen. 5.1. Effectieve handhaving via de communautaire wetgeving Binnen de interne markt vormt de Handhavingsrichtlijn[51] de hoeksteen van de bijdrage van de EU tot de strijd tegen namaak en piraterij. Een juiste omzetting en de praktische toepassing ervan zijn noodzakelijk om de doelstellingen van deze richtlijn te bereiken. De Commissie helpt momenteel met de coördinatie van de uitvoeringsverslagen van de lidstaten die tegen 29 april 2009 moeten klaar zijn. Strafrechtelijke maatregelen vormen in bepaalde gevallen eveneens een middel om intellectuele-eigendomsrechten te handhaven. Verschillen in de tenuitvoerlegging van strafprocedures en straffen zorgen echter voor dat de houders van rechten niet altijd dezelfde bescherming genieten. De Commissie is er nog steeds van overtuigd dat de lidstaten effectieve strafrechtelijke maatregelen moeten invoeren. Wanneer een rechtbank oordeelt dat de intellectuele-eigendomsrechten werden geschonden, moet de houder van deze rechten zonder noemenswaardige moeilijkheden de mogelijkheid hebben om het vonnis of bevel uitvoerbaar te maken. De Commissie onderzoekt hoe grensoverschrijdende handhaving vereenvoudigd kan worden in het kader van een herziening van de verordening Brussel I[52]. Een van de elementen die worden overwogen, is de afschaffing van een verplicht exequatur[53] als voorwaarde voor de tenuitvoerlegging van een vonnis uit een andere lidstaat. De Commissie zal: - toezien op de volledige omzetting en effectieve toepassing van Handhavingsrichtlijn 2004/48/EG; - in het kader van de herziening van verordening Brussel I nagaan hoe de grensoverschrijdende tenuitvoerlegging van vonnissen kan worden verbeterd. 5.2. Initiatieven in de grensgebieden Aan de grenzen van de Gemeenschap kunnen goederen waarvan men vermoedt dat ze een inbreuk vormen op de intellectuele-eigendomsrechten volgens de douanewetgeving in beslag worden genomen[54]. Wil dit doeltreffend zijn, dan moeten de houders van intellectuele-eigendomsrechten nauw samenwerken met de douaneautoriteiten en informatie uitwisselen die de douane in staat stelt verdachte ladingen te herkennen. Die samenwerking is een van de pijlers van het in oktober 2005 door de Commissie goedgekeurde en door de Raad onderschreven actieplan voor douaneoptreden tegen de laatste tendensen op het gebied van namaak en piraterij[55]. De Commissie zal binnenkort de resultaten van dit actieplan presenteren en is voornemens om, voortbouwend op het succes van het eerste, met een nieuw actieplan te komen. De recente wijzigingen in het douanewetboek ter verbetering van de controlemaatregelen voor veiligheid en beveiliging reiken nieuwe hulpmiddelen aan voor een snelle verspreiding van informatie over verkeer met een hoog risico. Deze hulpmiddelen moeten ten volle worden benut. Het aantal gevallen van namaak en piraterij is bij de douane in 2007 met 15% gestegen tot ruim 43 000 gevallen[56]. Het optreden van de douane heeft reeds vruchten afgeworpen, maar is duidelijk slechts een deel van de oplossing. Het is immers van kapitaal belang dat deze acties gepaard gaan met acties om de verspreiding en uiteindelijk de productie van goederen die een inbreuk vormen op intellectuele-eigendomsrechten te voorkomen. Bovendien wordt algemeen aanvaard dat een nauwere samenwerking tussen de douanediensten in de productielanden essentieel is. Daarom wordt bijvoorbeeld met de Chinese overheid gewerkt aan de opstelling van een gezamenlijk actieplan tegen namaak en piraterij. Dit plan moet in 2008 zijn afgerond. Tegelijkertijd zou het geharmoniseerde Gemeenschapsoctrooi met een volledige geografische bescherming zonder vluchtwegen de strijd tegen het namaken en kopiëren van door Europese ondernemingen gepatenteerde producten doeltreffender maken. Dit zou helpen voorkomen dat namaakproducten op de Europese interne markt