EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52007PC0446

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende niet-automatische weegwerktuigen (gecodificeerde versie)

/* COM/2007/0446 def. - COD 2007/0164 */

52007PC0446

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende niet-automatische weegwerktuigen (gecodificeerde versie) /* COM/2007/0446 def. - COD 2007/0164 */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 25.7.2007

COM(2007) 446 definitief

2007/0164 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende niet-automatische weegwerktuigen (gecodificeerde versie)

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. In de context van een Europa van de burgers hecht de Commissie groot belang aan het vereenvoudigen en verduidelijken van het Gemeenschapsrecht om het duidelijker en toegankelijker te maken voor de gewone burger, zodat deze nieuwe mogelijkheden krijgt en in staat wordt gesteld gebruik te maken van de specifieke rechten die hij aan het Gemeenschapsrecht kan ontlenen.

Dit doel kan niet worden verwezenlijkt zolang talloze bepalingen die meermaals en vaak ingrijpend zijn gewijzigd, gedeeltelijk in het oorspronkelijke besluit en gedeeltelijk in de latere wijzigingsbesluiten te vinden zijn. Om dan na te gaan wat de geldende regels zijn, is veel zoekwerk vereist, waarbij een groot aantal besluiten moet worden vergeleken.

Codificatie van meermaals gewijzigde regels is dan ook van essentieel belang om het Gemeenschapsrecht duidelijk en doorzichtig te maken.

2. Bij haar besluit van 1 april 1987[1] heeft de Commissie daarom haar diensten opgedragen alle wetgevingbesluiten na maximaal tien wijzigingen te codificeren , waarbij zij erop wijst dat dit een minimumregel is en dat haar diensten ter wille van de duidelijkheid en het juiste begrip van de communautaire wetgeving ernaar zouden moeten streven de teksten waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen, met nog kortere tussenpozen te codificeren.

3. De conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Edinburgh (december 1992) hebben dit bevestigd[2] en het belang van codificatie onderstreept, omdat daarmee rechtszekerheid wordt verschaft omtrent de vraag welke wet op een gegeven moment op een bepaald onderwerp van toepassing is.

Bij codificatie moet het normale wetgevingsproces van de Gemeenschap volledig in acht worden genomen.

Aangezien bij codificatie geen inhoudelijke wijzigingen in de betrokken wetteksten mogen worden aangebracht, zijn het Europees Parlement, de Raad en de Commissie bij Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 een versnelde werkmethode voor de codificatie van wetteksten overeengekomen.

4. Dit voorstel beoogt de codificatie van Richtlijn 90/384/EEG van de Raad van 20 juni 1990 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake niet-automatische weegwerktuigen[3]. De nieuwe richtlijn vervangt de verschillende besluiten die erin zijn verwerkt[4]; dit voorstel laat de inhoud van de besluiten die worden gecodificeerd onverlet en beperkt zich er derhalve toe deze samen te voegen en daarin slechts de formele wijzigingen aan te brengen die voor de codificatie zelf vereist zijn.

5. Dit voorstel voor een codificatie is opgesteld op basis van een voorafgaande consolidatie , in alle officiële talen, van Richtlijn 90/384/EEG en het besluit tot wijziging daarvan, met behulp van een gegevensverwerkingssysteem van het Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen. Voorzover de artikelen zijn vernummerd, is het verband tussen de oude en de nieuwe nummering weergegeven in een concordantietabel die is opgenomen in bijlage VIII bij de gecodificeerde richtlijn.

90/384/EEG (aangepast)

2007/0164 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende niet-automatische weegwerktuigen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95 ,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[5],

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag[6],

Overwegende hetgeen volgt:

1. Richtlijn 90/384/EEG van de Raad van 20 juni 1990 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake niet-automatische weegwerktuigen[7] is ingrijpend gewijzigd[8]. Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

90/384/EEG overweging 1

2. Het behoort tot de taak van de lidstaten het publiek te beschermen tegen onjuiste resultaten van weegbewerkingen met behulp van niet-automatische weegwerktuigen, wanneer deze voor bepaalde categorieën van toepassingen worden gebruikt.

90/384/EEG overweging 2

3. In de lidstaten bestaan dwingende voorschriften waarin met name de vereiste prestaties van niet-automatische weegwerktuigen zijn omschreven door middel van specificaties inzake metrologische en technische eisen alsmede procedures voor controle voor en na het in gebruik nemen. Deze dwingende voorschriften leiden niet noodzakelijk tot beschermingsniveaus die van lidstaat tot lidstaat verschillen, maar zij belemmeren wegens hun verscheidenheid het handelsverkeer binnen de Gemeenschap.

