This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52006PC0029
Proposal for a Council Decision Establishing a Community civil protection mechanism (recast) {SEC(2006)113}
Voorstel voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van een communautair mechanisme voor civiele bescherming (Herschikking) {SEC(2006)113}
Voorstel voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van een communautair mechanisme voor civiele bescherming (Herschikking) {SEC(2006)113}
/* COM/2006/0029 def. - CNS 2006/0009 */
Voorstel voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van een communautair mechanisme voor civiele bescherming (Herschikking) {SEC(2006)113} /* COM/2006/0029 def. - CNS 2006/0009 */
[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN | Brussel, 26.1.2006 COM(2006)29 definitief 2006/0009(CNS) Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD tot vaststelling van een communautair mechanisme voor civiele bescherming (Herschikking) {SEC(2006)113} . (door de Commissie ingediend) TOELICHTING 1) ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL ( Motivering en doel van het voorstel | 110 | Het communautair mechanisme voor civiele bescherming [hierna ‘het mechanisme’ genoemd] werd in 2001 ingesteld ter ondersteuning van de mobilisering en coördinatie van bijstand door de civiele bescherming bij ernstige noodsituaties binnen en buiten de Unie. Vanaf zijn oprichting is het mechanisme een eenvoudig, maar doeltreffend middel gebleken om de samenwerking en coördinatie bij civiele bescherming te verbeteren. Recente ervaringen hebben aangetoond dat het bestaande mechanisme verder dient te worden ontwikkeld. De belangrijkste doelstellingen van dit voorstel zijn een versterking van het mechanisme, op basis van ervaringen uit het verleden, en het creëren van een rechtsgrondslag voor acties door de Gemeenschap die noodzakelijk zijn om een antwoord te bieden op de huidige behoeften op het gebied van civiele bescherming. Het voorstel bouwt verder op de Mededeling van de Commissie "Verbetering van het communautair mechanisme voor civiele bescherming”, die is aangenomen op 20 april 2005[1] en houdt rekening met de conclusies van de Raad van 18 juli 2005. Het voorstel is tevens gebaseerd op de vertrouwelijke Mededeling “Solidariteit door wederzijdse bijstand” van 8 november 2005[2]. Bovendien houdt het voorstel rekening met een aantal verklaringen van de Europese Raad en het Europees Parlement, waarin beleidsoriëntaties worden ontwikkeld voor een versterking van de Europese samenwerking op het gebied van civiele bescherming. De Raad van juni 2004 stelde dat “de bestaande samenwerking op het gebied van civiele bescherming moet worden opgevoerd, als teken van de bereidheid van de lidstaten […] solidair op te treden.” In december 2004 bevestigde de Raad dat er behoefte is aan “een verdere beoordeling en ontwikkeling van civiele beschermingsvermogens, met inbegrip van gezamenlijke oefeningen en coördinatie van voorlichtingsaspecten”. Naar aanleiding van de tsnunami in Zuid-Azië heeft de Raad een actieplan aangenomen om alle door de Unie en de lidstaten genomen, of geplande, initiatieven te bundelen, waaronder de eventuele verbetering van het mechanisme en de ontwikkeling van een snellereactiemechanisme bij rampen[3]. Op hetzelfde moment riep het Parlement op tot “de oprichting van een gemeenschappelijke kern van gespecialiseerde, adequaat uitgeruste civiele eenheden voor civiele bescherming, die gezamenlijk worden opgeleid en beschikbaar zijn in geval van [rampen] binnen de Unie of in de rest van de wereld.” In juni 2005 verzocht de Europese Raad de Commissie prioriteit te verlenen aan de versterking van de vermogens op het gebied van civiele bescherming […] en de ontwikkeling van een snellereactiecapaciteit op basis van de modules voor civiele bescherming van de lidstaten”. Deze verklaringen geven samen een duidelijke richting aan voor toekomstige Europese samenwerking op het vlak van civiele bescherming. | 120 | ( Algemene context De jongste jaren is het aantal, de ernst en intensiteit van natuurrampen aanzienlijk toegenomen. Dit heeft geleid tot het verlies van mensenlevens, de vernietiging van economische en sociale infrastructuur en schade aan reeds kwetsbare ecosystemen. Civiele bescherming wordt complexer door nieuwe technologische risico’s. Bij een aantal terreuraanslagen in de EU is gebleken hoe belangrijk een doeltreffende beheersing van de gevolgen is. De jongste jaren is het aantal landen dat een beroep deed op het mechanisme voor onmiddellijke bijstand op het vlak van civiele bescherming aanzienlijk toegenomen. Tijdens de eerste tien maanden van 2005 hebben meer dan tien landen via het mechanisme bijstand gevraagd. Een aantal lidstaten, kandidaat-lidstaten, partners in ontwikkelingslanden en ook enkele zeer welvarende landen hebben een beroep gedaan op het mechanisme om hen te helpen het hoofd te bieden aan rampen die zij alleen niet de baas konden. | 130 | ( Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied Op dit moment valt civiele bescherming onder twee communautaire wetgevende instrumenten: i) Beschikking 1999/847/EG van 9 december 1999 betreffende een communautair actieprogramma voor civiele bescherming[4], die eind 2004 zou aflopen, maar tot eind 2006 is verlengd. De beschikking functioneert op basis van een specifieke meerjarenbegroting. ii) Beschikking 2001/792/EG, Euratom van 23 oktober 2001 tot vaststelling van een communautair mechanisme ter vergemakkelijking van versterkte samenwerking bij bijstandsinterventies in het kader van civiele bescherming[5]. Dit is geen financieel instrument maar regelt de operationele verplichtingen van de lidstaten en de Commissie. Dit voorstel heeft betrekking op Beschikking 2001/792/EG, Euratom. Deze beschikking wordt gewijzigd met het oog op een betere samenwerking en coördinatie. | 140 | ( Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU Er werd bijzondere aandacht besteed aan het vermijden van overlapping met acties in het kader van andere communautaire instrumenten en maatregelen, in het bijzonder wat betreft humanitaire hulp door de Gemeenschap. | 2) RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING | ( Raadpleging van belanghebbende partijen | 211 | Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten Tijdens de voorbereiding van dit voorstel heeft de Commissie de lidstaten, de vijf andere landen die aan het mechanisme deelnemen[6] en andere belanghebbenden geraadpleegd via een openbare procedure. Er werd een discussienota en vragenlijst op het internet geplaatst en er is een overlegvergadering georganiseerd. | 212 | Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden Tijdens de raadplegingsprocedure is gebleken dat de algemene beleidsdoelstelling om de bestaande instrumenten voor civiele bescherming te versterken algemeen wordt onderschreven. De respondenten hebben hun algemene instemming betuigd met de in het raadplegingsdocument opgenomen doelstellingen en sluiten zich aan bij de visie van de Commissie om geen nieuwe instrumenten te ontwikkelen, maar verder te bouwen op het bestaande instrument. Anderen hebben twijfels geuit bij de keuze van