Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52007PC0387

Voorstel voor een besluit van de Raad inzake de ondertekening van het Verdrag tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen, de Zwitserse Bondsstaat en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

/* COM/2007/0387 def. */

52007PC0387




[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 6.7.2007

COM(2007) 387 definitief

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

inzake de ondertekening van het Verdrag tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen, de Zwitserse Bondsstaat en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. Politieke en juridische achtergrond

Op 16 september 1988 sloten de lidstaten van de Europese Gemeenschappen met de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen en de Zwitserse Bondsstaat het Verdrag van Lugano betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. Bij dit verdrag, hierna het "Verdrag van Lugano" genoemd, wordt de toepassing van de regels van het Verdrag van Brussel, dat in 1968 werd gesloten tussen de lidstaten van de Europese Gemeenschap en betrekking heeft op hetzelfde onderwerp, uitgebreid tot een aantal lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie.

In 1998-1999 werd er in het kader van een ad-hocwerkgroep, die werd uitgebreid met Zwitserland, Noorwegen en IJsland, onderhandeld over een herziening van het Verdrag van Brussel van 1968 en het Verdrag van Lugano van 1988. Deze onderhandelingen leidden tot de aanneming van een tekst van een door de werkgroep opgesteld ontwerpverdrag. Deze tekst werd bekrachtigd door de Raad op zijn zitting van 27 en 28 mei 1999 (JUSTCIV 60 van 30 april 1999).

Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam op 1 mei 1999 vallen de in het Verdrag van Brussel van 1968 geregelde aangelegenheden overeenkomstig artikel 61, onder c), en artikel 65 van het EG-Verdrag onder de bevoegdheid van de Gemeenschap. Het Verdrag van Brussel van 1968 werd bijgevolg omgevormd tot een verordening, meer bepaald Verordening (EG) nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. Naar aanleiding daarvan werden de regels van het Verdrag van Brussel gemoderniseerd, waardoor het stelsel van erkenning en tenuitvoerlegging sneller en doeltreffender werd.

Gezien het parallellisme tussen de in het Verdrag van Brussel (EG) en het Verdrag van Lugano neergelegde regelingen betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, moet het Verdrag van Lugano van 1988 worden aangepast om rekening te houden met de evolutie van de regeling van "Brussel". Het is met name van belang om het stelsel van erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen aan te passen teneinde met de betrokken EVA-staten te komen tot een even soepel verkeer van beslissingen.

De Commissie diende op 22 maart 2002 een aanbeveling in voor een besluit van de Raad waarbij zij wordt gemachtigd onderhandelingen te openen met het oog op de aanneming van een Verdrag tussen de Gemeenschap en enerzijds, op basis van het Protocol betreffende zijn positie, Denemarken, en anderzijds IJsland, Noorwegen, Zwitserland en Polen, over de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, ter vervanging van het Verdrag van Lugano van 16 september 1988 (SEC(2002) 298 definitief).

Op zijn zitting van 14 en 15 oktober 2002 stelde de Raad onderhandelingsrichtsnoeren vast waarbij de Commissie werd gemachtigd te onderhandelen over een nieuw Verdrag van Lugano.

Op zijn zitting van 27 en 28 februari 2003 besloot de Raad het Europees Hof van Justitie te verzoeken om een advies over de vraag of de sluiting van het nieuwe Verdrag van Lugano onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt, dan wel onder de gedeelde bevoegdheid van de Gemeenschap en de lidstaten. In zijn advies 1/03 van 7 februari 2006 stelde het Europees Hof van Justitie dat de sluiting van het nieuwe Verdrag van Lugano volledig onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Gemeenschap valt.

Na dit advies van het Hof werden de onderhandelingen hervat en op 28 maart 2007 in Brussel afgerond.

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan titel IV van het EG-Verdrag. Bijgevolg zijn de communautaire instrumenten op het gebied van onder meer de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken niet bindend voor, noch van toepassing in Denemarken. Derhalve neemt Denemarken aan het nieuwe Verdrag van Lugano deel als verdragsluitende partij en niet als lidstaat van de Europese Gemeenschap. Tussen de overige lidstaten van de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken is Verordening (EG) nr. 44/2001 van toepassing met ingang van 1 juli 2007, overeenkomstig de op 19 oktober 2005 te Brussel ondertekende Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.

2. Resultaten van de onderhandelingen

De Commissie onderhandelde over het nieuwe Verdrag van Lugano met inachtneming van de onderhandelingsrichtsnoeren van de Raad en in overleg met het bijzonder comité dat door de Raad is aangewezen om de Commissie bij te staan tijdens de onderhandelingen.

Het verdrag houdt met name het volgende in:

- de tekst van het verdrag wordt in het algemeen in overeenstemming gebracht met die van Verordening (EG) nr. 44/2001, zowel wat betreft de rechterlijke bevoegdheid als wat betreft de erkenning en de tenuitvoerlegging, afgezien van enkele kleine wijzigingen en verduidelijkingen. Met betrekking tot een van deze wijzigingen, die artikel 22, punt 4, van het verdrag betreft, zal de Europese Gemeenschap bij de bekrachtiging van het verdrag in een verklaring aangeven dat zij voornemens is het toepassingsgebied van artikel 22, punt 4, van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad te verduidelijken teneinde daarin de relevante rechtspraak van het Europees Hof van Justitie inzake de registratie of de geldigheid van intellectuele eigendomsrechten te verwerken, en aldus het parallellisme met artikel 22, punt 4, van het verdrag te waarborgen. In dit verband zal worden verwezen naar een in opdracht van de Commissie uitgevoerde studie betreffende de evaluatie van de toepassing van Verordening (EG) nr. 44/2001;

- de tekst van het verdrag wordt aangepast om tot uiting te brengen dat de Europese Gemeenschap exclusief bevoegd is om het nieuwe Verdrag van Lugano te sluiten;

- de tekst wordt aangepast om rekening te houden met de specifieke situatie van Denemarken;

- er wordt een systeem van distributieve toepassing van het Verdrag van Lugano en Verordening (EG) nr. 44/2001 ingevoerd, dat overeenkomt met het systeem van artikel 54 ter van het Verdrag van Lugano van 1988;

- verdragsluitende partijen mogen overeenkomstig artikel 67 internationale overeenkomsten over bijzondere onderwerpen handhaven en sluiten, en in dit verband kunnen er ten aanzien van een op basis van een dergelijke overeenkomst gewezen beslissing aanvullende gronden voor weigering van erkenning en tenuitvoerlegging in een lidstaat van de Europese Gemeenschap worden toegepast wanneer de verweerder zijn woonplaats heeft in een lidstaat van de Europese Gemeenschap;

- in artikel 68 wordt bepaald onder welke voorwaarden de verdragsluitende partijen internationale overeenkomsten met derde staten mogen handhaven en sluiten krachtens welke rechterlijke beslissingen die in een andere door het verdrag gebonden staat zijn gegeven tegen een verweerder die zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft in een derde land, niet worden erkend en niet ten uitvoer worden gelegd wanneer de beslissing alleen kan worden gebaseerd op een exorbitante bevoegdheidsgrond;

- de mogelijkheid wordt geboden om het toepassingsgebied van het nieuwe verdrag uit te breiden tot niet-Europese grondgebieden die deel uitmaken van het grondgebied van de lidstaten of waarvan de buitenlandse betrekkingen door deze lidstaten worden behartigd, teneinde het oorspronkelijke geografische toepassingsgebied van het Verdrag van Brussel van 1968 en het Verdrag van Lugano van 1988 te handhaven. In het geval van een dergelijke uitbreiding vervangt het nieuwe verdrag, wat de betrekkingen tussen de lidstaten van de Europese Gemeenschap en deze niet-Europese grondgebieden betreft, het Verdrag van Brussel van 1968;

- het nieuwe verdrag vervangt, onder voorbehoud van overgangsbepalingen, het Verdrag van Lugano van 1988.

3. Conclusies

Gelet op de positieve resultaten van de onderhandelingen beveelt de Commissie de Raad aan het besluit aan te nemen inzake de ondertekening van het Verdrag tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen, de Zwitserse Bondsstaat en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

inzake de ondertekening van het Verdrag tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen, de Zwitserse Bondsstaat en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 61, onder c), juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie[1],

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Op 16 september 1988 sloten de lidstaten van de Europese Gemeenschappen met de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen en de Zwitserse Bondsstaat een internationaal verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (het "Verdrag van Lugano")[2], waardoor de toepassing van de regels van het Verdrag van Brussel van 27 september 1968 (het "Verdrag van Brussel")[3], dat betrekking heeft op hetzelfde onderwerp, wordt uitgebreid tot IJsland, Noorwegen en Zwitserland.

(2) In 1998-1999 werd er in het kader van een ad-hocwerkgroep, die werd uitgebreid met Zwitserland, Noorwegen en IJsland, onderhandeld over een herziening van het Verdrag van Brussel van 1968 en van het Verdrag van Lugano van 1988. Deze onderhandelingen leidden tot de aanneming van een tekst van een door de werkgroep opgesteld ontwerpverdrag, die door de Raad op zijn zitting van 27 en 28 mei 1999 werd bekrachtigd.

(3) Door middel van Verordening (EG) nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken werden de regels van het Verdrag van Brussel gemoderniseerd, waardoor het stelsel van erkenning en tenuitvoerlegging sneller en doeltreffender werd.

(4) Gezien het parallellisme tussen de in het Verdrag van Brussel en het Verdrag van Lugano neergelegde regelingen betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, moeten de regels van het Verdrag van Lugano in overeenstemming worden gebracht met die van Verordening (EG) nr. 44/2001, teneinde met de betrokken EVA-staten te komen tot een even soepel verkeer van beslissingen.

(5) Overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie (EU-Verdrag) en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG-Verdrag) is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan titel IV van het EG-Verdrag. Om de regels van het Verdrag van Lugano te kunnen toepassen op Denemarken, moet Denemarken als verdragsluitende partij deelnemen aan een nieuw verdrag betreffende hetzelfde onderwerp.

(6) Bij besluit van 27 september 2002 machtigde de Raad de Commissie om te onderhandelen over een Verdrag tussen de Gemeenschap en enerzijds, op basis van het Protocol betreffende zijn positie, Denemarken, en anderzijds IJsland, Noorwegen, Polen en Zwitserland, over de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, ter vervanging van het Verdrag van Lugano.

(7) De Commissie heeft namens de Gemeenschap over dit verdrag onderhandeld met de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen, de Zwitserse Bondsstaat en het Koninkrijk Denemarken.

(8) Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat aan het EU-Verdrag en het EG-Verdrag is gehecht, nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland deel aan de aanneming en de toepassing van dit besluit.

(9) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het bovenvermelde Protocol betreffende de positie van Denemarken, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van dit besluit, dat derhalve niet bindend is voor noch van toepassing is op Denemarken.

(10) Het verdrag, dat op 28 maart 2007 te Brussel is geparafeerd, moet worden ondertekend,

BESLUIT:

Artikel 1

Het Verdrag tussen de Gemeenschap en enerzijds de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen, de Zwitserse Bondsstaat en anderzijds, op basis van het Protocol betreffende zijn positie, Denemarken, over de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, ter vervanging van het Verdrag van Lugano van 16 september 1988, wordt hierbij, onder voorbehoud van sluiting van dit verdrag, namens de Europese Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van het verdrag is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt hierbij gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die gemachtigd is (zijn) om namens de Europese Gemeenschap het Verdrag tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen, de Zwitserse Bondsstaat en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken te ondertekenen.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De voorzitter

BIJLAGE

VERDRAG

betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

Gedaan te Lugano op …

PREAMBULE

De hoge Verdragsluitende Partijen bij dit Verdrag,

VASTBESLOTEN op hun grondgebied de rechtsbescherming van degenen die er gevestigd zijn, te vergroten,

OVERWEGENDE dat het daartoe noodzakelijk is de bevoegdheid van de gerechten in internationaal verband vast te stellen, de erkenning van beslissingen te vergemakkelijken en, ter verzekering van de tenuitvoerlegging hiervan alsmede van de tenuitvoerlegging van authentieke akten en gerechtelijke schikkingen, een vlotte rechtsgang in te voeren,

ZICH BEWUST van hun onderlinge banden, die op economisch gebied zijn bekrachtigd door de vrijhandelsovereenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en een aantal lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie,

REKENING HOUDEND MET:

- het Verdrag van Brussel van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, zoals dit is gewijzigd bij de toetredingsverdragen naar aanleiding van de opeenvolgende uitbreidingen van de Europese Unie,

- het Verdrag van Lugano van 16 september 1988 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, waarbij de toepassing van de regels van het Verdrag van Brussel van 1968 wordt uitgebreid tot een aantal lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie,

- Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, die in de plaats is gekomen van het bovengenoemde Verdrag van Brussel,

- de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, die is ondertekend te Brussel op 19 oktober 2005,

ERVAN OVERTUIGD dat de uitbreiding van de beginselen van Verordening (EG) nr. 44/2001 tot de verdragsluitende partijen bij dit instrument, de juridische en economische samenwerking zal versterken,

VERLANGENDE een zo groot mogelijke eenheid in de uitlegging van dit instrument te bewerkstelligen,

HEBBEN in die geest BESLOTEN dit verdrag te sluiten en

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OMTRENT DE VOLGENDE BEPALINGEN:

TITEL I

TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

1. Dit verdrag wordt toegepast in burgerlijke en handelszaken, ongeacht de aard van het gerecht waarvoor deze zaken zich afspelen. Het heeft met name geen betrekking op fiscale zaken, douanezaken of administratiefrechtelijke zaken.