90/384/EEG overweging 5 (aangepast)

4. Deze richtlijn dient uitsluitend de dwingende en fundamentele voorschriften inzake de metrologie en werking van niet-automatische weegwerktuigen te bevatten. Teneinde het bewijs van overeenstemming met de fundamentele voorschriften te vergemakkelijken, is het onontbeerlijk om op Europees vlak over geharmoniseerde normen te beschikken inzake met name ontwerp, constructie en metrologische eigenschappen, welker inachtneming de werktuigen een vermoeden van overeenstemming met de fundamentele voorschriften verschaft. Deze op Europees vlak geharmoniseerde normen worden opgesteld door particuliere instellingen en moeten hun status van niet-bindende teksten behouden. In verband hiermede worden de Europese Commissie voor Normalisatie (CEN), het Europees Comité voor Elektrotechnische Normalisatie (Cenelec) en het Europees Normalisatie-instituut voor Telecommunicatie (ETSI) erkend als de instellingen die bevoegd zijn tot goedkeuring van de geharmoniseerde normen overeenkomstig de algemene richtsnoeren voor samenwerking tussen de Commissie, de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) en deze drie instellingen die op 28 maart 2003 zijn ondertekend[9].

93/68/EEG overwegingen 1, 2 en 3 (aangepast)

5. De Raad heeft een aantal richtlijnen tot opheffing van technische handelsbelemmeringen vastgesteld waarbij is uitgegaan van de beginselen die zijn vastgelegd in zijn resolutie van 7 mei 1985 betreffende een nieuwe aanpak op het gebied van technische harmonisatie en normalisatie[10]. Elk van deze richtlijnen voorziet in het aanbrengen van de CE-markering. De Commissie heeft in haar mededeling van 15 juni 1989 betreffende een globale aanpak op het gebied van certificatie en keuring[11] de invoering voorgesteld van een gemeenschappelijke regelgeving betreffende een CE-markering van overeenstemming waarvoor een enkele grafische vorm geldt. De Raad heeft in zijn resolutie van 21 december 1989 betreffende een globale aanpak op het gebied van de conformiteitsbeoordeling[12] een dergelijke coherente aanpak wat het gebruik van de CE-markering betreft als leidend beginsel goedgekeurd. De twee fundamentele elementen van de nieuwe aanpak die moeten worden toegepast, zijn de essentiële eisen en de procedures ter beoordeling van de overeenstemming.

90/384/EEG (aangepast)

6. Een beoordeling van de conformiteit met de desbetreffende metrologische en technische voorschriften is noodzakelijk voor een doeltreffende bescherming van gebruikers en derden. De bestaande conformiteitsbeoordelingsprocedures verschillen van lidstaat tot lidstaat. Ter vermijding van veelvuldige conformiteitsbeoordelingen, die telkens een belemmering voor het vrije verkeer van weegwerktuigen vormen, is het wenselijk een wederzijdse erkenning van de procedures voor de conformiteitsbeoordeling door de lidstaten in te stellen. Teneinde deze wederzijdse erkenning van de conformiteitsbeoordelingsprocedures te vergemakkelijken, is het met name wenselijk te voorzien in communautaire procedures en criteria voor het aanwijzen van de instanties die met het verrichten van taken in verband met de conformiteitsbeoordelingsprocedures worden belast.

90/384/EEG

93/68/EEG art. 8, punt 1

7. Het is derhalve van wezenlijk belang te waarborgen dat deze aangewezen instanties in de hele Gemeenschap een hoog kwaliteitsniveau verzekeren.

8. De aanwezigheid van de CE-markering van overeenstemming en van het vignet met de letter M op een niet-automatisch weegwerktuig moet erop wijzen dat het aan de voorschriften van deze richtlijn voldoet en moet derhalve een herhaling van de reeds uitgevoerde conformiteitsbeoordelingen overbodig maken.

9. Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage VII, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

90/384/EEG

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

Toepassingsgebied, het in de handel brengen, vrij verkeer

Artikel 1

1. Deze richtlijn is van toepassing op alle niet-automatische weegwerktuigen.

2. Voor de toepassing van deze richtlijn worden de volgende toepassingsgebieden van niet-automatische weeg werktuigen onderscheiden:

1) a) bepaling van de massa voor handelstransacties;

b) bepaling van de massa voor het berekenen van een recht, heffing, belasting, premie, boete, vergoeding of soortgelijke verschuldigde bedragen;

c) bepaling van de massa voor de toepassing van wetten en wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen; gerechtelijke expertises;

d) bepaling van de massa in de medische praktijk voor het wegen van patiënten voor observatie, diagnose en medische behandelingen;

e) bepaling van de massa voor de vervaardiging van medicijnen op voorschrift in de apotheek en bepaling van massa tijdens analyses die in medische en farmaceutische laboratoria worden uitgevoerd;

f) bepaling van de prijs op grond van de massa voor rechtstreekse verkoop aan het publiek en voor voorverpakte artikelen;

2) alle niet in punt 1) genoemde toepassingen.

90/384/EEG (aangepast)

Artikel 2

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

90/384/EEG art. 1, lid 1, eerste en tweede alinea

1. „weegwerktuig”, een meetwerktuig voor het bepalen van de massa van een lichaam met gebruikmaking van de werking van de zwaartekracht op dat lichaam. Weegwerktuigen kunnen bovendien worden gebruikt voor het bepalen van andere met de massa verband houdende grootheden, hoeveelheden, parameters of kenmerken;

2. „niet-automatisch weegwerktuig”, een weegwerktuig waarbij voor het wegen de tussenkomst van een operateur noodzakelijk is, hierna „werktuigen” genoemd;

90/384/EEG overweging 5, laatste zin (aangepast)

3. „geharmoniseerde norm”, een technische specificatie (Europese norm of harmoniseringsdocument) die hetzij door de Europese Commissie voor Normalisatie (CEN), door het Europees Comité voor Elektrotechnische Normalisatie (Cenelec) of door het Europees Normalisatie-instituut voor Telecommunicatie (ETSI) , hetzij door twee of drie van die instellingen is aanvaard in opdracht van de Commissie overeenkomstig Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad[13], en de algemene richtsnoeren voor samenwerking tussen de Commissie, de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) en deze drie instellingen die op 28 maart 2003 zijn ondertekend.

90/384/EEG

Artikel 3

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat alleen werktuigen die aan de voorschriften van deze richtlijn voldoen in de handel mogen worden gebracht.

93/68/EEG art. 8, punt 2 (aangepast)

2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat voor de in artikel 1, lid 2, punt 1), vermelde toepassingen alleen werktuigen in gebruik kunnen worden genomen die voldoen aan de voorschriften van deze richtlijn en die op grond daarvan van de in artikel 11 bedoelde CE-markering zijn voorzien.

90/384/EEG

Artikel 4

De werktuigen die voor de in artikel 1, lid 2, punt 1), vermelde toepassingen worden gebruikt, moeten voldoen aan de fundamentele voorschriften van bijlage I.

Indien het werktuig inrichtingen bevat, of is aangesloten op inrichtingen, die niet worden gebruikt voor de in artikel 1, lid 2, punt 1), vermelde toepassingen, zijn de fundamentele voorschriften niet op die inrichtingen van toepassing.

Artikel 5

1. De lidstaten mogen het in de handel brengen van werktuigen die aan de voorschriften van deze richtlijn voldoen, niet belemmeren.

2. De lidstaten mogen het in gebruik nemen, voor de in artikel 1, lid 2, punt 1), vermelde toepassingen, van werktuigen die aan de voorschriften van deze richtlijn voldoen, niet belemmeren.

Artikel 6

1. De lidstaten gaan ervan uit dat aan de in fundamentele voorschriften van bijlage I is voldaan ten aanzien van werktuigen die in overeenstemming zijn met de nationale normen waarmee de geharmoniseerde normen die aan die voorschriften voldoen, ten uitvoer worden gelegd.

2. De Commissie maakt de referentienummers van de in lid 1 bedoelde geharmoniseerde normen bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie .

De lidstaten maken de referentienummers van de in lid 1 bedoelde nationale normen bekend.

Artikel 7

90/384/EEG (aangepast)

Indien een lidstaat of de Commissie van mening is dat de de in artikel 6, lid 1, bedoelde geharmoniseerde normen niet volledig in overeenstemming zijn met de fundamentele voorschriften van bijlage I, legt de Commissie of de betrokken lidstaat onder opgave van de redenen de zaak voor aan het bij artikel 5 van Richtlijn 98/34/EG ingestelde Permanent Comité, hierna te noemen „het Comité”.

