Tento dokument je výňatkem z internetových stránek EUR-Lex
Dokument 52006PC0354
Proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Council on establishing a financing instrument for the promotion of democracy and human rights worldwide (European Instrument for Democracy and Human Rights)
Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld (Europees instrument voor democratie en mensenrechten)
Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld (Europees instrument voor democratie en mensenrechten)
/* COM/2006/0354 def. - COD 2006/0116 */
[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN | Brussel, 26.6.2006 COM(2006) 354 definitief 2006/0116 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot instelling van een financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld (Europees instrument voor democratie en mensenrechten) (door de Commissie ingediend) TOELICHTING 1. Het doel van dit voorstel voor een nieuw financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten is een juridische grondslag te bieden voor het programma dat de opvolger van het Europees initiatief voor democratie en mensenrechten (EIDHR) vormt. Het EIDHR was gebaseerd op twee verordeningen die eind 2006 aflopen[1]. 2. Net als het EIDHR is het specifieke doel van het nieuwe instrument bij te dragen tot de verwezenlijking van de Europese beleidsdoelstellingen met betrekking tot de bevordering van democratie en mensenrechten in de buitenlandse betrekkingen, zoals beschreven in de verdragen[2] en in de loop der jaren uitgewerkt in mededelingen van de Commissie, resoluties van het Europees Parlement en conclusies van de Raad. Deze doelstellingen hebben een mondiaal karakter en komen terug in de EU-richtsnoeren voor mensenrechten[3], het stabilisatie- en associatieproces[4], het Europees nabuurschapsbeleid[5], de Europese consensus inzake ontwikkeling[6] en in de nieuwe regionale initiatieven zoals de EU-strategie voor Afrika[7], het strategisch partnerschap van de EU met Latijns-Amerika[8] en het EU-beleid met betrekking tot Azië[9]. Het belangrijkste beleidskader voor het EIDHR werd gevormd door de mededelingen van de Commissie van 2000 en 2001[10]. 3. Net als het EIDHR zal het nieuwe instrument dienen ter aanvulling op de verschillende andere instrumenten voor de uitvoering van het EU-beleid inzake democratie en mensenrechten, die variëren van politieke dialoog en diplomatieke demarches tot diverse instrumenten voor financiële en technische samenwerking, die zowel geografische als thematische programma’s omvatten. Ook zal het instrument een aanvulling vormen op de meer crisisgerelateerde interventies in het kader van het nieuwe stabiliteitsinstrument. 4. Hoewel het thema democratie en mensenrechten al in toenemende mate geïntegreerd is in deze verschillende instrumenten, zal het nieuwe financieringsinstrument een aanvullende rol spelen vanwege zijn mondiale karakter en het feit dat het los staat van specifieke maatregelen. Evenals het EIDHR maakt dit samenwerking met het maatschappelijk middenveld mogelijk op het gebied van gevoelige thema’s met betrekking tot mensenrechten en democratie. Anders dan de langetermijnprogrammering van de geografische programma’s, biedt het instrument voldoende flexibiliteit om in te spelen op veranderende omstandigheden of om innovaties te ondersteunen. Het schept ook capaciteit op EU-niveau om specifieke internationale doelstellingen te formuleren en maatregelen te ondersteunen die geen betrekking hebben op een bepaald geografisch gebied en geen verband houden met een crisis, en waarvoor een internationale aanpak vereist is of waarbij sprake is van operaties zowel binnen de EU als in een aantal partnerlanden. Het biedt het noodzakelijke kader voor maatregelen zoals verkiezingswaarnemingsmissies van de EU waarvoor samenhang van het beleid, een uniform beheerssysteem en gezamenlijke actienormen vereist zijn. 5. Met het oog op de geplande drastische vereenvoudiging van de regelgeving inzake de buitenlandse hulp, wilde de Commissie aanvankelijk het toekomstige kader voor de specifieke activiteiten met betrekking tot democratie en mensenrechten, de voortzetting van het EIDHR, de vorm geven van een thematisch programma waarvoor de vier voorgestelde verordeningen inzake de buitenlandse hulp de juridische grondslag zouden vormen[11]. Daarom presenteerde de Commissie in januari een mededeling over een thematisch programma ter bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld in het kader van de toekomstige financiële vooruitzichten (2007-2013)[12], die was opgesteld na overleg eind 2005[13]. Sindsdien is verder overleg gevoerd over de opzet van de programmeringsdocumenten. 6. Gezien het bijzondere karakter van het Europese optreden op het gebied van democratie en mensenrechten, overeenkomstig het in het Verdrag beschreven mandaat, heeft met name het Europees Parlement, dat het initiatief nam tot het EIDHR, lange tijd gepleit voor een aparte verordening in plaats van een thematisch programma. Hoewel de Commissie zich bewust was van de argumenten van het Europees Parlement, wilde zij eerst consensus tussen de instellingen bereiken over het overkoepelende plan voor de vereenvoudiging van de regelgeving inzake de buitenlandse hulp. Nu deze consensus is bereikt, acht de Commissie het wenselijk een voorstel te doen voor een aparte verordening. 7. In het voorstel wordt in hoofdlijnen uitgegaan van de mededeling over een thematisch programma ter bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld in het kader van de toekomstige financiële vooruitzichten (2007-2013), en er is derhalve rekening gehouden met het in dat verband gevoerde overleg. Omdat de verordening tijdig moet worden goedgekeurd om vanaf 2007 acties te kunnen uitvoeren, is er verder geen overleg gevoerd over het voorstel voor de verordening. 8. Het voorgestelde instrument is gebaseerd op artikel 179, lid 1, van het EG-Verdrag, dat betrekking heeft op ontwikkelingssamenwerking, en op artikel 181 A, lid 2, van het EG-Verdrag, dat betrekking heeft op economische, financiële en technische samenwerking met derde landen anders dan ontwikkelingslanden. Daarmee is het mondiale toepassingsgebied van het instrument verzekerd. Op de hele verordening is de medebeslissingsprocedure van artikel 251 van het EG-Verdrag van toepassing. 9. De opzet van de verordening sluit nauw aan bij die van de andere nieuwe financieringsinstrumenten voor buitenlandse hulp in het kader van de financiële vooruitzichten voor 2007-2013[14]. De verordening omvat drie titels. Titel I (de artikelen 1 tot en met 3) behandelt de doelstellingen en het toepassingsgebied van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten, titel II (de artikelen 4 tot en met 15) omvat de algemene regels voor de uitvoering en titel III (de artikelen 16 tot en met 20) omvat de slotbepalingen. 10. In titel I, artikel 1, worden de strategische doelstellingen beschreven voor het instrument, zoals ontwikkeld en gepresenteerd in de mededeling van de Commissie over “een thematisch programma ter bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld in het kader van de toekomstige financiële vooruitzichten (2007-2013)”[15]. Artikel 2 verwijst naar de terreinen waarop steun uit hoofde van dit instrument kan worden verleend ter verwezenlijking van de in artikel 1 beschreven doelstellingen. De lijst van activiteiten op elk terrein is niet uitputtend en kan bij bijzondere behoeften worden aangevuld. Op grond van artikel 2, lid 3, kunnen maatregelen worden uitgevoerd in de Europese Unie als de steun rechtstreeks verband houdt met situaties in derde landen. Dit geldt met name voor in de Europese Unie gevestigde rehabilitatiecentra voor slachtoffers van marteling en maatregelen die alleen buiten het betreffende begunstigde land kunnen worden uitgevoerd. 11. In titel I, artikel 3 worden de algemene beginselen beschreven voor de tenuitvoerlegging van de verordening, namelijk - de steun in het kader van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten dient ter aanvulling van steun uit hoofde van de andere vermelde financieringsinstrumenten; - de steun moet in overeenstemming zijn met het relevante EU-beleid; - er moet coördinatie plaatsvinden met de steunprogramma’s van de lidstaten; - er moet informatie worden uitgewisseld met het Europees Parlement en het maatschappelijk middenveld. 12. In de artikelen 4 tot en met 6 van titel II wordt het algemene procedurele kader beschreven voor de uitvoering van de buitenlandse hulp van de Gemeenschap, overeenkomstig de richtsnoeren zoals beschreven in het document over de hervorming van het beheer van de buitenlandse hulp van de Gemeenschap[16] en rekening houdend met de sindsdien verworven kennis en innovaties. In artikel 5 wordt de procedure beschreven voor de programmering van de steun door middel van strategiedocumenten en de herzieningen daarvan. De strategiedocumenten worden opgesteld overeenkomstig het gemeenschappelijk kader en de gemeenschappelijke procedure voor strategiedocumenten in het kader van de thematische programma’s 2007-2013[17]. De strategiedocumenten worden goedgekeurd bij een besluit van de Commissie na een positief advies van het beheerscomité, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en onder voorzitterschap van een vertegenwoordiger van de Commissie (artikel 16). Om ervoor te zorgen dat de communautaire steun goed wordt afgestemd op de steun van de lidstaten en andere donors en betrokkenen moet gedurende het volledige programmeringsproces met deze partijen en met het maatschappelijk middenveld worden overlegd. 