EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006PC0785

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau

/* COM/2006/0785 def. - COD 2006/0274 */

52006PC0785

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau /* COM/2006/0785 def. - COD 2006/0274 */


NL

Brussel, 13.12.2006

COM(2006) 785 definitief

2006/0274 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

Achtergrond van het voorstel |

110 | Motivering en doel van het voorstelDe nationale procedures voor de goedkeuring van locomotieven worden momenteel beschouwd als een van de belangrijkste hindernissen voor de oprichting van nieuwe spoorwegondernemingen in de vrachtsector en als een grote belemmering voor de interoperabiliteit van het Europese spoorwegsysteem. Aangezien geen enkele lidstaat op eigen houtje kan beslissen dat de door hem afgegeven vergunning voor indienststelling op het grondgebied van andere lidstaten geldig zal zijn, is er een communautair initiatief nodig om de nationale procedures te harmoniseren en te vereenvoudigen en systematischer een beroep te doen op het beginsel van wederzijdse erkenning.Dit houdt in dat Verordening (EG) nr. 881/2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau (hierna "het bureau" genoemd), de interoperabiliteitsrichtlijnen (96/48/EG, 2001/16/EG en 2004/50/EG) en de veiligheidsrichtlijn (2004/49/EG) moeten worden gewijzigd. |

120 | Algemene contextDit voorstel maakt deel uit van een breder opgezet initiatief om het technische gedeelte van het spoorweg-regelgevingskader, namelijk de interoperabiliteitsrichtlijnen voor de spoorwegen, de spoorwegveiligheidsrichtlijn en de spoorwegbureauverordening, te verbeteren.In de eerste plaats is een van de cruciale aspecten die nog moeten worden verbeterd om het vrije verkeer van treinen te vergemakkelijken, de goedkeuringsprocedure voor locomotieven. Volgens de fabrikanten en de spoorwegondernemingen zijn deze procedures vaak nog zeer tijdrovend en geldverslindend; volgens hen zouden bepaalde verzoeken van de bevoegde instanties zelfs in zuiver technisch opzicht nauwelijks gerechtvaardigd zijn.Ten tweede is de Commissie voornemens in het kader van het programma voor de vereenvoudiging van de wetgeving de interoperabiliteitsrichtlijnen voor de spoorwegen te consolideren en samen te voegen.In de derde plaats moet de Commissie, nu tien jaar ervaring is opgedaan met de uitvoering van de interoperabiliteitsrichtlijnen, een aantal verbeteringen in het technische gedeelte van het regelgevingskader voorstellen.Dit voorstel moet worden gelezen in samenhang met bijgaande voorstellen voor de samenvoeging/herschikking van de interoperabiliteitsrichtlijnen voor de spoorwegen en voor de wijziging van de spoorwegveiligheidsrichtlijn. Het beoogt wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2004 tot oprichting van het bureau. |

130 | Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebiedDe procedure voor de indienststelling van rollend spoorwegmaterieel is opgenomen in artikel 14 van de interoperabiliteitsrichtlijnen voor de spoorwegen en artikel 14 van de spoorwegveiligheidsrichtlijn. De kennisgeving van de nationale voorschriften is geregeld in artikel 16 van de interoperabiliteitsrichtlijnen voor de spoorwegen en artikel 8 van de spoorwegveiligheidsrichtlijn. Voor het bureau gelden de bepalingen van de spoorwegbureauverordening, die door dit voorstel worden gewijzigd. |

140 | Samenhang met andere beleidsgebieden en de doelstellingen van de EUDoor dit initiatief kan het spoorwegvervoer concurrerender worden gemaakt. Het verlaagt de kosten van de vervoersketen en draagt zo bij tot het concurrentievermogen van de hele industrie van de Europese Unie. Een dynamische spoorwegsector versterkt ook de positie van de Europese spoorwegindustrie als mondiaal marktleider en beschermt de werkgelegenheid in de sector. Een concurrerender spoorwegvervoer draagt ook bij tot de fundamentele verplichtingen van de Europese Unie op het gebied van duurzame ontwikkeling en de strijd tegen klimaatverandering.Dit betekent dat het initiatief past binnen de herziene strategie voor groei en werkgelegenheid. |

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling |

| Raadpleging van belanghebbende partijen |

211 | Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondentenDit initiatief komt voort uit een sterke behoefte die bij de betrokken partijen zelf leefde. De eerste voortekenen van deze problemen zijn naar voren gekomen in het kader van een in 2004 uitgevoerde studie naar veiligheidscertificering. Naar aanleiding van deze studie heeft de Commissie een werkgroep ingesteld die eind 2005 haar aanbevelingen heeft ingediend. De Commissie heeft in april 2006 een discussiedocument opgesteld waarin verschillende opties worden genoemd, en heeft dit tijdens een workshop voorgelegd aan alle betrokken partijen (de bevoegde nationale instanties voor de spoorwegveiligheid, de industrie, de exploitanten, de beheerders van de infrastructuur, de Europese normalisatieorganisaties enz.). De schriftelijke standpunten van al deze partijen zijn verzameld en in het kader van een overeenkomstig de geldende normen uitgevoerde effectbeoordeling bestudeerd. |

212 | Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehoudenAangezien het hier gaat om een initiatief op verzoek van de betrokkenen uit de branche, werd in alle reacties gepleit voor een initiatief van de Commissie. Er waren wel onderlinge verschillen qua standpunt over de verschillende opties. In de effectbeoordeling worden de verschillende opties en de standpunten van de verschillende betrokkenen over deze opties nader uitgewerkt. De Commissie heeft met de verschillende opinies rekening gehouden bij de uitwerking van haar voorstel dat uit twee componenten bestaat: enerzijds een begin maken met de werkzaamheden die onmiddellijk kunnen worden uitgevoerd zonder een wijziging van de wetgeving af te wachten en anderzijds de wetgeving wijzigen teneinde het rechtskader veilig te stellen dat bepaalt welke rechten en plichten de twee partijen bij de vergunningsprocedure voor de indienststelling van rollend spoorwegmaterieel hebben. |

| Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid |

221 | Betrokken wetenschaps- en kennisgebiedenNationale procedures voor de goedkeuring van rollend spoorwegmaterieel, nationale technische en/of veiligheidsvoorschriften, kosten en termijnen bij deze procedures enz. |

222 | Gebruikte methodeDe leidraad van de Commissie (SEC(2005)791) van 15 juni 2005, bijgewerkt in 2006, is gebruikt. |

223 | Belangrijkste geraadpleegde organisaties en deskundigenVoor de beoordeling van de verschillende standpunten van de betrokken partijen uit de branche en voor de analyse van de effecten van de verschillende opties is gebruik gemaakt van de deskundigheid van het Europees spoorwegbureau. |

2249 | Samenvatting van de ontvangen en gebruikte adviezenEr is geen melding gemaakt van mogelijkerwijs ernstige risico’s met onomkeerbare gevolgen. |

225 | Zie de effectbeoordeling. |

226 | Wijze waarop het deskundigenadvies beschikbaar is gemaakt voor het publiekDe effectbeoordeling wordt op het internet gepubliceerd. |

230 | EffectbeoordelingReferentiescenario: uitsluitend de bestaande wetgeving toepassen en alleen bij klachten optreden.Opties zonder regelgeving: de aanbevelingen van de werkgroep voor de onderlinge erkenning van het bestaande rollende materieel publiceren en de lidstaten vragen deze toe te passen, het bureau vragen de nationale voorschriften te classificeren en vast te stellen welke gelijkwaardig zijn, het bureau vragen op te treden als adviserende of beroepsinstantie bij de nationale procedures voor indienststelling, de ontwikkeling en herziening van Europese normen versnellen, controleren of het beginsel van wederzijdse erkenning goed wordt toegepast en, indien nodig, inbreukprocedures inleiden.Opties met regelgeving: wijziging van de wetgeving teneinde: de verplichting te schrappen om in elke lidstaat een vergunning te krijgen, de procedure voor het bestaande rollende materieel te verduidelijken, het bureau in staat te stellen vergunningen voor indienststelling af te geven, het bureau in staat te stellen op te treden als coördinerende, adviserende en/of beroepsinstantie, de voor conformiteitscontrole bevoegde instanties in staat te stellen vergunningen voor indienststelling af te geven, de beheerders van de infrastructuur in staat te stellen vergunningen voor indienststelling af te geven. |

231 | De Commissie heeft conform haar wetgevings- en werkprogramma een effectbeoordeling uitgevoerd, waarvan het verslag kan worden geraadpleegd op http://ec.europa.eu/transport/rail/index_en.html. |

Juridische elementen van het voorstel |

305 | Samenvatting van de voorgestelde maatregelenDe voorgestelde oplossing houdt in dat er een procedure op communautair niveau wordt ingesteld, die bestaat uit twee fasen.Eerst wordt het bureau verzocht de verschillende nationale procedures en geldende technische voorschriften te inventariseren en de lijst van voorschriften die slechts één keer behoeven te worden geverifieerd, op te stellen en te actualiseren. Tevens wordt verzocht dat de lidstaten in afwachting van de wijziging van de wetgeving de aanbevelingen van de werkgroep die de Commissie reeds heeft gepubliceerd, op vrijwillige basis toepassen.Vervolgens wordt de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning van de vergunningen voor indienststelling die reeds door een lidstaat zijn afgegeven, verplicht gesteld. Dit beginsel houdt in dat het rollende materieel waarvoor reeds in een lidstaat een vergunning voor indienststelling is afgegeven, slechts eventueel aan een aanvullende certificering in een andere lidstaat mag worden onderworpen wanneer het gaat om de aanvullende nationale voorschriften die bijvoorbeeld voortvloeien uit de kenmerken van het lokale net. Tegelijk moet echter de spoorwegbureauverordening worden aangepast teneinde daarin te vermelden welke nieuwe taken het bureau krijgt. |

310 | RechtsgrondslagArtikel 71 |

320 | SubsidiariteitsbeginselHet subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voorzover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen. |

| De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt. |

321 | Dit initiatief is erop gericht een oplossing te bieden voor het probleem dat het rollende materieel waarvoor in een lidstaat een vergunning voor indienststelling is afgegeven, niet automatisch in een andere lidstaat wordt geaccepteerd. Aan dit probleem is een transnationaal aspect verbonden dat niet door een nationaal initiatief kan worden opgelost, aangezien geen enkele lidstaat een vergunning kan geven voor de indienststelling van rollend materieel op het grondgebied van een andere lidstaat. |

| De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen beter door een optreden van de Gemeenschap worden verwezenlijkt. |

324 | Het territorialiteitsbeginsel van vergunningen voor indienststelling is vastgelegd in de interoperabiliteitsrichtlijnen voor de spoorwegen en de spoorwegveiligheidsrichtlijn en de doelstelling van dit voorstel kan door geen enkel optreden op uitsluitend nationaal niveau worden verwezenlijkt. De nationale veiligheidsinstanties zijn opgenomen in een netwerk waarvoor het bureau de drijvende kracht is; het bureau is derhalve het meest geschikte communautaire orgaan om de in dit voorstel opgenomen maatregelen te ontwikkelen. |

325 | De ontwikkeling van de referentietabel met de nationale voorschriften, de vaststelling daarvan door de Commissie en de toekomstige besluiten van de Commissie waarin de gelijkwaardigheid van bepaalde nationale voorschriften wordt afgekondigd, vormen de meest veelzeggende indicatoren voor de verwezenlijking van de doelstellingen van dit voorstel. |

326 | |

327 | Door de wijziging van artikel 14 van de spoorwegveiligheidsrichtlijn kan worden bepaald welk deel van een vergunning wederzijds moet worden erkend en welk gedeelte strikt gekoppeld is aan de verenigbaarheid van het desbetreffende voertuig met de infrastructuur waarvoor het bedoeld is. Er is niet gekozen voor de optie waarbij de beslissing over een vergunning voor indienststelling wordt gecentraliseerd en door het bureau zou worden genomen; hieruit blijkt dat het voorstel beperkt blijft tot wat de lidstaten niet via nationale initiatieven kunnen verwezenlijken. |

| Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. |

| EvenredigheidsbeginselHet voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. |

331 | Dit voorstel maakt deel uit van een pakket, dat bestaat uit:een mededeling;een voorstel tot wijziging van de verordening tot oprichting van het Europees spoorwegbureau (Verordening (EG) nr. 881/2004);een voorstel tot samenvoeging/herschikking van de interoperabiliteitsrichtlijnen voor de spoorwegen (96/48/EG en 2001/16/EG);een voorstel tot wijziging van de spoorwegveiligheidsrichtlijn (2004/49/EG).De voorstellen zijn zodanig geformuleerd dat er zo weinig mogelijk wijzigingen nodig zijn. |

332 | Dit voorstel heeft vrijwel geen gevolgen voor de huishoudelijke begroting van de Commissie. Voor het bureau gaat het voor de eerste vijf jaar om een bedrag van minder dan 2,2 miljoen euro en daarna om minder dan 500 000 euro. Voor de bevoegde instanties en voor de industrie zijn er alleen voordelen te verwachten, aangezien de belangrijkste doelstelling is dat de vergunningsprocedure voor indienststelling wordt vereenvoudigd doordat overbodige controles worden geschrapt en de regelgeving wordt ingeperkt. |

| Keuze van de instrumenten |

341 | Voorgesteld instrument: een verordening. |

342 | Andere instrumenten zouden om de volgende redenen ongeschikt zijn:Het gaat hier om de wijziging van een verordening. |

Gevolgen voor de begroting |

401 | Voor het bureau gaat het voor de eerste vijf jaar om een bedrag van minder dan 2,2 miljoen euro en daarna om minder dan 500 000 euro (zie bijgaand financieel memorandum). |

Aanvullende informatie |

510 | Vereenvoudiging |

511 | Het voorstel voorziet in vereenvoudiging van administratieve procedures voor private partijen. |

514 | Het rollende materieel waarvoor reeds in een lidstaat een vergunning voor indienststelling is afgegeven, mag slechts eventueel aan een aanvullende certificering in een andere lidstaat worden onderworpen wanneer het gaat om de aanvullende nationale voorschriften die bijvoorbeeld voortvloeien uit de kenmerken van het lokale net. |

517 | Het voorstel is onder referentienummer 2006/TREN/005 opgenomen in het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie. |

560 | Europese Economische RuimteDe voorgestelde maatregel betreft een onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte. |

570 | Nadere uitleg van het voorstel per hoofdstuk of per artikel1. Certificering van het bestaande rollende materieel (nieuw artikel 8 bis)Het bureau dient de procedure voor de certificering van het bestaande rollende materieel te vergemakkelijken door een referentie-instrument te ontwikkelen waarmee voor elke geverifieerde parameter kan worden bepaald of deze met de toepasselijke nationale voorschriften overeenkomt, en door in individuele gevallen in het kader van concrete projecten technische adviezen te geven.2. Nationale voorschriften (artikel 11)Van nationale voorschriften wordt kennisgeving gedaan in het kader van de interoperabiliteitsrichtlijnen voor de spoorwegen en de spoorwegveiligheidsrichtlijn. De twee verzamelingen voorschriften dienen derhalve te worden vergeleken en geclassificeerd en op een coherente wijze op de website van het bureau te worden vermeld.3. Aangemelde instanties (artikel 13)Uit een door de Commissie uitgevoerde studie is gebleken dat de criteria voor de aanmelding door de lidstaten van de met de controleprocedures belaste instanties zeer ruim kunnen worden geïnterpreteerd. Het is belangrijk dat de gevolgen van dergelijke uiteenlopende interpretaties worden beoordeeld en dat wordt gecontroleerd of ze geen problemen veroorzaken bij de wederzijdse erkenning van certificaten van overeenstemming en EG-keuringsverklaringen.4. Beoordeling van het interoperabele karakter van projecten die financiële steun van de Gemeenschap krijgen (artikel 15)Er wordt bepaald dat het bureau op verzoek van de Commissie bepaalde verzoeken om financiële steun van de Gemeenschap op het gebied van infrastructuurprojecten beoordeelt teneinde na te gaan in hoeverre deze "interoperabel" van aard zijn. Er dient te worden bepaald dat het bureau ook verzoeken om financiële steun voor rollend materieel kan beoordelen, opdat het zich over de samenhang van het systeem kan uitspreken.5. Relatie tussen spoorwegondernemingen en houders van wagons (nieuw artikel 16 bis)De inwerkingtreding van het nieuwe COTIF-verdrag van 1999 heeft geleid tot nieuwe voorschriften op het gebied van contracten voor het gebruik van voertuigen en derhalve tot de beëindiging van de voormalige RIV-overeenkomst tussen spoorwegondernemingen. In de nieuwe regeling is een houder niet meer verplicht zijn wagons bij een spoorwegonderneming te registreren. De spoorwegveiligheidsrichtlijn moet worden gewijzigd om het begrip "houder" te definiëren en de relaties tussen houders en spoorwegondernemingen, met name op het gebied van het onderhoud, te verduidelijken. Het bureau moet deze relatie evalueren en eventueel aanbevelingen doen aan de Commissie.6. Certificering van het trein- en locomotiefpersoneel (artikel 17)Na de vaststelling van het derde spoorwegpakket dient te worden verwezen naar de richtlijn inzake de certificering van het treinpersoneel dat met de veiligheid is belast, waarin verschillende taken zijn opgenomen die door het bureau moeten worden uitgevoerd, variërend van de ontwikkeling van modellen voor diploma's en aanvullende getuigschriften tot een studie over het gebruik van chipkaarten.7. Taken van het bureau op het gebied van het ERTMS (nieuw artikel 21 bis)De ontwikkeling en uitvoering van het ERTMS-systeem zijn sinds de vaststelling van het tweede spoorwegpakket vergezeld gegaan van verschillende initiatieven, zoals de ondertekening van een overeenkomst tussen de Commissie en de verschillende betrokkenen in de sector; de instelling van een stuurgroep voor de uitvoering van deze samenwerkingsovereenkomst; de vaststelling door de Commissie van een mededeling over de uitvoering van ERTMS [1]; de aanwijzing van een Europese coördinator voor het ERTMS-project [2], een prioritair project van communautair belang; de vastlegging van de rol van het bureau als systeemautoriteit in het kader van de verschillende jaarlijkse werkprogramma's; en de vaststelling van de TSI's besturing en seingeving op het gebied van het conventionele spoor [3]. Gezien het steeds groter wordende belang van de bijdrage van het bureau op dit gebied dienen de taken van het bureau in deze verordening te worden gespecificeerd.8. Incidentele taken (nieuw artikel 21 ter)Het bureau beschikt nu al over een groot aantal deskundigen met kwalificaties op het gebied van de interoperabiliteit en de veiligheid van het Europese spoorwegsysteem. Het dient te worden gemachtigd om op verzoek van de Commissie incidentele taken uit te voeren, ook al wordt deze opdracht niet expliciet in de spoorwegbureauverordening of in het jaarlijks werkprogramma vermeld. Als voorwaarde voor deze machtiging dient echter te worden gesteld dat de incidentele taak verenigbaar moet zijn met de opdracht van het bureau, het beschikbare budget en de inachtneming van de andere prioriteiten van het bureau.9. Datum waarop het werkprogramma wordt vastgesteld (artikel 25, lid 2)De datum waarop het jaarlijkse werkprogramma wordt vastgesteld, dient te worden gewijzigd om een betere synchronisatie met de besluitvormingsprocedure voor de begroting mogelijk te maken.10. Informatie over de resultaten van de werkzaamheden van het bureau (artikel 25, lid 3) Het is wenselijk dat bij de opstelling van het werkprogramma voor elke activiteit het verwachte resultaat wordt gespecificeerd, alsmede degene voor wie dit bestemd is. Tevens is het wenselijk dat de Commissie op de hoogte wordt gesteld van de technische resultaten van elke activiteit, aangezien deze informatie heel wat verder gaat dan het algemeen verslag dat bij alle instellingen wordt ingediend.11. Samenstelling van de Raad van bestuur (artikel 26, lid 1)Om praktische redenen is het wenselijk dat er ook voor de waarnemers een plaatsvervanger wordt benoemd. |

| |

2006/0274 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 71, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie [4],

Gezien het advies van het Europees Parlement [5],

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité [6],

Gezien het advies van het Comité van de Regio's [7],

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bij Verordening (EG) nr. 881/2004 van het Europees Parlement en de Raad [8] is een Europees spoorwegbureau opgericht, dat op technisch niveau moet bijdragen tot de verwezenlijking van een Europese spoorwegruimte zonder grenzen. Naar aanleiding van de ontwikkelingen in de communautaire wetgeving op het gebied van de interoperabiliteit en de spoorwegveiligheid, de ontwikkeling van de markt en de ervaring met het functioneren van het bureau en de relaties tussen het bureau en de Commissie dient Verordening (EG) nr. 881/2004 op enkele punten te worden gewijzigd en dienen met name bepaalde taken te worden toegevoegd.

(2) In artikel 14 van Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen [9] is een gemeenschappelijke procedure opgenomen voor vergunningen voor de indienststelling van het rollende materieel. In de geest van het beginsel van wederzijdse erkenning dient een vergunning voor de indienststelling in een andere lidstaat dan degene die een eerste vergunning heeft verleend, te worden vergemakkelijkt door de aspecten die de bevoegde instantie kan onderzoeken te beperken. Daartoe dienen alle technische en veiligheidsvoorschriften die in elke lidstaat van kracht zijn, in drie groepen te worden geclassificeerd en dienen de resultaten van deze classificatie in een referentiedocument te worden opgenomen. Het bureau dient deze classificatie derhalve te vergemakkelijken door voor elke geverifieerde parameter de overeenstemming met de geldende nationale voorschriften vast te stellen en door in het kader van concrete projecten incidentele technische adviezen uit te brengen.

(3) In het kader van Richtlijn …/../EG (*) [de richtlijn inzake de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem] en Richtlijn 2004/49/EG wordt kennisgeving aan de Commissie gedaan van nationale voorschriften. De grens tussen deze twee verzamelingen voorschriften is niet duidelijk, aangezien de veiligheidsvoorschriften gedeeltelijk betrekking hebben op de subsystemen waarvoor ook voorschriften op het gebied van de interoperabiliteit gelden. Deze twee verzamelingen voorschriften dienen derhalve te worden vergeleken en geclassificeerd en op een coherente wijze op de website van het bureau te worden vermeld.

(4) Krachtens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 881/2004 kan het bureau toezicht uitoefenen op de kwaliteit van het werk van de door de lidstaten aangemelde instanties. Uit een door de Commissie uitgevoerde studie is echter gebleken dat de criteria voor de aanmelding van deze instanties zeer ruim kunnen worden geïnterpreteerd. Zonder afbreuk te doen aan de verantwoordelijkheid van de lidstaten bij de keuze van de aan te melden instanties en bij het toezicht dat zij uitoefenen om te controleren of deze criteria in acht worden genomen, is het belangrijk dat de gevolgen van dergelijke uiteenlopende interpretaties worden beoordeeld en dat wordt gecontroleerd of ze geen problemen veroorzaken bij de wederzijdse erkenning van certificaten van overeenstemming en EG-keuringsverklaringen. Derhalve dient de mogelijkheid te worden gecreëerd dat het bureau op dit gebied een coördinerende rol op zich neemt, bijvoorbeeld door informatie te verzamelen.

(5) In artikel 15 van Verordening (EG) nr. 881/2004 wordt bepaald dat het bureau op verzoek van de Commissie bepaalde verzoeken om financiële steun van de Gemeenschap voor projecten voor de aanleg van spoorweginfrastructuur beoordeelt teneinde na te gaan in hoeverre deze "interoperabel" van aard zijn. Het begrip "infrastructuurprojecten" dient te worden uitgebreid om ook de samenhang van het systeem te kunnen beoordelen, bijvoorbeeld bij projecten voor de uitvoering van het ERTMS-systeem.

(6) Naar aanleiding van de ontwikkelingen op internationaal niveau, en met name de inwerkingtreding van het nieuwe COTIF-verdrag van 1999, dient het bureau te worden verzocht de relatie tussen spoorwegondernemingen en houders van rollend materieel te beoordelen, met name op het gebied van het onderhoud, en eventueel aanbevelingen op te stellen. Deze opdracht dient te worden gezien in het verlengde van zijn werkzaamheden op het gebied van de certificering van onderhoudswerkplaatsen.

(7) Gelet op de vaststelling van het derde spoorwegpakket [10] dient te worden verwezen naar Richtlijn …/../EG (*) [de richtlijn inzake de certificering van het treinpersoneel dat met de veiligheid is belast], waarin verschillende taken zijn opgenomen die door het bureau moeten worden uitgevoerd.

(8) De ontwikkeling en uitvoering van het ERTMS-systeem zijn sinds de vaststelling van het tweede spoorwegpakket vergezeld gegaan van verschillende initiatieven, zoals de ondertekening van een samenwerkingsovereenkomst tussen de Commissie en de verschillende betrokkenen in de sector; de instelling van een stuurgroep voor de uitvoering van deze overeenkomst; de vaststelling door de Commissie van een mededeling over de uitvoering van ERTMS [11]; de aanwijzing, bij Besluit … [12], van een Europese coördinator voor het ERTMS-project, een prioritair project van communautair belang; de vastlegging van de rol van het bureau als systeemautoriteit in het kader van de verschillende jaarlijkse werkprogramma's; en de vaststelling van de TSI's besturing en seingeving op het gebied van het conventionele spoor [13]. Gezien het steeds groter wordende belang van de bijdrage van het bureau op dit gebied dienen de taken van het bureau te worden gespecificeerd.

(9) Het bureau beschikt nu al over een groot aantal deskundigen met kwalificaties op het gebied van de interoperabiliteit en de veiligheid van het Europese spoorwegsysteem. Het bureau dient derhalve incidentele taken op verzoek van de Commissie uit te kunnen voeren, mits deze verenigbaar zijn met de opdracht van het bureau, het beschikbare budget en de inachtneming van de andere prioriteiten van het bureau.

(10) De datum waarop het jaarlijkse werkprogramma van het bureau wordt vastgesteld, dient te worden gewijzigd om een betere synchronisatie met de besluitvormingsprocedure voor de begroting mogelijk te maken.

(11) Bij de opstelling van het werkprogramma van het bureau dient voor elke activiteit de doelstelling te worden gespecificeerd, alsmede degene voor wie de activiteit wordt uitgevoerd. Tevens is het wenselijk dat de Commissie op de hoogte wordt gesteld van de technische resultaten van elke activiteit, aangezien deze informatie heel wat verder gaat dan het algemeen verslag dat bij alle instellingen wordt ingediend.

(12) Aangezien de belangrijkste doelstelling van het voorgenomen optreden, namelijk de uitbreiding van de opdracht van het bureau opdat het kan deelnemen aan de vereenvoudiging van de communautaire procedure voor de certificering van het rollend spoorwegmaterieel, niet afdoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang van het optreden beter op communautair niveau kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag geformuleerde subsidiariteitsbeginsel maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in genoemd artikel geformuleerde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat voor de verwezenlijking van deze doelstelling nodig is,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 881/2004 wordt als volgt gewijzigd:

(1) Het volgende artikel 8 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 8 bis

Classificatie van de nationale voorschriften

1. Het bureau vergemakkelijkt de aanvaarding van in een lidstaat in dienst gesteld rollend materieel door de andere lidstaten overeenkomstig de procedures van de leden 2 tot en met 5.

2. Het bureau ontwikkelt geleidelijk een referentiedocument waarmee een verband kan worden gelegd tussen alle nationale voorschriften die door de lidstaten op het gebied van de indienststelling van rollend materieel worden toegepast. Dit document bevat voor elke in bijlage VI van Richtlijn 2004/49/EG vermelde parameter de nationale voorschriften van elke lidstaat alsmede de in voornoemde bijlage vermelde groep waartoe deze voorschriften behoren. Tot deze voorschriften behoren degene waarvan kennisgeving is gedaan in het kader van artikel 16, lid 3, van Richtlijn …/../EG (*) [de richtlijn inzake de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem], degene waarvan kennisgeving is gedaan na de vaststelling van de TSI's (specifieke gevallen, onopgeloste punten, afwijkingen) en degene waarvan kennisgeving is gedaan in het kader van artikel 8 van Richtlijn 2004/49/EG.

3. Met gebruikmaking van de samenwerking tussen de nationale veiligheidsinstanties uit hoofde van artikel 6, lid 5, en teneinde de tot groep B behorende nationale voorschriften geleidelijk te verminderen, zorgt het bureau voor de periodieke bijwerking van het referentiedocument en de indiening daarvan bij de Commissie. De eerste versie van het document wordt uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie ingediend.

4. In het kader van de behandeling van een aanvraag voor een vergunning voor de indienststelling van rollend materieel kan een nationale veiligheidsinstantie of de Commissie een beroep doen op het bureau om technisch advies te krijgen over:

a) de gelijkwaardigheid van de technische voorschriften voor een of meer parameters;

b) een verzoek om aanvullende informatie, een risicoanalyse of een test en/of elk resultaat van een dergelijk verzoek;

c) de motivering voor het weigeren van een vergunning.

_____________________________________

PB …".

(2) In artikel 11 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

"4. Het bureau stelt in overleg met de lidstaten en de Commissie de praktische werkwijze voor de mededeling van de in lid 1 bedoelde documenten vast."

(3) Artikel 13 wordt vervangen door:

"Artikel 13

Aangemelde instanties

Onverminderd de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de door hen aangewezen aangemelde instanties kan het bureau op verzoek van de Commissie nagaan of de criteria voor de aanmelding van deze instanties, die in bijlage VII van Richtlijn …/../EG (*) [de richtlijn inzake de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem] worden vermeld, in acht worden genomen en de kwaliteit van de werkzaamheden van deze instanties beoordelen. Het bureau brengt eventueel advies uit aan de Commissie.".

(4) Artikel 15 wordt vervangen door:

"Artikel 15

Interoperabiliteit van het spoorwegsysteem

Op verzoek van de Commissie onderzoekt het bureau vanuit een oogpunt van interoperabiliteit elk vervangings-, herinrichtings- of bouwproject voor het spoorwegsysteem waarvoor een verzoek om financiële steun van de Gemeenschap wordt ingediend. Het bureau brengt binnen een termijn die aan de hand van het belang van het project en de beschikbare middelen samen met de Commissie wordt vastgesteld, advies uit over de conformiteit van het project met de betrokken TSI's. Dit advies houdt ten volle rekening met de in artikel 7 van Richtlijn …/../EG (*) [de richtlijn inzake de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem] bedoelde afwijkingen.".

(5) Het volgende artikel 16 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 16 bis

Relatie tussen houders van wagons en spoorwegondernemingen

Binnen een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening beoordeelt het bureau de relatie tussen de houders van wagons en spoorwegondernemingen op het gebied van onderhoud overeenkomstig artikel 14 ter van Richtlijn 2004/49/EG. Binnen dezelfde termijn dient het bureau een verslag in bij de Commissie waarin het indien nodig aanbevelingen formuleert voor de invoering van een vrijwillig of verplicht systeem voor de certificering van houders van wagons.

Bij de beoordeling door het bureau gaat het met name om de volgende aspecten:

a) het vermogen van de houder, qua organisatie, personeel en apparatuur, om het onderhoud van de soorten wagons die hij beheert te waarborgen;

b) het bezit van de voor de voorgenomen onderhoudswerkzaamheden benodigde informatie (met name de onderhoudsdossiers en -plannen);

c) het bezit van de benodigde instrumenten voor de controle en het toezicht op de toestand van de wagons."

(6) Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

(a) De titel en lid 1 worden vervangen door:

"Artikel 17

Certificering van het treinpersoneel en beroepsbekwaamheden

1. Het bureau formuleert aanbevelingen voor de vaststelling van gemeenschappelijke criteria voor de specificatie van de beroepsbekwaamheden en voor de beoordeling van het personeel dat bij de exploitatie en het onderhoud van het spoorwegsysteem betrokken is. Daarbij houdt het rekening met de criteria en prioriteiten van Richtlijn …/../EG [de richtlijn inzake de certificering van het treinpersoneel] [14]. Het bureau raadpleegt op de in artikel 4 bedoelde wijze de vertegenwoordigers van de sociale partners.".

(b) Het volgende lid 4 wordt toegevoegd:

"4. Het bureau draagt bij tot de uitvoering van Richtlijn …/../EG [de richtlijn inzake de certificering van het treinpersoneel] en voert daarbij alle opdrachten uit die het uit hoofde van de genoemde richtlijn heeft gekregen.".

(7) Artikel 18 wordt vervangen door:

"Artikel 18

Registratie van het rollend materieel

Het bureau zorgt voor de uitwerking en aanbeveling aan de Commissie van een standaardformulier voor de registratieaanvraag en van de gemeenschappelijke specificaties voor het nationale voertuigregister overeenkomstig artikel 14 van Richtlijn …/../EG [de richtlijn inzake de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem].".

(8) Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

(a) In lid 1 wordt het volgende punt e) toegevoegd:

"e) de technische voorschriften waarvan door de lidstaten kennisgeving is gedaan in het kader van artikel 16, lid 3, en artikel 17, lid 2, van Richtlijn …/../EG [de richtlijn inzake de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem].".

(b) Het volgende lid wordt toegevoegd:

"5. De in het kader van dit artikel en artikel 11 ontwikkelde gegevensbestanden worden in onderlinge samenhang ontwikkeld, met name waar het gaat om de nationale voorschriften.".

(9) Hoofdstuk 4 wordt als volgt gewijzigd:

(a) De titel van hoofdstuk 4 wordt vervangen door:

"SPECIFIEKE TAKEN".

(10) De volgende artikelen 21 bis en 21 ter worden ingevoegd:

"Artikel 21 bis

ERTMS

1. Het bureau neemt de rol van systeemautoriteit op zich in het kader van de ontwikkeling en toepassing van het European Railway Traffic Management System (ERTMS). Daartoe vervult het de in de leden 2 tot en met 5 beschreven taken.

2. Het bureau voert een procedure in voor het beheer van verzoeken tot wijziging van de specificaties van het ERTMS-systeem.

3. Het bureau ondersteunt de werkzaamheden van de Commissie op het gebied van de migratie naar ERTMS en de coördinatie van de werkzaamheden voor de installatie van ERTMS langs trans-Europese vervoerscorridors.

4. Het Bureau houdt in samenwerking met de aangemelde instanties en de nationale veiligheidsinstanties toezicht op de toepassing van de EG-keuringsprocedures en de procedures voor indienststelling in het kader van specifieke projecten, met name teneinde de technische compatibiliteit te beoordelen tussen infrastructuur die en rollend materieel dat door verschillende constructeurs is uitgerust. Het bureau doet eventueel aanbevelingen aan de Commissie voor de nodige maatregelen.

5. Het bureau ontwikkelt een strategie voor het beheer van de verschillende ERTMS-versies teneinde de technische en operationele compatibiliteit tussen infrastructuur die en rollend materieel dat met verschillende versies is uitgerust, te waarborgen.

Artikel 21 ter

Overige taken

Het bureau voert in overleg met of op verzoek van de Commissie elke incidentele opdracht uit die in overeenstemming is met zijn in artikel 1 beschreven doelstellingen, zelfs als deze opdracht niet expliciet wordt vermeld in deze verordening of in het in artikel 25, lid 2, onder c), bedoelde werkprogramma.".

(11) Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

(a) Lid 2, onder c), wordt vervangen door:

"c) stelt vóór 30 november van elk jaar en rekening houdend met het advies van de Commissie het werkprogramma van het bureau voor het komende jaar vast en zendt het toe aan de lidstaten, het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. De vaststelling van het werkprogramma geschiedt onverminderd de jaarlijkse begrotingsprocedure van de Gemeenschap. Indien de Commissie binnen vijftien dagen na de datum van aanneming van het werkprogramma te kennen geeft het niet eens te zijn met het aangenomen werkprogramma, bespreekt de raad van bestuur het werkprogramma opnieuw en neemt hij het eventueel gewijzigde werkprogramma binnen twee maanden in tweede lezing aan, ofwel met een tweederde meerderheid, met inbegrip van de vertegenwoordigers van de Commissie, ofwel met eenparigheid van stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten;".

(b) Het volgende lid 3 wordt toegevoegd:

"3. In het werkprogramma van het bureau worden voor elke activiteit de doelstellingen vermeld. In het algemeen wordt over elke activiteit en/of elk resultaat een verslag ingediend bij de Commissie.".

(12) Artikel 26, lid 1, wordt vervangen door:

"1. De raad van bestuur bestaat uit één vertegenwoordiger van iedere lidstaat en vier vertegenwoordigers van de Commissie, alsmede zes vertegenwoordigers zonder stemrecht die op Europees niveau de volgende groepen vertegenwoordigen:

a) de spoorwegondernemingen,

b) de infrastructuurbeheerders,

c) de spoorwegindustrie,

d) de vakbonden,

e) de passagiers,

f) de klanten van het goederenvervoer.

Voor elk van deze categorieën benoemt de Commissie een vertegenwoordiger en een plaatsvervanger op basis van een door hun respectieve Europese organisaties ingediende lijst met vier namen.

De leden van de raad van bestuur en hun plaatsvervangers worden op basis van hun ervaring en deskundigheid benoemd.".

(13) Artikel 36, lid 1, wordt vervangen door:

"1. Het bureau staat open voor deelname van Europese landen en bij het Europees Nabuurschapsbeleid betrokken landen [15] die met de Europese Gemeenschap overeenkomsten hebben gesloten, op grond waarvan de betrokken landen het Gemeenschapsrecht op het gebied waarop deze verordening betrekking heeft overgenomen hebben en toepassen.".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, op

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1. BENAMING VAN HET VOORSTEL

Voorstel tot wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau.

Dit voorstel maakt deel uit van een maatregelenpakket dat bestaat uit:

– Een mededeling

– Een voorstel tot samenvoeging/herschikking van de interoperabiliteitsrichtlijnen (96/48/Eg en 2001/16/EG)

– Een voorstel tot wijziging van de spoorwegveiligheidsrichtlijn (2004/49/EG)

– Een samenvatting van de effectbeoordeling.

2. ABM/ABB-KADER (beheer naar activiteit/activiteitenbegroting)

Titel 06: Energie en vervoer

Hoofdstuk 06 02: Vervoer over land, door de lucht en ter zee.

3. BEGROTINGSONDERDELEN

3.1. Begrotingsonderdelen (beleidsuitgaven en bijbehorende uitgaven voor technische en administratieve bijstand (vroegere BA-onderdelen) inclusief omschrijving:

Begrotingspost 06 02 08 01 – Europees Spoorwegbureau - Subsidiëring titels 1 en 2 (administratieve kredieten)

Begrotingspost 06 02 08 02 – Europees Spoorwegbureau - Subsidiëring titel III (beleidskredieten)

3.2. Duur van de actie en van de financiële gevolgen:

Gelet op de permanente aard van een aantal taken, is de duur onbeperkt.

3.3. Begrotingskenmerken:

Begrotingsonderdeel | Soort uitgave | Nieuw | Bijdrage EVA | Bijdragen kandidaat-lidstaten | Rubriek financiële vooruitzichten |

06.020801 | NVU | GK [16] | NEE | OUI | NEE | Nr. 3 Intern Beleid (2000-2006) nr. 1a concurrentiekracht ter bevordering van groei en werkgelegenheid (2007-2013) |

06.020802 | NVU | GK | NEE | OUI | NEE | Nr. 3 Intern Beleid (2000-2006) nr. 1a concurrentiekracht ter bevordering van groei en werkgelegenheid (2007-2013) |

4. OVERZICHT VAN DE MIDDELEN

4.1. Financiële middelen

4.1.1. Overzicht van de vastleggingskredieten (VK) en betalingskredieten (BK)

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Soort uitgave | Punt nr. | | Jaar n [17] | n + 1 | n + 2 | n + 3 | n + 4 | n + 5 e.v. | Totaal |

Beleidsuitgaven [18] | | | | | | | | |

Vastleggingskredieten (VK) | 8.1. | a | 1,685 | 2,185 | 1,685 | 1,685 | 1,685 | 0,48 | n.a. |

Betalingskredieten (BK) | | b | 1,685 | 2,185 | 1,685 | 1,685 | 1,685 | 0,48 | n.a. |

Administratieve uitgaven binnen het referentiebedrag [19] | | | |

Technische & administratieve bijstand (NGK) | 8.2.4. | c | | | | | | | |

TOTAAL REFERENTIEBEDRAG | | | | | | | |

Vastleggingskredieten | | a+c | 1,685 | 2,185 | 1,685 | 1,685 | 1,685 | 0,48 | n.b. |

Betalingskredieten | | b+c | 1,685 | 2,185 | 1,685 | 1,685 | 1,685 | 0,48 | n.b. |

Administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen [20] | | |

Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven (NGK) | 8.2.5. | d | | | | | | | n.b. |

Andere niet in het referentiebedrag begrepen administratieve uitgaven (NGK) | 8.2.6. | e | | | | | | | |

Totale indicatieve kosten van de maatregel |

TOTAAL VK inclusief personeelsuitgaven | | a+c+d+e | 1,685 | 2,185 | 1,685 | 1,685 | 1,685 | 0,48 | n.b. |

TOTAAL BK inclusief personeelsuitgaven | | b+c+d+e | 1,685 | 2,185 | 1,685 | 1,685 | 1,685 | 0,48 | n.b. |

Medefinanciering

Indien het voorstel door lidstaten of uit andere bronnen (geef aan welke) wordt medegefinancierd, geef dan een raming daarvan in de onderstaande tabel (voeg extra regels toe indien de medefinanciering uit meer dan een bron afkomstig is):

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Medefinancieringsbron | | Jaar n | n + 1 | n + 2 | n + 3 | n + 4 | n + 5 e.v. | Totaal |

…………………… | f | | | | | | | |

TOTAAL VK inclusief medefinanciering | a + c + d + e + f | | | | | | | |

4.1.2. Verenigbaarheid met de financiële programmering

X Het voorstel is verenigbaar met de bestaande financiële programmering.

Het voorstel vergt een herprogrammering van de betrokken rubriek van de financiële vooruitzichten.

Het voorstel vergt wellicht toepassing van de bepalingen van het Inter-institutioneel Akkoord [21] (flexibiliteitsinstrument of herziening van de financiële vooruitzichten).

4.1.3. Financiële gevolgen voor de ontvangsten

X Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

Het voorstel heeft de volgende financiële gevolgen voor de ontvangsten:

in miljoen euro (tot op één decimaal)

| | Vóór de actie [Jaar n-1] | | Situatie na de actie |

Begrotingsonderdeel | Ontvangsten | | | [Jaar n] | [n + 1] | [n + 2] | [n + 3] | [n + 4] | [n + 5] [22] |

| a) Ontvangsten in absolute bedragen | | | | | | | | |

| b) Wijziging van de ontvangsten | | | | | | | | |

4.2. Personele middelen in voltijdequivalenten (VTE, ambtenaren, tijdelijk en extern personeel) – zie punt 8.2.1.

Jaarlijkse behoeften | Jaar n | n + 1 | n + 2 | n + 3 | n + 4 | n + 5 e.v. |

Totale personele middelen | | | | | | |

De aanneming van dit wetgevingsvoorstel heeft geen gevolgen voor het personeel van het DG TREN, dat toeziet op de werkzaamheden van het Bureau.

5. KENMERKEN EN DOELSTELLINGEN

5.1. Behoefte waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

De voorgestelde acties van het Agentschap zijn op korte termijn noodzakelijk. Dit geldt zowel voor de wederzijdse erkenning van locomotieven als voor de certificering van treinbestuurders.

Met het oog op de wederzijdse erkenning van locomotieven en met name een vlotter verloop van de certificeringsprocedure voor bestaand rollend materieel krijgt het Bureau de opdracht een referentie-instrument te ontwikkelen aan de hand waarvan voor elke gecontroleerde parameter kan worden geoordeeld of de toepasselijke nationale voorschriften overeenstemmen en technische adviezen te verstrekken voor concrete projecten.

Naar aanleiding van de goedkeuring van het derde spoorwegpakket [23], worden in de richtlijn inzake de certificering van voor de veiligheid verantwoordelijk treinpersoneel [24] verschillende taken aan het Bureau toevertrouwd zoals de ontwikkeling van een model voor het rijbewijs voor treinbestuurders en de aanvullende verklaring of de een studie betreffende het gebruik van chipkaarten.

5.2. Meerwaarde van het communautaire optreden, samenhang van het voorstel met andere financiële instrumenten en mogelijke synergie

Door een beroep te doen op een bestaande structuur, beschikbaar hooggekwalificeerd personeel alsmede reeds beproefde methoden (bijvoorbeeld het reeds functionerende netwerk van nationale veiligheidsinstanties).

5.3. Doelstellingen, verwachte resultaten en bijbehorende indicatoren van het voorstel in de context van het ABM

Operationele doelstelling nr. 1: wederzijdse erkenning van locomotieven (belangrijkste doelstelling van dit pakket):

· Doelstelling: verhoging van het aantal nationale voorschriften waarop de wederzijdse erkenning wordt toegepast

· Resultaat: snellere afhandeling van de homologatieprocedure voor locomotieven

· Indicator: aantal locomotieven dat buiten het land van oorsprong in dienst wordt genomen

Operationele doelstelling nr. 2: certificering van treinbestuurders (3e spoorwegpakket):

· Doelstelling en resultaat: ontwikkeling van modellen voor het rijbewijs voor treinbestuurders en specificeren van de registers.

· Indicator: aantal overeenkomstig de richtlijn inzake de certificering van treinbestuurders gecertificeerde bestuurders

Operationele doelstelling nr. 3: diverse taken

Zie punt 8.2.2

5.4. Wijze van uitvoering (indicatief)

X Gecentraliseerd beheer

rechtstreeks door de Commissie

X gedelegeerd aan:

uitvoerende agentschappen,

X door de Gemeenschappen opgerichte organen als bedoeld in artikel 185 van het Financieel Reglement,

nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak.

Gedeeld of gedecentraliseerd beheer

met lidstaten

met derde landen

Gezamenlijk beheer met internationale organisaties (geef aan welke)

6. TOEZICHT EN EVALUATIE

6.1. Toezicht

Jaarlijks word een algemeen verslag opgesteld over de werkzaamheden van het Europees Spoorwegbureau (tijdens het voorafgaande jaar) alsmede het werkprogramma voor het volgende jaar. Deze beide documenten worden bekrachtigd door de Raad van Bestuur van het Bureau en toegezonden aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de Europese Rekenkamer en de lidstaten.

6.2. Evaluatie

6.2.1. Evaluatie vooraf

In het kader van de aan het wetgevingsvoorstel voorafgaande raadpleging werden verschillende opties besproken en geëvalueerd met de vertegenwoordigers van de lidstaten en representatieve organisaties uit de sector. Ook het Bureau is geraadpleegd. De gedetailleerde effectbeoordeling is beschikbaar op de site van de Commissie. Een samenvatting gaat als bijlage bij dit voorstel.

6.2.2. Naar aanleiding van een tussentijdse evaluatie/evaluatie achteraf genomen maatregelen (ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan)

In september 2006 heeft een audit van het agentschap plaatsgevonden op grond waarvan op dit moment een aantal bijsturingen worden doorgevoerd.

6.2.3. Vorm en frequentie van toekomstige evaluaties

Naast de controles en audits door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Rekenkamer, is in artikel 43 van de Verordening tot oprichting van het Bureau bepaald dat de Commissie vijf jaar na de oprichting van het Bureau een evaluatie zal uitvoeren (resultaten, werkmethode).

7. fraudebestrijdingsmaatregelen

De uitvoerend directeur voert de begroting van het bureau uit. Elk jaar dient hij de rekeningen met een gedetailleerd overzicht van de ontvangsten en uitgaven van het voorafgaande jaar in bij de Commissie, de Rekenkamer en de Raad van bestuur van het Bureau. Voorts bezit de interne controleur van de Commissie ten aanzien van het Bureau dezelfde bevoegdheden als bij de diensten van de Commissie en beschikt het Bureau over een gelijksoortig auditsysteem als dat van de Commissie.

Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en het inter-institutioneel akkoord van 25 mei 1999 betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) zijn eveneens van toepassing op het Bureau.

8. OVERZICHT VAN DE MIDDELEN

8.1. Financiële kosten van de doelstellingen van het voorstel

Vastleggingskredieten in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

(Vermeld de doelstellingen, acties en outputs) | Soort output | Gem. kosten | Jaar n [25] | Jaar n + 1 | Jaar n + 2 | Jaar n + 3 | Jaar n + 4 | Jaar n + 5 e.v. | TOTAAL |

| | | Aantal | Totale kosten | Aantal | Totale kosten | Aantal | Totale kosten | Aantal | Totale kosten | Aantal | Totale kosten | Aantal | Totale kosten | Aantal | Totale kosten |

OPERATIONELE DOELSTELLING nr. 1 [26] (wederzijdse erkenning van rollend materieel)TOTAAL | | | | 1,18 | | 1,68 | | 1,18 | | 1,18 | | 1,18 | | 0,185 | | |

Titel I | | | | 0,488 | | 0,488 | | 0,488 | | 0,488 | | 0,488 | | 0,122 | | |

Titel II | | | | 0,052 | | 0,052 | | 0,052 | | 0,052 | | 0,052 | | 0,013 | | |

Titel III | | | | 0,64 | | 1,14 | | 0,64 | | 0,64 | | 0,64 | | 0,05 | | |

OPERATIONELE DOELSTELLING nr. 2 (certificering van treinbestuurders)TOTAAL | | | | 0,37 | | 0,37 | | 0,37 | | 0,37 | | 0,37 | | 0,160 | | |

Titel I | | | | 0,244 | | 0,244 | | 0,244 | | 0,244 | | 0,244 | | 0,122 | | |

Titel II | | | | 0,026 | | 0,026 | | 0,026 | | 0,026 | | 0,026 | | 0,013 | | |

Titel III | | | | 0,1 | | 0,1 | | 0,1 | | 0,1 | | 0,1 | | 0,025 | | |

OPERATIONELE DOELSTELLING nr. 3 (overige taken)TOTAAL | | | | 0,135 | | 0,135 | | 0,135 | | 0,135 | | 0,135 | | 0,135 | | |

Titel I | | | | 0,122 | | 0,122 | | 0,122 | | 0,122 | | 0,122 | | 0,122 | | |

Titel II | | | | 0,013 | | 0,013 | | 0,013 | | 0,013 | | 0,013 | | 0,013 | | |

Titel III | | | | | | | | | | | | | | | | |

TOTALE KOSTEN | | | | 1,685 | | 2,185 | | 1,685 | | 1,685 | | 1,685 | | 0,48 | | |

8.2. Administratieve uitgaven

8.2.1.a. Aantal en soort personeelsleden (DG TREN)

Soort post | | Huidig of extra personeel dat zal worden ingezet voor het beheer van de actie (aantal posten/VTE) |

| | Jaar n | Jaar n + 1 | Jaar n + 2 | Jaar n + 3 | Jaar n + 4 | Jaar n + 5 |

Ambtenaren of tijdelijk personeel [27] (XX 01 01) | A*/AD | | | | | | |

| B*, C*/AST | | | | | | |

Uit art. XX 01 02 gefinancierd personeel [28] | | | | | | |

Uit art. XX 01 04/05 gefinancierd ander personeel [29] | | | | | | |

TOTAAL | | | | | | |

De aanneming van dit wetgevingsvoorstel heeft geen gevolgen voor het personeel van het DG TREN dat toeziet op de werkzaamheden van het Bureau.

8.2.1.b. Aantal en soort personeelsleden (ERA)

Aan de in het voorontwerp van de begroting 2007 opgenomen tabel met het aantal personeelsleden dienen voor de jaren n tot en met n+4 7 extra AD 8-posten te worden toegevoegd en voor de jaren n+5 en volgende één AD 8-post. De verantwoording voor deze posten wordt hierna gegeven.

8.2.2. Omschrijving van de taken die uit de actie voortvloeien

Opgelet: het betreft hier de omschrijving van de opdrachten van het Bureau en niet die van het DG TREN E2, de eenheid die toeziet op de werkzaamheden van het Bureau.

Operationele doelstelling 1: wederzijdse erkenning van rollend materieel

– Ontwikkeling van het referentie-instrument met alle nationale voorschiften inzake rollend materieel

– Classificatie en vergelijking van die voorschriften

– Coördinatie van de werkzaamheden van het netwerk van nationale instanties met het oog op een vermindering van het aantal nationale voorschriften

– Publicatie van de vergelijkende tabel van de nationale voorschriften

– Opstelling van technische adviezen op verzoek van de nationale veiligheidsinstanties of de Commissie

– Opstellen van aanbevelingen met het oog op beslissingen van de Commissie waarbij het aantal nationale voorschriften wordt teruggeschroefd en vaker het principe van de wederzijdse erkenning wordt toegepast

Voor deze operationele doelstellingen zijn de volgende personeelsleden nodig:

– De eerste 5 jaar 4 extra deskundigen en daarna 1 per jaar. Een A8-ambtenaar kost gemiddeld 0,122 miljoen euro onder titel I en 0,013 miljoen euro onder titel II

– Voorts moet voor de werkgroep de eerste 5 jaar een bedrag van € 100 000 per jaar worden uitgetrokken, daarna € 50 000 per jaar (titel III)

– Voor de vertaling van een deel van de nationale voorschriften dient voor de eerste vijf jaar een bedrag van € 540 000 per jaar te worden voorzien (titel III)

– Voorts dient een bedrag van € 500 000 te worden voorzien voor de ontwikkeling van specifiek materiaal/software (titel III)

Operationele doelstelling 2: certificering van treinbestuurders (3e spoorwegpakket):

– Aanbevelingen voor de ontwikkeling van modellen voor het geharmoniseerde rijbewijs en de aanvullende verklaring

– Aanbevelingen voor de communautaire codes voor de rijbewijscategorieën

– Ontwikkelen van specificaties voor het bestuurdersregister

– Samenwerking met de bevoegde instanties van de lidstaten om de interoperabiliteit van de registers te waarborgen

– Rapport betreffende ander personeel dat taken uitvoert die belangrijk zijn voor de veiligheid

– Rapport over de tenuitvoerlegging van de richtlijn

– Rapport betreffende het gebruik van chipkaarten

Voor deze operationele doelstellingen zijn de volgende personeelsleden nodig:

– De eerste vijf jaar twee extra deskundigen, daarna 1 per jaar (titels I en II)

– Bovendien moet de eerste vijf jaar een budget van € 100 000 per jaar worden uitgetrokken voor de werkgroep (€ 50 000 voor de werkgroep, € 50 000 voor studies), daarna € 25 000 per jaar voor de werkgroep (titel III)

Operationele doelstelling 3: Overige taken

– Taken in verband met ERTMS: Systeemautoriteit, beheert van de specificaties, beheer van de naast elkaar bestaande versie op het net, ondersteuning van de coördinatie bij de invoering van ERTMS op de verschillende spoorwegcorridors

– Ontwikkeling van communautaire criteria voor houders van wagons, als vervolg op de werkzaamheden inzake de certificering van onderhoudswerkplaatsen

– Opstelling van een gids voor de invoering van infrastructuur- en rollend materieelregisters

– enz.

Voor deze taken moet bovenop het beschikbare personeel worden gerekend op één extra deskundige per jaar (titel I en II).

8.2.3. Herkomst van het (statutaire) personeel

Opgelet: het betreft hier personeel van de DG TREN E2 dat de werkzaamheden van het Bureau opvolgt.X Posten die momenteel zijn toegewezen aan het beheer van het te vervangen of te verlengen programma

Posten die al zijn toegewezen in het kader van de JBS/VOB-procedure voor jaar n

Posten waarom in het kader van de volgende JBS/VOB-procedure zal worden gevraagd

Bestaande posten binnen de beherende dienst die worden heringedeeld (interne herindeling)

Posten die voor jaar n nodig zijn maar die in het kader van de JBS/VOB-procedure voor dat jaar nog niet zijn toegewezen

8.2.4. Andere administratieve uitgaven binnen het referentiebedrag (XX 01 04/05 – Uitgaven voor administratief beheer)

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Begrotingsonderdeel(nummer en omschrijving) | Jaar n | Jaar n + 1 | Jaar n + 2 | Jaar n + 3 | Jaar n + 4 | Jaar n + 5e.v. | TOTAAL |

1. Technische en administratieve bijstand (inclusief bijbehorende personeelsuitgaven) | | | | | | | |

Uitvoerende agentschappen [30] | | | | | | | |

Andere technische en administratieve bijstand | | | | | | | |

- intern | | | | | | | |

- extern | | | | | | | |

Totaal Technische en administratieve bijstand | | | | | | | |

8.2.5. Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Soort personeel | Jaar n | Jaar n + 1 | Jaar n + 2 | Jaar n + 3 | Jaar n + 4 | Jaar n + 5 e.v. |

Ambtenaren en tijdelijk personeel [31] (XX 01 01) | | | | | | |

Uit art. XX 01 02 gefinancierd personeel (hulpfunctionarissen, gedetacheerde nationale deskundigen, personeel op contractbasis, enz.)(vermeld begrotingsonderdeel) | | | | | | |

Totaal Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen) | | | | | | |

Berekening – Ambtenaren en tijdelijke functionarissen |

|

|

Berekening – Uit artikel XX 01 02 gefinancierd personeel |

|

|

8.2.6. Andere administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepenin miljoen euro (tot op 3 decimalen) |

| Jaarn | Jaar n + 1 | Jaar n + 2 | Jaar n + 3 | Jaar n + 4 | Jaar n + 5 e.v. | TOTAAL |

XX 01 02 11 01 – Dienstreizen | | | | | | | |

XX 01 02 11 02 – Conferenties en vergaderingen | | | | | | | |

XX 01 02 11 03 – Comités [32] | | | | | | | |

XX 01 02 11 04 – Studies en adviezen | | | | | | | |

XX 01 02 11 05 - Informatiesystemen | | | | | | | |

2. Totaal Andere beheersuitgaven (XX 01 02 11) | | | | | | | |

3. Andere uitgaven van administratieve aard (vermeld welke en verwijs naar het begrotingsonderdeel) | | | | | | | |

Totaal Andere administratieve uitgaven die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen | | | | | | | |

Berekening - Andere administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen |

|

De behoeften inzake personeel en administratie worden opgenomen in de jaarlijkse toewijzing voor het leidend DG in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure.

[1] PB ………….

[2] PB ………….

[3] PB ………….

[4] PB C van , blz. .

[5] PB C van , blz. .

[6] PB C van , blz. .

[7] PB C van , blz. .

[8] PB L 164 van 30.4.2004, blz. 1. Gerectificeerde versie in PB L 220 van 21.6.2004, blz. 3.

[9] PB L 164 van 30.4.2004, blz. 44. Gerectificeerde versie in PB L 220 van 21.6.2004, blz. 16.

[10] PB ……….

[11] PB ………….

[12] PB ………….

[13] PB ………….

[14] Titel en referentie verifiëren na de vaststelling van het derde spoorwegpakket.

[15] Zie de mededeling van de Commissie (COM(2004) 373 def. van 12.5.2004).

[16] Gesplitste kredieten

[17] Het jaar n is het eerste jaar waarin de in dit financieel memorandum vermelde wijzigingen in werking treden, hetzij het eerste jaar na de goedkeuring van deze wijziging door de twee takken van de begrotingsautoriteit.

[18] Uitgaven die niet onder hoofdstuk xx 01 van de betrokken titel xx vallen.

[19] Uitgaven die onder artikel xx 01 04 van titel xx vallen

[20] Uitgaven die onder hoofdstuk xx 01, met uitzondering van de artikelen xx 01 04 en xx 01 05, vallen

[21] Zie de punten 19 en 24 van het Inter-institutioneel Akkoord.

[22] Voeg zo nodig extra kolommen toe (wanneer de duur van de actie langer is dan 6 jaar).

[23] PB ………..

[24] PB ….. tekst te verifiëren

[25] Het jaar n is het eerste jaar waarin de in dit financieel memorandum vermelde wijzigingen in werking treden, hetzij het eerste jaar na de goedkeuring van deze wijziging door de twee takken van de begrotingsautoriteit.

[26] Zoals beschreven in de punten 5.3 en 8.2.2

[27] Waarvan de kosten NIET door het referentiebedrag worden gedekt.

[28] Waarvan de kosten NIET door het referentiebedrag worden gedekt.

[29] Waarvan de kosten door het referentiebedrag worden gedekt.

[30] Verwijs naar het specifieke financieel memorandum voor de betrokken uitvoerende agentschappen.

[31] Gemiddelde kosten voor een ambtenaar van niveau A uitgaande van n=2880 en een stijging van 2% per jaar.

[32] Specificeer het soort comité en de groep waartoe het behoort

--------------------------------------------------

Top