EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006PC0288

Voorstel voor een beschikking van de Raad waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese Gemeenschap het geconsolideerde verdrag 2006 van de Internationale Arbeidsorganisatie betrefffende maritieme arbeid te bekrachtigen

/* COM/2006/0288 def. - CNS 2006/0103 */

52006PC0288

Voorstel voor een beschikking van de Raad waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese Gemeenschap het geconsolideerde verdrag 2006 van de Internationale Arbeidsorganisatie betrefffende maritieme arbeid te bekrachtigen /* COM/2006/0288 def. - CNS 2006/0103 */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 15.6.2006

COM(2006) 288 definitief

2003/0103 (CNS)

Voorstel voor een

BESCHIKKING VAN DE RAAD

waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese Gemeenschap het geconsolideerde verdrag 2006 van de Internationale Arbeidsorganisatie betrefffende maritieme arbeid te bekrachtigen

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL |

110 | Motivering en doel van het voorstel De “consolidated maritime labour Convention” (het geconsolideerde verdrag betreffende maritieme arbeid) van de Internationale arbeidsorganisatie (hierna de IAO genoemd) is op 23 februari 2006 aangenomen in het kader van de maritieme zitting van de Internationale Arbeidsconferentie van de IAO, bijeengeroepen te Genève door de Raad van bestuur van het Internationaal Arbeidsbureau tijdens de 94ste zitting (hierna het verdrag 2006 genoemd). In januari 2001 is de IAO begonnen met het consolideren en bijwerken van maritieme normen in de huidige verdragen en aanbevelingen zodat de arbeidsconferentie van de organisatie slechts één juridisch instrument moet goedkeuren, namelijk het geconsolideerd verdrag betreffende maritieme arbeid. Dit verdrag beoogt internationale minimumnormen vast te stellen voor de gehele sector, die eenvoudig, duidelijk, samenhangend, aanvaardbaar en toepasbaar zijn zodat een kadercode inzake maritieme arbeid kan worden geboden. Als gevolg van de tanende belangstelling voor het beroep van zeevarende en om rekening te houden met de menselijke factor bij maritieme ongevallen moeten de huidige sociale normen geherdefinieerd worden. Wereldwijd zijn er meer dan 1,2 miljoen zeevarenden werkzaam in de maritieme sector en deze activiteit is van vitaal belang voor de wereldeconomie daar zij maar liefst 90% van de handel vertegenwoordigt. Het voornaamste doel van het verdrag 2006 is gelijke voorwaarden te bereiken en te handhaven in de scheepvaartsector door behoorlijke levens- en arbeidsvoorwaarden voor zeevarenden en eerlijkere mededingingsvoorwaarden in de wereld bevorderen zodat de lage ratificatiegraad van tal van verdragen op het gebied van maritieme arbeid kan worden verhoogd. Bij de EU-coördinatie werd rekening gehouden met de samenhang tussen en de verenigbaarheid van de IAO-bepalingen en het communautair acquis. Dit was met name relevant voor een aantal gebieden van het verdrag die op grond van Verordening nr. 1408/71/EEG van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen – vastgesteld op grond van artikel 42 van het EG-Verdrag -uitsluitend tot de bevoegdheid van de Gemeenschap behoren, namelijk de coördinatie van de stelsels voor sociale zekerheid. Verordening 1408/71 van 14 juni 1971 werd vervangen door Verordening 883/2004/EG en de toepassing daarvan werd bij Verordening 859/2003 uitgebreid tot de onderdanen van derde landen. Verordening 1408/71 bevat specifieke bepalingen voor zeevarenden in artikel 13, lid 2, onder c), en 14, onder b). In Verordening 859/2003 van 1 juni 2003 worden de voorschriften uiteengezet die van toepassing zijn op onderdanen van derde landen, die op het gebied van sociale zekerheidsbescherming dezelfde rechten krijgen als onderdanen van EU-lidstaten wanneer zij zich binnen de EU verplaatsen. In de IAO-tekst zijn zowel de vlaggenstaat als de woonstaat bevoegd voor de sociale zekerheidsbescherming, zij het op verschillende gebieden, terwijl op grond van de EG-wetgeving, over het algemeen de wetgeving inzake de sociale zekerheid van de vlaggenstaat van toepassing is (Verordening 1408/71 en Verordening 883/2004). Met het oog op mogelijke strijdigheden tussen het verdrag 2006 en het communautair acquis met betrekking tot de coördinatie van stelsels voor sociale zekerheid, werd tijdens de voorbereidende technische maritieme conferentie in Genève (13/24 september 2004) een voorbehoudclausule in de tekst opgenomen. Met deze clausule wordt ervoor gezorgd dat de EG-wetgeving voorrang heeft op het gebied van de coördinatie van stelsels voor sociale zekerheid waneer het verdrag 2006 op dit gebied andere bepalingen zou inhouden. In overeenstemming met de AETR-jurisdictie van het Hof van Justitie inzake externe bevoegdheid kunnen de lidstaten het verdrag 2006 niet langer op eigen initiatief bekrachtigen omdat de bepalingen inzake de coördinatie van sociale zekerheidsstelsels van invloed zijn op de uitoefening van de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap op dit gebied. In dit verband en om ervoor te zorgen dat de verdeling van de bevoegdheid tussen de Gemeenschap en de lidstaten overeenkomstig het Verdrag wordt nageleefd, stelt de Commissie voor dat de Raad de lidstaten machtigt om het verdrag 2006 in het belang van de Gemeenschap te bekrachtigen. |