een richtlijn als instrument en de nadruk gelegd op de behoefte om te voldoen aan de algemene financiële vooruitzichten en bij verdere ontwikkelingen uit te gaan van een grondige kostenanalyse. Door een aantal respondenten werd erop gewezen dat de zichtbaarheid van de Europese bijstand inzake civiele bescherming moet worden verbeterd. Ook werd benadrukt dat het subsidiariteitsbeginsel moet worden geëerbiedigd en op het niveau van de EU naar een maximale toegevoegde waarde moet worden gestreefd. Een aantal lidstaten heeft benadrukt dat de coördinatie en complementariteit tussen humanitaire hulp en civiele bescherming in derde landen moeten worden gewaarborgd. Een aantal belanghebbenden heeft gewezen op het belang van vroegtijdige waarschuwing. Met al deze antwoorden is rekening gehouden. | 213 | Van 20.1.2005 tot 1.6.2005 heeft via internet een openbare raadpleging plaatsgevonden. De resultaten staan op: http://europa.eu.int/comm/environment/civil/consult_new_instrument.htm. | ( Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid | 229 | Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid. Het voorstel is gebaseerd op ervaringen uit het verleden met de werking van het mechanisme bij rampen. | 230 | ( Effectbeoordeling Bij de voorbereiding van dit voorstel werden drie opties onderzocht. De eerste optie bestaat erin geen beroep te doen op een wetgevingsinstrument. Op deze manier kan de Gemeenschap de door de Europese Raad en het Europees Parlement gestelde beleidsdoelstellingen niet realiseren. De meest ambitieuze optie om deze doelstellingen te bereiken is de oprichting van een permanente Europese civiele beschermingsmacht. Deze macht zou putten uit de civiele beschermingseenheden van de lidstaten en op Europees niveau stand-by worden gehouden om snel te reageren bij noodsituaties. Deze optie biedt weliswaar verschillende voordelen, in het bijzonder snelheid, doeltreffendheid, zichtbaarheid en coördinatie, maar wordt in de ontwikkelingsfase van het mechanisme niet realistisch geacht omwille van de financiële gevolgen en uitdagingen op het vlak van administratie en management die ermee verbonden zijn. Een derde optie is een beperkt aantal verbeteringen aanbrengen in de beschikking van de Raad over het mechanisme. Via deze weg kan de Gemeenschap haar ambities op het vlak van samenwerking voor civiele bescherming op een pragmatische en kostenefficiënte manier waarmaken. Dit biedt de Gemeenschap de mogelijkheid verder te bouwen op de middelen voor civiele bescherming waarover de lidstaten beschikken, de belangrijkste bron van Europese bijstand, en extra ondersteuning te bieden als aanvulling op de middelen van de lidstaten. Terwijl de financiële kosten van optie 2 worden vermeden, waarborgt het voorstel een evenwicht tussen ondersteuning en aanvullende acties, waardoor de Gemeenschap als geheel hulp kan bieden bij ernstige noodsituaties. | 3) JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL | 305 | ( Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en) Dit voorstel is een herschikking van Beschikking 2001/792/EG, Euratom overeenkomstig het interinstitutioneel akkoord over de herschikking van besluiten. De belangrijke wijzigingen van Beschikking 2001/792/EG, Euratom en de niet gewijzigde bepalingen worden in één tekst geïntegreerd. Dit voorstel vervangt deze beschikking, welke wordt ingetrokken. Dit komt de transparantie en toegankelijkheid van de communautaire regelgeving ten goede. | 310 | ( Rechtsgrondslag Volgens artikel 3, lid 1, onder u), van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap omvat het optreden van de Gemeenschap maatregelen op het gebied van civiele bescherming. Aangezien bijstand op het gebied van civiele bescherming ook noodzakelijk kan zijn bij radiologische noodsituaties dient dit voorstel ook in overeenstemming te zijn met het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie. Aangezien er geen specifieke rechtsgrondslag bestaat voor civiele bescherming, is dit voorstel gebaseerd op artikel 308 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en artikel 203 van het Euratomverdrag. In beide gevallen geldt dezelfde beslissingsprocedure: de Raad neemt bij eenparigheid van stemmen de passende maatregelen op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement. | 320 | ( Subsidiariteitsbeginsel Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voorzover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen. | De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende reden(en) niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt. | 321 | Het mechanisme werd ingesteld omdat individuele lidstaten niet over voldoende middelen beschikken om het hoofd te bieden aan belangrijke rampen. In dat geval is er behoefte aan wederzijdse bijstand inzake civiele bescherming om de nationale hulpverleningscapaciteit te versterken. | De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende reden(en) beter door een optreden van de Gemeenschap worden verwezenlijkt. | 324 | Een versterking van de middelen van de Gemeenschap om reële bijstand te kunnen bieden op het vlak van civiele bescherming bij grote rampen is zowel vanuit politiek als praktisch oogpunt noodzakelijk. De Europese Raad en het Europees Parlement hebben aangegeven dat er behoefte bestaat aan betere samenwerking op het niveau van de Unie inzake civiele bescherming. Door het voorstel zullen lidstaten beter kunnen bijdragen tot civiele bescherming op communautair niveau en de voordelen genieten van een betere coördinatie en samenwerking op grond van een beter rechtskader. Voorts waarborgt het mechanisme de lidstaten in geval van nood doeltreffende en goed gecoördineerde bijstand op het vlak van civiele bescherming door andere lidstaten. | 325 | Door dit voorstel kunnen lidstaten op bepaalde gebieden, zoals logistiek en vervoer schaalvoordelen realiseren en hun schaarse middelen efficiënter aanwenden. | 327 | Kortom, het voorstel beoogt een betere samenwerking op communautair niveau ter ondersteuning en aanvulling van de inspanningen van de lidstaten wanneer de omvang van een ramp de nationale hulpverleningscapaciteit overstijgt. | Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. | ( Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. | 331 | Het voorstel gaat niet verder dan nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken. Het voorstel werkt de bij vorige interventies geconstateerde tekortkomingen weg en beantwoordt aan diverse mandaten van de Europese Raad en het Europees Parlement. | 332 | De administratieve last voor de Gemeenschap en de nationale overheden is bescheiden en beperkt tot wat nodig is om de Gemeenschap toe te laten een doelmatige civiele bescherming te bieden wanneer om bijstand wordt gevraagd. | ( Keuze van instrumenten | 341 | Voorgesteld instrument: Beschikking van de Raad. | 342 | Andere instrumenten zouden om de volgende reden(en) ongeschikt zijn. Beschikking 2001/792//EG, Euratom kan alleen door een andere beschikking van de Raad worden herschikt. | 4) GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING | 409 | Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap. | 5) AANVULLENDE