13. Overeenkomstig artikel 6 worden financieringsbesluiten in het kader van dit instrument doorgaans genomen door de Commissie, in de vorm van jaarlijkse actieprogramma’s, die worden gebaseerd op de strategiedocumenten en de herzieningen daarvan. In het jaarlijkse actieprogramma worden alle vormen van financiering in de zin van de artikelen 8 en 12 van deze verordening opgenomen en met name het jaarlijkse werkprogramma zoals bedoeld in artikel 110, lid 1, van het financieel reglement[18]. Wijzigingen in het jaarlijkse actieprogramma moeten worden goedgekeurd door de Commissie, na een gunstig advies van het beheerscomité. Als de wijzigingen niet meer dan 20% van het totale bedrag voor het jaarlijkse actieprogramma betreffen, stelt de Commissie het beheerscomité en het Europees Parlement in kennis. In uitzonderlijke gevallen (artikel 7) en voor de financiering van ondersteunende maatregelen (artikel 8) kan de Commissie financieringsbesluiten nemen die buiten het bestek van de strategiedocumenten vallen. 14. Met artikel 7 (Bijzondere maatregelen) krijgt de Gemeenschap meer mogelijkheden om op onvoorziene situaties en ontwikkeling in te spelen en wordt met name flexibiliteit ingevoerd met betrekking tot de effectieve implementatie van de aanvullende communautaire steun op het gebied van democratie en mensenrechten. Zo kan de Commissie maatregelen treffen die niet in de oorspronkelijke strategiedocumenten waren opgenomen. Aangezien dergelijke besluiten worden genomen buiten het toepassingsgebied van de door het beheerscomité goedgekeurde strategiedocumenten om, moet het beheerscomité een gunstig advies uitbrengen over maatregelen waarvoor meer dan vijf miljoen euro wordt uitgetrokken. Wanneer de maatregel minder dan vijf miljoen euro kost, stelt de Commissie het beheerscomité en het Europees Parlement binnen een maand na goedkeuring in kennis van het besluit. 15. Op grond van artikel 8 kan de Gemeenschap ondersteunende maatregelen die noodzakelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van de verordening en de verwezenlijking van de doelstellingen financieren via kredieten voor beleids- en administratieve uitgaven. Wanneer ondersteunende maatregelen worden gefinancierd buiten de strategiedocumenten om, geldt artikel 8, lid 3, op grond waarvan dergelijke maatregelen op dezelfde wijze worden goedgekeurd als bijzondere maatregelen. 16. In artikel 9 worden de entiteiten, organen en instellingen vermeld die in aanmerking komen voor subsidies in het kader van deze verordening. Overeenkomstig de huidige praktijken en de relevante bepalingen in andere instrumenten voor buitenlandse hulp wordt in artikel 9, lid 1, bepaald dat de steun breed toegankelijk is. In aansluiting hierop komen op grond van artikel 9, lid 2, ook andere organen voor subsidies in het kader van deze verordening in aanmerking als dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen. 17. Artikel 10 stelt de Commissie in staat de in het kader van deze verordening gefinancierde maatregelen te beheren volgens de methodes zoals beschreven in het financieel reglement (gecentraliseerd beheer of gezamenlijk beheer in samenwerking met internationale organisaties). Overeenkomstig artikel 54 van het financieel reglement worden in artikel 10, lid 2, de criteria vastgesteld voor de overdracht van de uitvoering van de begroting naar nationale publiekrechtelijke organen of privaatrechtelijke entiteiten die openbare diensten verlenen. 18. In de artikelen 11 en 12 van titel II wordt een overzicht gegeven van de begrotingsvastleggingen en typen financiering op basis van besluiten van de Commissie met betrekking tot strategiedocumenten (artikel 5), jaarlijkse actieprogramma’s (artikel 6), bijzondere maatregelen (artikel 7) en ondersteunende maatregelen (artikel 8). Op basis van artikel 108, lid 1, onder b), van het financieel reglement, wordt in artikel 12, lid 1, onder c), het Europees Interuniversitair Centrum voor mensenrechten en democratisering (EIUC) aangewezen als potentiële begunstigde van subsidies in het kader van deze verordening, met het oog op de voortzetting van de Europese masteropleiding in mensenrechten en democratisering en het EU-UN Fellowship Programme. De juridische grondslag voor de huidige van het van het Europees Interuniversitair Centrum verstrijkt eind 2006[19]. Op grond van artikel 12 is ook cofinanciering mogelijk met de lidstaten, andere donorlanden, internationale en regionale organisaties en andere organen. 19. In titel II, artikel 13 worden de regels beschreven voor deelname aan gunningsprocedures voor subsidies en overheidsopdrachten in het kader van deze verordening beschreven. Op grond van artikel 13 kunnen particuliere natuurlijke en rechtspersonen uit derde landen die hun eigen subsidies en overheidsopdrachten opstellen voor EU-lidstaten deelnemen aan procedures voor subsidies en aanbestedingen uit hoofde van deze verordening. Deze bepalingen komen overeen met de ingetrokken verordeningen inzake de toegang tot buitenlandse hulp van de Gemeenschap[20]. 20. Overeenkomstig titel II, artikel 15, is de Commissie verplicht toezicht te houden op de programmering in het kader van deze verordening, deze te herzien en regelmatig de effectiviteit ervan te beoordelen. De lidstaten en het Europees Parlement zullen de verslagen hierover ter informatie en bespreking ontvangen. 21. De artikelen 16 tot en met 20 van titel III omvatten slotbepalingen inzake de oprichting van een beheerscomité bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten (artikel 16), overeenkomstig het comitologiebesluit van de Raad[21], het door de Commissie op te stellen jaarverslag over de uitvoering van de steunmaatregelen in het kader van deze verordening (artikel 17), het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van de verordening (artikel 18) en de herziening van de verordening na vier jaar, op voorstel van de Commissie (artikel 19). 22. Op grond van titel III, artikel 20, is de verordening geldig van 1 januari 2007 voor een periode van zeven jaar, tot en met 31 december 2013. Het is noodzakelijk dat de verordening op 1 januari 2007 in werking treedt zodat er ook na 31 december 2006 een juridische grondslag blijft bestaan voor aanvullende buitenlandse hulp voor de bevordering van democratie en mensenrechten. Op die datum verstrijken namelijk de huidige juridische grondsalgen voor het Europees initiatief voor de democratie en de mensenrechten. Om uit hoofde van de begroting voor 2007 buitenlandse hulp te kunnen verstrekken voor de bevordering van democratie en mensenrechten, moet deze verordening op 1 januari 2007 in werking treden. 2006/0116 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot instelling van een financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld (Europees instrument voor democratie en mensenrechten) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 179, lid 1, en 181A, lid 2, Gelet op het voorstel van de Commissie[22], Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag[23], Overwegende hetgeen volgt: (1) Er wordt een nieuw kader voorgesteld voor de planning en uitvoering van de buitenlandse hulp van de Gemeenschap om deze effectiever te maken. Verordening (EG) nr. […] van de Raad heeft betrekking op de oprichting van het instrument voor communautaire pretoetredingssteun (IPA) voor (potentiële) kandidaat-lidstaten. Verordening (EG) nr. […] van het Europees Parlement en de Raad heeft betrekking op de oprichting van het Europese nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI) voor directe steun in het kader van nabuurschapsbeleid van de EU. Verordening (EG) nr. […] van het Europees Parlement en de Raad heeft betrekking op de oprichting van het financieringsinstrument voor economische samenwerking en ontwikkelingssamenwerking. Verordening (EG) nr. […] van het Europees Parlement en de Raad heeft betrekking op de oprichting van het financieringsinstrument voor stabiliteit, waarmee steun wordt verleend in (dreigende) crisissituaties en specifieke mondiale en transregionale problemen. Bij deze verordening wordt een Europees instrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten (EIDHR) in de wereld ingesteld. (2) Volgens artikel 6, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, is de Unie gegrondvest op de beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en van de rechtsstaat, welke beginselen de lidstaten gemeen hebben. Elke Europese staat die deze beginselen in acht neemt, kan op grond van artikel 49 van het Verdrag betreffende de Europese Unie het lidmaatschap van de Europese Unie aanvragen. (3) Het bevorderen van de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten en fundamentele vrijheden is een van de belangrijkste doelstellingen van het ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap en van de economische, financiële en technische samenwerking met derde landen. Een verbintenis tot het eerbiedigen, bevorderen en beschermen van de democratische beginselen en de mensenrechten is een essentieel element in de overeenkomsten die de Gemeenschap met derde landen sluit[24]. (4) In de Europese consensus inzake ontwikkeling die door de Raad en de vertegenwoordigers van de regering van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, de