2. Het verdrag is niet van toepassing op:

a) de staat en de bevoegdheid van natuurlijke personen, het huwelijksgoederenrecht, testamenten en erfenissen;

b) het faillissement, akkoorden en andere soortgelijke procedures;

c) de sociale zekerheid;

d) de arbitrage.

3. In dit verdrag wordt onder "door dit verdrag gebonden staat" verstaan, elke staat die verdragsluitende partij is bij dit verdrag of een lidstaat van de Europese Gemeenschap. Hieronder kan ook worden verstaan de Europese Gemeenschap.

TITEL II

BEVOEGDHEID

Afdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 2

1. Onverminderd dit verdrag worden degenen die woonplaats hebben op het grondgebied van een door dit verdrag gebonden staat, ongeacht hun nationaliteit, opgeroepen voor de gerechten van die staat.

2 . Voor degenen die niet de nationaliteit bezitten van de door dit verdrag gebonden staat waar zij woonplaats hebben, gelden de regels van rechterlijke bevoegdheid die op de eigen onderdanen van die staat van toepassing zijn.

Artikel 3

1. Degenen die op het grondgebied van een door dit verdrag gebonden staat woonplaats hebben, kunnen slechts voor het gerecht van een andere door dit verdrag gebonden staat worden opgeroepen krachtens de in de afdelingen 2 tot en met 7 van deze titel gegeven regels.

2. Tegen hen kan in het bijzonder geen beroep worden gedaan op de in bijlage I opgenomen nationale bevoegdheidsregels.

Artikel 4

1. Indien de verweerder geen woonplaats heeft op het grondgebied van een door dit verdrag gebonden staat, wordt de rechterlijke bevoegdheid in elke door dit verdrag gebonden staat geregeld door de wetgeving van die staat, onverminderd de artikelen 22 en 23.

2. Tegen deze verweerder kan ieder, ongeacht zijn nationaliteit, die op het grondgebied van een door dit verdrag gebonden staat woonplaats heeft, aldaar op dezelfde voet als de eigen onderdanen van die staat een beroep doen op de bevoegdheidsregels die daar van kracht zijn, met name de regels van bijlage I.

Afdeling 2

Bijzondere bevoegdheid

Artikel 5

Een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een door dit verdrag gebonden staat, kan in een andere door dit verdrag gebonden staat voor de volgende gerechten worden opgeroepen:

1. a) ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst: voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd;

b) voor de toepassing van deze bepaling en tenzij anders is overeengekomen, is de plaats van uitvoering van de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt:

- voor de koop en verkoop van roerende lichamelijke zaken, de plaats in een door dit verdrag gebonden staat waar de zaken volgens de overeenkomst werden geleverd of hadden moeten worden geleverd;

- voor de verstrekking van diensten, de plaats in een door dit verdrag gebonden staat waar de diensten volgens de overeenkomst werden verstrekt of hadden moeten worden verstrekt;

c) punt a) is van toepassing indien punt b) niet van toepassing is;

2. ten aanzien van onderhoudsverplichtingen:

a) voor het gerecht van de plaats waar de tot onderhoud gerechtigde zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft of,

b) indien het een bijkomende eis is die verbonden is met een vordering betreffende de staat van personen, voor het gerecht dat volgens zijn eigen recht bevoegd is daarvan kennis te nemen, behalve in het geval dat deze bevoegdheid uitsluitend berust op de nationaliteit van een der partijen of,

c) indien het een bijkomende eis is die verbonden is met een vordering betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid, voor het gerecht dat volgens zijn eigen recht bevoegd is daarvan kennis te nemen, behalve in het geval dat deze bevoegdheid uitsluitend berust op de nationaliteit van een der partijen;

3. ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad: voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen;

4. ten aanzien van een op een strafbaar feit gegronde rechtsvordering tot schadevergoeding of tot teruggave: voor het gerecht waarbij de strafvervolging is ingesteld, voor zover dit gerecht volgens zijn eigen recht van de burgerlijke vordering kennis kan nemen;

5. ten aanzien van een geschil betreffende de exploitatie van een filiaal, van een agentschap of enige andere vestiging: voor het gerecht van de plaats waar zij zijn gelegen;

6. als oprichter, trustee of begunstigde van een trust die in het leven is geroepen op grond van de wet of bij geschrifte dan wel bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst: voor het gerecht van de door dit verdrag gebonden staat op het grondgebied waarvan de trust woonplaats heeft;

7. ten aanzien van een geschil betreffende de betaling van de beloning wegens de hulp en berging die aan een lading of vracht ten goede is gekomen: voor het gerecht in het rechtsgebied waarvan op deze lading of de daarop betrekking hebbende vracht:

a) beslag is gelegd tot zekerheid van deze betaling of,

b) daartoe beslag had kunnen worden gelegd, maar borgtocht of andere zekerheid is gesteld;

deze bepaling is slechts van toepassing indien wordt beweerd dat de verweerder een recht heeft op de lading of de vracht, of dat hij daarop een zodanig recht had op het tijdstip van deze hulp of berging.

Artikel 6

Deze persoon kan ook worden opgeroepen:

1. indien er meer dan één verweerder is: voor het gerecht van de woonplaats van een hunner, op voorwaarde dat er tussen de vorderingen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven;

2. bij een vordering tot vrijwaring of bij een vordering tot voeging of tussenkomst: voor het gerecht waarvoor de oorspronkelijke vordering aanhangig is, tenzij de vordering slechts is ingesteld om de opgeroepene af te trekken van het gerecht dat dit verdrag hem toekent;

3. ten aanzien van een tegenvordering die voortspruit uit de overeenkomst of uit het rechtsfeit waarop de oorspronkelijke vordering gegrond is: voor het gerecht waar deze laatste aanhangig is;

4. ten aanzien van een verbintenis uit overeenkomst, indien de vordering vergezeld kan gaan van een zakelijke vordering betreffende een onroerend goed tegen dezelfde verweerder: voor het gerecht van de door dit verdrag gebonden staat op het grondgebied waarvan het onroerend goed gelegen is.

Artikel 7

Wanneer een gerecht van een door dit verdrag gebonden staat uit hoofde van dit verdrag bevoegd is kennis te nemen van vorderingen ter zake van aansprakelijkheid voortvloeiend uit het gebruik of de exploitatie van een schip, neemt dit gerecht, of elk ander gerecht dat volgens het interne recht van die staat in zijn plaats treedt, tevens kennis van de vorderingen tot beperking van deze aansprakelijkheid.

Afdeling 3

Bevoegdheid in verzekeringszaken

Artikel 8

De bevoegdheid in verzekeringszaken is in deze afdeling geregeld, onverminderd artikel 4 en artikel 5, punt 5.

Artikel 9

1. Een verzekeraar met woonplaats op het grondgebied van een door dit verdrag gebonden staat kan worden opgeroepen:

a) voor de gerechten van de staat waar hij zijn woonplaats heeft, of

b) in een andere door dit verdrag gebonden staat, indien het een vordering van de verzekeringnemer, de verzekerde of een begunstigde betreft, voor het gerecht van de woonplaats van de eiser, of

c) indien het een medeverzekeraar betreft, voor het gerecht van een door dit verdrag gebonden staat waar de vordering tegen de eerste verzekeraar is ingesteld.

2. Wanneer de verzekeraar geen woonplaats heeft op het grondgebied van een door dit verdrag gebonden staat maar in een door dit verdrag gebonden staat een filiaal, een agentschap of enige andere vestiging heeft, wordt hij voor de geschillen betreffende de exploitatie daarvan geacht woonplaats te hebben op het grondgebied van die staat.

Artikel 10

De verzekeraar kan bovendien worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan, indien het geschil een aansprakelijkheidsverzekering of een verzekering welke betrekking heeft op onroerende goederen betreft. Hetzelfde geldt voor het geval dat de verzekering zowel betrekking heeft op onroerende als op roerende goederen die door eenzelfde polis zijn gedekt en door hetzelfde onheil zijn getroffen.

Artikel 11

1. Ter zake van aansprakelijkheidsverzekering kan de verzekeraar ook in vrijwaring worden opgeroepen voor het gerecht waar de rechtsvordering van de getroffene tegen de verzekerde aanhangig is, indien de voor dit gerecht geldende wetgeving het toelaat.

2. De artikelen 8, 9 en 10 zijn van toepassing op de vordering die door de getroffene rechtstreeks tegen de verzekeraar wordt ingesteld, indien de rechtstreekse vordering mogelijk is.

3. Indien de wettelijke bepalingen betreffende deze rechtstreekse vordering het in het geding roepen van de verzekeringnemer of de verzekerde regelen, is hetzelfde gerecht ook te hunnen opzichte bevoegd.

Artikel 12

1. Onverminderd artikel 11, lid 3, kan de vordering van de verzekeraar slechts worden gebracht voor de gerechten van de door dit verdrag gebonden staat op het grondgebied waarvan de verweerder woonplaats heeft, ongeacht of deze laatste verzekeringnemer, verzekerde of begunstigde is.

2. Deze afdeling laat het recht om een tegenvordering in te stellen bij het gerecht waarvoor met inachtneming van deze afdeling de oorspronkelijke vordering is gebracht, onverlet.

Artikel 13

Van deze afdeling kan slechts worden afgeweken door overeenkomsten:

1. gesloten na het ontstaan van het geschil, of

2. die aan de verzekeringnemer, de verzekerde of de begunstigde de mogelijkheid geven de zaak bij andere gerechten dan de in deze afdeling genoemde aanhangig te maken, of

3. waarbij een verzekeringnemer en een verzekeraar die op het tijdstip waarop de overeenkomst wordt gesloten, hun woonplaats of hun gewone verblijfplaats in dezelfde door dit verdrag gebonden staat hebben, zelfs als het schadebrengende feit zich in het buitenland heeft voorgedaan, de gerechten van die staat bevoegd verklaren, tenzij de wetgeving van die staat dergelijke overeenkomsten verbiedt, of

4. gesloten door een verzekeringnemer die zijn woonplaats niet in een door dit verdrag gebonden staat heeft, behalve wanneer het gaat om een verplichte verzekering of een verzekering van een onroerend goed dat in een door dit verdrag gebonden staat is gelegen, of

5. betreffende een verzekeringsovereenkomst, voor zover daarmee een of meer van de risico's bedoeld in artikel 14 worden gedekt.

Artikel 14

De in artikel 13, punt 5, bedoelde risico's zijn de volgende:

1. elke schade

a) aan zeeschepen, vaste installaties in de kustwateren of in volle zee, of luchtvaartuigen, die wordt veroorzaakt door gebeurtenissen in verband met het gebruik daarvan voor handelsdoeleinden,

b) aan andere goederen dan de bagage van passagiers, toegebracht tijdens het vervoer met deze schepen of luchtvaartuigen of tijdens gemengd vervoer waarbij mede met deze schepen of luchtvaartuigen wordt vervoerd;

2. elke aansprakelijkheid, met uitzondering van die voor lichamelijk letsel van passagiers of schade aan hun bagage

a) voortvloeiend uit het gebruik of de exploitatie van de schepen, installaties of luchtvaartuigen overeenkomstig punt 1, onder a), voor zover, wat luchtvaartuigen betreft, voor de verzekering van zulke risico's overeenkomsten tot aanwijzing van een bevoegd gerecht niet verboden zijn bij de wet van de door dit verdrag gebonden staat waar de luchtvaartuigen zijn ingeschreven,

b) veroorzaakt door de goederen gedurende vervoer als bedoeld in punt 1, onder b);

3. de geldelijke verliezen in verband met het gebruik of de exploitatie van de schepen, installaties of luchtvaartuigen overeenkomstig punt 1, onder a), met name verlies van vracht of verlies van opbrengst van vervrachting;

4. elk risico dat komt bij een van de in de punten 1 tot en met 3 genoemde risico's;

5. behoudens de punten 1 tot en met 4, alle grote risico's.

Afdeling 4

Bevoegdheid voor door consumenten gesloten overeenkomsten

Artikel 15

1. Voor overeenkomsten gesloten door een persoon, de consument, voor een gebruik dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd, wordt de bevoegdheid geregeld door deze afdeling, onverminderd artikel 4 en artikel 5, punt 5, wanneer

a) het gaat om koop en verkoop op afbetaling van roerende lichamelijke zaken,

b) het gaat om leningen op afbetaling of andere krediettransacties ter financiering van de verkoop van zulke zaken,

c) in alle andere gevallen, de overeenkomst is gesloten met een persoon die commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in de door dit verdrag gebonden staat waar de consument woonplaats heeft, of dergelijke activiteiten met ongeacht welke middelen richt op die staat, of op meerdere staten met inbegrip van die staat, en de overeenkomst onder die activiteiten valt.

2. Wanneer de wederpartij van de consument geen woonplaats heeft op het grondgebied van een door dit verdrag gebonden staat, maar in een door dit verdrag gebonden staat een filiaal, een agentschap of enige andere vestiging heeft, wordt hij voor de geschillen betreffende de exploitatie daarvan geacht woonplaats te hebben op het grondgebied van die staat.

3. Deze afdeling is niet van toepassing op vervoerovereenkomsten, behoudens overeenkomsten waarbij voor één enkele prijs zowel vervoer als verblijf worden aangeboden.

