EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52007PC0352

Voorstel voor een besluit van de Raad tot sluiting van de Overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de Arabische Republiek Egypte

/* COM/2007/0352 def. - CNS 2007/0124 */

52007PC0352

Voorstel voor een besluit van de Raad tot sluiting van de Overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de Arabische Republiek Egypte /* COM/2007/0352 def. - CNS 2007/0124 */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 25.6.2007

COM(2007) 352 definitief

2007/0124 (CNS)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

tot sluiting van de Overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de Arabische Republiek Egypte

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. De Euromediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Arabische Republiek Egypte, anderzijds, is op 25 juni 2001 ondertekend. In artikel 43 van deze overeenkomst werd samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie gezien als een gebied van bijzonder belang en met een bijzonder potentieel en werd de aanknoping van duurzame relaties tussen de wetenschappelijke gemeenschappen van beide partijen in het vooruitzicht gesteld.

2. In het kader van de tenuitvoerlegging van een ambitieuze internationale dimensie van de Europese onderzoekruimte (zie Mededeling COM(2001) 346 def. van de Commissie van 25 juni 2001, "De internationale dimensie van de Europese onderzoekruimte") heeft de Commissie de noodzaak onderstreept van een versteviging van haar betrekkingen op het vlak van wetenschap, technologie en innovatie met de mediterrane partnerlanden, ten einde de sociaaleconomische vooruitgang in het gehele Euromediterrane gebied te bevorderen.

3. De minister voor Hoger Onderwijs en minister van staat voor Wetenschappelijk Onderzoek van de Arabische Republiek Egypte heeft Commissielid Philippe Busquin op 29 mei 2002 een brief doen toekomen, waarin hij uitdrukking geeft aan de voldoening van de Egyptische autoriteiten en wetenschappelijke gemeenschap over de reeds aan de gang zijnde wetenschappelijke samenwerking en vraagt om onderhandelingen met de Gemeenschap over een overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking ter aanvulling en intensivering van de samenwerking die tot dusver tussen beide partners heeft plaatsgehad, waarbij hij het accent op regionale samenwerking legt.

4. Er hebben verkennende vergaderingen plaatsgevonden met de Egyptische autoriteiten die zijn belast met wetenschaps- en technologiebeleid, en met vertegenwoordigers van de wetenschappelijke gemeenschap van het land om inzicht te krijgen in het wetenschappelijk potentieel van Egypte en de mogelijkheden om de Egyptische deelname aan onderzoek van gemeenschappelijk belang met de Gemeenschap uit te breiden.

Deze contacten hebben bevestigd dat meer wetenschappelijke en technologische samenwerking met Egypte van wederzijds belang zou zijn. Samenvattend blijkt dat de Gemeenschap er daadwerkelijk belang bij zou hebben gunstig te reageren op het verzoek van Egypte en dat een overeenkomst inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking een geschikt instrument zou zijn om de huidige samenwerkingsactiviteiten aan te vullen en op een internationaal en regionaal niveau te brengen.

5. Derhalve heeft het DG RTD op 14 november 2002 de procedure ingeleid om een mandaat te krijgen voor onderhandelingen over een overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking. Op 12 maart 2003 heeft de Commissie aan de Raad een aanbeveling voorgelegd voor de goedkeuring van een onderhandelingsmandaat en op 14 april 2003 heeft de Raad een besluit goedgekeurd waarbij de Commissie werd gemachtigd om onderhandelingen te voeren over een overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking met Egypte.

6. Over de overeenkomst is onderhandeld overeenkomstig de richtsnoeren bij het besluit van de Raad van 14 april 2003. De onderhandelingen hebben geresulteerd in de aan deze mededeling gehechte ontwerpovereenkomst en de bijlagen daarbij, die op 4 maart 2004, na twee onderhandelingssessies, door de gemachtigde vertegenwoordigers van beide partijen zijn geparafeerd.

7. Op 9 juli 2004 heeft de Commissie de Raad een voorstel voorgelegd voor een besluit van de Raad waarbij machtiging wordt verleend tot de ondertekening van bovengenoemde overeenkomst. Op 31 januari 2005 heeft de Raad dit besluit aangenomen en de bijgaande overeenkomst, met bijlagen, werd op 21 juni 2005 in Caïro door commissaris J. Potočnik ondertekend.

8. De overeenkomst is gebaseerd op de beginselen van wederzijds voordeel, mogelijkheden tot toegang tot elkaars programma's en activiteiten die relevant zijn voor het doel van de overeenkomst, non-discriminatie, een doeltreffende bescherming van de intellectuele eigendom en een eerlijke verdeling van de intellectuele-eigendomsrechten. Deelname aan werkzaamheden onder contract van in de Arabische Republiek Egypte gevestigde juridische entiteiten is onderworpen aan de voorwaarden voor juridische entiteiten in derde landen die zijn neergelegd in het besluit dat is vastgesteld door het Europees Parlement en de Raad overeenkomstig artikel 167 van het EG-Verdrag, het Financieel Reglement van de Europese Gemeenschap en andere toepasselijke communautaire wetgeving.

9. Verordening nr. 1/1958[1] verplicht de Europese Gemeenschap ertoe documenten van algemene strekking op te stellen in de officiële talen van alle lidstaten. De overeenkomst moet op zodanige wijze worden gesloten dat de versies in de talen van de nieuwe lidstaten authentiek zijn. Dit zal gebeuren in de vorm van een briefwisseling.

10. Gezien de bovenstaande overwegingen stelt de Commissie voor dat de Raad:

- na raadpleging van het Europees Parlement de overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de Arabische Republiek Egypte namens de Europese Gemeenschap goedkeurt;

- de Egyptische autoriteiten ervan in kennis stelt dat de noodzakelijke procedures voor de inwerkingtreding van de overeenkomst door de Europese Gemeenschap zijn voltooid.

2007/0124 (CNS)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

tot sluiting van de Overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de Arabische Republiek Egypte

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 170 in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en lid 3, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie[2],

Gezien het advies van het Europees Parlement[3],

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Commissie heeft namens de Gemeenschap met Egypte onderhandeld over een overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking.

(2) Onder voorbehoud van de eventuele sluiting op een later tijdstip is de op 4 maart 2004 geparafeerde overeenkomst op 21 juni 2005 ondertekend, met voorlopige toepassing bij ondertekening.

(3) De overeenkomst is gebaseerd op de beginselen van wederzijds voordeel, mogelijkheden tot toegang tot elkaars programma's en activiteiten die relevant zijn voor het doel van de overeenkomst, non-discriminatie, een doeltreffende bescherming van de intellectuele eigendom en een eerlijke verdeling van intellectuele-eigendomsrechten. Deelname aan werkzaamheden onder contract van in de Arabische Republiek Egypte gevestigde juridische entiteiten is onderworpen aan de voorwaarden voor juridische entiteiten in derde landen die zijn neergelegd in het besluit dat is vastgesteld door het Europees Parlement en de Raad overeenkomstig artikel 167 van het EG-Verdrag, het Financieel Reglement van de Europese Gemeenschap en andere toepasselijke communautaire wetgeving.

(4) De overeenkomst moet op zodanige wijze worden gesloten dat de versies in de talen van alle lidstaten authentiek zijn. Dit zal gebeuren in de vorm van een briefwisseling.

(5) Deze overeenkomst dient te worden goedgekeurd.

BESLUIT:

Artikel 1

De Overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de Arabische Republiek Egypte wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad verricht namens de Gemeenschap de in artikel 7 van de overeenkomst bedoelde kennisgeving en wordt gemachtigd met de Arabische Republiek Egypte via een briefwisseling overeen te komen dat de tekst van de overeenkomst in alle talen van de lidstaten na de uitbreidingen van 1 mei 2004 en 1 januari 2007 authentiek is.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De Voorzitter

BIJLAGE

OVEREENKOMST VOOR WETENSCHAPPELIJKE EN TECHNOLOGISCHE SAMENWERKING

TUSSEN

DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN DE ARABISCHE REPUBLIEK EGYPTE

De Europese Gemeenschap (hierna "de Gemeenschap" genoemd) enerzijds,

en

de Arabische Republiek Egypte (hierna "Egypte" genoemd) anderzijds,

hierna "de partijen" genoemd,

GELET OP het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 170 in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste zin, en lid 3, eerste alinea,

GELET OP Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013)[4],

OVERWEGENDE het belang van wetenschap en technologie voor beider economische en sociale ontwikkeling en de verwijzing hiernaar in artikel 43 van de Euromediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en haar lidstaten enerzijds en de Arabische Republiek Egypte anderzijds, die op 25 juni 2001 is ondertekend;

OVERWEGENDE dat de Gemeenschap en Egypte gemeenschappelijke activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie hebben ondernomen op diverse gebieden van gemeenschappelijk belang, en dat zij er wederzijds voordeel bij zouden hebben op voet van wederkerigheid deel te nemen aan elkaars activiteiten voor onderzoek en ontwikkeling;

WENSENDE een formeel kader voor samenwerking op het gebied van wetenschappelijk en technologisch onderzoek in te stellen dat het mogelijk zou maken de samenwerking op gebieden van gemeenschappelijk belang uit te breiden en te intensiveren en het gebruik te bevorderen van de resultaten van deze samenwerking met inachtneming van hun wederzijdse economische en sociale belangen;

WENSENDE de Europese Onderzoekruimte open te stellen voor niet-lidstaten en met name de Mediterrane partnerlanden;

Zijn overeengekomen hetgeen volgt:

Artikel 1 Toepassingsgebied en beginselen

1. De partijen bevorderen, ontwikkelen en vergemakkelijken wetenschappelijke en technologische samenwerkingsactiviteiten van de Gemeenschap en Egypte op gebieden van gemeenschappelijk belang waarop zij onderzoek- en ontwikkelingsactiviteiten op wetenschappelijk en technologisch gebied ontplooien.

2. De samenwerkingsactiviteiten worden uitgevoerd op basis van onderstaande beginselen:

- bevordering van de kennismaatschappij om de economische en sociale ontwikkeling van beide partijen te stimuleren;

- wederzijds voordeel gebaseerd op een algeheel evenwichtige verdeling van de voordelen;

- wederzijdse toegang tot de activiteiten van de onderzoeksprogramma's en -projecten van elke partij;

- tijdige uitwisseling van informatie die van invloed kan zijn op de samenwerkingsactiviteiten;

- passende uitwisseling en bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten.

Artikel 2Vormen van samenwerking

1. In Egypte gevestigde juridische entiteiten, zoals gedefinieerd in bijlage I, inclusief natuurlijke personen of privaat- of publiekrechtelijke rechtspersonen, nemen aan de werkzaamheden onder contract van het kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (hierna "het EG-kaderprogramma" ) deel onder dezelfde voorwaarden als die welke van toepassing zijn op de juridische entiteiten van de lidstaten van de Europese Unie, onder de voorwaarden vastgesteld bij of bedoeld in de bijlagen I en II.

2. In de lidstaten van de Europese Gemeenschap gevestigde juridische entiteiten nemen deel aan onderzoekprogramma's en -projecten in Egypte wat betreft onderwerpen die overeenstemmen met die van het EG-kaderprogramma onder dezelfde voorwaarden als juridische entiteiten uit Egypte, onder de voorwaarden vastgesteld bij of bedoeld in de bijlagen I en II.

3. De samenwerking kan tevens volgende vormen aannemen:

- regelmatige discussies over de hoofdlijnen en prioriteiten van het onderzoeksbeleid en de onderzoeksplanning in Egypte en de Europese Gemeenschap;

- discussies over de vooruitzichten en de ontwikkeling van de samenwerking;

- tijdige verschaffing van informatie over de uitvoering van programma's en onderzoeksprojecten van Egypte en de Gemeenschap en over de resultaten van de in het kader van deze overeenkomst verrichte werkzaamheden;

- gezamenlijke vergaderingen;

- bezoeken en uitwisselingen van onderzoekers, ingenieurs en technici, onder andere voor opleidingsdoeleinden;

- uitwisseling en gezamenlijk gebruik van uitrusting en materiaal;

- geregelde en permanente contacten tussen programma- of projectbeheerders van Egypte en de Gemeenschap;

- deelname van deskundigen aan seminars, symposia en workshops;

- uitwisseling van informatie over praktijken, wetten, voorschriften en programma's die relevant zijn voor de samenwerking in het kader van deze overeenkomst;

- opleiding op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling;

- wederzijdse toegang tot wetenschappelijke en technologische informatie binnen het kader van deze samenwerking;

- elke andere vorm die zou worden goedgekeurd door het Onderzoekscomité Europese Gemeenschap-Egypte, zoals gedefinieerd in artikel 4, en die in overeenstemming wordt geacht met de voor beide partijen geldende beleidslijnen en procedures.

Artikel 3 Versterking van de samenwerking

1. Partijen stellen alles in het werk om in het kader van hun toepasselijke wetgeving het vrije verkeer en het verblijf van onderzoekers die aan de onder deze overeenkomst vallende activiteiten deelnemen, alsook het grensoverschrijdende vervoer van goederen die bestemd zijn om in het kader van die activiteiten te worden gebruikt, te vergemakkelijken.

2. Voor zover de Gemeenschap in overeenstemming met haar eigen regels eenzijdig financiering toekent aan een juridische entiteit van Egypte die deelneemt aan een communautaire werkzaamheid onder contract, draagt Egypte er zorg voor dat die transactie aan geen lasten of heffingen wordt onderworpen.

Artikel 4 Beheer van de overeenkomst Gezamenlijk Comité voor wetenschappelijke en technologische samenwerking Europese Gemeenschap-Egypte

1. De coördinatie en facilitering van de activiteiten krachtens deze overeenkomst geschiedt namens Egypte door de Academie voor wetenschappelijk onderzoek en technologie en namens de Gemeenschap door de diensten van de Europese Commissie belast met het Kaderprogramma die optreden als uitvoerend orgaan van de partijen (hierna "Uitvoerende Organen" genoemd).

2. De Uitvoerende Organen richten een gezamenlijk comité op, het "Gezamenlijk Comité voor wetenschappelijke en technologische samenwerking EG-Egypte" (hierna "het Gezamenlijk Comité" genoemd), met onder meer de volgende taken:

- de uitvoering van deze overeenkomst verzekeren, evalueren en toetsen en de bijlagen wijzigen of nieuwe bijlagen vaststellen om rekening te houden met de ontwikkelingen van het wetenschappelijke beleid van de partijen, behoudens naleving door elk van de partijen van de interne procedures in dat verband;

- op jaarlijkse basis potentiële sectoren vaststellen waar samenwerking moet worden ontwikkeld en verbeterd en maatregelen in dat verband onderzoeken;

- regelmatige discussies houden over de toekomstige hoofdlijnen en prioriteiten van het onderzoeksbeleid en de onderzoeksplanning in Egypte en de Gemeenschap en over de vooruitzichten voor toekomstige samenwerking in het kader van deze overeenkomst.

3. Het Gezamenlijk Comité , dat zal bestaan uit vertegenwoordigers van de Uitvoerende Organen, stelt zijn reglement van orde vast.

4. Het Gezamenlijk Comité komt minstens eenmaal per jaar, afwisselend in de Gemeenschap en in Egypte, bijeen. Buitengewone vergaderingen worden op verzoek van een van beide partijen gehouden. De conclusies en aanbevelingen van het Gezamenlijk Comité worden ter informatie toegezonden aan het Associatiecomité van de Euromediterrane overeenkomst tussen de Europese Unie en de Arabische Republiek Egypte.

Artikel 5 Financiering

De wederzijdse deelname aan de onderzoeksactiviteiten krachtens deze overeenkomst is geregeld overeenkomstig de voorwaarden in bijlage I en is onderworpen aan de wetgeving, voorschriften, beleidslijnen en voorwaarden voor de uitvoering van de programma's die van kracht zijn op het grondgebied van elke partij.

Artikel 6 Verspreiding en gebruik van resultaten en informatie

De verspreiding en het gebruik van behaalde en/of uitgewisselde resultaten en informatie en het beheer, de toekenning en uitoefening van intellectuele-eigendomsrechten die voortvloeien uit de onderzoeksactiviteiten in het kader van deze overeenkomst zijn onderworpen aan de voorwaarden in bijlage II.

Artikel 7 Slotbepalingen

1. De bijlagen I en II maken deel uit van deze overeenkomst.

Alle vraagstukken of geschillen in verband met de interpretatie of tenuitvoerlegging van deze overeenkomst worden in onderlinge overeenstemming tussen de partijen geregeld.

2. Deze overeenkomst treedt in werking wanneer de partijen elkaar in kennis hebben gesteld dat hun interne procedures voor de sluiting ervan voltooid zijn. In afwachting dat de partijen hun interne procedures voor de sluiting van deze overeenkomst voltooien, passen zij deze bij ondertekening voorlopig toe.

Mocht een partij de andere partij in kennis stellen dat zij de overeenkomst niet zal sluiten, dan wordt hierbij wederzijds overeengekomen dat projecten en activiteiten die zijn gestart in het kader van deze voorlopige toepassing en die nog aan de gang zijn op het moment van de hierboven bedoelde kennisgeving onder de in deze overeenkomst neergelegde voorwaarden worden voortgezet totdat zij voltooid zijn.

3. Elk van beide partijen kan deze overeenkomst te allen tijde beëindigen met een opzegtermijn van twaalf maanden.

Projecten en activiteiten die op het ogenblik waarop deze overeenkomst wordt beëindigd, gaande zijn, worden onder de in deze overeenkomst neergelegde voorwaarden voortgezet totdat zij zijn voltooid.

4. Mocht een van de partijen besluiten haar onderzoeksprogramma's en -projecten als bedoeld in lid 1 van artikel 1 te herzien, dan stelt het Uitvoerend Orgaan van deze partij het Uitvoerend Orgaan van de andere partij in kennis van de precieze inhoud van deze herzieningen.

In afwijking van alinea 2 van lid 2 kan deze overeenkomst onder onderling overeengekomen voorwaarden worden beëindigd mocht een van de partijen binnen één maand na de vaststelling van de in de eerste alinea bedoelde herzieningen de andere partij in kennis stellen van haar voornemen deze overeenkomst te beëindigen.

5. Deze overeenkomst is van toepassing, enerzijds, op ieder grondgebied waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is, onder de in dat verdrag neergelegde voorwaarden, en, anderzijds, op het grondgebied van de Arabische Republiek Egypte. Dit vormt geen beletsel voor de uitvoering van samenwerkingsactiviteiten op open zee, in de ruimte of op het grondgebied van derde landen volgens de regels van internationaal recht.

6. Deze overeenkomst is opgesteld in twee exemplaren in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse, de Zweedse en de Arabische taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Gedaan te ………… Gedaan te …………

op ………. op ……….

Voor de regering van de Arabische Voor de Commissie,

Republiek Egypte namens de Europese Gemeenschap

BIJLAGE I

Voorwaarden voor de deelname van juridische entiteiten uit de lidstaten van de Europese Unie en uit Egypte

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder juridische entiteit verstaan: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon, opgericht overeenkomstig het nationale recht van zijn vestigingsplaats of overeenkomstig het Gemeenschapsrecht of internationale recht, die rechtspersoonlijkheid bezit en in eigen naam ongeacht welke rechten en verplichtingen kan hebben.

I. Voorwaarden voor de deelname van juridische entiteiten uit Egypte aan werkzaamheden onder contract van het EG-kaderprogramma

1. De deelname van in Egypte gevestigde juridische entiteiten aan werkzaamheden onder contract van het EG-kaderprogramma is onderworpen aan de voorwaarden die door het Europees Parlement en de Raad zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 167 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Voorts kunnen in Egypte gevestigde juridische entiteiten deelnemen aan werkzaamheden onder contract die ten uitvoer worden gelegd op grond van artikel 164 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

2. De Gemeenschap kan aan in Egypte gevestigde juridische entiteiten die deelnemen aan de in punt 1 bedoelde werkzaamheden onder contract financiering toekennen onder de voorwaarden die zijn neergelegd in het besluit dat is vastgesteld door het Europees Parlement en de Raad overeenkomstig artikel 167 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Financieel Reglement van de Europese Gemeenschap en andere toepasselijke communautaire wetgeving.

3. Een contract dat door de Gemeenschap wordt gesloten met een in Egypte gevestigde juridische entiteit voor het verrichten van werkzaamheden onder contract dient te voorzien in controles en verificaties die moeten worden verricht door, of in opdracht van, de Commissie of de Rekenkamer van de Europese Gemeenschappen.

Met het oog op de samenwerking en de wederzijdse belangen verlenen de bevoegde Egyptische autoriteiten alle redelijkerwijs mogelijke assistentie die in de gegeven omstandigheden voor het uitvoeren van bedoelde controles en audits nodig of nuttig is.

II. Voorwaarden voor de deelname van juridische entiteiten uit de lidstaten van de Europese Unie aan Egyptische onderzoekprogramma's en -projecten

1. Iedere in de Gemeenschap gevestigde juridische entiteit, opgericht overeenkomstig het nationale recht dat van toepassing is in een van de lidstaten van de Europese Unie of overeenkomstig het Gemeenschapsrecht, kan deelnemen aan projecten van Egyptische onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's in samenwerking met Egyptische juridische entiteiten.

2. Rekening houdend met de aard van de samenwerking tussen Egypte en de Gemeenschap op dit gebied zijn, onverminderd punt 1 en bijlage II, de rechten en verplichtingen van in de Gemeenschap gevestigde juridische entiteiten die aan Egyptische onderzoeksprojecten binnen programma's voor onderzoek en ontwikkeling deelnemen en de voorwaarden voor de indiening en evaluatie van voorstellen en voor de toekenning en sluiting van contracten in dergelijke projecten onderworpen aan de Egyptische wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het beheer van de programma's voor onderzoek en ontwikkeling, zoals van toepassing op de Egyptische juridische entiteiten en onder waarborging van billijke behandeling.

De financiering van de in de Gemeenschap gevestigde juridische entiteiten die deelnemen aan de Egyptische onderzoeksprojecten binnen programma's voor onderzoek en ontwikkeling valt onder de Egyptische wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het beheer van de programma's voor onderzoek en ontwikkeling, zoals van toepassing op niet-Egyptische juridische entiteiten die deelnemen aan de Egyptische onderzoeksprojecten binnen programma's voor onderzoek en ontwikkeling.

3. Egypte houdt de Gemeenschap en de Egyptische juridische entiteiten regelmatig op de hoogte van de lopende Egyptische programma's en de mogelijkheden voor in de Gemeenschap gevestigde juridische entiteiten om daaraan deel te nemen.

BIJLAGE II

Beginselen inzake de toekenning van intellectuele-eigendomsrechten

I. Toepassing

Voor de toepassing van deze overeenkomst heeft "intellectuele eigendom" de betekenis zoals bedoeld in artikel 2 van het Verdrag tot oprichting van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom, gesloten in Stockholm op 14 juli 1967.

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder "kennis" verstaan: de resultaten, met inbegrip van informatie, al dan niet beschermbaar, en de auteursrechten of aan de bedoelde informatie verbonden rechten naar aanleiding van aanvragen voor, of de toekenning van octrooien, tekeningen en modellen, kwekersrechten, aanvullende beschermingscertificaten of soortgelijke vormen van bescherming.

II. Intellectuele eigendomsrechten van de juridische entiteiten van de partijen

1. Elke partij zorgt ervoor dat de intellectuele-eigendomsrechten van juridische entiteiten van de andere partij die deelnemen aan activiteiten welke overeenkomstig deze overeenkomst worden uitgevoerd en aanverwante rechten en verplichtingen die uit een dergelijke deelname voortvloeien in overeenstemming zijn met de relevante internationale overeenkomsten die op de partijen van toepassing zijn, met inbegrip van de TRIPS-overeenkomst (Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom, die door de Wereldhandelsorganisatie wordt beheerd), de Conventie van Bern (Akte van Parijs 1971) en de Conventie van Parijs (Akte van Stockholm 1967).

2. Onverminderd lid 1 hebben in Egypte gevestigde juridische entiteiten die deelnemen aan een werkzaamheden onder contract van het EG-kaderprogramma , onder de voorwaarden die zijn neergelegd in het besluit dat door het Europees Parlement en de Raad is vastgesteld overeenkomstig artikel 167 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en in het dienovereenkomstig met de Gemeenschap gesloten contract, dezelfde rechten en verplichtingen inzake intellectuele eigendom als juridische entiteiten die in de Gemeenschap zijn gevestigd.

3. Onverminderd lid 1 hebben in de Gemeenschap gevestigde juridische entiteiten die aan Egyptische onderzoeksprogramma's of -projecten deelnemen met betrekking tot intellectuele eigendom dezelfde rechten en verplichtingen als in Egypte gevestigde juridische entiteiten die aan deze onderzoeksprogramma's of -projecten deelnemen.

III. Intellectuele-eigendomsrechten van de partijen

1. Tenzij door de partijen uitdrukkelijk anders is overeengekomen, zijn de volgende regels van toepassing op kennis die door de partijen is verkregen in het kader van werkzaamheden als bedoeld in artikel 2, lid 2, van deze overeenkomst:

a) de partij die deze kennis heeft voortgebracht, is eigenaar van deze kennis. Voorzover het respectieve aandeel in het werk niet kan worden vastgesteld , is die kennis de gezamenlijke eigendom van de partijen.

b) De partij die eigenaar is van die kennis, verleent de andere partij toegangsrechten daartoe voor de uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in artikel 2, lid 2, van deze overeenkomst. Deze toegangsrechten worden verleend onder vrijstelling van royalty's.

2. Tenzij tussen de partijen uitdrukkelijk anders is overeengekomen, zijn de volgende regels van toepassing op de wetenschappelijke publicaties van de partijen:

a) Indien een partij in tijdschriften, artikelen, rapporten, boeken, video-opnamen of computerprogramma's wetenschappelijke en technische gegevens, informatie en resultaten publiceert, die het resultaat zijn van en betrekking hebben op in het kader van deze overeenkomst uitgevoerde werkzaamheden, wordt de andere partij een wereldwijd geldend, niet-exclusief, onherroepelijk recht met vrijstelling van royalty's verleend om die werken te vertalen, te reproduceren, te bewerken, te verspreiden en openbaar te maken.

b) Op alle voor publicatie bestemde exemplaren van gegevens en informatie die door het auteursrecht worden beschermd en die in het kader van dit punt tot stand zijn gekomen, dient de naam van de auteur(s) van het werk te worden vermeld, tenzij de auteur daar uitdrukkelijk vanaf wenst te zien. Ook moet op een duidelijk zichtbare plaats worden verwezen naar de medewerking en de steun van de partijen.

3. Tenzij tussen de partijen anders is overeengekomen, zijn de volgende regels van toepassing op de geheime informatie van de partijen:

a) Wanneer aan de andere partij informatie betreffende in het kader van deze overeenkomst uitgevoerde werkzaamheden wordt meegedeeld, geeft elke partij via vertrouwelijkheidsmarkeringen of -aanduidingen aan welke informatie zij niet openbaar wenst te maken.

b) De ontvangende partij kan onder eigen verantwoordelijkheid speciaal ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst niet openbaar te maken informatie meedelen aan instanties of personen die onder haar gezag vallen.

c) Indien de partij die niet openbaar te maken gegevens verstrekt, hiermee schriftelijk instemt, mag de ontvangende partij deze gegevens op een ruimere schaal verspreiden dan volgens punt b) is toegestaan. De partijen werken samen bij het ontwikkelen van procedures voor het aanvragen en verkrijgen van voorafgaande schriftelijke toestemming voor deze verspreiding op grotere schaal, en elke partij geeft deze toestemming in de mate die is toegestaan krachtens haar nationale beleidslijnen en wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.

d) Niet-documentaire geheime of andere vertrouwelijke informatie die wordt verstrekt tijdens seminars en andere bijeenkomsten tussen vertegenwoordigers van de partijen die in het kader van deze overeenkomst plaatsvinden, of informatie verkregen door de indienstneming van personeel, het gebruik van voorzieningen of werkzaamheden onder contract, blijft vertrouwelijk wanneer de ontvanger van deze geheime of andere vertrouwelijke of bevoorrechte informatie overeenkomstig punt a) op het moment van de mededeling is gewezen op het vertrouwelijke karakter van de medegedeelde informatie.

e) Elke partij tracht ervoor te zorgen dat geheime informatie die zij in overeenstemming met de punten a) en d) ontvangt, wordt beheerd zoals in die punten is bepaald. Indien een van de partijen zich realiseert dat zij niet in staat is, of naar verwachting redelijkerwijs mogelijk niet in staat zal zijn de in de punten a) en d) vervatte bepalingen inzake niet-verspreiding na te leven, stelt zij de andere partij daar onmiddellijk van in kennis. De partijen voeren vervolgens overleg om een passende gedragslijn vast te stellen.

[1] PB 17 van 6.10.1958, blz. 385-386.

[2] PB C [...] van [...], blz. [...].

[3] PB C […] van […], blz. […].

[4] PB L 412 van 30.12.2006.

Top