Europese Commissie en het Europees Parlement gezamenlijk is vastgesteld[25] wordt benadrukt dat “vooruitgang bij de bescherming van de mensenrechten, goed bestuur en democratisering fundamenteel [is] voor armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling”. (5) Het financieringsinstrument draagt bij tot de verwezenlijking van de doelstelling van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie met betrekking tot ontwikkeling en consolidering van de democratie en de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden. (6) De bijdrage van de Gemeenschap tot ontwikkeling en consolidering van de democratie en de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden is verankerd in de algemene beginselen van het Internationaal Statuut van de Mensenrechten[26] en alle daarmee samenhangende instrumenten van de Verenigde Naties. (7) Democratie en mensenrechten hangen nauw samen. De fundamentele vrijheden van meningsuiting en vereniging zijn de noodzakelijke voorwaarden voor politiek pluralisme en het democratisch proces. Daarnaast zijn democratische controle en scheiding der machten essentieel voor de instandhouding van een onafhankelijke rechterlijke macht en de rechtsstaat, die op hun beurt noodzakelijk zijn voor een doeltreffende bescherming van de mensenrechten. (8) Mensenrechten kunnen worden beschouwd als universeel aanvaarde internationale normen, maar democratie moet worden gezien als een proces dat zich van binnenuit ontwikkelt met deelname van alle geledingen van de samenleving en een reeks instellingen die moeten zorgen voor participatie, vertegenwoordiging, reactiebereidheid en verantwoordingsplicht. Het opbouwen en instandhouden van mensenrechten en ervoor zorgen dat de democratie goed functioneert ten dienste van de burgers is vooral in opkomende democratieën een moeilijke maar absoluut noodzakelijke taak en vormt een voortdurende uitdaging voor in de eerste plaats de bevolking van het betrokken land. (9) Op bovenstaande kwesties tijdig en op effectieve en flexibele wijze te kunnen aanpakken na het verstrijken op 31 december 2006 van Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad[27] en Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad[28], die de juridische grondslag vormden voor het Europees initiatief voor democratie en mensenrechten, zijn specifieke financiële middelen en een onafhankelijk financieringsinstrument noodzakelijk, die op zichzelf staan en daarnaast een aanvulling vormen op de humanitaire hulp en de financieringsinstrumenten voor langetermijnontwikkeling en -samenwerking. (10) De communautaire steun in het kader van deze verordening dient ter aanvulling op de verschillende andere instrumenten voor de uitvoering van het EU-beleid inzake democratie en mensenrechten, die variëren van politieke dialoog en diplomatieke demarches tot diverse instrumenten voor financiële en technische samenwerking, die zowel geografische als thematische programma’s omvatten. Ook zal het instrument een aanvulling vormen op de meer crisisgerelateerde interventies in het kader van het stabiliteitsinstrument. (11) In aanvulling op de maatregelen die worden getroffen in samenwerking met partnerlanden in het kader van de samenwerking uit hoofde van het instrument voor pretoetredingssteun, het Europese nabuurschaps- en partnerschapsinstrument, het instrument voor economische samenwerking en ontwikkelingssamenwerking, de Overeenkomst van Cotonou met de ACS-landen en het stabiliteitsinstrument, verleent de Gemeenschap in het kader van deze verordening steun voor mondiale, regionale en nationale mensenrechten- en democratiseringsvraagstukken, in samenwerking met het maatschappelijk middenveld. (12) Doelstellingen met betrekking tot democratie en mensenrechten zijn in toenemende mate geïntegreerd in alle financieringsinstrumenten voor buitenlandse hulp, maar de communautaire steun in het kader van deze verordening zal een specifieke aanvullende rol spelen vanwege zijn mondiale karakter en het feit dat de steun niet afhankelijk is van de toestemming van de overheden van derde landen. Dit maakt samenwerking met het maatschappelijk middenveld mogelijk op het gebied van gevoelige thema’s met betrekking tot mensenrechten en democratie en biedt voldoende flexibiliteit om in te spelen op veranderende omstandigheden of om innovaties te ondersteunen. Het schept ook capaciteit op EU-niveau om specifieke internationale doelstellingen te formuleren en te ondersteunen die geen betrekking hebben op een bepaald geografisch gebied en geen verband houden met een crisis en waarvoor een internationale aanpak vereist is of waarbij sprake is van operaties zowel binnen de EU als in een aantal derde landen. Het biedt het noodzakelijke kader voor maatregelen zoals onafhankelijke verkiezingswaarnemingsmissies van de EU waarvoor samenhang van het beleid, een uniform beheerssysteem en gezamenlijke actienormen vereist zijn. (13) In de “Richtsnoeren voor de versterking van de operationele coördinatie tussen de Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Commissie, en de lidstaten op het gebied van externe hulp” uit 2001 wordt benadrukt dat de buitenlandse hulp van de EU ter ondersteuning van democratiseringsprocessen en de bevordering van de mensenrechten en fundamentele vrijheden in de wereld beter moet worden gecoördineerd. De Commissie en de lidstaten zullen ervoor zorgen dat hun steunmaatregelen op elkaar worden afgestemd. (14) Vanwege het belang en het toepassingsgebied van de communautaire steun voor democratie en mensenrechten moet de Commissie regelmatig informatie uitwisselen met het Europees Parlement. (15) Zo vroeg mogelijk in het programmeringsproces moet de Commissie vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld raadplegen, evenals andere donors en betrokkenen, zodat zij gemakkelijker hieraan kunnen bijdragen en hun hulpactiviteiten zo goed mogelijk op elkaar kunnen worden afgestemd. (16) De Gemeenschap moet snel in kunnen spelen op onvoorziene behoeften en buitengewone omstandigheden zodat haar verbintenis tot het bevorderen van democratie en mensenrechten in landen waar zich problemen op dit gebied voordoen geloofwaardig en doeltreffend is. Daarom moet de Commissie bijzondere maatregelen kunnen nemen buiten de strategiedocumenten om. Dit steunbeheersinstrument komt overeen met de andere instrumenten voor de financiering van buitenlandse hulp. (17) Bij deze verordening worden voor de gehele looptijd van het programma financiële middelen vastgesteld die voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt zijn in de zin van punt 37 van het op 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie gesloten Interinstitutioneel Akkoord inzake de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure . (18) De financiële steun voor het Europees Interuniversitair Centrum voor mensenrechten en democratisering, dat een Europese masteropleiding in mensenrechten en democratisering aanbiedt, en het EU-UN Fellowship Programme moet worden gewaarborgd na het verstrijken eind 2006 van Besluit nr. 791/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van op Europees niveau actieve organisaties en ter ondersteuning van gerichte activiteiten op het gebied van onderwijs en opleiding[29], dat de juridische grondslag voor de financiering vormde. (19) De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[30]. (20) Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel is het voor de verwezenlijking van de hoofddoelstellingen van deze verordening noodzakelijk en passend om voorschriften vast te stellen voor het Europees instrument voor democratie en mensenrechten. Deze verordening gaat niet verder dan nodig is om de nagestreefde doelstellingen te verwezenlijken, overeenkomstig Artikel 5 van het Verdrag, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Titel I Doelstellingen en toepassingsgebied ARTIKEL 1 DOELSTELLINGEN 1. Bij deze verordening wordt een Europees instrument voor democratie en mensenrechten ingesteld, op grond waarvan de Gemeenschap steun zal verlenen in het kader van het communautaire beleid inzake ontwikkelingssamenwerking en economische, financiële en technische samenwerking met derde landen teneinde bij te dragen aan de ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden. 2. Dergelijke steun zal met name gericht zijn op: a) versterking van de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden waar deze het meest worden bedreigd en hulp aan en solidariteit met de slachtoffers van onderdrukking of mishandeling; b) versterking van de rol van het maatschappelijk middenveld bij het bevorderen van mensenrechten en democratische hervormingen, het ontwikkelen van politieke participatie en vertegenwoordiging en het ondersteunen van conflictpreventie; c) versterking van het internationaal kader voor de bescherming van de mensenrechten, de rechtsstaat en de bevordering van de democratie; d) het opbouwen van vertrouwen in democratische verkiezingsprocessen door de verdere ontwikkeling van verkiezingswaarneming en -ondersteuning. Artikel 2Toepassingsgebied 1. Gelet op de artikelen 1 en 3, heeft de communautaire steun betrekking op de volgende terreinen: a) steun voor de democratie en voor democratiseringsprocessen, met name door het versterken van de rol van het maatschappelijk middenveld bij i) de ontwikkeling van de politieke participatie en vertegenwoordiging van burgers, het aanmoedigen van dialoog