120 | Algemene context Het verdrag 2006 sluit aan op de kernopdracht van de IAO, die ondermeer de vaststelling van internationale arbeidsnormen voor maritiem vervoer inhoudt met het oog op de bevordering van behoorlijke arbeidsomstandigheden voor zeevarenden. Het verdrag 2006 houdt rekening met het feit dat zeevarenden, gezien het wereldwijde kader van de scheepvaart, speciale bescherming nodig hebben. In het verdrag 2006 worden de maritieme arbeidsnormen gerangschikt in 5 categorieën: de minimumomstandigheden die vereist zijn voor werk aan boord; de arbeidsomstandigheden, accommodatie en catering, sociale bescherming en welzijn en de toepassing en naleving van de bepalingen van het verdrag. In de tekst worden de rechten van zeevarenden geformuleerd, ongeacht de vlag van het vaartuig waarop zij werken en zijn de verplichtingen vermeld die gelden voor de reders, vlaggenstaten, havenstaten en de staten die werknemers leveren. Vlaggenstaten zijn op grond van het verdrag 2006 verplicht een doelmatig systeem op te zetten voor het toezicht op de naleving dat gebaseerd is op certificering en periodieke inspecties. Staten verlenen schepen die hun vlag voeren een certificaat wanneer de bevoegde autoriteiten hebben gecontroleerd dat de werkomstandigheden aan boord in overeenstemming zijn met de nationale voorschriften en regelgeving die zijn goedgekeurd ter uitvoering van het verdrag 2006. In het verdrag 2006 is de “geen gunstiger behandeling"-clausule opgenomen om er voor te zorgen dat schepen van staten die het verdrag niet hebben bekrachtigd geen gunstigere behandeling ontvangen dan schepen die de vlag voeren van een staat die dit wel heeft gedaan. Voor tal van punten die door het verdrag 2006 worden bestreken, bestaat een uitgebreid communautair acquis, gebaseerd op de artikelen 42, 71, 137, 138 van het Verdrag. Het grootste deel van de bepalingen van het verdrag 2006 heeft betrekking op kwesties in verband met de gedeelde bevoegdheid. De bevoegdheid van de Gemeenschap geldt onder meer op gebieden als arbeidsomstandigheden, gelijke behandeling en non-discriminatie, gezondheidsbescherming, medische zorg, voorkomen van ongevallen, welzijn, havenstaatcontrole en toezicht op de naleving van bepalingen met betrekking tot de werktijden van zeevarenden aan boord van schepen die EG-havens aandoen. Voor sommige gebieden die door het verdrag worden bestreken bestaat geen specifieke EG-regelgeving zoals bijvoorbeeld accommodatie, aanwerving en arbeidsbureaus. In bijlage II (lijst van certificaten en documenten) en bijlage VI (criteria voor de aanhouding van een schip) van Richtlijn 1995/21/EG inzake havenstaatcontrole wordt verwezen naar verdrag nr. 73 betreffende medische keuring van zeevarenden, en naar IAO-verdragen inzake voedsel, drinkwater, sanitaire omstandigheden aan boord en verwarming. In de definities van Richtlijn 1995/21 wordt tevens verwezen naar het IAO-verdrag 147 inzake koopvaardij. De vervanging van de bestaande IAO-verdragen door verdrag 2006 heeft dan ook een rechtstreeks effect op Richtlijn 1995/21. |

139 | Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied Er zijn geen bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied. |

141 | Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU Niet van toepassing. |

RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING |

Raadpleging van belanghebbende partijen |

219 | Niet relevant. |

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid |

229 | Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid. |

230 | Effectbeoordeling Niet relevant. Het is derhalve niet nodig verschillende opties te onderzoeken |

JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL |

305 | Samenvatting van de voorgestelde maatregel De communautaire voorschriften blijven van toepassing op gebieden die door het verdrag 2006 worden bestreken en er moet een duidelijk signaal worden afgegeven aan de rest van de wereld om te laten zien welk belang de Gemeenschap aan verdrag 2006 en aan de arbeids- en levensomstandigheden van zeevarenden hecht. Uit de werkingsvoorschriften van de IAO volgt dat het proces van ondertekening voorafgaand aan de bekrachtiging dat in andere fora bestaat, hier wordt vervangen door een stemprocedure (die plaatsvond op de Internationale Arbeidsconferentie van 23 februari 2006) die equivalent is aan ondertekening; verdrag 2006 is echter nog niet van kracht geworden. Alleen staten kunnen toetreden tot verdrag 2006. De Europese Commissie was in het kader van de coördinatie van de Europese Unie in de IAO echter wel nauw betrokken bij de voorbereiding en de onderhandelingen. Gezien de tripartiete aard van de IAO, namen ook delegaties van staten en van werkgevers en werknemers deel aan de onderhandelingen en aan de stemming over de goedkeuring van verdrag 2006. De Europese Commissie was aanwezig in de hoedanigheid van waarnemer en nam als zodanig geen deel aan de onderhandelingen maar heeft nota genomen van de gunstige stemming van de lidstaten die deelnamen aan de onderhandelingen over het verdrag 2006 en van de noodzaak om dit verdrag zo spoedig mogelijk in werking te laten treden. Omdat de coördinatie van de stelsels voor sociale zekerheid een communautaire bevoegdheid is, stelt de Commissie voor dat de Raad de lidstaten die op dit gebied gebonden zijn door de communautaire regelgeving machtigt verdrag 2006 in het belang van de Gemeenschap te bekrachtigen. De lidstaten zullen met de voorgestelde beschikking dan ook onmiddellijk alle stappen kunnen nemen die nodig zijn voor bekrachtiging. |

310 | Rechtsgrondslag Artikel 42 van het EG-Verdrag. |

329 | Subsidiariteitsbeginsel Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing. |

Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. |

331 | Niet relevant. |

332 | Niet relevant. |

Keuze van instrumenten |

341 | Voorgestelde instrumenten: andere. |

342 | Andere instrumenten zouden om de volgende reden(en) ongeschikt zijn. Niet relevant en niet adequaat |

GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING |

409 | Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap. |

AANVULLENDE INFORMATIE |

570 | Nadere uitleg van het voorstel Niet relevant |

E-7583 |

1. 2003/0103 (CNS)

Voorstel voor een

BESCHIKKING VAN DE RAAD

waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese Gemeenschap het geconsolideerde verdrag 2006 van de Internationale Arbeidsorganisatie betrefffende maritieme arbeid te bekrachtigen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name artikel 42, juncto artikel 300, lid 2, eerste zin en lid 3, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie[1],

Gezien het advies van het Europees Parlement[2],

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het geconsolideerde verdrag 2006 van de Internationale Arbeidsorganisatie (hierna de IAO genoemd) is op 23 februari 2006 aangenomen in het kader van de de maritieme zitting van de Internationale Arbeidsconferentie van de IAO, bijeengeroepen te Genève.

(2) Dit verdrag levert een belangrijke bijdrage aan de scheepvaartsector op internationaal niveau wat betreft het bevorderen van behoorlijke levens- en arbeidsomstandigheden voor zeevarenden en eerlijkere mededingingsvoorwaarden voor marktdeelnemers en reders en het is derhalve wenselijk dat deze bepalingen zo snel mogelijk worden toegepast.

(3) Dit nieuwe juridische instrument legt de basis voor een internationale maritieme arbeidscode door minimumarbeidsnormen vast te stellen.

(4) De Europese Gemeenschap streeft ernaar gelijke voorwaarden tot stand te brengen in de maritieme sector.

(5) In artikel 19, lid 8, van de IAO-statuten is bepaald dat de goedkeuring van verdragen of aanbevelingen door de conferentie, of de bekrachtiging van verdragen door leden in geen geval geacht wordt wetgeving, rechtspraak, gewoonterecht of overeenkomsten te beïnvloeden die gunstigere voorwaarden voor de betrokken werknemers garanderen dan die welke zijn vervat in het verdrag of de aanbeveling.

(6) Een aantal artikelen van het verdrag vallen onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap op het gebied van de coördinatie van de stelsels voor sociale zekerheid.

(7) De Gemeenschap kan dit verdrag niet bekrachtigen, omdat alleen de lidstaten partij bij het verdrag kunnen zijn.

(8) De Raad zou de lidstaten die op grond van artikel 42 van het Verdrag gebonden zijn door de communautaire regelgeving inzake de coördinatie van de stelsels voor sociale zekerheid derhalve moeten machtigen dit verdrag onder de in deze beschikking vastgestelde voorwaarden in het belang van de Gemeenschap te bekrachtigen.

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De lidstaten worden hierbij gemachtigd om het op 23 februari 2006 aangenomen geconsolideerde maritieme arbeidsverdrag 2006 van de IAO te bekrachtigen.

Arti kel 2

De lidstaten nemen de nodige stappen om hun instrumenten voor de bekrachtiging van het verdrag vóór 31 december 2008 in te dienen bij de directeur-generaal van het Internationale Arbeidsbureau. De Raad zal de voortgang bij de bekrachtiging vóór juni 2008 opnieuw evalueren.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten, overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De Voorzitter

[1] PB C , , blz. .

[2] PB C , , blz. .

Top