Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006PC0822

    Voorstel voor een verordening van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten

    /* COM/2006/0822 def. - CNS 2006/0269 */

    52006PC0822

    Voorstel voor een verordening van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten /* COM/2006/0822 def. - CNS 2006/0269 */


    [pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

    Brussel, 18.12.2006

    COM(2006) 822 definitief

    2006/0269 (CNS)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN DE RAAD

    houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten

    (door de Commissie ingediend)

    TOELICHTING

    1. Context

    - Motivering en doel van het voorstel: Een eenvoudiger rechtskader voor het GLB – één horizontale gemeenschappelijke marktordening in plaats van 21

    Dit voorstel voor een verordening heeft als hoofddoel de 21 bestaande verordeningen houdende sectorspecifieke marktordeningen (GMO's) te herzien en ze met elkaar te combineren tot één enkele omvattende regelgeving, met de bedoeling het rechtskader te stroomlijnen en te vereenvoudigen zonder aan de onderliggende beleidslijnen te raken.

    Het is dan ook de bedoeling om met dit voorstel één enkel geheel van geharmoniseerde regels vast te stellen op de klassieke gebieden van het marktbeleid zoals interventie, particuliere opslag, tariefcontingenten voor invoer, uitvoerrestituties, vrijwaringsmaatregelen, staatssteun- en mededingingsregels, mededeling van gegevens en rapportage. De bestaande sectorspecifieke regels voor deze kwesties zijn herschikt naar instrument of beleidsthema, en zo mogelijk in horizontale bepalingen gegoten. De voorgestelde verordening zou, als synthese van de huidige GMO-bepalingen van de Raad, moeten gelden voor alle landbouwproducten die momenteel onder een GMO vallen.

    - Algemene context

    Dit voorstel is een essentieel onderdeel van de plannen van de Commissie om het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) te stroomlijnen en te vereenvoudigen. De Commissie heeft de belangrijkste punten van haar aanpak toegelicht in haar mededeling van 2005 met als titel “Vereenvoudiging en betere regelgeving bij het gemeenschappelijk landbouwbeleid” (hierna “de mededeling” genoemd)[1]. In dit document heeft de Commissie het volgende onderstreept: “Vermindering van de bureaucratie in de landbouwsector dankzij regels die doorzichtiger en gemakkelijker te begrijpen zijn en minder rompslomp opleveren, zal tot lagere kosten voor het bedrijfsleven leiden en ervoor zorgen dat de Europese burgers waar krijgen voor hun geld”.

    - Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

    Een essentieel onderdeel van het huidige rechtskader voor het GLB zijn de 21 GMO’s die sinds de invoering van het GLB zijn vastgesteld (zie bijlage 1 bij dit document ). Voor elk van deze GMO's geldt een afzonderlijke basisverordening van de Raad, die vaak nog met verdere regels van de Raad is aangevuld.

    De meeste basisverordeningen zijn opgezet volgens dezelfde structuur en hebben talrijke bepalingen gemeen. Dit is met name het geval voor de regels inzake handel met derde landen en de algemene bepalingen, maar in zekere mate ook voor de regels inzake de interne markt. Voorts bevatten de basisverordeningen vaak uiteenlopende oplossingen voor identieke of vergelijkbare problemen. Op dit laatste punt wordt er in de mededeling op gewezen dat bij de hervorming van 2003 “de GLB-regelgeving vereenvoudigd [is] door de totstandbrenging van een horizontaal juridisch kader voor alle rechtstreekse betalingen en de samenvoeging van een serie steunregelingen in een bedrijfstoeslagregeling”. In de mededeling heeft de Commissie haar voornemen te kennen gegeven de horizontale aanpak uit te breiden tot de 21 GMO’s en te onderzoeken in hoeverre harmonisatie mogelijk is en sectorale benaderingen door horizontale kunnen worden vervangen.

    - Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU

    Dit voorstel op landbouwgebied vormt een integrerend deel van de algemene aanpak die de Commissie volgt met het oog op betere regelgeving en vereenvoudiging, zoals uiteengezet in haar mededeling van 25 oktober 2005 met als titel “Uitvoering van het Lissabon-programma van de Gemeenschap - Een strategie voor de vereenvoudiging van de regelgeving”[2] en onderschreven in het Interinstitutioneel akkoord — “Beter wetgeven” van 16 december 2003[3].

    2. Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling

    - Raadpleging van belanghebbende partijen

    In haar mededeling van 19 oktober 2005 heeft de Commissie aangekondigd dat zij van plan was een voorstel te formuleren voor een omvattende GMO-verordening. Na besprekingen heeft de Raad in december 2005 zijn goedkeuring gehecht aan conclusies waarin de kwestie niet specifiek aan bod kwam. Tijdens de werkzaamheden ter voorbereiding van het voorstel kregen zowel de lidstaten als de belanghebbenden de gelegenheid hun zienswijze over het project naar voren te brengen. Het overleg met de lidstaten vond op 27 juni 2006 plaats tijdens een vergadering van de deskundigengroep “Vereenvoudiging” van de Commissie, en de belanghebbenden werden op 30 juni 2006 geraadpleegd tijdens een ad-hocvergadering van de Landbouwadviescommissie. In beide gevallen werd uitgegaan van een informatienota die de algemene lijnen van het beoogde voorstel samenvatte.

    De vertegenwoordigers van de lidstaten waren er in het algemeen over eens dat de aanpak tot een vereenvoudiging van het rechtskader van het GLB kan leiden. Zij hielden evenwel het standpunt van hun regeringen in beraad totdat een gedetailleerd wetgevingsvoorstel zou worden voorgelegd.

    De vertegenwoordigers van de belanghebbenden voelden er ook weinig voor om uitvoerig commentaar op de aanpak te leveren. Een aantal van hen toonde zich bereid een voorstel voor een omvattende GMO-verordening in overweging te nemen op voorwaarde dat het hierbij om een louter technische exercitie zou gaan waarbij niet aan de bestaande beleidslijnen zou worden geraakt. Voorts werd enige bezorgdheid geuit over de oprichting van één enkel comité van beheer voor alle marktsectoren.

    - Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

    Er hoefde geen beroep op externe deskundigheid te worden gedaan.

    - Effectbeoordeling

    Niet van toepassing. Voor het voorstel hoeft geen effectbeoordeling te worden gemaakt, aangezien het niet is opgenomen in het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie.

    3. Juridische aspecten en hoofdkenmerken van de horizontale GMO

    - Rechtsgrondslag

    De artikelen 36 en 37 van het Verdrag.

    - Inhoud van het voorstel

    Vereenvoudiging van het rechtskader zonder het beleid te wijzigen

    Een regelgevingsproject van dergelijke omvang, dat bestaat in het combineren van een groot aantal afzonderlijke rechtsbesluiten tot één omvattende verordening, gaat duidelijk verder dan het louter consolideren van bestaande rechtsteksten. Een groot deel van de bepalingen moet onvermijdelijk worden herschikt en geherformuleerd. Toch mag dit niet worden gezien als een poging tot wijziging van de beleidsbesluiten die de Raad over de jaren heen in GLB-kwesties heeft genomen en die in de huidige GMO's terug te vinden zijn. Hoewel er geen universele en algemeen aanvaarde typologie van de vereenvoudigingsinitiatieven bestaat, gaat het bij de voorgestelde verordening in wezen om een “technische vereenvoudiging”; dit houdt m.a.w. in dat, zoals gezegd in de mededeling, “het juridische kader, de administratieve procedures en de beheersmechanismen worden herzien om een en ander te stroomlijnen en kosteneffectiever te maken en de bestaande beleidsdoelstellingen doeltreffender te kunnen verwezenlijken, zonder dat het onderliggende beleid wordt gewijzigd”. Er wordt dan ook niet voorgesteld bestaande instrumenten in te trekken of te wijzigen, tenzij die achterhaald zijn, overbodig geworden zijn of gezien hun aard beter niet op het niveau van de Raad worden behandeld. Dit houdt ook in dat in het kader van dit voorstel het huidige toepassingsgebied van de GMO's niet mag worden uitgebreid en dat er evenmin nieuwe instrumenten of maatregelen mogen worden ingesteld.

    Met inachtneming van deze criteria wijken de voorgestelde regelingen op een beperkt aantal punten af van die in de huidige verordeningen. Dit is met name zo voor een aantal bepalingen die de Raad momenteel de bevoegdheid geven om rechtsbesluiten goed te keuren zonder het Parlement te raadplegen (de zogenaamde besluiten van de “tweede generatie”). Overeenkomstig het institutionele evenwicht dat in het derde streepje van artikel 202 van het Verdrag is vastgesteld, wordt voorgesteld dergelijke besluiten volgens de procedure van artikel 37 van het Verdrag goed te keuren (d.i. na raadpleging van het Parlement) of de betrokken bevoegdheden aan de Commissie te verlenen.

    Aangezien de betrokken verordeningen van de tweede generatie momenteel niet hoeven te worden gewijzigd of ingetrokken, worden ze in het voorstel in wezen ongemoeid gelaten terwijl de Commissie uitdrukkelijk de bevoegdheid krijgt om dergelijke besluiten zodra dit nodig wordt, te wijzigen of in te trekken in het kader van de procedure van het comité van beheer. Voorts wordt erop gewezen dat voor bepaalde kwesties die door hun zeer technische aard niet in een basisverordening van de Raad thuishoren, wordt voorgesteld de desbetreffende bevoegdheden aan de Commissie over te dragen.

    Reikwijdte van het voorstel

    De reikwijdte van de voorgestelde verordening laat de stapsgewijze aanpak zien die reeds in de mededeling was aangekondigd. Zo wordt voorgesteld dat de nieuwe basisverordening vanaf het begin zal gelden voor alle landbouwproducten die nu onder een GMO vallen. Voorts dient de nieuwe basisverordening volledigheidshalve en met het oog op de samenhang ook bepaalde andere landbouwproducten te omvatten, zoals zijderupsen, ethylalcohol uit landbouwproducten en producten van de bijenteelt, die nu niet onder een volwaardige GMO vallen, maar onder een reeks specifieke landbouwvoorschriften die nooit het volledige statuut van een GMO hebben gekregen. Katoen wordt evenwel niet in dit voorstel opgenomen gezien het bijzondere statuut ervan als product dat niet onder bijlage I bij het Verdrag[4] valt.

    Wat betreft de sectoren waarvoor het beleid momenteel wordt herzien of binnenkort zal worden herzien (verse en verwerkte groenten en fruit, wijn), is het dienstig alleen die bepalingen in het voorstel op te nemen die niet onder die herzieningen vallen. Hierbij gaat het met name om horizontale of gemeenschappelijke bepalingen zoals de staatssteun- en mededingingsregels en de bepalingen met betrekking tot de comitéprocedures en de mededelingen van de lidstaten aan de Commissie. Bijgevolg zal voor elke herziening een afzonderlijk voorstel worden geformuleerd. Zodra het herzieningsproces beëindigd is, zullen de rechtsbesluiten die in dat kader worden aangenomen, in een tweede fase in de nieuwe basisverordening moeten worden geïntegreerd. De Commissie zal daartoe tijdig passende voorstellen aan de Raad voorleggen. Totdat die voorstellen worden goedgekeurd, zullen de bestaande verordeningen die deze regels bevatten, naast de nieuwe basisverordening van toepassing blijven.

    Opgenomen rechtsbesluiten

    Ons voorstel houdt in dat in de nieuwe basisverordening, naast de besluiten van de Raad waarnaar in punt 1 wordt verwezen, ook andere voorschriften van de Raad worden opgenomen die nu niet formeel deel uitmaken van GMO-verordeningen, hoewel zij van toepassing zijn op landbouwproducten die onder de huidige GMO's en andere besluiten van de Raad vallen. Deze voorschriften omvatten bijv. de regels inzake melkquota, specifieke bepalingen betreffende particuliere opslag en openbare interventie[5] en de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1184/2006[6] betreffende mededingings- en staatssteunregels voor de vervaardiging van en de handel in landbouwproducten. In bijlage 2 bij dit document is een volledige lijst met die rechtsbesluiten opgenomen.

    Structuur

    De nieuwe GMO moet in grote lijnen de structuur volgen die in de meeste huidige basisverordeningen wordt toegepast. Omdat de mededingingsregels zo belangrijk zijn, lijkt het evenwel dienstig die in een afzonderlijk deel onder te brengen. Het dispositief van de voorgestelde verordening is dan ook als volgt ingedeeld:

    - inleidende bepalingen (bijv. toepassingsgebied, definities, verkoopseizoenen),

    - bepalingen inzake de interne markt (bijv. openbare interventie, particuliere opslag, bijzondere interventiemaatregelen, quota, steunregelingen),

    - bepalingen voor de handel met derde landen (bijv. invoer- en uitvoercertificaten, invoerrechten, tariefcontingenten, bijzondere vrijwaring, uitvoerrestituties, vrijwaringsclausule, actieve en passieve veredeling),

    - mededingingsregels (antitrust, staatssteun),

    - algemene bepalingen (bijv. clausule inzake marktverstoring, gegevensverstrekking, comité van beheer),

    - overgangs- en slotbepalingen (bijv. wijzigingen, intrekkingen, overgangsbepalingen, inwerkingtreding).

    Daarnaast bevat de voorgestelde verordening een aantal bijlagen, die in grote lijnen een afspiegeling zijn van de bijlagen bij de huidige GMO-verordeningen.

    Besluitvorming van de Commissie

    Volgens het voorstel moet de Commissie, zoals ook in de bestaande GMO's is bepaald, in het overgrote deel van de gevallen haar besluitvormingsbevoegdheden uitoefenen volgens de zogenaamde procedure van het comité van beheer. Om te voorkomen dat telkens opnieuw moet worden verwezen naar de desbetreffende comitologiebepaling is deze vereiste in het voorstel op horizontaal niveau vastgesteld.

    Inwerkingtreding en toepassing

    Er wordt voorgesteld dat de nieuwe verordening in werking treedt op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad.

    Bij de vaststelling van de datums waarop de bepalingen van de voorgestelde verordening van toepassing moeten worden, moet evenwel voor een vlotte overgang naar het nieuwe rechtskader worden gezorgd. Dit houdt in, enerzijds, dat de nieuwe bepalingen niet van toepassing mogen worden in de loop van de verkoopseizoenen en, anderzijds, dat de Commissie de nodige tijd moet krijgen om de vereiste uitvoeringsbesluiten voor te bereiden en vast te stellen. In de veronderstelling dat de Raad dit voorstel voor een verordening in het najaar 2007 goedkeurt, moeten de bepalingen ervan van toepassing worden:

    - vanaf het begin van de betrokken verkoopseizoenen in 2008 voor de sectoren waarvoor verkoopseizoenen zijn vastgesteld,

    - vanaf 1 januari 2008 voor de sectoren waarvoor geen verkoopseizoenen zijn vastgesteld.

    Overeenkomstig de huidige regelingen mogen de bepalingen inzake suiker- en melkquota niet langer gelden dan het einde van het verkoopseizoen/melkquotumjaar 2014/2015.

    - Subsidiariteitsbeginsel

    Het voorstel beoogt het juridische kader van de GMO's te vereenvoudigen zonder het onderliggende beleid te wijzigen.

    - Keuze van instrumenten

    Voorgesteld(e) instrument(en): een verordening.

    Andere instrumenten zouden niet geschikt zijn aangezien het voorstel tot doel heeft een horizontale GMO vast te stellen die rechtstreeks van toepassing is in alle lidstaten.

    4. Gevolgen voor de begroting

    Aangezien het voorstel geen veranderingen in de bestaande GLB-maatregelen met zich brengt, heeft het geen gevolgen voor de begroting.

    5. Vereenvoudiging

    Van het voorstel wordt verwacht dat het tot een grote vereenvoudiging van de bestaande regelgeving zal leiden. Het zal:

    - het aantal rechtsbesluiten en bepalingen inzake het GLB drastisch beperken,

    - de GLB-instrumenten en -maatregelen harmoniseren en stroomlijnen,

    - de transparantie van het GLB-rechtskader vergroten en deze regelgeving toegankelijker maken voor landbouwers, marktdeelnemers en nationale bestuursdiensten,

    - de administratieve kosten beperken.

    Uiteindelijk zal het GLB grotendeels worden vastgesteld in slechts vier verordeningen van de Raad:

    - de verordening van de Raad houdende een gemeenschappelijke marktordening,

    - Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad inzake rechtstreekse betalingen,

    - Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake plattelandsontwikkeling en

    - Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad inzake de financiering van het GLB.

    Het voorstel vormt dan ook een belangrijke bijdrage tot het proces van de vereenvoudiging van de regelgeving.

    Deze bijdrage tot de vereenvoudiging van het GLB mag evenwel niet op geïsoleerde wijze worden beoordeeld, maar moet worden gezien in de algemene context van de inspanningen die de Commissie zich op dit vlak getroost. Uit de mededeling blijkt duidelijk dat de activiteiten van de Commissie op het vlak van betere regelgeving en vereenvoudiging bij het GLB een brede waaier van technische en beleidsgerelateerde maatregelen en initiatieven omvatten, waarvan dit voorstel slechts één belangrijk onderdeel is.

    Intrekking van bestaande wetgeving

    De goedkeuring van dit voorstel zal leiden tot de intrekking van 35 verordeningen van de Raad.

    BIJLAGE 1

    IN DE VOORGESTELDE HORIZONTALE GMO OPGENOMEN GEMEENSCHAPPELIJKE MARKTORDENINGEN

    Verordening | Toepassingsgebied |

    1. | (EEG) nr. 234/68 | Levende planten en producten van de bloementeelt |

    2. | (EEG) nr. 827/68 | “Overige producten” (GMO voor tal van producten die niet onder andere GMO's vallen) |

    3. | (EEG) nr. 2759/75 | Varkensvlees |

    4. | (EEG) nr. 2771/75 | Eieren |

    5. | (EEG) nr. 2777/75 | Vlees van pluimvee |

    6. | (EEG) nr. 2075/92 | Ruwe tabak |

    7. | (EG) nr. 1254/1999 | Rundvlees |

    8. | (EG) nr. 1255/1999 | Melk en zuivelproducten |

    9. | (EG) nr. 1673/2000 | Vlas en hennep |

    10. | (EG) nr. 2529/2001 | Schapen- en geitenvlees |

    11. | (EG) nr. 1784/2003 | Granen |

    12. | (EG) nr. 1785/2003 | Rijst |

    13. | (EG) nr. 1786/2003 | Gedroogde voedergewassen |

    14. | (EG) nr. 865/2004 | Olijfolie |

    15. | (EG) nr. 1947/2005 | Zaaizaad |

    16. | (EG) nr. 1952/2005 | Hop |

    17. | (EG) nr. 318/2006 | Suiker |

    18. | (EEG) nr. 404/93 | Bananen |

    19. | (EG) nr. 2200/96 | Verse groenten en fruit |

    20. | (EG) nr. 2201/96 | Verwerkte groenten en fruit |

    21. | (EG) nr. 1493/1999 | Wijn |

    BIJLAGE 2

    IN DE VOORGESTELDE HORIZONTALE GMO OPGENOMEN ANDERE RECHTSBESLUITEN DAN DE BASISVERORDENINGEN HOUDENDE EEN GMO

    Producten die niet onder een GMO vallen

    Verordening | Toepassingsgebied |

    (EEG) nr. 845/72 | Zijderupsen |

    (EEG) nr. 707/76 | Producentenverenigingen van zijderupsentelers |

    (EG) nr. 670/2003 | Ethylalcohol uit landbouwproducten |

    (EG) nr. 797/2004 | Producten van de bijenteelt |

    Horizontale bepalingen

    Verordening | Toepassingsgebied |

    (EG) nr. 1184/2006 | Verordening van de Raad inzake de toepassing van bepaalde regels betreffende de mededinging op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten (= voormalige Verordening nr. 26) |

    (EEG) nr. 1055/77 | Verordening van de Raad betreffende de opslag en het verkeer van door interventiebureaus aangekochte producten |

    (EEG) nr. 2931/79 | Verordening van de Raad inzake het verlenen van bijstand bij uitvoer van landbouwproducten die in aanmerking komen voor een speciale behandeling bij invoer in een derde land |

    (EEG) nr. 386/90 | Verordening van de Raad inzake de controle bij de uitvoer van landbouwproducten die in aanmerking komen voor restituties of andere bedragen |

    Suikersector

    Besluit | Toepassingsgebied |

    74/583/EEG | Besluit van de Raad van 20 november 1974 betreffende het toezicht op de suikerbewegingen |

    Sector groenten en fruit

    Verordening | Toepassingsgebied |

    (EEG) nr. 2517/69 | Verordening van de Raad tot vaststelling van bepaalde maatregelen ter sanering van de fruitproductie in de Gemeenschap |

    Sector varkensvlees

    Verordening | Toepassingsgebied |

    (EEG) nr. 2763/75 | Verordening van de Raad houdende vaststelling van de algemene regels voor de steunverlening aan de particuliere opslag in de sector varkensvlees |

    Zuivelsector

    Verordening | Toepassingsgebied |

    (EEG) nr. 1898/87 | Verordening van de Raad betreffende de bescherming van de benaming van melk en zuivelproducten bij het in de handel brengen |

    (EEG) nr. 2204/90 | Verordening van de Raad tot vaststelling van aanvullende algemene voorschriften van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten ten aanzien van kaas (systemen van voorafgaande machtiging en administratieve controle) |

    (EG) nr. 2991/94 | Verordening van de Raad tot vaststelling van normen voor smeerbare vetproducten |

    (EG) nr. 2597/97 | Verordening van de Raad houdende aanvullende voorschriften voor de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten met betrekking tot consumptiemelk |

    (EG) nr. 2250/1999 | Verordening van de Raad inzake het tariefcontingent voor boter uit Nieuw-Zeeland |

    (EG) nr. 1788/2003 | Verordening van de Raad tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten |

    Sector eieren

    Verordening | Toepassingsgebied |

    (EG) nr. 1028/2006 | Verordening van de Raad betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren (= voormalige Verordening (EG) nr. 1907/90) |

    Pluimveesector

    Verordening | Toepassingsgebied |

    (EEG) nr. 1906/90 | Verordening van de Raad tot vaststelling van handelsnormen voor vlees van pluimvee |

    Sector bloementeelt

    Verordening | Toepassingsgebied |

    (EEG) nr. 4088/87 | Verordening van de Raad tot vaststelling van de voorwaarden voor de toepassing van preferentiële douanerechten bij invoer van bepaalde producten van de bloementeelt van oorsprong uit Cyprus, Israël en Jordanië |

    Tabakssector

    Verordening | Toepassingsgebied |

    (EEG) nr. 2077/92 | Verordening van de Raad inzake brancheorganisaties en overeenkomsten in de sector tabak |

    Indelingsschema voor geslachte dieren

    Verordening | Toepassingsgebied |

    (EEG) nr. 1358/80 | Verordening van de Raad tot vaststelling van de oriëntatieprijs en de interventieprijs voor volwassen runderen voor het verkoopseizoen 1980/1981 en betreffende de invoering van een communautair indelingsschema voor geslachte volwassen runderen |

    (EG) nr. 1183/2006 | Verordening van de Raad tot vaststelling van het communautaire indelingsschema voor geslachte volwassen runderen (= voormalige Verordening (EG) nr. 1208/81) |

    (EEG) nr. 3220/84 | Verordening van de Raad tot vaststelling van het communautaire indelingsschema voor geslachte varkens |

    (EEG) nr. 1186/90 | Verordening van de Raad tot uitbreiding van de werkingssfeer van het communautaire indelingsschema voor geslachte volwassen runderen |

    (EEG) nr. 2137/92 | Verordening van de Raad betreffende het communautaire indelingsschema voor geslachte schapen en de communautaire standaardkwaliteit van geslachte schapen, vers of gekoeld, en houdende verlenging van Verordening (EEG) nr. 338/91 |

    2006/0269 (CNS)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN DE RAAD

    houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 36 en 37,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van het Europees Parlement[7],

    INHOUDSOPGAVE

    DEEL I INLEIDENDE BEPALINGEN 36

    DEEL II INTERNE MARKT 39

    TITEL I MARKTINTERVENTIE 39

    HOOFDSTUK I OPENBARE INTERVENTIE EN PARTICULIERE OPSLAG 39

    SECTIE I ALGEMENE BEPALINGEN 39

    SECTIE II OPENBARE INTERVENTIE 41

    Subsectie I Algemene bepalingen 41

    Subsectie II Opening en schorsing van de interventieaankoop 42

    Subsectie III Interventieprijs 43

    Subsectie IV Afzet uit interventievoorraden 45

    SECTIE III PARTICULIERE OPSLAG 47

    Subsectie I Verplichte steun 47

    Subsectie II Facultatieve steun 48

    SECTIE IV GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN 50

    HOOFDSTUK II BIJZONDERE INTERVENTIEMAATREGELEN 53

    SECTIE I BUITENGEWONE MARKTONDERSTEUNENDE MAATREGELEN 53

    SECTIE II MAATREGELEN IN DE SECTOREN GRANEN EN RIJST 54

    SECTIE III MAATREGELEN IN DE SUIKERSECTOR 55

    SECTIE IV AANPASSING VAN HET AANBOD 58

    HOOFDSTUK III PRODUCTIEBEHEERSINGSSYSTEMEN 59

    SECTIE I ALGEMENE BEPALINGEN 59

    SECTIE II SUIKER 59

    Subsectie I Toekenning en beheer van quota 59

    Subsectie II Quotumoverschrijding 61

    SECTIE III MELK 63

    Subsectie I algemene bepalingen 63

    Subsectie II Toewijzing en beheer van quota 65

    Subsectie III quotumoverschrijding 70

    SECTIE IV PROCEDUREBEPALINGEN 73

    HOOFDSTUK IV STEUNREGELINGEN 74

    SECTIE I VERWERKINGSSTEUN 74

    Subsectie I Gedroogde voedergewassen 74

    Subsectie II Vezelvlas en -hennep 76

    SECTIE II PRODUCTIERESTITUTIE 78

    SECTIE III STEUN IN DE SECTOR MELK EN ZUIVELPRODUCTEN 79

    SECTIE IV STEUN IN DE SECTOR OLIJVEN 80

    SECTIE V COMMUNAUTAIR FONDS VOOR TABAK 81

    SECTIE VI BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE BIJENTEELTSECTOR 82

    SECTIE VII STEUN IN DE SECTOR ZIJDERUPSEN 84

    TITEL II PRODUCTIE- EN AFZETVOORSCHRIFTEN 84

    HOOFDSTUK I HANDELSNORMEN EN PRODUCTIEVOORSCHRIFTEN 84

    SECTIE I HANDELSNORMEN 84

    SECTIE II PRODUCTIEVOORSCHRIFTEN 87

    SECTIE III PROCEDUREBEPALINGEN 87

    HOOFDSTUK II PRODUCENTENORGANISATIES, BRANCHEORGANISATIES EN ORGANISATIES VAN MARKTDEELNEMERS 88

    SECTIE I ALGEMENE BEGINSELEN 88

    SECTIE II VOORSCHRIFTEN INZAKE BRANCHEORGANISATIES IN DE TABAKSSECTOR 89

    SECTIE III PROCEDUREBEPALINGEN 90

    DEEL III HANDELSVERKEER MET DERDE LANDEN 91

    HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN 91

    HOOFDSTUK II INVOER 91

    SECTIE I INVOERCERTIFICATEN 91

    SECTIE II INVOERRECHTEN EN -HEFFINGEN 93

    SECTIE III BEHEER VAN INVOERCONTINGENTEN 95

    SECTIE IV BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR BEPAALDE PRODUCTEN 97

    Subsectie I Bijzondere bepalingen voor de invoer met betrekking tot de sectoren granen en rijst 97

    Subsectie II Preferentiële invoerregelingen voor suiker 98

    Subsectie III Bijzondere bepalingen voor de invoer van hennep 100

    Subsectie IV Bijzondere bepalingen voor de invoer van hop 100

    SECTIE V VRIJWARING EN ACTIEVE VEREDELING 101

    HOOFDSTUK III UITVOER 102

    SECTIE I UITVOERCERTIFICATEN 102

    SECTIE II UITVOERRESTITUTIES 103

    SECTIE III BEHEER VAN UITVOERCONTINGENTEN IN DE SECTOR MELK EN ZUIVELPRODUCTEN 107

    SECTIE IV SPECIALE BEHANDELING BIJ INVOER IN EEN DERDE LAND 108

    SECTIE V BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR LEVENDE PLANTEN 108

    SECTIE VI PASSIEVE VEREDELING 108

    DEEL IV MEDEDINGINGSREGELS 109

    HOOFDSTUK I REGELS VOOR ONDERNEMINGEN 109

    HOOFDSTUK II REGELS INZAKE STAATSSTEUN 111

    DEEL V SPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR AFZONDERLIJKE SECTOREN 114

    DEEL VI ALGEMENE BEPALINGEN 117

    DEEL VII UITVOERINGS-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN 119

    HOOFDSTUK I UITVOERINGSBEPALINGEN 119

    HOOFDSTUK II OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN 120

    Overwegende hetgeen volgt:

    1. De werking en de ontwikkeling van de gemeenschappelijke markt voor landbouwproducten moeten gepaard gaan met de totstandbrenging van een gemeenschappelijk landbouwbeleid (hierna “GLB” genoemd), en dit beleid moet met name een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten (hierna “GMO” genoemd) omvatten die, overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag, naargelang van de producten verschillende vormen kan aannemen.

    2. Sinds de invoering van het GLB heeft de Raad voor elk product of elke groep producten een gemeenschappelijke marktordening vastgesteld en die 21 marktordeningen zijn elk in een afzonderlijke basisverordening van de Raad opgenomen:

    3. Verordening (EEG) nr. 234/68 van de Raad van 27 februari 1968 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector levende planten en producten van de bloementeelt[8],

    4. Verordening (EEG) nr. 827/68 van de Raad van 28 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten voor bepaalde in bijlage II van het Verdrag vermelde producten[9],

    5. Verordening (EEG) nr. 2759/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector varkensvlees[10],

    6. Verordening (EEG) nr. 2771/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector eieren[11],

    7. Verordening (EEG) nr. 2777/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector slachtpluimvee[12],

    8. Verordening (EEG) nr. 2075/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector ruwe tabak[13],

    9. Verordening (EEG) nr. 404/93 van de Raad van 13 februari 1993 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector bananen[14],

    10. Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit[15],

    11. Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector verwerkte producten op basis van groenten en fruit[16],

    12. Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees[17],

    13. Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten[18],

    14. Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt[19],

    15. Verordening (EG) nr. 1673/2000 van de Raad van 27 juli 2000 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector vezelvlas en –hennep[20],

    16. Verordening (EG) nr. 2529/2001 van de Raad van 19 december 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schapen- en geitenvlees[21],

    17. Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen[22],

    18. Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt[23],

    19. Verordening (EG) nr. 1786/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector gedroogde voedergewassen[24],

    20. Verordening (EG) nr. 865/2004 van de Raad van 29 april 2004 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten voor olijfolie en tafelolijven en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 827/68[25],

    21. Verordening (EG) nr. 1947/2005 van de Raad van 23 november 2005 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector zaaizaad en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 2358/71 en (EEG) nr. 1674/72[26],

    22. Verordening (EG) nr. 1952/2005 van de Raad van 23 november 2005 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector hop en houdende intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 1696/71, (EEG) nr. 1037/72, (EEG) nr. 879/73 en (EEG) nr. 1981/82[27],

    23. Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker[28].

    24. Daarnaast heeft de Raad drie verordeningen met specifieke voorschriften voor bepaalde producten aangenomen, zonder dat hij voor deze producten een gemeenschappelijke marktordening heeft vastgesteld:

    25. Verordening (EG) nr. 670/2003 van de Raad van 8 april 2003 tot vaststelling van specifieke maatregelen betreffende de markt voor ethylalcohol uit landbouwproducten[29],

    26. Verordening (EG) nr. 797/2004 van de Raad van 26 april 2004 betreffende maatregelen ter verbetering van de productie en afzet van producten van de bijenteelt[30],

    27. Verordening (EG) nr. 1544/2006 van de Raad van 5 oktober 2006 tot vaststelling van bijzondere maatregelen ter bevordering van de zijderupsteelt[31].

    28. De genoemde verordeningen (hierna “basisverordeningen” genoemd) gaan vaak nog gepaard met een secundaire reeks verordeningen van de Raad. De meeste basisverordeningen zijn opgezet volgens dezelfde structuur en hebben talrijke bepalingen gemeen. Dit is met name het geval voor de regels inzake handel met derde landen en de algemene bepalingen, maar in zekere mate ook voor de regels inzake de interne markt. Voorts bevatten de basisverordeningen vaak uiteenlopende oplossingen voor identieke of vergelijkbare problemen.

    29. Sinds enige tijd streeft de Gemeenschap ernaar de GLB-regelgeving te vereenvoudigen. Zo heeft zij een horizontaal rechtskader voor alle rechtstreekse betalingen tot stand gebracht door een serie steunregelingen samen te voegen in een bedrijfstoeslagregeling, die is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers[32]. Bij de basisverordeningen zou dezelfde aanpak moeten worden gevolgd. Hiertoe zouden de in die verordeningen vervatte regels in één enkel rechtskader moeten worden samengebracht en zouden de sectorale benaderingen voor zover mogelijk moeten worden vervangen door horizontale.

    30. Vereenvoudiging mag niet leiden tot het ter discussie stellen van de beleidsbeslissingen die door de jaren heen in het kader van het GLB zijn genomen. Daarom moet het bij deze verordening vooral om een technische vereenvoudiging gaan. Het is niet de bedoeling dat bestaande instrumenten worden ingetrokken of gewijzigd, tenzij die achterhaald zijn, overbodig geworden zijn of gezien hun aard beter niet op het niveau van de Raad worden behandeld, en evenmin dat nieuwe instrumenten of maatregelen worden ingesteld.

    31. In het licht hiervan mogen in deze verordening geen delen van GMO’s worden opgenomen waarvoor het beleid zal worden herzien. Hierbij gaat het om sommige delen van de GMO’s voor de sector groenten en fruit, de sector bananen en de wijnsector. De bepalingen van de Verordeningen (EEG) nr. 404/93, (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1493/1999 mogen dan ook alleen in deze verordening worden opgenomen voor zover op dat vlak geen beleidsherzieningen worden doorgevoerd.

    32. Gezien het voorgaande moeten de basisverordeningen worden ingetrokken en vervangen door één enkele verordening.

    33. In de GMO’s voor granen, rijst, suiker, gedroogde voedergewassen, zaaizaad, olijven, vlas en hennep, bananen, wijn, melk en zuivelproducten, en zijderupsen zijn verkoopseizoenen vastgesteld die in grote lijnen de biologische productiecyclus van elk van deze producten volgen. In de GMO’s voor groenten en fruit en voor verwerkte groenten en fruit is de bevoegdheid om de verkoopseizoenen vast te stellen aan de Commissie verleend omdat de productiecycli van deze producten sterk uiteenlopen en het in sommige gevallen niet nodig is een verkoopseizoen vast te stellen. Bijgevolg moeten de in de genoemde sectoren vastgestelde verkoopseizoenen en de bevoegdheid van de Commissie om de verkoopseizoenen voor groenten en fruit en voor verwerkte groenten en fruit vast te stellen, in deze verordening worden geïntegreerd.

    34. Om de markten te stabiliseren en de landbouwbevolking een redelijke levensstandaard te garanderen is voor de verschillende sectoren een gedifferentieerd systeem van prijsondersteuning ontwikkeld, en zijn tegelijk regelingen inzake rechtstreekse steunverlening ingevoerd, rekening houdend met enerzijds de uiteenlopende behoeften van elk van deze sectoren en anderzijds de onderlinge afhankelijkheid van de verschillende sectoren. Deze maatregelen hebben de vorm aangenomen van openbare interventie of steun voor particuliere opslag voor de producten van de sectoren granen, rijst, suiker, olijven, rundvlees, melk en zuivelproducten, varkensvlees en schapen- en geitenvlees. Bijgevolg moeten, gelet op de doelstellingen van deze verordening, de prijsondersteuningsmaatregelen die bij de in het verleden ingestelde instrumenten zijn vastgesteld, worden gehandhaafd en mogen geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht ten opzichte van de vorige rechtstoestand.

    35. Met het oog op duidelijkheid en transparantie moeten de bepalingen inzake deze maatregelen een gemeenschappelijke structuur krijgen, terwijl het in elke sector gevoerde beleid in stand moet worden gehouden. Met dat doel voor ogen is het dienstig een onderscheid te maken tussen referentieprijzen en interventieprijzen.

    36. De GMO’s voor granen, rundvlees en melk en zuivelproducten bevatten bepalingen op grond waarvan de Raad, overeenkomstig de procedure van artikel 37, lid 2, van het Verdrag, de prijsniveaus kan wijzigen. Gezien de gevoeligheid van de prijsregelingen moet de vermelding van die mogelijkheid behouden blijven. Aangezien die mogelijkheid evenwel niet alleen op de genoemde sectoren van toepassing is, moet zij worden uitgebreid tot alle andere sectoren die onder deze verordening vallen.

    37. Om over betrouwbare informatie over de suikerprijzen op de communautaire markt te kunnen beschikken dient het systeem voor de mededeling van prijzen dat in de GMO voor suiker is vervat en op basis waarvan de marktprijsniveaus voor witte suiker moeten worden vastgesteld, in deze verordening te worden opgenomen.

    38. Om te voorkomen dat de interventieregeling voor granen, rijst, boter en mageremelkpoeder op zichzelf een afzetmarkt gaat creëren, moet verder de mogelijkheid worden geboden om de openbare interventie slechts gedurende bepaalde perioden van het jaar te openen. Wat rundvleesproducten en boter betreft, dienen het openen en het beeïndigen van de openbare interventie af te hangen van de marktprijzen die gedurende een bepaalde periode van toepassing zijn. Voor de sectoren rijst en suiker moet de beperking van de hoeveelheden die in het kader van de openbare interventie kunnen worden aangekocht, worden gehandhaafd. Voor boter en mageremelkpoeder moet de bevoegdheid van de Commissie om de normale interventieaankoop te schorsen zodra een bepaalde hoeveelheid is bereikt of te vervangen door aankoop in het kader van een inschrijving, worden gehandhaafd.

    39. De prijs waartegen een openbare interventieaankoop moet plaatsvinden (“de interventieprijs”), werd in het verleden in de GMO’s voor granen, rijst en rundvlees verlaagd, maar die prijsverlaging ging gepaard met de invoering van regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in die sectoren. De steunverlening in het kader van die regelingen enerzijds en de interventieprijzen anderzijds zijn bijgevolg nauw met elkaar verbonden. De interventieprijzen voor de producten van de sector melk en zuivelproducten werden vastgesteld met het oog op de bevordering van de consumptie van die producten en de verbetering van de concurrentiepositie ervan. In de rijst- en de suikersector werden de prijzen op een zodanig peil vastgesteld dat kan worden bijgedragen tot het stabiliseren van de markt in gevallen waar de marktprijs voor een bepaald verkoopseizoen onder de voor het volgende verkoopseizoen vastgestelde referentieprijs daalt. Deze beleidsbeslissingen van de Raad blijven gelden.

    40. Tot dusver zijn de prijzen voor de rijst- en de suikersector vastgesteld voor producten van de door de Raad omschreven standaardkwaliteit. Aangezien dit begrip van zeer technische aard is, is het dienstig de bevoegdheid om de standaardkwaliteit te omschrijven, aan de Commissie te delegeren. Bij de omschrijving van dit begrip dient de Commissie zich met name te laten leiden door de voor de betrokken producten geldende markt- en handelsomstandigheden.

    41. Zoals de vorige GMO’s moet deze verordening de mogelijkheid bieden een bestemming te geven aan de in de openbare interventie aangekochte producten. Dergelijke maatregelen moeten op zodanige wijze worden genomen dat verstoringen van de markt worden voorkomen en dat de kopers op voet van gelijkheid worden behandeld en gelijke toegang tot deze producten hebben.

    42. Met haar interventievoorraden van diverse landbouwproducten beschikt de Gemeenschap over het potentieel om een belangrijke bijdrage te leveren tot het welzijn van haar meest hulpbehoevende burgers. Het is in het belang van de Gemeenschap om op duurzame basis van dit potentieel gebruik te maken totdat de voorraden door invoering van adequate maatregelen tot een normaal peil zijn teruggebracht. Tot dusver kon de voedselverstrekking door liefdadigheidsinstellingen gebeuren op grond van Verordening (EEG) nr. 3730/87 van de Raad van 10 december 1987 houdende algemene voorschriften voor de levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan bepaalde organisaties met het oog op verstrekking aan de meest hulpbehoevenden in de Gemeenschap[33]. Deze belangrijke sociale maatregel, die voor de begunstigden van grote waarde kan zijn, moet worden gehandhaafd en in de onderhavige verordening worden opgenomen.

    43. Om bij te dragen tot een beter evenwicht op de zuivelmarkt en tot de stabilisering van de marktprijzen voorziet de GMO voor melk en zuivelproducten in de verlening van steun voor de particuliere opslag van bepaalde boter- en kaasproducten. Daarnaast heeft de Commissie de bevoegdheid gekregen om steun toe te kennen voor de particuliere opslag van bepaalde andere kaasproducten en van witte suiker, sommige soorten olijfolie, sommige soorten rundvleesproducten, mageremelkpoeder, varkensvlees en schapen- en geitenvlees. Gelet op het doel van deze verordening moeten deze maatregelen worden gehandhaafd en in deze verordening worden opgenomen.

    44. Bij de basisverordeningen voor de sectoren rundvlees, varkensvlees en schapen- en geitenvlees zijn communautaire indelingsschema’s voor geslachte dieren vastgesteld. Deze schema’s zijn essentieel met het oog op de prijsnotering en de toepassing van de interventieregelingen in de sectoren rundvlees en varkensvlees. Voorts wordt met deze schema’s een grotere markttransparantie beoogd. Deze indelingsschema’s voor geslachte dieren moeten worden gehandhaafd. Aangezien zij vooral van technische aard zijn, is het evenwel dienstig de Commissie de nodige bevoegdheden te verlenen om de betrokken voorschriften vast te stellen volgens dezelfde criteria als die waarop de bestaande schema’s zijn gebaseerd.

    45. Beperkingen van het vrije verkeer die voortvloeien uit de toepassing van maatregelen om de verspreiding van dierziekten tegen te gaan, kunnen in één of meer lidstaten moeilijkheden op de markt van bepaalde producten veroorzaken. De ervaring wijst uit dat ernstige marktverstoringen zoals een aanzienlijke daling van het verbruik of van de prijzen rechtstreeks verband kunnen houden met een verlies van vertrouwen bij de consument als gevolg van het bestaan van risico's voor de volksgezondheid of voor de gezondheid van dieren.

    46. Daarom moeten de buitengewone marktondersteunende maatregelen die met het oog op het verhelpen van deze situaties zijn vastgesteld in de GMO’s voor rundvlees, melk en zuivelproducten, varkensvlees, eieren en pluimvee, in deze verordening worden opgenomen onder dezelfde voorwaarden als die welke tot dusver zijn toegepast. Die buitengewone marktondersteunende maatregelen dienen door de Commissie te worden genomen en moeten rechtstreeks in verband staan met of voortvloeien uit de veterinaire en sanitaire maatregelen die zijn genomen om de verspreiding van ziekten tegen te gaan. Zij moeten op verzoek van de lidstaten worden genomen om ernstige verstoring van de betrokken markten te voorkomen.

    47. De mogelijkheid waarover de Commissie beschikt om de in de GMO’s voor granen en rijst vastgestelde bijzondere interventiemaatregelen te nemen waar dit noodzakelijk is om efficiënt en doeltreffend te reageren tegen dreigende marktverstoringen in de sector granen, om te voorkomen dat in sommige regio’s van de Gemeenschap in de rijstsector een massaal beroep wordt gedaan op openbare interventie of om een tekort aan beschikbare hoeveelheden padie als gevolg van een natuurramp op te vangen, moet in deze verordening worden gehandhaafd.

    48. Om de communautaire telers van suikerbieten en suikerriet een redelijke levensstandaard te verzekeren moet een minimumprijs worden vastgesteld voor quotumbieten van een nader te bepalen standaardkwaliteit. Tot dusver is de standaardkwaliteit van quotumbieten vastgesteld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 318/2006. Aangezien deze bepalingen van hoogtechnische aard zijn, wordt aangenomen dat ze beter op het niveau van de Commissie worden behandeld.

    49. Er zijn specifieke instrumenten nodig om op het gebied van rechten en plichten voor een redelijk evenwicht tussen de suikerproducerende ondernemingen en de suikerbietentelers te zorgen. Daarom moeten de standaardbepalingen die tot dusver in de GMO voor suiker zijn opgenomen, naar deze verordening worden overgeheveld om de contractuele betrekkingen tussen de kopers en de verkopers van suikerbieten vast te stellen. De meer specifieke bepalingen waren tot dusver ook in de GMO voor suiker opgenomen, en wel in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 318/2006. Aangezien deze bepalingen van hoogtechnische aard zijn, wordt aangenomen dat ze beter op het niveau van de Commissie worden behandeld.

    50. Door de verscheidenheid van de natuurlijke, economische en technische omstandigheden is het moeilijk uniforme voorwaarden voor de aankoop van suikerbieten vast te stellen die in de hele Gemeenschap van toepassing moeten zijn. Ook bestaan reeds sectorale overeenkomsten tussen verenigingen van suikerbietentelers en suikerproducerende ondernemingen. Daarom dienen in kaderbepalingen alleen de minimumgaranties te worden vastgesteld die voor een soepel functioneren van de suikermarkt niet alleen aan de suikerbietentelers moeten worden geboden, maar ook aan de suikerindustrie, met de mogelijkheid om door middel van een sectorale overeenkomst van sommige regels af te wijken.

    51. Er moet een productieheffing worden ingesteld om bij te dragen in de financiering van de met de GMO in de suikersector gemoeide uitgaven.

    52. Om het structurele evenwicht op de markten voor suiker te behouden op een prijsniveau dat dicht bij de referentieprijs ligt, moet de Commissie kunnen besluiten om zo lang als voor het herstel van het marktevenwicht nodig is, suiker aan de markt te onttrekken.

    53. De GMO’s voor levende planten, rundvlees, varkensvlees, schapen- en geitenvlees, eieren en pluimvee bieden de mogelijkheid bepaalde maatregelen te nemen om de aanpassing van het aanbod aan de eisen van de markt te vergemakkelijken. Dergelijke maatregelen kunnen bijdragen tot het stabiliseren van de markten en tot het garanderen van een redelijke levensstandaard aan de betrokken landbouwbevolking. Gelet op de doelstellingen van deze verordening moet deze mogelijkheid worden gehandhaafd. Volgens deze bepalingen kan de Raad de algemene voorschriften betreffende dergelijke maatregelen vaststellen volgens de in artikel 37 van het Verdrag bedoelde procedure. De doelstellingen die met dergelijke maatregelen moeten worden nagestreefd, zijn duidelijk omschreven, en tegelijk is afgebakend welke soort maatregelen mogen worden goedgekeurd. Daarom is het niet nodig dat de Raad nog aanvullende algemene regels vaststelt en hoeft niet langer in die mogelijkheid te worden voorzien.

    54. In de suikersector en de sector melk en zuivelproducten is de kwantitatieve productiebeperking als bedoeld in Verordening (EG) nr. 318/2006 en Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten[34] jarenlang een belangrijk instrument voor marktbeleid geweest. De redenen die de Gemeenschap er in het verleden toe gebracht hebben in beide sectoren productiequotaregelingen vast te stellen, gelden nog steeds. Terwijl de quotaregeling voor suiker onmiddellijk in Verordening (EG) nr. 318/2006[35] is verankerd, is de overeenkomstige regeling voor de zuivelsector tot dusver opgenomen in een afzonderlijk rechtsbesluit, namelijk Verordening (EG) nr. 1788/2003. Het is dan ook dienstig, gezien het cruciale belang van deze regelingen en de met deze verordening nagestreefde doelstellingen, de betrokken bepalingen in de onderhavige verordening op te nemen zonder die regelingen en de wijze waarop ze moeten worden toegepast, ingrijpend te wijzigen ten opzichte van de vorige rechtstoestand.

    55. Bijgevolg dient de quotaregeling voor suiker die in deze verordening wordt vastgesteld, een afspiegeling te zijn van de regeling van Verordening (EG) nr. 318/2006, en met name het juridische statuut van de quota te behouden aangezien de quotaregeling volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie een mechanisme ter regulering van de markt in de suikersector is dat gericht is op de verwezenlijking van doelstellingen van algemeen belang.

    56. Daarom moet deze verordening de Commissie ook in staat stellen de quota tot op een duurzaam peil aan te passen na de beëindiging, in 2010, van het herstructureringsfonds dat is opgericht bij Verordening (EG) nr. 320/2006 van de Raad van 20 februari 2006 tot instelling van een tijdelijke regeling voor de herstructurering van de suikerindustrie in de Europese Gemeenschap[36].

    57. Omdat ruimte moet worden gelaten voor enige nationale flexibiliteit in verband met de structurele aanpassing van de verwerkende industrie en van de teelt van suikerbieten en suikerriet in de periode waarin de quota gelden, moeten de lidstaten worden gemachtigd de quota van de bedrijven binnen bepaalde grenzen te wijzigen, zonder dat de werking van het herstructureringsfonds als instrument wordt beperkt.

    58. Om te voorkomen dat overtollige suiker de suikermarkt verstoort, moet de Commissie in staat worden gesteld om op basis van bepaalde criteria te besluiten tot overboeking van de overtollige suiker, isoglucose of inulinestroop, die als quotumproductie van het volgende verkoopseizoen moet worden behandeld. Voorts moet, indien daarbij voor sommige hoeveelheden niet aan de geldende voorwaarden wordt voldaan, voor die hoeveelheden een overschotheffing worden opgelegd om te voorkomen dat de opeenstapeling van die hoeveelheden de marktsituatie zou bedreigen.

    59. Overeenkomstig het doel van deze verordening moeten de bepalingen voor melkquota dezelfde structuur krijgen als die voor suikerquota. Zo mag bij de voorschriften voor de zuivelsector niet langer worden uitgegaan van de verplichting om een extra heffing te betalen als de nationale referentiehoeveelheid wordt overschreden, maar moeten nationale quota worden vastgesteld die, als zij worden overschreden, aanleiding geven tot het opleggen van een overschotheffing.

    60. In essentie moet de melkquotaregeling de vorm aannemen die zij reeds had in het kader van Verordening (EG) nr. 1788/2003. Met name moet het onderscheid tussen “leveringen” en “rechtstreekse verkoop” behouden blijven en moet de regeling worden toegepast op basis van individuele referentievetgehalten en een nationaal referentievetgehalte. De landbouwers moeten de toestemming krijgen om onder bepaalde voorwaarden hun individuele quota tijdelijk over te dragen. Hoewel het beginsel dat, in geval van verkoop, verhuur of vererving van het bedrijf, het desbetreffende quotum samen met de betrokken grond naar de koper, de huurder of de erfgenaam overgaat, moet worden gehandhaafd, dienen, met het oog op de verdere herstructurering van de zuivelproductie en de verbetering van het milieu, uitzonderingen te worden toegestaan op het beginsel dat de referentiehoeveelheden aan de bedrijven gekoppeld zijn. De lidstaten moeten worden gemachtigd om, volgens de verschillende soorten overdrachten van referentiehoeveelheden en op basis van objectieve criteria, een deel van de overgedragen hoeveelheden aan de nationale reserve toe te voegen.

    61. De overschotheffing moet op een afschrikkend peil worden vastgesteld en dient door de lidstaten verschuldigd te zijn zodra de nationale referentiehoeveelheid wordt overschreden. Vervolgens moet ze door de lidstaat worden omgeslagen over de producenten die tot de overschrijding hebben bijgedragen. Deze producenten moeten worden verplicht de lidstaat hun bijdrage te betalen in de heffing, die ze louter wegens de overschrijding van hun beschikbare hoeveelheid verschuldigd zijn. De lidstaten storten in het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) de heffing die correspondeert met de overschrijding van hun nationale referentiehoeveelheid, verminderd met een forfaitair bedrag van 1 % teneinde rekening te houden met gevallen van faillissement of definitief onvermogen van bepaalde producenten om hun bijdrage in de betaling van de verschuldigde heffing te betalen.

    62. Op grond van artikel 34, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid[37] moeten de ontvangsten die voortvloeien uit de toepassing van de extra heffing in de zuivelsector, worden beschouwd als “bestemmingsontvangsten”, die aan de Gemeenschapsbegroting moeten worden overgemaakt en, in geval van hergebruik, uitsluitend mogen worden gebruikt om uitgaven uit het ELGF of het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) te financieren. Bijgevolg is artikel 22 van Verordening (EG) nr. 1788/2003, waarin is bepaald dat de heffing wordt geacht deel uit te maken van de interventies ter regulering van de landbouwmarkten en moet worden aangewend voor de financiering van uitgaven in de zuivelsector, achterhaald en wordt het niet in deze verordening overgenomen.

    63. Tal van GMO’s voorzien in verschillende soorten steunregelingen.

    64. De GMO voor gedroogde voedergewassen en de GMO voor vlas en hennep voorzien in verwerkingssteun voor deze sectoren als instrument om de interne markt met betrekking tot die sectoren te regelen.

    65. Gezien de bijzondere marktsituatie voor aardappel- en graanzetmeel bevat de GMO voor granen bepalingen op grond waarvan een productierestitutie kan worden verleend als dat nodig blijkt te zijn. De productierestitutie moet van die aard zijn dat de door de zetmeelindustrie gebruikte basisproducten tegen een lagere prijs aan deze industrie ter beschikking kunnen worden gesteld dan de prijs die tot stand komt door de toepassing van de gemeenschappelijke prijzen. De GMO voor suiker biedt de mogelijkheid een productierestitutie te verlenen in gevallen waar het, met het oog op de productie van bepaalde industriële, chemische of farmaceutische producten, nodig is maatregelen te nemen om bepaalde suikerproducten ter beschikking te stellen.

    66. De communautaire financiering, die bestaat uit het percentage rechtstreekse steun dat de lidstaten overeenkomstig artikel 110 decies, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 mogen inhouden, is nodig om erkende organisaties van marktdeelnemers aan te moedigen activiteitenprogramma’s op te stellen met het oog op de verbetering van de kwaliteit van de productie van olijfolie en tafelolijven. In dat verband is in de GMO voor olijfolie en tafelolijven bepaald dat de communautaire steun wordt toegewezen naargelang van de prioriteit die wordt gegeven aan de in het kader van de betrokken programma's ontplooide activiteiten.

    67. Om tot het evenwicht op de zuivelmarkt bij te dragen en de marktprijzen voor melk en zuivelproducten te stabiliseren zijn maatregelen nodig die de afzetmogelijkheden voor zuivelproducten verruimen. Daarom voorziet de GMO voor melk en zuivelproducten in steun voor de afzet van bepaalde zuivelproducten voor specifieke toepassingen en bestemmingen. Daarnaast is in die GMO bepaald dat de Gemeenschap, om het melkverbruik door jongeren te bevorderen, een deel van de uitgaven die voortvloeien uit de toekenning van steun voor de verstrekking van melk aan leerlingen in onderwijsinstellingen, voor haar rekening moet nemen.

    68. Bij Verordening (EEG) nr. 2075/92 is met het oog op de uitvoering van verschillende maatregelen in de tabakssector een Communautair Fonds voor tabak ingesteld, dat wordt gefinancierd uit een inhouding op de steun. 2007 zal het laatste jaar zijn waarin inhoudingen op de steun als bedoeld in hoofdstuk 10 quater van titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 ter beschikking van het Communautaire Fonds voor tabak zullen worden gesteld. Hoewel de financiering uit het fonds zal afgelopen zijn voordat deze verordening in werking treedt, moeten de bepalingen van artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 2075/92 worden behouden om als rechtsgrond te dienen voor de meerjarenprogramma’s die uit het Communautaire Fonds voor tabak kunnen worden gefinancierd.

    69. In de bijenteelt, een sector die tot de landbouw behoort, lopen de productieomstandigheden en de opbrengsten sterk uiteen en zijn diverse en verspreid wonende marktdeelnemers actief, zowel bij de productie als bij de afzet. Voorts is het nodig dat de Gemeenschap, gezien de verspreiding van de varroamijtziekte in tal van lidstaten in de afgelopen jaren en de problemen die deze ziekte met zich brengt voor de honingproductie, haar acties voortzet, aangezien de varroamijtziekte niet volledig kan worden uitgeroeid en de behandeling ervan met goedgekeurde producten moet gebeuren. Gelet op deze omstandigheden moeten, om de algemene productie- en afzetvoorwaarden voor de producten van de bijenteelt in de Gemeenschap te verbeteren, om de drie jaar nationale programma’s worden opgesteld die maatregelen omvatten inzake technische bijstand, de bestrijding van de varromijtziekte, de rationalisatie van de transhumance, het beheer van het herstel van het communautaire bijenbestand en de samenwerking in het kader van onderzoeksprogramma's inzake de bijenteelt en de producten van de bijenteelt. Deze nationale programma’s dienen gedeeltelijk door de Gemeenschap te worden gefinancierd.

    70. Bij Verordening (EG) nr. 1544/2006 zijn alle nationale steunregelingen voor zijderupsen vervangen door een communautaire steunregeling voor de zijderupsteelt, in het kader waarvan steun wordt verleend in de vorm van een forfaitair bedrag per gebruikte doos zijderupseneieren.

    71. Aangezien de beleidsoverwegingen die tot de invoering van de bovengenoemde regelingen hebben geleid, nog steeds van toepassing zijn, dienen al deze steunregelingen in deze verordening te worden opgenomen.

    72. De toepassing van normen voor het in de handel brengen van landbouwproducten kan bijdragen tot de verbetering van de economische omstandigheden waarin dergelijke producten worden geproduceerd en vermarkt, en tot de kwaliteit van die producten. Dat dergelijke normen worden toegepast is dan ook in het belang van producenten, handelaren en consumenten. Bijgevolg zijn in de GMO’s voor bananen, olijven, levende planten, eieren en pluimvee handelsnormen vastgesteld, die met name betrekking hebben op de kwaliteit, de indeling, het gewicht, de omvang, de onmiddellijke verpakking, de eindverpakking, de opslag, het vervoer, de presentatie en de etikettering. Het is dienstig deze aanpak in het kader van deze verordening te behouden.

    73. In het kader van de GMO voor olijfolie en tafelolijven en de GMO voor bananen was het tot dusver de Commissie die de bepalingen inzake handelsnormen vaststelde. Gezien de gedetailleerde, technische aard van deze normen en de noodzaak om voortdurend de efficiëntie ervan te verbeteren en ze aan de evoluerende handelspraktijken aan te passen, lijkt het dienstig deze aanpak uit te breiden tot de andere betrokken sectoren, en daarbij de criteria aan te geven waarmee de Commissie bij de vaststelling van de betrokken bepalingen rekening moet houden. Daarnaast kan het nodig zijn bijzondere maatregelen, met name de meest geavanceerde analysemethoden en andere maatregelen ter bepaling van de in elke betrokken norm vastgestelde kenmerken, vast te stellen om misbruiken inzake de kwaliteit en de echtheid van de aan de consumenten aangeboden producten, alsmede de grote marktverstoringen die eruit kunnen voortvloeien, te voorkomen.

    74. Er zijn diverse rechtsinstrumenten gecreëerd om het in de handel brengen en de benaming van melk, zuivelproducten en andere vetten te regelen. De bedoeling daarvan is om, ten behoeve van zowel producenten als consumenten, enerzijds de positie van melk en zuivelproducten op de markt te verbeteren en anderzijds voor eerlijke concurrentie te zorgen tussen van melk afkomstige en andere dan van melk afkomstige smeerbare vetproducten. Verordening (EEG) nr. 1898/87 van de Raad van 2 juli 1987 betreffende de bescherming van de benaming van melk en zuivelproducten bij het in de handel brengen[38] heeft tot doel de consument te beschermen en op het gebied van benaming, etikettering en reclame concurrentievoorwaarden tussen zuivelproducten en concurrerende producten te scheppen die vervalsing voorkomen. Verordening (EG) nr. 2597/97 van de Raad van 18 december 1997 houdende aanvullende voorschriften voor de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten met betrekking tot consumptiemelk[39] omvat voorschriften die moeten garanderen dat de consumptiemelk van goede kwaliteit is en dat de producten aan de behoeften en wensen van de consument voldoen, en stabiliseert aldus de betrokken markt, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de consument consumptiemelk van hoge kwaliteit krijgt aangeboden. Bij Verordening (EG) nr. 2991/94 van de Raad van 5 december 1994 tot vaststelling van normen voor smeerbare vetproducten[40] zijn de handelsnormen vastgesteld voor zuivelproducten en andere dan zuivelproducten, met een duidelijke en aparte indeling en regels voor de benaming van de producten. Overeenkomstig de doelstellingen van de onderhavige verordening moeten deze voorschriften ongewijzigd worden gehandhaafd.

    75. Zoals dit tot dusver het geval was in het kader van de GMO voor hop, moet in de hele Gemeenschap een kwaliteitsbeleid worden gevoerd door bepalingen inzake de certificering toe te passen, vergezeld van regels op grond waarvan het in principe verboden is producten waarvoor geen certificaat is afgegeven of die, wanneer het om ingevoerde producten gaat, niet aan equivalente kwaliteitskenmerken voldoen, in de handel te brengen.

    76. De benamingen en definities van olijfoliën zijn een wezenlijk onderdeel van de marktstructurering doordat zij kwaliteitsnormen stellen en de consument adequate informatie over het product verschaffen.

    77. Een van de bovengenoemde steunregelingen die bijdragen tot het in evenwicht brengen van de markt voor melk en zuivelproducten en tot de stabilisering van de marktprijzen in die sector, is tot dusver vastgesteld in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 en voorziet in steun voor de verwerking van ondermelk tot caseïne of caseïnaten. Bij Verordening (EEG) nr. 2204/90 van de Raad van 24 juli 1990 tot vaststelling van aanvullende algemene voorschriften van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten ten aanzien van kaas[41] zijn met het oog op de stabilisering van de markt voorschriften inzake het gebruik van caseïne en caseïnaten in de bereiding van kaas vastgesteld om de nadelige gevolgen tegen te gaan die, gezien de grote gevoeligheid van kaas voor substituties met caseïne en caseïnaten, uit die steunregeling kunnen voortvloeien. Deze voorschriften moeten in de onderhavige verordening worden geïntegreerd.

    78. De verwerking van bepaalde agrarische grondstoffen tot ethylalcohol hangt nauw samen met de economie van die grondstoffen. Deze verwerking kan in grote mate bijdragen tot een verhoging van de waarde van deze grondstoffen en kan van groot economisch en sociaal belang zijn voor de economie van bepaalde regio's van de Gemeenschap, dan wel een grote inkomstenbron vormen voor de producenten van deze grondstoffen. Voorts maakt deze verwerking de afzet mogelijk van producten waarvan de kwaliteit ontoereikend is, en van kortetermijnoverschotten die tijdelijk problemen in bepaalde sectoren kunnen opleveren.

    79. In de sectoren hop, olijven, tabak en zijderupsen worden voor de toepassing van bepaalde beleidsinstrumenten de inspanningen op verschillende soorten organisaties geconcentreerd, met name om via gezamenlijke actie de markten voor de betrokken producten te stabiliseren en de kwaliteit van die producten te verbeteren en te garanderen. Bij de tot dusver geldende bepalingen voor dat stelsel van organisaties wordt uitgegaan van organisaties die volgens door de Commissie vast te stellen bepalingen zijn erkend door de lidstaten, of onder bepaalde omstandigheden, door de Commissie zelf. Dat stelsel moet worden gehandhaafd en de tot dusver vastgestelde bepalingen moeten worden geharmoniseerd.

    80. Om bepaalde activiteiten van brancheorganisaties die van groot belang zijn in het licht van de huidige regels betreffende de GMO voor tabak, te ondersteunen moet worden bepaald dat de regels die een brancheorganisatie voor haar leden vaststelt, onder bepaalde voorwaarden kunnen worden uitgebreid tot alle niet bij die brancheorganisatie aangesloten producenten en groepen van één of meer regio’s. Dit zou ook moeten gelden voor andere activiteiten van erkende brancheorganisaties welke van algemeen economisch of technisch belang voor de tabakssector zijn, en daardoor ten goede komen aan allen die in de betrokken bedrijfstakken werkzaam zijn. Er moet nauw worden samengewerkt tussen de lidstaten en de Commissie. De Commissie dient over permanente controlebevoegdheden te beschikken, met name om toezicht te houden op de door die organisaties gesloten overeenkomsten en hun onderling afgestemde gedragingen.

    81. Als gevolg van de eenmaking van de communautaire markt is aan de buitengrenzen van de Gemeenschap een regeling van het handelsverkeer nodig. Die regeling moet invoerrechten en uitvoerrestituties omvatten en zou in beginsel de communautaire markt moeten stabiliseren. Zij moet gebaseerd zijn op de verbintenissen die zijn aangegaan tijdens de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde.

    82. Het toezicht op de omvang van de handel in landbouwproducten met derde landen is, wat zowel invoer als uitvoer betreft, tot dusver in de GMO's voor de sectoren granen, rijst, suiker, zaaizaad, olijven, vlas en hennep, rundvlees, melk en zuivelproducten, varkensvlees, schapen- en geitenvlees, eieren, pluimvee, levende planten en ethylalcohol geregeld via verplichte certificatenstelsels of via regelingen in het kader waarvan de Commissie certificaatverplichtingen kan opleggen.

    83. Het toezicht op de handelsstromen is bij uitstek een beheerskwestie die op flexibele wijze moet worden aangepakt. In deze context en in het licht van de ervaring die is opgedaan bij de GMO’s in het kader waarvan de certificaten reeds door de Commissie worden beheerd, lijkt het dienstig deze aanpak uit te breiden tot alle sectoren waar invoer- en uitvoercertificaten worden gebruikt. Bij het nemen van het besluit om certificaatverplichtingen op te leggen moet de Commissie nagaan of invoercertificaten noodzakelijk zijn voor het beheer van de betrokken markten en, met name, voor het toezicht op de invoer van de betrokken producten.

    84. De meeste douanerechten die in het kader van overeenkomsten van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) voor landbouwproducten gelden, zijn in het gemeenschappelijk douanetarief vastgesteld. Wegens de invoering van aanvullende regelingen voor sommige producten van de sectoren granen en rijst is het evenwel noodzakelijk de mogelijkheid te bieden om afwijkingen voor die producten vast te stellen.

    85. Om de nadelen voor de communautaire markt die het gevolg kunnen zijn van de invoer van bepaalde landbouwproducten, te voorkomen of te beperken, moet in bepaalde situaties bij invoer van die producten een aanvullend recht worden geheven.

    86. Onder bepaalde voorwaarden dient aan de Commissie de bevoegdheid te worden verleend tot het openen en beheren van tariefcontingenten die voortvloeien uit volgens het Verdrag gesloten internationale overeenkomsten of uit andere besluiten van de Raad.

    87. Verordening (EEG) nr. 2729/75 van de Raad van 29 oktober 1975 inzake de heffingen bij invoer op mengsels van granen, rijst en breukrijst[42] heeft tot doel de goede werking van het stelsel van douanerechten te garanderen bij invoer van mengsels van granen, rijst en breukrijst. Die bepalingen moeten in deze verordening worden opgenomen.

    88. De Gemeenschap heeft verscheidene regelingen voor preferentiële markttoegang getroffen met derde landen, die het die landen mogelijk maken onder gunstige voorwaarden rietsuiker uit te voeren naar de Gemeenschap. In verband daarmee is het noodzakelijk de behoefte van de raffinaderijen aan suiker voor raffinage te ramen en de betrokken invoercertificaten onder bepaalde voorwaarden te reserveren voor gespecialiseerde gebruikers van aanzienlijke hoeveelheden ingevoerde ruwe rietsuiker, die worden geacht voltijdraffinaderijen in de Gemeenschap te zijn.

    89. Om te voorkomen dat illegale hennepteelt de GMO voor vezelhennep verstoort, dient te worden voorzien in een controle op de invoer van hennep en hennepzaad, die moet garanderen dat de betrokken producten bepaalde garanties bieden ten aanzien van het gehalte aan tetrahydrocannabinol. Bovendien moet worden bepaald dat ander dan voor inzaai bestemd hennepzaad slechts mag worden ingevoerd in het kader van een controleregeling die een systeem voor de erkenning van de betrokken importeurs omvat.

    90. In de hele Gemeenschap wordt voor de producten van de hopsector een kwaliteitsbeleid gevolgd. Ten aanzien van ingevoerde producten moeten bepalingen worden vastgesteld om te garanderen dat alleen producten die aan equivalente minimumkwaliteitskenmerken voldoen, worden ingevoerd.

    91. Het stelsel van douanerechten maakt het mogelijk af te zien van iedere andere beschermende maatregel aan de buitengrenzen van de Gemeenschap. Onder uitzonderlijke omstandigheden kunnen de voor de interne markt en de douanerechten geldende regelingen echter tekortschieten. Om de communautaire markt in dergelijke gevallen niet zonder bescherming te laten tegen verstoringen die daaruit kunnen voortvloeien, moet de Gemeenschap in staat worden gesteld onverwijld alle vereiste maatregelen te nemen. Die maatregelen moeten stroken met de internationale verbintenissen van de Gemeenschap.

    92. Om de goede werking van de GMO’s te verzekeren en met name verstoring van de markten te voorkomen, bieden de GMO’s voor een aantal producten traditioneel de mogelijkheid de toepassing van de regeling actief of passief veredelingsverkeer te verbieden. Deze mogelijkheid moet worden gehandhaafd. Bovendien wijst de ervaring uit dat het meestal nodig is dit instrument voor marktbeheer zonder dralen in te zetten, wil het zijn nut kunnen bewijzen. Daarom heeft de Commissie in sommige sectoren de nodige bevoegdheden daartoe gekregen. Het is dienstig deze aanpak uit te breiden tot de andere betrokken sectoren.

    93. De deelname van de Gemeenschap aan de internationale handel in bepaalde onder deze verordening vallende producten moet worden veiliggesteld door middel van bepalingen inzake de toekenning van restituties bij uitvoer naar derde landen, die op het verschil tussen de prijzen in de Gemeenschap en op de wereldmarkt zijn gebaseerd en binnen de grenzen blijven van de verbintenissen die de Gemeenschap in het kader van de WTO is aangegaan. De gesubsidieerde uitvoer moet, wat waarde en hoeveelheid betreft, worden beperkt.

    94. De inachtneming van de waardebeperkingen moet bij de vaststelling van de uitvoerrestituties worden gegarandeerd door het toezicht op de betalingen in het kader van de ELGF-regelgeving. Het toezicht kan door verplichte vaststelling vooraf van de uitvoerrestituties worden vergemakkelijkt, waarbij in het geval van gedifferentieerde restituties de mogelijkheid moet worden geboden om binnen een geografisch gebied waarvoor één enkel uitvoerrestitutiebedrag geldt, de vermelde bestemming door een andere te vervangen. Bij wijziging van de bestemming dient de voor de werkelijke bestemming geldende uitvoerrestitutie te worden betaald, met als maximum het bedrag dat geldt voor de vooraf vastgestelde bestemming.

    95. De inachtneming van de kwantitatieve beperkingen moet worden gegarandeerd door middel van een betrouwbaar en doeltreffend toezichtsysteem. Daartoe moet de toekenning van uitvoerrestituties afhankelijk worden gesteld van de overlegging van een uitvoercertificaat. De uitvoerrestituties moeten worden toegekend binnen de grenzen van de beschikbare hoeveelheden, uitgaande van de specifieke situatie van elk betrokken product. Daarop kunnen alleen uitzonderingen worden gemaakt voor niet in bijlage I bij het Verdrag genoemde verwerkte producten, waarvoor geen volumebeperkingen gelden. Van een strikte toepassing van deze beheersregels moet kunnen worden afgeweken in het geval van uitvoer met uitvoerrestituties waarbij het niet waarschijnlijk is dat de vastgestelde hoeveelheid zal worden overschreden.

    96. Wat de uitvoer van levende runderen betreft, moet worden bepaald dat uitvoerrestituties slechts worden toegekend en betaald als de in de communautaire regelgeving vastgestelde bepalingen inzake dierenwelzijn, en met name die betreffende de bescherming van dieren tijdens het vervoer, in acht worden genomen.

    97. In sommige gevallen komen landbouwproducten in aanmerking voor een speciale behandeling bij invoer in een derde land als zij voldoen aan bepaalde specificaties en/of prijsvoorwaarden. Met het oog op een correcte toepassing van die regeling moeten de autoriteiten van het invoerende land en die van de Gemeenschap op administratief vlak met elkaar samenwerken. Daartoe moeten de producten vergezeld gaan van een in de Gemeenschap afgegeven certificaat.

    98. De uitvoer van bloembollen naar derde landen is voor de Gemeenschap van groot economisch belang. De instandhouding en de ontwikkeling van deze uitvoer kan worden gegarandeerd door de binnen dit handelsverkeer geldende prijzen te stabiliseren. Derhalve dienen voor de uitvoer van de betrokken producten minimumprijzen voor uitvoer te worden vastgesteld.

    99. Overeenkomstig artikel 36 van het Verdrag is het hoofdstuk van het Verdrag over mededingingsregels slechts in zoverre op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten van toepassing als door de Raad wordt bepaald binnen het raam van de bepalingen en overeenkomstig de procedure van artikel 37, leden 2 en 3, van het Verdrag. In de verschillende GMO’s zijn de bepalingen inzake staatssteun grotendeels van toepassing verklaard. De toepassing van met name de Verdragsregels voor ondernemingen is verder omschreven in Verordening (EG) nr. 1184/2006 van de Raad van 24 juli 2006 inzake de toepassing van bepaalde regels betreffende de mededinging op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten[43]. Overeenkomstig het doel om één omvattend stel marktbeleidsregels tot stand te brengen is het dienstig de betrokken bepalingen in deze verordening te integreren.

    100. De mededingingsregels betreffende de in artikel 81 van het Verdrag bedoelde overeenkomsten, besluiten en gedragingen en betreffende misbruik van machtsposities mogen slechts in zoverre op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten worden toegepast als de toepassing ervan geen belemmering vormt voor de werking van de nationale ordeningen van de landbouwmarkten en evenmin het bereiken van de doeleinden van het GLB in gevaar brengt.

    101. Bijzondere aandacht moet gaan naar landbouworganisaties die met name tot doel hebben gezamenlijk landbouwproducten te vervaardigen of af te zetten dan wel gezamenlijke voorzieningen te gebruiken, tenzij dat gezamenlijk optreden mededinging uitsluit of het bereiken van de doeleinden van artikel 33 van het Verdrag in gevaar brengt.

    102. Om te voorkomen dat de ontwikkeling van het GLB in gevaar wordt gebracht en om de betrokken ondernemingen rechtszekerheid en niet-discriminerende behandeling te waarborgen, dient de Commissie als enige bevoegd te zijn, onverminderd het toezicht door het Hof van Justitie, om te bepalen of de in artikel 81 van het Verdrag bedoelde overeenkomsten, besluiten en gedragingen verenigbaar zijn met de doelstellingen van het GLB.

    103. Toekenning van nationale steun zou het behoorlijk functioneren van de op gemeenschappelijke prijzen gebaseerde eengemaakte markt in gevaar brengen. Daarom moeten de Verdragsbepalingen betreffende staatssteun in de regel worden toegepast op de producten die onder deze verordening vallen. In sommige situaties moeten evenwel uitzonderingen worden toegestaan. Als dergelijke uitzonderingen gelden, moet de Commissie in staat zijn een lijst van bestaande, nieuwe of voorgestelde nationale steunmaatregelen op te stellen om aan de lidstaten passende opmerkingen te kunnen maken en geschikte maatregelen te kunnen voorstellen.

    104. Sinds hun toetreding mogen Finland en Zweden, wegens de specifieke economische situatie van de productie en de afzet van rendieren en rendierproducten, op dat gebied steun verlenen. Voorts mag Finland, als het daarvoor de toestemming van de Commissie krijgt, steun verlenen voor bepaalde hoeveelheden zaaizaad en bepaalde hoeveelheden zaaigraan die, in verband met de specifieke klimaatgesteldheid, alleen in die lidstaat worden geproduceerd. Deze uitzonderingen moeten worden gehandhaafd.

    105. In lidstaten die hun suikerquota beduidend verlagen, zullen de suikerbietentelers geconfronteerd worden met bijzonder ernstige aanpassingsproblemen. In die gevallen zal de communautaire overgangssteun voor de suikerbietentelers [, die is vastgesteld in hoofdstuk 10 septies van titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003,] niet volstaan om de moeilijkheden van de suikerbietentelers volledig op te vangen. Bijgevolg moeten de lidstaten die hun quota met meer dan 50 % hebben verlaagd, toestemming krijgen om tijdens de periode waarin de communautaire overgangssteun wordt verleend, staatssteun aan de suikerbietentelers toe te kennen. Om te voorkomen dat de door de lidstaten verleende staatssteun de behoefte van hun suikerbietentelers overschrijdt, moet het totaalbedrag van de betrokken staatssteun door de Commissie worden goedgekeurd, behalve voor Italië, waar kan worden geraamd dat met betrekking tot de meest productieve suikerbieten ten hoogste 11 euro per ton geteelde suikerbiet nodig is voor de aanpassing aan de marktomstandigheden na de hervorming. Daarenboven moeten er, wegens de specifieke problemen die zich naar verwachting in Italië zullen voordoen, regelingen worden getroffen om suikerbietentelers in staat te stellen direct of indirect in aanmerking te komen voor de toegekende staatssteun.

    106. In Finland is de suikerbietenteelt onderhevig aan bijzondere geografische en klimatologische omstandigheden die, naast de algemene gevolgen van de hervorming van de suikersector, een negatieve invloed hebben op de teelt. Daarom moet worden bepaald dat de lidstaat permanent gemachtigd wordt om zijn suikerbietentelers een passend bedrag aan staatssteun toe te kennen.

    107. Gezien de bijzondere situatie in Duitsland, waar momenteel aan een groot aantal kleine alcoholproducenten nationale steun wordt toegekend onder de specifieke voorwaarden van het Duitse alcoholmonopolie, is het noodzakelijk toe te staan dat die steun nog gedurende een beperkte periode wordt toegekend. Er moet ook worden bepaald dat aan het einde van die periode een verslag over de toepassing van die afwijking moet worden ingediend, vergezeld van passende voorstellen.

    108. Als een lidstaat op zijn grondgebied maatregelen ter bevordering van de consumptie van melk en zuivelproducten in de Gemeenschap wenst te steunen, moet hij de mogelijkheid krijgen deze maatregelen te financieren door aan de melkproducenten een heffing voor verkoopbevordering op te leggen.

    109. Om rekening te kunnen houden met mogelijke ontwikkelingen in de productie van gedroogde voedergewassen moet de Commissie vóór 30 september 2008, op basis van een evaluatie van de GMO voor gedroogde voedergewassen, een verslag over die sector aan de Raad voorleggen. Indien nodig moet het verslag vergezeld gaan van passende voorstellen. Voorts moet de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad periodiek verslag uitbrengen over de steunregeling voor de bijenteeltsector.

    110. Er zijn adequate gegevens nodig over de huidige situatie van de hopmarkt in de Gemeenschap en de vooruitzichten voor de ontwikkeling daarvan. Daarom moet worden bepaald dat alle contracten voor de levering van hop in de Gemeenschap moeten worden geregistreerd.

    111. Het is dienstig ervoor te zorgen dat onder bepaalde voorwaarden en voor bepaalde producten maatregelen kunnen worden genomen in gevallen waar zich, als gevolg van grote wijzigingen in de prijzen op de interne markt of bij de noteringen of prijzen op de wereldmarkt, verstoringen voordoen of dreigen voor te doen.

    112. Er moet een kader van specifieke maatregelen voor ethylalcohol uit landbouwproducten worden opgezet dat het mogelijk maakt economische gegevens te verzamelen en statistische informatie te analyseren met het oog op het toezicht op de markt. Voor zover de markt voor ethylalcohol uit landbouwproducten gekoppeld is aan de markt voor ethylalcohol in het algemeen, moeten ook gegevens ter beschikking worden gesteld over de markt voor andere ethylalcohol dan die uit landbouwproducten.

    113. De uitgaven die de lidstaten verrichten in het kader van de verplichtingen die de toepassing van deze verordening met zich brengt, moeten door de Gemeenschap worden gefinancierd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1290/2005.

    114. De Commissie moet worden gemachtigd om in spoedeisende situaties de maatregelen vast te stellen die nodig zijn voor de oplossing van specifieke praktische problemen.

    115. Omdat de gemeenschappelijke markten voor landbouwproducten voortdurend in beweging zijn, moeten de lidstaten en de Commissie elkaar op de hoogte houden van de relevante ontwikkelingen.

    116. Om te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van voordelen waarin deze verordening voorziet, mogen deze voordelen niet worden toegekend of moeten zij, in voorkomend geval, worden ingetrokken wanneer wordt geconstateerd dat de voorwaarden voor het verkrijgen van die voordelen kunstmatig in het leven zijn geroepen en derhalve niet stroken met de doelstellingen van deze verordening.

    117. Om te garanderen dat de bij deze verordening vastgestelde verplichtingen worden nagekomen is het noodzakelijk dat er controles worden verricht en dat bij niet-inachtneming sancties worden opgelegd. Bijgevolg dient de Commissie de bevoegdheid te krijgen om de overeenkomstige voorschriften vast te stellen, met inbegrip van die betreffende de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen en betreffende de rapporteringsverplichtingen van de lidstaten.

    118. De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten in de regel worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[44]. Voor sommige bevoegdheden in het kader van deze verordening die betrekking hebben op echte bevoegdheden van de Commissie, snel optreden vergen of van louter administratieve aard zijn, dient de Commissie evenwel de bevoegdheid te krijgen alleen te handelen.

    119. Op grond van deze verordening krijgt de Commissie bevoegdheden die in het verleden aan de Raad waren verleend en in het kader waarvan hij besluiten kon vaststellen volgens de stemprocedure van artikel 37 van het Verdrag. Die besluiten van de Raad moeten van kracht blijven totdat de Commissie de desbetreffende bepalingen vaststelt op basis van de bevoegdheden die haar krachtens deze verordening worden verleend. Om te voorkomen dat in dergelijke gevallen parallelle bepalingen zouden bestaan, die enerzijds door de Raad en anderzijds door de Commissie zouden zijn vastgesteld, moet de Commissie worden gemachtigd dergelijke besluiten van de Raad in te trekken.

    120. Doordat diverse elementen van de GMO’s voor wijn en verse en verwerkte groenten en fruit in deze verordening zijn geïntegreerd, moeten bepaalde wijzigingen in die GMO's worden aangebracht.

    121. In deze verordening worden bepalingen opgenomen inzake de toepasselijkheid van de mededingingsregels van het Verdrag. Tot dusver waren die bepalingen vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1184/2006. Die verordening moet worden gewijzigd in die zin dat moet worden gespecifieerd dat de bepalingen ervan van toepassing zijn op de producten van bijlage I bij het Verdrag die niet onder de onderhavige verordening vallen.

    122. In deze verordening worden elementen opgenomen die vervat zijn in de verordeningen welke in de tweede en de derde overweging zijn vermeld, met uitzondering van die welke vervat zijn in de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1493/1999. Daarnaast worden in deze verordening ook elementen uit de volgende verordeningen opgenomen:

    123. Verordening (EEG) nr. 2729/75;

    124. Verordening (EEG) nr. 707/76 van de Raad van 25 maart 1976 houdende erkenning van producentenverenigingen van zijderupsentelers[45];

    125. Verordening (EEG) nr. 1055/77 van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de opslag en het verkeer van door interventiebureaus aangekochte producten[46];

    126. Verordening (EEG) nr. 2931/79 van de Raad van 20 december 1979 inzake het verlenen van bijstand bij uitvoer van landbouwproducten die in aanmerking komen voor een speciale behandeling bij invoer in een derde land[47];

    127. Verordening (EEG) nr. 1898/87;

    128. Verordening (EEG) nr. 3730/87;

    129. Verordening (EEG) nr. 386/90 van de Raad van 12 februari 1990 inzake de controle bij de uitvoer van landbouwproducten die in aanmerking komen voor restituties of andere bedragen[48];

    130. Verordening (EEG) nr. 1186/90 van de Raad van 7 mei 1990 tot uitbreiding van de werkingssfeer van het communautaire indelingsschema voor geslachte volwassen runderen[49];

    131. Verordening (EEG) nr. 2204/90;

    132. Verordening (EEG) nr. 2077/92 van de Raad van 30 juni 1992 inzake brancheorganisaties en overeenkomsten in de sector tabak[50];

    133. Verordening (EG) nr. 2991/94;

    134. Verordening (EG) nr. 2597/97;

    135. Verordening (EG) nr. 2250/1999 van de Raad van 22 oktober 1999 inzake het tariefcontingent voor boter uit Nieuw-Zeeland[51];

    136. Verordening (EG) nr. 1788/2003;

    137. Verordening (EG) nr. 1183/2006 van de Raad van 24 juli 2006 tot vaststelling van het communautaire indelingsschema voor geslachte volwassen runderen[52].

    138. De genoemde verordeningen dienen derhalve te worden ingetrokken. Toch moet ervoor worden gezorgd dat pas van de bestaande GMO’s naar deze verordening wordt overgeschakeld op het ogenblik dat voor de betrokken producten het verkoopseizoen begint. Daarom moeten de desbetreffende verordeningen van toepassing blijven tot het einde van het overeenkomstige verkoopseizoen 2007/2008. Als er geen verkoopseizoen is vastgesteld, moet deze verordening van toepassing worden op 1 januari 2008 en bijgevolg moeten de desbetreffende verordeningen met de bestaande GMO’s tot die datum van toepassing blijven. Wat de Verordeningen (EEG) nr. 386/90, (EEG) nr. 1186/90 en (EG) nr. 1183/2006 betreft, wordt de bevoegdheid voor de goedkeuring met betrekking tot de in die verordeningen behandelde aangelegenheden op grond van de onderhavige verordening aan de Commissie overgedragen. De Commissie moet wat meer tijd worden gelaten om de desbetreffende bepalingen vast te stellen. Bijgevolg moeten deze verordeningen tot en met 31 december 2008 van toepassing blijven.

    139. De volgende besluiten van de Raad zijn overbodig geworden en moeten worden ingetrokken:

    140. Verordening (EEG) nr. 2517/69 van de Raad van 9 december 1969 tot vaststelling van bepaalde maatregelen ter sanering van de fruitproductie in de Gemeenschap [53] ;

    141. Verordening (EEG) nr. 2728/75 van de Raad van 29 oktober 1975 inzake steun voor de productie van en de handel in aardappelen voor de zetmeelproductie en aardappelzetmeel[54];

    142. Verordening (EEG) nr. 1358/80 van de Raad van 5 juni 1980 tot vaststelling van de oriëntatieprijs en de interventieprijs voor volwassen runderen voor het verkoopseizoen 1980/1981 en betreffende de invoering van een communautair indelingsschema voor geslachte volwassen runderen[55];

    143. Verordening (EEG) nr. 4088/87 van de Raad van 21 december 1987 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toepassing van preferentiële douanerechten bij invoer van bepaalde producten van de bloementeelt van oorsprong uit Cyprus, Israël en Jordanië[56];

    144. Besluit 74/583/EEG van de Raad van 20 november 1974 betreffende het toezicht op de suikerbewegingen [57] .

    145. Bij de overgang van de huidige regelingen die zijn vastgesteld in de bepalingen en verordeningen die nu door deze verordening worden vervangen, naar de regelingen van deze verordening kunnen zich moeilijkheden voordoen die in deze verordening niet worden behandeld. Om dergelijke moeilijkheden te kunnen aanpakken moet de Commissie overgangsmaatregelen kunnen vaststellen.

    146. In de regel moet deze verordening van toepassing worden op 1 januari 2008. Om evenwel te voorkomen dat de nieuwe bepalingen een storende uitwerking hebben op de verkoopseizoenen die op dat ogenblik aan de gang zullen zijn, moet voor bepaalde producten een uitzondering worden gemaakt voor wat betreft de datum van toepassing van deze verordening,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    DEEL I INLEIDENDE BEPALINGEN

    Artikel 1 Toepassingsgebied

    1. Bij deze verordening wordt een gemeenschappelijke marktordening ingesteld voor de producten van de volgende sectoren, zoals verder omschreven in bijlage I:

    a) granen, deel I van bijlage I (hierna “de sector granen” genoemd);

    b) rijst, deel II van bijlage I (hierna “de rijstsector” genoemd);

    c) suiker, deel III van bijlage I (hierna “de suikersector” genoemd);

    d) gedroogde voedergewassen, deel IV van bijlage I (hierna “de sector gedroogde voedergewassen” genoemd);

    e) zaaizaad, deel V van bijlage I (hierna “de sector zaaizaad” genoemd);

    f) hop, deel VI van bijlage I (hierna “de hopsector” genoemd);

    g) olijfolie en tafelolijven, deel VII van bijlage I (hierna “de sector olijven” genoemd);

    h) vlas en hennep, deel VIII van bijlage I (hierna “de sector vlas en hennep” genoemd);

    i) groenten en fruit, deel IX van bijlage I (hierna “de sector groenten en fruit” genoemd);

    j) verwerkte groenten en fruit, deel X van bijlage I (hierna “de sector verwerkte groenten en fruit” genoemd);

    k) bananen, deel XI van bijlage I (hierna “de sector bananen” genoemd);

    l) wijn, deel XII van bijlage I (hierna “de wijnsector” genoemd); ;

    m) levende planten, deel XIII van bijlage I (hierna “de sector levende planten” genoemd);

    n) ruwe tabak, deel XIV van bijlage I (hierna “de sector ruwe tabak” genoemd);

    o) rundvlees, deel XV van bijlage I (hierna “de sector rundvlees” genoemd);

    p) melk en zuivelproducten, deel XVI van bijlage I (hierna “de sector melk en zuivelproducten” genoemd);

    q) varkensvlees, deel XVII van bijlage I (hierna “de sector varkensvlees” genoemd);

    r) schapen- en geitenvlees, deel XVIII van bijlage I (hierna “de sector schapen- en geitenvlees” genoemd);

    s) eieren, deel XIX van bijlage I (hierna “de sector eieren” genoemd);

    t) vlees van pluimvee, deel XX van bijlage I (hierna “de sector pluimvee” genoemd);

    u) overige producten, deel XXI van bijlage I.

    2. Met betrekkking tot de sectoren groenten en fruit, verwerkte groenten en fruit en wijn zijn alleen de volgende bepalingen van deze verordening van toepassing:

    a) de artikelen 3 en 4;

    b) deel IV;

    c) artikel 183;

    d) artikel 184;

    e) artikel 185;

    f) artikel 188 en de eerste alinea van artikel 189;

    g) punt a) van artikel 195.

    3. Bij deze verordening worden specifieke maatregelen vastgesteld voor de onderstaande sectoren, die in bijlage II zijn vermeld en daar in voorkomend geval verder zijn omschreven:

    a) ethylalcohol van landbouwproducten, deel I van bijlage II (hierna “de sector ethylalcohol” genoemd);

    b) producten van de bijenteelt, deel II van bijlage II (hierna “de bijenteeltsector” genoemd);

    c) zijderupsen, deel III van bijlage II (hierna “de sector zijderupsen” genoemd).

    Artikel 2 Definities

    1. Met het oog op de toepassing van deze verordening zijn de definities die in bijlage III voor bepaalde sectoren zijn vastgesteld, van toepassing.

    2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    a) “landbouwer”: een landbouwer als omschreven in artikel 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1782/2003;

    b) “betaalorgaan”: de instantie of instanties die door een lidstaat zijn erkend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1290/2005.

    Artikel 3 Verkoopseizoenen

    1. De volgende marktseizoenen worden vastgesteld:

    a) 1 januari tot en met 31 december van een bepaald jaar voor de sector bananen;

    b) 1 april tot en met 31 maart van het daaropvolgende jaar voor:

    i) de sector gedroogde voedergewassen,

    ii) de sector zijderupsen;

    c) 1 juli tot en met 30 juni van het daaropvolgende jaar voor:

    i) de sector granen,

    ii) de sector zaaizaad,

    iii) de sector olijven,

    iv) de sector vlas en hennep,

    v) de sector melk en zuivelproducten;

    d) 1 augustus tot en met 31 juli van het daaropvolgende jaar voor de wijnsector;

    e) 1 september tot en met 31 augustus van het daaropvolgende jaar voor de rijstsector;

    f) 1 oktober tot en met 30 september van het daaropvolgende jaar voor de suikersector.

    2. Voor de producten van de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit worden de verkoopseizoenen indien nodig door de Commissie vastgesteld.

    Artikel 4 Uitvoeringsbepalingen

    De Commissie kan de uitvoeringsbepalingen voor de artikelen 2 en 3 vaststellen, met name die welke betrekking hebben op de vaststelling van de omrekeningspercentages voor rijst in de verschillende bewerkingsstadia, de bewerkingskosten en de waarde van de bijproducten.

    De Commissie kan wijzigingen aanbrengen in de in deel I van bijlage III vastgestelde definities betreffende rijst en in de in punt 12 van deel II van bijlage III vastgestelde definitie van “ACS/Indiase suiker”.

    DEEL II INTERNE MARKT

    TITEL I MARKTINTERVENTIE

    HOOFDSTUK I OPENBARE INTERVENTIE EN PARTICULIERE OPSLAG

    SECTIE I ALGEMENE BEPALINGEN

    Artikel 5 Toepassingsgebied

    1. Dit hoofdstuk bevat de voorschriften voor openbare interventieaankoop en de toekenning van steun voor particuliere opslag voor de volgende sectoren:

    a) granen;

    b) rijst;

    c) suiker;

    d) olijven;

    e) rundvlees;

    f) melk en zuivelproducten;

    g) varkensvlees;

    h) schapen- en geitenvlees.

    2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    a) “granen”: in de Gemeenschap geoogste granen;

    b) “melk”: in de Gemeenschap geproduceerde koemelk;

    c) “magere melk”: magere melk die rechtstreeks en uitsluitend uit in de Gemeenschap geproduceerde koemelk is verkregen;

    d) “room”: room die rechtstreeks en uitsluitend uit melk is bereid.

    Artikel 6 Communautaire oorsprong

    Onverminderd artikel 5, lid 2, komen alleen producten van oorsprong uit de Gemeenschap in aanmerking voor openbare interventieaankoop of voor steun voor de particuliere opslag ervan.

    Artikel 7 Referentieprijzen

    1. Voor de producten waarvoor de in artikel 5, lid 1, bedoelde interventiemaatregelen gelden, worden de volgende referentieprijzen vastgesteld:

    a) voor de sector granen:

    101,31 euro per ton, maandelijks verhoogd als volgt:

    - november: met 0,46 euro per ton,

    - december: met 0,92 euro per ton,

    - januari: met 1,38 euro per ton,

    - februari: met 1,84 euro per ton,

    - maart: met 2,30 euro per ton,

    - april: met 2,76 euro per ton,

    - mei: met 3,22 euro per ton,

    - juni: met 3,22 euro per ton.

    De in juni geldende prijs voor maïs en sorgho blijft gelden in juli, augustus en september van hetzelfde jaar;

    b) voor padie: 150 euro per ton voor de standaardkwaliteit die door de Commissie wordt omschreven rekening houdend met de markt- en handelsomstandigheden en met eventuele relevante ontwikkelingen daarvan, en met name met de handelskwaliteit, het rendement en het vochtgehalte;

    c) voor suiker:

    i) voor witte suiker:

    - 541,5 euro per ton voor het verkoopseizoen 2008/2009,

    - 404,4 euro per ton vanaf het verkoopseizoen 2009/2010;

    ii) voor ruwe suiker:

    - 448,8 euro per ton voor het verkoopseizoen 2008/2009,

    - 335,2 euro per ton vanaf het verkoopseizoen 2009/2010.

    De in de punten i) en ii) vastgestelde referentieprijzen gelden voor onverpakte suiker, af fabriek, van de standaardkwaliteit die door de Commissie wordt omschreven rekening houdend met de markt- en handelsomstandigheden en met eventuele relevante ontwikkelingen daarvan, en met name met de handelskwaliteit voor witte suiker en, wat ruwe suiker betreft, het rendement aan witte suiker;

    d) voor de sector rundvlees: 2 224 euro per ton voor geslachte mannelijke runderen van de standaardkwaliteit die door de Commissie in het communautaire indelingsschema voor geslachte dieren wordt omschreven overeenkomstig artikel 39, lid 1, onder a);

    e) voor de sector melk en zuivelproducten:

    i) 246,39 euro per 100 kg voor boter,

    ii) 174,69 euro per 100 kg voor mageremelkpoeder;

    f) voor de sector varkensvlees: 1 509,39 euro per ton voor geslachte varkens van de standaardkwaliteit die door de Commissie in het communautaire indelingsschema voor geslachte dieren wordt omschreven overeenkomstig artikel 39, lid 1, onder b).

    2. De Raad kan de in lid 1 vastgestelde referentieprijzen in het licht van ontwikkelingen in de productie en de markten wijzigen volgens de procedure van artikel 37, lid 2, van het Verdrag.

    Artikel 8 Mededeling van de prijzen op de suikermarkt

    De Commissie zet een informatiesysteem inzake prijzen op de suikermarkt op, met inbegrip van een systeem voor de bekendmaking van de prijsniveaus voor de suikermarkt.

    Het systeem is gebaseerd op informatie die wordt verstrekt door ondernemingen die witte suiker produceren, of door andere bij de handel in suiker betrokken marktdeelnemers. Deze informatie wordt vertrouwelijk behandeld. De Commissie zorgt ervoor dat de prijzen van de individuele bedrijven of verwerkers niet herkenbaar zijn door de bekendgemaakte informatie.

    SECTIE II OPENBARE INTERVENTIE

    SUBSECTIE IALGEMENE BEPALINGEN

    Artikel 9 Voor openbare interventie in aanmerking komende producten

    De openbare interventie geldt, onder de in deze sectie vastgestelde voorwaarden en andere door de Commissie overeenkomstig artikel 40 vast te stellen eisen en voorwaarden, voor de volgende producten:

    a) zachte tarwe, durumtarwe, gerst, maïs en sorgho;

    b) padie;

    c) witte of ruwe suiker, mits de betrokken suiker geproduceerd is in het kader van quota en vervaardigd is van in de Gemeenschap geoogste suikerbieten of suikerriet;

    d) vers of gekoeld rundvlees van de GN-codes 0201 10 00 en 0201 20 20 tot en met 0201 20 50;

    e) boter die in een erkend bedrijf in de Gemeenschap rechtstreeks en uitsluitend uit gepasteuriseerde room is bereid en die een minimumgehalte aan botervet van 82 gewichtspercenten en een maximumgehalte aan water van 16 gewichtspercenten heeft;

    f) mageremelkpoeder van eerste kwaliteit dat volgens het verstuivingsprocédé is vervaardigd en in een erkend bedrijf van de Gemeenschap rechtstreeks en uitsluitend uit magere melk is bereid en een eiwitgehalte van minstens 35,6 gewichtspercenten op de niet-vette droge stof heeft.

    SUBSECTIE IIOPENING EN SCHORSING VAN DE INTERVENTIEAANKOOP

    Artikel 10 Granen

    1. Voor granen is de openbare interventie open:

    a) van 1 augustus tot en met 30 april voor Griekenland, Spanje, Italië en Portugal;

    b) van 1 december tot en met 30 juni voor Zweden;

    c) van 1 november tot en met 31 mei voor de overige lidstaten.

    2. Als de interventieperiode in Zweden leidt tot omlegging van die graanproducten van andere lidstaten naar de interventie in Zweden, neemt de Commissie maatregelen om de situatie te corrigeren.

    Artikel 11 Rijst

    Voor padie is de openbare interventie open in de periode van 1 april tot en met 31 juli. Per periode wordt evenwel niet meer dan 75 000 ton voor openbare interventie aangekocht.

    Artikel 12 Suiker

    1. De openbare interventie voor suiker is open tijdens de volledige verkoopseizoenen 2008/2009 en 2009/2010. Per verkoopseizoen wordt evenwel niet meer dan 600 000 ton, uitgedrukt in witte suiker, voor openbare interventie aangekocht.

    2. Op suiker die overeenkomstig lid 1 tijdens een verkoopseizoen is opgeslagen, mogen geen andere opslagmaatregelen op grond van de artikelen 29, 49 of 60 worden toegepast.

    Artikel 13 Rundvlees

    1. De Commissie opent de openbare interventie voor rundvlees wanneer, gedurende twee opeenvolgende weken, de gemiddelde marktprijs in een lidstaat of een regio van een lidstaat die geconstateerd is op basis van het overeenkomstig artikel 39, lid 1, onder a), vastgestelde communautaire indelingsschema, onder 1 560 euro per ton daalt.

    2. De Commissie beëindigt de openbare interventie wanneer gedurende tenminste een week niet meer aan de in lid 1 bedoelde voorwaarde is voldaan.

    Artikel 14 Boter

    1. Als de marktprijzen voor boter gedurende twee opeenvolgende weken in een of meer lidstaten minder bedragen dan 92 % van de referentieprijs, opent de Commissie in de periode van 1 maart tot en met 31 augustus van een gegeven jaar de openbare interventie voor boter in de betrokken lidstaat of lidstaten.

    2. Zodra de marktprijzen voor boter in de betrokken lidstaat of lidstaten gedurende twee opeenvolgende weken 92 % of meer van de referentieprijs bedragen, schorst de Commissie de openbare interventieaankoop.

    Daarnaast kan de Commissie de openbare interventieaankoop schorsen als in de in lid 1 genoemde periode meer dan 30 000 ton boter voor interventie wordt aangeboden. In dat geval kan de interventieaankoop plaatsvinden volgens een inschrijvingsprocedure waarvoor de specificaties door de Commissie worden vastgesteld.

    3. De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor de vaststelling van de marktprijzen voor boter vast.

    Artikel 15 Mageremelkpoeder

    De openbare interventie voor mageremelkpoeder is open van 1 maart tot en met 31 augustus.

    De Commissie kan de openbare interventie evenwel schorsen zodra de in die periode voor interventie aangeboden hoeveelheden 109 000 ton overschrijden. In dat geval kan de interventieaankoop plaatsvinden volgens een inschrijvingsprocedure waarvoor de specificaties door de Commissie worden vastgesteld.

    SUBSECTIE IIIINTERVENTIEPRIJS

    Artikel 16 Granen

    De interventieprijs voor granen waartegen interventieaankopen plaatsvinden, is gelijk aan de referentieprijs.

    Als de kwaliteit van de aan het betaalorgaan aangeboden producten evenwel van de standaardkwaliteit afwijkt, wordt de interventieprijs aangepast via prijsverhogingen of -verlagingen.

    Artikel 17 Rijst

    De interventieprijs voor rijst waartegen interventieaankopen plaatsvinden, is gelijk aan de referentieprijs.

    Als de kwaliteit van de aan het betaalorgaan aangeboden producten evenwel van de standaardkwaliteit afwijkt, wordt de interventieprijs aangepast via prijsverhogingen of -verlagingen.

    Voorts kan de Commissie prijsverhogingen of –verlagingen vaststellen om ervoor te zorgen dat de productie op bepaalde variëteiten wordt gericht.

    Artikel 18 Suiker

    Suiker wordt aangekocht tegen 80 % van de referentieprijs die wordt vastgesteld voor het verkoopseizoen volgende op dat waarin het aanbod is gedaan.

    Als de kwaliteit van de aan het betaalorgaan aangeboden suiker evenwel afwijkt van de in artikel 7, lid 1, onder c), bedoelde standaardkwaliteit waarvoor de referentieprijs is vastgesteld, wordt de interventieprijs dienovereenkomstig verhoogd of verlaagd.

    Artikel 19 Rundvlees

    1. Voor rundvlees worden de interventieprijzen en de voor interventie aanvaarde hoeveelheden door de Commissie vastgesteld in het kader van openbare inschrijvingen. In bijzondere omstandigheden mogen zij per lidstaat of regio van een lidstaat worden vastgesteld op basis van de genoteerde gemiddelde marktprijzen.

    2. Er kunnen alleen aanbiedingen worden geaccepteerd die gelijk zijn aan of lager liggen dan de gemiddelde marktprijs die in de lidstaat of een regio van de lidstaat genoteerd is, verhoogd met een bedrag dat de Commissie op basis van objectieve criteria vaststelt.

    Artikel 20 Boter

    Onverminderd de vaststelling van de interventieprijs in het kader van een inschrijvingsprocedure in het in artikel 14, lid 2, tweede alinea, bedoelde geval, wordt boter aangekocht tegen 90 % van de referentieprijs.

    Artikel 21 Mageremelkpoeder

    Onverminderd de vaststelling van de interventieprijs in het kader van een inschrijvingsprocedure in het in artikel 15, tweede alinea, bedoelde geval, is de interventieprijs voor mageremelkpoeder waartegen de interventieaankopen plaatsvinden, gelijk aan de referentieprijs.

    Als het werkelijke eiwitgehalte minder bedraagt dan het in artikel 9, onder f), vastgestelde minimumeiwitgehalte van 35,6 gewichtspercenten op de niet-vette droge stof, maar niet minder dan 31,4 %, is de interventieprijs gelijk aan de referentieprijs, verminderd met 1,75 % per procentpunt dat het eiwitgehalte lager ligt dan 35,6 %.

    SUBSECTIE IVAFZET UIT INTERVENTIEVOORRADEN

    Artikel 22 Algemene beginselen

    Voor openbare interventie aangekochte producten worden op zodanige wijze afgezet dat verstoringen van de markt worden voorkomen en dat de kopers op voet van gelijkheid worden behandeld en gelijke toegang tot deze producten hebben.

    Artikel 23 Afzet van suiker

    De betaalorganen mogen voor openbare interventie aangekochte suiker alleen verkopen tegen een prijs die hoger is dan de referentieprijs die is vastgesteld voor het verkoopseizoen waarin de verkoop plaatsvindt.

    De Commissie kan evenwel, met inachtneming van de verbintenissen in het kader van de volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten, besluiten dat de betaalorganen:

    a) de suiker mogen verkopen tegen een prijs die gelijk is aan of lager is dan de in de eerste alinea bedoelde referentieprijs indien de suiker bedoeld is

    i) voor voederdoeleinden, of

    ii) voor uitvoer, zonder verdere verwerking dan wel na verwerking tot de in bijlage I bij het Verdrag genoemde producten of tot de in deel III van bijlage XVII bij deze verordening genoemde goederen;

    b) de bij hen aanwezige onverwerkte suiker voor menselijke consumptie op de interne markt beschikbaar moeten stellen aan erkende liefdadigheidsinstellingen – die zijn erkend door de betrokken lidstaat of door de Commissie wanneer de lidstaat geen dergelijke instellingen heeft erkend –, tegen een prijs die lager is dan de huidige referentieprijs of gratis voor distributie in het kader van individuele spoedhulpoperaties.

    Artikel 24 Uitreiking aan de meest hulpbehoevenden in de Gemeenschap

    1. Producten uit de interventievoorraden worden aan bepaalde daartoe aangewezen organisaties ter beschikking gesteld met het oog op verstrekking, volgens een jaarprogramma, van levensmiddelen aan de meest hulpbehoevenden in de Gemeenschap.

    De uitreiking gebeurt:

    a) gratis, of

    b) tegen een prijs die in geen geval hoger mag liggen dan de door de aangewezen organisaties bij de toepassing van de maatregelen gemaakte kosten.

    2. Een product kan op de markt van de Gemeenschap worden aangeschaft als:

    a) het tijdelijk, tijdens de uitvoering van het in lid 1 bedoelde jaarprogramma, niet voorhanden is in de interventievoorraden van de Gemeenschap, voor zover dat nodig is om dat programma in een of meerdere lidstaten te kunnen uitvoeren, of

    b) anders voor de uitvoering van het jaarprogramma overdracht tussen lidstaten zou moeten plaatsvinden van kleine hoeveelheden producten die als interventieproduct beschikbaar zijn in een andere lidstaat dan waar zij nodig zijn.

    3. De betrokken lidstaten wijzen de in lid 1 bedoelde organisaties aan en stellen de Commissie elk jaar tijdig in kennis van hun voornemen deze regeling toe te passen.

    4. De in de leden 1 en 2 bedoelde producten worden de aangewezen organisaties gratis ter beschikking gesteld. Als boekwaarde wordt de interventieprijs aangehouden, eventueel gecorrigeerd aan de hand van coëfficiënten om rekening te houden met kwaliteitsverschillen.

    5. Onverminderd artikel 183 worden de krachtens de leden 1 en 2 van dit artikel beschikbaar gestelde producten gefinancierd uit kredieten van de passende begrotingslijn van het ELGF, binnen de begroting van de Europese Gemeenschappen. Voorts kan worden bepaald dat met deze financiering wordt bijgedragen in de kosten van het vervoer van de producten vanuit de interventiecentra, alsmede in de administratieve kosten van de aangewezen organisaties die uit de toepassing van de in dit artikel vastgestelde regeling voortvloeien, met uitzondering van de kosten die eventueel krachtens de leden 1 en 2 voor rekening van de begunstigden komen.

    SECTIE III PARTICULIERE OPSLAG

    SUBSECTIE IVERPLICHTE STEUN

    Artikel 25 In aanmerking komende producten

    De steun voor particuliere opslag wordt, onder de in deze sectie vastgestelde voorwaarden en andere door de Commissie overeenkomstig artikel 40 vast te stellen eisen en voorwaarden, verleend voor de volgende producten:

    a) wat boter betreft:

    i) room;

    ii) in een erkend bedrijf in de Gemeenschap uit room of melk geproduceerde ongezouten boter met een minimumgehalte aan botervet van 82 gewichtspercenten en een maximumgehalte aan water van 16 gewichtspercenten;

    iii) in een erkend bedrijf in de Gemeenschap uit room of melk geproduceerde gezouten boter met een minimumgehalte aan botervet van 80 gewichtspercenten, een maximumgehalte aan water van 16 gewichtspercenten en een maximumgehalte aan zout van 2 gewichtspercenten.

    b) wat kaas betreft:

    i) Grana-Padanokaas die ten minste negen maanden oud is;

    ii) Parmigiano-Reggianokaas die ten minste 15 maanden oud is;

    iii) Provolonekaas die ten minste drie maanden oud is.

    Artikel 26 Voorwaarden en steunniveau voor boter

    De boter wordt ingedeeld volgens door de Commissie vast te stellen nationale kwaliteitsklassen en wordt dienovereenkomstig gemerkt.

    De Commissie stelt het steunbedrag vast op basis van de opslagkosten en de verwachte ontwikkeling van de prijs voor verse boter en koelhuisboter.

    Wanneer zich bij de uitslag een ongunstige marktontwikkeling blijkt te hebben voorgedaan, die bij de inslag niet te voorzien was, kan de steun worden verhoogd.

    Artikel 27 Voorwaarden en steunniveau voor kaas

    De Commissie stelt de voorwaarden voor de voor kaas te betalen steun en het bedrag daarvan vast. Voor de vaststelling van de steun gaat zij uit van de opslagkosten en de verwachte ontwikkeling van de marktprijzen.

    Het betaalorgaan dat is aangewezen door de lidstaat waarin de betrokken kaassoorten worden geproduceerd en recht hebben op de benaming van oorsprong, voert de door de Commissie op grond van lid 1 genomen maatregelen uit.

    SUBSECTIE IIFACULTATIEVE STEUN

    Artikel 28 In aanmerking komende producten

    1. De steun voor particuliere opslag wordt, onder de in deze sectie vastgestelde voorwaarden en andere door de Commissie overeenkomstig artikel 40 vast te stellen eisen en voorwaarden, verleend voor de volgende producten:

    a) witte suiker;

    b) olijfolie;

    c) vers of gekoeld vlees van volwassen runderen, aangeboden in de vorm van hele dieren, halve dieren, “compensated quarters”, voorvoeten of achtervoeten, ingedeeld overeenkomstig het krachtens artikel 39, lid 1, onder a), vastgestelde communautaire indelingsschema;

    d) mageremelkpoeder van eerste kwaliteit dat in een erkend bedrijf van de Gemeenschap rechtstreeks en uitsluitend uit magere melk bereid is;

    e) bewaarkaas en kaassoorten die zijn geproduceerd op basis van schapenmelk en/of geitenmelk en ten minste zes maanden moeten rijpen;

    f) varkensvlees;

    g) schapen- en geitenvlees.

    De Commissie kan de in eerste alinea, onder c), bedoelde lijst wijzigen als de marktsituatie dat vereist.

    2. De Commissie stelt de in lid 1 bedoelde steun voor particuliere opslag vooraf vast, of in het kader van een inschrijvingsprocedure.

    Artikel 29 Voorwaarden voor het verlenen van steun voor witte suiker

    1. Indien de geconstateerde gemiddelde communautaire prijs voor witte suiker gedurende een representatieve periode lager is dan de referentieprijs en, gezien de marktsituatie, waarschijnlijk op dat niveau zal blijven, kan de Commissie besluiten steun te verlenen voor de particuliere opslag van witte suiker aan ondernemingen waaraan een suikerquotum is toegekend.

    2. Op suiker die overeenkomstig lid 1 tijdens een verkoopseizoen is opgeslagen, mogen geen andere opslagmaatregelen op grond van de artikelen 12, 49 of 60 worden toegepast.

    Artikel 30 Voorwaarden voor het verlenen van steun voor olijfolie

    De Commissie kan besluiten instanties die voldoende garanties bieden en door de lidstaten zijn erkend, te machtigen contracten voor de opslag van door hen verhandelde olijfolie te sluiten in het geval van een ernstige verstoring van de markt in bepaalde regio's van de Gemeenschap, onder meer als de gemiddelde prijs die gedurende een representatieve periode op de markt is genoteerd, minder bedraagt dan:

    a) 1 779 euro/ton voor extra olijfolie van de eerste persing, of

    b) 1 710 euro/ton voor olijfolie van de eerste persing, of

    c) 1 524 euro/ton voor olijfolie voor verlichting waarvan het gehalte aan vrije vetzuren 2 graden bedraagt, welk bedrag met 36,70 euro/ton wordt verlaagd voor elke extra graad zuurgehalte.

    Artikel 31 Voorwaarden voor het verlenen van steun voor producten van de sector rundvlees

    Als de gemiddelde communautaire marktprijs die wordt genoteerd op basis van het overeenkomstig artikel 39, lid 1, onder a), vastgestelde communautaire indelingsschema, lager ligt dan 103 % van de referentieprijs en mag worden verwacht dat hij op dat niveau zal blijven, kan de Commissie besluiten steun voor particuliere opslag te verlenen.

    Artikel 32 Voorwaarden voor het verlenen van steun voor mageremelkpoeder

    De Commissie kan besluiten steun voor de particuliere opslag van mageremelkpoeder te verlenen, in het bijzonder wanneer uit de ontwikkeling van prijzen en voorraden van dat product een ernstig gebrek aan evenwicht op de markt blijkt, dat door seizoenopslag geheel of gedeeltelijk kan worden verholpen.

    Artikel 33 Voorwaarden voor het verlenen van steun voor kaas

    1. Als uit de prijsontwikkeling en de voorraadsituatie met betrekking tot de in artikel 28, lid 1, onder e), bedoelde kaasproducten een ernstig gebrek aan evenwicht op de markt blijkt, dat door seizoenopslag geheel of gedeeltelijk kan worden verholpen, kan de Commissie besluiten steun voor particuliere opslag te verlenen.

    2. Als op het tijdstip waarop de geldigheidsduur van het opslagcontract verstrijkt, de marktprijzen van opgeslagen kaas op een hoger niveau liggen dan op het tijdstip van sluiting van het contract, kan de Commissie besluiten het bedrag van de steun dienovereenkomstig aan te passen.

    Artikel 34 Voorwaarden voor het verlenen van steun voor varkensvlees

    1. Wanneer de gemiddelde communautaire marktprijs van geslachte varkens, die wordt vastgesteld op basis van de prijzen die in elke lidstaat op de representatieve markten van de Gemeenschap worden genoteerd en worden gewogen door middel van coëfficiënten die de relatieve omvang van de varkensstapel van elke lidstaat uitdrukken, lager ligt dan 103 % van de referentieprijs en mag worden verwacht dat hij op dat niveau zal blijven, kan de Commissie besluiten steun voor particuliere opslag te verlenen.

    2. De Commissie stelt een lijst op van de in lid 1 bedoelde representatieve markten.

    Artikel 35 Voorwaarden voor het verlenen van steun voor schapen- en geitenvlees

    De Commissie kan besluiten steun voor particuliere opslag te verlenen als zich voor schapen- en geitenvlees een bijzonder moeilijke marktsituatie voordoet in één of meer van de volgende noteringszones:

    a) Groot-Brittannië;

    b) Noord-Ierland;

    c) elke andere lidstaat dan het Verenigd Koninkrijk, afzonderlijk genomen.

    SECTIE IV GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

    Artikel 36 Opslagregels

    1. De betaalorganen mogen de door hen aangekochte producten slechts buiten het grondgebied van de lidstaat waaronder zij ressorteren, opslaan nadat zij daartoe door de Commissie zijn gemachtigd.

    Voor de toepassing van dit artikel worden het grondgebied van België en het grondgebied van Luxemburg als het grondgebied van één enkele lidstaat beschouwd.

    2. De machtiging wordt verleend als de opslag van essentieel belang is, rekening houdend met het volgende:

    a) de opslagmogelijkheden en –behoeften in de lidstaat waaronder het betaalorgaan ressorteert en in de andere lidstaten;

    b) eventuele extra kosten die uit opslag in de lidstaat waaronder het betaalorgaan ressorteert, en uit vervoer voortvloeien.

    3. Een machtiging voor opslag in een derde land kan slechts worden verleend als, uitgaande van de in lid 2 vastgestelde criteria, opslag in een andere lidstaat grote problemen oplevert.

    4. De in lid 2, onder a), bedoelde gegevens worden verstrekt na raadpleging van alle lidstaten.

    5. Douanerechten en andere in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid te verlenen of te heffen bedragen zijn niet van toepassing op producten die:

    a) worden vervoerd nadat op grond van de leden 1, 2 en 3 een machtiging is verleend, of

    b) van één betaalorgaan naar een ander worden vervoerd.

    6. Elk betaalorgaan dat gebruik maakt van een op grond van de leden 1, 2 en 3 verleende machtiging, blijft verantwoordelijk voor de producten die zijn opgeslagen buiten het grondgebied van de staat waaronder het ressorteert.

    7. Als producten die door een betaalorgaan zijn opgeslagen buiten het grondgebied van de lidstaat waaronder dat betaalorgaan ressorteert, niet naar die lidstaat worden teruggebracht, worden zij afgezet tegen de prijzen en de voorwaarden die voor de plaats van opslag zijn vastgesteld of moeten worden vastgesteld.

    Artikel 37 Regels voor openbare inschrijvingen

    De openbare inschrijvingen waarborgen dat alle betrokkenen gelijke toegang krijgen.

    Bij de selectie van de inschrijvingen wordt de voorkeur gegeven aan die welke het gunstigst zijn voor de Gemeenschap. In elk geval leidt een openbare inschrijving niet noodzakelijk tot het gunnen van een contract.

    Artikel 38 Interventiecentra

    1. De Commissie wijst de interventiecentra aan waar de voor openbare interventie aangekochte producten van de sectoren granen en rijst mogen worden opgeslagen, en stelt de voor de opslag geldende voorwaarden vast.

    Voor de sector granen kan de Commissie interventiecentra aanwijzen voor elke graansoort.

    2. Bij de opstelling van de lijst van interventiecentra houdt de Commissie met name rekening met het volgende:

    a) de ligging van de centra in gebieden die voor de betrokken producten overschotgebieden zijn;

    b) de beschikbaarheid van voldoende lokalen en technische uitrusting;

    c) de gunstige ligging ten opzichte van de vervoersmiddelen.

    Artikel 39 Indeling van geslachte dieren

    1. De Commissie stelt voor de onderstaande sectoren indelingsschema’s voor geslachte dieren vast, met inbegrip van de voorschriften voor het meedelen door de lidstaten van de prijzen van bepaalde producten:

    a) rundvlees van volwassen dieren;

    b) varkensvlees;

    c) schapen- en geitenvlees.