en samenwerking met het maatschappelijk middenveld en bijdragen tot de emancipatie van gemarginaliseerde bevolkingsgroepen; ii) het aanmoedigen van participatieve besluitvormingsprocessen op nationaal, regionaal en lokaal niveau en het stimuleren van gelijke participatie van mannen en vrouwen in de maatschappij, de economie en de politiek; iii) het stimuleren van wederzijds respect en pluralisme, zowel binnen het maatschappelijk middenveld als op politiek niveau, door het bevorderen van de vrijheid van meningsuiting en vergadering, onafhankelijke en verantwoordelijke media, onbelemmerde toegang tot informatie en vrijheid van vereniging; iv) de versterking van de rechtsstaat en het aanmoedigen van justitiële hervormingen, de onafhankelijkheid van het justitiële apparaat, de bestrijding van straffeloosheid en bijdragen aan de opzet van mechanismen voor overgangsjustitie en verzoening, waaronder steun voor het opzetten en de werking van internationale gelegenheidstribunalen en het Internationale Strafhof; v) de ondersteuning van hervormingen om effectieve democratische verantwoordingsplicht en effectief democratisch toezicht te bewerkstelligen, waaronder toezicht op de veiligheidssector en het aanmoedigen van maatregelen tegen corruptie; vi) de toepassing van conflictpreventie- en conflictbemiddelingstechnieken zodat gewelddadige conflicten worden voorkomen, de oorzaak van problemen wordt aangepakt en passende democratische processen worden ontwikkeld om uiteenlopende belangen te kanaliseren en te beheersen; b) bevordering en verdediging van mensenrechten en fundamentele vrijheden zoals vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en andere internationale instrumenten met betrekking tot burgerrechten en politieke, economische en sociale rechten. Dit omvat steun via het maatschappelijk middenveld voor: i) de afschaffing van de doodstraf, het voorkomen van marteling en mishandeling en rehabilitatie van de slachtoffers van marteling en schendingen van de mensenrechten; ii) mensenrechtenactivisten; iii) de strijd tegen racisme, vreemdelingenhaat en discriminatie op welke grond dan ook; iv) minderheden, etnische groepen en inheemse volkeren; v) vrouwenrechten; vi) kinderrechten; vii) fundamentele arbeidsnormen; viii) onderwijs, opleiding en toezicht op het gebied van mensenrechten en democratie; c) versterking van het internationaal kader voor de bescherming van de mensenrechten, de rechtsstaat en de bevordering van de democratie met name door middel van: i) steun voor specifieke internationale en regionale instrumenten op het gebied van mensenrechten, justitie en democratie; ii) bevordering van de samenwerking met multilaterale en regionale organisaties; iii) bevordering van het naleven van internationaal humanitaire recht; d) opbouw van vertrouwen in democratische verkiezingsprocessen, met name door: i) de inzet van verkiezingswaarnemingsmissies van de Europese Unie; ii) bij te dragen aan de ontwikkeling van verkiezingswaarnemingscapaciteit op regionaal en lokaal niveau en ondersteuning van initiatieven om de participatie en het vertrouwen in het verkiezingsproces te vergroten. 2. Bij alle in deze verordening genoemde steunmaatregelen wordt zoveel mogelijk gestreefd naar gelijke kansen voor mannen en vrouwen, de rechten van kinderen en inheemse bevolkingsgroepen. 3. De steunmaatregelen kunnen op mondiaal of regionaal niveau worden uitgevoerd, of op het grondgebied van derde landen. Steunmaatregelen die worden uitgevoerd op het grondgebied van een lidstaat moeten rechtstreeks verband houden met situaties in derde landen. Artikel 3Complementariteit en samenhang van de communautaire steun 1. De communautaire steun in het kader van deze verordening dient ter aanvulling op de steun in het kader van de verordeningen tot instelling van het instrument voor pretoetredingssteun, het Europese nabuurschaps- en partnerschapsinstrument, het instrument voor economische samenwerking en ontwikkelingssamenwerking, de partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds[31], en het stabiliteitsinstrument. Uit hoofde van deze verordening wordt communautaire steun verleend als en voor zover geen adequate hulp kan worden verleend in het kader van deze instrumenten, of als de steun doeltreffender kan worden verleend in het kader van deze verordening. 2. De Commissie ziet erop toe dat de in het kader van deze verordening goedgekeurde maatregelen in overeenstemming zijn met het algemene beleidskader en met name met de doelstellingen van de genoemde instrumenten, evenals met andere relevante communautaire maatregelen en maatregelen uit hoofde van het Verdrag betreffende de Europese Unie. 3. Om de doeltreffendheid en samenhang van de steunmaatregelen van de Gemeenschap en die van de lidstaten te vergroten, streeft de Commissie ernaar haar eigen activiteiten en die van de lidstaten zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen, zowel op het niveau van de besluitvorming als op operationeel niveau. De coördinatie omvat veelvuldige en geregelde uitwisseling van relevante informatie tijdens de verschillende fasen van het steunverleningsproces, met name op operationeel niveau, en vormt een belangrijke stap in het programmeringsproces van de Gemeenschap en de lidstaten. 4. De Commissie streeft naar regelmatige informatie-uitwisseling met het Europees Parlement. 5. De Commissie onderhoudt een dialoog met het maatschappelijk middenveld over de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening. Titel IIUitvoering ARTIKEL 4 ALGEMEEN IMPLEMENTATIEKADER De communautaire steun uit hoofde van deze verordening wordt ten uitvoer gelegd via de volgende instrumenten: a) strategiedocumenten en herzieningen daarvan wanneer nodig; b) jaarlijkse actieprogramma’s; c) bijzondere maatregelen. Artikel 5Strategiedocumenten en herzieningen 1. De communautaire strategie voor communautaire hulp uit hoofde van deze verordening wordt beschreven in strategiedocumenten, evenals de prioriteiten van de Gemeenschap, de internationale situatie en de activiteiten van de belangrijkste partners. 2. In de strategiedocumenten worden de gebieden vermeld die prioritair in aanmerking komen voor financiering door de Gemeenschap, de specifieke doelstellingen en de verwachte resultaten en de prestatie-indicatoren. Ook wordt een indicatieve financiële toewijzing vermeld, zowel totaal als per prioriteitsgebied; indien nodig kan hierbij een marge worden vermeld. 3. Strategiedocumenten en de eventuele herzieningen of uitbreidingen daarvan worden goedgekeurd overeenkomstig de in artikel 16, lid 2, beschreven procedure. De geldigheidsduur van de strategiedocumenten mag die van deze verordening niet overschrijden. Strategiedocumenten worden halverwege de looptijd herzien, of op enig ander moment indien noodzakelijk. 4. De Commissie en de lidstaten zullen in een vroeg stadium van het programmeringsproces met elkaar overleggen, evenals met andere donors en betrokkenen, waaronder vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, om ervoor te zorgen dat de samenwerkingsactiviteiten op elkaar worden afgestemd. Artikel 6Jaarlijkse actieprogramma’s 1. Onverminderd artikel 7 stelt de Commissie jaarlijkse actieprogramma’s vast, op basis van de in artikel 5 bedoelde strategiedocumenten en de herzieningen daarvan. 2. In de jaarlijkse actieprogramma’s worden de doelstellingen, de gebieden waarop maatregelen worden genomen, de verwachte resultaten, de beheersprocedures en het totale bedrag van de geplande financiering bepaald. Zij bevatten een beschrijving van de te financieren acties, een indicatie van de voor elke actie toegewezen bedragen en een indicatief tijdschema voor de tenuitvoerlegging. De doelstellingen moeten meetbaar en tijdgebonden zijn. 3. Jaarlijkse actieprogramma’s en de eventuele herzieningen of uitbreidingen daarvan worden goedgekeurd overeenkomstig de in artikel 16, lid 2, beschreven procedure. Als de wijzigingen in een jaarlijks actieprogramma niet meer dan 20% van het totale bedrag betreffen, worden deze door de Commissie goedgekeurd, die het in artikel 16, lid 1, bedoelde comité in kennis stelt. 4. Als het jaarlijkse actieprogramma nog niet is goedgekeurd, kan de Commissie bij wijze van uitzondering maatregelen goedkeuren op basis van de in artikel 5 bedoelde strategiedocumenten volgens dezelfde voorschriften en procedures als voor de jaarlijkse actieprogramma’s. Artikel 7 Bijzondere maatregelen 1. Onverminderd artikel 5, kan de Commissie bij onvoorziene behoeften of in buitengewone omstandigheden bijzondere maatregelen goedkeuren die niet onder de strategiedocumenten vallen. 2. In de bijzondere maatregelen worden de doelstellingen, de gebieden waarop maatregelen worden genomen, de verwachte resultaten en het totale bedrag van de geplande financiering bepaald. Zij bevatten een beschrijving van de te financieren acties, een indicatie van de voor elke actie toegewezen bedragen en een indicatief tijdschema voor de tenuitvoerlegging. 3. Wanneer de kosten van dergelijke maatregelen meer bedragen dan vijf miljoen euro, worden de bijzondere maatregelen door de Commissie goedgekeurd volgens de in artikel 16, lid 2, beschreven procedure. 