Artikel 16

1. De rechtsvordering die door een consument wordt ingesteld tegen de wederpartij bij de overeenkomst, kan worden gebracht hetzij voor de gerechten van de door dit verdrag gebonden staat op het grondgebied waarvan die partij woonplaats heeft, hetzij voor het gerecht van de plaats waar de consument woonplaats heeft.

2. De rechtsvordering die tegen de consument wordt ingesteld door de wederpartij bij de overeenkomst kan slechts worden gebracht voor de gerechten van de door dit verdrag gebonden staat op het grondgebied waarvan de consument woonplaats heeft.

3. Dit artikel laat het recht om een tegenvordering in te stellen bij het gerecht waarvoor met inachtneming van deze afdeling de oorspronkelijke vordering is gebracht, onverlet.

Artikel 17

Van deze afdeling kan slechts worden afgeweken door overeenkomsten:

1. gesloten na het ontstaan van het geschil, of

2. die aan de consument de mogelijkheid geven de zaak bij andere gerechten dan de in deze afdeling genoemde aanhangig te maken, of

3. waarbij een consument en zijn wederpartij, die op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst hun woonplaats of hun gewone verblijfplaats in dezelfde door dit verdrag gebonden staat hebben, de gerechten van die staat bevoegd verklaren, tenzij de wetgeving van die staat dergelijke overeenkomsten verbiedt.

Afdeling 5

Bevoegdheid voor individuele verbintenissen uit arbeidsovereenkomst

Artikel 18

1. Voor individuele verbintenissen uit arbeidsovereenkomst wordt de bevoegdheid geregeld door deze afdeling, onverminderd artikel 4 en artikel 5, punt 5.

2. Wanneer een werknemer een individuele arbeidsovereenkomst aangaat met een werkgever die geen woonplaats heeft op het grondgebied van een door dit verdrag gebonden staat, maar in een door dit verdrag gebonden staat een filiaal, agentschap of andere vestiging heeft, wordt de werkgever voor geschillen betreffende de exploitatie daarvan geacht zijn woonplaats te hebben op het grondgebied van die staat.

Artikel 19

Een werkgever met woonplaats op het grondgebied van een door dit verdrag gebonden staat kan voor de volgende gerechten worden opgeroepen:

1. voor de gerechten van de staat waar hij zijn woonplaats heeft, of

2. in een andere door dit verdrag gebonden staat:

a) voor het gerecht van de plaats waar de werknemer gewoonlijk werkt of voor het gerecht van de laatste plaats waar hij gewoonlijk heeft gewerkt, of

b) wanneer de werknemer niet in eenzelfde land gewoonlijk werkt of heeft gewerkt, voor het gerecht van de plaats waar zich de vestiging bevindt of bevond die de werknemer in dienst heeft genomen.

Artikel 20

1. De vordering van de werkgever kan slechts worden gebracht voor de gerechten van de door dit verdrag gebonden staat op het grondgebied waarvan de werknemer woonplaats heeft.

2. Deze afdeling laat het recht om een tegenvordering in te stellen bij het gerecht waarvoor met inachtneming van deze afdeling de oorspronkelijke vordering is gebracht, onverlet.

Artikel 21

Van deze afdeling kan slechts worden afgeweken door overeenkomsten:

1. gesloten na het ontstaan van het geschil, of

2. die aan de werknemer de mogelijkheid geven de zaak bij andere gerechten dan de in deze afdeling genoemde aanhangig te maken.

Afdeling 6

Exclusieve bevoegdheid

Artikel 22

Ongeacht de woonplaats zijn bij uitsluiting bevoegd:

1. voor zakelijke rechten op en huur en verhuur, pacht en verpachting van onroerende goederen: de gerechten van de door dit verdrag gebonden staat waar het onroerend goed gelegen is.

Voor huur en verhuur, pacht en verpachting van onroerende goederen voor tijdelijk particulier gebruik voor ten hoogste zes opeenvolgende maanden: ook de gerechten van de door dit verdrag gebonden staat waar de verweerder woonplaats heeft, mits de huurder of pachter een natuurlijke persoon is en de eigenaar en de huurder of pachter woonplaats in dezelfde door dit verdrag staat hebben;

2. voor de geldigheid, de nietigheid of de ontbinding van vennootschappen of rechtspersonen met plaats van vestiging in een staat, dan wel van de besluiten van hun organen: de gerechten van die door dit verdrag gebonden staat. Om deze plaats van vestiging vast te stellen, past het gerecht de regels van het voor hem geldende internationaal privaatrecht toe;

3. voor de geldigheid van inschrijvingen in openbare registers: de gerechten van de door dit verdrag gebonden staat waar deze registers worden gehouden;

4. ten aanzien van de registratie of de geldigheid van octrooien, merken, tekeningen en modellen van nijverheid, en andere soortgelijke rechten welke aanleiding geven tot deponering of registratie, ongeacht of de kwestie bij wege van rechtsvordering dan wel exceptie wordt opgeworpen: de gerechten van de door dit verdrag gebonden staat op het grondgebied waarvan de deponering of registratie is gevraagd, heeft plaatsgehad of geacht wordt te hebben plaatsgehad in de zin van een besluit van de Gemeenschap of een internationale overeenkomst.

Onverminderd de bevoegdheid van het Europees octrooibureau krachtens het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, dat is ondertekend te München op 5 oktober 1973, zijn ongeacht de woonplaats, de gerechten van elke door dit verdrag gebonden staat bij uitsluiting bevoegd voor de registratie of de geldigheid van een voor die staat verleend Europees octrooi, ongeacht of de kwestie bij wege van rechtsvordering dan wel exceptie wordt opgeworpen;

5. voor de tenuitvoerlegging van beslissingen: de gerechten van de door dit verdrag gebonden staat van de plaats van tenuitvoerlegging.

Afdeling 7

Door partijen aangewezen bevoegd gerecht

Artikel 23

1. Wanneer de partijen van wie er ten minste één woonplaats heeft op het grondgebied van een door dit verdrag gebonden staat, een gerecht of de gerechten van een door dit verdrag gebonden staat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, is dit gerecht of zijn die gerechten van die staat bevoegd. Deze bevoegdheid is exclusief, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen. Deze overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht wordt gesloten:

a) hetzij bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst;

b) hetzij in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden;

c) hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.

2. Als "schriftelijk" wordt tevens elke elektronische mededeling aangemerkt, waardoor de overeenkomst duurzaam wordt geregistreerd.

3. Wanneer een dergelijke overeenkomst wordt gesloten door partijen die geen van allen woonplaats op het grondgebied van een door dit verdrag gebonden staat hebben, kunnen de gerechten van de andere door dit verdrag gebonden staten van het geschil niet kennisnemen, zolang het aangewezen gerecht of de aangewezen gerechten zich niet onbevoegd hebben verklaard.

4 . Het gerecht of de gerechten van een door dit verdrag gebonden staat waaraan in de oprichtingsakte van een trust bevoegdheid is toegekend, is of zijn bij uitsluiting bevoegd kennis te nemen van een vordering tegen een oprichter, een trustee of een begunstigde van een trust, als het gaat om de betrekkingen tussen deze personen of om hun rechten of verplichtingen in het kader van de trust.

5. Overeenkomsten tot aanwijzing van een bevoegd gerecht en soortgelijke bedingen in akten tot oprichting van een trust hebben geen rechtsgevolg indien zij strijdig zijn met artikel 13, 17 of 21, of indien de gerechten op welker bevoegdheid inbreuk wordt gemaakt, krachtens artikel 22 bij uitsluiting bevoegd zijn.

Artikel 24

Buiten de gevallen waarin zijn bevoegdheid voortvloeit uit andere bepalingen van dit verdrag, is het gerecht van een door dit verdrag gebonden staat waarvoor de verweerder verschijnt bevoegd. Dit voorschrift is niet van toepassing indien de verschijning ten doel heeft de bevoegdheid te betwisten, of indien er een ander gerecht bestaat dat krachtens artikel 22 bij uitsluiting bevoegd is.

Afdeling 8

Toetsing van de bevoegdheid en de ontvankelijkheid

Artikel 25

Het gerecht van een door dit verdrag gebonden staat waarbij een geschil aanhangig is gemaakt met als inzet een vordering waarvoor krachtens artikel 22 een gerecht van een andere door dit verdrag gebonden staat bij uitsluiting bevoegd is, verklaart zich ambtshalve onbevoegd.

Artikel 26

1. Wanneer de verweerder met woonplaats op het grondgebied van een door dit verdrag gebonden staat voor een gerecht van een andere door dit verdrag gebonden staat wordt opgeroepen en niet verschijnt, verklaart het gerecht zich ambtshalve onbevoegd indien zijn bevoegdheid niet berust op dit verdrag.

2. Het gerecht is verplicht zijn uitspraak aan te houden zolang niet vaststaat dat de verweerder in de gelegenheid is gesteld het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk, zo tijdig als met het oog op zijn verdediging nodig was, te ontvangen, of dat daartoe al het nodige is gedaan.

3. In plaats van lid 2, is artikel 15 van het Verdrag van 's-Gravenhage van 15 november 1965 inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of handelszaken van toepassing, indien de toezending van het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk overeenkomstig dat verdrag moest plaatsvinden.

4. Lidstaten van de Europese Gemeenschap die zijn gebonden door Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad van 29 mei 2000 of door de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de betekening en de kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken, die is ondertekend te Brussel op 19 oktober 2005, passen in hun onderlinge betrekkingen artikel 19 van die verordening toe indien de toezending van het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk overeenkomstig die verordening of die overeenkomst moest plaatsvinden.

Afdeling 9

Aanhangigheid en samenhang

Artikel 27

1. Wanneer voor gerechten van verschillende door dit verdrag gebonden staten tussen dezelfde partijen vorderingen aanhangig zijn, welke hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten, houdt het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht zijn uitspraak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat.

2. Wanneer de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat, verklaart het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, zich onbevoegd.

Artikel 28

1. Wanneer samenhangende vorderingen aanhangig zijn voor gerechten van verschillende door dit verdrag gebonden staten, kan het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, zijn uitspraak aanhouden.

2. Wanneer deze vorderingen in eerste aanleg aanhangig zijn, kan dit gerecht, op verzoek van een der partijen, ook tot verwijzing overgaan mits het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht bevoegd is van de betrokken vorderingen kennis te nemen en zijn wetgeving de voeging ervan toestaat.

3. Samenhangend in de zin van dit artikel zijn vorderingen waartussen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven.

Artikel 29

Wanneer voor de vorderingen meer dan één gerecht bij uitsluiting bevoegd is, worden partijen verwezen naar het gerecht waarbij de zaak het eerst aanhangig is gemaakt.

Artikel 30

Voor de toepassing van deze afdeling wordt een zaak geacht te zijn aangebracht bij een gerecht:

1. op het tijdstip waarop het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk bij het gerecht wordt ingediend, mits de eiser vervolgens niet heeft nagelaten te doen wat hij met het oog op de betekening of de kennisgeving van het stuk aan de verweerder moest doen, of

2. indien het stuk betekend of meegedeeld moet worden voordat het bij het gerecht wordt ingediend, op het tijdstip waarop de autoriteit die verantwoordelijk is voor de betekening of de kennisgeving het stuk ontvangt, mits de eiser vervolgens niet heeft nagelaten te doen wat hij met het oog op de indiening van het stuk bij het gerecht moest doen.

Afdeling 10

Voorlopige maatregelen en maatregelen tot bewaring van recht

Artikel 31

Voorlopige of bewarende maatregelen in de wetgeving van een door dit verdrag gebonden staat kunnen bij de gerechten van die staat worden aangevraagd, zelfs indien een gerecht van een andere door dit verdrag gebonden staat krachtens dit verdrag bevoegd is van het bodemgeschil kennis te nemen.

TITEL III

ERKENNING EN TENUITVOERLEGGING

Artikel 32

In dit verdrag wordt onder beslissing verstaan, elke beslissing gegeven door een gerecht van een door dit verdrag gebonden staat, ongeacht de daaraan gegeven benaming, zoals arrest, vonnis, beschikking of rechterlijk dwangbevel, alsmede de vaststelling door de griffier van het bedrag der proceskosten.

Afdeling 1

Erkenning

Artikel 33

1. Beslissingen gegeven in een door dit verdrag gebonden staat worden in de overige door dit verdrag gebonden staten erkend zonder vorm van proces.

2. Indien tegen de erkenning van een beslissing bezwaar wordt gemaakt, kan iedere partij die er belang bij heeft ten principale te zien vastgesteld dat de beslissing erkend moet worden, gebruik maken van de procedures, bedoeld in de afdelingen 2 en 3 van deze titel.

3. Wordt voor een gerecht van een door dit verdrag gebonden staat de erkenning bij wege van tussenvordering gevraagd, dan is dit gerecht bevoegd om van de vordering kennis te nemen.

Artikel 34

Een beslissing wordt niet erkend indien:

1. de erkenning kennelijk strijdig is met de openbare orde van de aangezochte staat;

2. het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk, niet zo tijdig en op zodanige wijze als met het oog op zijn verdediging nodig was, aan de verweerder tegen wie verstek werd verleend, betekend of meegedeeld is, tenzij de verweerder tegen de beslissing geen rechtsmiddel heeft aangewend terwijl hij daartoe in staat was;

3. de beslissing onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen in de aangezochte staat gegeven beslissing;

4. de beslissing onverenigbaar is met een beslissing die vroeger in een andere door dit verdrag gebonden staat of in een derde land tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits deze laatste beslissing voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in de aangezochte staat.

Artikel 35

1. De beslissingen worden tevens niet erkend, indien de afdelingen 3, 4 en 6 van titel II zijn geschonden, of indien het in artikel 68 bedoelde geval zich voordoet. Erkenning van een beslissing kan voorts worden geweigerd indien een van de in artikel 64, lid 3, of artikel 67, lid 4, vermelde gevallen zich voordoet.

2. Bij de toetsing of de in het vorige lid genoemde bevoegdheidsregels niet zijn geschonden, is het aangezochte gerecht of de aangezochte autoriteit gebonden aan de feitelijke overwegingen op grond waarvan het gerecht van de door dit verdrag gebonden staat van herkomst zijn bevoegdheid heeft aangenomen.

3. Onverminderd lid 1, mag de bevoegdheid van de gerechten van de staat van herkomst niet worden getoetst. De bevoegdheidsregels betreffen niet de openbare orde als bedoeld in artikel 34, punt 1.

Artikel 36

In geen geval wordt overgegaan tot een onderzoek van de juistheid van de in den vreemde gegeven beslissing.

Artikel 37

1. Een gerecht van een door dit verdrag gebonden staat, waarbij een beroep wordt gedaan op de erkenning van een beslissing gegeven in een andere door dit verdrag gebonden staat, kan zijn uitspraak aanhouden, indien tegen deze beslissing een gewoon rechtsmiddel is ingesteld.

2. Een gerecht van een door dit verdrag gebonden staat waarbij de erkenning wordt ingeroepen van een in Ierland of het Verenigd Koninkrijk gegeven beslissing, waarvan de tenuitvoerlegging door een daartegen aangewend rechtsmiddel in de staat van herkomst is geschorst, kan zijn uitspraak aanhouden.

Afdeling 2

Tenuitvoerlegging

Artikel 38

1. De beslissingen die in een door dit verdrag gebonden staat zijn gegeven en daar uitvoerbaar zijn, kunnen in een andere door dit verdrag gebonden staat ten uitvoer worden gelegd, nadat zij aldaar, op verzoek van iedere belanghebbende partij, uitvoerbaar zijn verklaard.

2. In het Verenigd Koninkrijk worden deze beslissingen in Engeland en Wales, in Schotland of in Noord-Ierland echter eerst ten uitvoer gelegd na op verzoek van iedere belanghebbende partij in het betrokken deel van het Verenigd Koninkrijk voor tenuitvoerlegging te zijn geregistreerd.

Artikel 39

1. Het verzoek wordt gericht tot het gerecht of de bevoegde autoriteit, vermeld in de lijst in bijlage II.

2. Het relatief bevoegde gerecht is dat van de woonplaats van de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, of van de plaats van tenuitvoerlegging.

Artikel 40

1. De vereisten waaraan het verzoek moet voldoen, worden vastgesteld door het recht van de aangezochte staat.

2. De verzoeker moet, binnen het rechtsgebied van het gerecht dat van het verzoek kennis neemt, woonplaats kiezen. Kent echter het recht van de aangezochte staat geen woonplaatskeuze, dan wijst de verzoeker een procesgemachtigde aan.

3. Bij het verzoek worden de in artikel 53 genoemde documenten gevoegd.

Artikel 41

De beslissing wordt uitvoerbaar verklaard zodra de formaliteiten van artikel 53 zijn vervuld, zonder toetsing uit hoofde van de artikelen 34 en 35. De partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, wordt in deze stand van de procedure niet gehoord.

Artikel 42

1. De beslissing over het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid wordt onmiddellijk ter kennis van de verzoeker gebracht op de wijze als is bepaald in het recht van de aangezochte staat.

2. De verklaring van uitvoerbaarheid wordt betekend of meegedeeld aan de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd en gaat vergezeld van de beslissing, indien deze nog niet aan haar is betekend of meegedeeld.

Artikel 43

1. Elke partij kan een rechtsmiddel instellen tegen de beslissing op het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid.

2. Het rechtsmiddel wordt bij het in bijlage III bedoelde gerecht ingesteld.

3. Het rechtsmiddel wordt volgens de regels van de procedure op tegenspraak behandeld.

4. Indien de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, niet verschijnt voor het gerecht dat over het door de verzoeker ingestelde rechtsmiddel oordeelt, is artikel 26, leden 2 tot en met 4, van toepassing, ook wanneer de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, geen woonplaats heeft op het grondgebied van een door dit verdrag gebonden staat.

5. Een rechtsmiddel tegen de verklaring van uitvoerbaarheid moet worden ingesteld binnen één maand na de betekening daarvan. Indien de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd woonplaats heeft in een andere door dit verdrag gebonden staat dan die waar de verklaring van uitvoerbaarheid is gegeven, is de termijn waarbinnen het rechtsmiddel moet worden ingesteld, twee maanden met ingang van de dag waarop de beslissing aan de partij in persoon of aan haar woonplaats is betekend. Deze termijn mag niet op grond van de afstand worden verlengd.

Artikel 44

Tegen de op het rechtsmiddel gegeven beslissing kunnen slechts de in bijlage IV genoemde rechtsmiddelen worden aangewend.

Artikel 45

1. De verklaring van uitvoerbaarheid wordt door het gerecht dat oordeelt over een rechtsmiddel, bedoeld in de artikelen 43 en 44, slechts op een van de in de artikelen 34 en 35 genoemde gronden geweigerd of ingetrokken. Het gerecht doet onverwijld uitspraak.

2. In geen geval wordt overgegaan tot een onderzoek van de juistheid van de in den vreemde gegeven beslissing.

Artikel 46

1. Het gerecht dat oordeelt over een rechtsmiddel, bedoeld in de artikelen 43 en 44, kan op verzoek van de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, zijn uitspraak aanhouden indien tegen de in den vreemde gegeven beslissing in de staat van herkomst een gewoon rechtsmiddel is ingesteld of indien de termijn daarvoor nog niet is verstreken; in dit laatste geval kan het gerecht een termijn stellen waarbinnen het rechtsmiddel moet worden ingesteld.

2. Indien de beslissing in Ierland of het Verenigd Koninkrijk is gegeven, wordt elk rechtsmiddel dat in de staat van herkomst kan worden ingesteld, voor de toepassing van lid 1 beschouwd als een gewoon rechtsmiddel.

3. Dit gerecht kan het verlof tot tenuitvoerlegging ook geven op voorwaarde dat zekerheid wordt gesteld; de zekerheid wordt door het gerecht bepaald.

Artikel 47

1. Indien een beslissing erkend moet worden overeenkomstig dit verdrag, belet niets dat de verzoeker zich beroept op voorlopige of bewarende maatregelen waarin de wetgeving van de aangezochte staat voorziet, zonder dat daartoe een verklaring van uitvoerbaarheid, bedoeld in artikel 41, vereist is.

2. De verklaring van uitvoerbaarheid houdt tevens het verlof in bewarende maatregelen te treffen.

3. Gedurende de termijn voor het instellen van een rechtsmiddel overeenkomstig artikel 43, lid 5, tegen de verklaring van uitvoerbaarheid en totdat daarover uitspraak is gedaan, kunnen slechts bewarende maatregelen worden genomen ten aanzien van de goederen van de partij tegen wie de tenuitvoerlegging is gevraagd.

Artikel 48

1. Wanneer in de in den vreemde gegeven beslissing uitspraak is gedaan over meer dan één punt van de vordering, en de verklaring van uitvoerbaarheid niet kan worden verleend voor het geheel, verleent het gerecht of de bevoegde autoriteit deze voor één of meer onderdelen daarvan.

2. De verzoeker kan vorderen dat de verklaring van uitvoerbaarheid een gedeelte van de beslissing betreft.

Artikel 49

In den vreemde gegeven beslissingen die een veroordeling tot een dwangsom inhouden, kunnen in de aangezochte staat slechts ten uitvoer worden gelegd indien het bedrag ervan door de gerechten van de staat van herkomst definitief is bepaald.

Artikel 50

1. De verzoeker die in de staat van herkomst in aanmerking kwam voor gehele of gedeeltelijke kosteloze rechtsbijstand of vrijstelling van kosten en uitgaven, komt in de procedure, vermeld in deze afdeling, in aanmerking voor de meest gunstige bijstand of voor de meest ruime vrijstelling die in het recht van de aangezochte staat is vastgesteld.

2. De verzoeker die tenuitvoerlegging van een in Denemarken, IJsland of Noorwegen door een administratieve autoriteit gegeven beslissing inzake onderhoudsverplichtingen vraagt, kan in de aangezochte staat een beroep doen op het in de lid 1 bedoelde voorrecht, indien hij een door het Deense, IJslandse of Noorse ministerie van Justitie afgegeven verklaring overlegt ten bewijze van het feit dat hij voldoet aan de economische voorwaarden om hem geheel of gedeeltelijk voor kosteloze rechtsbijstand of vrijstelling van kosten en uitgaven in aanmerking te doen komen.

Artikel 51

Aan de partij die in een door dit verdrag gebonden staat de tenuitvoerlegging vraagt van een beslissing gegeven in een andere door dit verdrag gebonden staat, kan geen enkele zekerheid of depot, onder welke benaming ook, worden opgelegd wegens de hoedanigheid van vreemdeling dan wel wegens het ontbreken van een woonplaats of verblijfplaats in eerstgenoemde staat.

Artikel 52

Ter zake van de procedure tot verlening van een verklaring van uitvoerbaarheid wordt in de aangezochte staat geen belasting, recht of heffing, evenredig aan het geldelijke belang van de zaak, geheven.

Afdeling 3

Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 53

1. De partij die een beroep doet op de erkenning of om een verklaring van uitvoerbaarheid verzoekt, moet een expeditie van de beslissing overleggen, die voldoet aan de voorwaarden nodig voor haar echtheid.

2. De partij die om een verklaring van uitvoerbaarheid verzoekt, moet bovendien het in artikel 54 bedoelde certificaat overleggen, onverminderd artikel 55.

Artikel 54

Het gerecht of de bevoegde autoriteit van een door dit verdrag gebonden staat waar een beslissing is gegeven, geeft op verzoek van elke belanghebbende partij een certificaat af volgens het modelformulier in bijlage V bij dit verdrag.

Artikel 55

1. Wordt het in artikel 54 bedoelde certificaat niet overgelegd, dan kan het gerecht of de bevoegde autoriteit voor de overlegging een termijn bepalen of gelijkwaardige documenten aanvaarden, dan wel, indien dat gerecht of die autoriteit zich voldoende voorgelicht acht, van de overlegging vrijstelling verlenen.

2. Indien het gerecht of de bevoegde autoriteit dat verlangt, wordt van de documenten een vertaling overgelegd. De vertaling wordt gewaarmerkt door degene die in één van de door dit verdrag gebonden staten daartoe gemachtigd is.

Artikel 56

Geen enkele legalisatie of soortgelijke formaliteit mag worden geëist met betrekking tot de in artikel 53, en in artikel 55, lid 2, genoemde documenten of de procesvolmacht.

TITEL IV

AUTHENTIEKE AKTEN EN GERECHTELIJKE SCHIKKINGEN

Artikel 57

1. Authentieke akten, verleden en uitvoerbaar in een door dit verdrag gebonden staat, worden op verzoek, overeenkomstig de in artikel 38 en volgende bedoelde procedure, in een andere door dit verdrag gebonden staat uitvoerbaar verklaard. De verklaring van uitvoerbaarheid wordt door het gerecht dat oordeelt over een rechtsmiddel, bedoeld in de artikelen 43 en 44, slechts geweigerd of ingetrokken indien de tenuitvoerlegging van de authentieke akte kennelijk strijdig is met de openbare orde van de aangezochte staat.

2. Als authentieke akten in de zin van lid 1 worden eveneens beschouwd de overeenkomsten inzake de onderhoudsverplichting die voor een administratieve overheid zijn gesloten of door haar zijn bekrachtigd.

3. De overgelegde akte moet voldoen aan de voorwaarden, nodig voor haar echtheid in de staat van herkomst.

4. Afdeling 3 van titel III is, voor zover nodig, van toepassing. De bevoegde autoriteit van een door dit verdrag gebonden staat waar een authentieke akte is verleden, geeft op verzoek van elke belanghebbende partij een certificaat af volgens het modelformulier in bijlage VI bij dit verdrag.

Artikel 58

Gerechtelijke schikkingen die in de loop van een geding tot stand zijn gekomen en die uitvoerbaar zijn in de door dit verdrag gebonden staat van herkomst, zijn op dezelfde voet als authentieke akten uitvoerbaar in de aangezochte staat. Het gerecht of de bevoegde autoriteit van een door dit verdrag gebonden staat waar een gerechtelijke schikking tot stand is gekomen, geeft op verzoek van elke belanghebbende partij een certificaat af volgens het modelformulier in bijlage V bij dit verdrag.

TITEL V

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 59

1. Om vast te stellen of een partij woonplaats heeft op het grondgebied van een door dit verdrag gebonden staat, bij een van welks gerechten een zaak aanhangig is, past het gerecht zijn intern recht toe.

2. Indien een partij geen woonplaats heeft in de staat bij een van welks gerechten een zaak aanhangig is, past het gerecht voor de vaststelling of zij een woonplaats heeft in een andere door dit verdrag gebonden staat, het recht van die staat toe.

Artikel 60

1. Voor de toepassing van dit verdrag hebben vennootschappen en rechtspersonen woonplaats op de plaats van:

a) hun statutaire zetel, of

b) hun hoofdbestuur, of

c) hun hoofdvestiging.

2. In het Verenigd Koninkrijk en Ierland wordt onder het "registered office" de statutaire zetel verstaan of, indien er nergens een dergelijk "office" is, de "place of incorporation" (plaats van oprichting) of, indien er geen dergelijke "place" is, de plaats krachtens het recht waarvan de "formation" (vorming) is geschied.

3. Om vast te stellen of een trust woonplaats heeft op het grondgebied van de door dit verdrag gebonden staat bij welks gerechten de zaak aanhangig is gemaakt, past het gerecht de regels van het voor hem geldende internationaal privaatrecht toe.

Artikel 61

Degenen die woonplaats hebben op het grondgebied van een door dit verdrag gebonden staat en wegens een onopzettelijk gepleegd strafbaar feit worden vervolgd voor de gerechten van een andere door dit verdrag gebonden staat, waarvan zij geen onderdaan zijn, zijn, onverminderd aldaar geldende gunstigere bepalingen, bevoegd zich te doen verdedigen door daartoe bevoegde personen, zelfs indien zij niet persoonlijk verschijnen. Het gerecht dat de zaak berecht, kan echter de persoonlijke verschijning bevelen; indien deze niet heeft plaatsgevonden, behoeft de beslissing, op de burgerlijke rechtsvordering gewezen zonder dat de betrokkene de gelegenheid heeft gehad zich te doen verdedigen, in de overige door dit verdrag gebonden staten niet te worden erkend, noch ten uitvoer te worden gelegd.

Artikel 62

Voor de toepassing van dit verdrag omvat het begrip "gerecht" alle autoriteiten aangewezen door een door dit verdrag gebonden staat die bevoegd zijn om uitspraak te doen over zaken die onder het toepassingsgebied van dit verdrag vallen.

TITEL VI

OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 63

1. Dit verdrag is slechts van toepassing op rechtsvorderingen ingesteld en authentieke akten verleden na de inwerkingtreding van het verdrag in de staat van herkomst en, indien om de erkenning of tenuitvoerlegging van een beslissing of authentieke akte wordt verzocht, na de inwerkingtreding in de aangezochte staat.

2. Indien de vordering in de staat van herkomst werd ingesteld vóór de inwerkingtreding van dit verdrag worden beslissingen die na die datum zijn gegeven evenwel erkend en ten uitvoer gelegd overeenkomstig titel III:

a) indien de vordering in de staat van herkomst werd ingesteld na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lugano van 16 september 1988 in zowel de staat van herkomst als de aangezochte staat;

b) in alle overige gevallen, indien de toegepaste bevoegdheidsregels overeenkomen met hetzij de regels van titel II, hetzij met de regels van een verdrag dat tussen de staat van herkomst en de aangezochte staat van kracht was toen de vordering werd ingesteld.

TITEL VII

VERHOUDING TOT VERORDENING (EG) NR. 44/2001 VAN DE RAAD EN TOT ANDERE INSTRUMENTEN

Artikel 64

1. Dit verdrag laat onverlet de toepassing door de lidstaten van de Europese Gemeenschap van de volgende instrumenten: Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken alsook de wijzigingen daarvan; het op 27 september 1968 te Brussel ondertekende Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken en het op 3 juni 1971 te Luxemburg ondertekende Protocol betreffende de uitlegging door het Hof van Justitie van dat verdrag, zoals gewijzigd bij de verdragen betreffende de toetreding tot genoemd verdrag en tot genoemd protocol door de tot de Europese Gemeenschappen toetredende staten; de op 19 oktober 2005 te Brussel ondertekende Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.

2. Dit verdrag is echter in elk geval van toepassing:

a) ten aanzien van de rechterlijke bevoegdheid, wanneer de verweerder woonplaats heeft op het grondgebied van een staat waar wel dit verdrag doch geen van de in lid 1 genoemde instrumenten van toepassing is, of wanneer artikel 22 of 23 van dit verdrag de gerechten van een dergelijke staat bevoegdheid verleent;

b) ten aanzien van aanhangigheid of samenhang zoals bedoeld in de artikelen 27 en 28, wanneer procedures zijn aangespannen in een staat waar wel dit verdrag doch geen van de in lid 1 genoemde instrumenten van toepassing is en in een staat waar zowel dit verdrag als een in lid 1 genoemd instrument van toepassing is;

c) ten aanzien van erkenning en tenuitvoerlegging, wanneer de staat van herkomst of de aangezochte staat de in lid 1 genoemde instrumenten niet toepast.

3. Behalve op de gronden genoemd in titel III kan erkenning of tenuitvoerlegging worden geweigerd indien de rechterlijke bevoegdheidsgrond waarop de beslissing is gebaseerd, verschilt van de grond krachtens dit verdrag, en erkenning of tenuitvoerlegging wordt geëist tegen een partij met woonplaats in een staat waar wel dit verdrag doch geen van de in lid 1 genoemde instrumenten van toepassing is, tenzij de beslissing volgens het recht van de aangezochte staat anderszins kan worden erkend of ten uitvoer kan worden gelegd.

Artikel 65

Onverminderd artikel 63, lid 2, en de artikelen 66 en 67, vervangt dit verdrag tussen de staten die daardoor gebonden zijn, de tussen twee of meer van deze staten gesloten overeenkomsten die hetzelfde onderwerp bestrijken als dit verdrag. Meer bepaald worden de in bijlage VII genoemde overeenkomsten vervangen.

Artikel 66

1. De in artikel 65 bedoelde overeenkomsten blijven van kracht ten aanzien van onderwerpen waarop dit verdrag niet van toepassing is.

2. Zij blijven voorts van kracht met betrekking tot vóór de inwerkingtreding van dit verdrag gegeven beslissingen en verleden authentieke akten.

Artikel 67

1. Dit verdrag laat onverlet de overeenkomsten waardoor de verdragsluitende partijen en/of de door dit verdrag gebonden staten zijn gebonden en die, voor bijzondere onderwerpen, de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen regelen. Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit andere overeenkomsten tussen bepaalde verdragsluitende partijen, belet dit verdrag niet dat verdragsluitende partijen dergelijke overeenkomsten sluiten.

2. Dit verdrag belet niet dat een gerecht van een staat die is gebonden door dit verdrag en door een overeenkomst over een bijzonder onderwerp, overeenkomstig die overeenkomst kennisneemt van een zaak, ook indien de verweerder zijn woonplaats heeft op het grondgebied van een andere door dit verdrag gebonden staat die geen partij is bij die overeenkomst. Dat gerecht past in ieder geval artikel 26 van dit verdrag toe.

3. Beslissingen die een gerecht van een door dit verdrag gebonden staat heeft gegeven uit hoofde van rechterlijke bevoegdheid die wordt ontleend aan een overeenkomst over een bijzonder onderwerp, worden in de andere door dit verdrag gebonden staten overeenkomstig titel III van dit verdrag erkend en ten uitvoer gelegd.

4. Behalve op de gronden genoemd in titel III kan erkenning of tenuitvoerlegging worden geweigerd wanneer de aangezochte staat niet is gebonden door de overeenkomst over een bijzonder onderwerp en de persoon tegen wie erkenning of tenuitvoerlegging wordt gevraagd woonplaats heeft in die staat of, wanneer de aangezochte staat een lidstaat van de Europese Gemeenschap is en de overeenkomst door de Europese Gemeenschap zou moeten worden gesloten, in elk van de lidstaten, tenzij de beslissing volgens het recht van de aangezochte staat anderszins kan worden erkend of ten uitvoer kan worden gelegd.

5. Indien een overeenkomst over een bijzonder onderwerp, waarbij zowel de staat van herkomst als de aangezochte staat partij is, voorwaarden vaststelt voor de erkenning of tenuitvoerlegging van beslissingen, vinden die voorwaarden toepassing. In elk geval kunnen de bepalingen van dit verdrag betreffende de procedures voor erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen, worden toegepast.

Artikel 68

1. Dit verdrag laat onverlet overeenkomsten waarbij door dit verdrag gebonden staten zich vóór de inwerkingtreding van dit verdrag hebben verbonden om beslissingen die in een andere door dit verdrag gebonden staat zijn gegeven tegen een verweerder die zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft in een derde land, niet te erkennen indien in een door artikel 4 bedoeld geval de beslissingen slechts gegrond konden worden op een bevoegdheid als bedoeld in artikel 3, lid 2. Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit andere overeenkomsten tussen bepaalde verdragsluitende partijen, belet dit verdrag niet dat verdragsluitende partijen dergelijke overeenkomsten sluiten.

2. Een verdragsluitende partij kan zich echter niet jegens een derde staat verbinden om een beslissing niet te erkennen die in een andere door dit verdrag gebonden staat is gegeven door een gerecht dat zijn bevoegdheid grondt op de aanwezigheid in laatstbedoelde staat van goederen die aan de verweerder toebehoren, of op het beslag dat door de eiser is gelegd op daar aanwezige goederen:

a) indien de vordering betrekking heeft op eigendom of bezit van die goederen, strekt tot verkrijging van machtiging daarover te beschikken, dan wel verband houdt met een ander geschil omtrent deze goederen, of

b) indien de goederen de zekerheid vormen voor een schuld die het onderwerp is van de vordering.

TITEL VIII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 69

1. Dit verdrag staat open voor ondertekening door de Europese Gemeenschap, Denemarken en staten die op het tijdstip van de openstelling voor ondertekening lid zijn van de Europese Vrijhandelsassociatie.

2. Dit verdrag is onderworpen aan bekrachtiging door de ondertekenaars. De akten van bekrachtiging worden neergelegd bij de Zwitserse Bondsraad, die als depositaris van dit verdrag zal optreden.

3. Op het tijdstip van de bekrachtiging kunnen de verdragsluitende partijen verklaringen indienen overeenkomstig de artikelen I, II en III van Protocol 1.

4. Het verdrag treedt in werking op de eerste dag van de zesde maand na de datum waarop de Europese Gemeenschap en een lid van de Europese Vrijhandelsassociatie hun akten van bekrachtiging hebben neergelegd.

5. Het verdrag wordt met betrekking tot elke andere partij van kracht op de eerste dag van de derde maand volgende op het neerleggen van de akte van bekrachtiging van die partij.

6. Onverminderd artikel 3, lid 3, van Protocol 2, vervangt dit verdrag met ingang van de in de leden 4 en 5 omschreven inwerkingtreding ervan het Verdrag van Lugano van 16 september 1988 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. Elke verwijzing naar het Verdrag van Lugano van 1988 in andere instrumenten moet worden opgevat als een verwijzing naar dit verdrag.

7. Wat de betrekkingen tussen de lidstaten van de Europese Gemeenschap en de in artikel 70, lid 1, onder b), bedoelde niet-Europese grondgebieden betreft, vervangt dit verdrag met ingang van de in artikel 73, lid 2, bedoelde inwerkingtreding ervan met betrekking tot deze grondgebieden het Verdrag van Brussel van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken en het Protocol van Luxemburg van 3 juni 1971 betreffende de uitlegging van genoemd verdrag door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, zoals gewijzigd bij de verdragen betreffende de toetreding tot genoemd verdrag en tot genoemd protocol door de tot de Europese Gemeenschappen toetredende staten.

Artikel 70

1. Na de inwerkingtreding kunnen tot dit verdrag toetreden:

a) de staten die na de openstelling van dit verdrag voor ondertekening, lid worden van de Europese Vrijhandelsassociatie, onder de in artikel 71 bepaalde voorwaarden;

b) een lidstaat van de Europese Gemeenschap die handelt namens bepaalde niet-Europese grondgebieden die deel uitmaken van het grondgebied van die lidstaat of welker buitenlandse betrekkingen door deze lidstaat worden behartigd, onder de in artikel 71 bepaalde voorwaarden;

c) elke andere staat, onder de in artikel 72 bepaalde voorwaarden.

2. In lid 1 bedoelde staten die verdragsluitende partij bij dit verdrag wensen te worden, dienen hun verzoek in bij de depositaris. Het verzoek, met inbegrip van de in de artikelen 71 en 72 bedoelde gegevens, gaat vergezeld van een vertaling in het Engels en het Frans.

Artikel 71

1. Elke in artikel 70, lid 1, onder a) en b), bedoelde staat die verdragsluitende partij bij dit verdrag wenst te worden

a) deelt de voor de toepassing van dit verdrag vereiste gegevens mee;

b) kan verklaringen indienen overeenkomstig de artikelen I en III van Protocol 1.

2. De depositaris deelt de andere verdragsluitende partijen alle in het kader van lid 1 ontvangen gegevens mee vóór het neerleggen van de akte van toetreding door de betrokken staat.

Artikel 72

1. Elke in artikel 70, lid 1, onder c), bedoelde staat die verdragsluitende partij bij dit verdrag wenst te worden

a) deelt de voor de toepassing van dit verdrag vereiste gegevens mee;

b) kan verklaringen indienen overeenkomstig de artikelen I en III van Protocol 1; en

c) verstrekt de depositaris gegevens over met name

(1) zijn rechtssysteem, met inbegrip van gegevens over de benoeming en de onafhankelijkheid van rechters;

(2) zijn intern recht betreffende burgerlijke procedures en tenuitvoerlegging van beslissingen; en

(3) zijn internationaal privaatrecht betreffende burgerlijke procedures.

2. De depositaris deelt alle in het kader van lid 1 ontvangen gegevens mee aan de andere verdragsluitende partijen voordat de betrokken staat wordt uitgenodigd om toe te treden overeenkomstig lid 3.

3. Onverminderd lid 4, verzoekt de depositaris de betrokken staat pas om toetreding nadat hij de eenstemmige goedkeuring van de verdragsluitende partijen heeft verkregen. De verdragsluitende partijen spannen zich in om hun toestemming uiterlijk één jaar na de uitnodiging door de depositaris te geven.

4. Het verdrag treedt slechts in werking in betrekkingen tussen de toetredende staat en de verdragsluitende partijen die geen bezwaar tegen de toetreding hebben gemaakt vóór de eerste dag van de derde maand volgende op het neerleggen van de akte van toetreding.

Artikel 73

1. De akten van toetreding worden neergelegd bij de depositaris.

2. Met betrekking tot een toetredende staat in de zin van artikel 70, treedt het verdrag in werking op de eerste dag van de derde maand volgende op het neerleggen van de akte van toetreding. Vanaf dat ogenblik wordt de toetredende staat geacht een verdragsluitende partij bij het verdrag te zijn.

3. Elke verdragsluitende partij kan bij de depositaris een tekst van dit verdrag indienen in de taal of de talen van de betrokken verdragsluitende partij, die authentiek is indien de verdragsluitende partijen daar overeenkomstig artikel 4 van Protocol 2 mee hebben ingestemd.

Artikel 74

1. Dit verdrag wordt voor onbeperkte tijd gesloten.

2. Elke verdragsluitende partij kan het verdrag te allen tijde opzeggen door middel van een kennisgeving aan de depositaris.

3. De opzegging wordt van kracht aan het einde van het kalenderjaar volgende op het verstrijken van een periode van zes maanden na de datum van ontvangst door de depositaris van de kennisgeving van opzegging.

Artikel 75

Aan dit verdrag worden gehecht:

- Protocol 1 betreffende enkele onderwerpen van bevoegdheid, wijze van procederen en tenuitvoerlegging;

- Protocol 2 betreffende de eenheid in de uitlegging van dit verdrag en betreffende het permanent Comité;

- Protocol 3 betreffende de toepassing van artikel 67 van dit verdrag;

- Bijlagen I tot en met IV en Bijlage VII, met gegevens over de toepassing van dit verdrag;

- Bijlagen V en VI met de in de artikelen 54, 58 en 57 van dit verdrag bedoelde certificaten;

- Bijlage VIII met de in artikel 79 van dit verdrag bedoelde authentieke talen; en

- Bijlage IX betreffende de toepassing van artikel II van Protocol 1.

Deze protocollen en bijlagen vormen een integrerend deel van dit verdrag.

Artikel 76

Onverminderd artikel 77 kan elke verdragsluitende partij verzoeken om herziening van dit verdrag. Daartoe roept de depositaris overeenkomstig artikel 4 van Protocol 2 het permanent Comité samen.

Artikel 77

1. De verdragsluitende partijen doen de depositaris mededeling van de tekst van hun wettelijke bepalingen tot wijziging van de lijsten in de bijlagen I tot en met IV, en tot schrapping of aanvulling van de lijst in bijlage VII alsook van de datum van inwerkingtreding van die bepalingen. Deze mededeling geschiedt binnen een redelijke termijn vóór de inwerkingtreding en gaat vergezeld van een vertaling in het Engels en het Frans. De depositaris past de desbetreffende bijlagen dienovereenkomstig aan, nadat hij het permanent Comité overeenkomstig artikel 4 van Protocol 2 heeft geraadpleegd. Daartoe verstrekken de verdragsluitende partijen een vertaling van de aanpassingen in hun talen.

(1)

(2) 2. Elke wijziging van de bijlagen V en VI en van de bijlagen VIII en IX bij dit verdrag wordt vastgesteld door het permanent Comité overeenkomstig artikel 4 van Protocol 2.

Artikel 78

1. De depositaris stelt de verdragsluitende partijen in kennis van:

a) de neerlegging van elke akte van bekrachtiging of van toetreding;

b) de data van inwerkingtreding van dit verdrag ten aanzien van de verdragsluitende partijen;

c) de uit hoofde van de artikelen I tot en met IV van Protocol 1 ontvangen verklaringen;

d) de kennisgevingen overeenkomstig artikel 74, lid 2, artikel 77, lid 1, en punt 4 van Protocol 3.

2. De kennisgevingen gaan vergezeld van vertalingen in het Engels en het Frans.

Artikel 79

Dit verdrag, opgesteld in één exemplaar, in de in bijlage VIII opgesomde talen, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek, wordt neergelegd in de Zwitserse Bondsarchieven. De Zwitserse Bondsraad zendt elke verdragsluitende partij een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toe.

PROTOCOL 1 betreffende enkele onderwerpen van bevoegdheid, wijze van procederen en tenuitvoerlegging

DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel I

1. De gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken, opgemaakt op het grondgebied van een door dit verdrag gebonden staat die meegedeeld of betekend moeten worden aan personen die zich op het grondgebied van een andere door dit verdrag gebonden staat bevinden, worden toegezonden op de wijze als is bepaald in tussen deze staten toepasselijke overeenkomsten.

2. Tenzij de verdragsluitende partij op het grondgebied waarvan de mededeling of betekening moet plaatsvinden zich daartegen verzet bij een verklaring gedaan aan de depositaris, kunnen deze stukken ook rechtstreeks door de deurwaarders van de staat waar de stukken zijn opgesteld, worden toegezonden aan de deurwaarders van de staat op het grondgebied waarvan degene voor wie het stuk bestemd is, zich bevindt. In dat geval zendt de deurwaarder van de staat van herkomst een afschrift van het stuk aan de deurwaarder, die in de aangezochte staat bevoegd is het stuk uit te reiken aan degene voor wie het bestemd is. Deze uitreiking geschiedt volgens de door de wet van de aangezochte staat voorgeschreven formaliteiten. De daarvan opgemaakte verklaring wordt rechtstreeks aan de deurwaarder van de staat van herkomst toegezonden.

3. Lidstaten van de Europese Gemeenschap die zijn gebonden door Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad van 29 mei 2000 of door de op 19 oktober 2005 te Brussel ondertekende Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de betekening en de kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken, passen in hun onderlinge betrekkingen die verordening en overeenkomst toe.

Artikel II

1. De bevoegdheid, zoals vastgesteld in artikel 6, punt 2, en artikel 11, ten aanzien van de vordering tot vrijwaring of de vordering tot voeging of tussenkomst, kan in de door dit verdrag gebonden staten in de zin van bijlage IX niet volledig worden ingeroepen. Degenen die op het grondgebied van een andere door dit verdrag gebonden staat woonplaats hebben, kunnen voor de gerechten van deze staten worden opgeroepen op grond van de in bijlage IX gegeven regels.

2. Op het ogenblik van de bekrachtiging kan de Europese Gemeenschap verklaren dat de in artikel 6, punt 2, en artikel 11 bedoelde procedures niet kunnen worden ingeroepen in een aantal andere lidstaten en kan zij gegevens verstrekken over de regels die zullen worden toegepast.

3. De beslissingen die in de overige door dit verdrag gebonden staten worden gegeven op grond van artikel 6, punt 2, en artikel 11 worden in de in de leden 1 en 2 bedoelde staten overeenkomstig titel III erkend en ten uitvoer gelegd. De gevolgen voor derden van de beslissingen welke in deze staten overeenkomstig de leden 1 en 2 zijn gegeven, worden ook in de overige door dit verdrag gebonden staten erkend.

Artikel III

1. Zwitserland behoudt zich het recht voor om bij de bekrachtiging te verklaren dat het het volgende deel van artikel 34, punt 2, niet zal toepassen:

"tenzij de verweerder tegen de beslissing geen rechtsmiddel heeft aangewend terwijl hij daartoe in staat was".

Indien Zwitserland een dergelijke verklaring aflegt, passen de overige verdragsluitende partijen hetzelfde voorbehoud toe ten aanzien van door de gerechten van Zwitserland gegeven beslissingen.

2. Verdragsluitende partijen kunnen ten aanzien van beslissingen die zijn gegeven in een toetredende staat in de zin van artikel 70, lid 1, onder c), zich door middel van een verklaring het volgende voorbehouden

a) het in lid 1 bedoelde recht, en

b) het recht van een autoriteit in de zin van artikel 39 om, ongeacht het bepaalde in artikel 41, ambtshalve te onderzoeken of een van de gronden voor weigering van de erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing al dan niet voorhanden is.

3. Indien een verdragsluitende partij overeenkomstig lid 2 een dergelijk voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van een toetredende staat, kan deze toetredende staat zich door middel van een verklaring hetzelfde recht voorbehouden ten aanzien van beslissingen die zijn gegeven door de gerechten van die verdragsluitende partij.

4. Behoudens het in lid 1 vermelde voorbehoud, zijn de verklaringen geldig voor een periode van vijf jaar en kunnen ze aan het einde van die periode worden verlengd. De verdragsluitende partij deelt een verlenging van een in lid 2 bedoelde verklaring mee uiterlijk zes maanden vóór het einde van die periode. Een toetredende staat kan zijn verklaring in de zin van lid 3 slechts verlengen na de verlenging van de overeenkomstige verklaring in de zin van lid 2.

Artikel IV

De in dit protocol bedoelde verklaringen kunnen te allen tijde worden ingetrokken door kennisgeving aan de depositaris. De kennisgevingen gaan vergezeld van een vertaling in het Engels en het Frans. De verdragsluitende partijen verstrekken vertalingen in hun talen. Deze intrekking wordt van kracht op de eerste dag van de derde maand volgende op die kennisgeving.

PROTOCOL 2 betreffende de eenheid in de uitlegging van dit verdrag en betreffende het permanent Comité

PREAMBULE

DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,

GELET op artikel 75 van dit verdrag,

OVERWEGENDE dat er een hechte band bestaat tussen dit verdrag, het Verdrag van Lugano van 1988 en de in artikel 64, lid 1, van dit verdrag bedoelde instrumenten,

OVERWEGENDE dat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen bevoegd is om uitspraak te doen over de uitlegging van de bepalingen van de in artikel 64, lid 1, van dit verdrag bedoelde instrumenten,

OVERWEGENDE dat dit verdrag deel wordt van het Gemeenschapsrecht en dat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen bijgevolg bevoegd is om uitspraak te doen over de uitlegging van dit verdrag met betrekking tot de toepassing ervan door de gerechten van de lidstaten van de Europese Gemeenschap,

MET VOLLEDIGE KENNIS van de beslissingen die het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen met betrekking tot de uitlegging van de in artikel 64, lid 1, van dit verdrag bedoelde instrumenten heeft gegeven tot het tijdstip van de ondertekening van dit verdrag, alsook van de beslissingen die de gerechten van de verdragsluitende partijen bij het Verdrag van Lugano van 1988 met betrekking tot dit laatstgenoemde verdrag hebben gegeven tot het tijdstip van de ondertekening van dit verdrag,

OVERWEGENDE dat de gelijktijdige herziening van het Verdrag van Lugano van 1988 en van het Verdrag van Brussel, die heeft geleid tot de sluiting van een herziene tekst van deze verdragen, in hoofdzaak was gebaseerd op de bovenvermelde beslissingen met betrekking tot het Verdrag van Brussel van 1968 en het Verdrag van Lugano van 1988,

OVERWEGENDE dat de herziene tekst van het Verdrag van Brussel na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam is opgenomen in Verordening (EG) nr. 44/2001,

OVERWEGENDE dat deze herziene tekst ook de basis vormde voor de tekst van dit verdrag,

VERLANGENDE om, met volledige eerbiediging van de onafhankelijkheid van de gerechten, verschillen in uitlegging te voorkomen en een zo groot mogelijke eenheid te bereiken in de uitlegging van dit verdrag, van Verordening (EG) nr. 44/2001 (die in hoofdzaak in dit verdrag is overgenomen), en van de andere in artikel 64, lid 1, van dit verdrag bedoelde instrumenten,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OVER DE VOLGENDE BEPALINGEN:

Artikel 1

1. Elk gerecht houdt bij de toepassing en de uitlegging van dit verdrag naar behoren rekening met de beginselen vervat in alle relevante beslissingen van de gerechten van de door dit verdrag gebonden staten en van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen met betrekking tot de desbetreffende bepaling(en) en (een) soortgelijke bepaling(en) van het Verdrag van Lugano van 1988 en de in artikel 64, lid 1, van dit verdrag vermelde instrumenten.

2. Voor de gerechten van de lidstaten van de Europese Gemeenschap geldt de verplichting van lid 1 onverminderd hun verplichtingen ten aanzien van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, zoals die voortvloeien uit het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en uit de op 19 oktober 2005 te Brussel ondertekende Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.

Artikel 2

Elke door dit verdrag gebonden staat die geen lidstaat van de Europese Gemeenschap is, heeft het recht om overeenkomstig artikel 23 van het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen bij het Hof van Justitie memories of schriftelijke opmerkingen in te dienen wanneer een gerecht van een lidstaat van de Europese Gemeenschap heeft verzocht om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van dit verdrag of van een in artikel 64, lid 1, van dit verdrag bedoeld instrument.

Artikel 3

1. De Commissie van de Europese Gemeenschappen stelt een systeem in voor de uitwisseling van gegevens betreffende de relevante beslissingen die zijn gegeven uit hoofde van dit verdrag, het Verdrag van Lugano van 1988 en de in artikel 64, lid 1, van dit verdrag bedoelde instrumenten. Dit systeem is toegankelijk voor het publiek en bevat beslissingen van de gerechten van laatste aanleg en het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen alsook andere in kracht van gewijsde gegane beslissingen die van bijzonder belang zijn en die zijn gegeven in het kader van dit verdrag, het Verdrag van Lugano van 1988, en de in artikel 64, lid 1, van dit verdrag bedoelde instrumenten. De beslissingen worden geclassificeerd en gaan vergezeld van een samenvatting.

Met het oog op opname in het systeem zenden de bevoegde autoriteiten van de door dit verdrag gebonden staten de Commissie de bovenbedoelde beslissingen toe die door de gerechten van die staten zijn gegeven.

2. De griffier van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen maakt een selectie van zaken die voor de goede werking van het verdrag van bijzonder belang zijn en presenteert de geselecteerde rechtspraak op de vergadering van deskundigen overeenkomstig artikel 5 van dit protocol.

3. Totdat de Europese Gemeenschappen het in lid 1 bedoelde systeem hebben ingesteld, handhaaft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen het bij Protocol 2 bij het Verdrag van Lugano van 1988 ingestelde systeem voor de uitwisseling van gegevens over beslissingen uit hoofde van dit verdrag en het Verdrag van Lugano van 1988.

Artikel 4

1. Er wordt een permanent Comité opgericht, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de verdragsluitende partijen.

2. Op verzoek van een verdragsluitende partij roept de depositaris van het verdrag het Comité bijeen met het oog op:

- overleg over de verhouding tussen dit verdrag en andere internationale instrumenten;

- overleg over de toepassing van artikel 67, met inbegrip van voorgenomen toetredingen tot instrumenten over bijzondere onderwerpen overeenkomstig artikel 67, lid 1, en voorgestelde wetgeving overeenkomstig Protocol 3;

- het onderzoek van de toetreding van nieuwe staten. Het Comité kan de in artikel 70, lid 1, onder c), bedoelde toetredende staten met name vragen stellen over hun rechtssysteem en de uitvoering van dit verdrag. Het Comité kan ook overwegen in het verdrag aanpassingen aan te brengen die nodig zijn voor de toepassing ervan in de toetredende staten;

- de aanvaarding van nieuwe authentieke taalversies overeenkomstig artikel 73, lid 3, van dit verdrag en de noodzakelijke wijzigingen in bijlage VIII;

- overleg over een herziening van het verdrag overeenkomstig artikel 76;

- overleg over wijzigingen in de bijlagen I tot en met IV en bijlage VII overeenkomstig artikel 77, lid 1;

- de vaststelling van wijzigingen in de bijlagen V en VI overeenkomstig artikel 77, lid 2;

- intrekking van de voorbehouden en verklaringen van de verdragsluitende partijen overeenkomstig Protocol 1 en de noodzakelijke wijzigingen in bijlage IX.

3. Het Comité stelt de procedureregeling vast met betrekking tot zijn werking en besluitvorming. Deze procedureregeling voorziet in de mogelijkheid dat overleg en besluitvorming plaatsvinden in het kader van een schriftelijke procedure.

Artikel 5

1. De depositaris kan, indien nodig, een vergadering van deskundigen beleggen om van gedachten te wisselen over de werking van het verdrag, en met name over de ontwikkeling van de jurisprudentie en nieuwe wetgeving die gevolgen kan hebben voor de toepassing van het verdrag.

2. Aan deze vergadering nemen deskundigen van de verdragsluitende partijen, de door dit verdrag gebonden staten, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en de Europese Vrijhandelsassociatie deel. De vergadering staat open voor andere deskundigen van wie de aanwezigheid nuttig wordt geacht.

3. Problemen die uit de werking van het verdrag voortvloeien, kunnen aan het in artikel 4 bedoelde permanent Comité worden voorgelegd met het oog op verdere maatregelen.

PROTOCOL 3 betreffende de toepassing van artikel 67 van het verdrag

DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

1. Voor de toepassing van dit verdrag worden de bepalingen betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning of tenuitvoerlegging van beslissingen over bijzondere onderwerpen, welke bepalingen in besluiten van de instellingen van de Europese Gemeenschappen zijn of zullen worden vervat, op gelijke voet gesteld met de in artikel 67, lid 1, van dit verdrag bedoelde overeenkomsten.

2. Wanneer volgens een verdragsluitende partij een bepaling in een voorgesteld besluit van de instellingen van de Europese Gemeenschappen niet verenigbaar is met het verdrag, beraden de verdragsluitende partijen zich onverwijld over een wijziging van dit verdrag overeenkomstig artikel 76, onverminderd de toepassing van de bij Protocol 2 ingestelde procedure.

3. Wanneer sommige of alle bepalingen die in de in punt 1 bedoelde besluiten van de instellingen van de Europese Gemeenschappen zijn vervat, door een of meerdere verdragsluitende partijen in nationaal recht worden omgezet, worden deze nationaalrechtelijke bepalingen op gelijke voet gesteld met de in artikel 67, lid 1, van dit verdrag bedoelde overeenkomsten.

4. De verdragsluitende partijen doen de depositaris mededeling van de tekst van de in punt 3 bedoelde bepalingen. Deze mededelingen gaan vergezeld van een vertaling in het Engels en het Frans.

BIJLAGE I

De in artikel 3, lid 2, en artikel 4, lid 2, van het verdrag bedoelde nationale bevoegdheidsregels zijn:

- in België: de artikelen 5 tot en met 14 van de Wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht;

- in Bulgarije: artikel 4, lid 1, van het Wetboek betreffende het internationaal privaatrecht;

- in de Tsjechische Republiek: artikel 86 van Wet nr. 99/1963 Coll., betreffende het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering ( občanský soudní řád ), zoals gewijzigd;

- in Denemarken: artikel 246, leden 2 en 3, van de Wet inzake de rechterlijke organisatie ( Lov om rettens pleje );

- in Duitsland: artikel 23 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering ( Zivilprozeßordnung );

- in Estland: artikel 86 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering ( tsiviilkohtumenetluse seadustik );

- in Griekenland: artikel 40 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering ( Κώδικας Πολιτικής Δικονομίας );

- in Frankrijk: de artikelen 14 en 15 van het Burgerlijk Wetboek ( Code civil );

- in IJsland: artikel 32, lid 4, van de Wet inzake de burgerlijke rechtsvordering ( Lög um medferd einkamala nr. 91/1991 );

- in Ierland: de bepalingen inzake de bevoegdheid gebaseerd op een gedinginleidend stuk dat wordt betekend of meegedeeld aan de verweerder die tijdelijk in Ierland verblijft;

- in Italië: de artikelen 3 en 4 van Wet nr. 218 van 31 mei 1995;

- in Cyprus: artikel 21, lid 2, van Wet nr. 14 van 1960 inzake rechterlijke instanties, zoals gewijzigd;

- in Letland: artikel 27 en artikel 28, leden 3, 5, 6 en 9, van de Wet inzake de burgerlijke rechtsvordering ( Civilprocesa likums );

- in Litouwen: artikel 31 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering ( Civilinio proceso kodeksas );

- in Luxemburg: de artikelen 14 en 15 van het Burgerlijk Wetboek ( Code civil );

- in Hongarije: artikel 57 van Wetsdecreet nr. 13 van 1979 inzake het internationaal privaatrecht ( a nemzetközi magánjogról szóló 1979. évi 13. törvényerejű rendelet );

- in Malta: de artikelen 742, 743 en 744 van het Wetboek inzake rechterlijke organisatie en burgerlijke rechtsvordering - Kap. 12 ( Kodiċi ta' Organizzazzjoni u Proċedura Ċivili - Kap. 12 ) en artikel 549 van het Wetboek van koophandel - Kap. 13 ( Kodiċi tal-kummerċ - Kap. 13 );

- in Noorwegen: afdeling 4-3, lid 2, tweede zin, van de Wet inzake geschillen ( tvisteloven );

- in Oostenrijk: artikel 99 van de Wet inzake de rechterlijke organisatie ( Jurisdiktionsnorm );

- in Polen: de artikelen 1103 en 1110 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering ( Kodeks postępowania cywilnego ), voor zover de bevoegdheid berust op de woonplaats van de verweerder in Polen, op de omstandigheid dat de verweerder in Polen goederen bezit, op de omstandigheid dat hij in Polen aanspraak maakt op eigendomsrechten, op de omstandigheid dat het voorwerp van het geschil zich in Polen bevindt of op de omstandigheid dat een van de partijen een Poolse burger is;

- in Portugal: artikel 65 en artikel 65A van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering ( Código de Processo Civil ) en artikel 11 van het Wetboek van rechtsvordering in arbeidszaken ( Código de Processo de Trabalho );

- in Roemenië: de artikelen 148-157 van Wet nr. 105/1992 inzake betrekkingen betreffende het internationaal privaatrecht;

- in Slovenië: artikel 48, lid 2, van de Wet betreffende het internationaal privaatrecht en de internationale privaatrechtelijke procesvoering ( Zakon o medarodnem zasebnem pravu in postopku ), juncto artikel 47, lid 2, van de Wet inzake de burgerlijke rechtsvordering ( Zakon o pravdnem postopku ); artikel 58 van de Wet betreffende het internationaal privaatrecht en de internationale privaatrechtelijke procesvoering ( Zakon o medarodnem zasebnem pravu in postopku ), juncto artikel 59 van de Wet inzake de burgerlijke rechtsvordering ( Zakon o pravdnem postopku );

- in Slowakije: artikel 37 tot en met artikel 37e van Wet nr. 97/1963 betreffende het internationaal privaatrecht en de internationale privaatrechtelijke procesvoering;

- in Zwitserland: de bevoegdheid van de kantonnale rechtbank van de plaats van beslag ( for du lieu du séquestre/Gerichtsstand des Arrestortes/foro del luogo del sequestro ), als bedoeld in artikel 4 van de Federale Wet betreffende het internationaal privaatrecht ( Loi fédérale sur le droit international privé/Bundesgesetz über das internationale Privatrecht/Legge federale sul diritto internazionale privato );

- in Finland: hoofdstuk 10, artikel 1, lid 1, tweede, derde en vierde zin van het Wetboek van rechtsvordering ( oikeudenkäymiskaari/rättegångsbalken );

- in Zweden: hoofdstuk 10, artikel 3, eerste alinea, eerste zin, van het Wetboek van rechtsvordering ( rättegångsbalken );

- in het Verenigd Koninkrijk: de bepalingen inzake de bevoegdheid die berust op:

a) de omstandigheid dat een gedinginleidend stuk wordt betekend of meegedeeld aan de verweerder die tijdelijk in het Verenigd Koninkrijk verblijft;

b) de aanwezigheid in het Verenigd Koninkrijk van goederen die toebehoren aan de verweerder, of

c) het beslag door de eiser gelegd op goederen die zich in het Verenigd Koninkrijk bevinden.

BIJLAGE II

De gerechten of bevoegde autoriteiten waarbij het in artikel 39 van het verdrag bedoelde verzoek kan worden ingediend, zijn:

- in België: de rechtbank van eerste aanleg, het " tribunal de première instance " of het " erstinstanzliche Gericht ";

- in Bulgarije: het " Софийски градски съд ";

- in de Tsjechische Republiek: de " okresní soud " of het " soudní exekutor ";

- in Denemarken: het " byret ";

- in Duitsland:

a) de president van een kamer van het " Landgericht ";

b) een notaris in het kader van een procedure van een verklaring van uitvoerbaarheid van een authentiek instrument;

- in Estland: het " maakohus ";

- in Griekenland: het " Μονομελές Πρωτοδικείο " ;

- in Spanje: de " Juzgado de Primera Instancia ";

- in Frankrijk:

a) de " greffier en chef du tribunal de grande instance ";

b) de " président de la chambre départementale des notaires " in het geval van een verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid van een authentieke notariële akte;

- in Ierland: de " High Court ";

- in IJsland: de " heradsdomur ";

- in Italië: de " corte d'appello ";

- in Cyprus: de " Επαρχιακό Δικαστήριο " of, in het geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, de " Οικογενειακό Δικαστήριο ";

- in Letland: de " rajona (pilsētas) tiesa ";

- in Litouwen: de " Lietuvos apeliacinis teismas ";

- in Luxemburg: de president van het " tribunal d'arrondissement ";

- in Hongarije: de " megyei bíróság székhelyén működő helyi bíróság ", en in Boedapest de " Budai Központi Kerületi Bíróság ";

- in Malta: de " Prim' Awla tal-Qorti Ċivili " of de " Qorti tal-Maġistrati ta' Għawdex fil-ġurisdizzjoni superjuri tagħha " of, in het geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, de " Reġistratur tal-Qorti " door tussenkomst van de " Ministru responsabbli għall-Ġustizzja ";

- in Nederland: de voorzieningenrechter van de rechtbank;

- in Noorwegen: de " tingrett ";

- in Oostenrijk: het " Bezirksgericht " ;

- in Polen: de " sąd okręgowy " ;

- in Portugal: het " Tribunal de Comarca ";

- in Roemenië: het " Tribunal ";

- in Slovenië: de " okrožno sodišče ",

- in Slowakije: het hof van beroep via de districtsrechtbank tegen de beslissing waarvan beroep wordt ingesteld;

- in Zwitserland:

a) ten aanzien van beslissingen houdende een veroordeling tot betaling van een geldsom, tot het gerecht dat opheffing gelast ( juge de la mainlevée/Rechtsöffnungsrichter/giudice competente a pronunciare sul rigetto dell'opposizione) , in het geval van de procedure krachtens de artikelen 80 en 81 van de Federale Wet op vervolging wegens faillissementsschulden (Loi fédérale sur la poursuite pour dettes et la faillite/Bundesgesetz über Schuldbetreibung und Konkurs/Legge federale sulla esecuzione e sul fallimento) ;

b) ten aanzien van beslissingen niet houdende een veroordeling tot betaling van een geldsom, tot de bevoegde exequaturrechter van het kanton ( juge cantonal d'exequatur compétent/zuständiger kantonaler Vollstreckungsrichter/giudice cantonale competente a pronunciare l'exequatur );

- in Finland: de " käräjäoikeus/ tingsrätt " ;

- in Zweden: de " Svea hovrätt " ;

- in het Verenigd Koninkrijk:

a) in Engeland en Wales, de " High court of Justice " of, in het geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, door tussenkomst van de Secretary of State , de " Magistrates' Court ";

b) in Schotland, de " Court of Session " of, in het geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, door tussenkomst van de Secretary of State , de " Sheriff Court ";

c)in Noord-Ierland, de " High Court of Justice " of, in het geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, door tussenkomst van de Secretary of State , de " Magistrates' Court ".

d) in Gibraltar, de " Supreme Court of Gibraltar " of, in het geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, door tussenkomst van de Attorney General of Gibraltar , de " Magistrates' Court ".

BIJLAGE III

De gerechten waarbij de in artikel 43, lid 2, van het verdrag bedoelde rechtsmiddelen kunnen worden ingesteld, zijn:

- in België:

a) wat het rechtsmiddel van de verweerder betreft, de rechtbank van eerste aanleg, het " tribunal de première instance " of het " erstinstanzliche Gericht ";

b) wat het rechtsmiddel van de verzoeker betreft: het hof van beroep of de " cour d'appel ";

- in Bulgarije: de " Апелативен съд - София ",

- in de Tsjechische Republiek: het hof van beroep via de districtsrechtbank;

- in Denemarken: de " landsret ";

- in de Bondsrepubliek Duitsland: het " Oberlandesgericht ";

- in Estland: de " ringkonnakohus ";

- in Griekenland: de " Εφετείο ";

- in Spanje: de " Juzgado de Primera Instancia" die de bestreden beslissing heeft gegeven opdat de " Audiencia Provincial " zich uitspreekt over het rechtsmiddel;

- in Frankrijk:

a) de " cour d'appel " in het geval van beslissingen waarbij het verzoek wordt ingewilligd;

b) de president van het " tribunal de grande instance " in het geval van beslissingen waarbij het verzoek wordt afgewezen;

- in Ierland: de " High Court ";

- in IJsland: de " heradsdomur " ;

- in Italië: de " corte d'appello ";

- in Cyprus: de " Επαρχιακό Δικαστήριο " of, in het geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, de " Οικογενειακό Δικαστήριο ";

- in Letland: de " Apgabaltiesa " via de " rajona (pilsētas) tiesa " ,

- in Litouwen: de " Lietuvos apeliacinis teismas ",

- in Luxemburg: de " Cour supérieure de Justice siégeant en matière d'appel civil ";

- in Hongarije: de lokale rechtbank ter zetel van de hogere rechter (te Boedapest: de " Budai Központi Kerületi Bíróság "); de beslissing over het rechtsmiddel wordt gegeven door de hogere rechter (te Boedapest: de " Fővárosi Bíróság ");

- in Malta: de " Qorti ta' l-Appell " overeenkomstig de in de " Kodiċi tal-Organizzazzjoni u Proċedura Ċivili — Kap. 12 " beschreven beroepsprocedure of in het geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen door " ċitazzjoni " bij de " Prim' Awla tal-Qorti ivili jew il-Qorti tal-Maġistrati ta' Għawdex fil-ġurisdizzjoni superjuri tagħha' ";

- in Nederland:

a) voor de verweerder: de arrondissementsrechtbank;

b) voor de verzoeker: het gerechtshof;

- in Noorwegen: de " lagmannsrett " ;

- in Oostenrijk: het " Landesgericht " via het " Bezirksgericht " ;

- in Polen: de " sąd apelacyjny " via de " sąd okręgowy ";

- in Portugal: het " Tribunal da Relação ". Os recursos interpõem-se, nos termos da legislação nacional em vigor, por meio de requerimento, dirigido ao tribunal que proferiu a decisão recorrida (de indiening overeenkomstig de nationale wetgeving van een verzoekschrift bij de rechtbank die de bestreden beslissing heeft gegeven);

- in Roemenië: de " Curte de Apel ";

- in Slovenië: de "okro žno sodišče ";

- in Slowakije: de " okresný súd ",

- in Zwitserland: het " tribunal cantonal/Kantonsgericht/tribunale cantonale " ;

- in Finland: het " hovioikeus/hovrätt " ;

- in Zweden: de " Svea hovrätt " ;

- in het Verenigd Koninkrijk:

a) in Engeland en Wales, de " High Court of Justice " of, in het geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, de " Magistrates' Court ";

b) in Schotland, de " Court of Session " of, in het geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, de " Sheriff Court ";

c) in Noord-Ierland, de " High Court of Justice " of, in het geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, de " Magistrates' Court ";

d) in Gibraltar, de " Supreme Court of Gibraltar " of, in het geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, de " Magistrates' Court ".

BIJLAGE IV

De rechtsmiddelen die op grond van artikel 44 van het verdrag kunnen worden ingesteld, zijn:

- in België, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland: beroep in cassatie;

- in Bulgarije: " обжалване пред Върховния касационен съд ";

- in de Tsjechische Republiek: " dovolání " en " žaloba pro zmatečnost ";

- in Denemarken: in Denemarken slechts, met machtiging van het " Procesbevillingsnævnet ", een beroep bij de " Højesteret ";

- in de Bondsrepubliek Duitsland: " Rechtsbeschwerde ";

- in Estland: " kassatsioonikaebus ";

- in Ierland: beroep over een rechtsvraag bij de " Supreme Court ";

- in IJsland: beroep bij de " Hæstiréttur ";

- in Cyprus: beroep bij de " Supreme Court ";

- in Letland: beroep bij de " Augstākās tiesas Senāts " via de " Apgabaltiesa " ;

- in Litouwen: beroep bij de " Lietuvos Aukščiausiasis Teismas ";

- in Hongarije: " felülvizsgálati kérelem ";

- in Malta: er is geen verder rechtsmiddel meer; in het geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen de " Qorti ta' l-Appell " overeenkomstig de in de " Kodiċi tal-Organizzazzjoni u Proċedura Ċivili — Kap. 12 " beschreven procedure;

- in Noorwegen: beroep bij de " Hoeyesteretts Ankeutvalg " of " Hoeyesterett ";

- in Oostenrijk: " Revisionsrekurs ";

- in Polen: " skarga kasacyjna ";

- in Portugal: beroep over een rechtsvraag;

- in Roemenië: " contestatie in anulare " of " revizuire ";

- in Slovenië: beroep bij de " Vrhovno sodišče Republike Slovenije ";

- in Slowakije: " dovolanie ";

- in Zwitserland: " recours devant le Tribunal fédéral "/" Beschwerde beim Bundesgericht "/" ricorso davanti al Tribunale federale ";

- in Finland: beroep bij de " korkein oikeus / högsta domstolen ";

- in Zweden: beroep bij de " Högsta domstolen ";

- in het Verenigd Koninkrijk: slechts één enkel rechtsmiddel: hogere voorziening over een rechtsvraag.

BIJLAGE V

Certificaat zoals bedoeld in de artikelen 54 en 58 van het verdrag, betreffende rechterlijke beslissingen en gerechtelijke schikkingen

1. Land van herkomst

2. Gerecht dat of bevoegde autoriteit die het certificaat afgeeft

2.1. Naam

2.2. Adres

2.3. Tel./fax/e-mail

3. Gerecht dat de beslissing heeft gegeven/waarvoor de schikking tot stand is gekomen*

3.1. Soort gerecht

3.2. Plaats van het gerecht

4. Beslissing/gerechtelijke schikking*

4.1. Datum

4.2. Referentienummer

4.3. Partijen bij de beslissing/gerechtelijke schikking*

4.3.1. Naam (namen) van de eiser(s)

4.3.2. Naam (namen) van de verweerder(s)

4.3.3. In voorkomend geval, naam (namen) van de andere partij(en)

4.4. Indien de beslissing bij verstek is gewezen: de datum waarop het gedinginleidende stuk is betekend of is meegedeeld

4.5. Tekst van de beslissing/gerechtelijke schikking*, gehecht aan dit certificaat

5. Naam van de partijen die rechtsbijstand hebben genoten

De beslissing/gerechtelijke schikking* is uitvoerbaar in de staat van herkomst (artikelen 38 en 58 van het verdrag) tegen:

Naam:

Gedaan te ........................., datum...................

Handtekening en/of stempel...............................

* Doorhalen wat niet van toepassing is

BIJLAGE VI

Certificaat zoals bedoeld in artikel 57, lid 4, van het verdrag betreffende authentieke akten

1. Land van herkomst

2. Gerecht dat of bevoegde autoriteit die het certificaat afgeeft

2.1. Naam

2.2. Adres

2.3. Tel./fax/e-mail

3. Autoriteit die aan de akte authenticiteit heeft verleend

3.1. Autoriteit waarvoor de authentieke akte is verleden (indien van toepassing)

3.1.1. Benaming en hoedanigheid van de autoriteit

3.1.2. Plaats van de autoriteit

3.2. Autoriteit die de authentieke akte heeft geregistreerd (indien van toepassing)

3.2.1. Soort autoriteit

3.2.2. Plaats van de autoriteit

4. Authentieke akte

4.1. Beschrijving van de akte

4.2. Datum

4.2.1. waarop de akte is verleden

4.2.2. indien verschillend: waarop de akte is geregistreerd

4.3. Referentienummer

4.4. Partijen bij de akte

4.4.1. Naam van de schuldeiser

4.4.2. Naam van de schuldenaar

5. Tekst van de uitvoerbare verbintenis, gehecht aan dit certificaat

De authentieke akte is uitvoerbaar tegen de schuldenaar in de staat van herkomst (artikel 57, lid 1, van het verdrag)

Gedaan te .................................., datum ......................

Handtekening en/of stempel

BIJLAGE VII

De volgende overeenkomsten worden ingevolge artikel 65 van het verdrag door dat verdrag vervangen:

- het Verdrag tussen de Zwitserse Bondsstaat en Spanje betreffende de wederzijdse tenuitvoerlegging van vonnissen en arresten in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Madrid op 19 november 1896;

- het Verdrag tussen de Tsjecho-Slowaakse Republiek en de Zwitserse Bondsstaat inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen met bijbehorend protocol, ondertekend te Bern op 21 december 1926;

- het Verdrag tussen de Zwitserse Bondsstaat en het Duitse Rijk betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en scheidsrechterlijke uitspraken, ondertekend te Bern op 2 november 1929;

- het Verdrag tussen Denemarken, Finland, IJsland, Noorwegen en Zweden betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen, ondertekend te Kopenhagen op 16 maart 1932;

- het Verdrag tussen de Zwitserse Bondsstaat en Italië betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, ondertekend te Rome op 3 januari 1933;

- het Verdrag tussen Zweden en de Zwitserse Bondsstaat betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en scheidsrechterlijke uitspraken, ondertekend te Stockholm op 15 januari 1936;

- het Verdrag tussen de Zwitserse Bondsstaat en België betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en scheidsrechterlijke uitspraken, ondertekend te Bern op 29 april 1959;

- het Verdrag tussen Oostenrijk en de Zwitserse Bondsstaat inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, ondertekend te Bern op 16 december 1960;

- het Verdrag tussen Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke zaken, ondertekend te Londen op 12 juni 1961;

- het Verdrag tussen Noorwegen en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen en executoriale akten in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Oslo op 17 juni 1977;

- het Verdrag tussen Denemarken, Finland, IJsland, Noorwegen en Zweden betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke zaken, ondertekend te Kopenhagen op 11 oktober 1977;

- het Verdrag tussen Noorwegen en Oostenrijk inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke zaken, ondertekend te Wenen op 21 mei 1984.

BIJLAGE VIII

De talen in de zin van artikel 79 van het verdrag zijn het Bulgaars, het Deens, het Duits, het Engels, het Ests, het Fins, het Frans, het Grieks, het Hongaars, het Iers, het IJslands, het Italiaans, het Lets, het Litouws, het Maltees, het Nederlands, het Noors, het Pools, het Portugees, het Roemeens, het Sloveens, het Slowaaks, het Spaans, het Tsjechisch en het Zweeds.

BIJLAGE IX

De in artikel II van Protocol I bedoelde staten en regels zijn:

- Duitsland: de artikelen 68, 72, 73 en 74 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering ( Zivilprozeßordnung ) betreffende de litis denuntiatio;

- Oostenrijk: artikel 21 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering ( Zivilprozeßordnung ) betreffende de litis denuntiatio;

- Hongarije: de artikelen 58 tot en met 60 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering ( Polgári perrendtartás ) betreffende de litis denuntiatio;

- Zwitserland, met betrekking tot de kantons waarvan het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering niet voorziet in de bevoegdheid in de zin van artikel 6, punt 2, en artikel 11 van het verdrag: de relevante bepalingen van het toepasselijke Wetboek van burgerlijke rechtsvordering betreffende de litis denuntiatio.

Voor Denemarken

Voor de Europese Gemeenschap

Voor IJsland

Voor het Koninkrijk Noorwegen

Voor de Zwitserse Bondsstaat

[1] PB C […] van […], blz. […].

[2] PB L 319 van 25.11.1988, blz. 9.

[3] PB L 299 van 31.12.1972, blz. 32 (geconsolideerde versie).

Top