This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52007DC0210
Communication from the Commission to the Council and the European Parliament on the implementation of Directive 1999/44/EC of the European Parliament and of the Council of 25 May 1999 on certain aspects of the sale of consumer goods and associated guarantees including analysis of the case for introducing direct producers’ liability.
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de uitvoering van richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen, inclusief analyse van de mogelijkheid om producenten rechtstreeks aansprakelijk te stellen.
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de uitvoering van richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen, inclusief analyse van de mogelijkheid om producenten rechtstreeks aansprakelijk te stellen.
/* COM/2007/0210 def. */
[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN | Brussel, 24.4.2007 COM(2007) 210 definitief MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT betreffende de uitvoering van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen, inclusief analyse van de mogelijkheid om producenten rechtstreeks aansprakelijk te stellen. WOORD VOORAF In deel I van de mededeling wordt verslag uitgebracht over de uitvoering van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen. In deel II wordt de mogelijkheid bestudeerd om producenten rechtstreeks aansprakelijk te stellen in de EU-wetgeving. INHOUDSOPGAVE WOORD VOORAF 2 Deel I – Het uitvoeringsverslag 4 1. Inleiding 4 2. Werkingssfeer en definities - artikel 1 4 3. Overeenstemming met de overeenkomst - artikel 2 5 4. Rechten van de consument - artikel 3 7 5. Recht van verhaal - artikel 4 8 6. Termijnen - artikel 5, lid 1) 9 7. Kennisgevingsverplichting - artikel 5, lid 2) 9 8. Bewijslast - artikel 5, lid 3) 9 9. consumentengaranties - artikel 6 10 10. Dwingend karakter van de bepalingen - artikel 7, leden 1 en 2) 10 11. Tweedehandsgoederen - artikel 7, lid 1) 11 12. Conclusies 11 Deel II – Rechtstreekse aansprakelijkheid van de producenten 11 13. Bestaande nationale regelgeving 11 14. Het mogelijke effect 12 15. Conclusies 13 BIJLAGE I 14 BIJLAGE II 17 DEEL I – HET UITVOERINGSVERSLAG 1. INLEIDING Alle lidstaten hebben Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen[1] (hierna "de richtlijn" genoemd) omgezet in nationaal recht (zie bijlage I). In dit document (hierna het "verslag" genoemd) brengt de Commissie verslag uit over de uitvoering van de richtlijn en besteedt zij aandacht aan de mogelijkheid om producenten rechtstreeks aansprakelijk te stellen, als bedoeld in artikel 12. In het verslag wordt geen aandacht besteed aan de omzetting van de richtlijn in het nationaal recht van Bulgarije en Roemenië. De door die lidstaten overeenkomstig het Toetredingsverdrag[2] meegedeelde overgangsmaatregelen zijn echter in bijlage I opgenomen. In het verslag wordt ook nagegaan hoe de lidstaten gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om een termijn vast te stellen waarbinnen een consument die een gebrek vaststelt de verkoper daarvan op de hoogte moet brengen, als voorgeschreven in artikel 5, lid 2. De Commissie heeft ook het Groenboek over de herziening van het consumentenacquis (hierna "het groenboek" genoemd) gepubliceerd[3]. Daarin presenteert de Commissie een aantal transversale kwesties, bestemd voor publieke raadpleging. Deze omvatten kwesties in verband met lacunes en tekortkomingen in de regelgeving die de Commissie bij de herziening van het consumentenacquis heeft vastgesteld[4], inclusief die welke uit de richtlijn voortvloeien. De Commissie heeft alle belanghebbende partijen opgeroepen om op het groenboek te reageren. Bij de beoordeling van de omzetting van de richtlijn in de lidstaten heeft de Commissie vaak gebruikgemaakt van vertalingen. Sommige van de in dit verslag geconstateerde problemen kunnen het gevolg zijn van vertalingen. 2. WERKINGSSFEER EN DEFINITIES - ARTIKEL 1 Er wordt niet alleen een definitie van " consument " en " verkoper " gegeven in de richtlijn, maar ook in andere communautaire rechtsbesluiten op het gebied van de consumentenbescherming. De problemen in verband met deze uiteenlopende definities worden in het groenboek behandeld. De definitie van “ producent ” in artikel 1, lid 2, onder d), heeft geen aanleiding gegeven tot specifieke problemen. De meeste lidstaten hebben de tekst van de richtlijn over het algemeen nauwkeurig gevolgd. De wetgeving van Tsjechië en Polen moet echter worden verduidelijkt. Denemarken, Griekenland en Zweden hebben de Commissie niet in kennis gesteld van de omzetting van de definitie. In Letland is de definitie uitgebreid tot personen die goederen voor verkoop renoveren. De werkingssfeer van de richtlijn wordt vastgesteld door de definitie van " consumptiegoederen " in artikel 1, lid 2, onder b). In dit artikel worden