4. Voor bijzondere maatregelen voor minder dan vijf miljoen euro stuurt de Commissie binnen een maand na goedkeuring een kennisgeving aan de lidstaten. Artikel 8 Ondersteunende maatregelen 1. Uit hoofde van deze verordening kunnen uitgaven worden gefinancierd voor activiteiten met betrekking tot voorbereiding, follow-up, controle, audit en evaluatie die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van deze verordening en de verwezenlijking van de hierin beschreven doelstellingen, zoals studies, vergaderingen, informatie, opleiding, publicaties, computernetwerken voor informatie-uitwisseling en alle andere vormen van administratieve of technische bijstand die noodzakelijk zijn voor het beheer van het programma. Ook kunnen indien nodig uitgaven worden gefinancierd voor acties die het communautaire karakter van de steunmaatregelen onderstrepen en voor activiteiten waarmee het publiek in de betrokken landen wordt voorgelicht over de doelstellingen en resultaten van de steunmaatregelen. 2. De communautaire financiering omvat ook uitgaven voor administratieve ondersteuning door de delegaties van de Commissie die zich bezighouden met het beheer van de in het kader van deze verordening gefinancierde projecten. 3. De Commissie keurt de ondersteunende maatregelen die buiten de in artikel 5 bedoelde strategiedocumenten vallen goed volgens de in artikel 7, lid 3 en 4, beschreven procedure. Artikel 9Voorwaarden 1. Onverminderd artikel 13 komen de volgende organen en personen in aanmerking voor financiering uit hoofde van deze verordening voor de uitvoering van de in de artikel 6 en 7 bedoelde steunmaatregelen: a) maatschappelijke en lokale organisaties en netwerken daarvan op nationaal, regionaal en internationaal niveau; b) publiek- en privaatrechtelijke agentschappen, instellingen en organisaties zonder winstoogmerk en netwerken daarvan op nationaal, regionaal en internationaal niveau; c) internationale en regionale intergouvernementele organisaties; d) natuurlijke personen, als dit noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening. 2. Andere dan de in lid 1 genoemde organen en personen komen in aanmerking voor financiering wanneer dit noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening. Artikel 10Beheersprocedures 1. De uit hoofde van deze verordening gefinancierde maatregelen worden uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002[32] en eventuele herzieningen daarvan, op basis van gecentraliseerd beheer of gezamenlijk beheer in samenwerking met internationale organisaties, overeenkomstig artikel 53, lid 1, van de genoemde verordening. 2. Overeenkomstig artikel 54 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad kan de Commissie besluiten overheidstaken en met name taken tot uitvoering van de begroting toe te vertrouwen aan de in artikel 54, lid 2, onder c), van de genoemde verordening bedoelde organen. Artikel 11Vastleggingen 1. Begrotingsvastleggingen geschieden op basis van besluiten die door de Commissie worden genomen overeenkomstig de artikelen 6, 7 en 8. 2. De communautaire financiering geschiedt onder meer in een van de volgende juridische vormen: a) subsidieovereenkomsten, subsidiebesluiten of bijdrageovereenkomsten; b) overeenkomsten op grond van artikel 54 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002; c) aanbestedingscontracten; d) arbeidsovereenkomsten. Artikel 12Vormen van financiering 1. De communautaire financiering geschiedt in een van de volgende vormen: a) projecten en programma’s; b) subsidies voor de financiering van projecten die worden ingediend door internationale en regionale intergouvernementele organisaties zoals bedoeld in artikel 9, lid 1, onder c); c) subsidies voor de exploitatiekosten van het Europees Interuniversitair Centrum voor mensenrechten en democratisering (EIUC), met name voor de Europese masteropleiding in mensenrechten en democratisering en het EU-UN Fellowship Programme, die ook volledig toegankelijk moeten zijn voor ingezetenen van derde landen, alsmede andere activiteiten op het gebied van onderwijs, opleiding en onderzoek ter bevordering van democratie en mensenrechten; d) bijdragen aan internationale fondsen, zoals de fondsen die worden beheerd door internationale of regionale organisaties; e) personele en materiële middelen voor de effectieve uitvoering van verkiezingswaarnemingsmissie van de Europese Unie; f) overheidsopdrachten zoals gedefinieerd in artikel 88 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002[33]. 2. Maatregelen die uit hoofde van deze verordening worden gefinancierd, kunnen worden medegefinancierd, met name door: a) de lidstaten en hun lokale overheden, met name hun overheids- of semi-overheidsinstanties; b) andere donorlanden, met name hun overheids- en semi-overheidsinstanties; c) internationale en regionale intergouvernementele organisaties; d) ondernemingen, bedrijven en andere particuliere organisaties en economische actoren, en andere niet-overheidsactoren. 3. In geval van parallelle cofinanciering wordt het project of programma in meerdere, duidelijk te onderscheiden componenten opgedeeld die elk worden gefinancierd door de verschillende partners die de cofinanciering verstrekken, en wel zo dat de bestemming van de financiering altijd traceerbaar is. In geval van gemeenschappelijke cofinanciering worden de totale kosten van het project of programma verdeeld over de partners die de cofinanciering verzorgen en worden de geldmiddelen gemeenschappelijk ingebracht, dusdanig dat het niet mogelijk is de financieringsbron van een specifieke activiteit in het kader van een project of programma na te gaan. 4. In geval van gemeenschappelijke cofinanciering kan de Commissie voor de uitvoering van gezamenlijke acties middelen ontvangen en beheren namens de in lid 2, onder a), b) en c), bedoelde entiteiten. Dergelijke fondsen worden behandeld als bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1605/2002. 5. In geval van cofinanciering en in andere naar behoren gerechtvaardigde gevallen kan de Commissie overheidstaken en in het bijzonder taken tot uitvoering van de begroting toevertrouwen aan de in artikel 54, lid 2, onder c) van Verordening (EG) nr. 1605/2002 genoemde entiteiten. Artikel 13Regels voor deelname en oorsprongsregels 1. De procedures voor aanbestedingen en subsidies uit hoofde van deze verordening staan open voor alle natuurlijke personen die onderdaan zijn van en alle rechtspersonen die gevestigd zijn in een lidstaat van de Europese Gemeenschap, een door de Europese Gemeenschap erkende kandidaat-lidstaat of een lidstaat van de Europese Economische Ruimte. De procedures voor aanbestedingen en subsidies uit hoofde van deze verordening staan daarnaast ook open voor alle natuurlijke personen die onderdaan zijn van en alle rechtspersonen die gevestigd zijn in een ontwikkelingsland, zoals gedefinieerd door de Commissie voor Ontwikkelingsbijstand van de OESO, naast de natuurlijke en rechtspersonen die krachtens deze verordening in aanmerking komen. De Commissie publiceert en actualiseert de door de Commissie voor Ontwikkelingsbijstand van de OESO vastgestelde lijst van ontwikkelingslanden naargelang van de regelmatige herzieningen van de lijst. 2. De procedures voor aanbestedingen en subsidies uit hoofde van deze verordening staan ook open voor natuurlijke personen die onderdaan zijn van en rechtspersonen die gevestigd zijn in een ander land dan bedoeld in lid 1, mits er sprake is van wederkerigheid bij de toegang tot externe bijstand. Wederkerigheid houdt in dat de lidstaten en het begunstigde land onder dezelfde voorwaarden toegang hebben.Hiertoe wordt een specifiek besluit genomen ten aanzien van een bepaald land of een regionale groep van landen. Een dergelijk besluit wordt volgens de in artikel 16, lid 2, beschreven procedure goedgekeurd voor een periode van minimaal één jaar. 3. De procedures voor aanbestedingen en subsidies uit hoofde van deze verordening staan open voor internationale organisaties. 4. De leden 1 tot en met 3 doen geen afbreuk aan de deelname van bepaalde organisaties die op grond van hun aard of locatie in verband met de doelstellingen van de uit te voeren actie kunnen deelnemen aan de procedures voor aanbestedingen en subsidies. 5. Voor deskundigen gelden geen nationaliteitsvereisten. Dit doet geen afbreuk aan de kwalitatieve en financiële verplichtingen zoals beschreven in de aanbestedingsregels van de Gemeenschap. 6. Als de uit hoofde van deze verordening gefinancierde maatregelen op gedecentraliseerde basis worden uitgevoerd en worden overgedragen aan gespecialiseerde organen van de Gemeenschap, internationale of nationale overheidsorganen of privaatrechtelijke organen die openbare diensten verlenen, overeenkomstig artikel 54, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, staan de procedures voor aanbestedingen en subsidies van de beherende entiteit open voor natuurlijke personen die onderdaan zijn van de landen die toegang hebben tot de aanbestedingen en subsidies van de Gemeenschap, overeenkomstig de in lid 1 beschreven beginselen, en alle andere landen die volgens de regels en procedures van de beherende entiteit in aanmerking komen, en voor in die landen gevestigde rechtspersonen. 7. Wanneer de communautaire financiering betrekking heeft op een activiteit die wordt uitgevoerd via een internationale organisatie staan de desbetreffende contractprocedures open voor alle natuurlijke en rechtspersonen die op grond van dit artikel in aanmerking komen, alsmede voor alle natuurlijke en rechtspersonen die in aanmerking komen op grond van de regels van de desbetreffende organisatie, waarbij erop moet worden toegezien dat er sprake is van gelijke toegang voor alle donors. Dezelfde regels gelden voor goederen, materialen en deskundigen. 