    2. Bij de vaststelling van de in lid 1 bedoelde communautaire indelingsschema’s laat de Commissie zich met name door de volgende criteria leiden:

    a) het indelingsschema voor geslachte volwassen runderen gaat uit van de bevleesdheid en de vetheid van de geslachte dieren, deelt ze op basis hiervan in klassen in en voorziet in de identificatie van de aldus ingedeelde geslachte dieren;

    b) het indelingsschema voor geslachte varkens gaat uit van het aandeel mager vlees in verhouding tot het gewicht, past het beginsel van de directe constatering van het aandeel mager vlees op basis van objectieve metingen toe, deelt de geslachte dieren op basis hiervan in klassen in en voorziet in de identificatie ervan;

    c) het indelingsschema voor geslachte schapen en geiten gaat uit van de bevleesdheid en de vetheid van de geslachte dieren, deelt ze op basis hiervan in klassen in en voorziet in de identificatie van de aldus ingedeelde geslachte dieren.

    Voor geslachte lichte lammeren kunnen andere criteria worden toegepast, met name gewicht, vleeskleur en vetkleur.

    Artikel 40 Uitvoeringsbepalingen

    Onverminderd specifieke bevoegdheden die krachtens dit hoofdstuk aan de Commissie worden verleend, stelt de Commissie de uitvoeringsbepalingen voor dit hoofdstuk vast, die met name betrekking kunnen hebben op:

    a) de eisen en voorwaarden waaraan moet worden voldaan door de in artikel 9 bedoelde producten die voor openbare interventie worden aangekocht en door de in de artikelen 25 en 28 bedoelde producten waarvoor steun voor openbare opslag wordt verleend, met name wat betreft kwaliteit, kwaliteitsgroepen, kwaliteitsklassen, categorieën, hoeveelheden, verpakking inclusief etikettering, houdbaarheid, bewaring, het productstadium waarop de interventieprijs betrekking heeft, en de duur van de particuliere opslag;

    b) indien van toepassing, het schema met prijsverhogingen en –verlagingen;

    c) de procedures en voorwaarden voor de overname door de betaalorganen en de verlening van steun voor particuliere opslag, met name:

    i) wat betreft de sluiting en de inhoud van de contracten,

    ii) de duur van de particuliere opslag en de voorwaarden waaronder die termijnen, nadat ze in de contracten zijn vastgelegd, kunnen worden verkort of verlengd,

    iii) de voorwaarden waaronder kan worden besloten dat producten waarvoor contracten voor particuliere opslag zijn gesloten, opnieuw in de handel mogen worden gebracht of op andere wijze mogen worden afgezet,

    iv) de lidstaat waarbij een verzoek om particuliere opslag kan worden ingediend;

    d) de regels betreffende de voorwaarden voor de afzet van voor openbare interventie aangekochte producten, met name wat betreft de verkoopprijzen, de uitslagvoorwaarden, indien van toepassing het latere gebruik of de bestemming van de aldus uitgeslagen producten, de te verrichten controles en in voorkomend geval de toe te passen regeling voor het stellen van zekerheden;

    e) de opstelling van het in artikel 24, lid 1, bedoelde jaarprogramma;

    f) de voorwaarden waaronder producten op de markt van de Gemeenschap kunnen worden aangeschaft als bedoeld in artikel 24, lid 2;

    g) de voorschriften betreffende de in artikel 36 bedoelde machtigingen, inclusief, voor zover dit strikt noodzakelijk is, afwijkingen van de handelsregels;

    h) de regels inzake de procedures die moeten worden gevolgd voor het houden van een openbare inschrijving;

    i) de regels betreffende de aanwijzing van interventiecentra als bedoeld in artikel 38.

    HOOFDSTUK II BIJZONDERE INTERVENTIEMAATREGELEN

    SECTIE I BUITENGEWONE MARKTONDERSTEUNENDE MAATREGELEN

    Artikel 41 Dierziekten

    1. De Commissie kan buitengewone maatregelen ter ondersteuning van de getroffen markt nemen om rekening te houden met de beperkingen van het intracommunautaire handelsverkeer en het handelsverkeer met derde landen die kunnen voortvloeien uit de toepassing van maatregelen om de verspreiding van dierziekten tegen te gaan.

    De in de eerste alinea bedoelde maatregelen gelden voor de volgende sectoren:

    a) rundvlees,

    b) melk en zuivelproducten,

    c) varkensvlees,

    d) schapen- en geitenvlees,

    e) eieren,

    f) pluimvee.

    2. De in de eerste alinea van lid 1 bedoelde maatregelen worden genomen op verzoek van de betrokken lidstaat/lidstaten.

    Zij mogen slechts worden genomen indien de betrokken lidstaat/lidstaten veterinaire en sanitaire maatregelen heeft/hebben genomen om snel een einde te kunnen maken aan de dierziekten; bovendien mogen de intensiteit en de duur van de maatregelen niet verder gaan dan wat strikt noodzakelijk is voor de ondersteuning van de betrokken markt.

    Artikel 42 Verlies van vertrouwen bij de consument

    Voor pluimvee en eieren kan de Commissie buitengewone marktondersteunende maatregelen nemen om rekening te houden met ernstige marktverstoringen die toe te schrijven zijn aan een verlies van vertrouwen bij de consument als gevolg van het bestaan van risico's voor de volksgezondheid of voor de gezondheid van dieren.

    Deze maatregelen worden genomen op verzoek van de betrokken lidstaat/lidstaten.

    Artikel 43 Financiering

    1. De Commissie neemt deel in de financiering van de in de artikelen 41 en 42 bedoelde buitengewone maatregelen ten bedrage van 50 % van de door de lidstaten gedane uitgaven.

    Voor de sectoren rundvlees, melk en zuivelproducten, varkensvlees en schapen- en geitenvlees neemt de Gemeenschap, in het geval van bestrijding van mond- en klauwzeer, 60 % van deze uitgaven voor haar rekening.

    2. De lidstaten zien erop toe dat wanneer producenten bijdragen in de uitgaven van de lidstaten, zulks niet leidt tot vervalsing van de concurrentie tussen producenten in verschillende lidstaten.

    3. De artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag zijn niet van toepassing op de financiële bijdrage van de lidstaten aan de in de artikelen 41 en 42 bedoelde maatregelen.

    SECTIE II MAATREGELEN IN DE SECTOREN GRANEN EN RIJST

    Artikel 44 Bijzondere marktmaatregelen in de sector granen

    1. Wanneer zulks op grond van de marktsituatie noodzakelijk is, kan de Commissie voor de sector granen bijzondere interventiemaatregelen nemen.

    2. De Commissie stelt de aard van de bijzondere interventiemaatregelen vast, bepaalt hoe ze moeten worden toegepast en stelt de voorwaarden en procedures vast voor het te koop aanbieden of voor elke andere bestemming van de producten waarvoor deze maatregelen worden genomen.

    Artikel 45 Bijzondere marktmaatregelen in de rijstsector

    1. De Commission kan bijzondere maatregelen nemen om:

    a) te voorkomen dat in sommige regio’s van de Gemeenschap in de rijstsector een massaal beroep wordt gedaan op openbare interventie overeenkomstig de bepalingen van sectie II van hoofdstuk I van dit deel;

    b) een tekort aan beschikbare hoeveelheden padie als gevolg van een natuurramp op te vangen.

    2. De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor dit artikel vast.

    SECTIE III MAATREGELEN IN DE SUIKERSECTOR

    Artikel 46 Minimumprijs voor bieten

    1. De minimumprijs voor quotumbieten bedraagt:

    a) 27,83 euro per ton voor het verkoopseizoen 2008/2009;

    b) 26,29 euro per ton vanaf het verkoopseizoen 2009/2010.

    2. De in lid 1 vastgestelde minimumprijs geldt voor suikerbieten van de door de Commissie omschreven gezonde handelskwaliteit die bij de inontvangstneming een suikergehalte van 16 % hebben.

    Bij de vaststelling van de in de eerste alinea bedoelde kwaliteit van suikerbieten houdt de Commissie rekening met de markt- en handelsomstandigheden en met eventuele ontwikkelingen daarvan, en met name met de handelskwaliteit.

    3. Suikerproducerende ondernemingen die quotumbieten kopen die geschikt zijn voor verwerking tot suiker en bestemd zijn voor verwerking tot quotumsuiker, moeten ten minste de minimumprijs betalen, aangepast aan de hand van toeslagen of kortingen voor de kwaliteitsverschillen ten opzichte van de standaardkwaliteit.

    De in de eerste alinea bedoelde toeslagen en kortingen worden toegepast overeenkomstig de door de Commissie vast te stellen uitvoeringsbepalingen.

    4. Voor de hoeveelheden suikerbieten die overeenstemmen met de hoeveelheden industriële suiker of overtollige suiker waarvoor de in artikel 61 bedoelde overschotheffing wordt opgelegd, past de betrokken suikerproducerende onderneming de aankoopprijs op zodanige wijze aan dat deze ten minste gelijk is aan de minimumprijs voor quotumbieten.

    Artikel 47 Verticale overeenkomsten

    1. Sectorale overeenkomsten en leveringscontracten voldoen aan lid 3 en aan de door de Commissie vast te stellen aankoopvoorwaarden, met name wat de voorwaarden voor de aankoop, de levering, de overname en de betaling van de bieten betreft.

    2. De voorwaarden voor de aankoop van suikerbieten en suikerriet worden geregeld in sectorale overeenkomsten die worden gesloten tussen communautaire telers van deze grondstoffen en communautaire suikerproducerende ondernemingen.

    3. In de leveringscontracten wordt onderscheid gemaakt naargelang van de uit de suikerbieten te verkrijgen hoeveelheden suiker:

    a) quotumsuiker of

    b) buiten het quotum geproduceerde suiker zullen zijn.

    4. Elke suikerproducerende onderneming verstrekt de lidstaat waar zij suiker produceert, de volgende gegevens:

    a) de hoeveelheden bieten als bedoeld in lid 3, onder a), waarvoor zij vóór de inzaai leveringscontracten heeft gesloten, en het suikergehalte waarop die contracten zijn gebaseerd,

    b) het daarmee overeenkomende geschatte rendement.

    De lidstaten kunnen aanvullende gegevens verlangen.

    5. Suikerproducerende ondernemingen die niet vóór de inzaai leveringscontracten op basis van de minimumprijs voor quotumbieten hebben gesloten voor een met hun quotumsuiker overeenkomende hoeveelheid bieten, moeten ten minste de minimumprijs voor quotumbieten betalen voor alle suikerbieten die zij tot suiker verwerken.

    6. Met instemming van de betrokken lidstaat mag in sectorale overeenkomsten van de leden 3 en 4 worden afgeweken.

    7. Bij ontstentenis van sectorale overeenkomsten neemt de betrokken lidstaat de nodige, met deze verordening verenigbare, maatregelen om de belangen van de betrokken partijen te beschermen.

    Artikel 48 Productieheffing

    1. Er wordt een productieheffing gelegd op het suikerquotum, het isoglucosequotum en het inulinestroopquotum die in het bezit zijn van ondernemingen die suiker, isoglucose of inulinestroop produceren.

    2. De productieheffing bedraagt 12,00 euro per ton suikerquotum en inulinestroopquotum. Voor isoglucose bedraagt de productieheffing 50 % van de voor suiker geldende heffing.

    3. Het totaalbedrag van de overeenkomstig lid 1 te betalen productieheffing wordt door de lidstaat aan de ondernemingen op zijn grondgebied in rekening gebracht op basis van het quotum dat de onderneming in het betrokken verkoopseizoen in haar bezit heeft.

    De ondernemingen betalen deze heffing uiterlijk eind februari van het betrokken verkoopseizoen.

    4. De communautaire ondernemingen die suiker en inulinestroop produceren, kunnen van de telers van suikerbieten of suikerriet of de leveranciers van cichorei verlangen dat deze tot 50 % van de betrokken productieheffing voor hun rekening nemen.

    Artikel 49 Onttrekking van suiker aan de markt

    1. Om het structurele marktevenwicht in stand te houden bij een prijsniveau dat dicht bij de referentieprijs ligt, kan met inachtneming van de verplichtingen van de Gemeenschap die voortvloeien uit de volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten, een voor alle lidstaten gemeenschappelijk percentage quotumsuiker, quotumisoglucose en quotuminulinestroop aan de markt worden onttrokken tot het begin van het volgende verkoopseizoen.

    In dat geval wordt de bij artikel 147 vastgestelde traditionele voorzieningsbehoefte aan ingevoerde ruwe suiker voor raffinage voor het betrokken verkoopseizoen met hetzelfde percentage verlaagd.

    2. Het in lid 1 bedoelde onttrekkingspercentage wordt uiterlijk op 31 oktober van het betrokken verkoopseizoen bepaald op basis van de voor dat verkoopseizoen verwachte markttendensen.

    3. Elke onderneming die over een quotum beschikt, slaat gedurende de periode van onttrekking aan de markt op eigen kosten de hoeveelheden suiker op die overeenstemmen met de toepassing van het in lid 1 bedoelde percentage op haar quotumproductie voor het betrokken verkoopseizoen.

    De in een verkoopseizoen aan de markt onttrokken hoeveelheden suiker worden behandeld als de eerste hoeveelheden die worden geproduceerd binnen het quotum voor het volgende verkoopseizoen. Met inachtneming van de verwachte tendensen op de suikermarkt kan de Commissie evenwel besluiten om alle aan de markt onttrokken suiker, isoglucose of inulinestroop dan wel een deel daarvan voor het lopende en/of het volgende verkoopseizoen te beschouwen als:

    a) hetzij overtollige suiker, overtollige isoglucose of overtollige inulinestroop die beschikbaar is om industriële suiker, industriële isoglucose of industriële inulinestroop te worden,

    b) hetzij tijdelijke quotumproductie, waarvan een deel voor de uitvoer kan worden gereserveerd met inachtneming van de verbintenissen van de Gemeenschap in het kader van volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten.

    4. Als de suikervoorziening in de Gemeenschap ontoereikend is, kan de Commissie besluiten dat een bepaalde hoeveelheid aan de markt onttrokken suiker, isoglucose en inulinestroop vóór het einde van de periode van onttrekking aan de markt mag worden verkocht op de communautaire markt.

    5. Op suiker die overeenkomstig dit artikel tijdens een verkoopseizoen is opgeslagen, mogen geen andere opslagmaatregelen op grond van de artikelen 12, 29 of 60 worden toegepast.

    Artikel 50 Uitvoeringsbepalingen

    De Commissie kan de uitvoeringsbepalingen voor deze sectie vaststellen, en met name:

    a) de criteria die de suikerproducerende ondernemingen moeten toepassen bij de verdeling van de hoeveelheden bieten waarop de vóór de inzaai gesloten leveringscontracten als bedoeld in artikel 47, lid 4, betrekking moeten hebben, over de verkopers van de bieten;

    b) het in artikel 49, lid 1, bedoelde percentage aan de markt te onttrekken quotumsuiker;

    c) de voorwaarden voor de betaling van de minimumprijs in het geval dat de aan de markt onttrokken suiker overeenkomstig artikel 49, lid 4, op de communautaire markt wordt verkocht.

    SECTIE IV AANPASSING VAN HET AANBOD

    Artikel 51 Maatregelen om de aanpassing van het aanbod aan de eisen van de markt te vergemakkelijken

    Ter aanmoediging van de initiatieven van het bedrijfsleven om de aanpassing van het aanbod aan de eisen van de markt te vergemakkelijken, uitgezonderd de initiatieven tot het uit de markt nemen van producten, kan de Commissie de volgende maatregelen nemen voor de sectoren levende planten, rundvlees, varkensvlees, schapen- en geitenvlees, eieren en pluimvee:

    a) maatregelen ter verbetering van de kwaliteit;

    b) maatregelen die kunnen bijdragen tot een betere organisatie van productie, verwerking en afzet;

    c) maatregelen om de notering van de marktprijstendensen te vergemakkelijken;

    d) maatregelen om het opstellen van ramingen op korte en lange termijn aan de hand van gegevens betreffende de gebruikte productiemiddelen mogelijk te maken.

    HOOFDSTUK III PRODUCTIEBEHEERSINGSSYSTEMEN

    SECTIE I ALGEMENE BEPALINGEN

    Artikel 52 Quotaregelingen

    1. Voor de volgende producten wordt een quotaregeling toegepast:

    a) melk en andere zuivelproducten als omschreven in artikel 62, onder a) en b);

    b) suiker, isoglucose en inulinestroop.

    2. Als een producent de desbetreffende quota overschrijdt en, wat suiker betreft, de overtollige hoeveelheden niet voor een toegestaan gebruik aanwendt, wordt op die hoeveelheden een overschotheffing gelegd.

    SECTIE II SUIKER

    SUBSECTIE ITOEKENNING EN BEHEER VAN QUOTA

    Artikel 53 Toekenning van de quota

    1. De quota voor de productie van suiker, isoglucose en inulinestroop op nationaal of regionaal niveau worden vastgesteld in bijlage IV.

    2. De lidstaten kennen een quotum toe aan elke suiker-, isoglucose- of inulinestroopproducerende onderneming die op hun grondgebied is gevestigd en overeenkomstig artikel 54 is erkend.

    Voor elke onderneming is het toe te kennen quotum gelijk aan het quotum in de zin van Verordening (EG) nr. 318/2006 dat voor het verkoopseizoen 2007/2008 aan de onderneming was toegekend.

    3. Bij de toekenning van een quotum aan een suikerproducerende onderneming die meer dan één productie-eenheid heeft, nemen de lidstaten de maatregelen die zij noodzakelijk achten om terdege rekening te houden met de belangen van de telers van suikerbieten en suikerriet.

    Artikel 54 Erkende ondernemingen

    1. Op verzoek verlenen de lidstaten een erkenning aan een onderneming die suiker, isoglucose of inulinestroop produceert, of aan een onderneming die deze producten verwerkt bij de vervaardiging van een product dat voorkomt op de in artikel 59, lid 2, bedoelde lijst, mits de onderneming:

    a) het bewijs levert van haar professionele productiecapaciteit;

    b) ermee instemt alle informatie te verstrekken en controles te ondergaan die verband houden met dit hoofdstuk;

    c) niet het voorwerp is van een schorsing of intrekking van de erkenning.

    2. De erkende ondernemingen verstrekken de lidstaat op het grondgebied waarvan de oogst van de suikerbieten of van het suikerriet of de raffinage plaatsvindt, de volgende gegevens:

    a) de hoeveelheden suikerbieten of suikerriet waarvoor een leveringscontract is gesloten, en de desbetreffende schattingen van de fysieke opbrengsten aan suikerbieten of suikerriet en aan suiker per hectare;

    b) gegevens over de verwachte en werkelijke leveringen van suikerbieten, suikerriet en ruwe suiker en over de suikerproductie, alsmede opgaven van de suikervoorraden;

    c) de verkochte hoeveelheden witte suiker en de desbetreffende prijzen en voorwaarden.

    Artikel 55 Extra en aanvullend isoglucosequotum

    1. In het verkoopseizoen 2008/2009 wordt een verder isoglucosequotum van 100 000 ton toegevoegd aan het quotum van het voorgaande verkoopseizoen.

    De lidstaten verdelen de extra quota over de ondernemingen naar evenredigheid van de overeenkomstig artikel 53, lid 2, toegekende isoglucosequota.

    2. Italië, Litouwen en Zweden kunnen aan ondernemingen die op hun respectieve grondgebied gevestigd zijn, desgevraagd een aanvullend quotum isoglucose toekennen in het tijdvak tot het verkoopseizoen 2009/2010. De maximale aanvullende quota worden per lidstaat vastgesteld in bijlage V.

    3. Op de quota die overeenkomstig lid 2 aan ondernemingen worden toegekend, wordt een eenmalige heffing van 730 euro gelegd. Deze wordt geïnd per ton toegekend aanvullend quotum.

    Artikel 56 Quotabeheer

    1. De Commissie past de in bijlage IV vastgestelde quota voor elk van de verkoopseizoenen 2008/2009, 2009/2010 en 2010/2011 uiterlijk eind februari van het voorgaande verkoopseizoen aan. De aanpassingen zijn het gevolg van de toepassing van lid 2 van dit artikel, artikel 55 van deze verordening en artikel 3 van Verordening (EG) nr. 320/2006.

    2. Rekening houdend met de resultaten van de bij Verordening (EG) nr. 320/2006 ingestelde herstructureringsregeling, stelt de Commissie uiterlijk op 28 februari 2010 het gemeenschappelijke percentage vast waarmee de bestaande suiker-, isoglucose- en inulinestroopquota per lidstaat of regio moeten worden verlaagd om verstoringen van het marktevenwicht in de verkoopseizoenen vanaf 2010/2011 te voorkomen.

    3. De lidstaten passen het quotum van elke onderneming dienovereenkomstig aan.

    Artikel 57 Herverdeling van het nationale quotum

    1. Een lidstaat kan de suiker- of isoglucosequota die aan een op zijn grondgebied gevestigde onderneming zijn toegekend, verlagen met ten hoogste 10 % voor elk verkoopseizoen.

    2. De lidstaten kunnen quota overdragen tussen ondernemingen overeenkomstig de in bijlage VI vastgestelde regels en met inachtneming van de belangen van elk van de betrokken partijen, in het bijzonder de telers van suikerbieten en suikerriet.

    3. De overeenkomstig de leden 1 en 2 verlaagde hoeveelheden worden door de betrokken lidstaat toegekend aan een of meer ondernemingen op zijn grondgebied die al dan niet over een quotum beschikken.

    SUBSECTIE IIQUOTUMOVERSCHRIJDING

    Artikel 58 Toepassingsgebied

    De suiker, isoglucose of inulinestroop die in een verkoopseizoen boven het in artikel 53 bedoelde quotum worden geproduceerd, mogen:

    a) worden gebruikt voor de vervaardiging van bepaalde producten als bedoeld in artikel 59;

    b) overeenkomstig artikel 60 worden overgeboekt naar de quotumproductie van het volgende verkoopseizoen;

    c) worden gebruikt voor de specifieke voorzieningsregeling ten behoeve van de ultraperifere gebieden, overeenkomstig titel II van Verordening (EG) nr. 247/2006 van de Raad[58],

    of

    d) worden uitgevoerd binnen de kwantitatieve grens die de Commissie vaststelt met inachtneming van de verbintenissen in het kader van volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten.

    Op de overige hoeveelheden wordt de in artikel 61 bedoelde overschotheffing gelegd.

    Artikel 59 Industriële suiker

    1. Industriële suiker, industriële isoglucose of industriële inulinestroop wordt gereserveerd voor de vervaardiging van een van de in lid 2 bedoelde producten indien:

    a) daarvoor vóór het einde van het verkoopseizoen een leveringscontract is gesloten tussen de producent en een gebruiker, welke beiden overeenkomstig artikel 54 zijn erkend;

    en

    b) deze suiker, isoglucose of inulinestroop uiterlijk op 30 november van het volgende verkoopseizoen aan de gebruiker is geleverd.

    2. De Commissie stelt een lijst op van de producten voor de vervaardiging waarvan industriële suiker, industriële isoglucose of industriële inulinestroop wordt gebruikt.

    Deze lijst bevat met name:

    a) bioethanol, alcohol, rum, levende gisten en hoeveelheden smeersiroop en hoeveelheden stroop voor de productie van “Rinse appelstroop”;

    b) bepaalde industriële producten die geen suiker bevatten maar voor de vervaardiging waarvan suiker, isoglucose of inulinestroop wordt gebruikt;

    c) bepaalde producten van de chemische of farmaceutische industrie die suiker, isoglucose of inulinestroop bevatten.

    Artikel 60 Overboeking van overtollige suiker

    1. Elke onderneming kan besluiten haar productie boven haar suikerquotum, haar isoglucosequotum of haar inulinestroopquotum geheel of gedeeltelijk over te boeken voor behandeling als een deel van de productie van het volgende verkoopseizoen. Onverminderd lid 3 is een dergelijk besluit onherroepelijk.

    2. Ondernemingen die het in lid 1 bedoelde besluit nemen:

    a) stellen de betrokken lidstaat vóór een door deze lidstaat te bepalen datum

    - tussen 1 februari en 30 juni van het lopende verkoopseizoen in kennis van de hoeveelheden rietsuiker die worden overgeboekt,

    - tussen 1 februari en 15 april van het lopende verkoopseizoen in kennis van de hoeveelheden suiker of inulinestroop die worden overgeboekt;

    b) verbinden zich ertoe die hoeveelheden op eigen kosten tot het einde van het lopende verkoopseizoen op te slaan.

    3. Indien de definitieve productie van de onderneming in het betrokken verkoopseizoen kleiner was dan de schatting die was gemaakt toen het in lid 1 bedoelde besluit werd genomen, mag de overgeboekte hoeveelheid uiterlijk op 31 oktober van het volgende verkoopseizoen met terugwerkende kracht worden aangepast.

    4. De overgeboekte hoeveelheden worden geacht de eerste hoeveelheden te zijn die binnen het quotum van het volgende verkoopseizoen worden geproduceerd.

    5. Op suiker die overeenkomstig dit artikel tijdens een verkoopseizoen is opgeslagen, mogen geen andere opslagmaatregelen op grond van de artikelen 12, 29 of 49 worden toegepast.

    Artikel 61 Overschotheffing

    1. Een overschotheffing wordt gelegd op:

    a) de in enig verkoopseizoen geproduceerde hoeveelheden overtollige suiker, overtollige isoglucose en overtollige inulinestroop met uitzondering van de overeenkomstig artikel 60 naar de quotumproductie van het volgende verkoopseizoen overgeboekte en opgeslagen hoeveelheden en van de in artikel 58, onder c) en d), bedoelde hoeveelheden;

    b) de hoeveelheden industriële suiker, industriële isoglucose en industriële inulinestroop waarvoor uiterlijk op een door de Commissie te bepalen datum nog geen bewijs is geleverd dat die hoeveelheden zijn verwerkt bij de vervaardiging van een van de in artikel 59, lid 2, bedoelde producten;

    c) de overeenkomstig artikel 49 aan de markt onttrokken hoeveelheden suiker, isoglucose en inulinestroop waarvoor de in artikel 49, lid 3, bedoelde verplichtingen niet worden nagekomen.

    2. De overschotheffing wordt door de Commissie vastgesteld op een niveau dat hoog genoeg is om de in lid 1 bedoelde opeenstapeling van hoeveelheden te voorkomen.

    3. De overeenkomstig lid 1 te betalen overschotheffing wordt door de lidstaat aan de ondernemingen op zijn grondgebied in rekening gebracht op basis van de geproduceerde hoeveelheden zoals bedoeld in lid 1 die voor de ondernemingen voor het betrokken verkoopseizoen zijn geconstateerd.

    SECTIE III MELK

    SUBSECTIE IALGEMENE BEPALINGEN

    Artikel 62 Definities

    Voor de toepassing van deze sectie wordt verstaan onder:

    a) “melk”: het door het melken van één of meer koeien verkregen product;

    b) “andere zuivelproducten”: alle andere zuivelproducten dan melk, met name magere melk, room, boter, yoghurt en kaas; in voorkomend geval worden deze producten in “melkequivalent” omgerekend aan de hand van door de Commissie vast te stellen coëfficiënten;

    c) “producent”: landbouwer wiens bedrijf zich op het grondgebied van een lidstaat bevindt en die melk produceert en vermarkt of voorbereidingen treft om dit in een zeer nabije toekomst te doen;

    d) “bedrijf”: bedrijf in de zin van artikel 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1782/2003;

    e) “koper”: een onderneming of groepering die van een producent melk koopt:

    - om deze, ook in het kader van een loonwerkovereenkomst, in te zamelen, te verpakken, op te slaan, te koelen en te behandelen of te verwerken;

    - om deze door te verkopen aan een of meer bedrijven die melk of andere zuivelproducten behandelen of verwerken.

    Een groepering van in een zelfde geografisch gebied gevestigde kopers die voor rekening van de aangeslotenen administratieve en boekhoudkundige handelingen verricht welke noodzakelijk zijn voor de betaling van de heffing, wordt als koper beschouwd. Voor de toepassing van de eerste zin van deze alinea wordt Griekenland als één geografisch gebied beschouwd en kan het een overheidsorganisatie met een groepering van kopers gelijkstellen;

    f) “levering”: elke levering van melk, exclusief andere zuivelproducten, door een producent aan een koper ongeacht of de producent, de koper, het bedrijf dat deze melk behandelt of verwerkt, dan wel een derde de melk vervoert;

    g) “rechtstreekse verkoop”: elke verkoop of overdracht van melk die rechtstreeks door de producent aan de consument wordt verricht, alsmede elke door een producent verrichte verkoop of overdracht van andere zuivelproducten. De Commissie kan, met inachtneming van de definitie van “levering” in punt f), de definitie van “rechtstreekse verkoop” aanpassen om met name te voorkomen dat hoeveelheden melk of andere zuivelproducten die worden vermarkt, niet onder de quotaregeling vallen;

    h) “vermarkting”: levering van melk of rechtstreekse verkoop van melk of andere zuivelproducten;

    i) “individueel quotum”: het quotum van een producent per 1 april van elk tijdvak van twaalf maanden;

    k) “nationaal quotum”: het voor elke lidstaat vastgestelde quotum als bedoeld in artikel 63;

    l) “beschikbaar quotum”: het voor de producent beschikbare quotum per 31 maart van het tijdvak van twaalf maanden waarvoor het quotum wordt vastgesteld, rekening houdend met alle in deze verordening bedoelde overdrachten, omzettingen, verkopen en tijdelijke hertoewijzingen die in dit tijdvak van twaalf maanden hebben plaatsgevonden.

    SUBSECTIE IITOEWIJZING EN BEHEER VAN QUOTA

    Artikel 63 Nationale quota

    1. De nationale quota voor de productie van melk en andere zuivelproducten die gedurende zeven opeenvolgende tijdvakken van twaalf maanden, te beginnen op 1 april 2008, (hierna “tijdvakken van twaalf maanden” genoemd) worden vermarkt, worden vastgesteld in punt 1 van bijlage VII.

    2. De in lid 1 bedoelde quota worden overeenkomstig artikel 64 over de producenten verdeeld, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen levering en rechtstreekse verkoop. Overschrijdingen van de nationale quota worden overeenkomstig deze sectie, op nationaal niveau in elke lidstaat en afzonderlijk voor leveringen en rechtstreekse verkopen vastgesteld.

    3. De in bijlage VII, punt 1, opgenomen nationale quota worden vastgesteld onverminderd een eventuele herziening in het licht van de algemene marktsituatie en van bijzondere omstandigheden in bepaalde lidstaten.

    4. Voor Bulgarije en Roemenië wordt een speciale herstructureringsreserve ingevoerd zoals vastgesteld in bijlage VII, punt 2. Deze reserve wordt met ingang van 1 april 2009 vrijgegeven in de mate waarin het verbruik op het bedrijf van melk en zuivelproducten in elk van deze landen sedert 2002 is gedaald.

    Het besluit tot vrijgave van de reserve en inzake de verdeling ervan over de quota voor de leveringen en de rechtstreekse verkoop wordt door de Commissie genomen op basis van een uiterlijk op 31 december 2008 door Bulgarije en Roemenië bij de Commissie in te dienen verslag. Dit verslag moet de resultaten en trends van het lopende herstructureringsproces in de zuivelsector van elk land, en met name de verschuiving van productie voor verbruik op het eigen bedrijf naar productie voor de markt, gedetailleerd weergeven.

    5. Voor Bulgarije, Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije hebben de nationale quota betrekking op alle hoeveelheden melk of melkequivalent die worden geleverd aan een koper of rechtstreeks worden verkocht, ook indien deze krachtens een in die landen geldende overgangsmaatregel worden geproduceerd of vermarkt.

    Artikel 64 Individuele quota

    1. De lidstaten stellen het individuele quotum of de individuele quota van de producenten vast op basis van de individuele referentiehoeveelheid of referentiehoeveelheden die overeenkomstig hoofdstuk 2 van Verordening (EG) nr. 1788/2003 zijn toegewezen in het tijdvak van twaalf maanden dat aanvangt op 1 april 2007.

    2. Producenten kunnen beschikken over een of over twee individuele quota, waarvan een voor leveringen en een voor rechtstreekse verkoop. Alleen de bevoegde autoriteit van de lidstaat kan op een naar behoren gemotiveerd verzoek van de producent een omzetting van het ene in het andere quotum verrichten.

    3. Beschikt de producent over twee quota, dan wordt zijn bijdrage in de eventueel verschuldigde heffing voor elk quotum afzonderlijk berekend.

    4. Ter compensatie van de Finse “SLOM”-producenten kan het aan leveringen toegekende deel van het Finse nationale quotum als bedoeld in artikel 63, door de Commissie worden verhoogd tot maximaal 200 000 ton. Deze overeenkomstig de communautaire wetgeving toe te kennen reserve mag uitsluitend worden gebruikt voor producenten wier recht om de productie te hervatten ten gevolge van de toetreding is aangetast.

    5. De individuele quota worden in voorkomend geval voor elk van de betrokken tijdvakken van twaalf maanden zodanig aangepast dat de som van de individuele quota voor leveringen en van die voor rechtstreekse verkoop voor geen enkele lidstaat het desbetreffende gedeelte van het overeenkomstig artikel 66 aangepaste nationale quotum overschrijdt, rekening houdend met eventuele verminderingen voor aan de in artikel 68 bedoelde nationale reserve toegewezen hoeveelheden.

    Artikel 65 Toewijzing van quota uit de nationale reserve

    De lidstaten stellen de voorschriften vast voor de toewijzing aan de producenten, aan de hand van aan de Commissie meegedeelde objectieve criteria, van alle of een deel van de quota uit de in artikel 68 bedoelde nationale reserve.

    Artikel 66 Quotabeheer

    1. De Commissie verricht voor elke lidstaat en voor elk tijdvak, vóór het einde daarvan, een aanpassing van het aandeel van “leveringen” en “rechtstreekse verkoop” in de nationale quota, rekening houdend met de door de producenten gevraagde omzettingen van individuele quota voor leveringen in individuele quota voor rechtstreekse verkoop en omgekeerd.

    2. De lidstaten delen de Commissie jaarlijks vóór de data en overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen die de Commissie overeenkomstig artikel 185, lid 2, vaststelt, de gegevens mee die nodig zijn voor:

    a) de in lid 1 van dit artikel bedoelde aanpassing;

    b) de berekening van de door de lidstaat te betalen overschotheffing.

    Artikel 67 Vetgehalte

    1. Aan iedere producent met een individueel quotum of individule quota wordt voor dat quotum of die quota een referentievetgehalte toegekend.

    2. Voor de per 31 maart 2008 overeenkomstig artikel 64, lid 1, aan de producenten toegewezen quota is het in lid 1 bedoelde referentievetgehalte gelijk aan het referentievetgehalte dat op die datum voor dat quotum geldt.

    3. Het referentievetgehalte wordt gewijzigd bij de in artikel 64, lid 2, bedoelde omzetting en in geval van verwerving of overdracht van quota.

    4. Voor nieuwe producenten met een individueel quotum voor leveringen dat volledig afkomstig is uit de nationale reserve, wordt het vetgehalte door de Commissie vastgesteld.

    5. De in lid 1 bedoelde individuele referentievetgehalten worden, in voorkomend geval, bij de inwerkingtreding van deze verordening en vervolgens bij de aanvang van elk tijdvak van twaalf maanden telkens wanneer dat nodig is, zodanig aangepast dat het gewogen gemiddelde van de bovenbedoelde vetgehalten voor elke lidstaat het in bijlage VIII vastgestelde referentievetgehalte met niet meer dan 0,1 gram per kg overschrijdt.

    Het in bijlage VIII voor Roemenië vastgestelde referentievetgehalte wordt herzien op basis van de cijfers voor het volledige jaar 2004 en, indien nodig, door de Commissie aangepast.

    Artikel 68 Nationale reserve

    1. Elke lidstaat vormt, met name met het oog op de in artikel 65 bedoelde toewijzing, een nationale reserve binnen de in bijlage VII vastgestelde nationale quota. De nationale reserve wordt aangevuld, naargelang van het geval, door de in artikel 69 bedoelde overname van hoeveelheden, de in artikel 73 bedoelde inhouding op overdrachten of een lineaire verlaging van alle individuele quota. Deze quota blijven hun oorspronkelijke indeling als “leveringen” of “rechtstreekse verkoop” behouden.

    2. Elk aan een lidstaat toegekend extra quotum gaat automatisch naar de nationale reserve en wordt volgens de voorzienbare behoeften verdeeld tussen “leveringen” en “rechtstreekse verkoop”.

    3. De quota die zich in de nationale reserve bevinden, hebben geen referentievetgehalte.

    Artikel 69 Inactiviteit

    1. Wanneer een natuurlijke of rechtspersoon die over individuele quota beschikt, gedurende een tijdvak van twaalf maanden niet langer aan de voorwaarden van artikel 62, onder c), voldoet, worden de overeenkomstige hoeveelheden uiterlijk op 1 april van het daaropvolgende kalenderjaar aan de nationale reserve toegevoegd, tenzij die persoon uiterlijk op die datum opnieuw een producent in de zin van artikel 62, punt c), wordt.

    Indien die natuurlijke persoon of rechtspersoon uiterlijk aan het einde van het tweede tijdvak van twaalf maanden na de ontneming van zijn individuele quotum opnieuw een producent wordt, wordt het individuele quotum dat hem was ontnomen, hem uiterlijk op 1 april na de datum waarop hij hierom verzoekt, geheel of gedeeltelijk opnieuw toegewezen.

    2. Wanneer een producent gedurende ten minste een tijdvak van twaalf maanden niet ten minste 70 % van zijn individuele quotum vermarkt, kan de lidstaat beslissen of en onder welke voorwaarden het ongebruikte quotum geheel of gedeeltelijk wordt toegevoegd aan de nationale reserve.

    De lidstaat bepaalt de voorwaarden waaronder een quotum opnieuw aan de betrokken producent wordt toegewezen indien deze de vermarkting hervat.

    3. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing in geval van overmacht en in deugdelijk gemotiveerde en door de bevoegde autoriteiten erkende gevallen die tijdelijk de productiecapaciteit van de betrokken producenten beïnvloeden.

    Artikel 70 Tijdelijke overdracht

    1. Aan het einde van elk tijdvak van twaalf maanden staan de lidstaten voor het betrokken tijdvak de tijdelijke overdracht toe van een deel van de individuele quota die de producent die hierover beschikt, niet voornemens is te gebruiken.

    De lidstaten kunnen de overdrachten regelen naargelang van de categorie producenten of de structuur van de melkproductie, ze beperken op het niveau van de koper of binnen de regio, volledige overdracht toestaan in de in artikel 69, lid 3, bedoelde gevallen en bepalen in hoeverre de cedent overdrachten kan herhalen.

    2. Elke lidstaat kan besluiten lid 1 niet toe te passen op grond van één van of van beide onderstaande criteria:

    a) de noodzaak structurele ontwikkelingen en aanpassingen te vergemakkelijken;

    b) dringende redenen van administratieve aard.

    Artikel 71 Overdracht van quota met land

    1. Bij verkoop, verhuur, overgang door vererving — ook vóór het overlijden van de erflater — of elke andere overdracht die voor de producent vergelijkbare rechtsgevolgen heeft, worden de individuele quota samen met het bedrijf overgedragen aan de producent die het bedrijf overneemt, op de wijze die door de lidstaten wordt bepaald rekening houdend met de voor de melkproductie gebruikte oppervlakten of met andere objectieve criteria en, in voorkomend geval, met de overeenkomst tussen de partijen. Het gedeelte van het quotum dat in voorkomend geval niet met het bedrijf wordt overgedragen, wordt aan de nationale reserve toegevoegd.

    2. Wanneer de quota overeenkomstig lid 1 in het kader van verpachting of andere middelen met vergelijkbare rechtsgevolgen zijn of worden overgedragen, kunnen de lidstaten op basis van objectieve criteria en met het oog op toewijzing van de quota aan uitsluitend de producenten, besluiten dat het quotum niet samen met het bedrijf wordt overgedragen.

    3. Bij overdracht van grond aan de overheid en/of ten algemenen nutte of wanneer de overdracht geen landbouwdoeleinden dient, zien de lidstaten erop toe dat de nodige maatregelen ter vrijwaring van de rechtmatige belangen van de partijen worden getroffen, en met name dat de vertrekkende producent in de gelegenheid wordt gesteld de melkproductie voort te zetten, indien hij dit wenst.

    4. Bij ontstentenis van een overeenkomst tussen de partijen worden in geval van het verstrijken van een pachtovereenkomst die niet op soortgelijke voorwaarden kan worden verlengd, of in situaties met vergelijkbare rechtsgevolgen de individuele quota geheel of ten dele overgedragen aan de producent die ze overneemt, volgens door de lidstaten vastgestelde bepalingen en met inachtneming van de rechtmatige belangen van de partijen.

    Artikel 72 Bijzondere overdrachten

    1. Om de herstructurering van de melkproductie tot een goed einde te brengen of de milieusituatie te verbeteren, kunnen de lidstaten op de wijze die zij bepalen met inachtneming van de rechtmatige belangen van de partijen:

    a) aan producenten die zich ertoe verbinden de melkproductie geheel of ten dele definitief te staken, een vergoeding toekennen die ineens of in jaarlijkse tranches wordt betaald, en de aldus vrijgekomen individuele quota aan de nationale reserve toevoegen;

    b) aan de hand van objectieve criteria bepalen op welke voorwaarden een producent aan het begin van een tijdvak van twaalf maanden kan verkrijgen dat de bevoegde autoriteit of de door haar aangewezen instantie hem tegen voorafgaande betaling individuele quota toewijst die aan het einde van het voorgaande tijdvak van twaalf maanden definitief door andere producenten zijn vrijgemaakt in ruil voor een vergoeding ineens of in jaarlijkse tranches die gelijk is aan de bovengenoemde betaling;

    c) de overdrachten van quota zonder grond centraliseren en er toezicht op uitoefenen;

    d) bij overdracht van gronden met het oog op verbetering van het milieu, het betrokken individuele quotum toewijzen aan de vertrekkende producent, indien hij voornemens is de melkproductie voort te zetten;

    e) aan de hand van objectieve criteria bepalen in welke regio's en ophaalgebieden met het oog op de verbetering van de melkproductiestructuur quota definitief mogen worden overgedragen zonder overeenkomstige overdracht van gronden;

    f) op verzoek van een producent aan de bevoegde autoriteit of een door haar aangewezen instantie de definitieve overdracht van quota zonder overeenkomstige overdracht van gronden of andersom toestaan, ten einde de structuur van de melkproductie op het niveau van het bedrijf te verbeteren of bij te dragen tot de extensivering van de productie.

    2. De bepalingen van lid 1 kunnen op nationaal niveau, op het passende territoriale niveau of in bepaalde ophaalgebieden worden uitgevoerd.

    Artikel 73 Inhoudingen op overdrachten

    1. Wanneer de in de artikelen 71 en 72 bedoelde overdrachten worden verricht, kunnen de lidstaten ten behoeve van de nationale reserve op basis van objectieve criteria een gedeelte van de individuele quota inhouden.

    2. Wanneer de quota overeenkomstig de artikelen 71 en 72 met of zonder de corresponderende gronden in het kader van verpachting of andere middelen met vergelijkbare rechtsgevolgen zijn of worden overgedragen, kunnen de lidstaten op basis van objectieve criteria en met het oog op toewijzing van de quota aan de producenten alleen, beslissen of en onder welke voorwaarden de overgedragen quota geheel of ten dele aan de nationale reserve worden toegevoegd.

    Artikel 74 Steun voor het verkrijgen van quota

    De verkoop, overdracht of toewijzing van quota op grond van deze sectie komt niet in aanmerking voor enigerlei door een overheidsinstantie te verlenen financiële steun die rechtstreeks aan de verkrijging van quota gekoppeld is.

    SUBSECTIE IIIQUOTUMOVERSCHRIJDING

    Artikel 75 Overschotheffing

    1. Op melk en andere zuivelproducten die worden vermarkt boven de overeenkomstig subsectie II vastgestelde nationale quota, wordt een overschotheffing gelegd.

    Deze heffing wordt vastgesteld op 27,83 euro per 100 kilogram melk.

    2. De lidstaten zijn de Gemeenschap de overschotheffing verschuldigd die voortvloeit uit de overschrijding van het nationale quotum, dat op nationaal niveau afzonderlijk wordt bepaald voor leveringen en rechtstreekse verkopen, en zij storten tussen 16 oktober en 30 november na afloop van het betrokken tijdvak van twaalf maanden 99 % van het verschuldigde bedrag in het ELGF.

    3. Als de in lid 1 bedoelde overschotheffing niet vóór de vastgestelde datum is betaald, brengt de Commissie, na raadpleging van het Comité voor de landbouwfondsen, een bedrag gelijk aan de niet-betaalde overschotheffing in mindering op de maandelijkse betalingen in de zin van artikel 14 en artikel 15, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1290/2005. Alvorens een besluit te nemen meldt de Commissie dit aan de betrokken lidstaat, die binnen een week zijn standpunt kenbaar maakt. Artikel 14 van Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad[59] is niet van toepassing.

    4. De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor dit artikel vast.

    Artikel 76 Bijdrage van de producenten in de verschuldigde overschotheffing

    De overschotheffing wordt overeenkomstig de artikelen 77 en 80, volledig omgeslagen over de producenten die hebben bijgedragen tot elk van de overschrijdingen van de in artikel 63, lid 2, bedoelde nationale quota.

    Onverminderd artikel 77, lid 3, en artikel 80, lid 1, zijn de producenten de lidstaat de betaling verschuldigd van hun bijdrage in de overeenkomstig de artikelen 66, 67 en 77 berekende overschotheffing die zij louter wegens de overschrijding van hun beschikbare quota verschuldigd zijn.

    Artikel 77 Overschotheffing op leveringen

    1. Om de eindafrekening van de overschotheffing op te stellen, worden de door iedere producent geleverde hoeveelheden, wanneer het werkelijke vetgehalte van het referentievetgehalte afwijkt, door toepassing van door de Commissie vast te stellen coëfficiënten en voorwaarden naar boven of naar onder gecorrigeerd.

    2. Wanneer de som, op nationaal niveau, van de overeenkomstig lid 1 gecorrigeerde leveringen kleiner is dan de feitelijke leveringen, wordt de overschotheffing berekend op basis van de feitelijke leveringen. In dat geval worden de neerwaartse correcties evenredig verminderd, in die mate dat de som van de gecorrigeerde leveringen overeenstemt met de feitelijke leveringen.

    Wanneer de som van de overeenkomstig lid 1 gecorrigeerde leveringen groter is dan de feitelijke leveringen, wordt de overschotheffing berekend op basis van de gecorrigeerde leveringen.

    3. De bijdrage van de producenten in de betaling van de verschuldigde overschotheffing wordt, naar keuze van de lidstaat, al dan niet na hertoewijzing van het ongebruikte deel van het nationale quotum voor leveringen, door de lidstaten vastgesteld naar evenredigheid van de individuele quota van elke producent of overeenkomstig door de lidstaten vast te stellen objectieve criteria:

    a) hetzij op nationaal niveau op basis van de hoeveelheid waarmee het quotum van elke producent overschreden is,

    b) hetzij eerst voor iedere koper en vervolgens, in voorkomend geval, op nationaal niveau.

    Artikel 78 Rol van de koper

    1. De koper is verantwoordelijk voor de inning, bij de producenten, van de bijdragen die deze verschuldigd zijn uit hoofde van de overschotheffing en betaalt aan de bevoegde instantie van de lidstaat, vóór een datum en overeenkomstig nadere voorschriften die door de Commissie worden bepaald, het bedrag van deze bijdragen die hij inhoudt op de aan de producenten die voor de overschrijding verantwoordelijk zijn betaalde melkprijs of die hij, bij gebreke daarvan, op een andere passende wijze int.

    2. Indien een koper geheel of gedeeltelijk in de plaats treedt van een of meer andere kopers, worden voor de rest van het lopende tijdvak van twaalf maanden de individuele quota van de producenten in aanmerking genomen onder aftrek van de reeds geleverde hoeveelheden en rekening houdend met het vetgehalte daarvan.

    De eerste alinea geldt ook wanneer een producent van koper verandert.

    3. Wanneer, in de loop van de referentieperiode, de door een producent geleverde hoeveelheden zijn beschikbare quotum overschrijden, kan de lidstaat beslissen dat de koper bij elke levering van die producent die zijn quotum overschrijdt, op de door de lidstaat vastgestelde wijze, een bedrag inhoudt op de voor de melk betaalde prijs als voorschot op de bijdrage van deze producent in de overschotheffing. De lidstaat kan specifieke bepalingen vaststellen die de kopers de mogelijkheid bieden dat voorschot in te houden wanneer de producenten aan verscheidene kopers leveren.

    Artikel 79 Erkenning

    De hoedanigheid van koper moet vooraf door de lidstaat worden erkend aan de hand van door de Commissie vast te stellen criteria.

    De te vervullen voorwaarden en de door een producent in geval van rechtstreekse verkoop te verstrekken gegevens worden door de Commissie vastgesteld.

    Artikel 80 Overschotheffing bij rechtstreekse verkoop

    1. Bij rechtstreekse verkoop wordt naar keuze van de lidstaat de bijdrage van elke producent in de betaling van de overschotheffing, al dan niet na hertoewijzing van het ongebruikte deel van het nationale quotum voor directe verkoop, hetzij op het passende territoriale niveau, hetzij nationaal vastgesteld.

    2. Aan de hand van door de Commissie vastgestelde criteria bepalen de lidstaten de grondslag voor de berekening van de bijdrage van de producent in de overschotheffing die verschuldigd is op de totale hoeveelheid melk die is verkocht of doorverkocht of is gebruikt voor de vervaardiging van verkochte of doorverkochte zuivelproducten.

    3. Voor het opstellen van de eindafrekening van de overschotheffing wordt geen rekening gehouden met het vetgehalte van de melk of het zuivelproduct.

    4. De Commissie bepaalt hoe en wanneer de overschotheffing aan de bevoegde instantie van de lidstaat moet worden betaald.

    Artikel 81 Te veel betaalde en onbetaalde bedragen

    1. Wanneer met betrekking tot leveringen of rechtstreekse verkopen wordt geconstateerd dat overschotheffing verschuldigd is en dat de van de producenten geïnde bijdrage groter is dan die heffing, kan de lidstaat:

    a) het te veel geïnde bedrag geheel of gedeeltelijk gebruiken voor de financiering van de in artikel 72, lid 1, onder a), bedoelde maatregelen en/of

    b) dit bedrag geheel of gedeeltelijk terugbetalen aan producenten die:

    - behoren tot prioritaire categorieën die de lidstaat vaststelt op basis van door de Commissie te bepalen objectieve criteria en termijnen, of

    - zich in buitengewone omstandigheden bevinden als gevolg van een nationale maatregel die geen verband houdt met de in dit hoofdstuk vastgestelde quotaregeling voor melk en andere zuivelproducten.

    2. Wanneer geconstateerd wordt dat geen overschotheffing verschuldigd is, worden door de kopers of de lidstaat eventueel geïnde voorschotten uiterlijk aan het einde van het volgende tijdvak van twaalf maanden terugbetaald.

    3. Indien de koper heeft veronachtzaamd om de bijdragen van de producenten in de overschotheffing overeenkomstig artikel 78 te innen, kan de lidstaat de onbetaalde bedragen rechtstreeks bij de producent heffen, onverminderd de sancties die hij aan de in gebreke gebleven koper kan opleggen.

    4. Als een producent of een koper de betalingstermijn niet in acht neemt, moet hij de lidstaat een door de Commissie vast te stellen achterstandsrente betalen.

    SECTIE IV PROCEDUREBEPALINGEN

    Artikel 82 Uitvoeringsbepalingen

    De Commissie stelt voor dit hoofdstuk uitvoeringsbepalingen vast, die met name betrekking kunnen hebben op:

    a) bepalingen voor de toepassing van de artikelen 58, 59, 60 en 61, en met name de voorwaarden voor de toekenning van productierestituties, de bedragen van die restituties en de in aanmerking komende hoeveelheden;

    b) de aanvullende gegevens die moeten worden verstrekt door de erkende ondernemingen als bedoeld in artikel 54, en de criteria voor sancties in verband met de erkenning van de ondernemingen en voor de schorsing en intrekking van die erkenning;

    c) de vaststelling van de in de artikelen 55 en 61 bedoelde bedragen;

    d) afwijkingen van de in artikel 60 vastgestelde datums.

    HOOFDSTUK IV STEUNREGELINGEN

    SECTIE I VERWERKINGSSTEUN

    SUBSECTIE IGEDROOGDE VOEDERGEWASSEN

    Artikel 83 In aanmerking komende bedrijven

    1. Er wordt verwerkingssteun verleend aan bedrijven die producten van de sector gedroogde voedergewassen verwerken en onder ten minste één van de volgende categorieën vallen:

    a) verwerkingsbedrijven die contracten hebben gesloten met producenten van te drogen voedergewassen. Als het contract betrekking heeft op het in loonwerk verwerken van door een producent geleverde voedergewassen, moet het een bepaling bevatten waarbij het verwerkingsbedrijf ertoe verplicht wordt de producent de steun te betalen die het bedrijf ontvangt voor de op grond van het contract verwerkte hoeveelheden;

    b) bedrijven die hun eigen oogst of, wanneer het groeperingen betreft, de oogst van hun leden hebben verwerkt;

    c) bedrijven die de voedergewassen hebben betrokken bij natuurlijke personen of rechtspersonen die met de producenten van de te drogen voedergewassen contracten hebben gesloten.

    2. De in lid 1 vastgestelde steun wordt betaald voor gedroogde voedergewassen die het verwerkingsbedrijf hebben verlaten en aan de volgende eisen voldoen:

    a) het maximumvochtgehalte ligt tussen 11 en 14 % naargelang van de aanbiedingsvorm van het product;

    b) het minimumgehalte aan ruwe eiwitten in de droge stof is niet lager dan:

    i) 15 % voor de in deel IV van bijlage I, onder a) en onder b), tweede streepje, genoemde producten,

    ii) 45 % voor de in deel IV van bijlage I, onder b), eerste streepje, genoemde producten;

    c) ze zijn van gezonde handelskwaliteit.

    Artikel 84 Voorschot

    1. De verwerkingsbedrijven kunnen aanspraak maken op een voorschot van 19,80 euro per ton, of 26,40 euro per ton indien zij een zekerheid van 6,60 euro per ton hebben gesteld.

    De lidstaten verrichten de nodige controles om na te gaan of de gegadigden terecht aanspraak maken op de steun. Het voorschot wordt uitgekeerd zodra is geconstateerd dat de gegadigde recht heeft op de steun.

    Het voorschot kan evenwel worden uitbetaald voordat is geconstateerd dat de gegadigde recht heeft op steun op voorwaarde dat het verwerkingsbedrijf een zekerheid heeft gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorschot plus 10 %. Deze zekerheid dient ook als zekerheid voor de toepassing van de eerste alinea. De zekerheid wordt verlaagd tot het in de eerste alinea vermelde niveau zodra is geconstateerd dat de gegadigde recht heeft op steun, en wordt volledig vrijgegeven zodra het saldo van de steun wordt betaald.

    2. Het gedroogde voeder moet het verwerkingsbedrijf verlaten hebben voordat een voorschot kan worden betaald.

    3. Wanneer een voorschot is betaald, wordt het saldo dat overeenkomt met het verschil tussen het voorschot en het totale steunbedrag dat aan het verwerkingsbedrijf moet worden uitbetaald, betaald met inachtneming van artikel 85, lid 2.

    4. Wanneer het voorschot groter is dan het totale bedrag waarop het verwerkingsbedrijf recht heeft op grond van artikel 85, lid 2, betaalt het verwerkingbedrijf desgevraagd het te veel ontvangen bedrag terug aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat.

    Artikel 85 Steunbedrag

    1. De steun waarin is voorzien bij artikel 83 wordt vastgesteld op 33 euro per ton.

    2. In afwijking van lid 1 wordt de steun, wanneer in een bepaald verkoopseizoen de hoeveelheid gedroogde voedergewassen waarvoor steun wordt aangevraagd, de in artikel 86 vastgestelde gegarandeerde maximumhoeveelheid overschrijdt, in elke lidstaat waar de productie de gegarandeerde nationale hoeveelheid overschrijdt, verlaagd door de uitgaven te verlagen naar rato van het aandeel van de overschrijding van de betrokken lidstaat in de som van de overschrijdingen.

    De verlaging wordt door de Commissie vastgesteld op een zodanig peil dat de begrotingsuitgaven niet hoger uitkomen dan wanneer de gegarandeerde maximumhoeveelheid niet zou zijn overschreden.

    Artikel 86 Gegarandeerde hoeveelheid

    Voor ieder verkoopseizoen wordt een gegarandeerde maximumhoeveelheid van 4 960 723 ton kunstmatig gedroogde en/of in de zon gedroogde voedergewassen vastgesteld, waarvoor de in artikel 83 vastgestelde steun kan worden verleend. Die hoeveelheid wordt overeenkomstig punt B van bijlage IX in de vorm van gegarandeerde nationale hoeveelheden over de betrokken lidstaten verdeeld.

    Artikel 87 Uitvoeringsbepalingen

    De Commissie stelt voor deze subsectie uitvoeringsbepalingen vast, die met name betrekking kunnen hebben op:

    a) de aangiften die de bedrijven moeten indienen wanneer zij steun aanvragen;

    b) de voorwaarden waaraan moet worden voldaan opdat het recht op steun kan worden vastgesteld, met name wat betreft het voeren van een voorraadboekhouding en het bijhouden van andere bewijsstukken;

    c) de toekenning van de bij deze subsectie vastgestelde steun en het voorschot, alsmede het vrijgeven van de zekerheid als bedoeld in artikel 84, lid 1;

    d) de voorwaarden en criteria waaraan de in artikel 83 bedoelde bedrijven moeten voldoen, en, als de bedrijven hun voedergewassen bij natuurlijke personen of rechtspersonen betrekken, regels betreffende de garanties die deze personen moeten bieden;

    e) de door de lidstaten toe te passen voorwaarden voor de erkenning van kopers van te drogen voedergewassen;

    f) de criteria voor de vaststelling van de in artikel 83, lid 2, bedoelde kwaliteitsnormen;

    g) de criteria voor het sluiten van de contracten en de gegevens die deze moeten bevatten;

    h) de toepassing van de in artikel 86 vastgestelde gegarandeerde maximumhoeveelheid;

    i) verdere eisen naast die welke in artikel 83 zijn vastgesteld, met name inzake het caroteen- en het vezelgehalte.

    SUBSECTIE IIVEZELVLAS EN -HENNEP

    Artikel 88 Subsidiabiliteit

    1. De steun voor de verwerking van voor de vezelproductie bestemd vlas- en hennepstro wordt aan de erkende eerste verwerker toegekend op basis van de hoeveelheid vezels die daadwerkelijk is verkregen uit het stro waarvoor met een landbouwer een aankoop-verkoopcontract is gesloten.

    Als de landbouwer evenwel eigenaar blijft van het stro dat hij onder contract door een erkende eerste verwerker laat verwerken en hij kan bewijzen dat hij de verkregen vezels in de handel heeft gebracht, wordt de steun aan de landbouwer toegekend.

    Als de landbouwer zelf de erkende eerste verwerker is, wordt het aankoop-verkoopcontract vervangen door een verbintenis van de betrokkene om de verwerking zelf uit te voeren.

    2. Voor de toepassing van deze subsectie wordt onder “erkende eerste verwerker” verstaan de natuurlijke persoon of rechtspersoon dan wel de groepering van natuurlijke of rechtspersonen, ongeacht de rechtspositie van de groepering of haar leden volgens het nationale recht, die is erkend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat op het grondgebied waarvan de inrichtingen voor de productie van vlasvezels zich bevinden.

    Artikel 89 Steunbedrag

    1. Het bedrag van de bij artikel 88 ingestelde verwerkingssteun wordt vastgesteld op 200 euro per ton lange vlasvezels.

    2. De hoeveelheden voor steun in aanmerking komende vezels worden beperkt op basis van de oppervlakten waarvoor een van de in artikel 88 bedoelde contracten of verbintenissen is aangegaan.

    De in de eerste alinea bedoelde limieten worden door de lidstaten zo vastgesteld dat de in artikel 91 bedoelde gegarandeerde nationale hoeveelheden in acht worden genomen.

    Artikel 90 Voorschot

    Als de erkende eerste verwerker hierom verzoekt, wordt op basis van de verkregen hoeveelheden vezels een voorschot op de in artikel 88 bedoelde steun uitgekeerd.

    Artikel 91 Gegarandeerde hoeveelheid

    1. Voor lange vlasvezels waarvoor steun kan worden verleend, wordt een gegarandeerde maximumhoeveelheid van 80 878 ton per verkoopseizoen vastgesteld. Die hoeveelheid wordt overeenkomstig punt A van bijlage IX in de vorm van gegarandeerde nationale hoeveelheden over bepaalde lidstaten verdeeld.

    2. Indien de in een lidstaat verkregen vezels afkomstig zijn van in een andere lidstaat geproduceerd stro, worden de betrokken hoeveelheden vezels verrekend met de gegarandeerde nationale hoeveelheid van de lidstaat waar het stro geoogst is. De steun wordt dan uitbetaald door de lidstaat waarvan de gegarandeerde nationale hoeveelheid verrekend is.

    Artikel 92 Uitvoeringsbepalingen

    De Commissie stelt voor deze subsectie uitvoeringsbepalingen vast, die met name betrekking kunnen hebben op:

    a) de voorwaarden voor de erkenning van eerste verwerkers als bedoeld in artikel 88;

    b) de voorwaarden die door erkende eerste verwerkers in acht moeten worden genomen voor de aan- en verkoopcontracten en verbintenissen als bedoeld in artikel 88, lid 1;

    c) de vereisten waaraan landbouwers moeten voldoen in het in artikel 88, lid 1, tweede alinea, bedoelde geval;

    d) de criteria waaraan lange vlasvezels moeten voldoen;

    e) de voorwaarden voor de toekenning van de steun en het voorschot, en met name het bewijs dat het stro verwerkt is;

    f) de voor de vaststelling van de in artikel 89, lid 2, bedoelde limieten in acht te nemen voorwaarden.

    SECTIE II PRODUCTIERESTITUTIE

    Artikel 93 Productierestitutie voor zetmeel

    1. Er kan een productierestitutie worden toegekend:

    a) voor zetmeel op basis van maïs, tarwe of aardappelen en voor bepaalde derivaten die gebruikt worden bij de vervaardiging van bepaalde producten, waarvan de Commissie een lijst zal opstellen;

    b) bij ontstentenis van een omvangrijke nationale productie van andere granen ten behoeve van de zetmeelproductie, voor de volgende hoeveelheden zetmeel die elk verkoopseizoen in Finland en Zweden worden verkregen uit gerst en haver, mits dit niet leidt tot een toename van de zetmeelproductie op basis van deze twee granen:

    i) 50 000 ton in Finland,

    ii) 10 000 ton in Zweden.

    2. De in lid 1 bedoelde restitutie wordt periodiek door de Commissie vastgesteld.

    Artikel 94 Productierestitutie in de suikersector

    1. Voor de in deel III van bijlage I, onder b) tot en met e), genoemde producten van de suikersector kan een productierestitutie worden toegekend indien voor de vervaardiging van producten als bedoeld in artikel 59, lid 2, onder b) en c), geen overtollige suiker of ingevoerde suiker, overtollige isoglucose of overtollige inulinestroop beschikbaar is tegen een prijs die overeenstemt met de wereldmarktprijs.

    2. Bij de vaststelling van de in lid 1 bedoelde productierestitutie wordt met name rekening gehouden met de aan het gebruik van ingevoerde suiker verbonden kosten die de industrie zou moeten dragen bij voorziening in haar behoefte op de wereldmarkt, en met de prijs van de op de communautaire markt beschikbare overtollige suiker of, bij ontstentenis van overtollige suiker, de referentieprijs.

    Artikel 95 Toekenningsvoorwaarden

    De Commissie stelt de voorwaarden voor de toekenning van de in deze sectie bedoelde productierestituties, de bedragen van die restituties en de in aanmerking komende hoeveelheden vast.

    SECTIE III STEUN IN DE SECTOR MELK EN ZUIVELPRODUCTEN

    Artikel 96 Steun voor ondermelk en mageremelkpoeder die voor voederdoeleinden worden gebruikt

    1. Voor ondermelk en mageremelkpoeder die voor voederdoeleinden worden gebruikt, wordt steun verleend als wordt voldaan aan door de Commissie vast te stellen voorwaarden en productnormen.

    Als ondermelk en mageremelkpoeder in de zin van dit artikel worden eveneens karnemelk en karnemelkpoeder beschouwd.

    2. Bij de vaststelling van de steunbedragen houdt de Commissie rekening met:

    a) de in artikel 7, lid 1, onder e), ii), vastgestelde referentieprijs voor mageremelkpoeder;

    b) de ontwikkeling van de voorzieningssituatie voor ondermelk en mageremelkpoeder, en de ontwikkeling van het gebruik van die producten voor voederdoeleinden;

    c) de ontwikkeling van de prijzen van kalveren;

    d) de ontwikkeling van de marktprijs van concurrerende proteïnen ten opzichte van de marktprijs van mageremelkpoeder.

    Artikel 97 Steun voor ondermelk die tot caseïne en caseïnaten wordt verwerkt

    1. Er wordt steun verleend voor in de Gemeenschap geproduceerde en tot caseïne of caseïnaten verwerkte ondermelk als deze melk en de daaruit vervaardigde caseïne en caseïnaten voldoen aan door de Commissie vast te stellen voorwaarden en productnormen.

    2. Bij de vaststelling van de steunbedragen houdt de Commissie rekening met:

    a) de referentieprijs voor mageremelkpoeder of de marktprijs voor volgens het verstuivingsprocédé vervaardigd mageremelkpoeder van eerste kwaliteit indien deze laatste prijs hoger is dan de referentieprijs;

    b) de marktprijzen voor caseïne en caseïnaten op de markt van de Gemeenschap en de wereldmarkt.

    De steun kan worden gedifferentieerd naargelang de ondermelk tot caseïne of tot caseïnaten wordt verwerkt en naargelang van de kwaliteit van deze producten.

    Artikel 98 Steun voor de aankoop tegen verlaagde prijs van room, boter en boterconcentraat

    Wanneer overschotten van zuivelproducten ontstaan of dreigen te ontstaan, kan de Commissie onder door haar vast te stellen voorwaarden besluiten steun te verlenen om het mogelijk te maken dat room, boter en boterconcentraat tegen verlaagde prijs worden aangekocht:

    a) door non-profitinstellingen en –organisaties;

    b) door legers en daarmee gelijkgestelde eenheden van de lidstaten;

    c) door fabrikanten van banketbakkerswerk en consumptie-ijs;

    d) door fabrikanten van andere door de Commissie te bepalen voedingsmiddelen;

    e) voor de rechtstreekse consumptie van boterconcentraat.

    Artikel 99 Steun voor de uitreiking van zuivelproducten aan leerlingen

    1. Onder door de Commissie vast te stellen voorwaarden verleent de Gemeenschap ten behoeve van leerlingen van onderwijsinstellingen steun voor melk die tot bepaalde, door de Commissie vast te stellen producten van de GN-codes 0401, 0403, 0404 90 en 0406 of van GN-code 2202 90 is verwerkt.

    2. In afwijking van artikel 172 kunnen de lidstaten, ter aanvulling van de steun van de Gemeenschap, nationale steun toekennen voor de uitreiking van de in lid 1 bedoelde producten aan leerlingen in onderwijsinstellingen. De lidstaten kunnen hun nationale steun financieren door de zuivelsector een heffing op te leggen of om enige andere bijdrage te vragen.

    3. Voor volle melk bedraagt de communautaire steun 18,15 euro per 100 kg.

    Voor andere zuivelproducten stelt de Commissie de steun vast met inachtneming van de melkbestanddelen van de betrokken producten.

    4. De in lid 1 bedoelde steun wordt toegekend voor ten hoogste 0,25 liter melkequivalent per leerling per dag.

    SECTIE IV STEUN IN DE SECTOR OLIJVEN

    Artikel 100 Steun voor organisaties van marktdeelnemers

    1. Met bedragen die overeenkomstig artikel 110 decies, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 door de lidstaten worden ingehouden, financiert de Gemeenschap driejarige activiteitenprogramma's die de in artikel 119 bedoelde organisaties van marktdeelnemers opstellen op een of meer van de volgende gebieden:

    a) follow-up en administratief beheer van de markt in de sector olijven;

    b) verbetering van de milieueffecten van de olijventeelt;

    c) verbetering van de kwaliteit van de productie van olijfolie en tafelolijven;

    d) traceerbaarheidssysteem, en certificering en bescherming van de kwaliteit van olijfolie en tafelolijven, in het bijzonder bewaking van de kwaliteit van de aan de eindverbruikers verkochte olijfoliën, onder het gezag van de nationale overheid;

    e) verspreiding van informatie over de activiteiten die organisaties van marktdeelnemers ontplooien ter verbetering van de kwaliteit van olijfolie.

    2. De maximale communautaire financiering van de in lid 1 bedoelde activiteitenprogramma's is gelijk aan het door de lidstaten ingehouden deel van de steun. Deze financiering heeft betrekking op de subsidiabele kosten met een maximum van:

    a) 100 % voor de activiteiten op de in lid 1, onder a) en b), bedoelde gebieden;

    b) 100 % voor de investeringen in vaste activa en 75 % voor de andere activiteiten op het in lid 1, onder c), bedoelde gebied;

    c) 75 % voor de activiteitenprogramma's die in ten minste drie derde landen of niet-producerende lidstaten door erkende organisaties van marktdeelnemers uit ten minste twee producerende lidstaten worden ontplooid op de in lid 1, onder d) en e), bedoelde gebieden, en 50 % voor de andere activiteiten op die gebieden.

    De lidstaat zorgt voor aanvullende financiering tot 50 % van de niet door de communautaire financiering gedekte kosten.

    De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor dit artikel vast, en met name de procedures voor de erkenning van de door de lidstaten goedgekeurde programma's en de soorten activiteiten die in het kader van die programma's voor steun in aanmerking komen.

    3. Onverminderd eventuele specifieke bepalingen die de Commissie overeenkomstig artikel 187 kan vaststellen, gaan de lidstaten na of aan de voorwaarden voor de toekenning van de communautaire financiering is voldaan. Daartoe onderwerpen zij de activiteitenprogramma's aan een audit en voeren zij een controleplan uit dat betrekking heeft op een steekproef die is bepaald op basis van een risicoanalyse en die ten minste 30 % per jaar van de producentenorganisaties en alle andere organisaties van marktdeelnemers die op grond van dit artikel communautaire financiering ontvangen, omvat.

    SECTIE V COMMUNAUTAIR FONDS VOOR TABAK

    Artikel 101 Tabaksfonds

    1. Er wordt een Communautair Fonds voor tabak ingesteld (hierna het “Fonds” genoemd), dat acties financiert op de volgende gebieden:

    a) verbetering van de kennis van het publiek over de schadelijke gevolgen van alle vormen van tabaksverbruik, met name via voorlichting en onderwijs, steun voor de verzameling van gegevens met het oog op het vaststellen van tendensen in het tabaksverbruik en de uitvoering van epidemiologische studies inzake tabaksverslaving in de Gemeenschap; studie over de preventie van tabaksverslaving;

    b) specifieke acties inzake omschakeling van de producenten van ruwe tabak op andere teelten of andere werkgelegenheidscheppende economische activiteiten en studies over de omschakelingsmogelijkheden voor producenten van ruwe tabak op andere teelten of activiteiten.

    2. Het Fonds wordt als volgt gefinancierd:

    a) voor de oogst 2002 door inhouding van 2 %, en voor de oogsten 2003, 2004 en 2005 door inhouding van 3 % van de premie die is ingesteld in titel I van Verordening (EEG) nr. 2075/92 voor zover die tot en met de oogst van 2005 van toepassing is op de financiering van acties als bedoeld in lid 1;

    b) voor de kalenderjaren 2006 en 2007 overeenkomstig artikel 110 quaterdecies van Verordening (EG) nr. 1782/2003.

    3. De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor dit artikel vast.

    SECTIE VIBIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE BIJENTEELTSECTOR

    Artikel 102 Toepassingsgebied

    1. Met het oog op de verbetering van de algemene voorwaarden voor de productie en afzet van producten van de bijenteelt kunnen de lidstaten voor een periode van drie jaar een nationaal programma opstellen, hierna “bijenteeltprogramma” genoemd.

    2. In afwijking van artikel 172 zijn de artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag niet van toepassing op:

    a) de financiële bijdrage van de lidstaten voor maatregelen waarvoor krachtens deze sectie communautaire steun wordt verleend;

    b) de specifieke nationale steun ter bescherming van bedrijven uit de bijenteeltsector die te kampen hebben met ongunstige structurele of natuurlijke omstandigheden of de specifieke nationale steun die wordt verleend in het kader van programma's voor economische ontwikkeling, behalve wanneer het gaat om steun ten behoeve van de productie of de handel.

    De onder b) bedoelde steun moet door de lidstaten ter kennis van de Commissie worden gebracht, samen met de toezending van het bijenteeltprogramma overeenkomstig artikel 106.

    Artikel 103 Voor steun in aanmerking komende maatregelen

    De maatregelen die in de bijenteeltprogramma's kunnen worden opgenomen, hebben betrekking op:

    a) technische bijstand voor bijenhouders en bijenhoudersgroeperingen;

    b) bestrijding van de varroamijtziekte;

    c) rationalisatie van de transhumance;

    d) steunmaatregelen ten behoeve van de laboratoria waar de fysisch-chemische eigenschappen van de honing worden geanalyseerd;

    e) steun voor het herstel van het communautaire bijenbestand;

    f) samenwerking met instanties die gespecialiseerd zijn in de uitvoering van programma's inzake toegepast onderzoek op het gebied van de bijenteelt en de producten van de bijenteelt.

    Maatregelen die in het kader van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad[60] uit het ELFPO worden gefinancierd, mogen niet in de bijenteeltprogramma's worden opgenomen.

    Artikel 104 Studie van de productie- en afzetstructuur in de bijenteeltsector

    Om voor de in artikel 105, lid 1, vastgestelde medefinanciering in aanmerking te komen moeten de lidstaten een studie uitvoeren naar de structuur van de bijenteeltsector op hun grondgebied, waarin zowel de productie als de afzet wordt onderzocht.

    Artikel 105 Financiering

    1. De Gemeenschap financiert de bijenteeltprogramma's ten belope van 50 % van de uitgaven van de lidstaten.

    2. De uitgaven voor de in het kader van de bijenteeltprogramma's uitgevoerde maatregelen moeten door de lidstaten uiterlijk op 15 oktober van elk jaar zijn gedaan.

    Artikel 106 Raadpleging

    De bijenteeltprogramma's worden opgesteld in nauwe samenwerking met de representatieve beroepsorganisaties en de coöperaties van de bijenhouderijsector. Zij worden ter goedkeuring aan de Commissie toegezonden.

    SECTIE VII STEUN IN DE SECTOR ZIJDERUPSEN

    Artikel 107 Steun voor zijderupsentelers

    1. Er wordt steun verleend voor in de Gemeenschap geteelde zijderupsen van GN-code 0106 00 90 en eieren van zijderupsen van GN-code 0511 99 80.

    2. De steun wordt aan de zijderupsentelers verleend voor de gebruikte dozen eieren van zijderupsen voor zover de dozen een nader te bepalen minimumhoeveelheid eieren bevatten en de rupsenteelt tot een goed einde is gebracht.

    3. Het steunbedrag per gebruikte doos zijderupseneieren wordt op 133,26 euro vastgesteld.

    Artikel 108 Uitvoeringsbepalingen

    De Commissie stelt voor deze sectie uitvoeringsbepalingen vast die met name betrekking hebben op: de in artikel 107, lid 2, bedoelde minimumhoeveelheid.

    TITEL II PRODUCTIE- EN AFZETVOORSCHRIFTEN

    HOOFDSTUK I HANDELSNORMEN EN PRODUCTIEVOORSCHRIFTEN

    SECTIE I HANDELSNORMEN

    Artikel 109 Handelsnormen

    1. Voor een of meer van de producten van de volgende sectoren kan de Commissie handelsnormen vaststellen:

    a) olijven,

    b) bananen,

    c) levende planten,

    d) eieren,

    e) pluimvee.

    2. De in lid 1 bedoelde normen:

    a) worden opgesteld met name rekening houdend met de specifieke kenmerken van de betrokken producten, de noodzaak om voorwaarden voor een vlotte afzet van die producten op de markt te creëren en het belang dat de consumenten hebben bij het ontvangen van degelijke en transparante productinformatie;

    b) kunnen met name betrekking hebben op kwaliteit, indeling, gewicht, omvang, onmiddellijke verpakking, eindverpakking, opslag, vervoer, presentatie en etikettering.

    3. Tenzij de Commissie anders besluit op grond van de in lid 2, onder a), genoemde criteria, mogen producten waarvoor normen zijn vastgesteld, slechts in de Gemeenschap worden afgezet als zij aan die normen voldoen.

    Onverminderd eventuele specifieke bepalingen die de Commissie overeenkomstig artikel 187 kan vaststellen, gaan de lidstaten na of deze producten aan deze normen voldoen en leggen zij indien nodig passende sancties op.

    Artikel 110 Handelsnormen voor melk en zuivelproducten

    1. Levensmiddelen kunnen slechts als melk of zuivelproducten in de handel worden gebracht als zij voldoen aan de in bijlage X vastgestelde definities en benamingen.

    2. Onverminderd maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid mag melk van GN-code 0401 die voor menselijke consumptie bestemd is, slechts in de Gemeenschap in de handel worden gebracht als wordt voldaan aan de bepalingen van bijlage XI.

    Artikel 111 Handelsnormen voor vetstoffen

    Onverminderd artikel 110, lid 1, of bepalingen die in de veterinaire sector of de levensmiddelensector worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat de producten aan de hygiëne- en gezondheidsnormen voldoen en om de gezondheid van dieren en mensen te beschermen, zijn de in bijlage XII vastgestelde normen van toepassing op de volgende producten die een vetgehalte van minstens 10 maar minder dan 90 gewichtspercenten hebben en voor menselijke consumptie bestemd zijn:

    a) van melk afkomstige vetstoffen van de GN-codes 0405 en ex 2106;

    b) vetstoffen van GN-code ex 1517;

    c) vetstoffen met plantaardige en/of dierlijke bestanddelen van de GN-codes ex 1517 en ex 2106.

    Het vetgehalte exclusief zout bedraagt ten minste twee derden van de droge stof.

    Deze normen gelden evenwel alleen voor producten die bij een temperatuur van 20 °C hun vaste vorm behouden en als smeersel kunnen worden gebruikt.

    Artikel 112 Certificering voor hop

    1. Op de producten van de hopsector die in de Gemeenschap worden geoogst of vervaardigd, is een certificeringsprocedure van toepassing.

    2. De certificaten mogen slechts worden afgegeven voor producten die voldoen aan minimumkwaliteitskenmerken voor een bepaald handelsstadium. Voor hopmeel, met lupuline verrijkt hopmeel, hopextract en mengproducten van hop mogen de certificaten slechts worden afgegeven als het alfazuurgehalte van deze producten niet lager is dan dat van de hop waaruit zij zijn bereid.

    3. Op de certificaten dienen ten minste te worden vermeld:

    a) de plaats waar de hop is geteeld;

    b) het oogstjaar;

    c) de variëteiten.

    4. De producten van de hopsector mogen alleen in de handel worden gebracht of uitgevoerd als een certificaat als bedoeld in de leden 1, 2 en 3 is afgegeven.

    Voor ingevoerde producten van de hopsector wordt de in artikel 152, lid 2, vastgestelde verklaring erkend als gelijkwaardig aan het certificaat.

    5. De Commissie kan maatregelen nemen die afwijken van lid 4:

    a) om aan de commerciële eisen van bepaalde derde landen te voldoen; of

    b) voor producten die bestemd zijn voor bijzondere gebruiksdoeleinden.

    De in de eerste alinea bedoelde maatregelen:

    a) mogen niet nadelig zijn voor de normale afzet van de producten waarvoor het certificaat is afgegeven;

    b) moeten vergezeld gaan van garanties om elke verwarring met de bovenbedoelde producten te voorkomen.

    Artikel 113 Handelsnormen voor olijfolie en olie uit perskoeken van olijven

    1. Het gebruik van de in bijlage XIII vermelde benamingen en definities van olijfoliën en oliën uit perskoeken van olijven is verplicht bij de verhandeling van de betrokken producten in de Gemeenschap en, voor zover verenigbaar met de verplichte internationale regels, in het handelsverkeer met derde landen.

    2. In het stadium van de detailhandel mogen alleen de oliën als bedoeld in punt 1, onder a) en b), en de punten 3 en 6 van bijlage XIII worden verhandeld.

    SECTIE II PRODUCTIEVOORSCHRIFTEN

    Artikel 114 Gebruik van caseïne en caseïnaten bij de bereiding van kaas

    Caseïne en caseïnaten als gedefinieerd in punt 2 van deel V van bijlage III mogen niet zonder voorafgaande toestemming bij de bereiding van kaas worden gebruikt, welke toestemming slechts wordt verleend als dit gebruik een noodzakelijke voorwaarde voor de bereiding van de producten vormt.

    Artikel 115 Methode voor het produceren van ethylalcohol

    De methode voor het produceren van ethylalcohol uit een specifiek, in bijlage I bij het Verdrag vermeld landbouwproduct, en de kenmerken van die ethylalcohol kunnen door de Commissie worden vastgesteld.

    SECTIE III PROCEDUREBEPALINGEN

    Artikel 116 Vaststelling van normen, uitvoeringsbepalingen en afwijkingen

    De Commissie stelt voor dit hoofdstuk uitvoeringsbepalingen vast, die met name het volgende kunnen omvatten:

    a) de vaststelling van handelsnormen als bedoeld in artikel 109, met inbegrip van voorschriften inzake het afwijken van de normen, het indienen van in verband met de normen vereiste gegevens en het toepassen van de normen op in de Gemeenschap ingevoerde of uit de Gemeenschap uitgevoerde producten;

    b) voorschriften betreffende de kwestie of producten waarvoor normen zijn vastgesteld, uitsluitend in de Gemeenschap mogen worden afgezet indien zij aan die normen voldoen;

    c) wat betreft de definities en benamingen die overeenkomstig artikel 110, lid 1, mogen worden gebruikt voor het in de handel brengen van melk en zuivelproducten:

    i) de vaststelling en indien nodig de aanvulling, aan de hand van de door de lidstaten aan de Commissie toegezonden lijsten, van de lijst van de producten als bedoeld in de tweede alinea van punt III.1 van bijlage X,

    ii) de aanvulling, indien nodig, van de lijst van benamingen die is opgenomen in de tweede alinea, onder a), van punt II.2 van bijlage X;

    d) wat betreft de normen voor smeerbare vetproducten als bedoeld in artikel 111:

    i) een lijst van de in de derde alinea, onder a), van punt I.2 van bijlage XII bedoelde producten, aan de hand van de door de lidstaten aan de Commissie toegezonden lijsten,

    ii) de analysemethoden voor de controle op de samenstelling en de bereidingskenmerken van de in artikel 111 bedoelde producten,

    iii) de voorschriften inzake monsterneming,

    iv) de voorschriften voor het verzamelen van statistische gegevens over de markten voor de in artikel 111 bedoelde producten;

    e) de minimumkwaliteitskenmerken voor producten van de hopsector als bedoeld in artikel 112;

    f) de te gebruiken analysemethoden, indien van toepassing;

    g) wat betreft het gebruik van caseïne en caseïnaten als bedoeld in artikel 114:

    i) de voorwaarden waaronder de lidstaten de toestemming verlenen en de maximale verwerkingspercentages, aan de hand van objectieve criteria in verband met wat technologisch noodzakelijk is,

    ii) de verplichtingen waaraan moet worden voldaan door de bedrijven waaraan overeenkomstig punt i) toestemming is verleend.

    HOOFDSTUK II PRODUCENTENORGANISATIES, BRANCHEORGANISATIES EN ORGANISATIES VAN MARKTDEELNEMERS

    SECTIE I ALGEMENE BEGINSELEN

    Artikel 117 Producentenorganisaties

    De lidstaten erkennen producentenorganisaties die:

    a) zijn opgericht door producenten van een van de volgende sectoren:

    i) de hopsector,

    ii) de sector olijven,

    iii) de sector zijderupsen;

    b) zijn opgericht op initiatief van de producenten zelf;

    c) een specifiek doel nastreven, met name:

    i) het aanbod te concentreren en de producten van de leden in de handel te brengen,

    ii) de productie gezamenlijk aan de eisen van de markt aan te passen en het product te verbeteren;

    iii) de rationalisatie en mechanisatie van de productie te bevorderen.

    Artikel 118 Brancheorganisaties

    De lidstaten erkennen brancheorganisaties die:

    a) bestaan uit vertegenwoordigers van een aantal van de verschillende beroepsgroepen die betrokken zijn bij de productie, verwerking of afzet van producten van de volgende sectoren:

    i) de sector olijven,

    ii) de tabakssector;

    b) zijn opgericht op initiatief van alle of een deel van de aangesloten verenigingen of groeperingen;

    c) een specifiek doel nastreven, met name:

    i) het aanbod te concentreren en te coördineren en de producten van de leden in de handel te brengen,

    ii) de productie en verwerking gezamenlijk aan de eisen van de markt aan te passen en het product te verbeteren,

    iii) de rationalisatie en verbetering van de productie en de verwerking te bevorderen,

    iv) onderzoek te verrichten op het gebied van duurzame productiemethoden en marktontwikkelingen.

    Als de brancheorganisaties hun activiteiten evenwel ontplooien op het grondgebied van verschillende lidstaten, wordt de erkenning door de Commissie verleend.

    Artikel 119 Organisaties van marktdeelnemers

    Voor de toepassing van deze verordening omvatten de organisaties van marktdeelnemers de erkende organisaties van marktdeelnemers of verenigingen daarvan, met inbegrip van producentenorganisaties en brancheorganisaties, die olijven produceren en verwerken.

    SECTIE II VOORSCHRIFTEN INZAKE BRANCHEORGANISATIES IN DE TABAKSSECTOR

    Artikel 120 Betaling van de bijdrage door niet-leden

    1. Wanneer één of meer van de in lid 2 bedoelde activiteiten van een erkende brancheorganisatie in de tabakssector van algemeen economisch belang zijn voor de ondernemers wier activiteiten met een of meer van de betrokken producten verband houden, kan de lidstaat die de erkenning heeft verleend, of de Commissie indien zij de erkenning heeft verleend, bepalen dat ook de niet bij de brancheorganisatie aangesloten individuele ondernemers of verenigingen die voordeel hebben bij deze activiteiten, de volle bijdrage die de leden betalen of een gedeelte daarvan aan de brancheorganisatie moeten betalen, voor zover de bijdragen bestemd zijn voor de kosten die rechtstreeks uit de betrokken activiteiten voortvloeien, met uitsluiting van alle administratiekosten.

    2. De in lid 1 bedoelde activiteiten betreffen één of meer van de volgende punten:

    a) onderzoek met het oog op valorisatie van de producten, met name via nieuwe gebruiksmogelijkheden die de volksgezondheid niet in gevaar brengen;

    b) onderzoek met het oog op verbetering van de kwaliteit van de tabaksbladeren of de verpakte tabak;

    c) onderzoek naar teeltmethoden die een geringer gebruik van gewasbeschermingsmiddelen mogelijk maken en stroken met de eisen van bodem- en milieubehoud.

    3. De betrokken lidstaten delen de Commissie mee welke besluiten zij van plan zijn op grond van lid 1 te nemen. Deze besluiten kunnen pas na een termijn van drie maanden vanaf de datum van kennisgeving aan de Commissie van kracht worden. In deze periode kan de Commissie herroeping vragen van het ontwerpbesluit of een gedeelte daarvan, als het beroep op het algemeen economisch belang niet gegrond lijkt.

    4. Wanneer activiteiten van een brancheorganisatie die overeenkomstig dit hoofdstuk door de Commissie is erkend, het algemene economische belang dienen, deelt de Commissie haar ontwerpbesluit mee aan de betrokken lidstaten, die hun opmerkingen kenbaar maken binnen twee maanden vanaf de verzending van de mededeling.

    SECTIE III PROCEDUREBEPALINGEN

    Artikel 121 Uitvoeringsbepalingen

    De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor dit hoofdstuk vast, met name de voorwaarden en procedures voor de erkenning van producentenorganisaties, brancheorganisaties en organisaties van marktdeelnemers in de afzonderlijke sectoren, waaronder:

    a) de specifieke doelstellingen die die organisaties moeten nastreven;

    b) de statuten van die organisaties;

    c) de activiteiten van die organisaties;

    d) afwijkingen van de artikelen 117, 118 en 119;

    e) de procedure voor de erkenning van die organisaties;

    f) in voorkomend geval, eventuele gevolgen van de erkenning als brancheorganisatie.

    DEEL III HANDELSVERKEER MET DERDE LANDEN

    HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

    Artikel 122 Algemene beginselen

    Behoudens andersluidende bepalingen die in deze verordening of ter uitvoering van een van de bepalingen daarvan zijn vastgesteld, zijn in het handelsverkeer met derde landen verboden:

    a) de toepassing van enige heffing van gelijke werking als een douanerecht;

    b) de toepassing van enige kwantitatieve beperking of maatregel van gelijke werking.

    Artikel 123 Gecombineerde nomenclatuur

    De algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de specifieke regels voor de toepassing ervan gelden voor de tariefindeling van de onder deze verordening vallende producten. De tariefnomenclatuur die voortvloeit uit de toepassing van deze verordening, in voorkomend geval met inbegrip van de in bijlage III vermelde definities, wordt overgenomen in het gemeenschappelijk douanetarief.

    HOOFDSTUK II INVOER

    SECTIE I INVOERCERTIFICATEN

    Artikel 124 Facultatieve stelsels van invoercertificaten

    1. Onverminderd de gevallen waarin op grond van deze verordening invoercertificaten moeten worden overgelegd, kan de Commissie invoercertificaten verplicht stellen voor invoer van een of meer producten van de volgende sectoren in de Gemeenschap:

    a) granen,

    b) rijst,

    c) suiker,

    d) zaaizaad,

    e) olijven, voor wat betreft de producten van de GN-codes 1509, 1510 00, 0709 90 39, 0711 20 90, 2306 90 19, 1522 00 31 en 1522 00 39,

    f) vlas en hennep, voor wat hennep betreft,

    g) bananen,

    h) levende planten,

    i) rundvlees,

    j) melk en zuivelproducten,

    k) varkensvlees,

    l) schapen- en geitenvlees,

    m) eieren,

    n) pluimvee,

    o) ethylalcohol.

    2. Bij de toepassing van lid 1 houdt de Commissie er rekening mee of de invoercertificaten noodzakelijk zijn voor het beheer van de betrokken markten en, met name, voor het toezicht op de invoer van de betrokken producten.

    Artikel 125 Afgifte van certificaten

    Invoercertificaten worden door de lidstaten afgegeven aan iedereen die daarom verzoekt, ongeacht hun plaats van vestiging in de Gemeenschap, tenzij anders is bepaald in een verordening van de Raad of enig ander besluit van de Raad en onverminderd maatregelen die voor de toepassing van dit hoofdstuk worden genomen.

    Artikel 126 Geldigheid

    Invoercertificaten zijn geldig in de hele Gemeenschap.

    Artikel 127 Zekerheid

    1. Behoudens andersluidende bepalingen van de Commissie worden invoercertificaten slechts afgegeven op voorwaarde dat een zekerheid wordt gesteld, als garantie dat zal worden voldaan aan de verplichting tot invoer tijdens de geldigheidsduur van het certificaat.

    2. Behoudens in geval van overmacht wordt de zekerheid geheel of gedeeltelijk verbeurd als de invoer niet of slechts ten dele binnen de geldigheidsduur van het certificaat plaatsvindt.

    Artikel 128 Uitvoeringsbepalingen

    De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor deze sectie vast, met inbegrip van de geldigheidsduur van de invoercertifcaten.

    SECTIE II INVOERRECHTEN EN -HEFFINGEN

    Artikel 129 Invoerrechten

    Tenzij in deze sectie anders is bepaald, gelden voor de in artikel 1 bedoelde producten de invoerrechten van het gemeenschappelijk douanetarief.

    Artikel 130 Berekening van de invoerrechten voor granen

    1. In afwijking van artikel 129 is het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002, 1005 10 90 en 1007 00 90, met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, gelijk aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs voor de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het conventionele recht van het gemeenschappelijk douanetarief.

    2. Voor de berekening van het invoerrecht als bedoeld in lid 1 worden regelmatig representatieve cif-invoerprijzen voor de in dat lid bedoelde producten vastgesteld.

    Artikel 131 Berekening van de invoerrechten voor gedopte rijst

    1. In afwijking van artikel 129 wordt het invoerrecht voor gedopte rijst van GN-code 1006 20 binnen 10 dagen na afloop van de betrokken referentieperiode door de Commissie vastgesteld overeenkomstig punt 1 van bijlage XIV.

    De Commissie stelt een nieuw toepasselijk recht vast, indien de overeenkomstig die bijlage uitgevoerde berekeningen daartoe aanleiding geven. Het laatst vastgestelde recht blijft van toepassing totdat een nieuw recht is vastgesteld.

    2. Voor de berekening van de in punt 1 van bijlage XIV bedoelde invoer wordt rekening gehouden met de hoeveelheden gedopte rijst van GN-code 1006 20 waarvoor gedurende de betrokken referentieperiode invoercertificaten zijn afgegeven, met uitzondering van de in artikel 132 bedoelde invoercertificaten voor Basmati-rijst.

    3. De jaarlijkse referentiehoeveelheid bedraagt 449 678 ton.

    De halfjaarlijkse referentiehoeveelheid komt voor ieder verkoopseizoen overeen met de helft van de jaarlijkse referentiehoeveelheid.

    Artikel 132 Berekening van de invoerrechten voor gedopte Basmati-rijst

    In afwijking van artikel 129 komen de in bijlage XV vermelde variëteiten van gedopte Basmati-rijst van de GN-codes 1006 20 17 en 1006 20 98 in aanmerking voor invoer met nulrecht, indien wordt voldaan aan de door de Commissie vastgestelde voorwaarden.

    Artikel 133 Berekening van de invoerrechten voor halfwitte en volwitte rijst

    1. In afwijking van artikel 129 wordt het invoerrecht voor halfwitte en volwitte rijst van GN-code 1006 30 binnen 10 dagen na afloop van de betrokken referentieperiode door de Commissie vastgesteld overeenkomstig punt 2 van bijlage XIV.

    De Commissie stelt een nieuw toepasselijk recht vast, indien de overeenkomstig die bijlage uitgevoerde berekeningen daartoe aanleiding geven. Het laatst vastgestelde recht blijft van toepassing totdat een nieuw recht is vastgesteld.

    2. Voor de berekening van de in punt 2 van bijlage XIV bedoelde invoer wordt rekening gehouden met de hoeveelheden halfwitte of volwitte rijst van GN-code 1006 30 waarvoor gedurende de betrokken referentieperiode invoercertificaten zijn afgegeven.

    Artikel 134 Berekening van de invoerrechten voor breukrijst

    In afwijking van artikel 129 is het invoerrecht voor breukrijst van GN-code 1006 40 00 gelijk aan 65 euro per ton.

    Artikel 135 Aanvullende invoerrechten

    1. Bij invoer van één of meer producten van de sectoren granen, rijst, suiker, rundvlees, melk en zuivelproducten, varkensvlees, schapen- en geitenvlees, eieren, pluimvee en bananen tegen het in de artikelen 129 tot en met 134 bedoelde recht wordt, om eventuele nadelige gevolgen van die invoer voor de communautaire markt te voorkomen of te neutraliseren, een aanvullend invoerrecht geheven indien:

    a) de invoer plaatsvindt tegen een prijs die lager is dan het niveau dat de Gemeenschap aan de Wereldhandelsorganisatie heeft gemeld (“de reactieprijs”), of

    b) het invoervolume in een bepaald jaar een bepaald niveau overschrijdt (“het reactievolume”).

    Het reactievolume is gebaseerd op de markttoegang, waaronder wordt verstaan de invoer als percentage van het betrokken interne verbruik in de voorgaande drie jaren.

    2. Er worden geen aanvullende invoerrechten geheven als de invoer de communautaire markt niet dreigt te verstoren of de gevolgen niet in verhouding zouden staan tot het beoogde doel.

    3. Voor de toepassing van lid 1, onder a), worden de invoerprijzen vastgesteld op basis van de cif-invoerprijzen van de betrokken zending.

    De cif-invoerprijzen worden geverifieerd aan de hand van de representatieve prijzen voor het betrokken product op de wereldmarkt of op de communautaire invoermarkt voor dat product.

    Artikel 136 Schorsing van invoerrechten in de suikersector

    Om de grondstofvoorziening die nodig is voor de vervaardiging van de in artikel 59, lid 2, bedoelde producten, te garanderen kan de Commissie de toepassing van de invoerrechten geheel of gedeeltelijk schorsen voor bepaalde hoeveelheden van de volgende producten:

    a) suiker van GN-code 1701;

    b) isoglucose van de GN-codes 1702 30 10, 1702 40 10, 1702 60 10 en 1702 90 30.

    Artikel 137 Uitvoeringsbepalingen

    De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor deze sectie vast en specifieert met name:

    a) wat artikel 130 betreft:

    i) de minimumvereisten voor zachte tarwe van hoge kwaliteit,

    ii) de in aanmerking te nemen prijsnoteringen,

    iii) de mogelijkheid om indien nodig in specifieke gevallen de marktdeelnemers in staat te stellen vóór aankomst van de betrokken zending te vernemen welk recht erop wordt geheven;

    b) wat artikel 135 betreft, de producten waarop aanvullende invoerrechten zullen worden geheven en de overige criteria die voor de toepassig van lid 1 van dat artikel nodig zijn.

    SECTIE III BEHEER VAN INVOERCONTINGENTEN

    Artikel 138 Tariefcontingenten

    1. De tariefcontingenten voor de invoer van de in bijlage I genoemde producten die voortvloeien uit volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten of uit enig ander besluit van de Raad, worden door de Commissie geopend en beheerd volgens door de Commissie vastgestelde bepalingen.

    2. De tariefcontingenten worden beheerd op een wijze die elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers voorkomt, door een van de onderstaande methoden of een combinatie daarvan of een andere passende methode toe te passen:

    a) op basis van de chronologische volgorde waarin de aanvragen zijn ingediend (het beginsel “wie het eerst komt, het eerst maalt”);

    b) evenredige verdeling van de hoeveelheden waarom bij de indiening van de aanvragen is verzocht (de “methode van het gelijktijdige onderzoek”);

    c) rekening houdend met de traditionele handelsstromen (de “methode van de traditionele en de nieuwe marktdeelnemers”).

    3. Waar dat dienstig is, moet bij de keuze van de beheersmethode terdege rekening worden gehouden met de voorzieningsbehoeften van de communautaire markt en met de noodzaak die markt in evenwicht te houden.

    Artikel 139 Opening van tariefcontingenten

    De Commissie voorziet in de opening van de contingenten op jaarbasis en, waar nodig, op passende wijze gespreid, en stelt de toe te passen beheersmethode vast.

    Artikel 140 Specifieke bepalingen

    1. Met betrekking tot het invoercontingent van 54 703 ton voor verwerking bestemd bevroren rundvlees van de GN-codes 0202 20 30, 0202 30 en 0206 29 91 kan de Raad, volgens de procedure van artikel 37, lid 2, van het Verdrag, besluiten dat dit contingent geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op equivalente hoeveelheden kwaliteitsvlees, waarbij een omrekeningscoëfficiënt van 4,375 wordt toegepast.

    2. Voor het tariefcontingent voor invoer in Spanje van 2 000 000 ton maïs en 300 000 ton sorgho en het tariefcontingent voor invoer in Portugal van 500 000 ton maïs bevatten de in artikel 142 bedoelde uitvoeringsbepalingen ook de nodige bepalingen inzake de verrichting van de invoer in het kader van het tariefcontingent alsmede, in voorkomend geval, inzake de openbare opslag van de door de betaalorganen van de betrokken lidstaten ingevoerde hoeveelheden en de afzet daarvan op de markt van die lidstaten.

    Artikel 141 Invoertarieven voor bananen

    Dit hoofdstuk is van toepassing onverminderd Verordening (EG) nr. 1964/2005 van de Raad[61].

    Artikel 142 Uitvoeringsbepalingen

    De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor deze sectie vast, en met name:

    a) bepalingen die de aard, de herkomst en de oorsprong van het product garanderen;

    b) bepalingen betreffende de erkenning van het document aan de hand waarvan de onder a) bedoelde garanties kunnen worden gecontroleerd;

    c) de voorwaarden inzake de afgifte en de geldigheidsduur van de invoercertificaten.

    SECTIE IV BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR BEPAALDE PRODUCTEN

    SUBSECTIE IBIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE INVOER MET BETREKKING TOT DE SECTOREN GRANEN EN RIJST

    Artikel 143 Invoer van mengsels van verschillende granen

    Het invoerrecht dat geldt voor mengsels van de onder a) en b) van deel I van bijlage I genoemde graansoorten wordt als volgt vastgesteld:

    a) als het mengsel bestaat uit twee van die graansoorten, geldt het invoerrecht dat van toepassing is op:

    i) het bestanddeel met het grootste gewichtsaandeel, indien dit ten minste 90 % van het gewicht van het mengsel uitmaakt,

    ii) het bestanddeel waarvoor het hoogste recht geldt, indien geen van de twee bestanddelen 90 % of meer van het gewicht van het mengsel uitmaakt;

    b) als het mengsel bestaat uit meer dan twee van die graansoorten en als verscheidene van die soorten elk meer dan 10 % van het gewicht van het mengsel uitmaken, is het bedrag van het op dit mengsel toepasselijke invoerrecht het hoogste van de invoerrechten die op deze laatste graansoorten van toepassing zijn, ook indien dit bedrag voor verscheidene van deze graansoorten hetzelfde is.

    Als slechts één graansoort meer dan 10 % van het gewicht van het mengsel uitmaakt, geldt het invoerrecht dat van toepassing is op deze graansoort;

    c) voor de niet onder a) en b) vallende mengsels, is het bedrag van het toepasselijke invoerrecht het hoogste van de invoerrechten die van toepassing zijn op de graansoorten die deel uitmaken van het mengsel, ook indien dit bedrag voor verscheidene van deze graansoorten hetzelfde is.

    Artikel 144 Invoer van mengsels van granen en rijst

    Op mengsels van één of meer van de onder a) en b) van deel I van bijlage I genoemde graansoorten enerzijds en van één of meer van de onder a) en b) van deel II van bijlage I genoemde producten anderzijds wordt het invoerrecht toegepast dat geldt voor het bestanddeel waarvoor het hoogste invoerrecht geldt.

    Artikel 145 Invoer van mengsels van rijst

    Op mengsels, hetzij van rijst van verschillende groepen of verschillende verwerkingsstadia, hetzij van rijst van één of meer verschillende groepen of verwerkingsstadia enerzijds en van breukrijst anderzijds wordt het recht toegepast dat geldt voor:

    a) het bestanddeel met het grootste gewichtsaandeel, indien dit ten minste 90 % van het gewicht van het mengsel uitmaakt,

    b) het bestanddeel waarvoor het hoogste recht geldt, indien geen van de bestanddelen 90 % of meer van het gewicht van het mengsel uitmaakt.

    Artikel 146 Toepassing van de tariefindeling

    Als de in de artikelen 143 tot en met 145 vastgestelde wijze van bepaling van het invoerrecht niet kan worden toegepast, geldt voor de in deze artikelen bedoelde mengsels het recht dat voortvloeit uit hun indeling in het tarief van invoerrechten.

    SUBSECTIE IIPREFERENTIËLE INVOERREGELINGEN VOOR SUIKER

    Artikel 147 Traditionele voorzieningsbehoefte voor raffinage

    1. Onverminderd artikel 49, lid 1, bedraagt de traditionele voorzieningsbehoefte van de Gemeenschap aan suiker voor raffinage 1 961 351 ton, uitgedrukt in witte suiker, per verkoopseizoen.

    Tijdens het verkoopseizoen 2008/2009 wordt de traditionele voorzieningsbehoefte aldus uitgesplitst:

    - 296 627 ton voor Frankrijk,

    - 100 000 ton voor Italië,

    - 356 633 ton voor Portugal, waarvan 65 000 ton wordt gerserveerd voor de enige in 2005 actieve suikerbietenverwerkende fabriek in Portugal, die wordt geacht een voltijdraffinaderij te zijn,

    - 19 585 ton voor Slovenië,

    - 59 925 ton voor Finland,

    - 1 128 581 ton voor het Verenigd Koninkrijk.

    2. Invoercertificaten voor suiker voor raffinage worden alleen aan voltijdraffinaderijen afgegeven, en wel op voorwaarde dat de betrokken hoeveelheden de hoeveelheden die in het kader van de in lid 1 bedoelde traditionele voorzieningsbehoefte mogen worden ingevoerd, niet overschrijden. De invoercertificaten mogen alleen tussen voltijdraffinaderijen worden overgedragen en de geldigheidsduur ervan verstrijkt aan het einde van het verkoopseizoen waarvoor zij zijn afgegeven.

    Dit lid is van toepassing voor het verkoopseizoen 2008/2009 en voor de eerste drie maanden van elk verkoopseizoen dat op dat verkoopseizoen volgt.

    3. De toepassing van de invoerrechten voor voor raffinage bestemde rietsuiker van GN-code 1701 11 10 van oorsprong uit de in bijlage XVI genoemde staten wordt geschorst voor de aanvullende hoeveelheid die nodig is om voor het verkoopseizoen 2008/2009 een toereikende voorziening van de voltijdraffinaderijen mogelijk te maken.

    De aanvullende hoeveelheid wordt door de Commissie vastgesteld op basis van het saldo tussen de in lid 1 bedoelde traditionele voorzieningsbehoefte en de verwachte voorziening met suiker voor raffinage voor het betrokken verkoopseizoen. Dit saldo kan tijdens het verkoopseizoen door de Commissie worden herzien en kan worden gebaseerd op aan de hand van historische gegevens opgestelde forfaitaire ramingen van de voor consumptie bestemde hoeveelheden ruwe suiker.

    Artikel 148 Gegarandeerde prijs

    1. De voor ACS-/Indiase suiker vastgestelde gegarandeerde prijzen gelden voor de invoer van ruwe en witte suiker van de standaardkwaliteit uit:

    a) de minst ontwikkelde landen in het kader van de bij de artikelen 12 en 13 van Verordening (EG) nr. 980/2005 van de Raad ingestelde regeling[62];

    b) de in bijlage XVI genoemde staten voor de in artikel 147, lid 4, bedoelde aanvullende hoeveelheid.

    2. Aanvragen voor een invoercertificaat voor suiker die in aanmerking komt voor een gegarandeerde prijs, gaan vergezeld van een door de autoriteiten van het land van uitvoer afgegeven uitvoercertificaat waarin wordt bevestigd dat de suiker voldoet aan de voorschriften van de betrokken overeenkomsten.

    Artikel 149 In het suikerprotocol aangegane verbintenissen

    De Commissie kan maatregelen vaststellen om ervoor te zorgen dat de ACS-/Indiase suiker in de Gemeenschap wordt ingevoerd onder de voorwaarden zoals bepaald in protocol 3 van bijlage V bij de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst en in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek India betreffende rietsuiker. Die maatregelen kunnen zo nodig afwijken van artikel 147 van deze verordening.

    Artikel 150 Uitvoeringsbepalingen

    De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor deze subsectie vast, in het bijzonder met het oog op de naleving van internationale overeenkomsten. Deze uitvoeringsbepalingen kunnen wijzigingen in bijlage XVI omvatten.

    SUBSECTIE IIIBIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE INVOER VAN HENNEP

    Artikel 151 Invoer van hennep

    1. De volgende producten mogen slechts in de Gemeenschap worden ingevoerd als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    a) ruwe hennep van GN-code 5302 10 00 moet voldoen aan de voorwaarden van artikel 52 van Verordening (EG) nr. 1782/2003;

    b) zaaizaad voor de inzaai van henneprassen van GN-code ex 1207 99 15 gaat vergezeld van het bewijs dat het gehalte aan tetrahydrocannabinol niet hoger is dan het in artikel 52 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde gehalte;

    c) niet voor inzaai bestemd hennepzaad van GN-code 1207 99 91 mag alleen worden ingevoerd door importeurs die door de lidstaat zijn erkend, opdat het zeker niet voor inzaai wordt gebruikt.

    2. Onverminderd eventuele specifieke bepalingen die de Commissie overeenkomstig artikel 187 kan vaststellen, worden op de invoer in de Gemeenschap van de in lid 1, onder a) en b), van onderhavig artikel bedoelde producten controles verricht om na te gaan of aan de voorwaarden van lid 1 van onderhavig artikel wordt voldaan.

    3. Dit artikel geldt onverminderd restrictievere bepalingen die de lidstaten vaststellen in overeenstemming met het Verdrag en met inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien uit de WTO-Overeenkomst inzake de landbouw (de “Overeenkomst inzake de landbouw”).

    SUBSECTIE IVBIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE INVOER VAN HOP

    Artikel 152 Invoer van hop

    1. De producten van de hopsector mogen slechts uit derde landen worden ingevoerd als de kwaliteitsnormen ten minste equivalent zijn aan die welke zijn vastgesteld voor soortgelijke producten die in de Gemeenschap worden geoogst of uit dergelijke in de Gemeenschap geoogste producten worden vervaardigd.

    2. De producten worden geacht aan de in lid 1 bedoelde normen te voldoen als zij vergezeld gaan van een door de autoriteiten van het land van oorsprong afgegeven verklaring die is erkend als gelijkwaardig met het in artikel 112 bedoelde certificaat.

    Voor hopmeel, met lupuline verrijkt hopmeel, hopextract en mengproducten van hop kan de verklaring slechts als gelijkwaardig met het certificaat worden erkend indien het alfazuurgehalte van deze producten niet lager is dan dat van de hop waaruit zij zijn vervaardigd.

    De gelijkwaardigheid van deze verklaringen wordt gecontroleerd overeenkomstig de door de Commissie vastgestelde uitvoeringsbepalingen.

    SECTIE V VRIJWARING EN ACTIEVE VEREDELING

    Artikel 153 Vrijwaringsmaatregelen

    1. Vrijwaringsmaatregelen tegen invoer in de Gemeenschap worden, met inachtneming van lid 3 van dit artikel, door de Commissie genomen overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 519/94[63] en (EG) nr. 3285/94[64] van de Raad. De artikelen 3 en 18 van Verordening (EG) nr. 519/94 en de artikelen 3 en 21 van Verordening (EG) nr. 3285/94 zijn evenwel niet van toepassing.

    2. Tenzij anders bepaald in andere besluiten van de Raad worden vrijwaringsmaatregelen tegen invoer in de Gemeenschap waarin is voorzien in volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten internationale overeenkomsten, door de Commissie genomen overeenkomstig lid 3 van dit artikel.

    3. De Commissie neemt de in de leden 1 en 2 bedoelde maatregelen op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief. Als bij de Commissie een dergelijk verzoek van een lidstaat wordt ingediend, beslist zij daarover binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek.

    Deze maatregelen worden aan de lidstaten meegedeeld en zijn onmiddellijk van toepassing.

    Iedere lidstaat kan de overeenkomstig de leden 1 en 2 door de Commissie genomen maatregelen binnen drie werkdagen volgende op de dag van de mededeling daarvan voorleggen aan de Raad. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betrokken maatregelen binnen één maand na de datum waarop zij hem zijn voorgelegd, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of intrekken.

    4. Als de Commissie van oordeel is dat een overeenkomstig de leden 1 of 2 genomen vrijwaringsmaatregel moet worden ingetrokken of gewijzigd, gaat zij als volgt te werk:

    a) als het om maatregelen gaat waarover de Raad een besluit heeft genomen, doet de Commissie de Raad het voorstel deze maatregelen in te trekken of te wijzigen. De Raad neemt hierover met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit;

    b) in alle andere gevallen worden de communautaire vrijwaringsmaatregelen door de Commissie ingetrokken of gewijzigd.

    Artikel 154 Schorsing van de regeling actieve veredeling

    Voorzover zulks voor de goede werking van de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten nodig is, en met name als de communautaire markt verstoord wordt of verstoord dreigt te worden door de regeling actieve veredeling, kan de Commissie de producten van de sectoren granen, rijst, suiker, olijven, rundvlees, melk en zuivelproducten, varkensvlees, schapen- en geitenvlees, eieren, pluimvee en ethylalcohol geheel of gedeeltelijk uitsluiten van toepassing van de regeling actieve veredeling.

    HOOFDSTUK III UITVOER

    SECTIE I UITVOERCERTIFICATEN

    Artikel 155 Facultatieve stelsels van uitvoercertificaten

    1. Onverminderd de gevallen waarin op grond van deze verordening uitvoercertificaten moeten worden overgelegd, kan de Commissie uitvoercertificaten verplicht stellen voor uitvoer van een of meer producten van de volgende sectoren uit de Gemeenschap:

    a) granen,

    b) rijst,

    c) suiker,

    d) olijven, voor wat betreft de onder a) van deel VII van bijlage I bedoelde olijfolie,

    e) rundvlees,

    f) melk en zuivelproducten,

    g) varkensvlees,

    h) schapen- en geitenvlees,

    i) eieren,

    j) pluimvee,

    k) ethylalcohol.

    Bij de toepassing van de eerste alinea houdt de Commissie er rekening mee of de uitvoercertificaten noodzakelijk zijn voor het beheer van de betrokken markten en, met name, voor het toezicht op de uitvoer van de betrokken producten.

    2. De artikelen 125 tot en met 127 zijn mutatis mutandis van toepassing.

    3. De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor de leden 1 en 2 vast, met inbegrip van de geldigheidsduur van de certifcaten.

    SECTIE II UITVOERRESTITUTIES

    Artikel 156 Toepassingsgebied van de uitvoerrestituties

    1. Voor zover nodig om te kunnen uitvoeren op basis van de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt en binnen de grenzen die voortvloeien uit de overeenkomsten die volgens artikel 300 van het Verdrag zijn gesloten, kan het verschil tussen deze noteringen of prijzen en de prijzen in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer voor:

    a) de producten van de volgende sectoren die in ongewijzigde staat worden uitgevoerd:

    i) granen,

    ii) rijst,

    iii) suiker, voor wat betreft de producten die zijn vermeld onder b), c), d) en g) van deel III van bijlage I,

    iv) rundvlees,

    v) melk en zuivelproducten,

    vi) varkensvlees,

    vii) eieren,

    viii) pluimvee;

    b) de onder a) genoemde producten die worden uitgevoerd in de vorm van in bijlage XVII genoemde goederen.

    Als het gaat om melk en zuivelproducten die worden uitgevoerd in de vorm van in deel IV van bijlage XVII genoemde producten, mogen slechts uitvoerrestituties worden toegekend voor de producten die zijn vermeld in de punten a) tot en met e) en in punt g) van deel XVI van bijlage I.

    2. De uitvoerrestituties voor de producten die worden uitgevoerd in de vorm van in bijlage XVII genoemde verwerkte goederen, mogen niet hoger zijn dan die welke gelden voor dezelfde producten die in ongewijzigde staat worden uitgevoerd.

    3. Voor zover dit nodig is om rekening te houden met de bijzondere bereidingswijze van bepaalde alcoholhoudende dranken uit granen, kan de Commissie de criteria voor de toekenning van de in de leden 1 en 2 bedoelde uitvoerrestituties en de controlemethoden aan deze bijzondere situatie aanpassen.

    Artikel 157 Toewijzing van de hoeveelheden die met uitvoerrestitutie kunnen worden uitgevoerd

    De hoeveelheden die kunnen worden uitgevoerd met een uitvoerrestitutie, worden toegewezen volgens de methode:

    a) die het best is aangepast aan de aard van het product en aan de situatie op de betrokken markt, zodat de beschikbare middelen zo doeltreffend mogelijk kunnen worden gebruikt, rekening houdend met de doeltreffendheid en de structuur van de uitvoer van de Gemeenschap, zonder dat dit leidt tot discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers, en met name tussen grote en kleine marktdeelnemers;

    b) die, gezien de beheerseisen, administratief het minst belastend is voor de marktdeelnemers.

    Artikel 158 Vaststelling van de restitutie bij uitvoer

    1. De uitvoerrestituties zijn voor de hele Gemeenschap gelijk. Zij kunnen naar gelang van de bestemming worden gedifferentieerd, met name indien dit noodzakelijk is wegens de situatie op de wereldmarkt, de specifieke vereisten van bepaalde markten of de verplichtingen die voortvloeien uit volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten.

    2. De Commissie stelt de restituties vast.

    De restituties kunnen:

    a) periodiek worden vastgesteld;

    b) door middel van een openbare inschrijving worden vastgesteld voor de producten waarvoor deze procedure in het verleden gold.

    Behalve bij vaststelling via openbare inschrijving worden de lijst van producten waarvoor een uitvoerrestitutie wordt toegekend en het bedrag van deze restitutie ten minste eenmaal per drie maanden vastgesteld. Het bedrag van de restituties kan echter gedurende meer dan drie maanden op hetzelfde niveau gehandhaafd blijven en zo nodig in de tussentijd door de Commissie op verzoek van een lidstaat dan wel op eigen initiatief worden gewijzigd.

    3. Bij de vaststelling van restituties voor een bepaald product wordt rekening gehouden met een of meer van de volgende aspecten:

    a) de situatie en de vooruitzichten inzake:

    - de prijzen en de beschikbaarheid van dat product op de markt van de Gemeenschap,

    - de prijzen van dat product op de wereldmarkt;

    b) de doelstellingen van de gemeenschappelijke marktordening, namelijk te zorgen voor een evenwichtige situatie van de betrokken markten en een natuurlijke ontwikkeling inzake prijzen en handelsverkeer;

    c) de noodzaak om storingen die het evenwicht tussen aanbod en vraag op de markt van de Gemeenschap langdurig kunnen verstoren, te vermijden;

    d) het economische aspect van de beoogde uitvoer;

    e) de limieten die voortvloeien uit volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten;

    f) de noodzaak om een evenwicht tot stand te brengen tussen het gebruik van basisproducten uit de Gemeenschap voor uitvoer van verwerkte goederen naar derde landen en het gebruik van tot het veredelingsverkeer toegelaten producten uit deze landen;

    g) de gunstigste afzetkosten en vervoerkosten vanaf de markten van de Gemeenschap tot de havens of andere plaatsen van uitvoer van de Gemeenschap, alsmede de aanvoerkosten tot de landen van bestemming;

    h) de vraag op de markt van de Gemeenschap;

    i) wat de sectoren varkensvlees, eieren en pluimvee betreft, het verschil tussen de prijzen in de Gemeenschap enerzijds en op de wereldmarkt anderzijds, van de hoeveelheid voedergranen die nodig is om de producten van die sectoren in de Gemeenschap te vervaardigen.

    4. De Commissie kan een correctiebedrag voor de uitvoerrestituties vaststellen. Zo nodig kan zij deze correctiebedragen ook wijzigen.

    De eerste alinea kan ook worden toegepast op producten die worden uitgevoerd in de vorm van in bijlage XVII genoemde goederen.

    Artikel 159 Aanpassing van de uitvoerrestitutie voor granen

    Tenzij de Commissie anders besluit, wordt voor de onder a) en b) van deel I van bijlage I bedoelde producten de overeenkomstig artikel 160, lid 2, toe te passen restitutie door de Commissie aangepast op grond van de maandelijkse verhogingen van de interventieprijs, en, in voorkomend geval, van de schommelingen van die prijs.

    De eerste alinea kan geheel of gedeeltelijk worden toegepast op producten die zijn vermeld onder c) en d) van deel I van bijlage I, alsmede op in deel I van bijlage I bedoelde producten die worden uitgevoerd in de vorm van in deel I van bijlage XVII bedoelde goederen. In dat geval wordt de in de eerste alinea bedoelde aanpassing gecorrigeerd door op de maandelijkse verhoging een coëfficiënt toe te passen die de verhouding aangeeft tussen de hoeveelheid basisproduct en de hoeveelheid daarvan die aanwezig is in het uitgevoerde verwerkte product of die gebruikt is in het uitgevoerde goed.

    Artikel 160 Toekenning van uitvoerrestituties

    1. Voor de in artikel 156, lid 1, onder a), vermelde producten die worden uitgevoerd in ongewijzigde staat, worden de uitvoerrestituties slechts toegekend mits een uitvoercertificaat wordt overgelegd.

    2. Het bedrag van de restitutie bij uitvoer van de in lid 1 bedoelde producten is het bedrag dat geldt op de dag van indiening van de certificaataanvraag of, in voorkomend geval, dat resulteert uit de inschrijvingsprocedure, en in het geval van een gedifferentieerde restitutie, het bedrag dat op diezelfde dag geldt voor:

    a) de op het certificaat aangegeven bestemming of

    b) in voorkomend geval, de werkelijke bestemming indien deze verschilt van de op het certificaat aangegeven bestemming, in welk geval het toe te passen bedrag niet hoger kan zijn dan het bedrag dat geldt voor de op het certificaat aangegeven bestemming.

    De Commissie kan passende maatregelen treffen om te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van de flexibiliteit waarin dit lid voorziet.

    3. In afwijking van lid 1 kan de Commissie besluiten dat voor broedeieren en eendagskuikens de uitvoercertificaten achteraf mogen worden afgegeven.

    4. Volgens de in artikel 16, lid 2 van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad[65] bedoelde procedure kan worden besloten de leden 1 en 2 op de in artikel 156, lid 1, onder b), bedoelde goederen toe te passen.

    5. Voor producten waarvoor in het kader van voedselhulpacties uitvoerrestituties worden toegekend, kan de Commissie toestaan dat van de leden 1 en 2 wordt afgeweken.

    6. De restitutie wordt uitbetaald wanneer is aangetoond dat de producten:

    a) uit de Gemeenschap zijn uitgevoerd;

    b) in geval van een gedifferentieerde restitutie, onverminderd lid 2, onder b), de op het certificaat vermelde bestemming of een andere bestemming waarvoor een restitutie is vastgesteld, hebben bereikt.

    De Commissie kan evenwel toestaan dat van deze regel wordt afgeweken mits voorwaarden worden vastgesteld die equivalente garanties bieden.

    7. De Commissie kan voor een of meer producten aanvullende voorwaarden voor de toekenning van uitvoerrestituties vaststellen. Zo kan worden bepaald:

    a) dat er alleen restituties worden betaald voor producten van oorsprong uit de Gemeenschap;

    b) dat het restitutiebedrag voor ingevoerde producten beperkt is tot het bij invoer geïnde recht, indien dit lager is dan de geldende restitutie.

    Artikel 161 Uitvoerrestituties voor levende dieren in de sector rundvlees

    Met betrekking tot de producten van de sector rundvlees wordt de restitutie bij uitvoer van levende dieren slechts toegekend en uitbetaald wanneer is voldaan aan de voorschriften van de Gemeenschap inzake het welzijn van dieren en meer in het bijzonder inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer.

    Artikel 162 Uitvoerbeperkingen

    Op de naleving van de volumeverbintenissen die voortvloeien uit de volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten, wordt toegezien op basis van de uitvoercertificaten die worden afgegeven voor de voor de betrokken producten geldende referentieperioden. Wat betreft de inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien uit de Overeenkomst inzake de landbouw, doet het aflopen van een referentieperiode geen afbreuk aan de geldigheidsduur van de uitvoercertificaten.

    Artikel 163 Uitvoeringsbepalingen

    De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor deze sectie vast, en met name:

    a) bepalingen betreffende de herverdeling van voor uitvoer in aanmerking komende hoeveelheden;

    b) bepalingen betreffende de kwaliteit en andere specifieke eisen en voorwaarden waaraan de voor een uitvoerrestitutie in aanmerking komende producten moeten beantwoorden;

    c) bepalingen inzake de controles, bestaande uit fysieke controles en controles van de documenten, die moeten worden verricht om na te gaan of de transacties waarvoor uitvoerrestituties en andere bedragen in verband met de uitvoer worden betaald, daadwerkelijk en overeenkomstig de voorschriften plaatsvinden.

    Indien nodig wordt bijlage XVII door de Commissie gewijzigd.

    De uitvoeringsbepalingen voor artikel 160 voor de in artikel 156, lid 1, onder b), bedoelde producten worden evenwel vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 3448/93 bedoelde procedure.

    SECTIE III BEHEER VAN UITVOERCONTINGENTEN IN DE SECTOR MELK EN ZUIVELPRODUCTEN

    Artikel 164 Beheer van door derde landen geopende tariefcontingenten

    1. Als een overeenkomstig artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomst voorziet in het volledige of gedeeltelijke beheer van een door een derde land geopend tariefcontingent voor melk en zuivelproducten, worden de toe te passen beheersmethode en de desbetreffende bepalingen door de Commissie vastgesteld.

    2. De in lid 1 bedoelde tariefcontingenten worden beheerd op een wijze die elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers voorkomt en garandeert dat de door de betrokken contingenten geboden mogelijkheden volledig kunnen worden benut, en wel door een van de onderstaande methoden of een combinatie daarvan of een andere passende methode toe te passen:

    a) op basis van de chronologische volgorde waarin de aanvragen zijn ingediend (het beginsel “wie het eerst komt, het eerst maalt”);

    b) evenredige verdeling van de hoeveelheden waarom bij de indiening van de aanvragen is verzocht (de “methode van het gelijktijdige onderzoek”);

    c) rekening houdend met de traditionele handelsstromen (de “methode van de traditionele en de nieuwe marktdeelnemers”).

    SECTIE IV SPECIALE BEHANDELING BIJ INVOER IN EEN DERDE LAND

    Artikel 165 Certificaten voor producten die in aanmerking komen voor een speciale behandeling bij invoer in een derde land

    1. Als producten worden uitgevoerd die, uit hoofde van volgens artikel 300 van het Verdrag door de Gemeenschap gesloten overeenkomsten, in aanmerking komen voor een speciale behandeling bij invoer in een derde land mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan, geven de bevoegde autoriteit van de lidstaten op verzoek en nadat zij de nodige controles hebben verricht, een document af waarbij wordt gecertificeerd dat de voorwaarden zijn vervuld.

    2. De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor dit artikel vast.

    SECTIE V BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR LEVENDE PLANTEN

    Artikel 166 Minimumprijzen voor uitvoer

    1. Elk jaar kan de Commissie voor elk van de producten van de sector levende planten van GN-code 0601 10 tijdig vóór het begin van het verkoopseizoen een of meer minimumprijzen vaststellen voor de uitvoer naar derde landen.

    Deze producten mogen slechts worden uitgevoerd tegen een prijs die gelijk is aan of hoger dan de voor het betrokken product vastgestelde minimumprijs.

    2. De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor lid 1 vast met inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomstig artikel 300, lid 2, van het Verdrag gesloten overeenkomsten.

    SECTIE VI PASSIEVE VEREDELING

    Artikel 167 Schorsing van de regeling passieve veredeling

    Voor zover zulks voor de goede werking van de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten nodig is, en met name als de communautaire markt verstoord wordt of verstoord dreigt te worden door de regeling passieve veredeling, kan de Commissie de producten van de sectoren granen, rijst, rundvlees, varkensvlees, schapen- en geitenvlees en pluimvee geheel of gedeeltelijk uitsluiten van toepassing van de regeling passieve veredeling.

    DEEL IV MEDEDINGINGSREGELS

    HOOFDSTUK I REGELS VOOR ONDERNEMINGEN

    Artikel 168 Toepassing van de artikelen 81 tot en met 86 van het Verdrag

    Tenzij in deze verordening anders is bepaald, gelden de artikelen 81 tot en met 86 van het Verdrag, evenals de daarvoor vastgestelde uitvoeringsbepalingen, voor alle in artikel 81, lid 1, en artikel 82 van het Verdrag bedoelde overeenkomsten, besluiten en gedragingen die betrekking hebben op de productie van of de handel in de in artikel 1 van deze verordening vermelde producten, onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 169 van deze verordening.

    Artikel 169 Uitzonderingen

    1. Artikel 81, lid 1, van het Verdrag is niet van toepassing op de in artikel 168 van deze verordening bedoelde overeenkomsten, besluiten en gedragingen die een wezenlijk bestanddeel uitmaken van een nationale marktorganisatie of die vereist zijn voor de verwezenlijking van de in artikel 33 van het Verdrag omschreven doelstellingen.

    Met name is artikel 81, lid 1, van het Verdrag niet van toepassing op de overeenkomsten, besluiten en gedragingen van landbouwondernemers, verenigingen van landbouwondernemers of verenigingen van deze verenigingen binnen één lidstaat, voor zover deze, zonder de verplichting in te houden een bepaalde prijs toe te passen, betrekking hebben op de voortbrenging of de verkoop van landbouwproducten of het gebruik van gemeenschappelijke installaties voor het opslaan, behandelen of verwerken van landbouwproducten, tenzij de Commissie vaststelt dat de mededinging zodoende wordt uitgesloten of dat de doelstellingen van artikel 33 van het Verdrag in gevaar worden gebracht.

    2. Onder voorbehoud van het toezicht van het Hof van Justitie is uitsluitend de Commissie bevoegd om, na de lidstaten te hebben geraadpleegd en de belanghebbende ondernemingen of ondernemersverenigingen, alsmede elke andere natuurlijke of rechtspersoon waarvan zij het noodzakelijk acht de mening in te winnen, te hebben gehoord, in een te publiceren beschikking vast te stellen welke overeenkomsten, besluiten en gedragingen aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden voldoen.

    De Commissie gaat over tot deze vaststelling, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een bevoegde autoriteit van een lidstaat of van een belanghebbende onderneming of ondernemersvereniging.

    3. In de in de eerste alinea van lid 2 bedoelde beschikking worden de betrokken partijen en de essentiële gedeelten van de beschikking bekendgemaakt. Bij de bekendmaking wordt rekening gehouden met het rechtmatige belang van de ondernemingen dat hun zakengeheimen niet aan de openbaarheid worden prijsgegeven.

    Artikel 170 Overeenkomsten en onderling afgestemde gedragingen in de tabakssector

    1. Artikel 81, lid 1, van het Verdrag is niet van toepassing op de overeenkomsten en onderling afgestemde gedragingen die erkende brancheorganisaties in de tabakssector toepassen met het oog op de uitvoering van de in artikel 117, onder c), van deze verordening vermelde activiteiten, op voorwaarde dat:

    a) de overeenkomsten en onderling afgestemde gedragingen ter kennis van de Commissie zijn gebracht;

    b) de Commissie binnen drie maanden vanaf de kennisgeving van alle gegevens die nodig zijn voor de beoordeling, niet heeft verklaard dat deze overeenkomsten of onderling afgestemde gedragingen strijdig zijn met de communautaire mededingingsregels.

    Deze overeenkomsten en onderling afgestemde gedragingen mogen tijdens die termijn van drie maanden niet worden toegepast.

    2. Overeenkomsten en onderling afgestemde gedragingen worden strijdig met de communautaire mededingingsregels verklaard, indien zij:

    a) kunnen leiden tot compartimentering van de markten binnen de Gemeenschap, ongeacht in welke vorm;

    b) de gemeenschappelijke marktordening kunnen doorkruisen;

    c) concurrentiedistorsies kunnen teweegbrengen die niet volstrekt noodzakelijk zijn voor het bereiken van de met de sectorale actie nagestreefde doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

    d) de vaststelling van prijzen of quota omvatten, onverminderd maatregelen die de brancheorganisaties treffen ter uitvoering van specifieke bepalingen van de communautaire wetgeving;

    e) discriminaties kunnen doen ontstaan of de concurrentie voor een aanzienlijk deel van de betrokken producten kunnen beknotten.

    3. Als de Commissie na het verstrijken van de in lid 1, onder b), bedoelde termijn van drie maanden vaststelt dat niet aan de voorwaarden voor de toepassing van dit hoofdstuk is voldaan, geeft zij een beschikking waarin zij verklaart dat artikel 81, lid 1, van het Verdrag van toepassing is op de betrokken overeenkomst of onderling afgestemde gedraging.

    Deze beschikking kan niet eerder van kracht worden dan op de dag van de kennisgeving ervan aan de betrokken brancheorganisatie, tenzij deze laatste onjuiste gegevens heeft verschaft of misbruik heeft gemaakt van de in lid 1 bedoelde uitzondering.

    Artikel 171 Bindendverklaring van overeenkomsten en onderling afgestemde gedragingen voor niet-leden in de tabakssector

    1. De brancheorganisaties in de tabakssector kunnen verzoeken om in de zone waarbinnen zij hun activiteit uitoefenen, bepaalde van hun overeenkomsten of onderling afgestemde gedragingen voor een beperkte periode verbindend te verklaren voor de individuele ondernemers en de verenigingen in de betrokken economische sector die niet zijn aangesloten bij de in de brancheorganisatie bijeengebrachte beroepsgroepen.

    Om hun regels algemeen verbindend te kunnen verklaren moeten de brancheorganisaties een aandeel van ten minste tweederde hebben in de betrokken productie en/of de betrokken handel. Ingeval de voorgenomen algemeenverbindendverklaring betrekking heeft op meer dan één regio, moeten de brancheorganisaties het bewijs leveren van een bepaalde minimumrepresentativiteit voor elke beroepsgroep in elke betrokken regio.

    2. De regels waarvoor de algemeenverbindendverklaring kan worden gevraagd, moeten sedert ten minste één jaar gelden en dienen betrekking te hebben op een van de volgende punten:

    a) de kennis van de productie en van de markt;

    b) de definitie van de minimumkwaliteit per soort;

    c) het gebruik van milieuvriendelijke productiemethoden;

    d) de definitie van de minimumnormen inzake verpakking en presentatie;

    e) het gebruik van gecertificeerd zaaizaad en de controle op de kwaliteit van de producten.

    3. Voor de algemeenverbindendverklaring van de regels is de goedkeuring van de Commissie vereist.

    HOOFDSTUK II REGELS INZAKE STAATSSTEUN

    Artikel 172 Toepassing van de artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag

    Tenzij in deze verordening anders is bepaald, en met name met de in artikel 175 vastgestelde uitzondering voor staatssteun, zijn de artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag van toepassing op de productie van en de handel in de in artikel 1 van deze verordening genoemde producten. Artikel 88, lid 1, en artikel 88, lid 3, eerste zin, van het Verdrag zijn evenwel zonder uitzonderingen van toepassing.

    Artikel 173 Specifieke bepalingen voor de sector melk en zuivelproducten

    Behoudens artikel 87, lid 2, van het Verdrag, is steun waarvan het bedrag wordt vastgesteld in verhouding tot de prijs of de hoeveelheid van de zuivelproducten, verboden.

    Nationale maatregelen waardoor een verevening van de prijzen van de zuivelproducten mogelijk is, zijn eveneens verboden.

    Artikel 174 Specifieke bepalingen in de wijnsector

    Titel II, hoofdstuk II, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 vormt geen beletsel voor het verlenen van nationale steun ter verwezenlijking van doelstellingen die overeenkomen met die welke met dat hoofdstuk worden nagestreefd. Artikel 172 van de onderhavige verordening is evenwel van toepassing op dergelijke steun.

    Artikel 175 Specifieke nationale bepalingen

    1. Als de Commissie daarvoor een machtiging verleent, kunnen Finland en Zweden steun voor de productie en het in de handel brengen van rendieren en rendierproducten (GN ex 0208 en ex 0210) toekennen voor zover die steun niet gepaard gaat met een verhoging van de traditionele productieniveaus.

    2. Onder voorbehoud van toestemming van de Commissie mag Finland steun verlenen voor bepaalde hoeveelheden zaaizaad en bepaalde hoeveelheden zaaigraan die, in verband met de specifieke klimaatgesteldheid, alleen in die lidstaat worden geproduceerd.

    3. De lidstaten die hun suikerquotum met meer dan 50 % verlagen, mogen tijdelijke staatssteun toekennen tijdens de periode waarvoor de overgangssteun voor bietentelers wordt uitbetaald overeenkomstig titel IV, hoofdstuk 10 septies, van Verordening (EG) nr. 1782/2003. De Commissie besluit, op basis van een aanvraag van een betrokken lidstaat, over het totaalbedrag van de staatssteun voor deze maatregel.

    Voor Italië bedraagt de in de eerste alinea bedoelde tijdelijke steun ten hoogste 11 euro per verkoopseizoen per ton suikerbiet, toe te kennen aan de suikerbietentelers en voor het vervoer van suikerbieten.

    Finland mag per verkoopseizoen aan suikerbietentelers tot 350 euro per hectare toekennen.

    De betrokken lidstaat stelt de Commissie binnen 30 dagen voor het einde van elk verkoopseizoen op de hoogte van het bedrag van de in dat verkoopseizoen daadwerkelijk toegekende staatssteun.

    4. Tot en met 31 december 2010 mag Duitsland in het kader van het Duitse alcoholmonopolie steun verlenen voor producten die, na verdere bewerking, door het monopolie in de handel worden gebracht als ethylalcohol uit landbouwproducten die vermeld zijn in bijlage I bij het Verdrag. Het totaalbedrag van deze steun mag niet hoger zijn dan 110 miljoen euro per jaar.

    Duitsland dient ieder jaar vóór 30 juni bij de Commissie een verslag over de werking van de regeling in. Vóór 31 december 2009 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de toepassing van de afwijking, met inbegrip van een evaluatie van de in het kader van het Duitse alcoholmonopolie verleende steun, alsmede eventuele passende voorstellen.

    DEEL V SPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR AFZONDERLIJKE SECTOREN

    Artikel 176 Heffing voor verkoopbevordering in de sector melk en zuivelproducten

    Onverminderd de in artikel 172 van deze verordening vastgestelde toepassing van de artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag kan een lidstaat aan zijn melkproducenten een heffing voor verkoopbevordering op de in de handel gebrachte hoeveelheden melk of melkequivalent opleggen ter financiering van maatregelen om de consumptie in de Gemeenschap te bevorderen, de afzetmarkten voor melk en zuivelproducten uit te breiden en de kwaliteit te verbeteren.

    Artikel 177 Verslaglegging over bepaalde sectoren

    De Commissie legt:

    1) vóór 30 september 2008, op basis van een evaluatie van de in deze verordening vervatte bepalingen, aan de Raad een verslag over de sector gedroogde voedergewassen voor, dat met name betrekking heeft op de ontwikkeling van het areaal met peulgewassen en andere groenvoedergewassen, de productie van gedroogde voedergewassen en de gerealiseerde besparingen aan fossiele brandstoffen. Het verslag gaat, zo nodig, vergezeld van passende voorstellen;

    2) om de drie jaar, en voor het eerst uiterlijk op 31 december 2010, aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de toepassing van de maatregelen voor de bijenteeltsector die zijn vastgesteld in sectie VI van hoofdstuk IV van titel I van deel II.

    Artikel 178 Registratie van contracten in de hopsector

    1. Elk contract voor de levering van in de Gemeenschap geproduceerde hop dat wordt gesloten tussen een producent of een producentenvereniging, enerzijds, en een koper, anderzijds, wordt geregistreerd door instanties die daartoe door elke betrokken producerende lidstaat zijn aangewezen.

    2. Contracten voor de levering van bepaalde hoeveelheden voor een overeengekomen prijs gedurende de periode van één of meer oogsten, die zijn gesloten vóór 1 augustus van het jaar van de eerste betrokken oogst, worden “op voorhand gesloten contracten” genoemd. Zij worden afzonderlijk geregistreerd.

    3. De geregistreerde gegevens mogen uitsluitend worden gebruikt met het oog op de toepassing van deze verordening.

    4. De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen vast met betrekking tot de registratie van contracten voor de levering van hop.

    Artikel 179 Verstoringen met betrekking tot de prijzen op de interne markt

    De Commissie kan de nodige maatregelen nemen in de volgende situaties, wanneer die situaties van die aard zijn dat ze waarschijnlijk zullen blijven duren, waardoor de markten worden verstoord of dreigen te worden verstoord:

    a) met betrekking tot de producten van de sectoren granen, suiker, hop, rundvlees en schapen- en geitenvlees, als de prijzen voor een of meer van die producten op de markt van de Gemeenschap aanzienlijk stijgen of dalen;

    b) met betrekking tot de producten van de sectoren olijven, varkensvlees, eieren en pluimvee, als de prijzen voor een of meer van die producten op de markt van de Gemeenschap aanzienlijk stijgen.

    Artikel 180 Verstoringen met betrekking tot de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt

    Als met betrekking tot de producten van de sectoren granen, rijst, suiker en melk en zuivelproducten de noteringen of prijzen op de wereldmarkt voor een of meer producten een niveau bereiken waarbij de voorziening van de communautaire markt wordt verstoord of dreigt te worden verstoord, en als die situatie waarschijnlijk zal voortduren of verergeren, kan de Commissie de nodige maatregelen voor de betrokken sector nemen. Zij kan met name de toepassing van de invoerrechten voor bepaalde hoeveelheden geheel of gedeeltelijk schorsen.

    Artikel 181 Voorwaarden voor het nemen van maatregelen bij verstoringen

    De maatregelen waarin de artikelen 179 en 180 voorzien, kunnen worden genomen:

    a) als alle andere maatregelen die in het kader van deze verordening ter beschikking staan, ontoereikend blijken te zijn;

    b) met inachtneming van de verplichtingen op grond van de overeenkomsten die zijn gesloten overeenkomstig artikel 300, lid 2, van het Verdrag.

    Artikel 182 Informatieverstrekking in de sector ethylalcohol

    1. Voor de producten van de sector ethylalcohol verstrekken de lidstaten de Commissie de volgende gegevens:

    a) de productie van ethylalcohol uit landbouwproducten in hectoliters zuivere alcohol, uitgesplitst naar het gebruikte voor alcoholbereiding geschikte product;

    b) de afzet van ethylalcohol uit landbouwproducten in hectoliters zuivere alcohol, uitgesplitst naar de verschillende sectoren van bestemming;

    c) de aan het einde van het voorafgaande jaar in hun land beschikbare voorraden ethylalcohol uit landbouwproducten;

    d) ramingen betreffende de productie in het lopende jaar.

    De nadere bepalingen voor deze gegevensverstrekking en meer bepaald de frequentie ervan en de definitie van de sectoren van bestemming, worden door de Commissie vastgesteld.

    2. Op basis van de in lid 1 bedoelde gegevens en andere beschikbare informatie stelt de Commissie een communautaire balans op inzake de voorziening van de markt voor ethylalcohol uit landbouwproducten voor het voorafgaande jaar, en een raming van die balans voor het lopende jaar.

    De communautaire voorzieningsbalans bevat eveneens gegevens over ethylalcohol die niet uit landbouwproducten is verkregen. De precieze inhoud en de nadere bepalingen voor het verzamelen van die gegevens worden door de Commissie vastgesteld.

    Voor de toepassing van dit lid wordt onder “ethylalcohol die niet uit landbouwproducten is verkregen” verstaan producten van de GN-codes 2207, 2208 90 91 en 2208 90 99 die niet zijn verkregen uit een in bijlage I bij het Verdrag genoemd specifiek landbouwproduct.

    3. De Commissie deelt de in lid 2 bedoelde voorzieningsbalansen aan de lidstaten mee.

    DEEL VI ALGEMENE BEPALINGEN

    Artikel 183 Financiële bepalingen

    Verordening (EG) nr. 1290/2005 en de ter uitvoering daarvan vastgestelde bepalingen gelden voor de uitgaven die de lidstaten verrichten ter nakoming van de verplichtingen op grond van de onderhavige verordening.

    Artikel 184 Spoedeisende situaties

    De Commissie stelt de maatregelen vast die in een spoedeisende situatie noodzakelijk en te rechtvaardigen zijn om specifieke praktische problemen op te lossen.

    Die maatregelen mogen van deze verordening afwijken, doch slechts voor zover en zolang dat strikt noodzakelijk is.

    Artikel 185 Uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de Commissie

    1. De lidstaten en de Commissie verstrekken elkaar alle informatie die nodig is voor de toepassing van deze verordening, voor markttoezicht en –analyse en voor de nakoming van de internationale verplichtingen met betrekking tot de in artikel 1 genoemde producten.

    2. De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen vast met betrekking tot de informatie die noodzakelijk is voor de toepassing van lid 1, de vorm en inhoud ervan, het tijdschema en de uiterste termijnen voor de verstrekking ervan, en de regelingen inzake het doorsturen of beschikbaar maken van gegevens en documenten.

    Artikel 186 Omzeilingsclausule

    Onverminderd specifieke bepalingen worden geen van de voordelen waarin krachtens deze verordening wordt voorzien, toegekend aan natuurlijke personen of rechtspersonen van wie is komen vast te staan dat zij artificieel de voorwaarden hebben gecreëerd om voor die voordelen in aanmerking te komen en dus een voordeel zouden genieten dat niet in overeenstemming is met de daarmee beoogde doelstellingen.

    Artikel 187 Controles, sancties en verslaggeving daarover

    De Commissie stelt het volgende vast:

    a) de regels inzake administratieve en fysieke controles die de lidstaten moeten verrichten om na te gaan of wordt voldaan aan de verplichtingen die uit de toepassing van deze verordening voortvloeien;

    b) een regeling voor het opleggen van sancties wanneer wordt geconstateerd dat de verplichtingen die uit de toepassing van deze verordening voortvloeien, niet worden nagekomen;

    c) de regels inzake de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen;

    d) de regels voor de verslaggeving over de verrichte controles en de resultaten daarvan.

    De onder b) bedoelde sancties staan in verhouding tot de ernst, de omvang, het permanente karakter en de herhaling van de geconstateerde niet-naleving.

    DEEL VII UITVOERINGS-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

    HOOFDSTUK I UITVOERINGSBEPALINGEN

    Artikel 188 Comité

    1. De Commissie wordt bijgestaan door het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten (hierna “het comité” genoemd).

    2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

    De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.

    3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

    Artikel 189 Uitvoeringsbepalingen en bevoegdheden van de Commissie

    In de gevallen waar in het kader van deze verordening bevoegdheden aan de Commissie worden verleend om maatregelen te nemen, besluit de Commissie volgens de in artikel 188, lid 2, bedoelde procedure.

    Over de volgende aangelegenheden besluit zij evenwel alleen, zonder de in artikel 188, lid 2, bedoelde procedure te volgen:

    a) het openen of beëindigen van de openbare interventie als bedoeld in artikel 13 voor wat rundvleesproducten betreft en als bedoeld in artikel 14, lid 1, en artikel 14, lid 2, eerste alinea, voor wat boter betreft;

    b) de toepasselijkheid van artikel 81, lid 1, van het Verdrag op overeenkomsten en onderling afgestemde gedragingen van brancheorganisaties als bedoeld in artikel 170 van deze verordening;

    c) de erkenning van brancheorganisaties als bedoeld in artikel 118, tweede alinea;

    d) de verplichting voor niet-leden om een bijdrage te betalen aan brancheorganisaties als bedoeld in artikel 120;

    e) de toepassing van de vrijwaringsmaatregelen overeenkomstig artikel 153;

    f) de aanpassing van het bedrag van de uitvoerrestituties tijdens de interventieperiode als bedoeld in artikel 158, lid 2, tweede alinea;

    g) de wijziging van voor uitvoerrestituties geldende correctiebedragen als bedoeld in artikel 158, lid 4, tweede zin;

    h) de opstelling van communautaire voorzieningsbalansen als bedoeld in artikel 182, lid 2.

    Artikel 190 Intrekking door de Commissie van bepaalde door de Raad vastgestelde verordeningen

    Wanneer de Commissie de haar op grond van deze verordening verleende bevoegdheden uitoefent, kan zij door de Raad vastgestelde verordeningen die zijn gebaseerd op verordeningen of bepalingen die bij de artikelen 191, 192, 193 of 195 zijn ingetrokken of geschrapt, intrekken of wijzigen.

    HOOFDSTUK II OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

    Artikel 191 Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 1493/1999

    De artikelen 71 en 73 tot en met 77 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 worden geschrapt.

    Artikel 192 Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 2200/96

    De artikelen 43, 44, 46, 47, 48 en 52 van Verordening (EG) nr. 2200/96 worden geschrapt.

    Artikel 193 Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 2201/96

    De artikelen 23, 26, 27, 29 en 30 van Verordening (EG) nr. 2201/96 worden geschrapt.

    Artikel 194 Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 1184/2006

    Verordening (EG) nr. 1184/2006 wordt als volgt gewijzigd:

    1) De titel wordt vervangen door:

    “Verordening (EG) nr. 1184/2006 van de Raad van 24 juli 2006 inzake de toepassing van bepaalde regels betreffende de mededinging op de voortbrenging van en de handel in bepaalde landbouwproducten”.

    2) Artikel 1 wordt vervangen door:

    “Artikel 1

    Bij deze verordening worden de regels vastgesteld die gelden inzake de toepasselijkheid van de artikelen 81 tot en met 86 en van een aantal bepalingen van artikel 88 van het Verdrag op de voortbrenging van en de handel in de in bijlage I bij het Verdrag vermelde producten, met uitzondering van de producten die vallen onder Verordening (EG) nr. [XXX] van de Raad*, als bedoeld in artikel 1 van die verordening.

    Artikel 1 bis

    De artikelen 81 tot en met 86 van het Verdrag, evenals de voor de toepassing daarvan uitgevaardigde bepalingen, gelden voor alle in artikel 81, lid 1, en in artikel 82 van het Verdrag bedoelde overeenkomsten, besluiten en gedragingen die betrekking hebben op de voortbrenging van of de handel in de in bijlage I bij het Verdrag vermelde producten, onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 2 van deze verordening.

    * PB L xxx van xxx, blz. xxx.”

    3) Artikel 2, lid 1, eerste alinea, wordt vervangen door:

    “1. Artikel 81, lid 1, van het Verdrag is niet van toepassing op de in artikel 1 bis van deze verordening bedoelde overeenkomsten en gedragingen die een wezenlijk bestanddeel uitmaken van een nationale marktorganisatie of die vereist zijn voor de verwezenlijking van de in artikel 33 van het Verdrag omschreven doelstellingen.”

    4) Artikel 3 wordt vervangen door:

    “Artikel 3

    Artikel 88, lid 1, en lid 3, eerste zin, van het Verdrag is van toepassing op de steunmaatregelen ten gunste van de voortbrenging van of de handel in de in artikel 1 bedoelde producten.”

    Artikel 195 Intrekkingen

    1. De volgende verordeningen worden ingetrokken:

    a) de Verordeningen (EEG) nr. 234/68, (EEG) nr. 827/68, (EEG) nr. 2517/69, (EEG) nr. 2728/75, (EEG) nr. 2729/75, (EEG) nr. 2759/75, (EEG) nr. 2771/75, (EEG) nr. 2777/75, (EEG) nr. 1055/77, (EEG) nr. 2931/79, (EEG) nr. 1358/80, (EEG) nr. 3730/87, (EEG) nr. 4088/87, (EEG) nr. 2075/92, (EEG) nr. 2077/92, (EEG) nr. 404/93, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 2529/2001, (EG) nr. 670/2003, (EG) nr. 797/2004 en (EG) nr. 1952/2005 met ingang van 1 januari 2008;

    b) de Verordeningen (EEG) nr. 707/76, (EG) nr. 1786/2003, (EG) nr. 1788/2003 en (EG) nr. 1544/2006 vanaf 1 april 2008;

    c) de Verordeningen (EEG) nr. 1898/87, (EEG) nr. 2204/90, (EEG) nr. 2991/94, (EG) nr. 2597/97, (EG) nr. 1255/1999, (EG) nr. 2250/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EG) nr. 1784/2003, (EG) nr. 865/2004 en (EG) nr. 1947/2005 met ingang van 1 juli 2008;

    d) Verordening (EG) nr. 1785/2003 met ingang van 1 september 2008;

    e) Verordening (EG) nr. 318/2006 met ingang van 1 oktober 2008;

    f) de Verordeningen (EEG) nr. 386/90, (EEG) nr. 1186/90 en (EG) nr. 1183/2006 met ingang van 1 januari 2009.

    2. Besluit 74/583/EEG wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2008.

    Artikel 196 Verwijzingen

    Verwijzingen naar de bepalingen en de verordeningen die bij de artikelen 191 tot en met 195 zijn gewijzigd of ingetrokken, worden gelezen als verwijzingen naar de onderhavige verordening, volgens de concordantietabel in bijlage XVIII.

    Artikel 197 Overgangsbepalingen

    De Commissie kan maatregelen nemen om de overgang te vergemakkelijken van de regelingen die zijn vastgesteld bij de verordeningen welke bij de artikelen 191 tot en met 195 worden gewijzigd of ingetrokken, naar de bij de onderhavige verordening vastgestelde regelingen.

    Artikel 198 Inwerkingtreding

    1. Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

    2. Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2008.

    Zij is evenwel van toepassing:

    a) wat de sectoren granen, zaaizaad, olijven en vlas en hennep betreft, met ingang van 1 juli 2008;

    b) wat de rijstsector betreft, met ingang van 1 september 2008;

    c) wat de suikersector betreft, met ingang van 1 oktober 2008, met uitzondering van artikel 56, dat van toepassing is met ingang van 1 januari 2008;

    d) wat de sectoren gedroogde voedergewassen en zijderupsen betreft, met ingang van 1 april 2008;

    e) wat de wijnsector betreft, alsmede artikel 191, met ingang van 1 augustus 2008;

    f) wat de sector melk en zuivelproducten betreft, met uitzondering van de bepalingen van hoofdstuk III van titel I van deel II, met ingang van 1 juli 2008;

    g) wat betreft de in hoofdstuk III van titel I van deel II vastgestelde regeling ter beperking van de melkproductie, met ingang van 1 april 2008.

    3. Wat de suikersector betreft, zijn de bepalingen van titel I van deel II van toepassing tot het einde van het verkoopseizoen 2014/2015 voor suiker.

    4. De regeling ter beperking van de melkproductie die in hoofdstuk III van titel I van deel II is vastgesteld, is overeenkomstig artikel 63, van toepassing tot en met 31 maart 2015.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, …

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    BIJLAGE I LIJST VAN IN ARTIKEL 1, LID 1, GENOEMDE PRODUCTEN

    Deel I: Granen

    Wat granen betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

    GN-CODE | OMSCHRIJVING |

    A) | 0709 90 60 | SUIKERMAÏS, VERS OF GEKOELD |

    0712 90 19 | SUIKERMAÏS, GEDROOGD, OOK INDIEN IN STUKKEN OF IN SCHIJVEN GESNEDEN, DAN WEL FIJNGEMAAKT OF IN POEDERVORM, DOCH NIET OP ANDERE WIJZE BEREID, ANDERE DAN HYBRIDEN BESTEMD VOOR ZAAIDOELEINDEN |

    1001 90 91 | ZACHTE TARWE EN MENGKOREN, ZAAIGOED |

    1001 90 99 | SPELT, ZACHTE TARWE EN MENGKOREN, NIET BESTEMD VOOR ZAAIDOELEINDEN |

    1002 00 00 | ROGGE |

    1003 00 | GERST |

    1004 00 | HAVER |

    1005 10 90 | MAÏS, ZAAIGOED, ANDERE DAN HYBRIDEN |

    1005 90 00 | MAÏS, ANDERE DAN ZAAIGOED |

    1007 00 90 | GRAANSORGHO, ANDERE DAN HYBRIDEN BESTEMD VOOR ZAAIDOELEINDEN |

    1008 | BOEKWEIT, GIERST EN KANARIEZAAD; ANDERE GRANEN |

    B) | 1001 10 | DURUMTARWE |

    C) | 1101 00 00 | MEEL VAN TARWE OF VAN MENGKOREN |

    1102 10 00 | ROGGEMEEL |

    1103 11 | GRIES EN GRIESMEEL VAN TARWE |

    1107 | MOUT, OOK INDIEN GEBRAND |

    D) | 0714 | MANIOKWORTEL, ARROWROOT (PIJLWORTEL), SALEPWORTEL, AARDPEREN, BATATEN (ZOETE AARDAPPELEN) EN DERGELIJKE WORTELS EN KNOLLEN MET EEN HOOG GEHALTE AAN ZETMEEL OF AAN INULINE, VERS, GEKOELD, BEVROREN OF GEDROOGD, OOK INDIEN IN STUKKEN OF IN PELLETS; MERG VAN DE SAGOPALM |

    EX 1102 | MEEL VAN GRANEN, ANDERE DAN VAN TARWE OF VAN MENGKOREN: |

    1102 20 | – MAÏSMEEL |

    1102 90 | – ANDERE: |

    1102 90 10 | – – VAN GERST |

    1102 90 30 | – – VAN HAVER |

    1102 90 90 | – – ANDERE |

    EX 1103 | GRIES, GRIESMEEL EN PELLETS VAN GRANEN, MET UITZONDERING VAN GRIES EN GRIESMEEL VAN TARWE (ONDERVERDELING 1103 11), GRIES EN GRIESMEEL VAN RIJST (ONDERVERDELING 1103 19 50) EN PELLETS VAN RIJST (ONDERVERDELING 1103 20 50) |

    EX 1104 | OP ANDERE WIJZE BEWERKTE GRANEN (BIJVOORBEELD GEPELD, GEPLET, IN VLOKKEN, GEPARELD, GESNEDEN OF GEBROKEN), ANDERE DAN RIJST BEDOELD BIJ POST 1006 EN VLOKKEN VAN RIJST VAN ONDERVERDELING 1104 19 91; GRAANKIEMEN, OOK INDIEN GEPLET, IN VLOKKEN OF GEMALEN |

    1106 20 | MEEL, GRIES EN POEDER, VAN SAGO EN VAN WORTELS OF KNOLLEN BEDOELD BIJ POST 0714 |

    EX 1108 | ZETMEEL EN INULINE: |

    – ZETMEEL: |

    1108 11 00 | – – TARWEZETMEEL |

    1108 12 00 | – – MAÏSZETMEEL |

    1108 13 00 | – – AARDAPPELZETMEEL |

    1108 14 00 | – – MANIOKZETMEEL (CASSAVE) |

    EX 1108 19 | – – ANDER ZETMEEL: |

    1108 19 90 | – – – ANDER |

    1109 00 00 | TARWEGLUTEN, OOK INDIEN GEDROOGD |

    1702 | ANDERE SUIKER, CHEMISCH ZUIVERE LACTOSE, MALTOSE, GLUCOSE EN FRUCTOSE (LEVULOSE) DAARONDER BEGREPEN, IN VASTE VORM; SUIKERSTROOP, NIET GEAROMATISEERD EN ZONDER TOEGEVOEGDE KLEURSTOFFEN; KUNSTHONIG, OOK INDIEN MET NATUURHONIG VERMENGD; KARAMEL: |

    EX 1702 30 | – GLUCOSE EN GLUCOSESTROOP, IN DROGE TOESTAND GEEN OF MINDER DAN 20 GEWICHTSPERCENTEN FRUCTOSE BEVATTEND: |

    – – ANDERE: |

    – – – ANDERE: |

    1702 30 91 | – – – – IN WIT KRISTALLIJN POEDER, OOK INDIEN GEAGGLOMEREERD |

    1702 30 99 | – – – – ANDERE |

    EX 1702 40 | – GLUCOSE EN GLUCOSESTROOP, IN DROGE TOESTAND 20 OF MEER DOCH MINDER DAN 50 GEWICHTSPERCENTEN FRUCTOSE BEVATTEND, MET UITZONDERING VAN INVERTSUIKER: |

    1702 40 90 | – – ANDERE |

    EX 1702 90 | – ANDERE, DAARONDER BEGREPEN INVERTSUIKER EN ANDERE SUIKER EN SUIKERSTROPEN DIE IN DROGE TOESTAND 50 GEWICHTSPERCENTEN FRUCTOSE BEVATTEN: |

    1702 90 50 | – – MALTODEXTRINE EN MALTODEXTRINESTROOP |

    – – KARAMEL: |

    – – – ANDERE: |

    1702 90 75 | – – – – IN POEDER, OOK INDIEN GEAGGLOMEREERD |

    1702 90 79 | – – – – ANDERE |

    2106 | PRODUCTEN VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE, ELDERS GENOEMD NOCH ELDERS ONDER BEGREPEN: |

    EX 2106 90 | – ANDERE |

    – – SUIKERSTROOP, GEAROMATISEERD OF MET TOEGEVOEGDE KLEURSTOFFEN: |

    – – – ANDERE |

    2106 90 55 | – – – – VAN GLUCOSE EN VAN MALTODEXTRINE |

    EX 2302 | ZEMELEN, SLIJPSEL EN ANDERE RESTEN VAN HET ZEVEN, VAN HET MALEN OF VAN ANDERE BEWERKINGEN VAN GRANEN, OOK INDIEN IN PELLETS |

    EX 2303 | AFVALLEN VAN ZETMEELFABRIEKEN EN DERGELIJKE AFVALLEN, BIETENPULP, UITGEPERST SUIKERRIET (AMPAS) EN ANDERE AFVALLEN VAN DE SUIKERINDUSTRIE, BOSTEL (BROUWERIJAFVAL), AFVALLEN VAN BRANDERIJEN, OOK INDIEN IN PELLETS: |

    2303 10 | – AFVALLEN VAN ZETMEELFABRIEKEN EN DERGELIJKE AFVALLEN |

    2303 30 00 | – BOSTEL (BOUWERIJAFVAL) EN AFVALLEN VAN BRANDERIJEN |

    EX 2306 | PERSKOEKEN EN ANDERE VASTE AFVALLEN, VERKREGEN BIJ DE WINNING VAN PLANTAARDIGE VETTEN OF OLIËN, OOK INDIEN FIJNGEMAAKT OF IN PELLETS, ANDERE DAN DIE BEDOELD BIJ POST 2304 OF 2305: |

    2306 90 05 | – VAN MAÏSKIEMEN |

    EX 2308 | PLANTAARDIGE ZELFSTANDIGHEDEN EN PLANTAARDIG AFVAL, PLANTAARDIGE RESIDU'S EN BIJPRODUCTEN, OOK INDIEN IN PELLETS, VAN DE SOORT GEBRUIKT VOOR HET VOEDEREN VAN DIEREN, ELDERS GENOEMD NOCH ELDERS ONDER BEGREPEN: |

    2308 00 40 | - EIKELS EN WILDE KASTANJES; DRAF (DROESEM) VAN VRUCHTEN, ANDERE DAN DRUIVEN |

    2309 | BEREIDINGEN VAN DE SOORT GEBRUIKT VOOR HET VOEDEREN VAN DIEREN: |

    EX 2309 10 | – HONDEN- EN KATTENVOER, OPGEMAAKT VOOR DE VERKOOP IN HET KLEIN: |

    2309 10 11 2309 10 13 2309 10 31 2309 10 33 2309 10 51 2309 10 53 | – – BEVATTENDE ZETMEEL, GLUCOSE (DRUIVENSUIKER), GLUCOSESTROOP, MALTODEXTRINE OF MALTODEXTRINESTROOP, BEDOELD BIJ DE ONDERVERDELINGEN 1702 30 51 TOT EN MET 1702 30 99, 1702 40 90, 1702 90 50 EN 2106 90 55, OF ZUIVELPRODUCTEN(1), MET UITZONDERING VAN BEREIDINGEN EN VOEDERS MET EEN GEHALTE AAN ZUIVELPRODUCTEN VAN 50 GEWICHTSPERCENTEN OF MEER |

    EX 2309 90 | – ANDERE: |

    2309 90 20 | – – PRODUCTEN BEDOELD IN AANVULLENDE AANTEKENING 5 BIJ HOOFDSTUK 23 VAN DE GECOMBINEERDE NOMENCLATUUR |

    – – ANDERE, ZOGENAAMDE „PREMELANGES” DAARONDER BEGREPEN: |

    2309 90 31 2309 90 33 2309 90 41 2309 90 43 2309 90 51 2309 90 53 | – – – BEVATTENDE ZETMEEL, GLUCOSE (DRUIVENSUIKER), GLUCOSESTROOP, MALTODEXTRINE OF MALTODEXTRINESTROOP, BEDOELD BIJ DE ONDERVERDELINGEN 1702 30 51 TOT EN MET 1702 30 99, 1702 40 90, 1702 90 50 EN 2106 90 55, OF ZUIVELPRODUCTEN(1), MET UITZONDERING VAN BEREIDINGEN EN VOEDERS MET EEN GEHALTE AAN ZUIVELPRODUCTEN VAN 50 GEWICHTSPERCENTEN OF MEER |

    (1) VOOR DE TOEPASSING VAN DEZE ONDERVERDELING WORDT ONDER ZUIVELPRODUCTEN DE PRODUCTEN VERSTAAN DIE VALLEN ONDER DE POSTEN 0401 TOT EN MET 0406 EN ONDER DE ONDERVERDELINGEN 1702 11, 1702 19 EN 2106 90 51. |

    Deel II: Rijst

    Wat rijst betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

    GN-CODE | OMSCHRIJVING |

    A) | 1006 10 21 TOT EN MET 1006 10 98 | PADIE |

    1006 20 | GEDOPTE RIJST |

    1006 30 | HALFWITTE OF VOLWITTE RIJST, OOK INDIEN GEPOLIJST OF GEGLANSD |

    B) | 1006 40 00 | BREUKRIJST |

    C) | 1102 90 50 | RIJSTMEEL |

    1103 19 50 | GRIES EN GRIESMEEL VAN RIJST |

    1103 20 50 | PELLETS VAN RIJST |

    1104 19 91 | VLOKKEN VAN RIJST |

    EX 1104 19 99 | GEPLETTE RIJSTKORRELS |

    1108 19 10 | RIJSTZETMEEL |

    Deel III: Suiker

    Wat suiker betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

    GN-code | Omschrijving |

    a) | 1212 91 | Suikerbieten |

    1212 99 20 | Suikerriet |

    b) | 1701 | Rietsuiker en beetwortelsuiker, alsmede chemisch zuivere sacharose, in vaste vorm |

    c) | 1702 20 | Ahornsuiker en ahornsuikerstroop |

    1702 60 95 en 1702 90 99 | Andere suiker in vaste vorm en suikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen, met uitzondering van lactose, glucose, maltodextrine en isoglucose |

    1702 90 60 | Kunsthonig, ook indien met natuurhonig vermengd |

    1702 90 71 | Karamel bevattende, in droge toestand, 50 of meer gewichtspercenten sacharose |

    2106 90 59 | Suikerstroop, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen, andere dan stroop van isoglucose, van lactose, van glucose en van maltodextrine |

    d) | 1702 30 10 1702 40 10 1702 60 10 1702 90 30 | Isoglucose |

    e) | 1702 60 80 1702 90 80 | Inulinestroop |

    f) | 1703 | Melasse verkregen bij de extractie of de raffinage van suiker |

    g) | 2106 90 30 | Isoglucosestroop, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen |

    h) | 2303 20 | Bietenpulp, uitgeperst suikerriet (ampas) en andere afvallen van de suikerindustrie |

    Deel IV: Gedroogde voedergewassen

    Wat gedroogde voedergewassen betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

    GN-CODE | OMSCHRIJVING |

    A) | EX 1214 10 00 | – MEEL EN PELLETS VAN LUZERNE, KUNSTMATIG GEDROOGD DOOR MIDDEL VAN EEN WARMTEBEHANDELING |

    – MEEL EN PELLETS VAN LUZERNE, ANDERS GEDROOGD EN VERMALEN |

    EX 1214 90 90 | – LUZERNE, HANENKAMMETJES (ESPARCETTE), KLAVER, LUPINE, WIKKE EN DERGELIJKE VOEDERGEWASSEN, KUNSTMATIG GEDROOGD DOOR MIDDEL VAN EEN WARMTEBEHANDELING, MET UITZONDERING VAN HOOI EN VOEDERKOOL, ALSMEDE VAN PRODUCTEN WELKE HOOI BEVATTEN |

    – LUZERNE, HANENKAMMETJES (ESPARCETTE), KLAVER, LUPINE, WIKKE, HONINGKLAVER, ZAAILATHYRUS EN ROLKLAVER, ANDERS GEDROOGD EN VERMALEN |

    B) | EX 2309 90 99 | – EIWITCONCENTRATEN VERKREGEN UIT SAP VAN LUZERNE EN GRAS; |

    – KUNSTMATIG GEDROOGDE PRODUCTEN, UITSLUITEND VERKREGEN UIT VAST AFVAL EN SAP DIE AFKOMSTIG ZIJN VAN DE BEREIDING VAN DE BOVENGENOEMDE CONCENTRATEN |

    Deel V: Zaaizaad

    Wat zaaizaad betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

    GN-code | Omschrijving |

    0712 90 11 | Hybriden van suikermaïs, – bestemd voor zaaidoeleinden |

    0713 10 10 | Erwten (Pisum sativum), – bestemd voor zaaidoeleinden |

    ex 0713 20 00 | Kekers, – bestemd voor zaaidoeleinden |

    ex 0713 31 00 | Bonen van de soort Vigna mungo (L) Hepper of Vigna radiata (L) Wilczek, – bestemd voor zaaidoeleinden |

    ex 0713 32 00 | Bonen van de soort Phaseolus angularis of Vigna angularis (adzukibonen), – bestemd voor zaaidoeleinden |

    0713 33 10 | Bonen van de soort Phaseolus vulgaris, – bestemd voor zaaidoeleinden |

    ex 0713 39 00 | Andere bonen, – bestemd voor zaaidoeleinden |

    ex 0713 40 00 | Linzen, – bestemd voor zaaidoeleinden |

    ex 0713 50 00 | Tuinbonen (Vicia faba var. major), paardenbonen (Vicia faba var. equina) en duivenbonen (Vicia faba var. minor), – bestemd voor zaaidoeleinden |

    ex 0713 90 00 | Andere gedroogde zaden van peulgroenten, – bestemd voor zaaidoeleinden |

    1001 90 10 | Spelt, – bestemd voor zaaidoeleinden |

    ex 1005 10 | Hybriden van maïs, bestemd voor zaaidoeleinden |

    1006 10 10 | Rijst (padie), – bestemd voor zaaidoeleinden |

    1007 00 10 | Hybriden van graansorgho, – bestemd voor zaaidoeleinden |

    1201 00 10 | Sojabonen, ook indien gebroken, – bestemd voor zaaidoeleinden |

    1202 10 10 | Grondnoten, niet gebrand of op andere wijze door verhitting bereid, in de dop, – bestemd voor zaaidoeleinden |

    1204 00 10 | Lijnzaad, ook indien gebroken, – bestemd voor zaaidoeleinden |

    1205 10 10 | Kool- en raapzaad, ook indien gebroken, – bestemd voor zaaidoeleinden |

    1206 00 10 | Zonnebloempitten, ook indien gebroken, – bestemd voor zaaidoeleinden |

    ex 1207 | Andere oliehoudende zaden en vruchten, ook indien gebroken, – bestemd voor zaaidoeleinden |

    1209 | Zaaigoed, sporen daaronder begrepen |

    Deel VI: Hop

    1. Wat hop betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

    GN-code | Omschrijving |

    1210 | Hopbellen, vers of gedroogd, ook indien fijngemaakt, gemalen of in pellets; lupuline |

    2. De in deze verordening vastgestelde regels betreffende de afzet en het handelsverkeer met derde landen zijn bovendien van toepassing op de volgende producten:

    GN-code | Omschrijving |

    1302 13 00 | Plantensappen en plantenextracten van hop |

    Deel VII: Sector olijfolie en tafelolijven

    Wat olijfolie en tafelolijven betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

    GN-CODE | OMSCHRIJVING |

    A) | 1509 | OLIJFOLIE EN FRACTIES DAARVAN, OOK INDIEN GERAFFINEERD, DOCH NIET CHEMISCH GEWIJZIGD |

    1510 00 | ANDERE OLIE EN FRACTIES DAARVAN, UITSLUITEND VERKREGEN UIT OLIJVEN, OOK INDIEN GERAFFINEERD, DOCH NIET CHEMISCH GEWIJZIGD, MENGSELS DAARVAN MET OLIJFOLIE OF FRACTIES DAARVAN, BEDOELD BIJ POST 1509, DAARONDER BEGREPEN |

    B) | 0709 90 31 | OLIJVEN, VERS OF GEKOELD, BESTEMD VOOR ANDERE DOELEINDEN DAN HET VERVAARDIGEN VAN OLIE |

    0709 90 39 | ANDERE OLIJVEN, VERS OF GEKOELD |

    0710 80 10 | OLIJVEN, OOK INDIEN GESTOOMD OF IN WATER GEKOOKT, BEVROREN |

    0711 20 | OLIJVEN, VOORLOPIG VERDUURZAAMD (BIJVOORBEELD DOOR MIDDEL VAN ZWAVELDIOXIDE OF IN WATER WAARAAN, VOOR HET VOORLOPIG VERDUURZAMEN, ZOUT, ZWAVEL OF ANDERE STOFFEN ZIJN TOEGEVOEGD), DOCH ALS ZODANIG NIET GESCHIKT VOOR DADELIJKE CONSUMPTIE |

    EX 0712 90 90 | OLIJVEN, GEDROOGD, OOK INDIEN IN STUKKEN OF IN SCHIJVEN GESNEDEN, DAN WEL FIJNGEMAAKT OF IN POEDERVORM, DOCH NIET OP ANDERE WIJZE BEREID |

    2001 90 65 | OLIJVEN, BEREID OF VERDUURZAAMD IN AZIJN OF AZIJNZUUR |

    EX 2004 90 30 | OLIJVEN, OP ANDERE WIJZE BEREID OF VERDUURZAAMD DAN IN AZIJN OF AZIJNZUUR, BEVROREN |

    2005 70 | OLIJVEN, OP ANDERE WIJZE BEREID OF VERDUURZAAMD DAN IN AZIJN OF AZIJNZUUR, NIET BEVROREN |

    C) | 1522 00 31 1522 00 39 | AFVALLEN, AFKOMSTIG VAN DE BEWERKING VAN VETSTOFFEN OF VAN DIERLIJKE OF PLANTAARDIGE WAS, WELKE OLIE BEVATTEN DIE DE KENMERKEN VAN OLIJFOLIE HEEFT |

    2306 90 11 – 2306 90 19 | PERSKOEKEN EN ANDERE RESIDU'S, VERKREGEN BIJ DE WINNING VAN OLIJFOLIE |

    Deel VIII: Vezelvlas en -hennep

    Wat vezelvlas en -hennep betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

    GN-CODE | Omschrijving |

    5301 | VLAS, RUW OF BEWERKT, DOCH NIET GESPONNEN; WERK EN AFVAL (MET INBEGRIP VAN AFVAL VAN GAREN EN RAFELINGEN) VAN VLAS |

    5302 | HENNEP (CANNABIS SATIVA L.), RUW OF BEWERKT, DOCH NIET GESPONNEN; WERK EN AFVAL (MET INBEGRIP VAN AFVAL VAN GAREN EN RAFELINGEN DAARONDER BEGREPEN) VAN HENNEP |

    Deel IX: Groenten en fruit

    Wat groenten en fruit betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

    GN-code | Omschrijving |

    0702 00 00 | Tomaten, vers of gekoeld |

    0703 | Uien, sjalotten, knoflook, prei en andere eetbare looksoorten, vers of gekoeld |

    0704 | Rode kool, witte kool, bloemkool, spruitjes, koolrabi, boerenkool en dergelijke eetbare kool van het geslacht "Brassica", vers of gekoeld |

    0705 | Sla (Lactuca sativa), andijvie, witloof en andere cichoreigroenten (Cichorium spp.), vers of gekoeld |

    0706 | Wortelen, rapen, kroten, schorseneren, knolselderij, radijs en dergelijke eetbare wortelen en knollen, vers of gekoeld |

    0707 00 | Komkommers en augurken, vers of gekoeld |

    0708 | Peulgroenten, ook indien gedopt, vers of gekoeld |

    ex 0709 | Andere groenten, vers of gekoeld, met uitzondering van groenten van de onderverdelingen 0709 6091, 0709 6095, 0709 6099, 0709 9031, 0709 90 39 en 0709 90 60 |

    ex 0802 | Andere noten, vers of gedroogd, ook zonder dop of schaal, al dan niet gepeld, met uitzondering van arecanoten (of betelnoten) en colanoten van onderverdeling 0802 90 20 |

    0803 00 11 | Plantains, vers |

    ex 0803 00 90 | Plantains, gedroogd |

    0804 20 10 | Verse vijgen |

    0804 30 00 | Ananassen |

    0804 40 00 | Avocado’s |

    0804 50 00 | Guaves, manga's en manggistans, |

    0805 | Citrusvruchten, vers of gedroogd |

    0806 10 10 | Druiven, vers, voor tafelgebruik |

    0807 | Meloenen (watermeloenen daaronder begrepen) en papaja's, vers |

    0808 | Appelen, peren, kweeperen, vers |

    0809 | Abrikozen, kersen, perziken (bloedperziken en nectarines daaronder begrepen), pruimen en sleepruimen, vers |

    0810 | Ander fruit, vers |

    0813 50 31 0813 50 39 | Mengsels uitsluitend bestaande uit noten bedoeld bij de posten 0801 en 0802 |

    1212 99 30 | Sint-jansbrood |

    Deel X: Verwerkte groenten en fruit

    Wat verwerkte groenten en fruit betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

    GN-code | Omschrijving |

    a) | ex 0710 | Groenten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, met uitzondering van suikermaïs van onderverdeling 0710 40 00, olijven van onderverdeling 0710 80 10 en vruchten van de geslachten Capsicum of Pimenta van onderverdeling 0710 80 59 |

    ex 0711 | Groenten, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie, met uitzondering van olijven van onderverdeling 0711 20, vruchten van de geslachten Capsicum en Pimenta van onderverdeling 0710 80 59 en suikermaïs van onderverdeling 0711 90 30 |

    ex 0712 | Gedroogde groenten, ook indien in stukken of in schijven gesneden, dan wel fijngemaakt of in poedervorm, doch niet op andere wijze bereid, met uitzondering van kunstmatig door middel van een warmtebehandeling gedroogde aardappelen, niet geschikt voor menselijke consumptie, van onderverdeling ex 0712 90 05, suikermaïs van de onderverdelingen 0712 90 11 en 0712 90 19 en olijven van onderverdeling ex 0712 90 90 |

    0804 20 90 | Gedroogde vijgen |

    0806 20 | Krenten en rozijnen |

    ex 0811 | Vruchten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met uitzondering van bevroren bananen van onderverdeling ex 0811 90 95 |

    ex 0812 | Vruchten, voorlopig verduurzaamd (bij voorbeeld door middel van zwaveldioxyde of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie, met uitzondering van bananen van onderverdeling ex 0812 90 98 |

    ex 0813 | Vruchten, andere dan bedoeld bij de posten 0801 tot en met 0806, gedroogd; mengsels van noten en gedroogde vruchten, bedoeld bij dit hoofdstuk, met uitzondering van mengsels uitsluitend bestaande uit noten bedoeld bij de posten 0801 en 0802 van de onderverdelingen 0813 50 31 en 0813 50 39 |

    0814 00 00 | Schillen van citrusvruchten en van meloenen (watermeloenen daaronder begrepen), vers, bevroren, gedroogd, dan wel in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd |

    0904 20 10 | Niet-scherpsmakende pepers, gedroogd, niet fijngemaakt en niet gemalen |

    b) | ex 0811 | Vruchten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen |

    ex 1302 20 | Pectinestoffen en pectinaten |

    ex 2001 | Groenten, vruchten en andere eetbare plantendelen, bereid of verduurzaamd in azijn of in azijnzuur, met uitzondering van: – scherpsmakende vruchten van het geslacht Capsicum van onderverdeling 2001 90 20 – suikermaïs (Zea mays var. saccharata) van onderverdeling 2001 90 30 – broodwortelen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke eetbare plantendelen met een zetmeelgehalte van 5 of meer gewichtspercenten van onderverdeling 2001 90 40 – palmharten van onderverdeling 2001 90 60 – olijven van onderverdeling 2001 90 65 – wijnstokbladeren, hopscheuten en dergelijke eetbare plantendelen van onderverderling ex 2001 90 99 |

    2002 | Tomaten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur |

    2003 | Paddenstoelen en truffels, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur |

    ex 2004 | Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006, met uitzondering van suikermaïs (Zea mays var. saccharata) van onderverdeling ex 2004 90 10, olijven van onderverdeling ex 2004 90 30 en aardappelen, bereid of verduurzaamd in de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken van onderverdeling 2004 10 91 |

    ex 2005 | Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006, met uitzondering van olijven van onderverdeling 2005 70, suikermaïs (Zea mays var. saccharata) van onderverdeling 2005 80 00, scherpsmakende vruchten van het geslacht Capsicum van onderverdeling 2005 99 10 en aardappelen, bereid of verduurzaamd in de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken van onderverdeling 2005 20 10 |

    ex 2006 00 | Groenten, vruchten, vruchtenschillen en andere plantendelen, gekonfijt met suiker (uitgedropen, geglaceerd of uitgekristalliseerd), met uitzondering van met suiker gekonfijte bananen van de onderverdelingen ex 2006 00 38 en ex 2006 00 99 |

    ex 2007 | Jam, vruchtengelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta, door koken of stoven verkregen, met of zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met uitzondering van: – gehomogeniseerde bereidingen van bananen van onderverdeling ex 2007 10 – jam, gelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta van bananen van de onderverdelingen ex 2007 99 39, ex 2007 99 57 en ex 2007 99 98 |

    ex 2008 | Vruchten en andere eetbare plantendelen, op andere wijze bereid of verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of alcohol, elders genoemd noch elders onder begrepen, met uitzondering van: – pindakaas van onderverdeling 2008 11 10 – palmharten van onderverdeling 2008 91 00 – maïs van onderverdeling 2008 99 85 – broodwortelen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke eetbare plantendelen met een zetmeelgehalte van 5 of meer gewichtspercenten van onderverdeling 2008 99 91 – wijnstokbladeren, hopscheuten en dergelijke eetbare plantendelen van onderverderling ex 2008 99 99 – op andere wijze bereide of verduurzaamde mengsels van bananen van de onderverdelingen ex 2008 92 59, ex 2008 92 78, ex 2008 92 93 en ex 2008 92 98 – op andere wijze bereide of verduurzaamde bananen van de onderverdelingen ex 2008 99 49, ex 2008 99 67 en ex 2008 99 99 |

    ex 2009 | Ongegiste vruchtensappen (uitgezonderd druivensap en druivenmost van de onderverdelingen 2009 61 en 2009 69 en bananensap van onderverdeling 2009 80) en ongegiste groentesappen, zonder toegevoegde alcohol, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen |

    Deel XI: Bananen

    Wat bananen betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

    GN-CODE | OMSCHRIJVING |

    0803 00 19 | BANANEN, MET UITZONDERING VAN «PLANTAINS», VERS |

    EX 0803 00 90 | BANANEN, MET UITZONDERING VAN «PLANTAINS», GEDROOGD |

    EX 0812 90 98 90 | VOORLOPIG VERDUURZAAMDE BANANEN |

    EX 0813 50 99 | MENGSELS MET GEDROOGDE BANANEN |

    1106 30 10 | MEEL, GRIES EN POEDER VAN BANANEN |

    EX 2006 00 99 | MET SUIKER GEKONFIJTE BANANEN |

    EX 2007 10 99 | GEHOMOGENISEERDE BEREIDINGEN VAN BANANEN |

    EX 2007 99 39 EX 2007 99 57 EX 2007 99 98 | JAM, GELEI, MARMELADE, VRUCHTENMOES EN VRUCHTENPASTA VAN BANANEN |

    EX 2008 92 59 EX 2008 92 78 EX 2008 92 93 EX 2008 92 98 | MENGSELS MET OP ANDERE WIJZE BEREIDE OF VERDUURZAAMDE BANANEN |

    EX 2008 99 49 EX 2008 99 67 EX 2008 99 99 | OP ANDERE WIJZE BEREIDE OF VERDUURZAAMDE BANANEN |

    EX 2009 80 35 EX 2009 80 38 EX 2009 80 79 EX 2009 80 86 EX 2009 80 89 EX 2009 80 99 | BANANENSAP |

    Deel XII: Wijn

    Wat wijn betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

    GN-code | Omschrijving |

    a) | 2009 61 2009 69 | Druivensap (druivenmost daaronder begrepen) |

    2204 30 92 2204 30 94 2204 30 96 2204 30 98 | Andere druivenmost, andere dan gedeeltelijk gegiste druivenmost, ook indien de gisting op andere wijze dan door toevoegen van alcohol is gestuit |

    b) | ex 2204 | Wijn van verse druiven, wijn waaraan alcohol is toegevoegd daaronder begrepen; druivenmost, andere dan bedoeld bij post 2009, met uitzondering van andere druivenmost van de onderverdelingen 2204 30 92, 2204 30 94, 2204 30 96 en 2204 30 98 |

    c) | 0806 10 90 | Druiven, andere dan voor tafelgebruik |

    2209 00 11 2209 00 19 | Wijnazijn |

    d) | 2206 00 10 | Piquette |

    2307 00 11 2307 00 19 | Wijndroesem |

    2308 00 11 2308 00 19 | Draf (droesem) van druiven |

    Deel XIII: Levende planten en producten van de bloementeelt

    Wat levende planten en producten van de bloementeelt betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op alle producten die vallen onder hoofdstuk 6 van de gecombineerde nomenclatuur.

    Deel XIV: Ruwe tabak

    Wat ruwe tabak betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op ruwe en niet tot verbruik bereide tabak en afvallen van tabak van GN-code 2401.

    Deel XV: Rundvlees

    Wat rundvlees betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

    GN-code | Omschrijving |

    a) | 0102 90 05 tot en met 0102 90 79 | Levende runderen (huisdieren), andere dan fokdieren van zuiver ras |

    0201 | Vlees van runderen, vers of gekoeld |

    0202 | Vlees van runderen, bevroren |

    0206 10 95 | Longhaasjes en omlopen, vers of gekoeld |

    0206 29 91 | Longhaasjes en omlopen, bevroren |

    0210 20 | Vlees van runderen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt |

    0210 99 51 | Longhaasjes en omlopen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt |

    0210 99 90 | Eetbaar meel en poeder, van vlees of slachtafvallen |

    1602 50 10 | Andere bereidingen en conserven, van vlees of van slachtafvallen van runderen, niet gekookt en niet gebakken; mengsels van gekookt of gebakken vlees of gekookte of gebakken slachtafvallen met niet-gekookt of niet-gebakken vlees of niet-gekookte of niet-gebakken slachtafvallen |

    1602 90 61 | Andere bereidingen en conserven, bevattende vlees of slachtafvallen van runderen, niet gekookt en niet gebakken; mengsels van gekookt of gebakken vlees of gekookte of gebakken slachtafvallen met niet-gekookt of niet-gebakken vlees of niet-gekookte of niet-gebakken slachtafvallen |

    b) | 0102 10 | Levende runderen, fokdieren van zuiver ras |

    0206 10 91 | Eetbare slachtafvallen van runderen, zonder longhaasjes en omlopen vers of gekoeld, andere dan bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten |

    0206 10 99 |

    0206 21 00 | Eetbare slachtafvallen van runderen, zonder longhaasjes en omlopen, bevroren, andere dan bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten |

    0206 22 00 |

    0206 29 99 |

    0210 99 59 | Eetbare slachtafvallen van runderen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt, andere dan longhaasjes en omlopen |

    ex 1502 00 90 | Rundvet, ruw of gesmolten, ook indien geperst of met behulp van oplosmiddelen geëxtraheerd |

    1602 50 31 tot en met 1602 50 80 | Andere bereidingen en conserven, van vlees of van slachtafvallen van runderen, andere dan niet-gekookt en niet-gebakken; mengsels van gekookt of gebakken vlees of gekookte of gebakken slachtafvallen met niet-gekookt of niet-gebakken vlees of niet-gekookte of niet-gebakken slachtafvallen |

    1602 90 69 | Andere bereidingen en conserven, bevattende vlees of slachtafvallen van runderen, andere dan niet-gekookt en niet-gebakken, en mengsels van gekookt of gebakken vlees of gekookte of gebakken slachtafvallen met niet-gekookt en niet- gebakken vlees of niet-gekookte of niet-gebakken slachtafvallen. |

    Deel XVI: Melk en zuivelproducten

    Wat melk en zuivelproducten betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

    GN-CODE | OMSCHRIJVING |

    A) | 0401 | MELK EN ROOM, NIET INGEDIKT, ZONDER TOEGEVOEGDE SUIKER OF ANDERE ZOETSTOFFEN |

    B) | 0402 | MELK EN ROOM, INGEDIKT OF MET TOEGEVOEGDE SUIKER OF ANDERE ZOETSTOFFEN |

    C) | 0403 10 11 TOT EN MET 39 | KARNEMELK, GESTREMDE MELK EN ROOM, YOGHURT, KEFIR EN ANDERE GEGISTE OF AANGEZUURDE MELK EN ROOM, OOK INDIEN INGEDIKT OF MET TOEGEVOEGDE SUIKER OF ANDERE ZOETSTOFFEN, NIET GEAROMATISEERD NOCH MET TOEGEVOEGDE VRUCHTEN OF CACAO |

    0403 90 11 TOT EN MET 69 |

    D) | 0404 | WEI, OOK INDIEN INGEDIKT OF MET TOEGEVOEGDE SUIKER OF ANDERE ZOETSTOFFEN; PRODUCTEN BESTAANDE UIT NATUURLIJKE BESTANDDELEN VAN MELK, OOK INDIEN MET TOEGEVOEGDE SUIKER OF ANDERE ZOETSTOFFEN, ELDERS GENOEMD NOCH ELDERS ONDER BEGREPEN |

    E) | EX 0405 | BOTER EN ANDERE VAN MELK AFKOMSTIGE VETSTOFFEN; ZUIVELPASTA´S, MET EEN VETGEHALTE VAN MEER DAN 75 GEWICHTSPERCENTEN DOCH MINDER DAN 80 GEWICHTSPERCENTEN |

    F) | 0406 | KAAS EN WRONGEL |

    G) | 1702 19 00 | LACTOSE (MELKSUIKER) EN MELKSUIKERSTROOP, NIET GEAROMATISEERD EN ZONDER TOEGEVOEGDE KLEURSTOFFEN, BEVATTENDE MINDER DAN 99 GEWICHTSPERCENTEN LACTOSE (MELKSUIKER), UITGEDRUKT IN KRISTALWATERVRIJE LACTOSE, BEREKEND OP DE DROGE STOF |

    H) | 2106 90 51 | SUIKERSTROOP VAN LACTOSE, GEAROMATISEERD OF MET TOEGEVOEGDE KLEURSTOFFEN |

    I) | EX 2309 | BEREIDINGEN VAN DE SOORT GEBRUIKT VOOR HET VOEDEREN VAN DIEREN: – BEREIDINGEN EN VOEDERMIDDELEN, BEVATTENDE PRODUCTEN WAAROP DE ONDERHAVIGE VERORDENING RECHTSTREEKS OF UIT HOOFDE VAN VERORDENING (EEG) NR. 2730/75 VAN DE RAAD VAN TOEPASSING IS, MET UITZONDERING VAN BEREIDINGEN EN VOEDERMIDDELEN WAAROP DEEL I VAN DEZE BIJLAGE VAN TOEPASSING IS. |

    Deel XVII: Varkensvlees

    Wat varkensvlees betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

    GN-code | Omschrijving |

    a) | ex 0103 | Levende varkens (huisdieren), andere dan fokdieren van zuiver ras |

    b) | ex 0203 | Vlees van varkens (huisdieren), vers, gekoeld of bevroren |

    ex 0206 | Eetbare slachtafvallen van varkens (huisdieren), andere dan voor de vervaardiging van farmaceutische producten, vers, gekoeld of bevroren |

    ex 0209 00 | Spek (ander dan doorregen spek), alsmede niet-gesmolten varkensvet, vers, gekoeld, bevroren, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt |

    ex 0210 | Vlees en eetbare slachtafvallen van varkens (huisdieren), gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt |

    1501 00 11 1501 00 19 | Varkensvet (reuzel daaronder begrepen) |

    c) | 1601 00 | Worst van alle soorten, van vlees, van slachtafvallen of van bloed; bereidingen van deze producten, voor menselijke consumptie |

    1602 10 00 | Gehomogeniseerde bereidingen van vlees, van slachtafvallen of van bloed |

    1602 20 90 | Bereidingen en conserven van levers van dieren van alle soorten, andere dan levers van ganzen of van eenden |

    1602 41 10 1602 42 10 1602 49 11 tot en met 1602 49 50 | Andere bereidingen en conserven, vlees of slachtafvallen van varkens (huisdieren) bevattend |

    1602 90 10 | Bereidingen van bloed van dieren van alle soorten |

    1602 90 51 | Andere bereidingen en conserven, vlees of slachtafvallen van varkens (huisdieren) bevattend |

    1902 20 30 | Gevulde deegwaren, ook indien gekookt of op andere wijze bereid, bevattende meer dan 20 gewichtspercenten worst, vlees of slachtafvallen van alle soorten, met inbegrip van vet van alle soorten of oorsprong |

    Deel XVIII: Schapen- en geitenvlees

    Wat schapen- en geitenvlees betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

    GN-CODE | OMSCHRIJVING |

    A) | 0104 10 30 0104 10 80 0104 20 90 0204 0210 99 21 0210 99 29 | LAMMEREN (TOT DE LEEFTijD VAN ÉÉN JAAR) Levende schapen, andere dan fokdieren van zuiver ras en dan lammeren Levende geiten, andere dan fokdieren van zuiver ras Vlees van schapen of van geiten, vers, gekoeld of bevroren Vlees van schapen en van geiten, met been, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt Vlees van schapen en van geiten, zonder been, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt |

    B) | 0104 10 10 0104 20 10 0206 80 99 0206 90 99 0210 99 60 EX 1502 00 90 | LEVENDE SCHAPEN, FOKDIEREN VAN ZUIVER RAS Levende geiten, fokdieren van zuiver ras Eetbare slachtafvallen van schapen en van geiten, vers of gekoeld, andere dan bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten Eetbare slachtafvallen van schapen en van geiten, bevroren, andere dan bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten Eetbare slachtafvallen van schapen en van geiten, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt Schapen- of geitenvet, ander dan dat bedoeld bij post 1503 |

    C) | 1602 90 72 1602 90 74 | ANDERE BEREIDINGEN EN CONSERVEN, VAN VLEES OF VAN SLACHTAFVALLEN, VAN SCHAPEN OF VAN GEITEN, NIET GEKOOKT EN NIET GEBAKKEN; mengsels van gekookt of gebakken vlees of gekookte of gebakken slachtafvallen met niet-gekookt en niet-gebakken vlees of niet-gekookte en niet-gebakken slachtafvallen |

    D) | 1602 90 76 1602 90 78 | ANDERE BEREIDINGEN EN CONSERVEN, VAN VLEES OF VAN VLEESAFVALLEN, VAN SCHAPEN OF VAN GEITEN, ANDERE DAN NIET GEKOOKT EN NIET GEBAKKEN EN DAN MENGSELS |

    Deel XIX: Eieren

    Wat eieren betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

    GN-CODE | OMSCHRIJVING |

    A) | 0407 00 11 0407 00 19 0407 00 30 | EIEREN VAN PLUIMVEE IN DE SCHAAL, VERS, VERDUURZAAMD OF GEKOOKT |

    B) | 0408 11 80 0408 19 81 0408 19 89 0408 91 80 0408 99 80 | VOGELEIEREN UIT DE SCHAAL EN ANDER EIGEEL, VERS, GEDROOGD, GESTOOMD OF IN WATER GEKOOKT, IN EEN BEPAALDE VORM GEBRACHT, BEVROREN OF OP ANDERE WIJZE VERDUURZAAMD, OOK INDIEN MET TOEGEVOEGDE SUIKER OF ANDERE ZOETSTOFFEN: |

    Deel XX: Slachtpluimvee

    Wat slachtpluimvee betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

    GN-code | Omschrijving |

    a) | 0105 | Levend pluimvee (hanen, kippen, eenden, ganzen, kalkoenen en parelhoenders) |

    b) | Ex 0207 | Vlees en eetbare slachtafvallen van pluimvee bedoeld bij post 0105, vers, gekoeld of bevroren, met uitzondering van levers bedoeld onder c) |

    c) | 0207 13 91 | Levers van pluimvee, vers, gekoeld, bevroren |

    0207 14 91 |

    0207 26 91 |

    0207 27 91 |

    0207 34 |

    0207 35 91 |

    0207 36 81 |

    0207 36 85 |

    0207 36 89 |

    0210 99 71 | Levers van pluimvee, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt |

    0210 99 79 |

    d) | 0209 00 90 | Vet van gevogelte (niet gesmolten), vers, gekoeld, bevroren, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt |

    e) | 1501 00 90 | Vet van gevogelte |

    f) | 1602 20 11 | Andere bereidingen en conserven van levers van ganzen of van eenden |

    1602 20 19 |

    1602 31 | Andere bereidingen en conserven van vlees of van slachtafvallen van pluimvee bedoeld bij post 0105. |

    1602 32 |

    1602 39 |

    Deel XXI: Andere producten

    GN-code | Omschrijving |

    ex 0101 | Levende paarden, ezels, muildieren en muilezels: |

    0101 10 | – fokdieren van zuiver ras: |

    0101 10 10 | – – paarden (a) |

    0101 10 90 | – – andere |

    0101 90 | – andere: |

    – – paarden: |

    0101 90 19 | – – – andere dan slachtpaarden |

    0101 90 30 | – – ezels |

    0101 90 90 | – – muildieren en muilezels |

    ex 0102 | Levende runderen: |

    ex 0102 90 | – andere dan fokdieren van zuiver ras: |

    0102 90 90 | – – andere dan huisdieren |

    ex 0103 | Levende varkens: |

    0103 10 00 | – fokdieren van zuiver ras (b) |

    – andere: |

    ex 0103 91 | – – met een gewicht van minder dan 50 kg: |

    0103 91 90 | – – – andere dan huisdieren |

    ex 0103 92 | – – met een gewicht van 50 kg of meer |

    0103 92 90 | – – andere dan huisdieren |

    0106 00 | Andere levende dieren |

    ex 0203 | Vlees van varkens, vers, gekoeld of bevroren: |

    – vers of gekoeld: |

    ex 0203 11 | – – hele en halve dieren: |

    0203 11 90 | – – – andere dan van huisdieren |

    ex 0203 12 | – – hammen, schouders en delen daarvan, met been: |

    0203 12 90 | – – – andere dan van huisdieren |

    ex 0203 19 | – – ander: |

    0203 19 90 | – – – ander dan van huisdieren |

    – bevroren |

    ex 0203 21 | – – hele en halve dieren: |

    0203 21 90 | – – – andere dan van huisdieren |

    ex 0203 22 | – – hammen, schouders en delen daarvan, met been: |

    0203 22 90 | – – – andere dan van huisdieren |

    ex 0203 29 | – – ander: |

    0203 29 90 | – – – ander dan van huisdieren |

    ex 0205 00 | Vlees van paarden, van ezels, van muildieren of van muilezels, vers, gekoeld of bevroren |

    ex 0205 00 20 ex 0205 00 80 | – van ezels, van muildieren of van muilezels, vers, gekoeld of bevroren – van ezels, van muildieren of van muilezels, bevroren |

    ex 0206 | Eetbare slachtafvallen van runderen, van varkens, van schapen, van geiten, van paarden, van ezels, van muildieren of van muilezels, vers, gekoeld of bevroren: |

    ex 0206 10 | – van runderen, vers of gekoeld |

    0206 10 10 | – – bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten (c) |

    – van runderen, bevroren: |

    ex 0206 22 00 | – – levers: |

    – – – bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten |

    ex 0206 29 | – – andere: |

    0206 29 10 | – – – bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten (c) |

    ex 0206 30 00 | – van varkens, vers of gekoeld: |

    – – van varkens (huisdieren): |

    – – – bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten |

    – – andere |

    – van varkens, bevroren: |

    ex 0206 41 00 | – – levers: |

    – – – van varkens (huisdieren): |

    – – – – bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten |

    – – – andere |

    ex 0206 49 | – – andere: |

    ex 0206 49 20 | – – – van varkens (huisdieren): |

    – – – – bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten |

    0206 49 80 | – – – andere |

    ex 0206 80 | – andere, vers of gekoeld: |

    0206 80 10 | – – bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten (c) |

    – – andere: |

    0206 80 91 | – – – van paarden, van ezels, van muildieren en van muilezels |

    ex 0206 90 | – andere, bevroren: |

    0206 90 10 | – – bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten (c) |

    – – andere: |

    0206 90 91 | – – – van paarden, van ezels, van muildieren en van muilezels |

    0208 | Ander vlees en andere eetbare slachtafvallen, vers, gekoeld of bevroren |

    0210 | Vlees en eetbare slachtafvallen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt; meel en poeder van vlees of van slachtafvallen, geschikt voor menselijke consumptie: |

    – vlees van varkens: |

    ex 0210 11 | – – hammen, schouders en delen daarvan, met been: |

    0210 11 90 | – – – andere dan van varkens (huisdieren) |

    ex 0210 12 | – – buiken (buikspek) en delen daarvan: |

    0210 12 90 | – – – andere dan van varkens (huisdieren) |

    ex 0210 19 | – – andere: |

    0210 19 90 | – – – andere dan van varkens (huisdieren) |

    – ander, meel en poeder van vlees of van slachtafvallen, geschikt voor menselijke consumptie, daaronder begrepen: |

    0210 91 00 | – – van primaten |

    0210 92 00 | – – van walvissen, van dolfijnen of van bruinvissen (zoogdieren van de orde Cetacea); van lamantijnen of van doejongs (zoogdieren van de orde Sirenia) |

    0210 93 00 | – – van reptielen (slangen en zeeschildpadden daaronder begrepen) |

    ex 0210 99 | – – andere: |

    – – – vlees: |

    0210 99 31 | – – – – van rendieren |

    0210 99 39 | – – – – andere |

    – – – slachtafvallen: |

    – – – – andere dan van varkens (huisdieren), runderen, schapen en geiten |

    0210 99 80 | – – – – – andere dan levers van pluimvee |

    ex 0407 00 | Vogeleieren in de schaal, vers, verduurzaamd of gekookt: |

    0407 00 90 | – andere dan van pluimvee |

    ex 0408 | Vogeleieren uit de schaal en eigeel, vers, gedroogd, gestoomd of in water gekookt, in een bepaalde vorm gebracht, bevroren of op andere wijze verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen: |

    – eigeel: |

    ex 0408 11 | – – gedroogd: |

    0408 11 20 | – – – ongeschikt voor menselijke consumptie (d) |

    ex 0408 19 | – – ander: |

    0408 19 20 | – – – ongeschikt voor menselijke consumptie (d) |

    – andere: |

    ex 0408 91 | – – gedroogd: |

    0408 91 20 | – – – ongeschikt voor menselijke consumptie (d) |

    ex 0408 99 | – – andere: |

    0408 99 20 | – – – ongeschikt voor menselijke consumptie (d) |

    0410 00 00 | Eetbare producten van dierlijke oorsprong, elders genoemd noch elders onder begrepen |

    0504 00 00 | Darmen, blazen en magen van dieren (andere dan die van vissen), in hun geheel of in stukken, vers, gekoeld, bevroren, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt |

    ex 0511 | Producten van dierlijke oorsprong, elders genoemd noch elders onder begrepen; dode dieren van de soorten bedoeld bij hoofdstuk 1 of 3, niet geschikt voor menselijke consumptie: |

    0511 10 00 | – rundersperma |

    – andere: |

    0511 91 | – – producten van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren; dode dieren van de soorten bedoeld bij hoofdstuk 3 |

    ex 0511 99 | – – andere: |

    0511 99 31 en 0511 99 39 0511 99 85 | – – – echte sponsen – – – andere |

    ex 0709 | Andere groenten, vers of gekoeld: |

    ex 0709 60 | – vruchten van de geslachten Capsicum en Pimenta: |

    – – andere: |

    0709 60 91 | – – – capsicumsoorten bestemd voor de vervaardiging van capsaïcine of van tincturen (c) |

    0709 60 95 | – – – bestemd voor de industriële vervaardiging van etherische oliën of van harsaroma's (c) |

    0709 60 99 | – – – andere |

    ex 0710 | Groenten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren: |

    ex 0710 80 | – andere groenten: |

    – – vruchten van de geslachten Capsicum en Pimenta: |

    0710 80 59 | – – – andere dan niet-scherpsmakende pepers |

    ex 0711 | Groenten, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie: |

    ex 0711 90 | – andere groenten; mengsels van groenten: |

    – – groenten: |

    0711 90 10 | – – – vruchten van de geslachten Capsicum en Pimenta, andere dan niet-scherpsmakende pepers |

    0713 | Gedroogde zaden van peulgroenten, ook indien gepeld (bijvoorbeeld spliterwten): |

    ex 0713 10 | – erwten (Pisum sativum): |

    0713 10 90 | – – andere dan voor zaaidoeleinden |

    ex 0713 20 00 | – kekers: |

    – – andere dan voor zaaidoeleinden |

    – bonen (Vigna spp., Phaseolus spp.): |

    ex 0713 31 00 | – – bonen van de soort Vigna mungo (L) Hepper of Vigna radiata (L) Wilczek: |

    – – – andere dan voor zaaidoeleinden |

    ex 0713 32 00 | – – bonen van de soort Phaseolus angularis of Vigna angularis (adzukibonen): |

    – – – andere dan voor zaaidoeleinden |

    ex 0713 33 | – – bonen van de soort Phaseolus vulgaris: |

    0713 33 90 | – – – andere dan voor zaaidoeleinden |

    ex 0713 39 00 | – – andere: |

    – – – andere dan voor zaaidoeleinden |

    ex 0713 40 00 | – linzen: |

    – – – andere dan voor zaaidoeleinden |

    ex 0713 50 00 | – tuinbonen (Vicia faba var. major), paardebonen (Vicia faba var. equina) en duivebonen (Vicia faba var. minor): |

    – – andere dan voor zaaidoeleinden |

    ex 0713 90 00 | – andere: |

    – – andere dan voor zaaidoeleinden |

    0801 | Kokosnoten, paranoten en cashewnoten, vers of gedroogd, ook zonder dop of schaal |

    0802 | Andere noten, vers of gedroogd, ook zonder dop of schaal, al dan niet gepeld: |

    ex 0802 90 | – andere: |

    ex 0802 90 20 | – – arecanoten (of betelnoten) en colanoten |

    ex 0804 | Dadels, vijgen, ananassen, advocaten (avocado's, guaves, manga's en manggistans, vers of gedroogd): |

    0804 10 00 | – dadels |

    0902 | Thee, ook indien gearomatiseerd |

    ex 0904 | Peper van het geslacht Piper; vruchten van de geslachten Capsicum en Pimenta, gedroogd, fijngemaakt of gemalen, met uitzondering van niet-scherpsmakende pepers van onderverdeling 0904 20 10 |

    0905 00 00 | Vanille |

    0906 | Kaneel en kaneelknoppen |

    0907 00 00 | Kruidnagels, moernagels en kruidnagelstelen |

    0908 | Muskaatnoten, foelie, amomen en kardemon |

    0909 | Anijszaad, steranijszaad, venkelzaad, korianderzaad, komijnzaad, karwijzaad en jeneverbessen |

    0910 | Gember, safraan, curcuma, tijm, laurierbladen, kerrie en andere specerijen |

    ex 1106 | Meel, gries en poeder van gedroogde zaden van peulgroenten bedoeld bij post 0713, van sago en van wortels of knollen bedoeld bij post 0714 of van vruchten bedoeld bij hoofdstuk 8: |

    1106 10 00 | – van gedroogde zaden van peulgroenten bedoeld bij post 0713 |

    ex 1106 30 | – van vruchten bedoeld bij hoofdstuk 8: |

    1106 30 90 | – – andere dan bananen |

    ex 1108 | Zetmeel en inuline: |

    1108 20 00 | – inuline |

    1202 10 90 | Grondnoten, niet gebrand of op andere wijze door verhitting bereid, in de dop, andere dan voor zaaidoeleinden |

    1202 20 00 | Grondnoten, niet gebrand of op andere wijze door verhitting bereid, gedopt, ook indien gebroken |

    1203 00 00 | Kopra |

    1206 00 91 | Zonnebloempitten, ook indien gebroken, andere dan voor zaaidoeleinden |

    1206 00 99 |

    1207 20 90 | Katoenzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden |

    1207 40 90 | Sesamzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden |

    1207 50 90 | Mosterdzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden |

    1207 91 90 | Papaverzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden |

    1207 99 91 | Hennepzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden |

    ex 1207 99 97 | Andere oliehoudende zaden en vruchten, ook indien gebroken, andere dan voor zaaidoeleinden |

    1208 | Meel van oliehoudende zaden en vruchten, ander dan mosterdmeel |

    1211 | Planten, plantendelen, zaden en vruchten, van de soort hoofdzakelijk gebruikt in de reukwerkindustrie, in de geneeskunde of voor insecten- of parasietenbestrijding of dergelijke doeleinden, vers of gedroogd, ook indien gesneden, gebroken of in poedervorm |

    ex 1212 | Sint-jansbrood, zeewier en andere algen, suikerbieten en suikerriet, vers, gekoeld, bevroren of gedroogd, ook indien in poedervorm; vruchtenpitten, ook indien in de steen en andere plantaardige producten (ongebrande cichoreiwortels van de variëteit Cichorium intybus sativum daaronder begrepen) hoofdzakelijk gebruikt voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen: |

    ex 1212 20 00 | – Zeewier en andere algen, hoofdzakelijk gebruikt in de geneeskunde of voor menselijke consumptie |

    – andere: |

    ex 1212 99 | – – andere dan suikerriet, Sint-jansbrood en Sint-jansbroodpitten: |

    ex 1212 99 70 | – – – andere, met uitzondering van cichoreiwortels |

    1213 00 00 | Stro en kaf van graangewassen, onbewerkt, ook indien gehakt, gemalen, geperst of in pellets |

    ex 1214 | Koolrapen, voederbieten, voederwortels, hooi, luzerne, klaver, hanenkammetjes (esparcette), mergkool, lupine, wikke en dergelijke voedergewassen, ook indien in pellets: |

    ex 1214 10 | Meel en pellets van luzerne, kunstmatig gedroogd door middel van een warmtebehandeling, met uitzondering van: Meel en pellets van luzerne, anders gedroogd en vermalen |

    ex 1214 90 | – andere: |

    1214 90 10 | – – voederbieten, koolrapen en andere voederwortels |

    ex 1214 90 90 | – – andere, met uitzondering van: |

    – luzerne, hanenkammetjes, klaver, lupine, wikke en dergelijke voedergewassen, kunstmatig door warmte gedroogd, andere dan hooi en voederkool en producten bevattende hooi |

    – luzerne, hanenkammetjes (esparcette), klaver, lupine, wikke, honingklaver, zaailathyrus en rolklaver, anders gedroogd en vermalen |

    ex 1502 00 | Rund-, schapen- of geitenvet, ander dan bedoeld bij post 1503: |

    ex 1502 00 10 | – bestemd voor ander industrieel gebruik dan voor de vervaardiging van producten voor menselijke consumptie, met uitzondering van beendervet en kadavervet (c) |

    1503 00 | Varkensstearine, spekolie, oleostearine, oleomargarine en talkolie, niet geëmulgeerd, niet vermengd, noch op andere wijze bereid |

    1504 | Vetten en oliën, van vis of van zeezoogdieren, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd |

    1507 | Sojaolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd |

    1508 | Grondnotenolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd |

    1511 | Palmolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd |

    1512 | Zonnebloemzaad-, saffloer- en katoenzaadolie, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd |

    1513 | Kokosolie (kopraolie), palmpitten- en babassunotenolie, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd |

    1514 | Raapzaad-, koolzaad- en mosterdzaadolie, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd |

    ex 1515 | Andere plantaardige vetten en vette oliën (uitgezonderd jojobaolie van onderverdeling 1515 90 11), alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd |

    ex 1516 | Dierlijke en plantaardige vetten en oliën, alsmede fracties daarvan, geheel of gedeeltelijk gehydrogeneerd, veresterd, opnieuw veresterd of geëlaïdiniseerd, ook indien geraffineerd, doch niet verder bereid (uitgezonderd gehydrogeneerde ricinusolie, zogenaamde „opal wax” van onderverdeling 1516 20 10) |

    ex 1517 | Margarine; mengsels en bereidingen, voor menselijke consumptie, van dierlijke of plantaardige vetten of oliën of van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij dit hoofdstuk, andere dan de vetten en oliën of fracties daarvan, bedoeld bij post 1516, uitgezonderd de onderverdelingen 1517 10 10, 1517 90 10 en 1517 90 93 |

    1518 00 31 | Mengsels van plantaardige oliën, vloeibaar, voor ander technisch of industrieel gebruik dan voor de vervaardiging van producten voor menselijke consumptie (c) |

    1518 00 39 |

    1522 00 91 | Droesem of bezinksel van olie; soapstocks, afkomstig van de bewerking van vetstoffen of van dierlijke of plantaardige was, uitgezonderd die welke olie bevatten die de kenmerken van olijfolie heeft |

    1522 00 99 | Andere residu's, afkomstig van de bewerking van vetstoffen of van dierlijke of plantaardige was, uitgezonderd die welke olie bevatten die de kenmerken van olijfolie heeft |

    ex 1602 | Andere bereidingen en conserven, van vlees, van slachtafvallen of van bloed: |

    – van varkens: |

    ex 1602 41 | – – hammen en delen daarvan: |

    1602 41 90 | – – – andere dan van varkens (huisdieren) |

    ex 1602 42 | – – schouders en delen daarvan |

    1602 42 90 | – – – andere dan van varkens (huisdieren) |

    ex 1602 49 | – – andere, mengsels daaronder begrepen: |

    1602 49 90 | – – – andere dan van varkens (huisdieren) |

    ex 1602 90 | – andere, bereidingen van bloed van dieren van alle soorten daaronder begrepen: |

    – – andere dan bereidingen van bloed van dieren van alle soorten: |

    1602 90 31 | – – – van wild of van konijn |

    1602 90 41 | – – – van rendieren |

    – – – andere: |

    – – – – andere dan vlees of slachtafvallen van varkens (huisdieren) bevattend: |

    – – – – – andere dan vlees of slachtafvallen van runderen bevattend: |

    1602 90 98 | – – – – – – andere dan van schapen of van geiten |

    1603 00 | Extracten en sappen van vlees, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren |

    1801 00 00 | Cacaobonen, ook indien gebroken, al dan niet gebrand |

    1802 00 00 | Cacaodoppen, cacaoschillen, cacaovliezen en andere afvallen van cacao |

    ex 2001 | Groenten, vruchten en andere eetbare plantendelen, bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur: |

    ex 2001 90 | – andere |

    2001 90 20 | – – scherpsmakende vruchten van het geslacht Capsicum |

    ex 2005 | Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006: |

    ex 2005 90 | – andere groenten en mengsels van groenten: |

    2005 99 10 | – – scherpsmakende vruchten van het geslacht Capsicum |

    ex 2206 | Andere gegiste dranken (bijvoorbeeld appelwijn, perenwijn, honigdrank); mengsels van gegiste dranken en mengsels van gegiste dranken met alcoholvrije dranken, elders genoemd noch elders onder begrepen: |

    2206 00 31 tot en met 2206 00 89 | – andere dan piquette |

    ex 2301 | Meel, poeder en pellets van vlees, van slachtafvallen, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren, ongeschikt voor menselijke consumptie; kanen: |

    2301 10 00 | – Meel, poeder en pellets, van vlees of van slachtafvallen, kanen |

    ex 2302 | Zemelen, slijpsel en andere resten van het zeven, van het malen of van andere bewerkingen van granen of van peulvruchten, ook indien in pellets: |

    2302 50 00 | – van peulvruchten |

    2304 00 00 | Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van sojaolie, ook indien fijngemaakt of in pellets |

    2305 00 00 | Perskoeken en andere vaste residu's, verkregen bij de winning van grondnotenolie, ook indien fijngemaakt of in pellets |

    ex 2307 00 | Wijnmoer; ruwe wijnsteen: |

    2307 00 90 | – ruwe wijnsteen |

    ex 2308 00 | Plantaardige zelfstandigheden en plantaardig afval, plantaardige residu's en bijproducten, ook indien in pellets, van de soort gebruikt voor het voederen van dieren, elders genoemd noch elders onder begrepen: |

    2308 00 90 | – – andere dan draf (droesem) van druiven en eikels en wilde kastanjes en draf (droesem) van andere vruchten |

    ex 2309 | Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren: |

    ex 2309 10 | – honden- en kattenvoer, opgemaakt voor de verkoop in het klein: |

    2309 10 90 | – – andere dan die bevattende zetmeel, glucose (druivensuiker), glucosestroop, maltodextrine of maltodextrinestroop, bedoeld bij de onderverdelingen 1702 30 51 tot en met 1702 30 99, 1702 40 90, 1702 90 50 en 2106 90 55, of zuivelproducten |

    ex 2309 90 | – andere: |

    2309 90 10 | – – visperswater en perswater van zeezoogdieren („solubles”) |

    – – andere, zogenaamde „premelanges” daaronder begrepen: |

    ex 2309 90 91 tot en met 2309 90 99 | – – – andere dan die bevattende zetmeel, glucose (druivensuiker), glucosestroop, maltodextrine of maltodextrinestroop, bedoeld bij de onderverdelingen 1702 30 51 tot en met 1702 30 99, 1702 40 90, 1702 90 50 en 2106 90 55, of zuivelproducten, met uitzondering van |

    – proteïneconcentraten verkregen uit luzerne- en grassap; |

    – gedehydrateerde producten uitsluitend verkregen uit de vaste residu's en sappen voortvloeiend uit de bereiding van concentraten zoals bedoeld bij het eerste streepje |

    (a) Indeling onder deze onderverdeling is onderworpen aan de voorwaarden en bepalingen, vastgesteld bij de op dit gebied geldende communautaire bepalingen (zie Richtlijn 94/28/EG van de Raad (PB L 178 van 12.7.1994, blz. 66); Beschikking 93/623/EEG van de Commissie (PB L 298 van 3.12.1993, blz. 45). (b) Indeling onder deze onderverdeling is onderworpen aan de voorwaarden en bepalingen, vastgesteld bij de op dit gebied geldende communautaire bepalingen (zie Richtlijn 88/661/EEG van de Raad (PB L 382 van 31.12.1988, blz. 36); Richtlijn 94/28/EG van de Raad (PB L 178 van 12.7.1994, blz. 66); Beschikking 96/510/EG van de Commissie (PB L 210 van 20.8.1996, blz. 53). (c) Indeling onder deze onderverdeling is onderworpen aan de voorwaarden en bepalingen vastgesteld bij de op dit gebied geldende communautaire bepalingen (zie artikelen 291 tot en met 300 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1) en latere wijzigingen). (d) Indeling onder deze onderverdeling is onderworpen aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in afdeling II, onder F, van de inleidende bepalingen van de gecombineerde nomenclatuur (bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87). |

    BIJLAGE IILIJST VAN IN ARTIKEL 1, LID 2, GENOEMDE PRODUCTEN

    Deel I: Ethylalcohol

    1. Wat ethylalcohol betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

    GN-code | Omschrijving |

    ex 2207 10 00 | Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van 80 % vol of meer, verkregen uit in bijlage I bij het Verdrag vermelde landbouwproducten |

    ex 2207 20 00 | Ethylalcohol en gedistilleerde dranken, gedenatureerd, ongeacht het gehalte, verkregen uit in bijlage I bij het Verdrag vermelde landbouwproducten |

    ex 2208 90 91 enex 2208 90 99 | Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van minder dan 80 % vol, verkregen uit in bijlage I bij het Verdrag vermelde landbouwproducten |

    2. Deel III, hoofdstuk II, sectie I, betreffende invoercertificaten, en deel III, hoofdstuk III, sectie I, zijn ook van toepassing op producten op basis van ethylalcohol uit landbouwproducten van GN-code 2208 die worden aangeboden in recipiënten met een inhoud van meer dan 2 liter en die alle kenmerken vertonen van een ethylalcoholsoort als omschreven in lid 1.

    Deel II: Producten van de bijenteelt

    1. Wat producten van de bijenteelt betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

    GN-code | Omschrijving |

    0409 | Natuurhoning |

    ex 0410 00 00 | Eetbare koninginnengelei en propolis |

    ex 0511 99 90 | Niet-eetbare koninginnengelei en propolis |

    ex 1212 99 80 | Pollen |

    ex 1521 90 | Bijenwas |

    Deel III: Zijderupsen

    Wat zijderupsen betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op zijderupsen van GN-code 0106 90 00 en eieren van zijderupsen van onderverdeling 0511 99 85.

    BIJLAGE IIIIN ARTIKEL 2 BEDOELDE DEFINITIES

    Deel I: Definities met betrekking tot de rijstsector

    I. Onder padie, gedopte rijst, halfwitte rijst, volwitte rijst, rondkorrelige rijst, halflangkorrelige rijst, langkorrelige rijst A of B en breukrijst wordt verstaan:

    1. a) Padie: rijst waarvan na het dorsen het kroonkafje niet is verwijderd.

    b) Gedopte rijst: padie waarvan alleen het kroonkafje is verwijderd. Hieronder valt met name de rijst die in de handel wordt aangeduid als „bruine rijst”, „cargorijst”, „loonzainrijst” en „riso sbramato”.

    c) Halfwitte rijst: padie waarvan het kroonkafje, een gedeelte van de kiem en alle of een deel van de buitenlagen van het zilvervlies zijn verwijderd, maar niet de binnenlagen.

    d) Volwitte rijst: padie waarvan het kroonkafje, alle buiten- en binnenlagen van het zilvervlies, de volledige kiem in het geval van langkorrelige rijst en halflangkorrelige rijst, en ten minste een deel van de kiem in het geval van rondkorrelige rijst, zijn verwijderd, ook als overlangse witte strepen overblijven op ten hoogste 10 % van de korrels.

    2. a) Rondkorrelige rijst: rijst waarvan de korrels een lengte hebben van 5,2 mm of minder en waarvan de verhouding lengte/breedte kleiner is dan 2.

    b) Halflangkorrelige rijst: rijst waarvan de korrels een lengte hebben van meer dan 5,2 mm doch niet meer dan 6,0 mm en waarvan de verhouding lengte/breedte niet groter is dan 3.

    c) Langkorrelige rijst:

    i) langkorrelige rijst A: rijst waarvan de korrels een lengte hebben van meer dan 6,0 mm en waarvan de verhouding lengte/breedte groter is dan 2 en kleiner dan 3;

    ii) langkorrelige rijst B: rijst waarvan de korrels een lengte hebben van meer dan 6,0 mm en waarvan de verhouding lengte/breedte gelijk is aan of groter dan 3.

    d) Meting van de korrels: de korrels worden gemeten bij volwitte rijst volgens de onderstaande methode:

    i) uit de partij wordt een representatief monster getrokken;

    ii) het monster wordt gesorteerd zodat uitsluitend met volledige korrels, waaronder onrijpe korrels, wordt gewerkt;

    iii) er worden twee metingen met telkens 100 korrels verricht en daarvan wordt het gemiddelde berekend;

    iv) de resultaten worden uitgedrukt in millimeter en afgerond tot op een decimaal.

    3. Breukrijst: brokstukken van korrels waarvan de lengte gelijk is aan of kleiner is dan driekwart van de gemiddelde lengte van de volledige korrel.

    II. Voor rijstkorrels en breukrijst die niet van onberispelijke kwaliteit zijn, gelden de volgende definities:

    A. Hele korrels

    Korrels waarvan, ongeacht de aan ieder bewerkingsstadium eigen kenmerken, ten hoogste een gedeelte van de punt ontbreekt.

    B. Ontpunte korrels

    Korrels waarvan de punt geheel ontbreekt.

    C. Gebroken korrels of breukrijst

    Korrels waarvan meer dan de punt ontbreekt; deze categorie omvat:

    - grote gebroken korrels (korreldeeltjes waarvan de lengte gelijk is aan of meer is dan de helft van die van de hele korrel, maar die geen hele korrel vormen),

    - middelgrote gebroken korrels (korreldeeltjes waarvan de lengte gelijk is aan of meer is dan een vierde van die van de hele korrel, maar die niet de minimumafmeting van „grote gebroken korrels” hebben),

    - fijne gebroken korrels (korreldeeltjes waarvan de lengte minder dan een vierde van die van de hele korrel bedraagt, maar die niet door een zeef met mazen van 1,4 mm gaan),

    - deeltjes (fijne deeltjes of korreldeeltjes die door een zeef met mazen van 1,4 mm kunnen); gespleten korrels (ontstaan door het overlangs splijten van de korrel) worden beschouwd als deeltjes.

    D. Groene korrels

    Niet geheel rijpe korrels.

    E. Korrels die natuurlijke misvormingen vertonen

    Als natuurlijke misvormingen worden beschouwd de al dan niet erfelijke misvormingen ten opzichte van de normale morfologische kenmerken van de variëteit.

    F. Krijtachtige korrels

    Korrels die over ten minste drie vierde van het oppervlak een ondoorschijnend en meelachtig uiterlijk vertonen.

    G. Roodgestreepte korrels

    Korrels die in de lengte rode strepen van diverse intensiteit en schakering vertonen, welke door resten van het zilvervlies worden veroorzaakt.

    H. Gespikkelde korrels

    Korrels die kleine, duidelijk afgetekende donkere min of meer regelmatige ronde vlekjes vertonen; als gespikkelde korrels worden eveneens beschouwd, korrels die lichte, oppervlakkige zwarte strepen vertonen; de strepen en vlekken mogen geen geel of donker aureool hebben.

    I. Gevlekte korrels

    Korrels die over een klein gedeelte van hun oppervlak duidelijk hun normale kleur hebben verloren; de vlekken kunnen van diverse kleur zijn (zwartachtig, roodachtig, bruin, enz.); diepe zwarte strepen worden eveneens als vlekken beschouwd. Wanneer de vlekken een zodanige kleurintensiteit (zwart, roze, bruin-roodachtig) hebben dat zij onmiddellijk opvallen en wanneer zij de helft of meer dan de helft van de korrel bedekken, moeten de betrokken korrels als gele korrels worden beschouwd.

    J. Gele korrels

    Gele korrels zijn korrels waarvan het oppervlak door een andere oorzaak dan het drogen geheel of gedeeltelijk zijn normale kleur heeft verloren en een van citroengeel tot oranjegeel variërende kleur heeft gekregen.

    K. Barnsteenkleurige korrels

    Barnsteenkleurige korrels zijn korrels waarvan de kleur door een andere oorzaak dan het drogen een uniforme, lichte en algemene verandering heeft ondergaan; door die verandering is de kleur van de korrels helder ambergeel geworden.

    Deel II: Definities met betrekking tot de suikersector

    1. "witte suiker": suiker die niet is gearomatiseerd en waaraan geen kleurstoffen noch andere stoffen zijn toegevoegd en die in droge toestand 99,5 of meer gewichtspercenten sacharose bevat, bepaald met behulp van de polarimeter;

    2. "ruwe suiker": suiker die niet is gearomatiseerd en waaraan geen kleurstoffen noch andere stoffen zijn toegevoegd en die in droge toestand minder dan 99,5 gewichtspercenten sacharose bevat, bepaald met behulp van de polarimeter;

    3. "isoglucose": het uit glucose of glucosepolymeren verkregen product, dat ten minste 10 gewichtspercenten fructose bevat, berekend op de droge stof;

    4. "inulinestroop": het onmiddellijk na hydrolyse van inuline of oligofructose verkregen product dat in droge toestand ten minste 10 % vrije fructose of fructose in de vorm van sacharose bevat, uitgedrukt in suiker/isoglucose-equivalent. Ter voorkoming van beperkingen op de markt van producten met lage zoetkracht die zonder inulinestroopquota worden geproduceerd door verwerkers van inulinevezels, kan deze definitie door de Commissie worden gewijzigd;

    5. "quotumsuiker", "quotumisoglucose" en "quotuminulinestroop": elke hoeveelheid suiker, isoglucose of inulinestroop die voor rekening van een bepaald verkoopseizoen binnen het quotum van de betrokken onderneming wordt geproduceerd;

    6. "industriële suiker": elke hoeveelheid suiker die voor rekening van een bepaald verkoopseizoen boven de in punt 5 bedoelde hoeveelheid suiker wordt geproduceerd en bestemd is voor de productie door de industrie van een van de in artikel 59, lid 2, bedoelde producten;

    7. "industriële isoglucose" en "industriële inulinestroop": elke hoeveelheid isoglucose of inulinestroop die voor rekening van een bepaald verkoopseizoen bestemd is voor de productie door de industrie van een van de in artikel 59, lid 2, bedoelde producten;

    8. "overtollige suiker", "overtollige isoglucose" en "overtollige inulinestroop": elke hoeveelheid suiker, isoglucose of inulinestroop die voor rekening van een bepaald verkoopseizoen boven de in de punten 5, 6 en 7 bedoelde respectieve hoeveelheden wordt geproduceerd;

    9. "quotumbieten": alle suikerbieten die tot quotumsuiker worden verwerkt;

    10. “leveringscontract”: een contract dat tussen een verkoper en een onderneming wordt gesloten voor de levering van bieten voor de productie van suiker;

    11. “sectorale overeenkomst”:

    a) een overeenkomst die vóór het sluiten van de leveringscontracten op communautair niveau tot stand is gekomen tussen een groepering van nationale organisaties van ondernemingen enerzijds en een groepering van nationale organisaties van verkopers anderzijds;

    b) een overeenkomst die vóór het sluiten van de leveringscontracten tot stand is gekomen tussen ondernemingen of een door de betrokken lidstaat erkende organisatie van ondernemingen enerzijds en een door de betrokken lidstaat erkende vereniging van verkopers anderzijds;

    c) bij ontstentenis van een overeenkomst zoals bedoeld onder a) of b), de vennootschapsrechtelijke of coöperatiefrechtelijke bepalingen voorzover deze de levering van suikerbieten door de aandeelhouders of leden van een suikerproducerende vennootschap of coöperatie regelen;

    d) bij ontstentenis van een overeenkomst zoals bedoeld onder a) of b), de regeling die vóór het sluiten van de leveringscontracten tot stand is gekomen, mits de verkopers die met de regeling instemmen, ten minste 60 % leveren van de totale hoeveelheid bieten die de onderneming koopt voor de productie van suiker in een of meer fabrieken;

    12. “ACS-/Indiase suiker”: suiker van GN-code 1701 van oorsprong uit de in bijlage XVI genoemde staten die in de Gemeenschap wordt ingevoerd in het kader van:

    - protocol 3 van bijlage V bij de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst of

    - de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek India betreffende rietsuiker[66];

    13. "voltijdraffinaderij": een productie-eenheid

    - waarvan de enige activiteit bestaat in de raffinage van ingevoerde ruwe rietsuiker of

    - die in het verkoopseizoen 2004/2005 ten minste 15.000 ton ingevoerde ruwe rietsuiker heeft geraffineerd.

    Deel III: Definities met betrekking tot de hopsector

    1. "hop": de gedroogde katjes, ook hopbellen genaamd, van de (vrouwelijke) hopplant ( humulus lupulus ); deze katjes, groen-geel en eivormig, hebben een steel en worden over het algemeen ten hoogste 2 à 5 cm groot;

    2. "hopmeel": het door het malen van hop verkregen product dat alle natuurlijke bestanddelen daarvan bevat;

    3. "met lupuline verrijkt hopmeel": het door het malen van hop na mechanische verwijdering van een deel van de bladeren, stengels, schutbladeren en hopspillen verkregen product;

    4. "hopextract": de door de inwerking van oplosmiddelen uit hop of hopmeel verkregen concentraten;

    5. "mengproducten van hop": het mengsel van twee of meer van de in punt 1 tot en met 4 bedoelde producten.

    Deel IV: Definities met betrekking tot de rundvleessector

    1. "runderen": levende runderen (huisdieren) van de GN-codes ex 0102 10 en 0102 90 05 tot en met 0102 90 79;

    2. "volwassen runderen": runderen met een levend gewicht van meer dan 300 kilogram.

    Deel V: Definities met betrekking tot de melksector

    1. Voor de toepassing van het tariefcontingent voor boter uit Nieuw-Zeeland wordt onder "rechtstreeks bereid uit melk of room" mede verstaan boter die zonder gebruikmaking van opgeslagen materialen uit melk of room is bereid volgens één enkel volledig apart en ononderbroken procédé waarbij de room een fase van geconcentreerd melkvet en/of fractionering van dat melkvet kan doorlopen.

    2. Voor de toepassing van artikel 114 betreffende het gebruik van caseïne en caseïnaten bij de bereiding van kaas wordt verstaan onder:

    a) "kaas": op het grondgebied van de Gemeenschap bereide producten van GN-code 0406;

    b) "caseïne en caseïnaten": producten van de GN-codes 3501 10 90 en 3501 90 90, als zodanig of gemengd gebruikt.

    Deel VI: Definities met betrekking tot de eiersector

    1. "eieren in de schaal": eieren van pluimvee, in de schaal, vers, verduurzaamd of gekookt, andere dan de in punt 2 bedoelde broedeieren;

    2. "broedeieren ": broedeieren van pluimvee;

    3. "heel ei": eieren uit de schaal, van gevogelte, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, geschikt voor menselijke consumptie;

    4. "eigeel": eigeel van gevogelte, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, geschikt voor menselijke consumptie.

    Deel VII: Definities met betrekking tot de pluimveesector

    1. "levend pluimvee" : levend pluimvee (hanen, kippen, eenden, ganzen, kalkoenen en parelhoenders) met een gewicht per stuk van meer dan 185 gram;

    2. "kuikens": levend pluimvee (hanen, kippen, eenden, ganzen, kalkoenen en parelhoenders) met een gewicht per stuk van niet meer dan 185 gram;

    3. "geslacht pluimvee" : dood pluimvee (hanen, kippen, eenden, ganzen, kalkoenen en parelhoenders), hele dieren, ook zonder slachtafvallen;

    4. "afgeleide producten":

    a) in bijlage I, deel XX, onder a), genoemde producten;

    b) in bijlage I, deel XX, onder b), genoemde producten, delen van pluimvee genoemd, met uitzondering van geslacht pluimvee en van eetbare slachtafvallen;

    c) in bijlage I, deel XX, onder b), genoemde eetbare slachtafvallen;

    d) in bijlage I, deel XX, onder c), genoemde producten;

    e) in bijlage I, deel XX, onder d) en e), genoemde producten;

    f) In bijlage I, deel XX, onder f), genoemde producten, andere dan producten van de GN-codes 1602 20 11 en 1602 20 19.

    Deel VIII: Definities met betrekking tot de bijenteeltsector

    1. Onder "honing" wordt verstaan de natuurlijke zoete stof die door de bijensoort Apis mellifera wordt bereid uit bloemennectar of uit afscheidingsproducten van levende plantendelen of uitscheidingsproducten van plantensapzuigende insecten op de levende plantendelen, welke grondstoffen door de bijen worden vergaard, verwerkt door vermenging met eigen specifieke stoffen, gedeponeerd, gedehydreerd, en in de honingraten opgeslagen en achtergelaten om te rijpen.

    Als voornaamste honingsoorten worden onderscheiden:

    a) naar gelang van de oorsprong:

    i) bloemenhoning/bloemenhonig of nectarhoning/nectarhonig: honing die uit plantennectar is verkregen;

    ii) honingdauwhoning/honingdauwhonig: honing die voornamelijk is verkregen uit uitscheidingsproducten van plantensapzuigende insecten ( Hemiptera ) op de levende plantendelen of uit afscheidingsproducten van levende plantendelen;

    (b) naar gelang van de wijze van productie en/of presentatie:

    iii) raathoning/raathonig: honing die door bijen is opgeslagen in de gesloten cellen van kort tevoren door henzelf gemaakte raten of fijne platen was, uitsluitend bestaande uit bijenwas, zonder broed, en die in hele raten of delen daarvan wordt verkocht;

    iv) brokhoning/brokhonig of raatbrokken in honing/honig: honing die één of meer brokken raathoning bevat;

    v) lekhoning/lekhonig: honing, verkregen door het laten uitlekken van geopende raten zonder broed;

    vi) slingerhoning/slingerhonig: honing, verkregen door het slingeren van geopende raten zonder broed;

    vii) pershoning/pershonig: honing, verkregen door het samenpersen van raten zonder broed zonder verwarming of bij matige verwarming van maximaal 45 °C;

    viii) gefilterde honing/gefilterde honig: honing, verkregen door zodanige verwijdering van vreemde anorganische of organische stoffen, dat een aanzienlijk deel van de pollen is verwijderd.

    Onder "bakkershoning" wordt verstaan:

    a) honing die geschikt is voor industrieel gebruik of als ingrediënt in andere, vervolgens verwerkte levensmiddelen, en die

    b)

    - een vreemde smaak of reuk kan vertonen, of

    - begonnen is te gisten of gegist heeft, of

    - is oververhit.

    2. Onder "producten van de bijenteelt" wordt verstaan: honing, bijenwas, koninginnengelei, propolis of pollen gebruikt in de bijenteelt.

    BIJLAGE IVNATIONALE EN REGIONALE QUOTAals bedoeld in de artikelen 53 en 56

    (in tonnen)

    Lidstaten of regio's (1) | Suiker (2) | Isoglucose (3) | Inulinesiroop (4) |

    België | 819 812 | 85 694 | 0 |

    Tsjechië | 454 862 | – | – |

    Denemarken | 420 746 | – | – |

    Duitsland | 3 655 456 | 42 360 | – |

    Griekenland | 317 502 | 15 433 | – |

    Spanje | 903 843 | 98 845 | – |

    Frankrijk (continentaal Frankrijk) | 3 552 221 | 23 755 | 0 |

    Franse overzeese departementen | 480 245 | – | – |

    Ierland | 0 | – | – |

    Italië | 778 706 | 24 301 | – |

    Letland | 66 505 | – | – |

    Litouwen | 103 010 | – |

    Hongarije | 401 684 | 164 736 | – |

    Nederland | 864 560 | 10 891 | 0 |

    Oostenrijk | 387 326 | – | – |

    Polen | 1 671 926 | 32 056 | – |

    Portugal (vasteland) | 34 500 | 11 870 | – |

    Autonome regio Azoren | 9 953 | – | – |

    Slowakije | 207 432 | 50 928 | – |

    Slovenië | 52 973 | – | – |

    Finland | 146 087 | 14 210 | – |

    Zweden | 325 700 | – | – |

    Verenigd Koninkrijk | 1 138 627 | 32 602 | – |

    TOTAAL | 16 793 675 | 607 681 | 0 |

    BIJLAGE V Aanvullende quota voor isoglucose als bedoeld in artikel 55, lid 2

    (in tonnen)

    Lidstaten | Aanvullend quotum |

    Italië | 60 000 |

    Litouwen | 8 000 |

    Zweden | 35 000 |

    BIJLAGE VI BEPALINGEN BETREFFENDE OVERDRACHTEN VAN SUIKER- OF ISOGLUCOSEQUOTA OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 57

    Punt I

    Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:

    a) "fusie van ondernemingen": de samenvoeging van twee of meer ondernemingen tot één enkele onderneming;

    b) "vervreemding van een onderneming": de overdracht of de overneming van het vermogen van een onderneming die over quota beschikt aan of door een of meer ondernemingen;

    c) "vervreemding van een fabriek": de eigendomsoverdracht, aan één of meer ondernemingen, van een technische eenheid die over alle nodige installaties beschikt voor de vervaardiging van het betrokken product, waardoor de productie van de overdragende onderneming geheel of gedeeltelijk wordt overgenomen;

    d) "verhuur van een fabriek": de overeenkomst van huur en verhuur van een technische eenheid die alle voor de suikerproductie benodigde installaties omvat, welke overeenkomst met het oog op exploitatie van die eenheid voor een aaneengesloten periode van ten minste drie verkoopseizoenen wordt gesloten met een in dezelfde lidstaat als de betrokken fabriek gevestigde onderneming, waarbij de partijen zich ertoe verbinden deze overeenkomst niet te beëindigen vóór het einde van het derde verkoopseizoen, mits na de inwerkingtreding van de huur en verhuur de onderneming die de betrokken fabriek huurt, ten aanzien van haar gehele productie kan worden beschouwd als een enkele suikerproducerende onderneming.

    Punt II

    1. In geval van fusie of vervreemding van suikerproducerende ondernemingen en in geval van vervreemding van een suikerfabriek worden de quota, onverminderd het bepaalde in lid 2, als volgt gewijzigd:

    a) in geval van fusie van suikerproducerende ondernemingen kent de lidstaat aan de door de fusie ontstane onderneming een quotum toe dat gelijk is aan de som van de quota die vóór de fusie waren toegekend aan de gefuseerde suikerproducerende ondernemingen;

    b) in geval van vervreemding van een suikerproducerende onderneming kent de lidstaat het quotum van de overgenomen onderneming voor de productie van suiker toe aan de overnemende onderneming; wanneer er verschillende overnemende ondernemingen zijn, vindt de toekenning plaats naar evenredigheid van de productiehoeveelheid suiker die door elk van deze ondernemingen wordt overgenomen;

    c) in geval van vervreemding van een suikerfabriek verlaagt de lidstaat het quotum van de onderneming die de eigendom van de fabriek overdraagt, ?met de overgedragen productiehoeveelheid en verhoogt hij het quotum van de suikerproducerende onderneming of ondernemingen die de betrokken fabriek koopt of kopen, met de aldus afgetrokken hoeveelheid, zulks in voorkomend geval naar evenredigheid van de door elk van die ondernemingen overgenomen productiehoeveelheid.

    2. Wanneer sommige van de telers van suikerbieten of suikerriet die rechtstreeks de gevolgen ondervinden van een van de in lid 1 bedoelde transacties, uitdrukkelijk de wens te kennen geven hun suikerbieten of suikerriet te leveren aan een suikerproducerende onderneming die geen partij bij die transacties is, kan de lidstaat bij de toekenning van de quota rekening houden met de productiehoeveelheid die wordt overgenomen door de onderneming waaraan de betrokkenen voornemens zijn hun suikerbieten of suikerriet te leveren.

    3. In geval van bedrijfsbeëindiging, onder andere dan de in lid 1 bedoelde omstandigheden, van:

    a) een suikerproducerende onderneming;

    b) een of meer fabrieken van een suikerproducerende onderneming,

    kan de lidstaat het quotum of het deel van het quotum dat door deze bedrijfsbeëindiging vrijkomt, toekennen aan een of meer suikerproducerende ondernemingen.

    In het in de eerste alinea, onder b), bedoelde geval kan de lidstaat ook, wanneer sommige van de betrokken telers uitdrukkelijk de wens te kennen geven hun suikerbieten of suikerriet aan een bepaalde suikerproducerende onderneming te leveren, het gedeelte van het quotum dat overeenkomt met die suikerbieten of dat suikerriet, toekennen aan de onderneming waaraan de betrokkenen voornemens zijn die suikerbieten of dat suikerriet te leveren.

    4. Wanneer gebruik wordt gemaakt van de in artikel 47, lid 6, bedoelde afwijking, kan de betrokken lidstaat van de onder die afwijking vallende suikerbietentelers en suikerproducerende ondernemingen verlangen dat zij in hun sectorale overeenkomsten speciale clausules opnemen met het oog op de eventuele toepassing door die lidstaat van de leden 2 en 3 van dit punt.

    5. Bij verhuur van een fabriek die toebehoort aan een suikerproducerende onderneming, kan de lidstaat het quotum van de onderneming die deze fabriek verhuurt, verlagen en het van het quotum afgetrokken gedeelte toekennen aan de onderneming die de fabriek huurt om er suiker te produceren.

    Indien de verhuur tijdens de in punt I, onder d), bedoelde periode van drie verkoopseizoenen wordt beëindigd, wordt de aanpassing van het quotum die heeft plaatsgevonden krachtens het bepaalde in de eerste alinea van dit lid, door de lidstaat ingetrokken met terugwerkende kracht tot het tijdstip waarop zij in werking is getreden. Eindigt de verhuur echter als gevolg van overmacht, dan hoeft de lidstaat de aanpassing niet in te trekken.

    6. Wanneer een suikerproducerende onderneming niet langer de verplichtingen kan nakomen die zij krachtens de communautaire regelgeving ten aanzien van de betrokken telers van suikerbieten of suikerriet heeft, en zulks door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat is geconstateerd, kan deze lidstaat het betrokken gedeelte van het quotum voor een of meer verkoopseizoenen aan een of meer suikerproducerende ondernemingen toekennen, in voorkomend geval naar evenredigheid van de overgenomen productiehoeveelheid.

    7. Wanneer een suikerproducerende onderneming van de lidstaat prijs- en afzetgaranties krijgt voor de verwerking van suikerbieten tot ethylalcohol, kan de lidstaat in overeenstemming met deze onderneming en met de betrokken suikerbietentelers het quotum van deze onderneming of een gedeelte ervan voor een of meer verkoopseizoenen voor de productie van suiker toekennen aan een of meer andere ondernemingen.

    Punt III

    In geval van fusie of vervreemding van isoglucoseproducerende ondernemingen en in geval van vervreemding van een isoglucoseproducerende fabriek kan de lidstaat de betrokken quota voor de productie van isoglucose toekennen aan een of meer ondernemingen die al dan niet over een productiequotum beschikken.

    Punt IV

    De in de punten II en III bedoelde maatregelen mogen slechts worden genomen indien:

    a) met het belang van elk van de betrokken partijen rekening wordt gehouden;

    b) de betrokken lidstaat van oordeel is dat deze maatregelen kunnen bijdragen tot een structuurverbetering in de sectoren suikerbieten- of suikerrietteelt en suikerproductie;

    c) zij betrekking hebben op ondernemingen die op hetzelfde grondgebied zijn gevestigd waarvoor het quotum in bijlage IV is vastgesteld.

    Punt V

    Wanneer de fusie of vervreemding plaatsvindt tussen 1 oktober en 30 april van het volgende jaar, worden de in de punten II en III bedoelde maatregelen van kracht voor het lopende verkoopseizoen.

    Wanneer de fusie of vervreemding plaatsvindt tussen 1 mei en 30 september van hetzelfde jaar, worden de in de punten II en III bedoelde maatregelen van kracht voor het volgende verkoopseizoen.

    Punt VI

    Bij toepassing van artikel 56, lid 3, kent de lidstaat de aangepaste quota uiterlijk eind februari toe met het oog op toepassing ervan in het volgende verkoopseizoen.

    Punt VII

    Bij toepassing van de punten II en III deelt de lidstaat de gewijzigde quota aan de Commissie mee uiterlijk 15 dagen na afloop van de desbetreffende in punt V genoemde periode.

    BIJLAGE VIINATIONALE QUOTA EN HERSTRUCTURERINGSRESERVEals bedoeld in artikel 63

    1. Nationale quota

    Lidstaat | Hoeveelheid (in tonnen) |

    België | 3 360 087,000 |

    Bulgarije | 979 000,000 |

    Tsjechië | 2 737 931,000 |

    Denemarken | 4 522 176,000 |

    Duitsland | 28 282 788,000 |

    Estland | 646 368,000 |

    Griekenland | 820 513,000 |

    Spanje | 6 116 950,000 |

    Frankrijk | 24 599 335,000 |

    Ierland | 5 395 764,000 |

    Italië | 10 530 060,000 |

    Cyprus | 145 200,000 |

    Letland | 728 648,000 |

    Litouwen | 1 704 839,000 |

    Luxemburg | 273 084,000 |

    Hongarije | 1 990 060,000 |

    Malta | 48 698,000 |

    Nederland | 11 240 814,000 |

    Oostenrijk | 2 790 642,000 |

    Polen | 8 980 143,000 |

    Portugal | 1 948 550,000 |

    Roemenië | 3 057 000,000 |

    Slovenië | 576 638,000 |

    Slowakije | 1 040 788,000 |

    Finland | 2 443 069,324 |

    Zweden | 3 352 545,000 |

    Verenigd Koninkrijk | 14 828 597,000 |

    2. Speciale herstructureringsreserve

    Lidstaat | Speciale herstructureringsreserve (in tonnen) |

    Bulgarije | 39 180 |

    Roemenië | 188 400 |

    BIJLAGE VIIIREFERENTIEVETGEHALTEals bedoeld in artikel 67

    Lidstaat | Referentievetgehalte (g/kg) |

    België | 36,91 |

    Bulgarije | 39,10 |

    Tsjechië | 42,10 |

    Denemarken | 43,68 |

    Duitsland | 40,11 |

    Estland | 43,10 |

    Griekenland | 36,10 |

    Spanje | 36,37 |

    Frankrijk | 39,48 |

    Ierland | 35,81 |

    Italië | 36,88 |

    Cyprus | 34,60 |

    Letland | 40,70 |

    Litouwen | 39,90 |

    Luxemburg | 39,17 |

    Hongarije | 38,50 |

    Nederland | 42,36 |

    Oostenrijk | 40,30 |

    Polen | 39,00 |

    Portugal | 37,30 |

    Roemenië | 35,93 |

    Slovenië | 41,30 |

    Slowakije | 37,10 |

    Finland | 43,40 |

    Zweden | 43,40 |

    Verenigd Koninkrijk | 39,70 |

    BIJLAGE IX

    A. Verdeling van de in artikel 91, lid 1, bedoelde gegarandeerde maximumhoeveelheid over de lidstaten:

    België | 13 800 |

    Bulgarije | 13 |

    Tsjechië | 1 923 |

    Duitsland | 300 |

    Estland | 30 |

    Spanje | 50 |

    Frankrijk | 55 800 |

    Letland | 360 |

    Litouwen | 2263 |

    Nederland | 4800 |

    Oostenrijk | 150 |

    Polen | 924 |

    Portugal | 50 |

    Roemenië | 42 |

    Slowakije | 73 |

    Finland | 200 |

    Zweden | 50 |

    Verenigd Koninkrijk | 50 |

    B. Verdeling van de in artikel 86 bedoelde gegarandeerde maximumhoeveelheid over de lidstaten

    Belgisch-Luxemburgse Economische Unie (BLEU) | 8 000 |

    Tsjechië | 27 942 |

    Denemarken | 334 000 |

    Duitsland | 421 000 |

    Griekenland | 37 500 |

    Spanje | 1 325 000 |

    Frankrijk | 1 605 000 |

    Ierland | 5 000 |

    Italië | 685 000 |

    Litouwen | 650 |

    Hongarije | 49 593 |

    Nederland | 285 000 |

    Oostenrijk | 4 400 |

    Polen | 13 538 |

    Portugal | 30 000 |

    Slowakije | 13 100 |

    Finland | 3 000 |

    Zweden | 11 000 |

    Verenigd Koninkrijk | 102 000 |

    BIJLAGE X DEFINITIES EN BENAMINGEN MET BETREKKING TOT MELK EN ZUIVELPRODUCTEN als bedoeld in artikel 110, lid 1

    I. Definities:

    Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:

    a) "in de handel brengen": het in voorraad hebben of uitstallen met het oog op verkoop, te koop aanbieden, leveren of op enige andere wijze verhandelen;

    b) "benaming": de benaming die wordt gebruikt in alle stadia van het in de handel brengen.

    II. Gebruik van de benaming "melk"

    1. De benaming "melk" mag uitsluitend worden gebruikt voor het product dat normaal door de melkklieren wordt afgescheiden en wordt verkregen door het melken, zonder dat daaraan stoffen worden toegevoegd of onttrokken.

    De benaming "melk" mag evenwel worden gebruikt:

    a) voor melk die een behandeling heeft ondergaan waardoor de samenstelling niet wordt gewijzigd of voor melk waarvan het vetgehalte overeenkomstig artikel 110, lid 2, juncto bijlage XI, is gestandaardiseerd;

    b) samen met één of meer woorden, om het type, de kwaliteitsklasse, de oorsprong en/of het voorgenomen gebruik van de melk aan te geven, of om de fysieke behandeling te omschrijven waaraan de melk is onderworpen of de wijzigingen in de samenstelling die de melk heeft ondergaan, mits deze wijzigingen beperkt blijven tot het toevoegen en/of het onttrekken van natuurlijke bestanddelen van melk.

    2. Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder "zuivelproducten": producten die uitsluitend zijn verkregen uit melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt voor de volledige of gedeeltelijke vervanging van één van de bestanddelen van de melk.

    Voor zuivelproducten mogen uitsluitend de onderstaande benamingen worden gebruikt:

    a) i) wei,

    ii) room,

    iii) boter,

    iv) karnemelk,

    v) boterolie,

    vi) caseïne,

    vii) watervij melkvet,

    viii) kaas,

    ix) yoghurt,

    x) kefir,

    xi) koemis,

    xii) viili/fil,

    xiii) smetana,

    xiv) fil;

    b) benamingen in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame[67] die daadwerkelijk worden gebruikt voor zuivelproducten.

    3. De benaming "melk" en de voor de omschrijving van zuivelproducten gebruikte benamingen mogen eveneens worden gebruikt samen met één of meer woorden voor het omschrijven van samengestelde producten waarvan geen enkel element de plaats van een bestanddeel van melk inneemt of met dit doel wordt toegevoegd, en waarvan de melk of een zuivelproduct een essentieel bestanddeel is, hetzij door zijn hoeveelheid, hetzij omdat zijn effect kenmerkend is voor het product.

    4. De oorsprong van de melk en van de door de Commissie te omschrijven zuivelproducten moet worden vermeld indien zij niet afkomstig zijn van runderen.

    III. Gebruik van benamingen met betrekking tot concurrerende producten

    1. De in punt II van deze bijlage bedoelde benamingen mogen niet voor andere dan de in dat punt bedoelde producten worden gebruikt.

    Deze bepaling is evenwel niet van toepassing op de benaming van producten waarvan de precieze aard op grond van traditioneel gebruik duidelijk is, en/of wanneer duidelijk is dat de benamingen bedoeld zijn om een kenmerkende eigenschap van het product te omschrijven.

    2. Voor andere dan de in punt II van deze bijlage bedoelde producten mogen geen etiketten, handelsdocumenten, reclamemateriaal of enige vorm van reclame als omschreven in artikel 2, lid 1, van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad van 10 september 1984 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame[68] worden gebruikt waarmee wordt aangegeven, geïmpliceerd of gesuggereerd dat het betrokken product een zuivelproduct is.

    Voor producten die melk- of zuivelproducten bevatten, mogen de benaming "melk" of de in punt II.2, tweede alinea, van deze bijlage bedoelde benamingen echter uitsluitend worden gebruikt om een beschrijving van de grondstoffen en een opsomming van de ingrediënten te geven overeenkomstig Richtlijn 2000/13/EG.

    IV. Lijst van producten; mededelingen

    1. De lidstaten delen aan de Commissie een indicatieve lijst van producten mee die naar hun oordeel, op hun grondgebied, overeenkomen met de in punt III.1, tweede alinea, van deze bijlage bedoelde producten.

    De lidstaten vullen deze lijst in voorkomend geval later aan en stellen de Commissie hiervan in kennis.

    2. De lidstaten verstrekken de Commissie jaarlijks vóór 1 oktober een verslag over de ontwikkeling op de markt van zuivelproducten en concurrerende producten in het kader van de tenuitvoerlegging van deze bijlage zodat de Commissie bij de Raad vóór 1 maart van het volgende jaar verslag kan uitbrengen.

    BIJLAGE XI VERKOOP VAN MELK VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE als bedoeld in artikel 110, lid 2

    I. Definities

    Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:

    a) "melk": het door het melken van één of meer koeien verkregen product;

    b) "consumptiemelk": de in punt III van deze bijlage vermelde producten, bestemd om als zodanig aan de consument te worden geleverd;

    c) "vetgehalte": de massaverhouding van de delen melkvetstof tot 100 delen van de betrokken melk;

    d) "eiwitgehalte": de massaverhouding van de delen melkeiwit tot 100 delen van de betrokken melk berekend door het totale stikstofgehalte van de melk, uitgedrukt als massapercentage, te vermenigvuldigen met 6,38.

    II. Levering of verkoop aan de eindverbruiker

    1. Alleen melk die voldoet aan de eisen voor consumptiemelk mag zonder verwerking aan de eindconsument worden geleverd of verkocht, hetzij rechtstreeks, hetzij via restaurants, ziekenhuizen, kantines of andere soortgelijke instellingen.

    2. De verkoopbenamingen voor deze producten zijn die welke zijn vastgesteld in punt III van deze bijlage. Deze verkoopbenamingen mogen uitsluitend voor de in dat punt gedefinieerde producten worden gebruikt, onverminderd de mogelijkheid om ze te gebruiken in samengestelde benamingen.

    3. De lidstaten stellen maatregelen vast om de consument over de aard of de samenstelling van de producten te informeren in alle gevallen waarin het ontbreken van deze informatie bij de consument tot verwarring kan leiden.

    III. Consumptiemelk

    1. De volgende producten worden als consumptiemelk beschouwd:

    a) rauwe melk: melk die niet is verwarmd tot boven 40°C en die evenmin een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan;

    b) volle melk: warmtebehandelde melk die, wat het vetgehalte betreft, aan één van de volgende eisen voldoet:

    i) gestandaardiseerde volle melk: melk met een vetgehalte van ten minste 3,50 % (m/m). De lidstaten mogen evenwel een extra categorie volle melk met een vetgehalte van 4,00 % (m/m) of meer vaststellen,

    ii) niet-gestandaardiseerde volle melk: melk waarvan het vetgehalte sedert het melken niet is gewijzigd, noch door toevoeging of verwijdering van melkvet, noch door vermenging met melk waarvan het natuurlijke vetgehalte is gewijzigd. Het vetgehalte mag evenwel niet lager zijn dan 3,50 % (m/m);

    c) halfvolle melk: warmtebehandelde melk waarvan het vetgehalte op ten minste 1,50 % (m/m) en ten hoogste 1,80 % (m/m) is gebracht;

    d) magere melk: warmtebehandelde melk waarvan het vetgehalte op ten hoogste 0,50 % (m/m) is gebracht.

    2. Onverminderd het bepaalde in punt 1, onder b), ii), zijn slechts de volgende wijzigingen toegestaan:

    a) om de voor consumptiemelk voorgeschreven vetgehalten in acht te nemen, wijziging van het natuurlijke vetgehalte van de melk door verwijdering of toevoeging van room of door toevoeging van volle, halfvolle of magere melk;

    b) verrijking van de melk met uit melk afkomstige eiwitten, minerale zouten of vitaminen;

    c) vermindering van het lactosegehalte, door omzetting van lactose in glucose en galactose.

    De onder b) en c) bedoelde wijzigingen in de samenstelling van de melk zijn alleen toegestaan indien zij duidelijk zichtbaar, goed leesbaar en onuitwisbaar op de verpakking van het product worden vermeld. Deze vermelding doet echter niets af aan de verplichting tot voedingswaarde-etikettering als bedoeld in Richtlijn 90/496/EEG van de Raad van 24 september 1990 inzake de voedingswaarde-etikettering van levensmiddelen[69]. In geval van verrijking met eiwitten dient het eiwitgehalte van de verrijkte melk 3,8 % (m/m) of meer te bedragen.

    De lidstaten kunnen de onder b) en c) bedoelde wijzigingen in de samenstelling van de melk echter beperken of verbieden.

    3. Consumptiemelk moet aan de volgende eisen voldoen:

    a) een vriespunt hebben dat het gemiddelde vriespunt van rauwe melk in de regio waar de consumptiemelk wordt ingezameld, dicht benadert;

    b) een massagewicht van ten minste 1 028 gram per liter hebben voor melk met een vetgehalte van 3,5 % (m/m) bij een temperatuur van 20°C, of het equivalent daarvan per liter voor melk met een ander vetgehalte;

    c) ten minste 2,9 % (m/m) eiwit bevatten voor melk met een vetgehalte van 3,5 % (m/m), of het equivalent daarvan voor melk met een ander vetgehalte.

    IV. Ingevoerde producten

    In de Gemeenschap ingevoerde producten, bestemd om als consumptiemelk te worden verkocht, moeten aan de bepalingen van deze verordening voldoen.

    V. Het bepaalde in Richtlijn 2000/13/EG, met name inzake de nationale voorschriften betreffende de etikettering van consumptiemelk, is van toepassing.

    VI. Controles en sancties, en rapportage daarvan

    Onverminderd de specifieke bepalingen die door de Commissie overeenkomstig artikel 187 van deze verordening kunnen worden vastgesteld, nemen de lidstaten alle passende maatregelen om de uitvoering van deze verordening te controleren, overtredingen te bestraffen en fraude te voorkomen en te bestrijden.

    Deze maatregelen, en eventuele wijzigingen ervan, worden in de maand na hun vaststelling aan de Commissie medegedeeld.

    BIJLAGE XII VOOR SMEERBARE VETPRODUCTEN GELDENDE NORMEN als bedoeld in artikel 111

    I. Verkoopbenamingen

    1. De in artikel 111 bedoelde producten mogen mogen slechts dan zonder verwerking rechtstreeks of via restaurants, ziekenhuizen, kantines en andere soortgelijke instellingen aan de eindverbruiker worden geleverd of afgestaan, indien zij aan de in het aanhangsel vastgestelde eisen voldoen.

    2. Onverminderd punt II.2 en punt IV van deze bijlage zijn de verkoopbenamingen van deze producten die welke in het aanhangsel zijn vermeld.

    De verkoopbenamingen van het aanhangsel zijn uitsluitend bestemd voor de daarin omschreven producten.

    Dit punt is echter niet van toepassing op:

    a) de benaming van producten waarvan de precieze aard op grond van traditioneel gebruik duidelijk is en/of wanneer duidelijk is dat de benaming bedoeld is om een kenmerkende eigenschap van het product te omschrijven,

    b) geconcentreerde producten (boter, margarine, melanges) met een vetgehalte van ten minste 90 %.

    II. Etikettering en presentatie

    1. Onverminderd de bij Richtlijn 2000/13/EG vastgestelde voorschriften wordt bij de etikettering en de presentatie van de in punt I.1 van deze bijlage bedoelde producten de volgende informatie verstrekt:

    a) de in het aanhangsel bepaalde verkoopbenaming;

    b) voor de in het aanhangsel bedoelde producten, het totale vetgehalte in gewichtspercenten op het moment van bereiding;

    c) voor de in deel C van het aanhangsel bedoelde samengestelde vetten, het gehalte aan plantaardig vet, melkvet of ander dierlijk vet, in afnemende volgorde naar gewicht, als percentage van het totaalgewicht op het moment van bereiding;

    d) voor de in het aanhangsel bedoelde producten, het percentage zout, bijzonder goed leesbaar in de lijst van ingrediënten.

    2. Onverminderd het bepaalde in punt 1, onder a), mogen de verkoopbenamingen "minarine" en "halvarine" worden gebruikt voor in deel B, punt 3, van het aanhangsel bedoelde producten.

    3. De in punt 1, onder a), bedoelde verkoopbenaming mag worden aangevuld met een of meer termen om de planten- en/of diersoort waarvan de producten afkomstig zijn, of het beoogde gebruik aan te geven; tevens mag de verkoopbenaming worden aangevuld met andere termen betreffende de productiemethode, mits deze termen niet in strijd zijn met andere communautaire bepalingen, met name die van Verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen[70].

    Ook mogen, onder voorbehoud van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen[71], aanduidingen betreffende de geografische oorsprong worden gebruikt.

    4. De aanduiding "plantaardig" mag samen met de in deel B van het aanhangsel vermelde verkoopbenamingen worden gebruikt indien het product alleen vet van plantaardige oorsprong bevat, met een tolerantie voor dierlijk vet van 2 % van het vetgehalte. Deze tolerantie is ook van toepassing wanneer wordt verwezen naar een plantensoort.

    5. De in de punten 1, 2 en 3 bedoelde vermeldingen moeten gemakkelijk te begrijpen zijn en in duidelijk leesbare en onuitwisbare letters en cijfers op een duidelijk zichtbare plaats worden aangebracht.

    6. Voor bepaalde vormen van reclame kan de Commissie bijzondere maatregelen vaststellen voor de in punt 1, onder a) en b), bedoelde vermeldingen.

    III. Terminologie

    1. De term "traditioneel" mag in combinatie met de in deel A, punt 1, van het aanhangsel vastgestelde vermelding "boter" worden gebruikt, wanneer het product rechtstreeks wordt verkregen uit melk of room.

    In dit punt wordt verstaan onder "room": het product dat wordt verkregen uit melk, in de vorm van een emulsie van het type olie in water, met een melkvetgehalte van ten minste 10 %.

    2. Voor in het aanhangsel bedoelde producten zijn vermeldingen verboden waarbij een ander dan het daar vermelde vetgehalte wordt genoemd, geïmpliceerd of gesuggereerd.

    3. In afwijking van punt 2 mogen de volgende vermeldingen worden toegevoegd:

    a) "met verminderd vetgehalte", voor in het aanhangsel genoemde producten met een vetgehalte van meer dan 41 % en ten hoogste 62 %;

    b) "met laag vetgehalte" of "light", voor in het aanhangsel genoemde producten met een vetgehalte van ten hoogste 41 %.

    De vermelding "met verminderd vetgehalte" en de vermeldingen "met laag vetgehalte" of "light" mogen echter in de plaats komen van de in het aanhangsel gebruikte vermeldingen "3/4" en "halfvolle".

    IV. Nationale voorschriften

    1. Met inachtneming van de bepalingen van deze bijlage kunnen de lidstaten nationale bepalingen inzake andere kwaliteitsniveaus vaststellen of handhaven. Deze moeten de mogelijkheid bieden om deze verschillende kwaliteitsniveaus te beoordelen aan de hand van criteria inzake met name de verwerkte grondstoffen, de organoleptische kenmerken van de producten en hun fysische en microbiologische stabiliteit.

    De lidstaten die van deze mogelijkheid gebruik maken, zorgen ervoor dat de in andere lidstaten vervaardigde producten die aan de in deze bepalingen vastgestelde criteria voldoen, onder niet-discriminerende voorwaarden gebruik mogen maken van vermeldingen die, uit hoofde van deze bepalingen, aangeven dat aan deze criteria wordt voldaan.

    2. De in punt II.1, onder a), bedoelde verkoopbenamingen mogen worden aangevuld met een verwijzing naar het specifieke kwaliteitsniveau van het betrokken product.

    3. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de controles op de toepassing van alle in punt 1, tweede alinea, bedoelde criteria voor de bepaling van de kwaliteitsniveaus worden uitgevoerd. De geregelde en frequente controles vinden plaats in elk stadium tot en met het eindproduct en worden door een of meer door de lidstaat aangewezen publiekrechtelijke instanties of door een door de lidstaat erkende en gecontroleerde instanties uitgevoerd. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de lijst van de door hen aangewezen instanties.

    V. Ingevoerde producten

    In de Gemeenschap ingevoerde producten moeten in de in punt I.1 van deze bijlage bedoelde gevallen aan de bepalingen van deze bijlage voldoen.

    VI. Sancties

    Onverminderd de specifieke bepalingen die door de Commissie overeenkomstig artikel 187 van deze verordening kunnen worden vastgesteld, stellen de lidstaten de daadwerkelijk toe te passen sancties in geval van inbreuk op het bepaalde in artikel 111 en deze bijlage en, in voorkomend geval, de voor de handhaving van deze verordening passende nationale maatregelen vast, en stellen de Commissie hiervan in kennis.

    Aanhangsel bij Bijlage XII

    Vetgroep | Verkoopbenamingen | Productcategorieën |

    Definities | Aanvullende beschrijving van de categorie met een aanduiding van het vetgehalte in gewichtspercenten |

    A. Melkvetten Producten in de vorm van een vaste of kneedbare emulsie, voornamelijk van het type water in olie, die uitsluitend van melk en/of van bepaalde zuivelproducten zijn afgeleid en waarvan het vet het essentiële valoriserende bestanddeel is. Andere bij de bereiding benodigde stoffen mogen evenwel worden toegevoegd, mits deze stoffen niet gebruikt worden voor volledige of gedeeltelijke vervanging van een van de melkbestanddelen. | 1. Boter | Het product met een melkvetgehalte van ten minste 80 % en minder dan 90 % en een gehalte aan water van ten hoogste 16 % en aan droge en vetvrije, van melk afkomstige stof van ten hoogste 2 %. |

    2. 3/4 boter (*) | Het product met een melkvetgehalte van ten minste 60 % en ten hoogste 62 %. |

    3. Halfvolle boter (*) | Het product met een melkvetgehalte van ten minste 39 % en ten hoogste 41 %. |

    4. Melkvetproduct X % | Het product met de volgende melkvetgehalten: – minder dan 39 %, – meer dan 41 % en minder dan 60 %, – meer dan 62 % en minder dan 80 %. |

    (*) stemt in het Deens overeen met "smør 60". (**) stemt in het Deens overeen met "smør 40". |

    Vetgroep | Verkoopbenamingen | Productcategorieën |

    Definities | Aanvullende beschrijving van de categorie met een aanduiding van het vetgehalte in gewichtspercenten |

    B. Vetten Producten in de vorm van een vaste of kneedbare emulsie, voornamelijk van het type water in olie, die van vaste en/of vloeibare plantaardige en/of dierlijke vetten zijn afgeleid, voor menselijke consumptie geschikt zijn en een melkvetgehalte hebben van ten hoogste 3 % van het vetgehalte. | 1. Margarine | Het product dat wordt verkregen uit plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 80 % en minder dan 90 %. |

    2. 3/4 margarine (*) | Het product dat wordt verkregen uit plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 60 % en minder dan 62 %. |

    3. Halfvolle margarine (*) | Het product dat wordt verkregen uit plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 39 % en minder dan 41 %. |

    4. Vetsmeersels X % | Het product dat wordt verkregen uit plantaardige en/of dierlijke vetten, met de volgende vetgehalten: – minder dan 39 %, – meer dan 41 % en minder dan 60 %, – meer dan 62 % en minder dan 80 %. |

    (*) stemt in het Deens overeen met "smør 60" (**) stemt in het Deens overeen met "smør 40" |

    Vetgroep | Verkoopbenamingen | Productcategorieën |

    Definities | Aanvullende beschrijving van de categorie met een aanduiding van het vetgehalte in gewichtspercenten |

    C. Uit plantaardige en/of dierlijke producten samengestelde vetten | 1. Melange | Het product dat wordt verkregen uit plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 80 % en minder dan 90 %. |

    2. 3/4 melange (*) | Het product dat wordt verkregen uit plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 60 % en ten hoogste 62 %. |

    3. Halfvolle melange (**) | Het product dat wordt verkregen uit plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 39 % en ten hoogste 41 %. |

    4. Melangeproduct X % | Het product dat wordt verkregen uit plantaardige en/of dierlijke vetten, met de volgende vetgehalten: – minder dan 39 %, – meer dan 41 % en minder dan 60 %, – meer dan 62 % en minder dan 80 %. |

    (*) stemt in het Deens overeen met "smør 60". (**) stemt in het Deens overeen met "smør 40". |

    NB: Het melkvetbestanddeel van de in de bijlage genoemde producten mag alleen via fysische processen worden gewijzigd.

    BIJLAGE XIII BENAMINGEN EN DEFINITIES VAN DE OLIJFOLIËN EN OLIËN VAN PERSKOEKEN VAN OLIJVEN als bedoeld in artikel 113

    1. OLIJFOLIE VAN DE EERSTE PERSING

    Oliën die uit de vrucht van de olijfboom uitsluitend zijn verkregen langs zuiver mechanische weg of via andere natuurkundige procédés onder omstandigheden waardoor de olie niet wordt aangetast, en die geen andere behandeling hebben ondergaan dan wassen, decanteren, centrifugeren en filtreren, met uitsluiting van oliën die zijn verkregen door middel van oplosmiddelen of andere adjuvantia met een chemische of biochemische werking, of door herverestering, en van alle mengsels met oliën van een andere soort.

    Deze oliën worden uitsluitend als volgt ingedeeld en omschreven:

    a) Extra olijfolie van de eerste persing

    Olijfolie van de eerste persing, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 0,8 gram per 100 gram en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.

    b) Olijfolie van de eerste persing

    Olijfolie van de eerste persing, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 2 gram per 100 gram en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.

    c) Olijfolie van de eerste persing, voor verlichting

    Olijfolie van de eerste persing, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van meer dan 2 gram per 100 gram en/of waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.

    2. GERAFFINEERDE OLIJFOLIE

    Olijfolie verkregen door raffinering van olijfolie van de eerste persing, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van niet meer dan 0,3 gram per 100 gram en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.

    3. OLIJFOLIE – BESTAANDE UIT GERAFFINEERDE OLIJFOLIËN EN OLIJFOLIËN VAN DE EERSTE PERSING

    Olijfolie verkregen door het mengen van geraffineerde olijfolie met olijfolie van de eerste persing, andere dan die voor verlichting, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 1 g per 100 g en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.

    4. RUWE OLIE VAN PERSKOEKEN VAN OLIJVEN

    Olie verkregen uit perskoeken van olijven door behandeling met oplosmiddelen of via fysische methodes, of die, op bepaalde kenmerken na, overeenstemt met olijfolie voor verlichting, met uitsluiting van olie die is verkregen door herverestering, en van alle mengsels met olie van een andere soort, en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.

    5. GERAFFINEERDE OLIE UIT PERSKOEKEN VAN OLIJVEN

    Olie verkregen door de raffinering van ruwe olie uit perskoeken van olijven, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 0,3 g per 100 g en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.

    6. OLIE UIT PERSKOEKEN VAN OLIJVEN

    Olie verkregen door het mengen van geraffineerde olie uit perskoeken van olijven met olijfolie van de eerste persing, andere dan die voor verlichting, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 1 g per 100 g en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.

    BIJLAGE XIVINVOERRECHTEN IN DE RIJSTSECTOR als bedoeld in de artikelen 131 en 133

    1. Invoerrechten voor gedopte rijst

    a) 30 euro per ton, indien:

    aa) wordt geconstateerd dat de invoer van gedopte rijst in het afgelopen verkoopseizoen meer dan 15 % kleiner was dan de in lid 3, eerste alinea, bedoelde jaarlijkse referentiehoeveelheid, of

    bb) wordt geconstateerd dat de invoer van gedopte rijst in de eerste zes maanden van het verkoopseizoen meer dan 15 % kleiner was dan de in lid 3, tweede alinea, bedoelde halfjaarlijkse referentiehoeveelheid;

    b) 42,5 euro per ton, indien:

    aa) wordt geconstateerd dat de invoer van gedopte rijst in het afgelopen verkoopseizoen minder dan 15 % kleiner en minder dan 15 % groter was dan de in lid 3, eerste alinea, bedoelde jaarlijkse referentiehoeveelheid, of

    bb) wordt geconstateerd dat de invoer van gedopte rijst in de eerste zes maanden van het verkoopseizoen minder dan 15 % kleiner en minder dan 15 % groter was dan de in lid 3, tweede alinea, bedoelde halfjaarlijkse referentiehoeveelheid;

    c) 65 euro per ton, indien:

    aa) wordt geconstateerd dat de invoer van gedopte rijst in het afgelopen verkoopseizoen meer dan 15 % groter was dan de in lid 3, eerste alinea, bedoelde jaarlijkse referentiehoeveelheid, of

    bb) wordt geconstateerd dat de invoer van gedopte rijst in de eerste zes maanden van het verkoopseizoen meer dan 15 % groter was dan de in lid 3, tweede alinea, bedoelde halfjaarlijkse referentiehoeveelheid.

    2. Invoerrechten voor volwitte rijst

    a) 175 euro per ton, indien:

    aa) wordt geconstateerd dat in de loop van het afgelopen verkoopseizoen meer dan 387.743 ton halfwitte en volwitte rijst is ingevoerd;

    bb) wordt geconstateerd dat in de eerste zes maanden van het verkoopseizoen meer dan 182.239 ton halfwitte en volwitte rijst is ingevoerd;

    b) 145 euro per ton, indien:

    aa) wordt geconstateerd dat in de loop van het afgelopen verkoopseizoen niet meer dan 387.743 ton halfwitte en volwitte rijst is ingevoerd;

    (bb) wordt geconstateerd dat in de eerste zes maanden van het verkoopseizoen niet meer dan 182.239 ton halfwitte en volwitte rijst is ingevoerd.

    BIJLAGE XVBASMATI-VARIËTEITENals bedoeld in artikel 132

    Basmati 217

    Basmati 370

    Basmati 386

    Kernel (Basmati)

    Pusa Basmati

    Ranbir Basmati

    Super Basmati

    Taraori Basmati (HBC-19)

    Type-3 (Dehradun)

    BIJLAGE XVI IN ARTIKEL 147, LID 3, ARTIKEL 148, LID 1, ONDER b), EN DEEL II, PUNT 12, VAN BIJLAGE III BEDOELDE STATEN

    Barbados

    Belize

    Ivoorkust

    Republiek Congo

    Fiji

    Guyana

    India

    Jamaica

    Kenia

    Madagaskar

    Malawi

    Mauritius

    Mozambique

    Saint Kitts en Nevis — Anguilla

    Suriname

    Swaziland

    Tanzania

    Trinidad en Tobago

    Oeganda

    Zambia

    Zimbabwe

    BIJLAGE XVII LIJST VAN GOEDEREN als bedoeld in artikel 23, onder a), ii), en deel III, hoofdstuk III, sectie II

    Deel I: Granen

    GN-code | Omschrijving |

    ex 0403 | Karnemelk, gestremde melk en room, yoghurt, kefir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, ook indien ingedikt, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao: |

    0403 10 | - yoghurt: |

    0403 10 51 tot en met 0403 10 99 | - - gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao |

    0403 90 | - andere: |

    0403 90 71 tot en met 0403 90 99 | - - gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao |

    ex 0710 | Groenten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren: |

    0710 40 00 | - suikermaïs |

    ex 0711 | Groenten, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie: |

    0711 90 30 | - - - suikermaïs |

    ex 1704 | Suikerwerk zonder cacao (witte chocolade daaronder begrepen), met uitzondering van zoethoutextract (drop) van onderverdeling 1704 90 10 |

    1806 | Chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten |

    ex 1901 | Moutextract; bereidingen voor menselijke consumptie van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutextract, geen of minder dan 40 gewichtsprocent cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen; bereidingen voor menselijke consumptie van producten bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404, geen of minder dan 5 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen: |

    1901 10 00 | - bereidingen voor de voeding van kinderen, opgemaakt voor de verkoop in het klein |

    1901 20 00 | - mengsels en deeg, voor de bereiding van bakkerswaren bedoeld bij post 1905 |

    1901 90 | - andere: |

    1901 90 11 tot en met 1901 90 19 | - - moutextract |

    - - andere: |

    1901 90 99 | - - - andere |

    ex 1902 | Deegwaren, ook indien gekookt of gevuld (met vlees of andere zelfstandigheden), dan wel op andere wijze bereid, zoals spaghetti, macaroni, noedels, lasagne, gnocchi, ravioli en cannelloni; koeskoes, ook indien bereid: |

    - deegwaren, niet gekookt, noch gevuld of op andere wijze bereid: |

    1902 11 00 | - - waarin ei is verwerkt |

    1902 19 | - - andere |

    ex 1902 20 | - gevulde deegwaren (ook indien gekookt of op andere wijze bereid): |

    - - andere: |

    1902 20 91 | - - - gekookt of gebakken |

    1902 20 99 | - - - andere |

    1902 30 | - andere deegwaren |

    1902 40 | - koeskoes |

    1903 00 00 | Tapioca en soortgelijke producten bereid uit zetmeel, in de vorm van vlokken, korrels, parels en dergelijke |

    1904 | Graanpreparaten verkregen door poffen of roosteren (bijvoorbeeld cornflakes); granen (andere dan maïs) in de vorm van korrels of in de vorm van vlokken of van andere bewerkte korrels (met uitzondering van meel, gries en griesmeel), voorgekookt of op andere wijze bereid, elders genoemd noch elders onder begrepen: |

    1905 | Brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren, ook indien deze producten cacao bevatten; ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke producten van meel of van zetmeel: |

    ex 2001 | Groenten, vruchten en andere eetbare plantendelen, bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur: |

    - andere: |

    2001 90 30 | - - suikermaïs (Zea mays var. saccharata) |

    2001 90 40 | - - broodwortelen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke eetbare plantendelen met een zetmeelgehalte van 5 of meer gewichtspercenten |

    ex 2004 | Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006: |

    - aardappelen: |

    - - andere: |

    2004 10 91 | - - - in de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken |

    - andere groenten en mengsels van groenten: |

    2004 90 10 | - - suikermaïs (Zea mays var. saccharata) |

    ex 2005 | Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006: |

    - aardappelen: |

    2005 20 10 | - - in de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken |

    2005 80 00 | - suikermaïs (Zea mays var. saccharata) |

    ex 2008 | Vruchten en andere eetbare plantendelen, op andere wijze bereid of verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of alcohol, elders genoemd noch elders onder begrepen: |

    - andere, mengsels, andere dan die bedoeld bij onderverdeling 2008 19, daaronder begrepen: |

    - - andere: |

    - - - zonder toegevoegde alcohol: |

    - - - - zonder toegevoegde suiker: |

    2008 99 85 | - - - - - maïs, andere dan suikermaïs (Zea mays var. saccharata) |

    2008 99 91 | - - - - - broodwortelen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke eetbare plantendelen met een zetmeelgehalte van 5 of meer gewichtspercenten |

    ex 2101 | Extracten, essences en concentraten, van koffie, van thee of van maté en preparaten op basis van deze producten of op basis van koffie, van thee of van maté; gebrande cichorei en andere gebrande koffiesurrogaten, alsmede extracten, essences en concentraten daarvan: |

    - - preparaten op basis van extracten, essences of concentraten of op basis van koffie: |

    2101 12 98 | - - - andere |

    2101 20 | - extracten, essences en concentraten, van thee of van maté en preparaten op basis van deze producten of op basis van thee of van maté: |

    2101 20 98 | - - - andere |

    2101 30 | Gebrande cichorei en andere gebrande koffiesurrogaten, alsmede extracten, essences en concentraten daarvan: |

    - - gebrande cichorei en andere gebrande koffiesurrogaten: |

    2101 30 19 | - - - andere |

    - - extracten, essences en concentraten van gebrande cichorei en van andere gebrande koffiesurrogaten: |

    2101 30 99 | - - - andere |

    ex 2102 | Gist, ook indien inactief; andere eencellige micro-organismen, dood (andere dan de vaccins bedoeld bij post 3002); samengesteld bakpoeder: |

    - levende gist |

    2102 10 31 en 2102 10 39 | - - bakkersgist |

    2105 00 | Consumptie-ijs, ook indien cacao bevattend |

    ex 2106 | Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen: |

    - andere: |

    - - andere: |

    2106 90 92 | - - - bevattende geen van melk afkomstige vetstoffen, sacharose, isoglucose, glucose of zetmeel, of bevattende minder dan 1,5 gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, minder dan 5 gewichtspercenten sacharose of isoglucose, minder dan 5 gewichtspercenten glucose of zetmeel |

    2106 90 98 | - - - andere |

    2202 | Water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd, alsmede andere alcoholvrije dranken, andere dan de vruchten- en groentesappen bedoeld bij post 2009 |

    2205 | Vermout en andere wijn van verse druiven, bereid met aromatische planten of met aromatische stoffen |

    ex 2208 | Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcohol-volumegehalte van minder dan 80 % vol; gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten: |

    - whisky: |

    2208 30 32 tot en met 2208 30 88 | - - andere dan zogenaamde Bourbon-whisky |

    2208 50 | - gin en jenever |

    2208 60 | - wodka |

    2208 70 | - likeuren |

    - andere: |

    - - andere gedistilleerde dranken en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten, in verpakkingen inhoudende: |

    - - - niet meer dan 2 l: |

    2208 90 41 | - - - - ouzo |

    - - - - andere: |

    - - - - - gedistilleerde dranken: |

    - - - - - - andere: |

    2208 90 52 | - - - - - - - korn |

    2208 90 54 | - - - - - - - tequila |

    2208 90 56 | - - - - - - - andere |

    2208 90 69 | - - - - - andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten |

    - - - meer dan 2 l: |

    - - - - gedistilleerde dranken: |

    2208 90 75 | - - - - - tequila |

    2208 90 77 | - - - - - andere |

    2208 90 78 | - - - - andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten |

    2905 43 00 | - - mannitol |

    2905 44 | - D-glucitol (sorbitol) |

    ex 3302 | Mengsels van reukstoffen en mengsels (oplossingen in alcohol daaronder begrepen) op basis van een of meer van deze zelfstandigheden met andere stoffen, van de soort gebruikt als grondstof voor de industrie; andere bereidingen op basis van reukstoffen, van de soort gebruikt voor de vervaardiging van dranken: |

    - van de soort gebruikt in de voedingsmiddelen- en drankenindustrie: |

    - - van de soort gebruikt in de drankenindustrie: |

    - - - bereidingen die alle essentiële aromatische stoffen van een bepaalde drank bevatten: |

    - - - - andere: |

    3302 10 29 | - - - - - andere |

    3505 | Dextrine en ander gewijzigd zetmeel (bijvoorbeeld voorgegelatineerd of veresterd zetmeel); lijm op basis van zetmeel, van dextrine of van ander gewijzigd zetmeel |

    ex 3809 | Appreteermiddelen, middelen voor het versnellen van het verfproces of van het fixeren van kleurstoffen, alsmede andere producten en preparaten (bijvoorbeeld preparaten voor het beitsen), van de soort gebruikt in de textielindustrie, in de papierindustrie, in de lederindustrie of in dergelijke industrieën, elders genoemd noch elders onder begrepen: |

    3809 10 | - op basis van zetmeel of van zetmeelhoudende stoffen |

    3824 60 | - sorbitol, andere dan die bedoeld bij onderverdeling 2905 44 |

    Deel II: Rijst

    GN-code | Omschrijving |

    ex 0403 | Karnemelk, gestremde melk en room, yoghurt, kefir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, ook indien ingedikt, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao: |

    0403 10 | - yoghurt: |

    0403 10 51 tot en met 0403 10 99 | - - gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao |

    0403 90 | - andere: |

    0403 90 71 tot en met 0403 90 99 | - - gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao |

    ex 1704 | Suikerwerk zonder cacao (witte chocolade daaronder begrepen): |

    1704 90 51 tot en met 1704 90 99 | - - andere |

    ex 1806 | Chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten, met uitzondering van de onderverdelingen 1806 10, 1806 20 70, 1806 90 60, 1806 90 70 en 1806 90 90 |

    ex 1901 | Moutextract; bereidingen voor menselijke consumptie van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutextract, geen of minder dan 40 gewichtsprocent cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen; bereidingen voor menselijke consumptie van producten bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404, geen of minder dan 5 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen: |

    1901 10 00 | - bereidingen voor de voeding van kinderen, opgemaakt voor de verkoop in het klein |

    1901 20 00 | - mengsels en deeg, voor de bereiding van bakkerswaren bedoeld bij post 1905 |

    1901 90 | - andere: |

    1901 90 11 tot en met 1901 90 19 | - - moutextract |

    - - andere: |

    1901 90 99 | - - - andere |

    ex 1902 | Deegwaren, ook indien gekookt of gevuld (met vlees of andere zelfstandigheden), dan wel op andere wijze bereid, zoals spaghetti, macaroni, noedels, lasagne, gnocchi, ravioli en cannelloni; koeskoes, ook indien bereid: |

    1902 20 91 | - - - gekookt of gebakken |

    1902 20 99 | - - - andere |

    1902 30 | - andere deegwaren |

    1902 40 90 | - - andere |

    1904 | Graanpreparaten verkregen door poffen of roosteren (bijvoorbeeld cornflakes); granen (andere dan maïs) in de vorm van korrels of in de vorm van vlokken of van andere bewerkte korrels (met uitzondering van meel, gries en griesmeel), voorgekookt of op andere wijze bereid, elders genoemd noch elders onder begrepen |

    ex 1905 | Brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren, ook indien deze producten cacao bevatten; ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke producten van meel of van zetmeel: |

    1905 90 20 | - - ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke producten van meel of van zetmeel |

    ex 2004 | Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006: |

    - aardappelen: |

    - - andere: |

    2004 10 91 | - - - in de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken |

    ex 2005 | Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006: |

    - aardappelen: |

    2005 20 10 | - - in de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken |

    ex 2101 | Extracten, essences en concentraten, van koffie, van thee of van maté en preparaten op basis van deze producten of op basis van koffie, van thee of van maté; gebrande cichorei en andere gebrande koffiesurrogaten, alsmede extracten, essences en concentraten daarvan: |

    2101 12 | - - preparaten op basis van extracten, essences of concentraten of op basis van koffie: |

    2101 12 98 | - - - andere |

    2101 20 | - extracten, essences en concentraten, van thee of van maté en preparaten op basis van deze producten of op basis van thee of van maté: |

    2101 20 98 | - - - andere |

    2105 00 | Consumptie-ijs, ook indien cacao bevattend |

    ex 2106 | Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen: |

    - andere: |

    - - andere: |

    2106 90 92 | - - - bevattende geen van melk afkomstige vetstoffen, sacharose, isoglucose, glucose of zetmeel, of bevattende minder dan 1,5 gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, minder dan 5 gewichtspercenten sacharose of isoglucose, minder dan 5 gewichtspercenten glucose of zetmeel |

    2106 90 98 | - - - andere |

    ex 3505 | Dextrine en ander gewijzigd zetmeel (bijvoorbeeld voorgelatineerd of veresterd zetmeel); lijm op basis van zetmeel, van dextrine of van ander gewijzigd zetmeel, met uitzondering van gewijzigd zetmeel als bedoeld bij onderverdeling 3505 10 50 |

    ex 3809 | Appreteermiddelen, middelen voor het versnellen van het verfproces of van het fixeren van kleurstoffen, alsmede andere producten en preparaten (bijvoorbeeld preparaten voor het beitsen), van de soort gebruikt in de textielindustrie, in de papierindustrie, in de lederindustrie of in dergelijke industrieën, elders genoemd noch elders onder begrepen: |

    3809 10 | - op basis van zetmeel of van zetmeelhoudende stoffen |

    Deel III: Suiker

    ex 0403 | Karnemelk, gestremde melk en room, yoghurt, kefir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, ook indien ingedikt, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao: |

    0403 10 | – yoghurt: |

    0403 10 51 tot en met 0403 10 99 | – – gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao |

    0403 90 | – andere: |

    0403 90 71 tot en met 0403 90 99 | – – gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao |

    ex 0710 | Groenten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren: |

    0710 40 00 | – suikermaïs |

    ex 0711 | Groenten, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie: |

    0711 90 | – andere groenten; mengsels van groenten: |

    – – groenten: |

    0711 90 30 | – – – suikermaïs |

    1702 50 00 | – chemisch zuivere fructose |

    ex 1704 | Suikerwerk zonder cacao (witte chocolade daaronder begrepen), met uitzondering van zoethoutextract (drop) van onderverdeling 1704 90 10 |

    1806 | Chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten |

    ex 1901 | Moutextract; bereidingen voor menselijke consumptie van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutextract, geen of minder dan 40 gewichtsprocent cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen; bereidingen voor menselijke consumptie van producten bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404, geen of minder dan 5 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen: |

    1901 10 00 | – bereidingen voor de voeding van kinderen, opgemaakt voor de verkoop in het klein |

    1901 20 00 | – mengsels en deeg, voor de bereiding van bakkerswaren bedoeld bij post 1905 |

    1901 90 | – andere: |

    – – andere: |

    1901 90 99 | – – – andere |

    ex 1902 | Deegwaren, ook indien gekookt of gevuld (met vlees of andere zelfstandigheden), dan wel op andere wijze bereid, zoals spaghetti, macaroni, noedels, lasagne, gnocchi, ravioli en cannelloni; koeskoes, ook indien bereid: |

    1902 20 | – gevulde deegwaren (ook indien gekookt of op andere wijze bereid): |

    – – andere: |

    1902 20 91 | – – – gekookt of gebakken |

    1902 20 99 | – – – andere |

    1902 30 | – andere deegwaren |

    1902 40 | – koeskoes: |

    1902 40 90 | - - andere |

    1904 | Graanpreparaten verkregen door poffen of roosteren (bijvoorbeeld cornflakes); granen (andere dan maïs) in de vorm van korrels of in de vorm van vlokken of van andere bewerkte korrels (met uitzondering van meel, gries en griesmeel), voorgekookt of op andere wijze bereid, elders genoemd noch elders onder begrepen |

    ex 1905 | Brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren, ook indien deze producten cacao bevatten; ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke producten van meel of van zetmeel: |

    1905 10 00 | - knäckebröd |

    1905 20 | - ontbijtkoek |

    1905 31 | - - koekjes en biscuits, gezoet |

    1905 32 | - - wafels en wafeltjes |

    1905 40 | - beschuit, geroosterd brood en dergelijke geroosterde producten |

    1905 90 | - andere: |

    - - andere: |

    1905 90 45 | - - - koekjes. |

    1905 90 55 | - - - geëxtrudeerde en geëxpandeerde producten, gezouten of gearomatiseerd |

    - - - andere: |

    1905 90 60 | - - - - gezoet |

    1905 90 90 | - - - - andere |

    ex 2001 | Groenten, vruchten en andere eetbare plantendelen, bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur: |

    2001 90 | - andere: |

    2001 90 30 | - - suikermaïs (Zea mays var. saccharata) |

    2001 90 40 | - - broodwortelen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke eetbare plantendelen met een zetmeelgehalte van 5 of meer gewichtspercenten |

    ex 2004 | Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006: |

    2004 10 | - aardappelen |

    - - andere |

    2004 10 91 | - - - in de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken |

    2004 90 | - andere groenten en mengsels van groenten: |

    2004 90 10 | - - suikermaïs (Zea mays var. saccharata) |

    ex 2005 | Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006: |

    2005 20 | - aardappelen: |

    2005 20 10 | - - in de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken |

    2005 80 00 | - suikermaïs (Zea mays var. saccharata) |

    ex 2101 | Extracten, essences en concentraten, van koffie, van thee of van maté en preparaten op basis van deze producten of op basis van koffie, van thee of van maté; gebrande cichorei en andere gebrande koffiesurrogaten, alsmede extracten, essences en concentraten daarvan: |

    - extracten, essences en concentraten, van koffie en preparaten op basis van deze producten of op basis van koffie: |

    - - preparaten op basis van extracten, essences of concentraten of op basis van koffie: |

    2101 12 98 | - - - andere: |

    - extracten, essences en concentraten, van thee of van maté en preparaten op basis van deze producten of op basis van thee of van maté: |

    - - preparaten |

    2101 20 98 | - - - andere |

    - gebrande cichorei en andere gebrande koffiesurrogaten, alsmede extracten, essences en concentraten daarvan: |

    - - gebrande cichorei en andere gebrande koffiesurrogaten: |

    2101 30 19 | - - - andere |

    - - extracten, essences en concentraten van gebrande cichorei en van andere gebrande koffiesurrogaten: |

    2101 30 99 | - - - andere |

    2105 00 | Consumptie-ijs, ook indien cacao bevattend |

    ex 2106 | Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen: |

    2106 90 | - andere: |

    2106 90 92 | - - - - - bevattende geen van melk afkomstige vetstoffen, sacharose, isoglucose, glucose of zetmeel, of bevattende minder dan 1,5 gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, minder dan 5 gewichtspercenten sacharose of isoglucose, minder dan 5 gewichtspercenten glucose of zetmeel |

    2106 90 98 | - - - - - andere |

    2202 | Water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd, alsmede andere alcoholvrije dranken, andere dan de vruchten- en groentesappen bedoeld bij post 2009 |

    2205 | Vermout en andere wijn van verse druiven, bereid met aromatische planten of met aromatische stoffen |

    ex 2208 | Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van minder dan 80 % vol; gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten: |

    2208 20 | - dranken, gedistilleerd uit wijn of druivenmoer |

    2208 50 91 tot en met 2208 50 99 | Jenever |

    2208 70 | - likeuren |

    2208 90 41 tot en met 2208 90 78 | - - andere gedistilleerde dranken en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten |

    2905 43 00 | - - mannitol |

    2905 44 | -D-glucitol (sorbitol) |

    ex 3302 | Mengsels van reukstoffen en mengsels (oplossingen in alcohol daaronder begrepen) op basis van een of meer van deze zelfstandigheden met andere stoffen, van de soort gebruikt als grondstof voor de industrie; andere bereidingen op basis van reukstoffen, van de soort gebruikt voor de vervaardiging van dranken: |

    3302 10 | - van de soort gebruikt in de voedingsmiddelen- en drankenindustrie |

    - - van de soort gebruikt in de drankenindustrie: |

    - - - bereidingen die alle essentiële aromatische stoffen van een bepaalde drank bevatten: |

    - - - - - andere (met een effectief alcoholvolumegehalte van niet meer dan 0,5 % vol) |

    3302 10 29 | - - - - - andere |

    ex Hoofdstuk 38 | Diverse producten van de chemische industrie: |

    3824 60 | - sorbitol, andere dan die bedoeld bij onderverdeling 2905 44 |

    Deel IV: Melk

    GN-code | Omschrijving |

    ex 0405 | Boter en andere van melk afkomstige vetstoffen; zuivelpasta's: |

    0405 20 | – zuivelpasta's: |

    0405 20 10 | – – met een vetgehalte van 39 of meer doch minder dan 60 gewichtspercenten |

    0405 20 30 | – – met een vetgehalte van 60 of meer doch niet meer dan 75 gewichtspercenten |

    ex 1517 | Margarine; mengsels en bereidingen, voor menselijke consumptie, van dierlijke of plantaardige vetten of oliën of van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij dit hoofdstuk, andere dan de vetten en oliën of fracties daarvan, bedoeld bij post 1516: |

    1517 10 | – margarine, andere dan vloeibare margarine: |

    1517 10 10 | – – met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten |

    1517 90 | – andere: |

    1517 90 10 | – – met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten |

    ex 1704 | Suikerwerk zonder cacao (witte chocolade daaronder begrepen): |

    ex 1704 90 | – andere, met uitzondering van zoethoutextract (drop), bevattende meer dan 10 gewichtspercenten sacharose, zonder andere toegevoegde stoffen |

    ex 1806 | Chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten, met uitzondering van louter met saccharose gezoet cacaopoeder van onderverdeling 1806 10 |

    ex 1901 | Moutextract; bereidingen voor menselijke consumptie van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutextract, geen of minder dan 40 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen; bereidingen voor menselijke consumptie van producten bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404, geen of minder dan 5 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen: |

    1901 10 00 | – bereidingen voor de voeding van kinderen, opgemaakt voor de verkoop in het klein |

    1901 20 00 | – mengsels en deeg, voor de bereiding van bakkerswaren bedoeld bij post 1905 |

    1901 90 | – andere: |

    – – andere: |

    1901 90 99 | – – – andere |

    ex 1902 | Deegwaren, ook indien gekookt of gevuld (met vlees of andere zelfstandigheden), dan wel op andere wijze bereid, zoals spaghetti, macaroni, noedels, lasagne, gnocchi, ravioli en cannelloni; koeskoes, ook indien bereid: |

    – deegwaren, niet gekookt, noch gevuld of op andere wijze bereid: |

    1902 19 | – – andere |

    1902 20 | – gevulde deegwaren (ook indien gekookt of op andere wijze bereid): |

    – – andere: |

    1902 20 91 | – – – gekookt of gebakken |

    1902 20 99 | – – – andere |

    1902 30 | – andere deegwaren |

    1902 40 | – koeskoes: |

    1902 40 90 | – – andere |

    1904 | Graanpreparaten verkregen door poffen of roosteren (bijvoorbeeld cornflakes); granen (andere dan maïs) in de vorm van korrels of in de vorm van vlokken of van andere bewerkte korrels (met uitzondering van meel, gries en griesmeel), voorgekookt of op andere wijze bereid, elders genoemd noch elders onder begrepen |

    ex1905 | Brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren, ook indien deze producten cacao bevatten; ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke producten van meel of van zetmeel: |

    1905 10 00 | Knäckebröd |

    1905 20 | – ontbijtkoek |

    – koekjes en biscuits, gezoet; wafels en wafeltjes: |

    1905 31 | – – koekjes en biscuits, gezoet |

    1905 32 | – – wafels en wafeltjes |

    1905 40 | – beschuit, geroosterd brood en dergelijke geroosterde producten |

    1905 90 | – andere: |

    – – andere: |

    (…) | (…) |

    1905 90 45 | – – – koekjes |

    1905 90 55 | – – – geëxtrudeerde en geëxpandeerde producten, gezouten of gearomatiseerd |

    – –– andere |

    1905 90 60 | – – – – gezoet |

    1905 90 90 | – – – – andere |

    ex 2004 | Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006: |

    2004 10 | – aardappelen: |

    – – andere: |

    2004 10 91 | – – – in de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken |

    ex 2005 | Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006: |

    2005 20 | – aardappelen: |

    2005 20 10 | – – in de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken |

    2105 00 | Consumptie-ijs, ook indien cacao bevattend |

    ex 2106 | Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen: |

    2106 90 | – andere: |

    – – andere: |

    2106 90 92 | – – – bevattende geen van melk afkomstige vetstoffen, sacharose, isoglucose, glucose of zetmeel, of bevattende minder dan 1,5 gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, minder dan 5 gewichtspercenten sacharose of isoglucose, minder dan 5 gewichtspercenten glucose of zetmeel |

    2106 90 98 | – – – andere |

    ex 2202 | Water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd, alsmede andere alcoholvrije dranken, andere dan de vruchten- en groentesappen bedoeld bij post 2009: |

    2202 90 | – andere: |

    – – andere, met een gehalte aan vetstoffen afkomstig van producten bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404: |

    2202 90 91 | – – – van minder dan 0,2 gewichtspercent |

    2202 90 95 | – – – van 0,2 of meer doch minder dan 2 gewichtspercenten |

    2202 90 99 | – – – van 2 of meer gewichtspercenten |

    ex 2208 | Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van minder dan 80 % vol; gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten: |

    2208 70 | – likeuren |

    2208 90 | – andere: |

    – – andere gedistilleerde dranken en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten, in verpakkingen inhoudende: |

    – – – niet meer dan 2 l: |

    – – – – andere: |

    2208 90 69 | – – – – – andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten |

    – – – meer dan 2 l: |

    2208 90 78 | – – – – andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten |

    ex 3302 | Mengsels van reukstoffen en mengsels (oplossingen in alcohol daaronder begrepen) op basis van een of meer van deze zelfstandigheden met andere stoffen, van de soort gebruikt als grondstof voor de industrie; andere bereidingen op basis van reukstoffen, van de soort gebruikt voor de vervaardiging van dranken: |

    3302 10 | – van de soort gebruikt in de voedingsmiddelen- en drankenindustrie: |

    – – van de soort gebruikt in de drankenindustrie: |

    3302 10 29 | – – – – – andere |

    3501 | Caseïne, caseïnaten en andere derivaten van caseïne; lijm van caseïne |

    ex 3502 | Albuminen (daaronder begrepen concentraten van twee of meer weiproteïnen, bevattende meer dan 80 gewichtspercenten weiproteïnen, berekend op de droge stof), albuminaten en andere derivaten van albuminen: |

    3502 20 | – lactoalbumine, concentraten van twee of meer weiproteïnen daaronder begrepen: |

    – – andere: |

    3502 20 91 | – – – gedroogd (in de vorm van bladen, schilfers, kristallen, poeder, enz.) |

    3502 20 99 | – – – andere |

    Deel V: Eieren

    GN-code | Omschrijving |

    ex 0403 10 51 tot en met ex 0403 10 99 ex 0403 90 71 tot en met ex 0403 90 99 | Karnemelk, gestremde melk en room, yoghurt, kefir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, ook indien ingedikt, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao: |

    1806 | Chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten |

    ex 1901 | Bereidingen voor menselijke consumptie van producten bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404, minder dan 5 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen |

    – deegwaren, niet gekookt, noch gevuld of op andere wijze bereid: |

    1902 11 00 | – – waarin ei is verwerkt |

    ex 1904 | Graanpreparaten verkregen door poffen of roosteren (bijvoorbeeld cornflakes); granen (andere dan maïs) in de vorm van korrels of in de vorm van vlokken of van andere bewerkte korrels (met uitzondering van meel en gries), voorgekookt of op andere wijze bereid, elders genoemd noch elders onder begrepen, die cacao bevatten |

    ex 1905 | Brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren, ook indien deze producten cacao bevatten; ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke producten van meel of van zetmeel: |

    1905 20 | -– ontbijtkoek |

    1905 31 | -– koekjes en biscuits, gezoet |

    1905 32 | -– wafels en wafeltjes |

    1905 40 | -– beschuit, geroosterd brood en dergelijke geroosterde producten |

    1905 90 | -– andere, met uitzondering van producten van de GN-codes 1905 90 10 tot en met 1905 90 30 |

    ex 2105 00 | Consumptie-ijs, indien cacao bevattend |

    2208 | Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van minder dan 80 % vol; gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten: |

    2208 70 | -– likeur |

    3502 | Albuminen (daaronder begrepen concentraten van twee of meer weiproteïnen, bevattende meer dan 80 % gewichtspercenten weiproteïnen, berekend op de droge stof), albuminaten en andere derivaten van albuminen: |

    3502 11 90 | -– -– -– andere gedroogde ovoalbumine |

    3502 19 90 | -– -– -– andere ovoalbumine |

    BIJLAGE XVIII CONCORDANTIETABELLEN als bedoeld in artikel 196

    1. Verordening (EEG) nr. 234/68

    Verordening (EEG) nr. 234/68 | Deze verordening |

    Artikel 1 | Artikel 1, lid 1, onder m) |

    Artikel 2 | Artikel 51 |

    Artikelen 3 – 5 | Artikel 109 |

    Artikel 6 | – |

    Artikel 7 | Artikel 166 |

    Artikel 8 | Deel III, hoofdstuk II, sectie I |

    Artikel 9 | Artikel 129 |

    Artikel 10, lid 1 | Artikel 123 |

    Artikel 10, lid 2 | Artikel 122 |

    Artikel 10 bis | Artikel 153 |

    Artikel 11 | Artikel 172 |

    Artikel 12 | – |

    Artikel 13 | Artikel 188 |

    Artikel 14 | Artikel 188 |

    Artikel 15 | – |

    Artikel 16 | – |

    Artikel 17 | – |

    Artikel 18 | – |

    2. Verordening (EEG) nr. 827/68

    Verordening (EEG) nr. 827/68 | Deze verordening |

    Artikel 1 | Artikel 1, lid 1, onder u) |

    Artikel 2, lid 1 | Artikel 129 |

    Artikel 2, lid 2 | Artikel 123 |

    Artikel 2, lid 3 | Artikel 122 |

    Artikel 3 | Artikel 153 |

    Artikel 4 | – |

    Artikel 5, eerste alinea | Artikel 172 |

    Artikel 5, tweede alinea | Artikel 175, lid 1 |

    Artikel 6 | Artikel 188 |

    Artikel 7 | – |

    Artikel 8 | – |

    Artikel 9 | – |

    3. Verordening (EEG) nr. 2729/75

    Verordening (EEG) nr. 2729/75 | Deze verordening |

    Artikel 1 | Artikel 143 |

    Artikel 2, lid 1 | Artikel 144 |

    Artikel 2, lid 2 | Artikel 145 |

    Artikel 3 | Artikel 146 |

    4. Verordening (EEG) nr. 2759/75

    Verordening (EEG) nr. 2759/75 | Deze verordening |

    Artikel 1 | Artikel 1, lid 1, onder q) |

    Artikel 2 | Artikel 51 |

    Artikel 3, eerste alinea, eerste streepje | Artikel 28, lid 1, onder f) |

    Artikel 3, eerste alinea, tweede streepje, en tweede en derde alinea | – |

    Artikel 4, lid 1 | Artikel 7, lid 1, onder f) |

    Artikel 4, lid 2 | Artikel 34 |

    Artikel 4, lid 5 | Artikel 39 |

    Artikel 4, lid 6, eerste streepje | Artikel 34, lid 1 |

    Artikel 4, lid 6, tweede streepje | Artikel 34, lid 2 |

    Artikel 4, lid 6, derde streepje | Artikel 40 |

    Artikel 5 | – |

    Artikel 6 | – |

    Artikel 7, lid 1 | – |

    Artikel 7(2) | Artikel 40 |

    Artikel 8, lid 1, eerste alinea | Artikel 124 en artikel 155, lid 1 |

    Artikel 8, lid 1, tweede alinea | Artikel 125 en artikel 155, lid 2 |

    Artikel 8, lid 1, derde alinea | Artikel 126, artikel 127, en artikel 155, lid 2 |

    Artikel 8, lid 2 | Artikel 128 en artikel 155, lid 3 |

    Artikel 9 | Artikel 129 |

    Artikel 10, leden 1 – 3 | Artikel 135 |

    Artikel 10, lid 4 | Artikel 137 |

    Artikel 11, leden 1 – 3 | Artikel 138 |

    Artikel 11, lid 4 | Artikel 142 |

    Artikel 12 | Artikel 179, onder b) |

    Artikel 13, lid 1 | Artikel 156, lid 1 |

    Artikel 13, lid 2 | Artikel 157 |

    Artikel 13, leden 3 en 4 | Artikel 158 |

    Artikel 13, lid 5 | Artikel 163 |

    Artikel 13, leden 6 – 10 | Artikel 160 |

    Artikel 13, lid 11 | Artikel 162 |

    Artikel 13, lid 12 | Artikel 163 |

    Artikel 14 | Artikelen 154 en 167 |

    Artikel 15, lid 1 | Artikel 123 |

    Artikel 15, lid 2 | Artikel 122 |

    Artikel 16 | Artikel 153 |

    Artikel 19 | – |

    Artikel 20, lid 1 | Artikel 41 |

    Artikel 20, leden 2 – 4 | Artikel 43 |

    Artikel 21 | Artikel 172 |

    Artikel 22 | Artikel 185 |

    Artikel 24 | Artikel 188 |

    Artikel 25 | – |

    Artikel 26 | – |

    Artikel 27 | – |

    5. Verordening (EEG) nr. 2771/75

    Verordening (EEG) nr. 2771/75 | Deze verordening |

    Artikel 1, lid 1 | Artikel 1, lid 1, onder s) |

    Artikel 1, lid 2 | Artikel 2, lid 1 |

    Artikel 2, lid 1 | Artikel 51 |

    Artikel 2, lid 2 | Artikel 109 |

    Artikel 3, lid 1, eerste alinea | Artikelen 124 en 155 |

    Artikel 3, lid 1, tweede alinea | Artikel 125 en artikel 155, lid 2 |

    Artikel 3, lid 1, derde alinea | Artikel 126, artikel 127, en artikel 155, lid 2 |

    Artikel 3, lid 2 | Artikel 128 en artikel 155, lid 3 |

    Artikel 4 | Artikel 129 |

    Artikel 5, leden 1 – 3 | Artikel 135 |

    Artikel 5, lid 4 | Artikel 137 |

    Artikel 6, leden 1 – 3 | Artikel 138 |

    Artikel 6, lid 4 | Artikelen 139 en 142 |

    Artikel 7 | Artikel 179, onder b) |

    Artikel 8, lid 1 | Artikel 156, lid 1 |

    Artikel 8, lid 2 | Artikel 157 |

    Artikel 8, leden 3 en 4 | Artikel 158 |

    Artikel 8, lid 5 | Artikel 163 |

    Artikel 8, leden 6 - 11 | Artikel 160 |

    Artikel 8, lid 12 | Artikel 162 |

    Artikel 8, lid 13 | Artikel 163 |

    Artikel 9 | Artikel 154 |

    Artikel 10, lid 1 | Artikel 123 |

    Artikel 10, lid 2 | Artikel 122 |

    Artikel 11 | Artikel 153 |

    Artikel 13 | – |

    Artikel 14, lid 1 | Artikel 41 |

    Artikel 14, leden 2 en 3 | Artikel 43 |

    Artikel 15 | Artikel 185 |

    Artikelen 16 en 17 | Artikel 188 |

    Artikel 18 | – |

    Artikel 19 | Artikel 172 |

    Artikel 20 | – |

    Artikel 21 | – |

    6. Verordening (EEG) nr. 2777/75

    Verordening (EEG) nr. 2777/75 | Deze verordening |

    Artikel 1, lid 1 | Artikel 1, lid 1, onder t) |

    Artikel 1, lid 2 | Artikel 2, lid 1 |

    Artikel 2, lid 1 | Artikel 51 |

    Artikel 2, lid 2 | Artikel 109 |

    Artikel 3, lid 1, eerste alinea | Artikelen 124 en 155 |

    Artikel 3, lid 1, tweede alinea | Artikel 125 en artikel 155, lid 2 |

    Artikel 3, lid 1, derde alinea | Artikel 126, artikel 127, en artikel 155, lid 2 |

    Artikel 3, lid 2 | Artikel 128 en artikel 155, lid 3 |

    Artikel 4 | Artikel 129 |

    Artikel 5, leden 1 – 3 | Artikel 135 |

    Artikel 5, lid 4 | Artikel 137 |

    Artikel 6, leden 1 – 3 | Artikel 138 |

    Artikel 6, lid 4 | Artikelen 139 en 142 |

    Artikel 7 | Artikel 179, onder b) |

    Artikel 8, lid 1 | Artikel 156, lid 1 |

    Artikel 8, lid 2 | Artikel 157 |

    Artikel 8, leden 3 en 4 | Artikel 158 |

    Artikel 8, lid 5 | Artikel 163 |

    Artikel 8, leden 6 – 10 | Artikel 160 |

    Artikel 8, lid 11 | Artikel 162 |

    Artikel 8, lid 12 | Artikel 163 |

    Artikel 9 | Artikelen 154 en 167 |

    Artikel 10, lid 1 | Artikel 123 |

    Artikel 10, lid 2 | Artikel 122 |

    Artikel 11 | Artikel 153 |

    Artikel 13 | – |

    Artikel 14, lid 1 | Artikel 41 |

    Artikel 14, leden 2 en3 | Artikel 43 |

    Artikel 15 | Artikel 185 |

    Artikelen 16 en 17 | Artikel 188 |

    Artikel 18 | – |

    Artikel 19 | Artikel 172 |

    Artikel 20 | – |

    Artikel 21 | – |

    7. Verordening (EEG) nr. 707/76

    Verordening (EEG) nr. 707/76 | Deze verordening |

    Artikel 1 | Artikel 117 |

    Artikelen 2 en 3 | Artikel 121 |

    8. Verordening (EEG) nr. 1055/77

    Verordening (EEG) nr. 1055/77 | Deze verordening |

    Artikel 1 | Artikel 36, leden 1 - 4 |

    Artikel 2 | Artikel 36, lid 5 |

    Artikel 3 | Artikel 36, leden 6 en 7 |

    Artikel 4 | Artikel 40 |

    Artikel 5 | Artikel 36, lid 1, tweede alinea |

    9. Verordening (EEG) nr. 2931/79

    Verordening (EEG) nr. 2931/79 | Deze verordening |

    Artikel 1 | Artikel 165 |

    10. Verordening (EEG) nr. 1898/87

    Verordening (EEG) nr. 1898/87 | Deze verordening |

    Artikel 1 | Artikel 110, lid 1, juncto bijlage X, punt I |

    Artikel 2 | Artikel 110, lid 1, juncto bijlage X, punt II |

    Artikel 3 | Artikel 110, lid 1, juncto bijlage X, punt III |

    Artikel 4, leden 1 en 3 | Artikel 110, lid 1, juncto bijlage X, punt IV |

    Artikel 4, lid 2 | Artikel 116 |

    11. Verordening (EEG) nr. 3730/87

    Verordening (EEG) nr. 3730/87 | Deze verordening |

    Artikel 1 | Artikel 24, lid 1 |

    Artikel 2 | Artikel 24, lid 2 |

    Artikel 3 | Artikel 24, lid 3 |

    Artikel 4 | Artikel 24, lid 4 |

    Artikel 5 | – |

    Artikel 6 | Artikel 40 |

    12. Verordening (EEG) nr. 2204/90

    Verordening (EEG) nr. 2204/90 | Deze verordening |

    Artikel 1, lid 1 | Artikel 114 |

    Artikel 1, lid 2 | Artikel 116, onder g) |

    Artikel 2 | Artikel 114 , juncto bijlage III, deel V, punt 2 |

    Artikel 3, lid 1 | Artikel 116, onder g), en artikel 187 |

    Artikel 3, lid 2 | Artikelen 185 en 187 |

    Artikel 4 | – |

    Artikel 5 | Artikel 116 |

    13. Verordening (EEG) nr. 2075/92

    Verordening (EEG) nr. 2075/92 | Deze verordening |

    Artikel 1 | Artikel 1, lid 1, onder n) |

    Artikel 13 | Artikel 101, leden 1 en 2 |

    Artikel 14 bis | Artikel 101, lid 3 |

    Artikel 15 | Artikel 129 |

    Artikel 16, lid 1 | Artikel 123 |

    Artikel 16, lid 2 | Artikel 122 |

    Artikel 16 bis | Artikel 153 |

    Artikel 17 | Artikel 187 |

    Artikel 18 | Artikel 172 |

    Artikel 20 | – |

    Artikel 21 | Artikel 185 |

    Artikelen 22 en 23 | Artikel 188 |

    Artikel 24 | – |

    14. Verordening (EEG) nr. 2077/92

    Verordening (EEG) nr. 2077/92 | Deze verordening |

    Artikelen 1 en 2 | Artikel 118 |

    Artikelen 3 – 6 | Artikel 121 |

    Artikel 7 | Artikel 170 |

    Artikel 8 | Artikel 171 |

    Artikel 9 | Artikel 121 |

    Artikel 10 | Artikel 120 |

    Artikelen 11 en 12 | Artikel 121 |

    15. Verordening (EEG) nr. 404/93

    Verordening (EEG) nr. 404/93 | Deze verordening |

    Artikel 1, leden 1 en 2 | Artikel 1, lid 1, onder k) |

    Artikel 1, lid 3 | Artikel 3, lid 1, onder a) |

    Artikel 2 | Artikel 109, leden 1 en 2 |

    Artikel 3 | Artikel 109, lid 3 |

    Artikel 4 | Artikelen 116 en 187 |

    Artikel 15, lid 1 | Artikel 129 |

    Artikel 15, leden 2 - 4 | Artikel 135 |

    Artikel 15, lid 5 | Artikel 137 |

    Artikel 21 | Artikel 122 |

    Artikel 22 | Artikel 123 |

    Artikel 23 | Artikel 153 |

    Artikel 24 | Artikel 172 |

    Artikel 27 | Artikel 188 |

    Artikel 28 | – |

    Artikel 29 | Artikel 185 |

    16. Verordening (EG) nr. 2991/94

    Verordening (EG) nr. 2991/94 | Deze verordening |

    Artikel 1 | Artikel 111 |

    Artikel 2 | Artikel 111, juncto bijlage XII, punt I |

    Artikel 3 | Artikel 111, juncto bijlage XII, punt II |

    Artikel 4 | Artikel 111, juncto bijlage XII, punt III.1 |

    Artikel 5 | Artikel 111, juncto bijlage XII, punten III.2 en III.3 |

    Artikel 6 | Artikel 111, juncto bijlage XII, punt IV |

    Artikel 7 | Artikel 111, juncto bijlage XII, punt V |

    Artikel 8 | Artikel 116 |

    Artikel 9 | – |

    Artikel 10 | Artikel 111, juncto bijlage XII, punt VI |

    17. Verordening (EG) nr. 2200/96

    Verordening (EG) nr. 2200/96 | Deze verordening |

    Artikel 1, leden 1 en 2 | Artikel 1, lid 1, onder i) |

    Artikel 1, lid 3 | Artikel 3, lid 2 |

    Artikel 43 | Artikel 172 |

    Artikel 44 | Artikel 185 |

    Artikel 46 | Artikel 188 |

    Artikel 47 | – |

    Artikel 48 | – |

    Artikel 52 | Artikel 183 |

    18. Verordening (EG) nr. 2201/96

    Verordening (EG) nr. 2201/96 | Deze verordening |

    Artikel 1, leden 1 en 2 | Artikel 1, lid 1, onder j) |

    Artikel 1, lid 3 | Artikel 3, lid 2 |

    Artikel 23 | Artikel 172 |

    Artikel 26 | – |

    Artikel 27 | Artikel 185 |

    Artikel 29 | Artikel 188 |

    Artikel 30 | – |

    19. Verordening (EG) nr. 2597/97

    Verordening (EG) nr. 2597/97 | Deze verordening |

    Artikel 1, lid 1 | Artikel 110, lid 2 |

    Artikel 1, lid 2 | Artikel 110, lid 2, juncto bijlage XI, punt I |

    Artikel 2 | Artikel 110, lid 2, juncto bijlage XI, punt II |

    Artikel 3 | Artikel 110, lid 2, juncto bijlage XI, punten III.1 en III.2 |

    Artikel 4 | Artikel 110, lid 2, juncto bijlage XI, punt III.3 |

    Artikel 5 | Artikel 110, lid 2, juncto bijlage XI, punt IV |

    Artikel 6 | Artikel 110, lid 2, juncto bijlage XI, punt V |

    Artikel 7, lid 1 | Artikel 110, lid 2, juncto bijlage XI, punt VI |

    Artikel 7, lid 2 | Artikel 116 |

    20. Verordening (EG) nr. 1254/1999

    Verordening (EG) nr. 1254/1999 | Deze verordening |

    Artikel 1, lid 1 | Artikel 1, lid 1, onder o) |

    Artikel 1, lid 2 | Artikel 2, lid 1 |

    Artikel 2 | Artikel 51 |

    Artikel 26, lid 1 | Artikel 31 |

    Artikel 26, lid 2 | Artikel 7, lid 1, onder d) |

    Artikel 26, lid 3 | Artikel 28, lid 1, onder c) |

    Artikel 26, lid 4 | Artikel 7, lid 2 |

    Artikel 26, lid 5 | Artikel 40 |

    Artikel 27, lid 1 | Artikel 6, artikel 9, onder d), artikel 13, en artikel 40, onder a) |

    Artikel 27, lid 2 | Artikel 19, lid 2 |

    Artikel 27, lid 3 | Artikel 19, lid 1, artikel 37, en artikel 40, onder d) |

    Artikel 27, lid 4 | Artikel 40 |

    Artikel 27, lid 5 | Artikel 189, tweede alinea, onder (a) |

    Artikel 28 | Artikel 22 en artikel 40, onder d) |

    Artikel 29, lid 1, eerste alinea | Artikel 124 |

    Artikel 29, lid 1, tweede alinea | Artikelen 124 en 155 |

    Artikel 29, lid 1, derde alinea | Artikel 125 en artikel 155, lid 2 |

    Artikel 29, lid 1, vierde alinea | Artikel 126, artikel 127, en artikel 155, lid 2 |

    Artikel 29, lid 2 | Artikel 128 en artikel 155, lid 3 |

    Artikel 30 | Artikel 129 |

    Artikel 31 | Artikel 135 |

    Artikel 32, lid 1, eerste alinea, en leden 2 en 3 | Artikel 138 |

    Artikel 32, lid 1, tweede alinea | Artikel 140, lid 1 |

    Artikel 32, lid 4 | Artikel 142 |

    Artikel 33, lid 1 | Artikel 156, lid 1 |

    Artikel 33, lid 2 | Artikel 157 |

    Artikel 33, leden 3 en 4 | Artikel 158 |

    Artikel 33, lid 5 | Artikel 163 |

    Artikel 33, leden 6 – 9, eerste alinea | Artikel 160 |

    Artikel 33, lid 9, tweede alinea | Artikel 161 |

    Artikel 33, lid 10 | Artikel 160, lid 7 |

    Artikel 33, lid 11 | Artikel 162 |

    Artikel 33, lid 12 | Artikel 163 |

    Artikel 34 | Artikelen 154 en 167 |

    Artikel 35, lid 1 | Artikel 123 |

    Artikel 35, lid 2 | Artikel 122 |

    Artikel 36 | Artikel 153 |

    Artikel 37 | Artikel 39 |

    Artikel 38 | Artikel 179, onder a) |

    Artikel 39, lid 1 | Artikel 41 |

    Artikel 39, leden 2 - 4 | Artikel 43 |

    Artikel 40 | Artikel 172 |

    Artikel 41 | Artikel 185 |

    Artikelen 42 en 43 | Artikel 188 |

    Artikel 44 | – |

    Artikel 45 | Artikel 183 |

    Artikelen 46 – 49 | – |

    Artikel 50, eerste streepje | – |

    Artikel 50, tweede streepje | Artikel 184 |

    21. Verordening (EG) nr. 1255/1999

    Verordening (EG) nr. 1255/1999 | Deze verordening |

    Artikel 1 | Artikel 1, lid 1, onder p) |

    Artikel 2 | Artikel 3, lid 1, onder c) v) |

    Artikel 3, lid 1 | Artikel 7, lid 1, onder e) |

    Artikel 3, lid 2 | Artikel 7, lid 2 |

    Artikel 5 | – |

    Artikel 6, lid 1, eerste alinea | Artikel 14, lid 1 |

    Artikel 6, lid 1, tweede en derde alinea | Artikel 14, lid 2, tweede alinea |

    Artikel 6, lid 1, vierde alinea | Artikel 14, lid 2, eerste alinea |

    Artikel 6, lid 2, eerste alinea, onder a), eerste streepje | Artikel 9, onder e) |

    Artikel 6, lid 2, eerste alinea, onder a), tweede en derde streepje, en onder b) | Artikel 9, juncto artikel 40, onder a) |

    Artikel 6, lid 2, tweede en derde alinea | Artikel 9, juncto artikel 40, onder a) |

    Artikel 6, lid 3, eerste alinea | Artikel 25, onder a) |

    Artikel 6, lid 3, tweede en derde alinea | Artikel 26 |

    Artikel 6, lid 3, vierde alinea | Artikel 40, onder c) i) |

    Artikel 6, lid 3, vijfde alinea | Artikel 40, onder c) iii) |

    Artikel 6, lid 4, eerste en tweede alinea, eerste zin | Artikel 22 en artikel 40, onder d) |

    Artikel 6, lid 4, tweede alinea, tweede zin | Artikel 40, onder c) iii) |

    Artikel 6, lid 5 | – |

    Artikel 6, lid 6 | Artikel 5, lid 2, onder b) en (d) |

    Artikel 7, lid 1, eerste alinea | Artikel 9, onder f), artikel 15, eerste alinea, en artikel 40, onder a) |

    Artikel 7, lid 1, tweede alinea | Artikel 21, tweede alinea |

    Artikel 7, lid 1, derde alinea | Artikel 21, eerste alinea, en artikel 40, onder a) |

    Artikel 7, lid 1, vierde alinea | Artikel 38 en artikel 40, onder i) |

    Artikel 7, lid 2 | Artikel 15, tweede alinea |

    Artikel 7, lid 3, eerste alinea | Artikel 28, lid 1, onder d), artikel 32, en artikel 40, onder a) |

    Artikel 7, lid 3, tweede alinea | Artikel 28, lid 2 |

    Artikel 7, lid 3, derde alinea | Artikel 40, onder c) i) en iii) |

    Artikel 7, lid 4 | Artikel 22 en artikel 40, onder d) |

    Artikel 7, lid 5 | Artikel 5, lid 2, onder c) |

    Artikel 8, lid 1 | Artikel 25, onder b) |

    Artikel 8, leden 2 en 3 | Artikel 27 en artikel 40, onder c) i) en iii) |

    Artikel 9, lid 1 | Artikel 28, lid 1, onder e), en artikel 33, lid 1 |

    Artikel 9, lid 2 | Artikel 28, lid 2 |

    Artikel 9, lid 3 | Artikel 40, onder c) iii) |

    Artikel 9, lid 4 | Artikel 33, lid 2 |

    Artikel 10, onder a) | Artikel 14, lid 3 en artikel 40 |

    Artikel 10, onder b) | Artikel 26, tweede alinea, artikel 27, eerste alinea, en artikel 28, lid 2 |

    Artikel 10, onder c) | Artikel 40 |

    Artikel 11 | Artikel 96 |

    Artikel 12 | Artikel 97 |

    Artikel 13 | Artikel 98 |

    Artikel 14 | Artikel 99 |

    Artikel 15 | Artikelen 96 – 99 |

    Artikel 26, lid 1 | Artikelen 124 en 155 |

    Artikel 26, lid 2, eerste alinea | Artikel 125 en artikel 155, lid 2 |

    Artikel 26, lid 2, tweede alinea | Artikel 126, artikel 127, en artikel 155, lid 2 |

    Artikel 26, lid 3 | Artikel 128 en artikel 155, lid 3 |

    Artikel 27 | Artikel 129 |

    Artikel 28 | Artikel 135 |

    Artikel 29, leden 1 - 3 | Artikel 138 |

    Artikel 29, lid 4 | Artikelen 139 en 142 |

    Artikel 30 | Artikel 164 |

    Artikel 31, lid 1 | Artikel 156, leden 1 en 2 |

    Artikel 31, lid 2 | Artikel 157 |

    Artikel 31, leden 3 en 4 | Artikel 158 |

    Artikel 31, lid 5 | Artikel 163 |

    Artikel 31, leden 6 - 12 | Artikel 160 |

    Artikel 31, lid 13 | Artikel 162 |

    Artikel 31, lid 14 | Artikel 163 |

    Artikel 32 | Artikel 154 |

    Artikel 33, lid 1 | Artikel 123 |

    Artikel 33, lid 2 | Artikel 122 |

    Artikel 34 | Artikel 180 |

    Artikel 35 | Artikel 153 |

    Artikel 36, lid 1 | Artikel 41 |

    Artikel 36, leden 2 - 4 | Artikel 43 |

    Artikel 37 | Artikel 172 |

    Artikel 38 | Artikel 173 |

    Artikel 39 | Artikel 176 |

    Artikel 40 | Artikel 185 |

    Artikelen 41 en 42 | Artikel 188 |

    Artikel 43 | – |

    Artikel 44 | – |

    Artikel 45 | Artikel 183 |

    Artikel 46 | – |

    Artikel 47, eerste streepje | – |

    Artikel 47, tweede streepje | Artikel 184 |

    22. Verordening (EG) nr. 2250/1999

    Verordening (EG) nr. 2250/1999 | Deze verordening |

    Artikel 1 | Artikel 2, lid 1, juncto bijlage III, deel V, punt I.1 |

    23. Verordening (EG) nr. 1493/1999

    Verordening (EG) nr. 1493/1999 | Deze verordening |

    Artikel 1, leden 1 en 2 | Artikel 1, lid 1, onder l) |

    Artikel 1, lid 4 | Artikel 3, lid 1, onder d) |

    Artikel 71, lid 1 | Artikel 172 |

    Artikel 71, lid 2 | Artikel 174 |

    Artikel 73 | Artikel 185 |

    Artikelen 74 en 75 | Artikel 188 |

    Artikel 76 | – |

    Artikel 77 | – |

    24. Verordening (EG) nr. 1673/2000

    Verordening (EG) nr. 1673/2000 | Deze verordening |

    Artikel 1, lid 1 | Artikel 1, lid 1, onder h) |

    Artikel 1, lid 2, onder a) | Artikel 2, lid 2, onder a) |

    Artikel 1, lid 2, onder b) | Artikel 88, lid 2 |

    Artikel 1, lid 3 | – |

    Artikel 2, lid 1 | Artikel 88, lid 1 |

    Artikel 2, lid 2 | Artikel 186 |

    Artikel 2, leden 3 en 4 | Artikel 89 |

    Artikel 2, lid 5 | Artikel 90 |

    Artikel 3, leden 1 en 3 | Artikel 91 |

    Artikel 3, leden 2, 4 en 5 | – |

    Artikel 4 | – |

    Artikel 5 | Artikel 151 |

    Artikel 6 | Artikel 122 |

    Artikel 7 | Artikel 153 |

    Artikel 8 | Artikel 172 |

    Artikel 9, eerste alinea | Artikel 92 |

    Artikel 9, tweede alinea | Artikel 187 |

    Artikel 10 | Artikel 188 |

    Artikel 11 | Artikel 183 |

    Artikel 12 | – |

    Artikel 13 | – |

    Artikel 14, eerste streepje | – |

    Artikel 14, tweede streepje | Artikel 184 |

    Artikel 15 | – |

    25. Verordening (EG) nr. 2529/2001

    Verordening (EG) nr. 2529/2001 | Deze verordening |

    Artikel 1 | Artikel 1, lid 1, onder r) |

    Artikel 2 | Artikel 51 |

    Artikel 12 | Artikel 28, lid 1, onder g), en artikel 35 |

    Artikel 13, lid 1, eerste alinea | Artikelen 124 en 155 |

    Artikel 13, lid 1, tweede alinea | Artikel 126 en artikel 155, lid 2 |

    Artikel 13, lid 1, derde alinea | Artikel 125 en artikel 155, lid 2 |

    Artikel 13, lid 1, vierde alinea | Artikel 127 en artikel 155, lid 2 |

    Artikel 13, lid 2 | Artikel 128 en artikel 155, lid 3 |

    Artikel 14 | Artikel 129 |

    Artikel 15 | Artikel 135 |

    Artikel 16, leden 1 - 3 | Artikel 138 |

    Artikel 16, lid 4, onder a) en b) | Artikel 139 |

    Artikel 16, lid 4, onder c) - e) | Artikel 142 |

    Artikel 17 | Artikelen 154 en 167 |

    Artikel 18, lid 1 | Artikel 122 |

    Artikel 18, lid 2 | Artikel 121 |

    Artikel 19 | Artikel 153 |

    Artikel 20 | Artikel 39 |

    Artikel 21 | Artikel 179, onder a) |

    Artikel 22, lid 1 | Artikel 41 |

    Artikel 22, leden 2 - 4 | Artikel 43 |

    Artikel 23 | Artikel 172 |

    Artikel 24 | Artikel 185 |

    Artikel 25 | Artikel 188 |

    Artikel 26 | Artikel 184 |

    Artikel 27 | Artikel 183 |

    Artikel 28 | – |

    Artikel 29 | – |

    Artikel 30 | – |

    26. Verordening (EG) nr. 670/2003

    Verordening (EG) nr. 670/2003 | Deze verordening |

    Artikel 1 | Artikel 1, lid 3, onder a) |

    Artikel 2 | Artikel 115 |

    Artikel 3 | Artikel 182 |

    Artikel 4, lid 1 | Artikelen 124 en 155 |

    Artikel 4, lid 2 | Artikel 125, artikel 126, en artikel 155, lid 2 |

    Artikel 4, lid 3 | Artikel 127 en artikel 155, lid 2 |

    Artikel 4, lid 4 | Artikel 128 en artikel 155, lid 3 |

    Artikel 5 | Artikel 129 |

    Artikel 6, leden 1 - 3 | Artikel 138 |

    Artikel 6, lid 4 | Artikelen 139 en 142 |

    Artikel 7 | Artikel 154 |

    Artikel 8, lid 1 | Artikel 123 |

    Artikel 8, lid 2 | Artikel 122 |

    Artikel 9 | Artikel 153 |

    Artikel 10, lid 1 | Artikel 172 |

    Artikel 10, leden 2 en 3 | Artikel 175, lid 4 |

    Artikel 11 | Artikel 185 |

    Artikel 12 | Artikel 188 |

    Artikel 13 | – |

    Artikel 14 | – |

    Artikel 15, onder a) | – |

    Artikel 15, onder b) | Artikel 184 |

    27. Verordening (EG) nr. 1784/2003

    Verordening (EG) nr. 1784/2003 | Deze verordening |

    Artikel 1 | Artikel 1, lid 1, onder a) |

    Artikel 2 | Artikel 3, lid 1, onder c) i) |

    Artikel 3 | – |

    Artikel 4, lid 1 | Artikel 7, lid 1, onder a) |

    Artikel 4, lid 2 | Artikel 40, onder a) |

    Artikel 4, lid 3 | Artikel 7, lid 1, onder a) |

    Artikel 4, lid 4 | Artikel 7, lid 2 |

    Artikel 5, lid 1 | Artikel 5, lid 2, onder a), artikel 9, onder a), en artikel 40, onder a) |

    Artikel 5, lid 2 | Artikel 10 |

    Artikel 5, lid 3 | Artikel 16 |

    Artikel 6, onder a) | Artikel 38 en artikel 40, onder i) |

    Artikel 6, onder b) | Artikel 40, onder a) |

    Artikel 6, onder c) | Artikel 40, onder b) |

    Artikel 6, onder d) | Artikel 40, onder c) |

    Artikel 6, onder e) | Artikel 40, onder d) |

    Artikel 7 | Artikel 44 |

    Artikel 8, leden 1 en 2 | Artikel 93 |

    Artikel 8, lid 3 | Artikel 95 |

    Artikel 9, lid 1, eerste alinea | Artikelen 124 en 155 |

    Artikel 9, lid 1, tweede alinea | Artikel 125 en artikel 155, lid 2 |

    Artikel 9, lid 1, derde alinea | Artikel 126, artikel 127, en artikel 155, lid 2 |

    Artikel 9, lid 2 | Artikel 128 en artikel 155, lid 3 |

    Artikel 10, lid 1 | Artikel 129 |

    Artikel 10, leden 2 en 3 | Artikel 130 |

    Artikel 10, lid 4 | Artikel 137 |

    Artikel 11 | Artikel 135 |

    Artikel 12, leden 1 - 3 | Artikel 138 |

    Artikel 12, lid 4, eerste alinea | Artikelen 139 en 142 |

    Artikel 12, lid 4, tweede alinea | Artikel 140, lid 2 |

    Artikel 13, lid 1 | Artikel 156, leden 1 en 2 |

    Artikel 13, lid 2 | Artikel 157 |

    Artikel 13, lid 3 | Artikel 158 |

    Artikel 14 | Artikel 160 |

    Artikel 15, leden 1 en 3 | Artikel 159 |

    Artikel 15, lid 2 | Artikel 158, lid 4 |

    Artikel 15, lid 4 | Artikel 158, lid 2, en artikel 163 |

    Artikel 16 | Artikels 156, lid 3 |

    Artikel 17 | Artikel 162 |

    Artikel 18 | Artikel 163 |

    Artikel 19 | Artikelen 154 en 167 |

    Artikel 20, lid 1 | Artikel 123 |

    Artikel 20, lid 2 | Artikel 122 |

    Artikel 21 | Artikel 180 |

    Artikel 22 | Artikel 153 |

    Artikel 23 | Artikel 172 |

    Artikel 24 | Artikel 185 |

    Artikel 25 | Artikel 188 |

    Artikel 26 | – |

    Artikel 27 | Artikel 184 |

    Artikel 28 | Artikel 183 |

    Artikel 29 | – |

    Artikel 30 | – |

    28. Verordening (EG) nr. 1785/2003

    Verordening (EG) nr. 1785/2003 | Deze verordening |

    Artikel 1 | Artikel 1, lid 1, onder b) |

    Artikel 2, lid 1 | Artikel 2, lid 1 |

    Artikel 2, lid 2 | Artikel 4 |

    Artikel 3 | Artikel 3, lid 1, onder e) |

    Artikel 4 | – |

    Artikel 6, lid 1 | Artikel 7, lid 1, onder b) |

    Artikel 6, lid 2, eerste zin | Artikel 40, onder a) |

    Artikel 6, lid 2, tweede en derde zin | Artikel 38 en artikel 40, onder i) |

    Artikel 6, lid 3 | Artikel 40, onder a) en i) |

    Artikel 7, lid 1 | Artikel 9, onder b), en artikel 11 |

    Artikel 7, lid 2 | Artikel 17 en artikel 40, onder b) |

    Artikel 7, lid 3 | Artikel 22 en artikel 40, onder d) |

    Artikel 7, leden 4 en 5 | Artikel 40 |

    Artikel 8 | Artikel 45 |

    Artikel 9 | Artikel 185 |

    Artikel 10, lid 1, eerste alinea | Artikelen 124 en 155 |

    Artikel 10, lid 1, tweede alinea | Artikel 125 en artikel 155, lid 2 |

    Artikel 10, lid 1, derde alinea | Artikel 126, artikel 127, en artikel 155, lid 2 |

    Artikel 10, lid 1 bis | Artikel 124 |

    Artikel 10, lid 2 | Artikel 128 en artikel 155, lid 3 |

    Artikel 11, lid 1 | Artikel 129 |

    Artikel 11, lid 4 | Artikel 137 |

    Artikel 11 bis | Artikel 131 |

    Artikel 11 ter | Artikel 132 |

    Artikel 11 quater | Artikel 133 |

    Artikel 11 quinquies | Artikel 134 |

    Artikel 12 | Artikel 135 |

    Artikel 13, leden 1 - 3 | Artikel 138 |

    Artikel 13, lid 4 | Artikel 142 |

    Artikel 14, lid 1 | Artikel 156, leden 1 en 2 |

    Artikel 14, lid 2 | Artikel 157 |

    Artikel 14, leden 3 en 4 | Artikel 158 |

    Artikel 15 | Artikel 160 |

    Artikel 16 | Artikel 158, lid 4 |

    Artikel 17, lid 1, eerste alinea, onder a) | Artikel 160, lid 7 |

    Artikel 17, lid 1, eerste alinea, onder b) en c) | Artikel 160, lid 6 |

    Artikel 17, lid 1, tweede alinea | Artikel 163 |

    Artikel 17, lid 2 | Artikel 160, lid 7 |

    Artikel 18 | Artikel 162 |

    Artikel 19 | Artikel 163 |

    Artikel 20 | Artikelen 154 en 167 |

    Artikel 21, lid 1 | Artikel 123 |

    Artikel 21, lid 2 | Artikel 122 |

    Artikel 22 | Artikel 180 |

    Artikel 23 | Artikel 153 |

    Artikel 24 | Artikel 172 |

    Artikel 25 | Artikel 185 |

    Artikel 26 | Artikel 188 |

    Artikel 27 | – |

    Artikel 28 | Artikel 184 |

    Artikel 29 | Artikel 183 |

    Artikel 30 | – |

    Artikel 31 | – |

    Artikel 32 | – |

    29. Verordening (EG) nr. 1786/2003

    Verordening (EG) nr. 1786/2003 | Deze verordening |

    Artikel 1 | Artikel 1, lid 1, onder d) |

    Artikel 2 | Artikel 3, lid 1, onder b) i) |

    Artikel 3 | – |

    Artikel 4, lid 1 | Artikel 83, lid 1 |

    Artikel 4, lid 2 | Artikel 85, lid 1 |

    Artikel 5 | Artikel 86 |

    Artikel 6 | Artikel 85, lid 2 |

    Artikel 7 | Artikel 84 |

    Artikel 8 | Artikel 185 |

    Artikel 9, eerste alinea | Artikel 83, lid 2 |

    Artikel 9, tweede alinea | Artikel 87, onder i) |

    Artikel 10, onder a) en b) | Artikel 87, onder b) |

    Artikel 10, onder c) | Artikel 83, lid 1, onder a), en artikel 87, onder e) |

    Artikel 11 | Artikel 87, onder a) |

    Artikel 12 | Artikel 87, onder g) |

    Artikel 13 | Artikel 187 |

    Artikel 14 | Artikel 129 |

    Artikel 15, lid 1 | Artikel 123 |

    Artikel 15, lid 2 | Artikel 122 |

    Artikel 16 | Artikel 153 |

    Artikel 17 | Artikel 172 |

    Artikel 18 | Artikel 188 |

    Artikel 19 | – |

    Artikel 20, onder a) | Artikel 87 |

    Artikel 20, onder b) | Artikel 187 |

    Artikel 20, onder c) | Artikel 87, onder c) |

    Artikel 20, onder d) | Artikel 87, onder f) |

    Artikel 20, onder e) | Artikel 87, onder d) |

    Artikel 20, onder f) | Artikel 187 |

    Artikel 20, onder g) | Artikel 87, onder g) |

    Artikel 20, onder h) | Artikel 87, onder h) |

    Artikel 21 | – |

    Artikel 22 | Artikel 185 |

    Artikel 23 | Artikel 177, lid 1 |

    Artikel 24 | Artikel 183 |

    Artikel 25 | – |

    30. Verordening (EG) nr. 1788/2003

    Verordening (EG) nr. 1788/2003 | Deze verordening |

    Artikel 1 | Artikel 63 en artikel 75, lid 1, eerste alinea |

    Artikel 2 | Artikel 75, lid 1, tweede alinea |

    Artikel 3 | Artikel 75, leden 2 - 4 |

    Artikel 4 | Artikel 76 |

    Artikel 5 | Artikel 62 |

    Artikel 6 | Artikel 64 |

    Artikel 7 | Artikel 65 |

    Artikel 8 | Artikel 66 |

    Artikel 9 | Artikel 67 |

    Artikel 10 | Artikel 77 |

    Artikel 11 | Artikel 78 |

    Artikel 12 | Artikel 80 |

    Artikel 13 | Artikel 81 |

    Artikel 14 | Artikel 68 |

    Artikel 15 | Artikel 69 |

    Artikel 16 | Artikel 70 |

    Artikel 17 | Artikel 71 |

    Artikel 18 | Artikel 72 |

    Artikel 19 | Artikel 73 |

    Artikel 20 | Artikel 74 |

    Artikel 21 | Artikel 79 |

    Artikel 22 | – |

    Artikel 23 | Artikel 188 |

    Artikel 24 | Artikel 82 |

    Artikel 25 | – |

    Artikel 26 | – |

    31. Verordening (EG) nr. 797/2004

    Verordening (EG) nr. 797/2004 | Deze verordening |

    Artikel 1, lid l | Artikel 102, lid 1 |

    Artikel 1, lid 2 | Artikel 1, lid 3, onder b) |

    Artikel 1, lid 3, eerste alinea, eerste zin | Artikel 172 |

    Artikel 1, lid 3, eerste alinea, tweede zin, en lid 3, tweede alinea | Artikel 102, lid 2 |

    Artikel 2 | Artikel 103 |

    Artikel 3 | Artikel 104 |

    Artikel 4, lid 1 | Artikel 183 |

    Artikel 4, leden 2 en 3 | Artikel 105 |

    Artikel 5 | Artikel 106 |

    Artikel 6 | Artikel 188 |

    Artikel 7 | Artikel 177, lid 2 |

    Artikel 8 | – |

    32. Verordening (EG) nr. 865/2004

    Verordening (EG) nr. 865/2004 | Deze verordening |

    Artikel 1 | Artikel 1, lid 1, onder g) |

    Artikel 2 | Artikel 3, lid 1, onder c) |

    Artikel 3 | – |

    Artikel 4 | Artikel 113 |

    Artikel 5, lid 1 | Artikel 109 |

    Artikel 5, lid 2 | Artikel 187 |

    Artikel 5, lid 3 | Artikel 116, onder f) |

    Artikel 6 | Artikelen 28 en 30 |

    Artikel 7, lid 1 | Artikel 119 |

    Artikel 7, lid 2 | Artikel 118 |

    Artikel 8 | Artikel 100 |

    Artikel 9, onder a) | Artikel 121 |

    Artikel 9, onder b) en c) | Artikel 100, lid 2, derde alinea |

    Artikel 9, onder d) | Artikel 187 |

    Artikel 9, onder e) | Artikel 121 |

    Artikel 10, lid 1, eerste alinea | Artikel 124 |

    Artikel 10, lid 1, tweede alinea | Artikel 125 |

    Artikel 10, lid 2 | Artikelen 126 en 127 |

    Artikel 10, lid 3 | Artikel 155 |

    Artikel 10, lid 4 | Artikel 128 en artikel 155, lid 3 |

    Artikel 11, lid 1 | Artikel 129 |

    Artikel 11, lid 2 | Artikel 179, onder b) |

    Artikel 12, lid 1 | Artikel 123 |

    Artikel 12, lid 2 | Artikel 122 |

    Artikel 13 | Artikel 154 |

    Artikel 14 | Artikel 153 |

    Artikel 15 | Artikel 172 |

    Artikel 16 | – |

    Artikel 17 | Artikel 185 |

    Artikel 18 | Artikel 188 |

    Artikel 19 | Artikel 184 |

    Artikel 20 | Artikel 183 |

    Artikel 24 | – |

    Artikel 25 | – |

    33. Verordening (EG) nr. 1947/2005

    Verordening (EG) nr. 1947/2005 | Deze verordening |

    Artikel 1 | Artikel 1, lid 1, onder e) |

    Artikel 2 | Artikel 3, lid 1, onder c) |

    Artikel 3 | – |

    Artikel 4, lid 1 | Artikel 124 |

    Artikel 4, lid 2 | Artikel 125 |

    Artikel 4, lid 3 | Artikelen 126 en 127 |

    Artikel 5 | Artikel 129 |

    Artikel 6, lid 1 | Artikel 123 |

    Artikel 6, lid 2 | Artikel 122 |

    Artikel 7 | Artikel 153 |

    Artikel 8, lid 1 | Artikel 172 |

    Artikel 8, lid 2 | Artikel 175, lid 2 |

    Artikel 9 | Artikel 185 |

    Artikel 10 | Artikel 188 |

    Artikel 11 | Artikel 128 en artikel 155, lid 3 |

    Artikel 12 | – |

    34. Verordening (EG) nr. 1952/2005

    Verordening (EG) nr. 1952/2005 | Deze verordening |

    Artikel 1 | Artikel 1, lid 1, onder f) |

    Artikel 2 | Artikel 2, lid 1 |

    Artikel 3 | – |

    Artikel 4 | Artikel 112, leden 1 - 3 |

    Artikel 5 | Artikel 112, leden 4 en 5 |

    Artikel 6 | Artikel 117 |

    Artikel 7 | Artikel 121 |

    Artikel 8 | Artikel 129 |

    Artikel 9 | Artikel 152 |

    Artikel 10, lid 1 | Artikel 123 |

    Artikel 10, lid 2 | Artikel 122 |

    Artikel 11 | Artikel 153 |

    Artikel 12 | Artikel 172 |

    Artikel 13 | – |

    Artikel 14 | Artikel 178, leden 1 - 3 |

    Artikel 15 | Artikel 185 |

    Artikel 16 | Artikel 188 |

    Artikel 17, eerste streepje | Artikel 116, onder e) |

    Artikel 17, tweede streepje | Artikel 121 |

    Artikel 17, derde streepje | Artikel 121 |

    Artikel 17, vierde streepje | Artikel 178, lid 4 |

    Artikel 17, vijfde streepje | Artikel 185 |

    Artikel 18 | – |

    Artikel 19 | – |

    35. Verordening (EG) nr. 318/2006

    Verordening (EG) nr. 318/2006 | Deze verordening |

    Artikel 1, lid 1 | Artikel 1, lid 1, onder c) |

    Artikel 1, lid 2 | Artikel 3, lid 1, onder f) |

    Artikel 2 | Artikel 2, lid 1 |

    Artikel 3 | Artikel 7, lid 1, onder c) |

    Artikel 4 | Artikel 8 |

    Artikel 5 | Artikel 46 |

    Artikel 6 | Artikel 47 |

    Artikel 7 | Artikel 53 |

    Artikel 8 | – |

    Artikel 9 | Artikel 55 |

    Artikel 10 | Artikel 56 |

    Artikel 11 | Artikel 57 |

    Artikel 12 | Artikel 58 |

    Artikel 13 | Artikel 59 |

    Artikel 14 | Artikel 60 |

    Artikel 15 | Artikel 61 |

    Artikel 16 | Artikel 48 |

    Artikel 17 | Artikel 54 |

    Artikel 18, lid 1 | Artikel 28, onder a) en artikel 29, lid 1 |

    Artikel 18, lid 2, eerste alinea, eerste streepje | Artikel 9, onder c) en artikel 12, lid 1 |

    Artikel 18, lid 2, eerste alinea, tweede streepje | Artikel 40, onder c) i) |

    Artikel 18, lid 2, tweede alinea | Artikel 18 |

    Artikel 18, lid 3 | Artikel 23 |

    Artikel 19 | Artikel 49 |

    Artikel 20 | Artikel 12, lid 2, artikel 29, lid 2, artikel 49, lid 5, en artikel 60, lid 5 |

    Artikel 21 | Artikel 123 |

    Artikel 22 | Artikel 122 |

    Artikel 23, lid 1 | Artikelen 124 en 155 |

    Artikel 23, lid 2 | Artikel 125 en artikel 155, lid 2 |

    Artikel 23, lid 3 | Artikel 126, artikel 127 en artikel 155, lid 2 |

    Artikel 23, lid 4 | Artikel 128 en artikel 155, lid 3 |

    Artikel 24 | Artikel 154 |

    Artikel 25 | Artikel 153 |

    Artikel 26, lid 1 | Artikel 129 |

    Artikel 26, lid 2 | Artikel 179, onder a), en artikel 180 |

    Artikel 26, lid 3 | Artikel 136 |

    Artikel 27 | Artikel 135 |

    Artikel 28 | Artikel 138 |

    Artikel 29 | Artikel 147 |

    Artikel 30 | Artikel 148 |

    Artikel 31 | Artikel 149 |

    Artikel 32 | Artikel 156, leden 1 en 2 |

    Artikel 33, lid 1 | Artikel 157 |

    Artikel 33, lid 2 | Artikel 158 |

    Artikel 33, leden 3 en 4 | Artikel 160 |

    Artikel 34 | Artikel 162 |

    Artikel 35 | Artikelen 180 en 181 |

    Artikel 36, lid 1 | Artikel 172 |

    Artikel 36, leden 2 - 4 | Artikel 175, lid 3 |

    Artikel 37 | Artikel 179, onder a), en artikel 181 |

    Artikel 38 | Artikel 185 |

    Artikel 39 | Artikel 188 |

    Artikel 40, lid 1, onder a) | Artikel 40, onder b), en artikel 46, lid 3, tweede alinea |

    Artikel 40, lid 1, onder b) en c) | Artikel 82 |

    Artikel 40, lid 1, onder d) | Artikelen 50, 82 en 185 |

    Artikel 40, lid 1, onder e) | Artikel 137, artikel 138, lid 1, artikel 139, en artikel 142 |

    Artikel 40, lid 1, onder f) | Artikel 185, lid 2 |

    Artikel 40, lid 1, onder g) | Artikelen 163 en 180 |

    Artikel 40, lid 2, onder a) | Artikel 50, onder a) |

    Artikel 40, lid 2, onder b) | Artikel 7, lid 1, onder c), tweede alinea, artikel 46, lid 2, en artikel 47, lid 1 |

    Artikel 40, lid 2, onder c) | Artikel 82, onder d) |

    Artikel 40, lid 2, onder d) | Artikel 40, artikel 50, onder b) en c), en artikel 82, onder b) |

    Artikel 40, lid 2, onder e) | Artikelen 124 en 155 |

    Artikel 40, lid 2, onder f) | Artikel 4, tweede alinea, en artikel 150 |

    Artikel 40, lid 2, onder g) | Artikel 179, onder a), en artikel 181 |

    Artikel 41 | – |

    Artikel 42 | Artikel 184 |

    Artikel 43 | Artikel 183 |

    Artikel 44 | – |

    Artikel 45 | – |

    36. Verordening (EG) nr. 1184/2006

    Verordening (EG) nr. 1184/2006 | Deze verordening |

    Artikel 1 | Artikel 168 |

    Artikel 2 | Artikel 169 |

    Artikel 3 | – |

    37. Verordening (EG) nr. 1544/2006

    Verordening (EG) nr. 1544/2006 | Deze verordening |

    Artikel 1 | Artikel 107 |

    Artikel 2 | Artikelen 108, 185 en 187 |

    Artikel 3 | Artikel 3, lid 1, onder b) ii) |

    Artikel 4 | Artikel 188 |

    Artikel 5 | Artikel 183 |

    Artikel 6 | – |

    [1] COM(2005) 509 def.

    [2] COM(2005) 535 def.

    [3] PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.

    [4] De steunregeling voor katoen is gebaseerd op Protocol nr. 4 van het Verdrag betreffende de toetreding van Griekenland tot de Europese Economische Gemeenschap.

    [5] Bijv. Verordening (EEG) nr. 2763/75 betreffende regels voor de particuliere opslag in de sector varkensvlees; Verordening (EEG) nr. 1055/77 betreffende horizontale voorschriften voor de opslag en het verkeer van door interventiebureaus aangekochte producten.

    [6] Codificeert en vervangt Verordening nr. 26 van de Raad van 4 april 1962.

    [7] PB C… van …, blz. …

    [8] PB L 55 van 2.3.1968, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

    [9] PB L 151 van 30.6.1968, blz. 16. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2004 (PB L 161 van 30.4.2004, blz. 97).

    [10] PB L 282 van 1.11.1975, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

    [11] PB L 282 van 1.11.1975, blz. 49. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 679/2006 (PB L 119 van 4.5.2006, blz. 1).

    [12] PB L 282 van 1.11.1975, blz. 77. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 679/2006.

    [13] PB L 215 van 30.7.1992, blz. 70. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1679/2005 (PB L 271 van 15.10.2005, blz. 1).

    [14] PB L 47 van 25.2.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van 2003.

    [15] PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 47/2003 van de Commissie (PB L 7 van 11.1.2003, blz. 64).

    [16] PB L 297 van 21.11.1996, blz. 29. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2004 van de Commissie (PB L 64 van 2.3.2004, blz. 25).

    [17] PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005.

    [18] PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005.

    [19] PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2165/2005 (PB L 345 van 28.12.2005, blz. 1).

    [20] PB L 193 van 29.7.2000, blz. 16. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 953/2006 (PB L 175 van 29.6.2006, blz. 1).

    [21] PB L 341 van 22.12.2001, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005.

    [22] PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

    [23] PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 797/2006 (PB L 144 van 31.5.2006, blz. 1).

    [24] PB L 270 van 21.10.2003, blz. 114. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 456/2006 (PB L 82 van 21.3.2006, blz. 1).

    [25] PB L 161 van 30.4.2004, blz. 97. Gerectificeerde versie in PB L 206 van 9.6.2004, blz. 37.

    [26] PB L 312 van 29.11.2005, blz. 3.

    [27] PB L 314 van 30.11.2005, blz. 1.

    [28] PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1585/2006 van de Commissie (PB L 294 van 24.10.2006, blz. 19).

    [29] PB L 97 van 15.4.2003, blz. 6.

    [30] PB L 125 van 28.4.2004, blz. 1.

    [31] PB L 286 van 17.10.2006, blz. 1.

    [32] PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1156/2006 van de Commissie (PB L 208 van 29.7.2006, blz. 3).

    [33] PB L 352 van 15.12.1987, blz. 1-2. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1300/97 (PB L 177 va.12.1987, blz. 1-2. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1300/97 (PB L 177 van 5.7.1997, blz. 1-2).

    [34] PB L 270 van 21.10.2003, blz. 123. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1406/2006 (PB L 265 van 26.9.2006, blz. 1).

    [35] Hoofdstuk II van titel II van Verordening (EG) nr. 318/2006.

    [36] PB L. 58 van 28.2.2006, blz. 42.

    [37] PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.

    [38] PB L 182 van 3.7.1987, blz. 36. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 222/88 van de Commissie (PB L 28 van 1.2.1988, blz. 1).

    [39] PB L 351 van 23.12.1997, blz. 13. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

    [40] PB L 316 van 9.12.1994, blz. 2.

    [41] PB L 201 van 31.7.1990, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2583/2001 (PB L 345 van 29.12.2001, blz. 6).

    [42] PB L 281 van 1.11.1975, blz. 18. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3290/94 (PB L 349 van 31.12.1994, blz. 105).

    [43] PB L 214 van 4.8.2006, blz. 7.

    [44] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

    [45] PB L 84 van 31.3.1976, blz. 1.

    [46] PB L 128 van 24.5.1977, blz. 1.

    [47] PB L 334 van 28.12.1979, blz. 8.

    [48] PB L 42 van 16.2.1990, blz. 6. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 163/94 (PB L 24 van 29.1.1994, blz. 2).

    [49] PB L 119 van 11.5.1990, blz. 32. Verordening gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.

    [50] PB L 215 van 30.7.1992, blz. 80.

    [51] PB L 275 van 26.10.1999, blz. 4.

    [52] PB L 214 van 4.8.2006, blz. 1.

    [53] PB L 318 van 18.12.1969, blz. 15. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1153/78 (PB L 144 van 31.5.1978, blz. 4).

    [54] PB L 281 van 1.11.1975, blz. 17.

    [55] PB L 140 van 5.6.1980, blz. 4.

    [56] PB L 382 van 31.12.1987, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1300/97 (PB L 177 van 5.7.1997, blz. 1).

    [57] PB L 317 van 27.11.1974, blz. 21.

    [58] PB L 42 van 14.2.2006, blz. 1.

    [59] PB L 244 van 29.9.2000, blz. 27.

    [60] PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.

    [61] PB L 316 van 2.12.2005, blz. 1.

    [62] PB L 169 van 30.6.2005, blz. 1.

    [63] PB L 67 van 10.3.1994, blz. 89.

    [64] PB L 349 van 31.12.1994, blz. 53.

    [65] PB L 318 van 20.12.1993, blz. 18.

    [66] PB L 190 van 23.7.1975, blz. 36.

    [67] PBL 109 van 6.5.2000, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/89/EG (PB L 308 van 25.11.2003, blz. 15)

    [68] PBL 250 van 19.9.1984, blz. 17. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/29/EG (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22).

    [69] PB L 276 van 6.10.1990, blz. 40. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

    [70] PB L 93 van 31.3.2006, blz. 1.

    [71] PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

    Top