90/384/EEG

93/68/EEG art. 8, punt 1

Het Comité brengt onverwijld advies uit.

In het licht van het advies van het Comité deelt de Commissie de lidstaten mede of het al dan niet noodzakelijk is die normen uit de in artikel 6, lid 2, bedoelde publicaties te verwijderen.

Artikel 8

1. Indien een lidstaat van mening is dat werktuigen die van de in bijlage II, punten 2, 3 en 4, bedoelde CE-markering van overeenstemming zijn voorzien niet aan de voorschriften van deze richtlijn voldoen, hoewel zij op de juiste wijze zijn geïnstalleerd en worden gebruikt voor het doel waarvoor zij zijn bestemd, neemt hij alle passende maatregelen om die werktuigen uit de handel te nemen of het in gebruik nemen en/of in de handel brengen ervan te verbieden of te beperken.

De betrokken lidstaat stelt de Commissie onverwijld in kennis van elke daartoe strekkende maatregel onder vermelding van de redenen van zijn besluit, en geeft daarbij in het bijzonder aan of het gebrek aan overeenstemming het gevolg is van:

a) het niet in acht nemen van de fundamentele voorschriften van bijlage I, indien de werktuigen niet voldoen aan de in artikel 6, lid 1, bedoelde geharmoniseerde normen;

b) onjuiste toepassing van de in artikel 6, lid 1, bedoelde geharmoniseerde normen;

c) leemten in de in artikel 6, lid 1, bedoelde geharmoniseerde normen.

2. De Commissie treedt zo spoedig mogelijk in overleg met de betrokken partijen.

Na dit overleg stelt de Commissie de lidstaat die de maatregel heeft getroffen onmiddellijk in kennis van het resultaat. Indien de Commissie van oordeel is dat de maatregel gerechtvaardigd is, deelt zij dit onmiddellijk tevens aan de overige lidstaten mee.

Indien de lidstaat de maatregel heeft getroffen op grond van vermeende leemten in de normen, legt de Commissie de zaak na overleg met de betrokken partijen binnen twee maanden aan het Comité voor, indien de lidstaat die de maatregelen heeft getroffen voornemens is deze te handhaven, en leidt zij vervolgens de in artikel 7 bedoelde procedure in.

3. Indien een werktuig dat niet conform is van de CE-markering van overeenstemming is voorzien, neemt de bevoegde lidstaat passende maatregelen tegen degene die de markering heeft aangebracht en stelt hij de Commissie en de overige lidstaten daarvan in kennis.

4. De Commissie draagt er zorg voor dat de lidstaten van het verloop en de resultaten van deze procedure op de hoogte worden gehouden.

HOOFDSTUK 2

Beoordeling van de conformiteit

Artikel 9

1. De overeenstemming van de werktuigen met de fundamentele voorschriften van bijlage I kan naar keuze van de aanvrager met een van de volgende procedures worden gestaafd:

a) het EG-typeonderzoek van bijlage II, punt 1, gevolgd door hetzij de in bijlage II, punt 2, bedoelde EG-verklaring van overeenstemming met het type (waarborg van de kwaliteit van de productie), hetzij door de in bijlage II, punt 3, bedoelde EG-keuring;

het EG-typeonderzoek is echter niet verplicht voor werktuigen zonder elektronische onderdelen en met een lastvereffeningsinrichting waarin geen gebruik wordt gemaakt van een veer voor het in evenwicht houden van de last;

b) de in bijlage II, punt 4, bedoelde EG-keuring per eenheid.

90/384/EEG (aangepast)

2. De bescheiden en briefwisseling met betrekking tot de in lid 1 bedoelde procedures worden gesteld in een officiële taal van de lidstaat waar genoemde procedures worden uitgevoerd of in een taal die door de overeenkomstig artikel 10, lid 1, aangemelde instantie wordt aanvaard.

93/68/EEG art. 8, punt 3

3. Indien de werktuigen met betrekking tot andere aspecten onder andere richtlijnen vallen die voorzien in het aanbrengen van de CE-markering van overeenstemming, geeft deze markering aan dat de werktuigen geacht worden ook aan de voorschriften van deze andere richtlijnen te voldoen.

Indien echter in een of meer richtlijnen die op werktuigen betrekking hebben, gedurende een overgangsperiode de fabrikant de keuze van de toe te passen regeling wordt gelaten, geeft de CE-markering van overeenstemming alleen aan dat aan de bepalingen van de door de fabrikant toegepaste richtlijnen is voldaan. In dat geval moeten de in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte referenties van de toegepaste richtlijnen worden vermeld op de door deze richtlijnen vereiste documenten, handleidingen of gebruiksaanwijzingen die bij de werktuigen zijn gevoegd.

90/384/EEG

Artikel 10

93/68/EEG art. 8, punt 4 (aangepast)

1. De lidstaten melden de instanties die zij met de in artikel 9 bedoelde procedure hebben belast bij de Commissie en de overige lidstaten aan en delen mee welke, met welke specifieke taken deze instanties zijn belast en welk identificatienummer de Commissie hun vooraf heeft toegekend.

De Commissie publiceert in het Publicatieblad van de Europese Unie de lijst van deze instanties met hun nummer en de taken waarvoor zij zijn aangemeld. Zij zorgt voor de bijwerking van deze lijst.

90/384/EEG (aangepast)

2. De lidstaten passen voor de aanwijzing van de instanties de in bijlage V vermelde minimumcriteria toe. Instanties die voldoen aan de in de desbetreffende geharmoniseerde normen vastgestelde criteria worden geacht aan de in die bijlage vermelde criteria te voldoen.

3. Een lidstaat die een instantie heeft aangewezen, maakt de aanwijzing ongedaan indien de instantie niet langer aan de in lid 2 bedoelde aanwijzingscriteria voldoet. De lidstaat stelt de overige lidstaten en de Commissie hiervan onverwijld in kennis en trekt de aanmelding in.

90/384/EEG

93/68/EEG art. 8, punt 1

HOOFDSTUK 3

CE-markering van overeenstemming en opschriften

Artikel 11

1. Op de werktuigen ten aanzien waarvan de EG-overeenstemming is vastgesteld, worden de CE-markering van overeenstemming en de vereiste aanvullende gegevens, als omschreven in bijlage IV, punt 1, duidelijk zichtbaar, gemakkelijk leesbaar en onuitwisbaar aangebracht.

2. Op alle andere werktuigen worden de in bijlage IV, punt 2, genoemde opschriften duidelijk zichtbaar, gemakkelijk leesbaar en onuitwisbaar aangebracht.

93/68/EEG art. 8, punt 5

3. Op de werktuigen mogen geen markeringen worden aangebracht die derden kunnen misleiden omtrent de betekenis of de grafische vorm van de CE-markering. Op de werktuigen mogen andere markeringen worden aangebracht op voorwaarde dat de zichtbaarheid en de leesbaarheid van de CE-markering niet worden verminderd.

93/68/EEG art. 8, punt 6

Artikel 12

Onverminderd artikel 8:

a) ontstaat, wanneer een lidstaat vaststelt dat de CE-markering van overeenstemming ten onrechte is aangebracht, voor de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde de verplichting om onder de door deze lidstaat gestelde voorwaarden het product in overeenstemming te brengen met de bepalingen inzake de CE-markering en aan de overtreding een einde te maken;

b) treft de lidstaat, indien de tekortkoming blijft bestaan, alle nodige maatregelen om overeenkomstig de procedure van artikel 8 het in de handel brengen van het bewuste product te beperken of te verbieden dan wel het uit de handel te laten nemen.

90/384/EEG

93/68/EEG art. 8, punt 1

Artikel 13

Indien een werktuig dat is bestemd voor een van de in artikel 1, lid 2, punt 1), bedoelde toepassingen, inrichtingen bevat, of is aangesloten op inrichtingen, die niet aan de conformiteitsbeoordeling zoals bedoeld in artikel 9 zijn onderworpen, moet op elk van deze inrichtingen het beperkend gebruikssymbool, als omschreven in bijlage IV, punt 3, zijn aangebracht. Dit symbool moet duidelijk zichtbaar en onuitwisbaar op de inrichtingen zijn aangebracht.

HOOFDSTUK 4

Slotbepalingen

Artikel 14

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat werktuigen voorzien van de CE-markering , waarmee wordt verklaard dat zij in overeenstemming zijn met de voorschriften van deze richtlijn, in overeenstemming met deze voorschriften blijven.

Artikel 15

In elk besluit dat overeenkomstig deze richtlijn wordt genomen en dat resulteert in beperkingen met betrekking tot het in gebruik nemen van een werktuig, moeten nauwkeurig de redenen worden vermeld waarop het besluit berust.

Een dergelijk besluit wordt onverwijld ter kennis van de betrokken partij gebracht, die tegelijkertijd op de hoogte moet worden gebracht van de in de betrokken lidstaat openstaande rechtsmiddelen en van de termijn die voor de aanwending van die rechtsmiddelen geldt.

Artikel 16

90/384/EEG (aangepast)

De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 17

Richtlijn 90/384/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage VII, deel A, genoemde richtlijn, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage VII, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage VIII.

Artikel 18

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

90/384/EEG

Artikel 19

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

90/384/EEG (aangepast)

BIJLAGE I

FUNDAMENTELE VOORSCHRIFTEN

90/384/EEG

Rectificatie 90/384/EEG (PB L 258 van 22.9.1990, blz. 35)

De gebruikte terminologie is overgenomen van de Internationale Organisatie voor Wettelijke Metrologie.

Inleidende opmerking

Bevat het werktuig meerdere aanwijs- of afdrukinrichtingen die worden gebruikt voor de in artikel 1, lid 2, punt 1), genoemde toepassingen of is het op meerdere dergelijke inrichtingen aangesloten, dan zijn de fundamentele voorschriften niet van toepassing op de inrichtingen die de weegresultaten weergeven en die niet van invloed kunnen zijn op de juiste werking van het werktuig, indien de weegresultaten juist en onuitwisbaar worden afgedrukt of geregistreerd door een deel van het werktuig dat voldoet aan de fundamentele voorschriften en indien zij toegankelijk zijn voor beide bij de weging betrokken partijen. Voor werktuigen die gebruikt worden voor de rechtstreekse verkoop aan het publiek, dienen echter de aanwijs- en afdrukinrichtingen voor de verkoper en de klant aan de fundamentele voorschriften te voldoen.

METROLOGISCHE EISEN

1. Eenheden van massa

De gebruikte eenheden van massa zijn de wettelijke eenheden in de zin van Richtlijn 80/181/EEG van de Raad[14].

Op deze voorwaarde zijn de volgende eenheden toegestaan:

- van de SI-eenheden: kilogram, microgram, milligram, gram, ton;

- van de Britse eenheden: pound, ounce (avoirdupois), troy ounce;

- van de overige eenheden: metriekkaraat voor het wegen van edelstenen.

Voor werktuigen die gebruik maken van de hierboven bedoelde Britse eenheden van massa, worden de hieronder omschreven relevante fundamentele voorschriften door middel van eenvoudige interpolatie omgezet in genoemde Britse eenheden.

2. Nauwkeurigheidsklassen

2.1. De nauwkeurigheidsklassen zijn als volgt ingedeeld:

I: | speciaal, |

II: | fijn, |

III: | gewoon, |

IIII: | grof. |

In tabel 1 zijn deze klassen nader omschreven.

TABEL 1

Nauwkeurigheidsklassen

Klasse | è1 IJkeenheid (e) ç | Minimaal weegvermogen (Min) | Aantal ijkeenheden [pic] |

minimumwaarde | minimum-waarde | maximum-waarde |

I | 0,001 | g ≤ e | 100 e | 50 000 | — |

II | 0,001 | g ≤ e ≤ 0,05 g | 20 e | 100 | 100 000 |

0,1 | g ≤ e | 50 e | 5 000 | 100 000 |

III | 0,1 | g ≤ e ≤ 2 g | 20 e | 100 | 10 000 |

5 | g ≤ e | 20 e | 500 | 10 000 |

IIII | 5 | g ≤ e | 10 e | 100 | 1 000 |

Voor werktuigen van de klassen II en III die dienen om een vervoertarief vast te stellen wordt het minimale weegvermogen verlaagd tot 5 e.

2.2. Afleeseenheden

2.2.1. De werkelijke afleeseenheid (d) en de ijkeenheid (e) moeten in de volgende vorm worden uitgedrukt:

1 × 10k, 2 × 10k of 5 × 10k massaeenheden,

waarbij k een geheel getal of nul is.

2.2.2. Voor alle andere werktuigen dan die met hulpaanwijsinrichtingen is d gelijk aan e.

2.2.3. Voor werktuigen met hulpaanwijsinrichtingen gelden de volgende voorwaarden:

e = 1 × 10k g

d < e ≤ 10 d

behalve voor werktuigen van klasse I met d < 10− 4 g, waarvoor e = 10− 3 g.

3. Indeling

3.1. Werktuigen met één weegbereik

Werktuigen met een hulpaanwijsinrichting moeten tot klasse I of klasse II behoren. Bij deze werktuigen worden de ondergrenzen van het minimale weegvermogen voor deze beide klassen verkregen door in kolom 3 van tabel 1 de ijkeenheid (e) te vervangen door de werkelijke afleeseenheid (d).

Indien d < 10− 4 g mag het maximale weegvermogen van klasse I minder bedragen dan 50 000 e.

3.2. Werktuigen met meerdere weegbereiken

Meerdere weegbereiken zijn toegestaan, mits zij duidelijk op het werktuig staan aangegeven. Elk afzonderlijk weegbereik wordt ingedeeld overeenkomstig punt 3.1. Indien de weegbereiken in verschillende nauwkeurigheidsklassen vallen, moet het werktuig voldoen aan de strengste eisen die gelden voor de nauwkeurigheidsklassen waarin de weegbereiken vallen.

3.3. Werktuigen met meer eenheden

3.3.1. Werktuigen met één weegbereik kunnen verschillende partiële weegbereiken hebben (werktuigen met meer eenheden).

Werktuigen met meer eenheden mogen niet zijn voorzien van een hulpaanwijsinrichting.

3.3.2. Elk partieel weegbereik (i) van werktuigen met meer eenheden wordt bepaald door:

zijn ijkeenheid ei, | waarbij | è1 e(i + 1) > ei ç |

zij maximaal weegvermogen Maxi, | waarbij | Maxr | = Max |

zijn minimaal weegvermogen Mini, | waarbij | Mini | = Max (i − 1) |

en | Min1 | = Min |

- waarin:

i = 1, 2, … r,

i = nummer van het partiële weegbereik,

r = totale aantal partiële weegbereiken.

Alle weegvermogens zijn netto-belastingvermogens, ongeacht de waarde van de gebruikte tarra.

3.3.3. De partiële weegbereiken worden ingedeeld overeenkomstig tabel 2. Alle partiële weegbereiken vallen in dezelfde nauwkeurigheidsklasse, die tevens de nauwkeurigheidsklasse van het werktuig is.

TABEL 2

Werktuigen met meer eenheden

i = 1, 2, … r,

i = nummer van het partiële weegbereik,

r = totale aantal partiële weegbereiken.

Klasse | è1 IJkeenheid (e) ç | Minimaal weegvermogen (Min) | Aantal ijkeenheden |

Minimumwaarde | minimum-waarde(1) [pic] | maximum-waarde(1) [pic] |

I | 0,001 | g ≤ ei | 100 e1 | 50 000 | — |

II | 0,001 | g ≤ ei ≤ 0,05 g | 20 e1 | 5 000 | 100 000 |

0,1 | g ≤ ei | 50 e1 | 5 000 | 100 000 |

III | è1 0,1 ç | è1 g ≤ e i ç | 20 e1 | 500 | 10 000 |

IIII | 5 | g ≤ ei | 10 e1 | 50 | 1 000 |

(1) Voor i = r geldt de overeenkomstige kolom van tabel 1, waarbij e wordt vervangen door er. |

4. Nauwkeurigheid

4.1. Bij de toepassing van de in artikel 9 genoemde procedures mag de fout op de aanwijzing niet groter zijn dan de maximaal toelaatbare fout op de aanwijzing vermeld in tabel 3. Bij de digitale aanwijzing moet de fout op de aanwijzing van de afrondingsfout zijn ontdaan.

De maximaal toelaatbare fouten zijn van toepassing op de netto- en tarrawaarde bij alle mogelijke belastingen, met uitzondering van vooraf ingestelde tarrawaarden.

TABEL 3

Maximaal toelaatbare fouten

Belasting | Maximaal toelaatbare fout |

Klasse I | Klasse II | Klasse III | Klasse IIII |

Richtlijn 93/68/EEG van de Raad (PB L 220 van 30.8.1993, blz. 1) | uitsluitend artikel 1, punt 7, en artikel 8 |

Deel B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing (bedoeld in artikel 17)

Richtlijn | Omzettingstermijn | Toepassingsdatum |

90/384/EEG | 30 juni 1992 | 1 januari 1993[15] |

93/68/EEG | 30 juni 1994 | 1 januari 1995[16] |

_____________

BIJLAGE VIII

Concordantietabel

Richtlijn 90/384/EEG | De onderhavige richtlijn |

Artikel 1, lid 1, eerste alinea | Artikel 2, punt 1 |

Artikel 1, lid 1, tweede alinea | Artikel 2, punt 2 |

Overweging 5, laatste zin | Artikel 2, punt 3 |

Artikel 1, lid 1, derde alinea | Artikel 1, lid 1 |

Artikel 1, lid 2, aanhef | Artikel 1, lid 2, aanhef |

Artikel 1, lid 2, onder a), punt 1 | Artikel 1, lid 2, punt 1, onder a) |

Artikel 1, lid 2, onder a), punt 2 | Artikel 1, lid 2, punt 1, onder b) |

Artikel 1, lid 2, onder a), punt 3 | Artikel 1, lid 2, punt 1, onder c) |

Artikel 1, lid 2, onder a), punt 4 | Artikel 1, lid 2, punt 1, onder d) |

Artikel 1, lid 2, onder a), punt 5 | Artikel 1, lid 2, punt 1, onder e) |

Artikel 1, lid 2, onder a), punt 6 | Artikel 1, lid 2, punt 1, onder f) |

Artikel 1, lid 2, onder b) | Artikel 1, lid 2, punt 2 |

Artikel 2 | Artikel 3 |

Artikel 3 | Artikel 4 |

Artikel 4 | Artikel 5 |

Artikel 5 | Artikel 6 |

Artikel 6, eerste alinea, eerste zin | Artikel 7, eerste alinea |

Artikel 6, eerste alinea, tweede zin | Artikel 7, tweede alinea |

Artikel 6, tweede alinea | Artikel 7, derde alinea |

Artikel 7 | Artikel 8 |

Artikel 8, leden 1 en 2 | Artikel 9, leden 1 en 2 |

Artikel 8, lid 3, onder a) | Artikel 9, lid 3, eerste alinea |

Artikel 8, lid 3, onder b) | Artikel 9, lid 3, tweede alinea |

Artikel 9 | Artikel 10 |

Artikel 10 | Artikel 11 |

Artikel 11 | Artikel 12 |

Artikel 12 | Artikel 13 |

Artikel 13 | Artikel 14 |

Artikel 14, eerste zin | Artikel 15, eerste alinea |

Artikel 14, tweede zin | Artikel 15, tweede alinea |

Artikel 15, leden 1, 2 en 3 | _____ |

Artikel 15, lid 4 | Artikel 16 |

Artikel 15, lid 5 | _____ |

_____ | Artikel 17 |

_____ | Artikel 18 |

Artikel 16 | Artikel 19 |

Bijlagen I tot en met VI | Bijlagen I tot en met VI |

_____ | Bijlage VII |

_____ | Bijlage VIII |

_____________

[1] COM(87) 868 PV.

[2] Zie bijlage 3 bij deel A van die conclusies.

[3] Uitgevoerd overeenkomstig de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Codificatie van het acquis communautaire, COM(2001) 645 def.

[4] Zie bijlage VII, deel A, bij dit voorstel.

[5] PB C […] van […], blz. […].

[6] PB C […] van […], blz. […].

[7] PB L 189 van 20.7.1990, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 93/68/EEG (PB L 220 van 30.8.1993, blz. 1).

[8] Zie bijlage VII, deel A.

[9] PB C 91 van 1.4.2003, blz. 7.

[10] PB C 136 van 4.6.1985, blz. 1.

[11] PB C 231 van 8.9.1989, blz. 3, en PB C 267 van 19.10.1989, blz. 3.

[12] PB C 10 van 16.1.1990, blz. 1.

[13] PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.

[14] PB L 39 van 15.2.1980, blz. 40.

[15] Overeenkomstig artikel 15, lid 3, van Richtlijn 90/384/EEG staan de lidstaten gedurende een periode van tien jaar vanaf de datum van toepassing van de in die richtlijn bedoelde bepalingen het in de handel en/of het in gebruik nemen van werktuigen toe, die overeenstemmen met de voor 1 januari 1993 geldende voorschriften.

[16] Overeenkomstig artikel 14, lid 2, van Richtlijn 93/68/EEG staan de lidstaten tot 1 januari 1997 het in de handel brengen en het gebruik toe van de producten die in overeenstemming zijn met de markeringsregelingen welke vóór 1 januari 1995 van kracht zijn.

Top