8. Wanneer de communautaire financiering betrekking heeft op een activiteit die wordt gecofinancierd met een derde land, op basis van wederkerigheid, of met een regionale organisatie of met een lidstaat, staan de desbetreffende contractprocedures open voor alle natuurlijke en rechtspersonen die op grond van dit artikel in aanmerking komen, alsmede voor alle natuurlijke en rechtspersonen die volgens de regels van het betrokken derde land, de regionale organisatie of de lidstaat in aanmerking komen. Dezelfde regels gelden voor goederen, materialen en deskundigen. 9. Alle goederen en materialen die worden aangekocht in het kader van een contract dat uit hoofde van deze verordening wordt gefinancierd, moeten afkomstig zijn uit de Gemeenschap of een op grond van de artikelen 1 en 2 in aanmerking komend land. Voor de toepassing van deze verordening wordt de oorsprong vastgesteld op grond van de relevante communautaire wetgeving inzake oorsprongsregels op douanegebied. 10. De Commissie kan in naar behoren gemotiveerde gevallen de deelname toestaan van natuurlijke en rechtspersonen uit landen met traditionele economische, handels- of geografische banden met buurlanden of uit andere derde landen, evenals het gebruik van goederen en materialen van afwijkende oorsprong. 11. Hiervan kan worden afgeweken als bepaalde producten of diensten niet beschikbaar zijn op de markt van de betrokken landen, in uiterst spoedeisende gevallen of wanneer de uitvoering van een project, programma of maatregelen zeer moeilijk of onmogelijk zou blijken als gevolg van deze regels. 12. Inschrijvers aan wie opdrachten worden gegund, moeten internationaal erkende fundamentele arbeidsnormen en milieunormen eerbiedigen, zoals de fundamentele normen van de IAO, overeenkomsten inzake vrijheid van vereniging en collectieve onderhandelingen, uitschakeling van gedwongen en verplichte arbeid, uitschakeling van discriminatie bij arbeid en beroep en afschaffing van kinderarbeid. Artikel 14Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap 1. Alle overeenkomsten die uit deze verordening voortvloeien, dienen bepalingen te bevatten ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap, met name ten aanzien van fraude, corruptie en andere onregelmatigheden, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad[34], Verordening (EG, Euratom) nr. 2185/96 van de Raad[35] en Verordening (EG, Euratom) nr. 1073/99 van het Europees Parlement en de Raad[36]. 2. In overeenkomsten en contracten moet expliciet worden vermeld dat de Commissie en de Rekenkamer bevoegd zijn om audits te verrichten, op basis van documenten en ter plaatse, met betrekking tot alle contractanten en subcontractanten die communautaire middelen ontvangen. Voorts moet de Commissie er uitdrukkelijk toe gemachtigd worden controles en verificaties ter plaatse uit te voeren, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2185/1996 van 11 november 1996. Artikel 15Evaluatie 1. De Commissie controleert en herziet regelmatig de programma’s en beoordeelt de effectiviteit van de programmering om na te gaan of de doelstellingen zijn verwezenlijkt en om aanbevelingen te formuleren zodat maatregelen in de toekomst kunnen worden verbeterd. 2. De Commissie zendt haar evaluatieverslagen ter informatie toe aan het in artikel 16, lid 1, bedoelde comité en aan het Europees Parlement. De lidstaten kunnen een verzoek indienen om bepaalde evaluaties te bespreken binnen het in artikel 16, lid 1, bedoelde comité. De resultaten daarvan worden gebruikt bij de opzet van programma’s en de toewijzing van middelen. 3. De Commissie betrekt alle betrokkenen zoveel mogelijk bij de evaluatie van de communautaire hulp uit hoofde van deze verordening. Er kunnen gezamenlijke evaluaties worden uitgevoerd met de lidstaten, internationale organisaties of andere organen. Titel III SLOTBEPALINGEN ARTIKEL 16 COMITÉ 1. De Commissie wordt bijgestaan door een Comité voor democratie en mensenrechten, hierna “het comité” genoemd. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van de Raad[37] van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit. De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG van de Raad bedoelde periode bedraagt 30 dagen. 3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast. 4. De notulen van de vergaderingen van het comité worden ter informatie aan het Europees Parlement gezonden. Artikel 17 Jaarverslag 1. De Commissie beoordeelt de resultaten die zijn bereikt met de uitvoering van de steunmaatregelen uit hoofde van deze verordening en brengt aan het Europees Parlement en de Raad jaarlijks verslag uit over de uitvoering, de resultaten en waar mogelijk de belangrijkste conclusies en het effect van de hulp. Het verslag maakt integrerend deel uit van het jaarverslag over de uitvoering van het ontwikkelingsbeleid en de buitenlandse hulp van de Europese Gemeenschap en van het jaarverslag van de EU over de mensenrechten. 2. In het jaarverslag wordt informatie opgenomen over de in het afgelopen jaar gefinancierde maatregelen, de resultaten van de activiteiten op het gebied van toezicht en evaluatie, de betrokkenheid van de verschillende partners en de tenuitvoerlegging van begrotingsvastleggingen en betalingen, uitgesplitst naar mondiale, regionale en nationale maatregelen en per steungebied. Beoordeeld wordt in hoeverre de doelstellingen van deze verordening zijn verwezenlijkt. Artikel 18Financieel referentiebedrag Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van deze verordening tijdens de periode 2007-2013 bedraagt 1.103,702 miljoen euro. Door de begrotingsautoriteit worden binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten voor 2007-2013 jaarlijkse kredieten toegestaan. Artikel 19Herziening Voor 31 december 2010 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin de tenuitvoerlegging van deze verordening gedurende de eerste drie jaar wordt beoordeeld en waaraan indien nodig een wetsvoorstel wordt toegevoegd tot wijziging van het instrument. Artikel 20Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie . Zij is van toepassing van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor de Raad De voorzitter De voorzitter FINANCIEEL MEMORANDUM 1. BENAMING VAN HET VOORSTEL Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld (Europees instrument voor democratie en mensenrechten) 2. ABM/ABB-KADER Betrokken beleidsterrein(en) en bijbehorende activiteit(en): Mensenrechten en democratie – Europees Initiatief voor democratie en mensenrechten (19.04) 3. BEGROTINGSONDERDELEN 3.1. Begrotingsonderdelen (beleidsuitgaven en bijbehorende uitgaven voor technische en administratieve bijstand (vroegere BA-onderdelen)) inclusief omschrijving: 19.01.04.01 | Instrument voor economische samenwerking en ontwikkelingssamenwerking (DCECI) – Uitgaven voor administratief beheer (ten dele) | 19.01.04.02 | Europese nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI) – Uitgaven voor administratief beheer (ten dele) | 19.01.04.03 | Stabiliteitsinstrument (IfS) – Uitgaven voor administratief beheer (ten dele) | 19.04.01 | Europees Interuniversitair Centrum | 19.04.02.01 | Mensenrechten en democratie – Activiteiten in het kader van het horizontale en geografische toepassingsgebied van het Europese nabuurschapsinstrument | 19.04.02.02 | Mensenrechten en democratie – Activiteiten in het kader van het horizontale en geografische toepassingsgebied van het instrument voor economische samenwerking en ontwikkelingssamenwerking | 19.04.02.03 | Mensenrechten en democratie – Activiteiten in het kader van het horizontale en geografische toepassingsgebied van het instrument voor pretoetredingssteun | 19.04.02.04 | Mensenrechten en democratie – Activiteiten in het kader van het horizontale en geografische toepassingsgebied van het stabiliteitsinstrument | 19.04.03.01 | EU-verkiezingswaarnemingsmissies – Activiteiten in het kader van het horizontale en geografische toepassingsgebied van het Europese nabuurschapsinstrument | 19.04.03.02 | EU-verkiezingswaarnemingsmissies – Activiteiten in het kader van het horizontale en geografische toepassingsgebied van het instrument voor economische samenwerking en ontwikkelingssamenwerking | 19.04.04 | Voorbereidende actie voor de opzet van een netwerk voor conflictpreventie | 19.04.05 | Afronding van eerdere samenwerkingsactiviteiten | Als het voorstel voor een verordening tot instelling van een financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld wordt goedgekeurd, moet de structuur van begrotingshoofdstuk 19.04 worden herzien. 