uitzonderingen gemaakt voor goederen die executoriaal of anderszins gerechtelijk worden verkocht, voor water en gas die niet marktklaar zijn gemaakt in een bepaald volume of in een bepaalde hoeveelheid en voor elektriciteit. De lidstaten hebben deze definitie op verschillende manieren omgezet. Een aantal lidstaten heeft de richtlijn gevolgd, terwijl andere geen gebruik van de uitzondering hebben gemaakt en de desbetreffende wetgeving op alle roerende zaken toepassen. Bovendien is de desbetreffende wetgeving in Oostenrijk en Portugal ook van toepassing op de verkoop van onroerende zaken aan consumenten. Griekenland en Slovenië hebben de Commissie niet in kennis gesteld van de omzetting van de definitie. Artikel 1, lid 4, breidt de werkingssfeer van de richtlijn uit tot overeenkomsten tot levering van te vervaardigen of voort te brengen consumptiegoederen. Deze bepaling is in de meeste lidstaten correct omgezet. De omzetting van Griekenland en Tsjechië komt niet overeen met artikel 1, lid 4, en moet worden verduidelijkt. Hongarije en Litouwen hebben de uitbreiding niet omgezet. Het begrip "consumentenovereenkomst" in hun nationale wetgeving kan echter zodanig worden uitgelegd dat het betrekking kan hebben op te vervaardigen of voort te brengen goederen. De Letse en de Sloveense omzettingsteksten zijn van toepassing op diensten, wat een directe omzetting van dit artikel niet nodig maakt. Door het vaststellen van voorwaarden in zijn wetgeving met betrekking tot te vervaardigen goederen, lijkt Estland artikel 1, lid 4, stringenter dan de richtlijn te hebben omgezet. Krachtens artikel 1, lid 3, kunnen de lidstaten bepalen dat de definitie van consumentengoederen niet van toepassing is op " tweedehandsgoederen die worden verkocht op een openbare veiling, waarop de consument in eigen persoon aanwezig kan zijn ". Finland, Frankrijk, Duitsland, Hongarije en het VK hebben gebruikgemaakt van deze mogelijkheid. Spanje heeft een meer beperkte uitsluiting ingevoerd, waarbij alleen wordt verwezen naar "administratieve veilingen". Denemarken, Italië en Zweden hebben niet gebruikgemaakt van deze mogelijkheid, maar in plaats daarvan beperken zij de aansprakelijkheid van de verkoper voor dergelijke, bij openbare veilingen verkochte goederen. Tsjechië, Denemarken, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Slovenië, Spanje en Zweden hebben de Commissie niet in kennis gesteld van de omzetting van de definitie van een garantie in artikel 1, lid 2, onder e). De definitie in Finland, Letland en Polen lijkt ontoereikend te zijn en moet worden verduidelijkt. Duitsland en Portugal hebben de definitie uitgebreid tot andere aan consumenten geboden garanties. 3. OVEREENSTEMMING MET DE OVEREENKOMST - ARTIKEL 2 Artikel 2 past de nationale wetgevingen inzake de niet-overeenstemming van de goederen met de overeenkomst onderling aan. De verkoper is verplicht aan de consument goederen af te leveren die met de koopovereenkomst in overeenstemming zijn (artikel 2, lid 1). Artikel 2, lid 2, stelt een vermoeden van overeenstemming vast, als de goederen aan de in de punten a) tot en met d) vermelde vereisten voldoen. Uit de controles op de omzetting blijkt dat dit artikel over het algemeen aanleiding heeft gegeven tot sommige problemen. Er is gewezen op bepaalde verschillen tussen de richtlijn en de omzettingswetgeving. Griekenland, Letland, Malta, Nederland, Portugal, Slovenië en het VK hebben deze vereisten negatief geregeld (d.w.z. er wordt geen overeenstemming met de overeenkomst vermoed, tenzij de goederen aan bepaalde normen voldoen); andere lidstaten hebben hun nationale voorschriften niet als vermoedens van overeenstemming geformuleerd (bv. Oostenrijk). In beide gevallen wordt de richtlijn correct in de nationale wetgeving weerspiegeld. De Duitse wet lijkt de overeenstemmingscriteria niet als cumulatief te beschouwen maar eerder als gerangschikt naar prioriteit, wat moet worden verduidelijkt. Er is een verduidelijking nodig van Slowakije, dat het begrip "goederen in overeenstemming met een overeenkomst" niet lijkt te gebruiken. De omzetting van artikel 2, lid 2, onder a) tot en met d), heeft geen aanleiding gegeven tot ernstige problemen. De wetgeving van sommige lidstaten vergt echter enige verduidelijking. Slovenië heeft een beperking van het vermoeden van overeenstemming ingevoerd wat betreft punt a) inzake monsters of modellen en Tsjechië verwijst niet direct naar monsters of modellen. Wat punt 2, onder b), betreft is de verkoper overeenkomstig de wetgeving van Italië, Letland, Malta, Slovenië en Zweden gebonden aan het bijzondere gebruik waarvoor de goederen geschikt zijn, ook al heeft hij dat gebruik niet uitdrukkelijk aanvaard. Daarentegen bepalen Duitsland, Nederland en Spanje dat een duidelijke aanvaarding van het speciale gebruik in de overeenkomst moet worden opgenomen. Wat artikel 2, lid 2, onder c) en d), betreft, is