terechtkomen en ervoor zorgen dat douaneautoriteiten aan alle buitengrenzen van de EU dergelijke goederen zonder problemen in beslag kunnen nemen en dat ze van de markt worden gehaald wanneer ze in de distributiekanalen terechtkomen. De Commissie zal: - zich inspannen om houders van rechten en de douane de nodige hulpmiddelen aan te reiken voor de uitwisseling van informatie met het oog op het onderscheppen van namaakgoederen; - een nieuw actieplan voor douaneoptreden tegen namaak en piraterij opstellen; - in de loop van 2008 samen met de Chinese douaneautoriteiten een gemeenschappelijk actieplan tegen namaak en piraterij uitwerken. 5.3. Aanvullende niet-wetgevende maatregelen Een doeltreffende handhaving vergt betere netwerken tussen de Commissie en de lidstaten, tussen de verschillende nationale overheden in de lidstaten en tussen de publieke en private sector. Ook de bewustmaking van de schade als gevolg van namaak en piraterij moet beter. Consumenten associëren namaakgoederen vaak met goedkope kleding en luxeproducten, maar zijn niet op de hoogte van de gezondheids- en veiligheidsrisico’s van namaakmedicijnen en nagemaakte verzorgingsproducten, elektronicacomponenten en onderdelen van motorvoertuigen. Bovendien zijn mensen zich maar in beperkte mate bewust van het verband tussen namaakgoederen en belastingontduiking, witwaspraktijken, drugskartels, paramilitaire groeperingen, georganiseerde misdaadbendes en kinderarbeid. Vorming over en bewustmaking van het belang van auteursrechten voor de beschikbaarheid van inhoud wordt algemeen beschouwd als een hulpmiddel in de strijd tegen piraterij[57]. Een nultolerantie aanpak door de overheden ten aanzien van inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten zou de handhaving voor houders van rechten, met inbegrip van kmo’s, helpen verbeteren[58]. De Commissie zal met de lidstaten samenwerken en nagaan hoe het verzamelen en documenteren van informatie over illegale activiteiten op een meer doeltreffende manier kan gebeuren om informatienetwerken te verbeteren. Binnen een lidstaat kan de coördinatie tussen sleutelactoren als de douane, de politie, de instanties die toezicht houden op de naleving van handelsnormen, de openbaar aanklagers, de voor intellectuele eigendom bevoegde instanties en het gerecht versterkt worden door optimale werkmethoden met elkaar te delen. Tussen de lidstaten kan een doeltreffende grensoverschrijdende administratieve samenwerking worden opgezet voor een snelle uitwisseling van informatie. Daarbij zou op bestaande systemen kunnen worden voortgebouwd, zoals het informatiesysteem voor de interne markt[59], dat gebruikt zou kunnen worden om informatie over namaakgoederen te verspreiden. Door een nauwere samenwerking tussen de publieke en private sector kan de handhaving ook verbeteren. De Commissie zal de haalbaarheid nagaan van een akkoord tussen de verschillende industrieën op EU-niveau om het illegaal massaal downloaden van auteursrechtelijk beschermd materiaal aan banden te leggen, waarbij een evenwicht moet worden gezocht tussen de behoefte om persoonlijke gegevens te beschermen enerzijds en het effect van websites voor het uitwisselen van bestanden op de creatieve industrie anderzijds. Een akkoord tussen alle betrokken partijen op EU-niveau zou een eerste stap kunnen zijn in de eliminatie van de verkoop van namaakproducten via het internet. De Commissie zal: - nadenken over de mogelijke bijdrage van bijkomende bewustmakingsacties om de perceptie van het publiek ten aanzien van namaak- en piraatproducten te veranderen, zowel op Europees niveau als in de lidstaten; - onderzoeken hoe het verzamelen van informatie kan worden verbeterd zodat een uitgebreide documentatie kan worden aangelegd als basis voor meer gerichte handhavingsacties; - werken aan een betere samenwerking tussen alle betrokken