3.2. Duur van de actie en van de financiële gevolgen 2007 - 2013 3.3. Begrotingskenmerken Begrotings-onderdeel | Soort uitgave | Nieuw | Bijdrage EVA | Bijdragen kandidaat-lidstaten | Rubriek financiële vooruitzichten | 19.04 | NVU | GK[38]/NGK[39] | JA | NEE | NEE | nr. 4 | 4. OVERZICHT VAN DE MIDDELEN 4.1. Financiële middelen 4.1.1. Overzicht van de vastleggingskredieten (VK) en betalingskredieten (BK) in miljoen euro (tot op 3 decimalen) Soort uitgave | Punt nr. | Jaar n | n + 1 | n + 2 | n + 3 | n + 4 | n + 5 e.v. | Totaal | Beleidsuitgaven[40] | Vastleggingskredieten | 8.1. | a | 130,673 | 136,963 | 141,764 | 145,825 | 151,873 | 320,533 | 1.027,631 | Betalingskredieten | b | 64,422 | 101,890 | 129,824 | 142,211 | 150,358 | 438,926 | 1027,631 | Administratieve uitgaven binnen het referentiebedrag[41] | Technische & administratieve bijstand (NGK) | 8.2.4. | c | 9,406 | 10,248 | 10,599 | 10,712 | 11,240 | 23,866 | 76,071 | TOTAAL REFERENTIEBEDRAG | Vastleggingskredieten | a+c | 140,079 | 147,211 | 152,363 | 156,537 | 163,113 | 344,399 | 1.103,702 | Betalingskredieten | b+c | 73,828 | 112,138 | 140,423 | 159,923 | 161,598 | 462,792 | 1103,702 | 4.1.2. Verenigbaarheid met de financiële programmering ( Het voorstel is verenigbaar met de bestaande financiële programmering. ( Het voorstel vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van de financiële vooruitzichten. ( Het voorstel vergt wellicht toepassing van de bepalingen van het Interinstitutioneel Akkoord[42] (flexibiliteitsinstrument of herziening van de financiële vooruitzichten). 4.1.3. Financiële gevolgen voor de ontvangsten ( Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten ( Het voorstel heeft de volgende financiële gevolgen voor de ontvangsten: 5. KENMERKEN EN DOELSTELLINGEN 5.1. Meerwaarde van het communautaire optreden, samenhang van het voorstel met andere financiële instrumenten en mogelijke synergie De keuze voor een afzonderlijk thematisch programma voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld, dat de vier nieuwe instrumenten gemeen hebben, houdt verband met het feit dat de bevordering van democratie en mensenrechten deel uitmaakt van de doelstellingen en subsidiabele maatregelen van de drie geografische instrumenten (ENPI, DCECI en IPA) en het stabiliteitsinstrument. In het kader van de geografische programma’s zullen zich mogelijkheden voor specifieke maatregelen voordoen. Democratie en mensenrechten zijn evenwel bij uitstek kwesties die mondiaal van belang en relevant zijn. Daarom bestaat er behoefte aan EG-capaciteit voor het uitstippelen en ondersteunen van specifieke doelstellingen en maatregelen op internationaal niveau die geen verband houden met bepaalde geografische regio’s of bepaalde crisissituaties. Bovendien vereisen mondiale campagnes voor mensenrechten en democratie een transnationale aanpak en kunnen ze activiteiten in de EU en in een reeks partnerlanden omvatten. Voor werkzaamheden zoals verkiezingswaarneming door de EU is één enkel thematisch programma nodig met het oog op beleidscoherentie, een uniform beheerssysteem en gemeenschappelijke actienormen. 5.2. Doelstellingen, verwachte resultaten en bijbehorende indicatoren van het voorstel in de context van het ABM De algemene doelstelling is bijdragen tot de ontwikkeling en consolidatie van de democratie, conflictpreventie en eerbiediging van de mensenrechten in derde landen, overeenkomstig de beleidslijnen en richtsnoeren van de EU en in nauwe samenwerking met het maatschappelijk middenveld. De activiteiten zullen voornamelijk betrekking hebben op: - bevordering van mensenrechten en fundamentele vrijheden waar deze het meest worden bedreigd, met name de vrijheid van meningsuiting en vereniging en de bescherming van mensenrechtenactivisten, als voorwaarden voor activiteiten van het maatschappelijk middenveld en voortgang op weg naar democratie; steun voor de slachtoffers van repressie, met name voor de rehabilitatie van de slachtoffers van foltering en mishandeling; - versterking van de rol van het maatschappelijk middenveld bij de bevordering van de mensenrechten, democratische hervormingen en conflictpreventie, met name het stimuleren van politieke participatie en vertegenwoordiging en het ontwikkelen van de dialoog binnen het maatschappelijk middenveld in verdeelde samenlevingen; - aanmoediging van ondervertegenwoordigde groepen om hun stem te laten horen en deel te nemen aan de samenleving en de politiek, waarbij discriminatie op welke grond dan ook wordt bestreden en de rechten van minderheden en inheemse bevolkingsgroepen worden beschermd; - versterking van de rechten van kinderen en vrouwen als specifieke doelstelling en ook door kinderrechten en gelijke kansen voor mannen en vrouwen in alle activiteiten te integreren; - versterking van het internationale kader voor de bescherming van de mensenrechten, de rechtsstaat en de bevordering van de democratie, met name strafrechtmechanismen en belangrijke rechtsinstrumenten; - opbouw van vertrouwen in democratische verkiezingsprocessen, door verdere ontwikkeling van EU-verkiezingswaarnemingscapaciteit en steun voor waarnemingscapaciteit op regionaal en nationaal niveau. Het programma: - zal mondiaal van opzet zijn en activiteiten ondersteunen op internationaal, regionaal en nationaal niveau, ook binnen de EU, waar steun verleend kan worden voor activiteiten die direct verband houden met mensenrechtenschendingen in derde landen; gestreefd wordt naar een geïntegreerde aanpak van de opbouw van de democratie en de bescherming van de mensenrechten, waarbij rekening wordt gehouden met conflicten en met gelijke kansen voor mannen en vrouwen; - zal voornamelijk samen met en via het maatschappelijk middenveld worden uitgevoerd en het maatschappelijk middenveld helpen om een daadwerkelijke partner voor dialoog en hervorming te worden; - financiële en technische bijstand verlenen voor acties die niet op passende of doeltreffende wijze kunnen worden uitgevoerd via andere communautaire programma’s; dit kan ook samenwerking omvatten met internationale en regionale organisaties die specifiek deskundig zijn op het gebied van democratie en mensenrechten. 5.3. Wijze van uitvoering (indicatief) Gecentraliseerd beheer ( rechtstreeks door de Commissie ( gedelegeerd aan: ( uitvoerende agentschappen ( door de Gemeenschappen opgerichte organen als bedoeld in artikel 185 van het Financieel Reglement ( nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak ( Gedeeld of gedecentraliseerd beheer ( met lidstaten ( met derde landen ( Gezamenlijk beheer met internationale organisaties (geef aan welke) artikel 10, lid 2, van de voorgestelde verordening 6. TOEZICHT EN EVALUATIE 6.1. Toezicht In het verleden werd op vier niveaus toezicht gehouden op de steun uit hoofde van het Europees initiatief voor democratie en mensenrechten (EIDHR). Ten eerste volgt een taakbeheerder van de EU ieder project en bezoekt indien mogelijk het project tijdens de uitvoering en stelt na afloop een eindbeoordeling op. Ten tweede worden EIDHR-projecten opgenomen in het resultaatgerichte beoordelingssysteem (ROM), op basis waarvan aanvullende controles worden uitgevoerd door externe adviseurs. Ten derde worden jaarlijkse specifieke evaluaties uitgevoerd met betrekking tot projecten op het gebied van een bepaalde EIDHR-doelstelling. Ten slotte worden EIDHR-projecten opgenomen in de bredere Relex-evaluaties die betrekking hebben op een bepaald geografisch gebied of een bepaalde sector. Dit systeem van toezicht en evaluatie zal voor de huidige verordening tot instelling van een Europees instrument voor democratie en mensenrechten worden voortgezet. 6.2. Evaluatie In 2005 werden twee specifieke evaluaties van het EIDHR uitgevoerd. Ten eerste werd een algemene effectstudie uitgevoerd op basis van 48 afgeronde EIDHR-projecten. Wanneer we de resultaten van de verschillende beoordelingscriteria, waaronder aspecten met betrekking tot relevantie en uitvoering, combineren, blijkt uit de studie dat 70% van de projecten als goed tot uitstekend worden beoordeeld. Uit de studie blijkt echter dat veel organisaties die projecten uitvoeren weinig kennis hebben van het EIDHR als mondiaal programma. Daarnaast zouden begunstigden en doelgroepen meer betrokken moeten worden bij het vaststellen van de behoeften en het opstellen van projectvoorstellen, evenals bij de follow-up en de evaluatie. Potentiële banden en synergieën met andere al dan niet door de EU gefinancierde activiteiten worden onvoldoende benut. Het algemene beeld van de EU is dat zij niet de meest flexibele donor is, maar dat de voordelen voor de begunstigde organisaties groot zijn als de financiering eenmaal is verkregen. De EU wordt gezien als een belangrijke speler op het gebied van de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld; de EU-financiering is vaak omvangrijk en betekent politieke steun voor de organisaties. Een andere evaluatie betrof afgeronde projecten op het gebied van de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat alsmede de bevordering van de rechten van minderheden. Hieruit bleek dat de EIDHR-financiering op dit terrein ten goede was gekomen aan een aantal van de kwetsbaarste gemeenschappen in de meest problematische gebieden van de wereld. Hoewel in de studie niet werd gekeken naar de projecten die niet werden gefinancierd, is het duidelijk dat belangrijke initiatieven worden ontplooid, variërend van projecten waarbij Europese middelen nuttig werden besteed aan het verlenen van diensten gedurende een bepaalde tijd om de effecten van racisme en vreemdelingenhaat tegen te gaan, tot uitstekende projecten waarbij in de moeilijkste omstandigheden moest worden gewerkt en toch potentieel duurzame vernieuwende programmering werd toegepast, met de steun van de lokale bevolking. Dankzij de EIDHR-middelen kregen sommige NGO’s strategische vrijheid om grote innovatieve projecten uit te voeren die zonder steun van de EU niet mogelijk waren geweest en die in de toekomst zowel in eigen land als daarbuiten als voorbeeld kunnen dienen voor de centrale en lokale overheid, die uiteindelijk de grootste verantwoordelijkheid heeft voor haar bevolking. NGO’s konden daarnaast proefprojecten