de wetgeving van een aantal lidstaten niet duidelijk genoeg en kan zij daarom worden geïnterpreteerd op een wijze die niet altijd in overeenstemming is met de richtlijn. De Nederlandse omzettingstekst bepaalt bijvoorbeeld niet uitdrukkelijk dat rekening moet worden gehouden met de mededelingen van de producent of zijn vertegenwoordiger bij de beoordeling van de redelijke verwachtingen van de consument en in het geval van Slovenië wordt niet verwezen naar de vertegenwoordigers van de producent. Ten slotte hebben sommige lidstaten extra eisen toegevoegd wat betreft het vermoeden van overeenstemming met de overeenkomst, bv. Cyprus dat voorschrijft dat reserveonderdelen, toebehoren en specialistische technici beschikbaar moeten zijn. In artikel 2, lid 3, worden de omstandigheden opgesomd waaronder de verkoper kan worden vrijgesteld van de aansprakelijkheid voor de niet-overeenstemming van de goederen. De meeste lidstaten hebben dit artikel naar behoren omgezet. Sommige hebben deze bepaling gewijzigd op een wijze die niet minder gunstig is voor de consument (bv. Oostenrijk en Griekenland). Zweden heeft de omzetting van dit artikel niet meegedeeld. Het tijdstip waarop een consument op de hoogte moet zijn van het gebrek aan overeenstemming om de verkoper aansprakelijk te kunnen stellen, wijkt in een aantal lidstaten ten nadele van de consumenten van de richtlijn af. De Oostenrijkse noch de Poolse wetgeving maakt überhaupt melding van dit tijdstip, wat aanleiding kan geven tot een voor de consument nadelige interpretatie. In Luxemburg kan de consument geen gebreken reclameren waarvan hij bij de levering op de hoogte was of had moeten zijn. Als gevolg daarvan kan de consument al zijn rechten verliezen ten aanzien van zichtbare gebreken die hij had moeten ontdekken, tenzij hij de goederen onmiddellijk weigert. De meeste lidstaten hebben artikel 2, lid 4, inzake de vrijstelling van de aansprakelijkheid van de verkoper voor publiekelijk afgelegde mededelingen nauwkeurig omgezet. Enige lidstaten (bv. Tsjechië, Griekenland en Slovenië) hebben gebruikgemaakt van de minimale- harmonisatieclausule en hebben slechts enkele of geen van de vrijstellingscriteria omgezet. De Portugese wet vereist nadere uitleg, aangezien zij de contractsluitende partijen in staat stelt de verantwoordelijkheid van de verkoper door een contractuele clausule te beperken. Artikel 2, lid 5, dat bepaalt dat een verkeerde installatie en gebreken in de montagehandleiding worden gelijkgesteld met niet-overeenstemming, heeft geen aanleiding gegeven tot bijzondere interpretatieproblemen en is door de meeste lidstaten letterlijk omgezet. Andere lidstaten (bv. Denemarken en het VK) hebben deze bepaling indirect omgezet, wat de vraag doet rijzen of de richtlijn naar behoren ten uitvoer is gelegd. Litouwen en Slovenië hebben hum omzettingsmaatregelen niet aan de Commissie meegedeeld. 4. RECHTEN VAN DE CONSUMENT - ARTIKEL 3 Artikel 3 kent aan de consumenten bepaalde rechten ten aanzien van de verkoper toe in geval van niet-overeenstemming van de goederen ("wettelijke garantie") door het vaststellen van de contractuele aansprakelijkheid van de verkoper ten opzichte van de consument voor elk gebrek aan overeenstemming dat bestaat bij de aflevering van de goederen. De richtlijn geeft geen definitie van aflevering en pakt evenmin de kwestie van het doorgeven van het risico aan. Alle lidstaten hebben in een dergelijke aansprakelijkheid voorzien. Sommige nationale wetgevingen wijken echter van de richtlijn af wat betreft het tijdstip dat voor de beoordeling van de niet-overeenstemming van belang is. Volgens de Letse wet moeten goederen bijvoorbeeld in overeenstemming zijn met de overeenkomst op het ogenblik van de "verkoop", terwijl in het Hongaarse recht het begrip "tijdstip van de prestatie" wordt gebruikt. Er moet worden verduidelijkt of deze begrippen aan de richtlijn beantwoorden. Krachtens de Finse voorschriften moet de overeenstemming worden beoordeeld op het ogenblik van de overdracht van het risico, wat in sommige gevallen kan gebeuren vóór de aflevering (bv. als de koper de afhaling of de aflevering uitstelt). Zweden heeft geen maatregelen tot omzetting van deze bepaling meegedeeld. In het groenboek wordt de kwestie van een mogelijke EU-definitie van aflevering aangekaart. Artikel 3, lid 2, en artikel 3, lid 5, hebben over het algemeen geen aanleiding gegeven tot bijzondere problemen; de meeste lidstaten hebben de genoegdoeningen waarin de richtlijn voorziet, nauwkeurig omgezet. Sommige lidstaten hebben echter gebruikgemaakt van de minimale-harmonisatieclausule en hebben variaties ten gunste van de consumenten ingevoerd. In Griekenland, Litouwen, Portugal en Slovenië[5] kunnen de consumenten vrij uit alle genoegdoeningen kiezen. In sommige landen is de keuze van de consument weliswaar beperkter, maar toch nog ruimer dan in de richtlijn (zie hieronder). Finland heeft extra rechten voor de consument ingevoerd: hij mag de niet-overeenstemming zelf laten repareren en hij mag een bedrag inhouden. Het laatste is ook in de Zweedse wetgeving opgenomen. Daarentegen lijkt Litouwen ten aanzien van levensmiddelen slechts twee mogelijkheden voor genoegdoening te hebben. De omzetting in Tsjechië lijkt de consument geen recht te geven op een vermindering van de prijs of de beëindiging van de overeenkomst, als de verkoper de goederen niet zonder ernstige overlast voor de consument heeft hersteld of vervangen. In Slowakije krijgen de consumenten geen directe rechten als de verkoper de genoegdoening niet binnen een redelijke termijn heeft verstrekt. Krachtens artikel 3, lid 3, wordt een proportionaliteitstest toegepast om te bepalen of de verkoper verplicht is om op verzoek van de consument een bijzondere genoegdoening te aanvaarden. Dit heeft aanleiding gegeven tot interpretatieproblemen. Het is onduidelijk of deze proportionaliteitstest alleen geldt voor de keuze tussen "herstelling" en "vervanging" dan wel of zij ook andere genoegdoeningen kan omvatten (d.w.z. prijsvermindering en beëindiging van de overeenkomst). Sommige lidstaten hebben de reikwijdte van de test nader toegelicht of hebben variaties ingevoerd. In de Duitse omzettingstekst gaat het alleen om een test tussen "herstelling" en "vervanging"; in de Ierse en de Britse wet staat uitdrukkelijk dat met alle mogelijkheden tot genoegdoening rekening moet worden gehouden. Luxemburg en Tsjechië hebben de specifieke elementen van de in de richtlijn bedoelde proportionaliteitstest niet omgezet. De laatste alinea van artikel 3, lid 3, waarin wordt bepaald dat herstelling of vervanging binnen een redelijke termijn en zonder ernstige overlast voor de consument moet plaatsvinden, is door de meeste lidstaten letterlijk omgezet. Slovenië heeft echter een bredere bescherming geboden door de verkoper een specifiek tijdstip op te leggen voor het inwilligen van een verzoek om genoegdoening (maximaal acht dagen). De Poolse en de Litouwse wet verwijzen niet naar de overlast van de consument en moeten verder worden verduidelijkt. Duitsland heeft geen maatregel tot omzetting van deze bepaling meegedeeld. Een genoegdoening moet kosteloos worden verstrekt en de verkoper moet opkomen voor de kosten van verzending, loon en materiaal (artikel 3, lid 4). Deze vereiste en de begeleidende definitie van "kosteloos" zijn door de meeste lidstaten naar behoren omgezet. Sommige hebben er echter voor gekozen de specifieke definitie niet om te zetten en voorzien alleen in een algemene plicht om kosteloos genoegdoening te verstrekken (bv. Tsjechië en Zweden). In de Duitse wet wordt bepaald dat, wanneer goederen door de levering van vervangingsgoederen in overeenstemming met de overeenkomst worden gebracht, de verkoper van de consument een vergoeding kan verlangen voor het gebruik van de oorspronkelijk afgeleverde goederen die gebreken bleken te vertonen. Deze wetgeving lijkt niet in overeenstemming te zijn met de richtlijn[6]. Krachtens artikel 3, lid 6, kan door de consument geen ontbinding van de overeenkomst worden verlangd indien het gebrek aan overeenstemming van geringe betekenis is. De meeste lidstaten hebben deze beperking omgezet. Alleen Tsjechië, Estland, Portugal en het VK hebben gebruikgemaakt van de minimale harmonisatieclausule en hebben de consument in staat gesteld de overeenkomst ook in zaken van geringe betekenis te ontbinden. 5. RECHT VAN VERHAAL - ARTIKEL 4 Artikel 4 bepaalt dat een eindverkoper, die jegens de consument aansprakelijk is uit hoofde van een gebrek aan overeenstemming, van eerdere verkopers in de contractuele keten of van de producent verhaal kan nemen. Een aantal lidstaten heeft de bepaling nauwkeurig omgezet; de meeste daarvan verwijzen naar het algemene verbintenissenrecht voor de voorwaarden en voorschriften voor een dergelijke verhaalsmogelijkheid (bv. Oostenrijk en Portugal), terwijl andere deze mogelijkheid direct in de omzettingsmaatregel hebben geregeld (bv. Hongarije en Italië). Veel lidstaten hebben er echter voor gekozen alleen gebruik te maken van algemene contractuele beginselen en hebben deze bepaling niet omgezet (bv. Denemarken en het VK). Beide omzettingsmethoden zijn toereikend, zolang zij de in de richtlijn bedoelde rechten van de eindverkoper niet beperken. Door Slovenië is geen omzettingsmaatregel meegedeeld. 6. TERMIJNEN - ARTIKEL 5, LID 1) De verkoper is aansprakelijk krachtens artikel 3 wanneer het gebrek aan overeenstemming zich manifesteert binnen een termijn van twee jaar vanaf de aflevering van de goederen (artikel 5, lid 1). De meeste lidstaten hebben deze bepaling letterlijk omgezet. Andere hebben gekozen voor de tijdsbeperking die over het algemeen in hun verbintenissenrecht van toepassing is: Finland (drie jaar na aflevering), Ierland en het VK (zes jaar in beide landen). Nederland heeft een verjaringsperiode van twee jaar omgezet, gerekend vanaf de kennisgeving van het gebrek. In Tsjechië varieert de termijn afhankelijk van de aard van de verkochte goederen (consumentengoederen – twee jaar, levensmiddelen – drie weken, kruidenierswaren – acht dagen), wat nader moet worden verduidelijkt. De Portugese wet lijkt minder ver te reiken dan het door de richtlijn beoogde beschermingsniveau doordat bepaald wordt dat actie moet worden ondernomen binnen zes maanden na de datum waarop de consument het gebrek aan de verkoper heeft meegedeeld. Overeenkomstig overweging 18 heeft een aantal lidstaten specifieke voorschriften vastgesteld met betrekking tot de uitbreiding van de periode waarin de verkoper aansprakelijk is terwijl hij het gebrek tracht te herstellen (bv. België en Tsjechië). 7. KENNISGEVINGSVERPLICHTING - ARTIKEL 5, LID 2) Ingevolge de richtlijn kunnen de lidstaten bepalen dat de consument, om zijn rechten uit te oefenen, de verkoper binnen een bepaalde termijn (niet minder dan twee maanden na de datum waarop hij het gebrek heeft vastgesteld) in kennis moet stellen van het gebrek aan overeenstemming. Alle lidstaten hebben hun omzettingmaatregelen in dit verband meegedeeld. Zestien lidstaten hebben voorzien in een kennisgevingsverplichting. Sommige van deze lidstaten wijzen deze verplichting in bepaalde omstandigheden af (bv. Denemarken, Finland – wanneer de verkoper te kwader trouw heeft gehandeld of zeer nalatig was; Italië – wanneer de verkoper op de hoogte was van het gebrek). De Belgische wet voorziet in een variatie waarbij de contractsluitende partijen het bestaan van de kennisgevingstermijn, de lengte van deze termijn (niet minder dan twee maanden) en de gevolgen van de niet-kennisgeving mogen aangeven. De Slowaakse wet bepaalt dat de consumenten verplicht zijn een gebrek "onverwijld" te melden, wat kan worden geïnterpreteerd als zijnde korter dan twee maanden. De volgende lidstaten hebben geen gebruikgemaakt van deze mogelijkheid: Oostenrijk, Tsjechië, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Ierland, Letland, Luxemburg en het VK. 8. BEWIJSLAST - ARTIKEL 5, LID 3) Manifesteert zich een gebrek aan overeenstemming binnen een termijn van zes maanden vanaf de aflevering van de goederen, dan geldt het vermoeden dat dit gebrek bestond op het tijdstip van aflevering tenzij dit vermoeden onverenigbaar is met de aard van de goederen of met de aard van het gebrek aan overeenstemming (artikel 5, lid 3)). De meeste lidstaten hebben deze bepaling correct omgezet. Sommige lidstaten hebben gebruikgemaakt van de minimale-harmonisatieclausule en hebben variaties ten gunste van de consumenten ingevoerd. Portugal heeft de termijn van het weerlegbare vermoeden verlengd van zes maanden tot twee jaar; in Luxemburg, Polen en Slovenië geldt het vermoeden in situaties waar het onverenigbaar is met de aard van de goederen of met de aard van het gebrek aan overeenstemming. In dit verband heeft Litouwen geen omzettingsmaatregel meegedeeld. 9. CONSUMENTENGARANTIES - ARTIKEL 6 Boven de bij de wettelijke garantie vastgestelde norm kan de verkoper of de producent de consumenten een handelsgarantie op vrijwillige basis bieden. Een dergelijke handelsgarantie moet aan de basisnormen van artikel 6 voldoen. Zij moet juridisch bindend zijn (artikel 6, lid 1)) en er moet aan de consumenten enige informatie worden verstrekt (artikel 6, lid 2)). Op verzoek van de consument moet de garantie schriftelijk of op een andere duurzame drager worden verstrekt. De consument kan zich steeds op de garantie beroepen, ook als hij niet aan de voorschriften van de richtlijn voldoet. Deze bepalingen zijn over het algemeen in alle lidstaten letterlijk of in een zeer soortgelijk formaat omgezet. Sommige lidstaten hebben de voorschriften van de richtlijn ten gunste van de consumenten aangevuld. Malta heeft bijvoorbeeld verdere wezenlijke voorschriften over handelsgaranties vastgesteld en Estland heeft standaardregels voor de inhoud van de garantie opgesteld. Hongarije en Slovenië blijven vasthouden aan verplichte garanties en hebben de bepalingen over handelsgaranties slechts gedeeltelijk omgezet. Het is niet duidelijk of deze in overeenstemming zijn met de richtlijn. De omzetting in Tsjechië lijkt onvolledig en ontoereikend te zijn. Door Litouwen zijn geen maatregelen tot omzetting van artikel 6 meegedeeld. Overeenkomstig artikel 6, lid 4, mogen de lidstaten verlangen dat de garanties in een bepaalde taal worden gesteld. Van deze mogelijkheid is gebruikgemaakt door Cyprus, Denemarken, Estland, Griekenland, Hongarije (voor de verplichte garanties), Italië, Luxemburg, Malta, Polen, Portugal, Slovenië, Spanje en het VK. Volgens de Belgische wetgeving moet de taal worden gebruikt van het gewest waar de goederen in de handel worden gebracht. 10. DWINGEND KARAKTER VAN DE BEPALINGEN - ARTIKEL 7, LEDEN 1 EN 2) Overeenkomstig artikel 7, lid 1, binden contractuele bedingen die de rechten van een consument uitsluiten of beperken voordat een gebrek aan overeenstemming ter kennis van de verkoper is gebracht, de consument niet. Deze bepaling is door de meeste lidstaten nauwkeurig omgezet. Door Letland is geen omzettingsmaatregel meegedeeld. Bovendien mag overeenkomstig artikel 7, lid 2, de consument de door de richtlijn geboden bescherming niet wordt ontzegd door de keuze van het recht van een niet-lidstaat. Deze bepaling is in de meeste lidstaten omgezet. Sommige hebben variaties van de definitie van "nauwe band" tussen de overeenkomst en het grondgebied van de EU ingevoerd. Frankrijk en Duitsland hebben bijvoorbeeld elementen ontleend aan artikel 5 van het Verdrag van Rome inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst. In de Nederlandse wetgeving wordt verwezen naar de gebruikelijke woonplaats van de consument als verbindende factor. Tsjechië, Letland en Slovenië hebben geen overgangsmaatregelen meegedeeld. 11. TWEEDEHANDSGOEDEREN - ARTIKEL 7, LID 1) Ingevolge artikel 7, lid 1, mogen de lidstaten bepalen dat de verkoper en de consument voor tweedehandsgoederen een kortere termijn (maar niet minder dan één jaar) voor de aansprakelijkheid van de verkoper kunnen overeenkomen. Van deze regelgevingsmogelijkheid is gebruikgemaakt in Oostenrijk, België, Cyprus, Tsjechië, Duitsland, Hongarije, Italië, Luxemburg, Polen, Portugal, Slowakije, Slovenië en Spanje. 12. CONCLUSIES De omzetting van de richtlijn in de lidstaten levert een aantal problemen op. Veel daarvan zijn te wijten aan lacunes in de richtlijn, maar andere kunnen reeds in dit stadium als een onjuiste omzetting van de richtlijn worden beschouwd. De omzettingscontroles hebben significante verschillen tussen de nationale wetgevingen laten zien als gevolg van het gebruik van de minimumclausule en de verschillende regelgevingsmogelijkheden die de richtlijn biedt. Het is momenteel onduidelijk in hoeverre deze verschillen hun weerslag hebben op het functioneren van de interne markt en het vertrouwen van de consument. De uitkomst van de raadpleging in het groenboek zal bijdragen aan het beantwoorden van de vraag of een herziening van de richtlijn noodzakelijk is. DEEL II – RECHTSTREEKSE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE PRODUCENTEN 13. BESTAANDE NATIONALE REGELGEVING De richtlijn stelt de consument in staat tegenover de verkoper genoegdoening te eisen voor een gebrek aan overeenstemming van de goederen. Zij voorziet niet in de rechtstreekse aansprakelijkheid van de producenten. Krachtens de richtlijn moet de Commissie echter aandacht besteden aan de mogelijkheid producenten rechtstreeks aansprakelijk te stellen en, indien passend, moet zij een voorstel daartoe indienen. Voor de vaststelling van de rechtssituatie in de EU heeft de Commissie aan de lidstaten een vragenlijst over hun wetgeving op dit gebied toegestuurd. Met deze vragenlijst heeft de Commissie de lidstaten ook gevraagd naar hun mening over het effect dat rechtstreekse aansprakelijkheid van de producent (RAP) kan hebben op het niveau van de consumentenbescherming en op de interne markt. Een soortgelijke vragenlijst is aan belanghebbenden gestuurd. Van de zeventien lidstaten die op de vragenlijst hebben geantwoord, hebben België, Finland, Letland, Portugal, Spanje en Zweden verschillende vormen van RAP ingevoerd[7]. De voorwaarden om direct verhaal te maken tegen producenten verschillen aanzienlijk. In Finland en Zweden kan de consument zich tot elke schakel in de distributieketen wenden; in Letland en Spanje kan de consument alleen verhaal maken bij de producent of de importeur; in Portugal kan de producent of zijn vertegenwoordiger worden benaderd. In Finland, Letland en Zweden kan de consument een van de in de richtlijn bedoelde genoegdoeningen eisen. In Portugal en Spanje zijn de enige mogelijke genoegdoeningen herstelling en vervanging. In Finland en Frankrijk moet het verhaal van de consument bovendien gebaseerd zijn op de overeenkomst die tussen de producent en zijn contractuele tegenhanger in de distributieketen bestaat. In Spanje kan de consument rechtstreeks genoegdoening eisen bij de producent of de importeur wanneer het onmogelijk of onevenredig is genoegdoening te eisen van de verkoper, bv. wanneer de verkoper failliet is gegaan of pertinent weigert om een oplossing voor een probleem te zoeken. Ook in Zweden kan de consument alleen een beroep doen op de rechtstreekse aansprakelijkheid van de producent als de verkoper failliet is gegaan, zijn activiteiten heeft gestaakt of niet kan worden opgespoord. Sommige van de lidstaten die niet in RAP hebben voorzien, overwegen de invoering daarvan (bv. Hongarije) of hebben bepalingen vastgesteld die een soortgelijk effect hebben (bv. Slovenië) 14. HET MOGELIJKE EFFECT De belanghebbenden en de lidstaten hebben uiteenlopende standpunten over het effect van RAP op het niveau van de consumentenbescherming en de interne markt. De meeste lidstaten en een aantal belanghebbenden zijn van mening dat RAP de consumentenbescherming daadwerkelijk of potentieel vergroot. Naar hun mening biedt RAP de consument mogelijkheid tot verhaal als de verkoper niet in staat (of bereid) is consumentenklachten op te lossen. RAP vormt een belangrijk "veiligheidsnet" voor consumenten. Sommige lidstaten vinden dat de producent soms beter dan de verkoper in staat is om goederen in overeenstemming te brengen met de overeenkomst. Daarentegen is een minderheid van de lidstaten en de belanghebbenden van mening dat de rechtstreekse aansprakelijkheid van de producent niet bijdraagt tot meer consumentenbescherming maar aanleiding geeft tot onzekerheid over de toepasselijke wetgeving en de oplossing van consumentenklachten vertraagt. De lidstaten en de belanghebbenden zijn verdeeld over het mogelijke effect van RAP op de attitudes van de consumenten ten aanzien van grensoverschrijdend winkelen. Een aantal respondenten meent dat RAP de consumenten tot grensoverschrijdend winkelen zou aanmoedigen, omdat het voor hen gemakkelijker zou zijn zich te wenden tot de binnenlandse vertegenwoordiger van de producent dan tot een verkoper in een ander land. De consumenten zouden de producent van een goed gemakkelijker kunnen identificeren dan de verkoper daarvan, aangezien het gewoonlijk de producent is die op het etiket staat vermeld. Daarentegen onderstrepen andere respondenten dat RAP de attitudes van de consumenten ten aanzien van de interne markt niet zal beïnvloeden, aangezien zij hoofdzakelijk door economische factoren beïnvloed worden. Verder voeren sommige respondenten aan dat de invoering van RAP het evenwicht tussen de verschillende leden van de distrubutieketen zal verstoren en de verkopers ertoe zal aanzetten de schuld voor gebreken naar de producent (of iemand anders in de keten) af te schuiven. Bovendien zou dat indruisen tegen het beginsel dat overeenkomsten alleen de partijen binden. Ene groot aantal belanghebbenden en een aantal lidstaten zijn van mening dat RAP een aanzienlijke last voor bedrijven zou veroorzaken, aangezien de producenten systemen voor de afhandeling van de klachten zouden moeten ontwikkelen en financiële voorzieningen in verband met eisen voor genoegdoening in het kader van hun aansprakelijkheid zouden moeten aanleggen. De lidstaten die reeds RAP hebben ingevoerd en een minderheid van belanghebbenden delen deze mening niet en wijzen erop dat de richtlijn in artikel 4 reeds in producentenaansprakelijkheid voorziet. Bovendien zijn volgens hen gevallen waarin RAP in de praktijk wordt toegepast zo zeldzaam dat zij geen echte last voor de bedrijven vormen. 15. CONCLUSIES Het bestaan van verschillende regelingen voor de rechtstreekse aansprakelijkheid van de producenten is een potentieel probleem voor de interne markt. De Commissie is in dit stadium echter niet in staat om definitieve conclusies te trekken. Er is nog niet voldoende bewijs om vast te stellen of het gebrek aan EU-voorschriften inzake de rechtstreekse aansprakelijkheid van de producenten negatieve gevolgen heeft voor het vertrouwen van de consument in de interne markt. Om deze redenen heeft de Commissie besloten om geen voorstel in te dienen en de kwestie verder in de context van het groenboek te bestuderen. BIJLAGE I TABEL MET NATIONALE TENUITVOERLEGGINGSMAATREGELEN VAN LIDSTATEN Lidstaat | Tenuitvoerleggingsmaatregelen die op 1 april 2006 bij de Commissie bekend waren | Inwerkingtredingsdatum | Österreich | Allgemeines Bürgerliches Gesetzbuch (ABGB), konsolidiert durch das “Gewährleistungsrecht-Änderungsgesetz” BGBl. Nr. 48/2001, Teil I, 08/05/2001, p. 1019 Konsumentenschutzgesetz (KSchG), BGBl 1979/140 | 1.01.2002 | Belgique | Loi relative à la protection des consommateurs en cas de vente de biens de consommation, référence de publication du 21/09/2004, page: 68384-68388, num.: Moniteur Belge Entrée en vigueur : 01/01/2005 | 1.05.2005 | България | Закон за защита на потребителите, публикуван в Държавен вестник бр. 99 от 9.12.2005 г. | 10.06.2006 | Κypros | Ο περί Ορισµένων Πτυχών της Πώλησης Καταναλωτικών Αγαθών και των Συναφών Εγγυήσεων Νόµος του 2000. ( Ν. 7(Ι)/2000) | 28.01.2000 | Česká republika | Zákon č. 40/1964 Sb., občanský zákoník ve znění zákona č. 367/2000 Sb., Coll.Laws (CZ) 200 No 99 Zákon č. 22/1997 Sb. o technických požadavcích na výrobky ve znění zákona č. 226/2003 Sb. Zákon o obecné bezpečnosti výrobků č. 102/2001 Sb. | 1.01.2001 | Danmark | Lovbekendtgørelse nr. 237/2003 om køb | 28.03.2003 | Eesti | Tarbijakaitseseadus, Riigi Teataja 1994, No.12, p. 13 Võlaõigusseadus, Riigi Teataja 2002, No. 53, p. 336 | 15.04.2004 | Suomi | Kuluttajansuojalaki 20.1.1978/38 | Geen informatie | France | Code de Consommation, Loi n° 89-421 du 23 juin 1989 relative à l’information et à la protection des consommateurs ainsi qu’à diverses pratiques commerciales Ordonnance n. 2005-136 du 17 février 2005 relative à la garantie de la conformité du bien au contrat due par le vendeur au consommateur. | 18.02.2005 | Deutschland | Bürgerliches Gesetzbuch (BGB), BGBl. I 2002, 42 Einführungsgesetz zum Bürgerlichen Gesetzbuch, BGBl. I 1994, 2494 Produkthaftungsgesetz (ProdHaftG), BGBl. I 1989, 2198 Zivilprozessordnung (ZPO) BGBl. I 1950, 533 | 1.01.2002 | Ellás | Nomos 2251/94 Prostasia ton katanaloton, FEK A’ 191/16.11.1994 ΑΣΤΙΚΟΣ ΚΩ∆ΙΚΑΣ, A –151/1946 | 21.08.2001 | Magyarország | 1959. évi IV. törvény a Polgári Törvénykönyvről 151/2003. (IX. 22.) Korm. Rendelet az egyes tartós fogyasztási cikkekre vonatkozó kötelező jótállásról, Magyar Közlöny 2003/109 (X.22.) 1997. évi CLV tv. A fogyasztóvédelemről, Magyar Közlöny 1997/119. (XII.23.) | 1.07.2003 | Ireland | European Communities (Certain Aspects of the Sale of Consumer Goods and Associated Guarantees) Regulation 2003, S.I. no. 11 of 2003 | 22.01.2003 | Italia | Decreto Legislativo 6 settembre 2005, n. 206 "Codice del consumo, a norma dell'articolo 7 della legge 29 luglio 2003, n. 229 ex Decreto Legislativo 2 febbraio 2002, n. 24 "Attuazione della direttiva 1999/44/CE su taluni aspetti della vendita e delle garanzie di consumo" | 23.10.2005 | Latvija | Patērētāju tiesību aizsardzības likums, Latvijas Vēstnesis 1999 No. 104/105 | Geen informatie | Lietuva | Lietuvos Respublikos Civilinis Kodeksas, Valstybės Zinios 2000, 6d, Nr. 74 Lietuvos Respublikos Vartotojų Teisių Gynimo Įstatymas, Valstybės Zinios 2004 72-2496 | 30.04.2004 | Luxembourg | Loi du 21 avril 2004 relative à la garantie de conformité due par le vendeur de biens meubles corporels, Mémorial 2004 No. 60 Loi du 25 août 1983 relative à la protection juridique du consommateur, Mémorial 1983, p. 1494 | 1.01.2005 | Malta | Att dwar l-Affarijiet tal-Konsumatur Kapitlu 378 tal-Ligijiet ta’ Malta, L.M. 2002, 378 | 15.10.2002 | Nederland | Burgerlijk Wetboek, Boek 7, Titel, Stb (NL) 2004, no. 553 | 1.05.2003 | Polska | Ustawa z 27 lipca 2002 r. o szczegółowych warunkach sprzedaży konsumenckiej oraz o zmianie Kodeksu cywilnego | 1.01.2003 | Portugal | Decreto-Lei n.º 67/2003, de 8 de Abril, Diário da República, I Série-A, n.º 83, 2003.04.08, pp. 2280 et ss. Código Civil (aprovado pelo Decreto-Lei n.º 47 344, de 25 de Novembro de 1966) | 9.04.2003 | Romania | Lege privind vânzarea produselor şi garanţiile asociate acestora no. 449/2003 (O.J. 812/18.11.2003) | 1.01.2007 | Slovenska republika | Zákon č. 40/1964 Zb. Občiansky zákonník v znení neskorších predpisov Zákon č. 634/1992 Zb. o ochrane spotrebiteľa v znení neskorších predpisov Zákon č. 97/1963 Zb. o medzinárodnom práve súkromnom a procesnom v znení neskorších predpisov | Geen informatie | Slovenija | Zakon o varstvu potrošnikov (ZVPot ), UL RS (Uradni list RS) 20/1998 (25/1998 – popr.), UL RS (Uradni list RS) 23/1999, 110/2002, 51/2004 | Geen informatie | España | Ley 23/2003, de garantías en la venta de bienes de consumo, BOE, No. 165, 11.07.2003, p. 27160 et seqq | 11.09.2003 | Sverige | Konsumentköplag (1990:932) ändrad genom SFS 2002:587, SFS Lag 1990 No. 932 | 1.07.2002 | United Kingdom | Sale of Goods Act 1979 Supply of Goods (Implied Terms) Act 1973 Supply of Goods and Services Act 1982 The Sale and Supply of Goods to Consumers Regulations 2002 | 31.03.2003 | BIJLAGE II GEËVALUEERDE CONSUMENTENRICHTLIJNEN Richtlijn 85/577/EEG van de Raad van 20 december 1985 betreffende de bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten (PB L 372 van 31.12.1985, blz. 31). Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten (PB L 158 van 23.6.1990, blz. 59). Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29). Richtlijn 94/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 1994 betreffende de bescherming van de verkrijger voor wat bepaalde aspecten betreft van overeenkomsten inzake de verkrijging van een recht van deeltijds gebruik van onroerende goederen (PB L 280 van 29.10.1994, blz. 83). Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19). Richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten (PB L 80 van 18.3.1998, blz. 27). Richtlijn 98/27/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen (PB L 166 van 11.6.1998, blz. 51). Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen (PB L 171 van 7.7.1999, blz. 12). [1] PB L 171 van 7.7.1999, blz. 12. [2] PB L 157 van 21.6.2005, blz. 11. [3] COM(2006) 744 definitief. [4] In bijlage II is een lijst opgenomen van de richtlijnen die worden herzien. [5] In Slovenië is ontbinding pas mogelijk nadat de verkoper ten minste een redelijke termijn heeft gehad om herstelling aan te bieden. [6] Deze kwestie wordt door het HJEG in zaak C-404/06 (hangend) bestudeerd. [7] Blijkbaar bestaat er ook RAP in Frankrijk, maar het land heeft niet op de vragenlijst geantwoord.