actoren in de strijd tegen namaak en piraterij in de afzonderlijke lidstaten om de doeltreffendheid van nationale acties te verhogen; - oplossingen zoeken voor de ontwikkeling van een effectief netwerk voor administratieve samenwerking tussen de lidstaten om EU-omspannende acties mogelijk te maken; - maatregelen treffen om overeenkomsten tussen de publieke en private sector in de strijd tegen inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten te bevorderen; - ijveren voor een akkoord tussen de verschillende industrieën op EU-niveau om de verkoop van namaak- en piraatproducten op internet terug te dringen. De lidstaten wordt verzocht om in het kader van de Lissabon-strategie voldoende informatie en middelen ter beschikking te stellen van de handhavingsautoriteiten voor een constructieve samenwerking met de houders van rechten in de strijd tegen schendingen van intellectuele-eigendomsrechten. 6. INTERNATIONALE DIMENSIE 6.1. Hervorming van het merkenrecht Het WIPO-verdrag inzake merkenrecht dat in 2006 werd ondertekend in Singapore[60] bouwt voort op het Verdrag inzake merkenrecht van 1994 en beoogt de invoering van een modern en dynamisch internationaal kader voor de harmonisering van administratieve registratieprocedures voor handelsmerken. Het verdrag voorziet in nieuwe ontwikkelingen in communicatietechnologie en opschortingsmaatregelen aangaande termijnen en erkent uitdrukkelijk niet-traditionele zichtbare merken en onzichtbare handelsmerken die worden gekenmerkt door een specifiek geluid of een specifieke smaak. Er bestaan ook bijzondere technischebijstandsregelingen voor ontwikkelingslanden om hen te helpen maximaal voordeel te halen uit de bepalingen in het verdrag. De Europese industrie kan pas van het gesloten verdrag profiteren na ratificering of toetreding door de EU-lidstaten en de EG. De Commissie zal de toetreding van de EG tot het Verdrag van Singapore inzake merkenrecht voorbereiden en moedigt de lidstaten aan om het verdrag te ratificeren. 6.2. Agenda van octrooihervormingen De harmonisatie van het octrooirecht zou het voor Europese bedrijven gemakkelijker maken om buiten de EU een octrooi te nemen op hun uitvindingen. In 1970 werd met het Patent Cooperation Treaty (verdrag voor samenwerking op het gebied van octrooien)[61] de basis gelegd voor een wereldwijde octrooibescherming met een enkele internationale aanvraag. De octrooiformaliteiten zijn grotendeels door het Octrooisamenwerkingsverdrag van 2000[62] geharmoniseerd, maar er is nog maar weinig vooruitgang geboekt met een verdrag inzake het materieel octrooirecht. Ontwikkelingslanden hebben te verstaan gegeven dat een octrooisysteem ook voldoende rekening moet houden met hun belangen. Maar ook tussen de geïndustrialiseerde landen onderling bestaan er belangrijke verschillen. In de VS wordt de eigendom van een octrooi toegekend aan de eerste persoon die een uitvinding realiseert, in tegenstelling tot Europa, waar de eigendom wordt toegekend aan de eerste persoon die een octrooiaanvraag indient. Andere verschillen zijn de termijn van respijt in de VS die voorafgaat aan het indienen van een aanvraag en tijdens welke openbaarmakingen mogelijk zijn zonder dat afbreuk wordt gedaan aan latere octrooiaanvragen. Bovendien is er geen publicatieverplichting voor alle in de VS lopende aanvragen in de eerste 18 maanden na hun datum van indiening of hun datum van voorrang. In de Trans-Atlantische Economische Raad zal de Commissie zich samen met de EU-lidstaten inspannen om een eerste stap te zetten in de richting van harmonisatie van het internationale octrooirecht. Harmonisatie van het materieel octrooirecht zou de verwerking van octrooien vereenvoudigen, een nauwere samenwerking tussen octrooibureaus bevorderen en zou uiteindelijk kunnen leiden tot de wederzijdse erkenning van octrooien tussen de octrooibureaus. Europa heeft de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat hoge kwaliteitsnormen voor octrooien ook deel uitmaken van multilaterale kaders. De Commissie - zal samen met EU-lidstaten in de onderhandelingen over een verdrag inzake het materieel octrooirecht en binnen de Trans-Atlantische Economische Raad ijveren voor de internationale harmonisatie van het octrooirecht. 