opzetten en bestaand beleid betwisten door middel van hun op participatie gebaseerde methodologie en mensenrechtenprincipes, die een reële toegevoegde waarde hebben en het wederzijdse vertrouwen bij etnische tegenstellingen vergroten wanneer er wantrouwen heerst jegens de overheid of wanneer de regering beperkt is in haar mogelijkheden en niet voldoende zelfvertrouwen heeft om risico’s te lopen met impopulaire vraagstukken in verband met de rechten van minderheden. Via het EIDHR kon de EU in de praktijk aantonen dat zij achter de beginselen van mensenrechten en interetnische samenwerking staat en tegelijkertijd het maatschappelijk middenveld ondersteunt en verschillende methoden ondersteunt om de fundamentele rechten te beschermen Daarnaast werd een specifieke studie uitgevoerd naar de ontwikkeling van prestatie-indicatoren voor het EIDHR. Hierin werden onder meer indicatoren op programma- en op projectniveau voorgesteld, evenals een handleiding voor EIDHR-partners zodat zij goede indicatoren voor hun project kunnen vaststellen. Deze handleiding is beschikbaar op de website van het EIDHR. De resultaten van deze studie dienden als uitgangspunt voor de prestatie-indicatoren die werden voorgesteld voor de projecten in de oproep tot het indienen van voorstellen voor het EIDHR 2005-2006. In 2006 zijn twee evaluatierapporten ontvangen over een opleidingsproject van de EU over de civiele aspecten van crisisbeheer en een mensenrechtenprogramma in het Andesgebied. Naar verwachting zullen in de loop van dit jaar nog eens twee specifieke evaluaties van het EIDHR worden uitgevoerd. Overeenkomstig artikel 15 van de voorgestelde verordening worden het toezicht en de evaluatie van de steun uit hoofde van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten op dezelfde wijze voortgezet als de afgelopen jaren. 6.3. Tussentijdse evaluatie Op grond van artikel 19 van de voorgestelde verordening moet halverwege de looptijd een tussentijdse evaluatie plaatsvinden. De Commissie dient voor 31 december 2010 een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad waarin de tenuitvoerlegging van deze verordening gedurende de eerste drie jaar (2007-2009) wordt beoordeeld. Indien noodzakelijk kan de Commissie voorstellen het instrument te wijzigen. 7. Fraudebestrijdingsmaatregelen In dit verband wordt verwezen naar artikel 14 van de voorgestelde verordening. 8. MIDDELEN 8.1. Gevolgen voor de personele middelen Naar schatting zijn per 10 miljoen euro aan jaarlijkse vastleggingskredieten 4,8 personeelsleden nodig (alle personeelscategorieën). Voor de volledige looptijd komt dit neer op een toename van 775 FTE (voltijdsequivalenten) voor vier instrumenten voor buitenlandse hulp (DCECI, ENPI, IfS en EIDHR), bovenop het bestaande personeelsbestand op 1 april 2006. De middelen voor het Europese instrument voor democratie en mensenrechten hebben betrekking op alle maatregelen uit hoofde van de verordening. De middelen voor 2007 komen overeen met het voorontwerp voor de begroting voor 2007. 8.2. Algemene financiële gevolgen in verband met de personele middelen De extra personele middelen die noodzakelijk zijn voor het beheer ten opzichte van de situatie op 1 april 2006 zullen worden gefinancierd uit de uitgaven voor administratieve ondersteuning (arbeidscontractanten en lokale medewerkers). Deze dienen ter aanvulling op het overige personeel dat betrokken is bij het beheer in Brussel/Luxemburg en bij de delegaties (ambtenaren, tijdelijke functionarissen en anderen). De geraamde kosten zijn vermeld in punt 4.1.1. 8.3 Overige administratieve uitgaven binnen het referentiebedrag (Uitgaven voor administratief beheer) De behoeften aan personele en administratieve middelen zullen worden gedekt met de kredieten die in het kader van de jaarlijks toewijzingsprocedure aan het beherende DG worden toegewezen. [1] Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003, Verordening (EG) nr. 2240/2004 en Verordening (EG) nr. 2110/2005. Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 907/2003, Verordening (EG) nr. 2242/2004 en Verordening (EG) nr. 2112/2005. [2] Artikel 11, lid 1, Verdrag Europese Unie; artikelen 177, lid 2, en 181 A, lid 1, Verdrag Europese Gemeenschap. [3] Richtsnoeren voor het EU-beleid ten aanzien van derde landen met betrekking tot de doodstraf, juni 1998; richtsnoeren voor het EU-beleid ten aanzien van derde landen met betrekking tot folteringen en andere wrede, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen, april 2001; EU-richtsnoeren betreffende kinderen en gewapende conflicten, december 2003; EU-richtsnoeren inzake mensenrechtenorganisaties, juni 2004. [4] Zie de top van Zagreb in november 2000: http://europa.eu.int/comm/enlargement/intro/sap/summit_zagreb.htm [5] Strategiedocument van de Commissie over het Europees Nabuurschapsbeleid (COM (2004) 373 definitief van 12 mei 2004), Conclusies van de Raad van 14 juli 2004. [6] Gezamenlijke verklaring van de Raad en en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, het Europees Parlement en de Commissie: “De Europese Consensus inzake ontwikkeling”, goedgekeurd op 22 november 2005. [7] “ De EU en Afrika: naar een strategisch partnerschap”, aangenomen door de Europese Raad van 15 en 16 december 2005. [8] Mededeling van de Commissie “Een nauwer partnerschap tussen de EU en Latijns-Amerika” (COM (2005) 636 definitief van 8 december 2005). [9] Mededeling van de Commissie “Europa en Azië; een strategisch kader voor versterkte partnerschappen” (COM (2001) 469 definitief van 4 september 2001); Mededeling van de Commissie “Een nieuw partnerschap met Zuidoost-Azië” (COM (2003) 399 definitief van 9 juli 2003); Beleidsdocument van de Commissie “Op weg naar een volwassen partnerschap - gezamenlijke belangen en taken in de betrekkingen tussen de EU en China) (COM (2003) 533 definitief van 10 september 2003); Mededeling van de Commissie “Een strategisch partnerschap tussen de EU en India” (Commissie (2004) 430 definitief vna 16 juni 2004). [10] “Verkiezingsondersteuning en verkiezingswaarneming door de EU” (COM (2000) 191 definitief van 11 april 2000); “Rol van de Europese Unie bij de bevordering van de mensenrechten en de democratisering in derde landen” (Commissie (2001) 252 definitief van 8 mei 2001). [11] Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over “Het externe optreden via thematische programma's binnen de nieuwe financiële vooruitzichten 2007-2013”, (COM (2005) 324 definitief van 3 augustus 2005. [12] COM (2006) 23 definitief van 25 januari 2006. [13] Zie http://europa.eu.int/comm/external_relations/consultations/er.htm [14] Het Europese nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI), het instrument voor economische samenwerking en ontwikkelingssamenwerking (DCECI) en het stabiliteitsinstrument (IfS). [15] COM (2006) 23 definitief van 25 januari 2006. [16] De hervorming van het beheer van de buitenlandse hulp (SEC (2000) 814 van 16 mei 2000. [17] Werkdocument van de Commissie, goedgekeurd door de uit vertegenwoordigers van verschillende diensten bestaande kwaliteitsondersteuningsgroep op [datum invoegen]. [18] Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1). [19] Besluit nr. 791/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van op Europees niveau actieve organisaties en ter ondersteuning van gerichte activiteiten op het gebied van onderwijs en opleiding (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 31). [20] PB L 344 van 27.12.2005, blz. 1, PB L 344 van 27.12.2005, blz. 23. [21] Beschikking 1999/468/EG van de Raad (PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23). [22] PB C […], […], blz. […]. [23] PB C […], […], blz. […]. [24] Mededeling van de Commissie over de bepalingen inzake de eerbiediging van de democratische beginselen en de rechten van de mens in de overeenkomsten tussen de Gemeenschap en derde landen (COM (1995) 216 van 23 mei 1995). [25] PB C 46 van 24.2.2006, blz. 1. [26] Het Internationale Statuut van de Mensenrechten omvat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het internationaal verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, het internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, het facultatieve protocol bij het internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, en het tweede facultatieve protocol bij het internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten betreffende de afschaffing van de doodstraf. [27] PB L 120 van 8.5.1999, blz.1, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2110/2005 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 344 van 27.12.2005, blz. 1). [28] PB L 120 van 8.5.1999, blz. 8, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2112/2005 van de Raad (PB L 344 van 27.12.2005, blz. 23). [29] PB C 138 van 30.4.2004, blz.31. [30] PB C 184 van 17.7.1999, blz. 23. [31] PB L 317 van 15.12.2000, blz.3; PB L 385 van 29.12.2004, blz.88. [32] PB L 248 van 16.9.2002, blz.1. [33] PB L 248 van 16.9.2002, blz.1. [34] PB L 312 van 23.12.1995, blz.1. [35] PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2. [36] PB L 136 van 31.5.1999, blz.1. [37] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. [38] Gesplitste kredieten [39] Niet-gesplitste kredieten [40] Uitgaven die niet onder hoofdstuk xx 01 van de betrokken titel xx vallen. [41] Uitgaven in het kader van artikel xx 01 04 van titel xx. [42] Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord.