Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006PC0250

    Voorstel voor een besluit van de Raad inzake de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel

    /* COM/2006/0250 def. - CNS 2006/0080 */

    52006PC0250

    Voorstel voor een besluit van de Raad inzake de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel /* COM/2006/0250 def. - CNS 2006/0080 */


    [pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

    Brussel, 30.5.2006

    COM(2006) 250 definitief

    2006/0080 (CNS)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    inzake de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel

    (door de Commissie ingediend)

    TOELICHTING

    Onder auspiciën van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) en het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) zijn de onderhandelingen over een verdrag inzake de toepassing van de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel in maart 1998 afgerond. Het verdrag is voor ondertekening opengesteld tijdens een ministersconferentie die in september 1998 in Rotterdam is gehouden. Het is op 11 september 1998 door de Gemeenschap ondertekend.

    In januari 2002 heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een besluit van de Raad inzake de bekrachtiging van het verdrag door de Gemeenschap, dat gebaseerd was op artikel 133 (inzake de gemeenschappelijke handelspolitiek) juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en lid 3, eerste alinea, van het Verdrag. In artikel 2, lid 2, van het voorstel wordt gesteld dat "de Gemeenschap met betrekking tot alle in het verdrag geregelde aangelegenheden bevoegd is".

    Nadat het Europees Parlement overeenkomstig artikel 300, lid 3, was geraadpleegd, heeft de Raad met algemene stemmen besloten artikel 133 te vervangen door artikel 175, lid 1, en heeft hij Besluit 2003/106/EG van de Raad van 19 december 2002 inzake de sluiting van het verdrag namens de Europese Gemeenschap vastgesteld[1], alsmede een overeenkomstig artikel 25, lid 3, van het verdrag vereiste bevoegdheidsverklaring die als volgt luidt:

    "De Europese Gemeenschap verklaart dat zij overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en met name krachtens artikel 175, lid 1, bevoegd is om internationale overeenkomsten te sluiten en de daaruit voortvloeiende verbintenissen ten uitvoer te brengen die bijdragen tot de volgende doelstellingen:

    - behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu;

    - bescherming van de gezondheid van de mens;

    - behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen;

    - bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen.

    Voorts verklaart de Europese Gemeenschap dat zij met betrekking tot door dit verdrag bestreken aangelegenheden reeds wettelijke instrumenten heeft vastgesteld, met inbegrip van Verordening (EG) nr. 304/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen, die bindend zijn voor haar lidstaten en dat zij een lijst van die wettelijke instrumenten zal voorleggen aan het secretariaat van het verdrag en die lijst indien nodig zal actualiseren.

    De Europese Gemeenschap is verantwoordelijk voor de uitvoering van de uit het verdrag voortvloeiende verbintenissen die onder de vigerende Gemeenschapswetgeving vallen.

    De uitoefening van de bevoegdheid van de Gemeenschap is uiteraard aanhoudend in ontwikkeling."

    De akte van bekrachtiging is samen met de bevoegdheidsverklaring op 20 december 2002 bij de secretaris-generaal van de Verenigde Naties nedergelegd. Het verdrag is op 24 februari 2004 in werking getreden.

    Op 10 januari 2006 heeft het Hof van Justitie in zijn arrest in een zaak van de Commissie tegen de Raad[2] het Besluit van de Raad inzake de sluiting van het verdrag nietig verklaard, omdat er een tweeledige rechtsgrondslag had moeten zijn, namelijk zowel artikel 133 als artikel 175, lid 1. In een parallel arrest[3] heeft het Hof om dezelfde redenen ook Verordening (EG) nr. 304/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen nietig verklaard, hoewel het wel bepaalde dat deze verordening van toepassing kan blijven totdat binnen een redelijke termijn een nieuwe verordening was vastgesteld die op de passende rechtsgrondslagen was gebaseerd.

    De nietigverklaring van Besluit 2003/106/EG van de Raad heeft geen gevolgen voor de oorspronkelijke bekrachtiging van het verdrag door de Gemeenschap en de EG blijft overeenkomstig het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht partij bij het verdrag. Er moet echter een nieuw besluit van de Raad worden vastgesteld met bovengenoemde tweeledige rechtsgrondslag alsmede een gewijzigde bevoegdheidsverklaring die bij de VN-depositaris moet worden nedergelegd, waarin rekening wordt gehouden met de wijziging in de rechtsgrondslag. Om een rechtsvacuüm te vermijden wordt voorgesteld dat het nieuwe besluit met terugwerkende kracht zal ingaan op de datum van vaststelling van het eerste besluit van de Raad.

    De benodigde wijziging in de rechtsgrondslag van de verordening van de Raad tot uitvoering van de bepalingen van het verdrag zal naast een aantal andere wijzigingen worden opgenomen in een apart voorstel dat de Commissie zal indienen.

    2006/0080 (CNS)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    inzake de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133 en artikel 175, lid 1, juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en lid 3, eerste alinea,

    Gezien het voorstel van de Commissie[4],

    Gezien het advies van het Europees Parlement[5],

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Bij Besluit 2003/106/EG van de Raad van 19 december 2002 inzake de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande toestemming (PIC) ten aanzien van bepaalde chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel[6] werd de voorzitter van de Raad gemachtigd de persoon of personen aan te wijzen die bevoegd was of waren de akte van goedkeuring namens de Gemeenschap overeenkomstig artikel 25, lid 1, van dat verdrag, hierna het "Verdrag van Rotterdam"[7] genoemd, bij de secretaris-generaal van de Verenigde Naties neder te leggen. De akte van goedkeuring is tegelijk met de in bijlage B van dat besluit opgenomen bevoegdheidsverklaring op 20 december 2002 bij de depositaris nedergelegd. Het Verdrag van Rotterdam is op 24 februari 2004 in werking getreden.

    (2) In zijn arrest van 10 januari 2006 in zaak C-94/03 (Commissie tegen Raad)[8] heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen Besluit 2003/106/EG nietig verklaard, aangezien het uitsluitend gebaseerd was op artikel 175, lid 1, juncto artikel 300 van het Verdrag, en stelt het Hof dat de juiste rechtsgrondslag wordt gevormd door zowel artikel 133 als artikel 175, lid 1, juncto de relevante bepalingen van artikel 300.

    (3) Het arrest van het Hof heeft geen gevolgen voor de status van de Gemeenschap als partij bij het verdrag. Overeenkomstig artikel 46 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht is de nederlegging van een nieuwe akte van bekrachtiging derhalve niet nodig. Een nieuw besluit van de Raad tot goedkeuring van het Verdrag van Rotterdam is echter wel nodig, alsmede een gewijzigde bevoegdheidsverklaring overeenkomstig artikel 25, lid 3, van het Verdrag van Rotterdam waarin rekening wordt gehouden met de wijziging in de rechtsgrondslag.

    (4) Om de rechtszekerheid te waarborgen en een rechtsvacuüm te voorkomen dient dit besluit van kracht te worden op de datum waarop Besluit 2003/106/EG werd vastgesteld,

    BESLUIT:

    Artikel 1

    Het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel, dat op 11 september 1998 in Rotterdam is ondertekend, hierna het "Verdrag van Rotterdam" genoemd, wordt namens de Europese Gemeenschap goedgekeurd.

    Artikel 2

    De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon of personen aan te wijzen die bevoegd is of zijn de overeenkomstig artikel 25, lid 3, van het Verdrag van Rotterdam vereiste bevoegdheidsverklaring neder te leggen.

    Artikel 3

    Dit besluit wordt op 19 december 2002 van kracht.

    Gedaan te

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    BIJLAGE

    Verklaring van de Europese Gemeenschap overeenkomstig artikel 25, lid 3, van het Verdrag van Rotterdam

    De Europese Gemeenschap verklaart dat zij overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en met name krachtens artikel 175, lid 1, bevoegd is om internationale overeenkomsten te sluiten en de daaruit voortvloeiende verbintenissen ten uitvoer te brengen die bijdragen tot de volgende doelstellingen:

    - behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu;

    - bescherming van de gezondheid van de mens;

    - behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen;

    - bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen.

    Voorts verklaart de Europese Gemeenschap dat zij overeenkomstig artikel 133 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap uitsluitende bevoegdheid heeft op het gebied van de handelspolitiek, waaronder ook de handel in goederen valt.

    Bovendien verklaart de Europese Gemeenschap dat zij met betrekking tot door dit verdrag bestreken aangelegenheden reeds wettelijke instrumenten heeft vastgesteld, met inbegrip van Verordening (EG) nr. 304/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen, die bindend zijn voor haar lidstaten en dat zij een lijst van die wettelijke instrumenten zal voorleggen aan het secretariaat van het verdrag en die lijst indien nodig zal actualiseren.

    De Europese Gemeenschap is verantwoordelijk voor de uitvoering van de uit het verdrag voortvloeiende verbintenissen die onder de Gemeenschapswetgeving vallen.

    De uitoefening van de bevoegdheid van de Gemeenschap is uiteraard aanhoudend in ontwikkeling.

    [1] PB L 63 van 6.3.2003, blz. 27.

    [2] Zaak C-94/03.

    [3] Zaak C-178/03, Commissie tegen Europees Parlement en Raad.

    [4] PB C […] van […], blz. […].

    [5] PB C […] van […], blz. […].

    [6] PB L 63 van 6.3.2003, blz. 27.

    [7] PB L 63 van 6.3.2003, blz. 29.

    [8] [Nog niet gepubliceerd].

    Top