6.3. Handhaving van intellectuele-eigendomsrechten in derde landen De Europese bedrijfswereld, waarvoor intellectuele-eigendomsrechten een belangrijke troef zijn op mededingingsvlak, maken zich steeds meer zorgen over het toenemende misbruik van die rechten in derde landen. Na de Strategie voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten in derde landen in 2004[63] benadrukte de Commissie de noodzaak om de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten en de samenwerking met een aantal prioritaire landen[64] te versterken, die worden gedefinieerd op basis van een afzonderlijk onderzoek[65] dat regelmatig zal worden bijgewerkt. Acties in samenwerking met prioritaire landen hebben onder meer betrekking op een nauwere samenwerking met gelijkgestemde landen, het opstarten van een dialoog over intellectuele-eigendomsrechten, de verschuiving van technischebijstandsmiddelen naar handhaving en de bewustmaking van Europese ondernemingen die in die landen actief zijn, van de problemen inzake intellectuele-eigendomsrechten. Op bilateraal niveau bevatten alle behandelde handelsovereenkomsten hoofdstukken die gewijd zijn aan intellectuele-eigendomsrechten. Door convergentie van de regelgeving zouden die overeenkomsten een doeltreffende bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten moeten verzekeren en internationale verplichtingen verder moeten verduidelijken. Op multilateraal niveau werden binnen verschillende fora nieuwe handhavingsinitiatieven gelanceerd, onder meer binnen de WHO/TRIP’s-raad, de G8 (Heiligendamm-proces), de OESO en de WIPO. Een recent voorstel om het internationale kader voor intellectuele-eigendomsrechten te versterken, is de Handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak (ACTA). Dit Amerikaans-Japans initiatief beoogt een internationale overeenkomst voor de strijd tegen inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten. Er zijn drie cruciale domeinen waarover een overeenkomst moet worden bereikt: internationale samenwerking (in de eerste plaats tussen de douane en andere handhavingsinstanties), versterking van het handhavingskader door meer expertise en het regelgevingskader. Gezien de mogelijkheden die gecoördineerde acties bieden, poogt de Commissie in het kader van haar onderhandelingsmandaat tot een formeel akkoord te komen. De Commissie zal: - regelmatig enquêtes uitvoeren naar de handhaving van de intellectuele-eigendomsrechten buiten de EU; - in bilaterale handelsovereenkomsten ijveren voor een effectieve bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten; - de handhavingsactiviteiten en samenwerking met derde landen versterken via een dialoog over regelgeving, in de eerste plaats met landen waar namaak en piraterij het meeste voorkomen; - meewerken aan de totstandkoming van een multilaterale handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak . 6.4. Ontwikkelingsvraagstukken De afgelopen jaren lag in internationale besprekingen over industriële eigendomsrechten de nadruk op de manier waarop deze gebruikt kunnen worden als middel voor sociale, economische, culturele en milieuontwikkeling. Het in 2007 binnen de WIPO opgerichte Permanent Comité inzake ontwikkeling en intellectuele eigendom kan een belangrijk platform zijn waarbinnen vooruitgang kan worden geboekt in dit debat. Een ander voorbeeld is de intergouvernementele ad-hocwerkgroep van de WHO voor volksgezondheid, innovatie en intellectuele eigendom, die onlangs de laatste hand heeft gelegd aan een globale strategie[66] om met name in ontwikkelingslanden de toegang tot geneesmiddelen te verbeteren en het groeiende probleem van verwaarloosde ziekten aan te pakken. De EU blijft een sleutelrol vervullen in initiatieven inzake industriële eigendom ten bate van de ontwikkelingslanden en de minst ontwikkelde landen. In het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering werd in de routekaart van Bali van 2007[67] het verband gelegd tussen beleid inzake intellectuele-eigendomsrechten en een gunstig klimaat voor technologieoverdracht. De EU is bereid om de discussie aan te gaan wanneer mogelijke neveneffecten de vooruitgang in de ontwikkelingslanden bij de aanpak van de klimaatverandering kunnen belemmeren. De Europese Gemeenschap diende in 2004 een voorstel in bij het Intergouvernementeel Comité voor intellectuele eigendom, genetische hulpbronnen, overgeleverde kennis en folklore om de aanvrager van een octrooi te verplichten de bron of herkomst van genetisch materiaal en de daaraan verbonden overgeleverde kennis bekend te maken[68]. Deze verplichting kan inheemse bevolkingsgroepen, waar deze genetische hulpbronnen en overgeleverde kennis vandaan komen, helpen de naleving van de regelgeving inzake toegang en batenverdeling te controleren om de voordelen van de commerciële exploitatie van octrooien te delen en octrooibureaus te helpen met het onderzoeken van de nieuwheid van deze uitvindingen. De Commissie blijft dan ook inspanningen voor de goedkeuring van het voorstel ondersteunen en merkt op dat het octrooirecht in een aantal lidstaten bepalingen bevat inzake de bekendmaking van de geografische herkomst van biologisch materiaal in octrooiaanvragen. Na de verklaring van Doha, die de WTO heeft aangenomen in 2001[69], en de daarop aansluitende besluiten[70] tot wijziging van de TRIP’s-overeenkomst, keurde de EU in mei 2006 de verordening goed betreffende de verlening van dwanglicenties voor octrooien inzake de vervaardiging van farmaceutische producten voor uitvoer naar landen met volksgezondheidsproblemen[71]. De ratificering door de EU van het Protocol van 2005 tot wijziging van de TRIP’s-overeenkomst is een duidelijk teken van haar engagement ter zake. De Commissie zal: - actief deelnemen aan internationale besprekingen om ontwikkelingslanden te helpen het potentieel van hun industriële-eigendomsrechten te benutten. 7. CONCLUSIES Om de tekortkomingen van het huidige stelsel voor industriële-eigendomsrechten te verhelpen en de innovatiemogelijkheden en het concurrentievermogen van Europa ten volle te benutten, is geïntegreerde actie vereist. Op het vlak van octrooien zou het Gemeenschapsoctrooi op zich al een waardevolle oplossing bieden voor moeilijkheden als kosten en complexiteit die uitvinders en ondernemingen in Europa ondervinden om hun uitvindingen te beschermen. Aanvullend zou een geïntegreerd, EU-omspannend rechtssysteem inzake octrooien de toegang tot geschillenbeslechting en de rechtszekerheid voor de houders van rechten en derde partijen verbeteren. Het is dan ook van het allergrootste belang dat deze doelstellingen zo snel mogelijk worden bereikt. Na de goedkeuring van wetgevingsvoorstellen die bij de wetgever hangende zijn, zullen voor de voornaamste industriële-eigendomsrechten op communautair niveau beschermingssystemen bestaan. Met het oog op een optimale doeltreffendheid zullen bepaalde aspecten van de systemen na verloop van tijd evenwel moeten worden geëvalueerd. Bovendien zijn bijkomende acties nodig om ervoor te zorgen dat het wettelijk kader Europese ondernemingen uit alle sectoren en van om het even welke omvang alsook uitvinders en onderzoeksinstellingen solide, afdwingbare rechten biedt om de mogelijkheden die de op kennis gebaseerde wereldeconomie biedt ten volle te kunnen benutten. Deze mededeling gaat hoofdzakelijk in op acties op communautair niveau. Zij heeft evenwel tot doel de lidstaten en maatschappelijke actoren aan te zetten tot verdere dialoog en actie. Daarbij is het de taak van de lidstaten strategieën te bepalen binnen hun bevoegdheidsdomeinen. Uitvinders, onderzoeksinstellingen en kmo’s dienen zich sterker bewust te worden van de mogelijkheden van industriële-eigendomsrechten zodat zij met kennis van zaken keuzes kunnen maken. Wanneer ondernemingen een beroep doen op formele industriële-eigendomsrechten, zouden ze deze moeten opnemen in een algemene ondernemingsstrategie. Zorgen voor een maximale benutting van de mogelijkheden die industriële-eigendomsrechten aan de Europese economie kunnen bieden, is dan ook een gedeelde verantwoordelijkheid.[pic][pic][pic] [1] Over auteursrechten heeft de Commissie een groenboek "Auteursrecht in de kenniseconomie" gepubliceerd (COM(2008) 466 definitief). [2] "Verbetering van het octrooisysteem in Europa", COM(2007) 165 definitief. [3] "Strategisch verslag over de hernieuwde Lissabon-strategie voor groei en werkgelegenheid: lancering van de nieuwe cyclus (2008-2010). Het tempo van de veranderingen aanhouden" COM(2007) 803 definitief DEEL I. [4] Mededeling van de Commissie "Richtsnoeren voor de toepassing van artikel 81 van het EG-Verdrag op overeenkomsten inzake technologieoverdracht". PB C 101 van 27.4.2004, blz. 2. [5] "Denk eerst klein – een 'Small Business Act' voor Europa", COM(2008) 394 definitief. [6] "Aanbeveling van de Commissie betreffende het beheer van intellectuele eigendom bij kennisoverdracht en een code van goede praktijken voor universiteiten en andere publieke onderzoeksorganisaties", C(2008) 1329. [7] "Verbeteren van de kennisoverdracht tussen onderzoeksinstellingen en industrie binnen Europa: omarmen van open innovatie", COM(2007) 182 definitief. [8] Dankzij de uitzondering voor onderzoek bij de inbreuk op octrooien kan door onderzoekers een geoctrooieerde techniek worden gebruikt voor experimentele of particuliere en niet-commerciële doeleinden. De toepassing van deze uitzondering in de EU-landen wordt momenteel geëvalueerd in een breed opgezet onderzoek.Zie http://www.eutechnologytransfer.eu/deliverables/experimental_use_exemption.pdf. [9] "The value of knowledge: European firms and the intellectual property challenge", witboek van de onderzoekseenheid van The Economist, verschenen in The Economist in 2007 . [10] Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom (ondertekend in Parijs in 1883, laatstelijk gewijzigd in 1967 in Stockholm). [11] Handelsgerelateerde aspecten van intellectuele-eigendomsrechten – Ziehttp://www.wto.int/english/docs_e/legal_e/27-trips_01_e.htm. [12] "Een innovatiegezind, modern Europa", COM(2006) 589 definitief. [13] "Verbetering van het octrooisysteem in Europa", COM(2007) 165 definitief. [14] Consultation and public hearing on future patent policy in Europe in 2006 http://ec.europa.eu/internal_market/indprop/docs/patent/hearing/preliminary_findings_en.pdf. [15] "Policy options for the improvement of the European patent system" – een studie in opdracht van de STOA-groep (Science Technology Options Assessment) in het Europees Parlement op http://www.europarl.europa.eu/stoa/publications/studies/stoa16_en.pdf. [16] Onder "patent thickets" wordt het potentiële probleem verstaan dat als gevolg van het hoge aantal octrooien voor een bepaald product of een bepaalde technologie innovatie in de sector wordt vertraagd uit angst voor stagnatie en rechtszaken wegens octrooischendingen. [17] "Patent trolls" zijn octrooihouders die er hun hoofdactiviteit van maken bedrijven met rechtsvorderingen te bedreigen en zo een beschikking in kort geding te verkrijgen en licentierechten van derde partijen te innen. [18] Jaarverslag 2006 van het EOB. Zie http://www.epo.org/about-us/office/annual-reports/2006.htm. [19] "When small is beautiful: measuring the evolution and consequences of the voluminosity of patent applications at the EPO", Eugenio Archontopoulos et al . Information Economics and Policy, vol. 19, nr. 2 (juni 2007). [20] Wereldwijd zijn er zo’n 10 miljoen niet onderzochte octrooien, en het aantal lopende onderzoeksprocedures bij het EOB bedroeg in 2006 304 100, tegenover 285 400 in 2005. [21] De stand van de techniek is de informatie die vóór een bepaalde datum beschikbaar wordt gemaakt voor het publiek en die van belang is voor de oorspronkelijkheid van een octrooiaanvraag en dus ook voor de reikwijdte van de octrooirechten die toegekend moeten worden. [22] Eurobrand2007-onderzoek op http://study.eurobrand.cc/valueranking2007/. [23] Zie voor meer informatie de website van het BHIM: http://oami.europa.eu/en/userscorner/default.htm. [24] Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen, PB L 3 van 5.1.2002, blz. 1. [25] Richtlijn 98/71/EG van 13 oktober 1998 inzake de rechtsbescherming van modellen, PB L 289 van 28.10.1998, blz. 2. [26] Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 98/71/EG inzake de rechtsbescherming van modellen, COM(2004) 582 definitief. [27] Bescherming wordt geregeld door drie verordeningen betreffende wijnen (Verordening (EG) nr. 1493/1999 PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1), gedistilleerde dranken (Verordening (EG) nr. 110/2008 PB L 39 van 13.2.2008, blz. 16) en landbouwproducten en levensmiddelen (Verordening (EG) nr. 510/2006 PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12). [28] Arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Grote kamer) van 17 september 2007, Microsoft Corp. tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen , Zaak T-201/04. [29] Mededeling van de Commissie. "Richtsnoeren inzake de toepasselijkheid van artikel 81 van het EG-Verdrag op horizontale samenwerkingsovereenkomsten", PB C 3 van 6.1.2001, blz. 2. [30] Algemene richtsnoeren voor de samenwerking tussen CEN, Cenelec en ETSI en de Europese Commissie en de Europese vrijhandelsassociatie, ondertekend op 28 maart 2003, PB C 91 van 16.4.2003, blz. 7. [31] In een aantal omstandigheden kunnen bijvoorbeeld royaltyvrije licenties de brede aanvaarding van normen bevorderen in domeinen met sterke netwerkeffecten. [32] "Naar een grotere bijdrage van normalisatie aan innovatie in Europa", COM(2008) 133 definitief. [33] Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36. [34] "Het communautair Lissabon-programma uitvoeren. Een modern kmo-beleid voor groei en werkgelegenheid", COM(2005) 551 definitief. [35] De Overeenkomst van 17 oktober 2000 over de toepassing van artikel 65 EOV [2001], PB EOB 549. [36] Zie http://www.epo.org/patents/law/legislative-initiatives/epc2000.html. [37] "Verbetering van het octrooisysteem in Europa", COM(2007) 165 definitief. Zie Bijlage II en de erin opgenomen referenties voor berekeningen van de kosten en baten van de Overeenkomst van Londen en het Gemeenschapsoctrooi. [38] http://ec.europa.eu/enterprise/entrepreneurship/sba_en.htm#aa. [39] http://ec.europa.eu/internal_market/indprop/docs/patent/hearing/preliminary_findings_en.pdf. [40] Kleine bedrijven kunnen onder het Amerikaans octrooirecht een korting van 50% op de kosten krijgen. Zie http://www.uspto.gov/web/offices/pac/mpep/mpep_e8r6_appxl.pdf. [41] Bijvoorbeeld de toekenning van overheidssteun aan personen die voor het eerst een octrooiaanvraag indienen (bv. de dienst "1er brevet" van OSEO Innovation in Frankrijk of de INSTI KMU-Patentaktion in Duitsland) of het toestaan van bijkomende overheidssteun (bijvoorbeeld de IPAS-dienst in Ierland). [42] Een aantal landen kent inkomstenbelastingsverlagingen toe voor licentie-inkomsten uit octrooien. [43] A memorandum on removing barriers for a better use of the IPR system by SMEs. Een rapport voor het directoraat-generaal Ondernemingen en industrie, juni 2007. Zie http://www.proinno-europe.eu/NWEV/uploaded_documents/IPR_Expert_group_report_final_23_07_07.pdf. [44] PB C 323 van 30.12.2006, blz. 1. [45] "The possible introduction of an insurance against costs for litigation in patent cases" door CJA Consultants Ltd. Zie http://ec.europa.eu/internal_market/indprop/docs/patent/studies/pli_report_en.pdf – een vervolgstudie. [46] Richtlijn 2008/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation in burgerlijke en handelszaken, PB L 136 van 24.5.2008, blz. 3. [47] Zie http://ec.europa.eu/civiljustice/adr/adr_ec_code_conduct_en.htm. [48] Benchmarking van nationale en regionale ondersteunende diensten voor kmo’s inzake intellectuele- en industriële-eigendomsrechten op http://www.proinno-europe.eu/admin/uploaded_documents/Benchmarking-Report-SME.pdf. [49] Zie http://www.proinno-europe.eu/index.cfm?fuseaction=page.display&topicID=63&parentID=5 4 . [50] Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, The Economic Impact of Counterfeiting and Piracy, 4/6/07 DSTI/IND(2007)9/PART4/REV1. [51] Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, PB L 157 van 30.4.2004, blz. 16. [52] Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1. [53] In geval van een verplicht exequatur is een vonnis dat werd uitgesproken in een lidstaat en dat in diezelfde lidstaat kan worden uitgevoerd, afdwingbaar in andere lidstaten als het daar afdwingbaar werd verklaard. [54] Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad van 22 juli 2003 inzake het optreden van de douaneautoriteiten ten aanzien van goederen waarvan idstaten als het daar afdwingbaar werd verklaard. [55] Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad van 22 juli 2003 inzake het optreden van de douaneautoriteiten ten aanzien van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten en inzake de maatregelen ten aanzien van goederen waarvan is vastgesteld dat zij inbreuk maken op dergelijke rechten, PB L 328 van 30.10.2004, blz. 16. [56] "Douaneoptreden tegen de laatste tendensen op het gebied van namaak en piraterij", COM(2005) 479 definitief. [57] Zie http://ec.europa.eu/taxation_customs/resources/documents/customs/customs_controls/counterfeit_piracy/statistics2007.pdf. [58] "Creatieve online-inhoud in de interne markt", COM(2007) 836 definitief. [59] Effects of counterfeiting on EU SMEs and a review of various public and private IPR enforcement initiatives and resources. Zie http://www.ec.europa.eu/enterprise/enterprise_policy/industry/doc/Counterfeiting_Main%20Report_Final.pdf. [60] Zie http://ec.europa.eu/idabc/en/document/5378/5637. [61] Zie http://www.wipo.int/treaties/en/ip/singapore/. [62] Zie http://www.wipo.int/treaties/en/registration/pct/. [63] Zie http://www.wipo.int/treaties/en/ip/plt/index.html. [64] PB C 129 van 26.5.2005, blz. 3. [65] "Europa als wereldspeler: wereldwijd concurreren. Een bijdrage aan de EU-strategie voor groei en werkgelegenheid". COM(2006) 567 definitief. [66] http://ec.europa.eu/trade/issues/sectoral/intell_property/survey2006_en.htm. [67] http://www.who.int/phi/documents/POAWhitePaper.pdf. [68] Zie http://unfccc.int/meetings/cop_13/items/4049.php. [69] Zie http://www.wipo.int/tk/en/genetic/proposals/european_community.pdf. [70] Zie http://www.wto.org/english/thewto_e/minist_e/min01_e/mindecl_trips_e.htm. [71] Zie http://www.wto.org/english/tratop_e/trips_e/implem_para6_e.htm en http://www.wto.org/english/tratop_e/trips_e/wtl641_e.htm. [72] Verordening (EG) nr. 816/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de verlening van dwanglicenties voor octrooien inzake de vervaardiging van farmaceutische producten voor uitvoer naar landen met volksgezondheidsproblemen, PB L 157 van 9.6.2006, blz. 1.