INFORMATIE | 510 | ( Vereenvoudiging | 511 | Het voorstel behelst een vereenvoudiging van de wetgeving. | 512 | Door een herschikking van de tekst kan de Gemeenschap de belangrijke amendementen die bij de beschikking van de Raad zijn voorgesteld en de ongewijzigde bepalingen in één tekst integreren. Bovendien werd de oorspronkelijke tekst van de beschikking verbeterd en verduidelijkt met het oog op de verbetering van de regelgeving. Een aantal elementen is geschrapt of gewijzigd, maar aan de essentie van de beschikking wordt niet geraakt. | 520 | ( Intrekking van bestaande wetgeving De vaststelling van het voorstel heeft de intrekking van de bestaande wetgeving tot gevolg. | ( Evaluatie-/herzienings-/vervalbepaling | 531 | Het voorstel bevat een evaluatiebepaling. | 540 | ( Herschikking Het voorstel impliceert een herschikking van de huidige wetgeving. | 560 | ( Europese Economische Ruimte De voorgestelde maatregel betreft een onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte. | 570 | ( Nadere uitleg van het voorstel, per hoofdstuk of per artikel Hierna volgt een samenvatting van de belangrijkste voorstellen. 1. Vervoer (a) Huidige situatie Op dit moment is elke lidstaat verantwoordelijk voor de organisatie van het transport van zijn middelen voor civiele bescherming. De doeltreffendheid van Europese bijstandsinterventies op het gebied van civiele bescherming werd tot dusver vooral belemmerd door het gebrek aan beschikbare transportmiddelen. Bij elke recente interventie verklaarden verschillende lidstaten bereid te zijn de verzochte bijstand te verlenen, maar niet over de nodige transportmiddelen beschikten. Hiervoor bestaan talrijke en uiteenlopende redenen. Niet alle voor civiele bescherming bevoegde instanties van de lidstaten kunnen te allen tijde een beroep doen op luchttransport. In een aantal gevallen bestaan er geen procedures om in het kader van civiele bescherming een beroep te doen op militaire transportmiddelen. Commerciële toestellen inschakelen is vaak omslachtig en tijdrovend. Lidstaten staan soms met elkaar in concurrentie voor dezelfde transportmiddelen. Bovendien zijn de transportkosten soms onevenredig hoog tegenover de financiële waarde van de bijstand. Zoals reeds aangetoond in de effectbeoordeling, hebben deze problemen vaak tot gevolg dat de broodnodige bijstand vertraging oploopt of niet wordt verleend. Wanneer de lidstaten beslissen de financiële lasten voor het transport op zich te nemen, leiden deze kosten vaak tot een vermindering van de duur en de omvang van de interventie waardoor de positieve effecten van de communautaire bijstand op het gebied van civiele bescherming beperkt worden. (b) Voorstellen De Gemeenschap dient te streven naar nauwere samenwerking op dit gebied. Financiële en praktische steun van de Gemeenschap voor het transport van bijstand inzake civiele bescherming zal tot een toename van de beschikbare bijstand leiden. De steun zal de samenwerking en de zichtbaarheid van de collectieve solidariteit met landen die behoefte hebben aan bijstand bevorderen. Dit zal elke lidstaat tevens waarborgen dat hij kan rekenen op de communautaire bijstand inzake civiele bescherming, zelfs wanneer de middelen van de andere lidstaten uitgeput, ontoereikend of niet beschikbaar zijn. Het belangrijkste voordeel is dat de Gemeenschap meer levens zal kunnen redden en slachtoffers van rampen tijdig reële hulp kan verlenen. De bepalingen in de beschikking van de Raad betreffende het transport van bijstand voor civiele bescherming in het kader van het mechanisme moeten derhalve worden aangepast. De belangrijkste elementen zijn: i) Het vervoer van nationale middelen voor civiele bescherming blijft in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van elk land dat via het mechanisme bijstand verleent. Deze verantwoordelijkheid wordt in dit voorstel geregeld door de bepaling dat de lidstaten maatregelen dienen te nemen met het oog op een tijdig vervoer van de middelen voor civiele bescherming. ii) Waar mogelijk dienen de lidstaten te streven naar een collectief gebruik van transportmiddelen om de omvang van de bijstand te verhogen en een snelle inzet daarvan te waarborgen. iii) Communautaire financiering[7] kan worden ingeschakeld als vangnet wanneer geen, onvoldoende of niet de geschikte nationale transportmiddelen voorhanden zijn. Deze middelen bieden de Commissie de mogelijkheid de nodige extra transportmiddelen in te zetten, die anders niet beschikbaar zouden zijn, om een snelle reactie te waarborgen bij ernstige noodsituaties. Gedetailleerde regels voor het inzetten van extra transportmiddelen zullen worden vastgesteld volgens de in artikel 13 vastgestelde procedures. 2. Ontwikkelen van een Europees snellereactievermogen (a) Huidige situatie De communautaire bijstandsverlening op het gebied van civiele bescherming bestaat uit teams, deskundigen en door de lidstaten op vrijwillige basis beschikbaar gestelde uitrusting. Hiertoe dienen de lidstaten op grond van artikel 3 van de beschikking vooraf te bepalen welke teams en deskundigen zo nodig beschikbaar kunnen worden gesteld voor interventies in het kader van het communautair mechanisme. Op grond van artikel 4, onder d), dient de Commissie een opleidingsprogramma op te zetten dat cursussen en oefeningen omvat en tevens voorziet in een uitwisselingssysteem van deskundigen om de paraatheid van het interventiepersoneel te verhogen. Deze elementen zijn weliswaar waardevol, maar ontoereikend voor de ontwikkeling van het door de Europese Raad gewenste Europese snellereactievermogen. Dit wordt bevestigd door de capaciteitsbeoordeling, waarbij is onderzocht welke bijstand inzake civiele bescherming beschikbaar is in het geval van een belangrijke terroristische aanslag in de Unie. Uit de beoordeling bleek dat de capaciteit op verschillende gebieden waarvoor wederzijdse bijstand kan worden gevraagd tekortschiet.[8] Deze problemen moeten worden weggewerkt om ervoor te zorgen dat de Gemeenschap als geheel te gepasten tijde de nodige bijstand kan verlenen. Uit ervaringen in het verleden is tevens gebleken dat een vrijwillig systeem van wederzijdse bijstand een aantal beperkingen inhoudt, vooral wanneer een aantal landen tegelijk wordt getroffen door gelijksoortige risico’s (vb. gelijktijdige terreuraanslagen in de Unie, bosbranden, overstromingen). Kortom, de bijstand door de lidstaten is ontoereikend om bij elke noodsituatie snelle bijstand op het gebied van civiele bescherming te waarborgen. (b) Voorstellen Het voorstel omvat vier nieuwigheden waarmee uitdrukking wordt gegeven aan de ambitie van de Unie om een Europees snellereactievermogen te ontwikkelen op basis van de civiele beschermingsmodules van de lidstaten. Ten eerste wordt de regeling bevestigd waarover reeds een overeenkomst werd bereikt door de Raad van 18 mei 2004 bij de vaststelling van de modaliteiten voor het beschikbaar stellen van militaire databases voor het mechanisme. Overeenkomstig deze modaliteiten worden de lidstaten in het voorstel verzocht in hun antwoord op verzoeken om bijstand ook informatie te geven over de beschikbaarheid van militaire middelen. Ten tweede worden de lidstaten er in het voorstel, zoals gewenst door de Europese Raad, toe aangespoord civiele beschermingsmodules op te zetten. Een module is een specifieke, vooraf vastgestelde verzameling van civiele beschermingsmiddelen waarover een lidstaat beschikt, die snel kan worden uitgezonden wanneer via het mechanisme om bijstand wordt verzocht. Het kan gaan om uitrusting, personeel of een combinatie van beide. Modules moeten volledig interoperabel, snel inzetbaar en uitgerust zijn om zowel ondersteuning te bieden als in te spelen op prioritaire behoeften bij noodsituaties. Bij de ontwikkeling van deze modules kan worden gezocht naar mogelijke synergieën met andere vormen van expertise die nuttig kan zijn bij belangrijke noodsituaties. Het is essentieel dat dergelijke modules zowel kunnen worden opgebouwd door één lidstaat als door samenwerking van verschillende lidstaten. Het laatste geval biedt extra mogelijkheden voor samenwerking, in het bijzonder voor kleine landen en laat alle lidstaten toe, hetzij individueel, hetzij collectief, deel te nemen aan communautaire bijstandsinterventies inzake civiele bescherming. Wanneer de modules een belangrijk onderdeel worden in de database van de beschikbare bijstand, zal het MIC bij elk verzoek om bijstand kunnen nagaan welke modules nodig zijn en ervoor zorgen dat ze, via de betrokken lidstaten, onmiddellijk worden ingeschakeld. Ten derde is uit de capaciteitsbeoordeling gebleken dat er behoefte is aan aanvullende maatregelen inzake logistiek. De Gemeenschap dient te streven naar schaalvoordelen op dit vlak en ervoor te zorgen dat centrale ondersteunende functies (communicatie, vloot van lichte voertuigen ter plaatse, materialen, technische werkplaats enz.) kunnen worden vervuld door speciale eenheden die ten dienste staan van de interventieteams van alle lidstaten. Op die manier kunnen de interventieteams zich concentreren op hun hoofdtaken, waardoor hun efficiëntie toeneemt en ook de doeltreffendheid van de Europese bijstand inzake civiele bescherming. De ondersteunende modules zullen bestaan uit middelen van de lidstaten die in overleg met de Commissie door de betrokken lidstaten worden uitgezonden. Ten slotte is het weliswaar de bedoeling dat de communautaire bijstand inzake civiele bescherming in eerste instantie gebaseerd blijft op vrijwillige bijdragen door de lidstaten, maar creëert het voorstel een nieuw kader waarbinnen de Gemeenschap op een kostenefficiënte manier ondersteuning en middelen kan verlenen als aanvulling op de bijstand door de lidstaten. De steun zal dienen om bijstand te bieden die niet beschikbaar is bij de landen die deelnemen aan het mechanisme. Het kan gaan om de tijdelijke huur van specifieke uitrusting (medevac vliegtuig, pompen met een hoog debiet voor overstromingen, blusvliegtuigen voor bosbranden, enz.). Met het oog op het laatste voorstel moeten, overeenkomstig de procedures van artikel 13, strikte criteria en drempels worden vastgesteld. Het is niet de bedoeling nationale paraatheidsmaatregelen te vervangen of communautaire financiering te bieden voor de aankoop van uitrusting voor civiele bescherming door de lidstaten. Het voorstel beoogt alleen te voorzien in een extra vangnet waarop in uitzonderlijke omstandigheden een beroep kan worden gedaan om de bij de lidstaten beschikbare bijstand te ondersteunen. Wanneer de lidstaten geen, onvoldoende of niet de gepaste bijstand kunnen verlenen, kan de Gemeenschap op deze manier tegemoet komen aan specifieke humanitaire behoeften of onherstelbare milieuschade voorkomen. Het voorstel beoogt een verbetering van de collectieve veiligheid van de Europese burgers door een aanvullend veiligheidsnet en is derhalve noodzakelijk en in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. Dit veiligheidsnet is noodzakelijk om de Gemeenschap toe te laten te allen tijden tegemoet te komen aan een verzoek om bijstand van een van de lidstaten, zelfs indien de gevraagde bijstand in geen enkele andere lidstaat beschikbaar is of de nationale bijstand van andere lidstaten ontoereikend of niet beschikbaar is. Het voorziet in een extra beschermings- en veiligheidslaag die niet kan worden gewaarborgd door de individuele lidstaten. 3. Vroegtijdige waarschuwing Om snel te kunnen reageren op natuurrampen dient de Gemeenschap te beschikken over systemen voor vroegtijdige waarschuwing waardoor de lidstaten en het waarnemings- en informatiecentrum zo snel mogelijk de nodige maatregelen kunnen treffen. Deze systemen dienen rekening te houden met bestaande waarschuwingssystemen zoals het Global disaster alert and coordination system (GDACS) en het UNDAC alert system. De Gemeenschap dient mee te werken aan de ontwikkeling van deze systemen om de lidstaten te helpen sneller te reageren op natuurrampen en het snellereactievermogen van de EU als geheel te verbeteren. De Raad heeft benadrukt dat hij er veel belang aan hecht dat de inspanningen terzake worden voortgezet. In deze beschikking van de Raad moet een passende rechtsgrond worden opgenomen om deze werkzaamheden binnen het mechanisme voort te zetten. De communautaire maatregelen op het vlak van vroegtijdige waarschuwing hebben in de eerste plaats tot doel de Europese burger beter te beschermen tegen de gevolgen van belangrijke natuurrampen. Enkele voorbeelden van maatregelen terzake zijn: evalueren en zo nodig verbeteren van bestaande systemen voor vroegtijdige waarschuwing, verbeteren van de verbinding tussen detectiesystemen en alarmmechanismen, zoeken naar synergieën tussen de verschillende systemen en deze aan elkaar koppelen met het oog op een makkelijke toegang voor beleidsverantwoordelijken 4. Coördinatie van interventies in derde landen (a) Huidige situatie Bijstandsinterventies buiten de Gemeenschap kunnen ofwel autonoom worden uitgevoerd, ofwel door deel te nemen aan een operatie onder leiding van een internationale organisatie. In bepaalde noodsituaties wordt civiele bescherming ingezet om tegemoet te komen aan humanitaire behoeften en draagt ze op die manier bij tot een grotere humanitaire inspanning. Zowel bijstand inzake civiele bescherming als humanitaire hulp spelen in op de onmiddellijke noden bij grote rampen. Bijstandsinterventies op het gebied van civiele bescherming zijn meestal van korte duur, terwijl humanitaire operaties gewoonlijk worden voortgezet na de acute fase van een ramp[9]. Binnen de Commissie werden afspraken gemaakt om een nauwe samenwerking te waarborgen tussen het mechanisme en ECHO en bij rampen te zorgen voor een grootschalige reactie. De operationele procedures van de Commissie zullen zorgen voor een verdere ontwikkeling van de synergieën tussen communautaire humanitaire hulp en civiele bescherming op basis van hun specifieke functies en comparatieve voordelen. Hierdoor zal ook de rapportage verbeteren van de humanitaire bijdragen die respectievelijk door de Gemeenschap en de lidstaten worden verleend. Er werd ook aandacht besteed aan een goede coördinatie met de Verenigde Naties. In oktober 2004 werd een overeenkomst ondertekend tussen de Commissie en het OCHA (Office for the Coordination of Humanitarian Affairs) van de VN waarin de basisbeginselen zijn vastgesteld voor verdere samenwerking en coördinatie en die als doel heeft overlappingen van de inspanningen te voorkomen. De Commissie zal blijven streven naar coördinatie met de VN en andere internationale actoren om de inzet van de beschikbare middelen te optimaliseren. (b) Voorstellen Een betere coördinatie binnen de Gemeenschap is essentieel om de algemene inspanningen inzake coördinatie te ondersteunen en als Gemeenschap bij te dragen tot de algemene inspanningen inzake hulpverlening. In artikel 6 van de beschikking van de Raad dienen derhalve de rol en verantwoordelijkheden –zoals ze in de praktijk zijn geëvolueerd- te worden omschreven van de lidstaat die het voorzitterschap waarneemt van de Raad en de Europese Unie, het plaatselijke team voor de coördinatie van de civiele bescherming en de Commissie. Het Voorzitterschap coördineert de politieke reactie in nauw overleg met de Commissie. Zijn belangrijkste taak bestaat erin, voornamelijk tijdens de eerste fasen van een ernstige ramp overleg te plegen met het getroffen land met het oog op een snelle inschakeling van de communautaire bijstandsinterventie. Het voorstel biedt het land dat het Voorzitterschap waarneemt ook de mogelijkheid een ander land te vragen de leiding van de politieke coördinatie volledig of gedeeltelijk op zich te nemen. Dit kan nuttig zijn wanneer een noodsituatie aanvangt tijdens het voorzitterschap van een land en voortduurt tijdens het volgende voorzitterschap, wanneer zich meerdere noodsituaties tegelijk voordoen of het Voorzitterschap geen bilaterale contacten onderhoudt met het getroffen land. Op een soortgelijke manier zou het Voorzitterschap in deze omstandigheden de Commissie om bijstand moeten kunnen vragen. Via het MIC coördineert de Commissie de Europese acties inzake civiele bescherming op operationeel niveau, in nauw overleg met de lidstaten die bijstand bieden, het getroffen land en, indien betrokken, de VN. Wanneer via het mechanisme een verzoek om bijstand is verspreid, dienen alle lidstaten die bijstand op het gebied van civiele bescherming verlenen het MIC te contacteren zodat de Commissie kan zorgen dat een volledige en samenhangende Europese bijdrage wordt geleverd tot de algemene hulpverlening. In voorkomend geval beslist de Commissie in overleg met het Voorzitterschap om een evaluatie- en/of coördinatieteam, bestaande uit een aantal deskundigen van de lidstaten, in te stellen en uit te zenden. Het evaluatie- en/of coördinatieteam moet beschikken over een duidelijk mandaat en de formele bevoegdheid voor de coördinatie van de civiele beschermingsteams die werken in het kader van het communautair mechanisme. Het team dient te beschikken over een logistieke basissteun, in het bijzonder communicatie-uitrusting zodat coördinatie tot stand kan worden gebracht met de Europese bijstand op het gebied van civiele bescherming. | 2006/0009(CNS) ê2001/792/EEG (aangepast) . Ö Voorstel voor een Õ BESCHIKKING VAN DE RAAD van 23 oktober 2001 tot vaststelling van een communautair mechanisme voor de coördinatie van interventies op het gebied van civiele bescherming in noodsituaties Ö mechanisme voor civiele bescherming Õ (2001/792/EG, Euratom) Ö ( Herschikking ) (Voor de EER relevante tekst) Õ DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en met name op artikel 308, en Ö Gelet op Õ het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, inzonderheid op artikel 203, Gelet op het voorstel van de Commissie[10], Gezien het advies van het Europees Parlement[11], Gezien het advies van het Ö Europees Õ Economisch en Sociaal Comité[12], Gezien het advies van het Comité van de Regio's[13], Overwegende hetgeen volgt: ò nieuw (1) Beschikking 2001/792/EG, Euratom, van 23 oktober 2001 tot vaststelling van een communautair mechanisme ter vergemakkelijking van versterkte samenwerking bij bijstandsinterventies in het kader van civiele bescherming dient op een aantal essentiële punten te worden gewijzigd[14]. Ter wille van de duidelijkheid moet de genoemde beschikking worden herschikt. (2) De jongste jaren is het aantal, de ernst en intensiteit van door de natuur of de mens veroorzaakte rampen aanzienlijk toegenomen. Dit heeft geleid tot het verlies van mensenlevens, de vernietiging van economische en sociale infrastructuur en schade aan het milieu. ê2001/792 overweging 1 (aangepast) ð nieuw (3) De maatregelen van de Gemeenschap ter uitvoering van de resolutie van de Raad van 8 juli 1991 betreffende de verbetering van de onderlinge hulp tussen de lidstaten bij natuurrampen en technische rampen[15] hebben weliswaar bijgedragen tot de bescherming van personen, het milieu en goederen.,maar nu moet worden gezorgd voor een nog betere bescherming bij noodsituaties van natuurlijke, technologische, radiologische en ecologische aard, met inbegrip van accidentele verontreiniging van de zee, die zich binnen en buiten de Europese Unie voordoen, en moeten de bepalingen van de resolutie worden aangescherpt. ðHet verdrag inzake de grensoverschrijdende gevolgen van industriële ongevallen van Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties, dat door de Gemeenschap is gesloten bij Besluit 98/685/EG van de Raad[16],heeft bijgedragen tot een verdere verbetering van de preventie en het beheer van industriële ongevallen. ï ê2001/792 overweging 2 (aangepast) (2) Het Verdrag inzake de grensoverschrijdende gevolgen van industriële ongevallen van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (UN/ECE), dat onder andere bepalingen inzake preventie, paraatheid voor noodsituaties, voorlichting en participatie van het publiek, meldingssystemen voor industriële ongevallen, ingrijpen en wederzijdse bijstand bevat, is op 19 april 2000 in werking getreden. Dit verdrag is door de Gemeenschap goedgekeurd bij Beschikking 98/685/EG[17]. ò nieuw (4) Bij de vaststelling van Beschikking 2001/792/EG, Euratom, tot vaststelling van een communautair mechanisme ter vergemakkelijking van versterkte samenwerking bij bijstandsinterventies in het kader van civiele bescherming (hierna ‘het mechanisme’ genoemd) werd ook rekening gehouden met de bijzondere behoeften van geïsoleerde, ultraperifere en andere gebieden of eilanden van de Gemeenschap. De jongste jaren is het aantal landen dat een beroep deed op het mechanisme voor onmiddellijke bijstand op het vlak van civiele bescherming aanzienlijk toegenomen. Het mechanisme dient te worden versterkt zodat de Europese solidariteit doeltreffender en op een beter zichtbare manier tot uiting kan worden gebracht en zodat een snellereactievermogen kan worden ontwikkeld, overeenkomstig de conclusies van de vergadering van de Raad van 16 en 17 juni 2005 en de oproep van het Europees Parlement in zijn resolutie van 31 januari 2005 naar aanleiding van de tsunami. ê2001/792 overweging 3 (aangepast) (3) Een mechanisme ter vergemakkelijking van versterkte samenwerking bij bijstandsinterventies in het kader van civiele bescherming zou het lopende communautair actieprogramma voor civiele bescherming[18] kunnen aanvullen door steun beschikbaar te stellen in ernstige noodsituaties waarbij dringend ingrijpen geboden kan zijn; het zou het inzetten van interventieteams, deskundigen en andere hulpmiddelen, naar gelang van de behoeften, vergemakkelijken door middel van een versterkte communautaire structuur voor civiele bescherming, die bestaat uit een waarnemings- en informatiecentrum en een gemeenschappelijk noodcommunicatie- en informatiesysteem Ook biedt het de gelegenheid gevalideerde gegevens over noodsituaties te verzamelen, deze gegevens door te geven aan de lidstaten en ervaringen die met interventies zijn opgedaan, uit te wisselen. ê2001/792 overweging 4 (aangepast) (5) Een dergelijk Ö Het Õ mechanisme zal terdege rekening houden met de desbetreffende wetgeving van de Europese Gemeenschap en internationale verbintenissen op dit gebied. Deze beschikking mag derhalve geen afbreuk doen aan de wederzijdse rechten en plichten van de lidstaten uit hoofde van bilaterale of multilaterale verdragen betreffende aangelegenheden waarop zij van toepassing is ò nieuw (6) Het mechanisme beoogt een vlottere respons op het gebied van civiele bescherming bij alle soorten ernstige noodsituaties, zoals rampen veroorzaakt door de natuur of de mens, technologische, radiologische en ecologische ongevallen, terreurdaden en verontreiniging van de zee door ongevallen als bedoeld in Beschikking nr. 2850/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2000 houdende instelling van een communautair kader voor samenwerking op het gebied van door ongevallen veroorzaakte of opzettelijke verontreiniging van de zee[19]. Dit zijn allemaal noodsituaties waarin bijstand op het gebied van civiele bescherming kan worden gevraagd ter versterking van het reactievermogen van het getroffen land. ê2001/792 overweging 5 ð nieuw (7) Preventie is van groot belang voor de bescherming tegen natuurlijke, technologische en ecologische rampen, waartoe verdere maatregelen zouden moeten worden overwogen. ð De Gemeenschap dient de ontwikkeling van systemen voor vroegtijdige waarschuwing te ondersteunen om de lidstaten te helpen sneller te reageren op natuurrampen. ï ê2001/792 overweging 7 ð nieuw (8) Op het niveau van de lidstaten en op communautair niveau moeten er voorbereidende maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat in noodsituaties bijstandsinterventieteams snel kunnen worden ingezet en met de nodige flexibiliteit gecoördineerd, en dat het effectieve reactievermogen en de complementariteit van evaluatie- en/of coördinatieteams, interventieteams en andere hulpmiddelen, naar gelang van de behoeften, door een opleidingsprogramma gewaarborgd is. Andere voorbereidende maatregelen zijn onder meer het bundelen van informatie over de nodige medische hulpmiddelen en het aanmoedigen van het gebruik van moderne technologieën. ð In het kader van de ontwikkeling van een snellereactievermogen op het gebied van civiele bescherming moet worden overwogen aanvullende interventiemodules voor civiele bescherming te ontwikkelen op basis van de middelen van één of meer lidstaten. Deze systemen dienen rekening te houden met bestaande informatiebronnen. ï ê2001/792 overweging 6 (9) Ingeval van een ernstige noodsituatie binnen de Gemeenschap of de onmiddellijke dreiging daarvan, die grensoverschrijdende effecten veroorzaakt of kan veroorzaken of die aanleiding kan geven tot een verzoek om bijstand van een of meer lidstaten, moet de mogelijkheid bestaan om dit via een gevestigd betrouwbaar gemeenschappelijk noodcommunicatie- en informatiesysteem op passende wijze te melden. ê2001/792 overweging 8 (aangepast) (8) Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zou een communautair mechanisme een meerwaarde opleveren doordat het de nationale beleidsinitiatieven op het gebied van civiele bescherming zou ondersteunen en aanvullen. Indien de paraatheid van de verzoekende lidstaat qua beschikbare middelen niet voldoende is voor een adequate reactie op een ernstige noodsituatie, zou deze staat zijn paraatheid kunnen aanvullen door een beroep te doen op het communautaire mechanisme ê2001/792 overweging 9 (aangepast) ð nieuw (10) Een Ö Het Õ mechanisme zou het mogelijk moeten maken bijstandsinterventies op gang te brengen en de coördinatie daarvan te vergemakkelijken teneinde in de eerste plaats personen, maar ook het milieu en goederen, met inbegrip van het cultureel erfgoed, beter te helpen beschermen, waardoor het aantal doden en gewonden, de materiële schade en de economische en milieuschade beperkt kunnen worden en aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de sociale samenhang en solidariteit een tastbaarder invulling kan worden gegeven. ðDe versterkte samenwerking op het vlak van bijstandsverlening inzake civiele bescherming moet worden gebaseerd op een communautaire structuur voor civiele bescherming bestaande uit een waarnemings- en informatiecentrum en een gemeenschappelijk noodcommunicatie- en informatiesysteem dat wordt beheerd door de Commissie en operationele contactpunten in de lidstaten. Dit moet het kader vormen voor de verzameling van gevalideerde gegevens over noodsituaties, het doorgeven van deze gegevens aan de lidstaten en de uitwisseling van ervaringen uit voorgaande interventies. ï ò nieuw (11) De operationele contactpunten in de lidstaten moeten informatie kunnen verstrekken over de beschikbaarheid van door de getroffen lidstaat gevraagde bijstand op het gebied van civiele bescherming, met inbegrip van informatie over de beschikbaarheid van militaire middelen en faciliteiten. (12) De beschikbaarheid van aangepaste transportmiddelen moet worden verbeterd om de ontwikkeling van het snellereactievermogen van de Gemeenschap te ondersteunen. De Commissie dient de inspanningen van de lidstaten te ondersteunen en aan te vullen door de lidstaten aan te moedigen pools met transportmiddelen op te zetten en eventueel te voorzien in extra transportmiddelen. (13) Aan de logistieke behoeften van de interventieteams van de lidstaten die opereren op de plaats van een ramp kan makkelijker en tegen een lagere kostprijs worden voldaan door ondersteunende modules van de Gemeenschap in te schakelen. Om de doeltreffendheid van de interventiebijstand op het gebied van civiele bescherming in het kader van het mechanisme te verbeteren dient de Gemeenschap ervoor te zorgen dat deze modules snel kunnen worden ingezet. (14) Vooral wanneer een gelijksoortige dreiging verschillende lidstaten treft is er behoefte aan een extra veiligheidsnet, namelijk de mogelijkheid dat de Gemeenschap extra bijstand verleent als versterking van de civiele bescherming door de lidstaten. ê2001/792 overweging 10 (aangepast) (10) De geïsoleerde en ultraperifere regio's en sommige andere regio's van de Gemeenschap hebben vaak, gezien hun geografische, orografische, sociale en economische situatie, bijzondere kenmerken en behoeften. Deze hebben een nadelig effect, vormen een belemmering voor de inzet van bijstands- en interventiemiddelen, waardoor het moeilijk is daadwerkelijk bijstand en hulp te verlenen, en doen specifieke behoeften aan bijstand ontstaan, wanneer er een groot gevaar bestaat dat zich een ernstige noodsituatie zal voordoen. Een communautair mechanisme zou het tevens mogelijk maken beter op deze situaties in te spelen en in deze behoeften te voorzien. ê2001/792 overwegingen 11 en 13 (aangepast) ð nieuw (15) In verband met bijstandsinterventie in het kader van civiele bescherming buiten de Gemeenschap kan een Ö het Õ mechanisme worden gebruikt als instrument ter vergemakkelijking en ondersteuning van Ö om de Õ door de Gemeenschap en de lidstaten binnen hun respectieve bevoegdheden uitgevoerde acties te Ö vergemakkelijken en ondersteunen Õ. Bijstandsinterventies Ö buiten de Gemeenschap kunnen Õ zouden ofwel autonoom worden uitgevoerd, ofwel als bijdrage aan een operatie onder leiding van een internationale organisatie, met het oog waarop de Gemeenschap haar betrekkingen met de bevoegde mondiale en regionale organisaties zou moeten ontwikkelen. ðDe Verenigde Naties spelen, in landen waar ze aanwezig zijn, een algemene coördinerende rol voor hulpoperaties in derde landen. De bijstand op het gebied van civiele bescherming waarin dit mechanisme voorziet moet worden gecoördineerd met de Verenigde naties en andere betrokken internationale actoren met het oog op een optimale inzet van beschikbare middelen en het vermijden van onnodige overlappingen van inspanningen. Een betere coördinatie van de bijstand op het gebied van civiele bescherming in het kader van het mechanisme is een voorwaarde voor de ondersteuning van algemene coördinatie-inspanningen en het waarborgen van een volledige Europese bijdrage tot de hulpverlening in het algemeen. Bij ernstige noodsituaties waarbij zowel bijstand wordt verleend via het mechanisme als op grond van Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad van 20 juni 1996 betreffende humanitaire hulp[20], dient de Commissie erop toe te zien dat de Gemeenschap op een doelmatige, samenhangende en aanvullende wijze reageert. ï ê2001/792 overweging 12 (aangepast) (aangepast) ð nieuw (16) Een dergelijk Ö Dit Õ communautair mechanisme zou, onder nader te bepalen voorwaarden, ook een werktuig kunnen zijn om de in titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie bedoelde crisisbeheersing te vergemakkelijken en te ondersteunen Ö overeenkomstig de gezamenlijke verklaring van de Raad en de Commissie van 29 september 2003 over het gebruik van het communautaire mechanisme voor civiele bescherming bij crisisbeheersing Õð alsmede om de consulaire samenwerking bij noodsituaties in derde landen te ondersteunen en te vergemakkelijken ï ê2001/792 overweging 14 (aangepast) (aangepast) ð nieuw (14) Een dergelijk mechanisme staat open voor Deelname van de kandidaat-lidstaten ð en samenwerking met andere derde landen ï Ö moet mogelijk zijn Õ ð omdat dit zowel de doeltreffendheid als de doelmatigheid ten goede komt ï. ê2001/792 overweging 15 (aangepast) (15) Er is behoefte aan meer transparantie en aan consolidatie en intensivering van de diverse bestaande maatregelen op het gebied van civiele bescherming bij het voortdurend streven naar de verwezenlijking van de doelstellingen van het Verdrag. ê2001/792 overweging 16 (17) De maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze beschikking moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[21]. ê2001/792 overweging 17 (aangepast) (17) Door voor het onderhavige mechanisme een beroep te doen op hetzelfde comité als voor het bestaande communautair actieprogramma voor civiele bescherming moet bij de toepassing van het mechanisme voor de nodige samenhang en complementariteit worden gezorgd. ò nieuw (18) De doelstellingen van het mechanisme, waaronder de kostenvermindering in termen van een vermindering van het verlies van mensenlevens en de schade die voortvloeit uit de werking ervan kunnen niet voldoende door de lidstaten wowrden verwezenlijkt en kunnen derhalve vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt. Indien een ernstige noodsituatie de responscapaciteit van een getroffen lidstaat overstijgt, zou deze staat een beroep moeten kunnen doen op het communautair mechanisme om zijn inspanningen inzake civiele bescherming te ondersteunen. De Gemeenschap kan derhalve maatregelen treffen overeenkomstig het in artikel 5 van het EG-Verdrag opgenomen subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze beschikking niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. ê2001/792 overweging 18 (19) Het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie voorzien voor de aanneming van de onderhavige beschikking in geen andere bevoegdheden dan waarin is voorzien bij artikel 308, respectievelijk artikel 203, ê 2001/792 HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN: ê2001/792 (aangepast) ð nieuw ÖHoofdstuk IDoel en toepassingsgebiedÕ Artikel 1 1. Bij deze beschikking wordt een communautair mechanisme ingesteld ter vergemakkelijking van versterkte samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de lidstaten bij bijstandsinterventies in het kader van civiele bescherming in ernstige noodsituaties, of de onmiddellijke dreiging daarvan, waarbij dringend ingrijpen geboden kan zijn (hierna ‘het mechanisme’ genoemd). 2. Met Dit mechanisme wordt een betere Ö waarborgt in de eerste plaats de Õ bescherming beoogd, in de eerste plaats van personen, maar ook van het milieu en van goederen, waaronder cultureel erfgoed, in ernstige noodsituaties, te weten ð bij door de natuur of de mens veroorzaakte rampen ï, bij ongevallen van natuurlijke of technologische aard, dan wel bij stralings- of milieuongevallen, Ö waaronder verontreiniging door ongevallen op zee (hierna “ernstige noodsituaties” genoemd) Õ die zich binnen of buiten de Europese Gemeenschap voordoen, Ö rekening houdend met de behoeften van geïsoleerde, ultraperifere en andere gebieden of eilanden van de Gemeenschap. Õ met inbegrip van accidentele verontreiniging van de zee, zoals bedoeld in Besluit 2850/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2000[22] ê2001/792 Het mechanisme doet geen afbreuk aan de verplichtingen uit hoofde van bestaande desbetreffende wetgeving van de Europese Gemeenschap of de Gemeenschap voor Atoomenergie en internationale overeenkomsten terzake. ê2001/792 (aangepast) Het algemeen doel van het mechanisme is op verzoek ondersteuning te verlenen in dergelijke noodsituaties en de door de lidstaten en de Gemeenschap geboden bijstandsinterventies beter te helpen coördineren, rekening houdend met de speciale behoeften van de geïsoleerde, ultraperifere en andere regio's of eilanden van de Gemeenschap. ÖArtikel 2 Õ 3. Het mechanisme omvat een reeks Ö ten minste de volgende Õ elementen en maatregelen, zoals: ê 2001/792 ð nieuw (1) de inventarisatie van de voor bijstandsinterventies in noodsituaties in de lidstaten beschikbare interventieteams en overige interventieondersteuning ð met inbegrip van militaire faciliteiten en middelen ï; ê2001/792 (aangepast) (2) het opzetten en uitvoeren van een opleidingsprogramma voor interventieteams en overige interventieondersteuning, alsmede voor deskundigen voor de evaluatie- en/of coördinatieteams; ê 2001/792 (3) werk- en studiebijeenkomsten en proefprojecten over belangrijke aspecten van interventies; ê2001/792 (aangepast) (4) het oprichten en zo nodig uitzenden van evaluatie- en/of coördinatieteams; (5) de totstandbrenging en het beheer van een waarnemings- en informatiecentrum Ö (MIC), dat 24 uur per dag toegankelijk en in staat is om te reageren en dat zowel ten dienste staat van de lidstaten als de Commissie voor de ondersteuning van het mechanisme; Õ (6) de totstandbrenging en het beheer van een gemeenschappelijk noodcommunicatie- en informatiesysteem, Ö (CECIS) voor de communicatie en uitwisseling van informatie tussen het MIC en de operationele contactpunten van de lidstaten; Õ ò nieuw (7) de ontwikkeling van systemen voor vroegtijdige waarschuwing, rekening houdend met bestaande informatiebronnen, zodat de lidstaten en het MIC snel kunnen reageren; (8) het uitwerken van praktische regelingen inzake transport, logistiek en andere ondersteuning op het niveau van de Gemeenschap; ê2001/792 (aangepast) (9) andere ondersteunende Ö en aanvullende Õ maatregelen, zoals maatregelen ter vergemakkelijking van het vervoer van middelen voor bijstandsverlening Ö die nodig zijn voor het mechanisme Õ . Artikel 2 1. In geval van een ernstige noodsituatie binnen de Gemeenschap, of de onmiddellijke dreiging daarvan, die grensoverschrijdende effecten veroorzaakt of kan veroorzaken of die aanleiding kan geven tot een verzoek om bijstand van één of meer lidstaten, brengt de lidstaat waar de noodsituatie zich heeft voorgedaan deze onverwijld ter kennis van: (a) de lidstaten die gevolgen van de noodsituatie kunnen ondervinden, tenzij deze verplichting tot kennisgeving reeds is geregeld in het kader van desbetreffende wetgeving van de Europese Gemeenschap of de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, dan wel krachtens bestaande internationale overeenkomsten, en (b) de Commissie, wanneer een mogelijk verzoek om bijstand via het waarnemings- en informatiecentrum kan worden verwacht, zodat de Commissie zo nodig de overige lidstaten kan inlichten en de bevoegde diensten kan inschakelen. 2. Deze kennisgeving wordt in voorkomend geval gedaan via het communicatie- en informatiesysteem. ÖHoofdstuk IIParaatheid Õ Artikel 3 Teneinde in ernstige noodsituaties effectief te kunnen ingrijpen, doen de lidstaten het volgende: a)1. binnen hun bevoegde diensten, en in het bijzonder hun diensten voor civiele bescherming of andere noodhulpdiensten, Ö Lidstaten Õ wijzen zij van tevoren interventieteams aan Ö, binnen hun bevoegde diensten en in het bijzonder hun diensten voor civiele bescherming of andere hulpdiensten, Õ die op zeer korte termijn voor uitzending Ö beschikbaar kunnen zijn of opgericht kunnen worden Õ en over het algemeen binnen 12 uur na een verzoek om bijstand Ö voor interventies kunnen worden uitgezonden Õ, beschikbaar kunnen zijn of opgericht kunnen worden voor die interventies, waarbij Ö zij Õ er rekening mee Ö houden Õ dient te worden gehouden dat de samenstelling van het team afgestemd moet worden op het soort noodsituatie en op de daarmee samenhangende specifieke behoeften; (b) 2. Ö De lidstaten Õ zij selecteren deskundigen die ter plaatse in een noodsituatie inzetbaar zijn in een evaluatie- en/of coördinatieteam; ò nieuw 3. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om modules voor civiele bescherming op te richten bestaande uit de middelen van een of meerdere lidstaten, die zeer snel kunnen worden ingezet om ondersteuning te bieden of in te spelen op prioritaire behoeften. ê2001/792 (aangepast) ð nieuw Ö 4. De lidstaten onderzoeken de mogelijkheid, zo nodig, verdere interventieondersteuning te bieden op basis van de middelen waarover de bevoegde diensten beschikken, zoals gespecialiseerd personeel of uitrusting om tegemoet te komen aan bijzondere noodsituaties en een beroep te doen op middelen van niet-gouvernementele organisaties en andere relevante instanties. Õ (c)5. Ö de lidstaten Õ zij verstrekken binnen zes maanden na de vaststelling van deze beschikking relevante algemene informatie over deze teams, en deskundigen, ð interventiemodules en andere interventiessteun als bedoeld in leden 1 tot en met 4 ï alsmede over de medische hulpmiddelen bedoeld in artikel 4, onder e), en actualiseren deze informatie onverwijld wanneer dat nodig is; (d) zij bekijken de mogelijkheid om indien nodig ook andere interventieondersteuning in te zetten die mogelijk door de bevoegde diensten ter beschikking wordt gesteld, zoals gespecialiseerd personeel en uitrusting voor specifieke noodsituaties, en een beroep te doen op eventueel door niet-gouvernementele organisaties en andere relevante instanties beschikbaar gestelde middelen; ò nieuw 6. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om een tijdig transport van de bijstand op het gebied van civiele bescherming te waarborgen. ê 2001/792 (aangepast) (e)7. Voor de toepassing van deze beschikking wijzen Ö De lidstaten wijzen Õ zij de bevoegde autoriteiten en de Ö operationele Õ contactpunten aan en stellen de Commissie daarvan in kennis. Artikel 4 1. Om de doelstellingen te bereiken en de maatregelen zoals omschreven in artikel 1 uit te voeren, doet De Commissie het volgende Ö neemt de volgende maatregelen Õ: (a) zij richt op en beheert een waarnemings- en informatiecentrum dat 24 uur per dag bereikbaar is en in staat is om onmiddellijk te reageren, en dat de lidstaten en de Commissie ten behoeve van het mechanisme ten dienste staat Ö oprichten en beheren van het MIC; Õ (b) zij zet een betrouwbaar gemeenschappelijk noodcommunicatie en -informatiesysteem op en beheert dat, om ervoor te zorgen dat het waarnemings- en informatiecentrum en de daartoe door de lidstaten aangewezen contactpunten onderling kunnen communiceren en informatie kunnen uitwisselen; Ö oprichten en beheren van het CECIS; Õ ònieuw (c) bijdragen tot de ontwikkeling van systemen voor vroegtijdige waarschuwing ten behoeve van de lidstaten en het MIC; ê 2001/792 (aangepast) ð nieuw (c)(d) zij zorgt ervoor dat de nodige capaciteit Ö tot stand brengen Õ om zo snel mogelijk kleine teams van deskundigen in te schakelen en uit te zenden, die: (i) de situatie evalueren ten behoeve van de lidstaten, het waarnemings- en informatiecentrum en het land dat om bijstand verzoekt Ö de behoeften op het gebied van civiele bescherming van het land dat om bijstand verzoekt evalueren in het licht van de bijstand die kan worden verleend door de lidstaten en het mechanisme. Õ (ii) eventueel de bijstandsoperaties Ö bijstandsinterventies op het gebied van civiele bescherming Õ ter plaatse helpen coördineren en, waar nodig en passend, contact onderhouden met de bevoegde instanties van de om bijstand verzoekende staat; (d) zij zet een opleidingsprogramma op om de coördinatie van de bijstandsverlening in het kader van civiele bescherming te verbeteren door ervoor te zorgen dat de in artikel 3, onder a), bedoelde interventieteams, of in voorkomend geval de in artikel 3, onder b), bedoelde andere interventieondersteuning onderling zijn afgestemd en elkaar kunnen aanvullen, en door de evaluatiedeskundigheid te verbeteren.; Dit programma dient gezamenlijke cursussen en oefeningen te omvatten en tevens te voorzien in een uitwisselingssysteem in het kader waarvan personen bij teams in andere lidstaten kunnen worden gedetacheerd; (e) Ö bundelen en verzamelen van Õ zij bundelt informatie over de capaciteit van de lidstaten om de productie van serums en vaccins of andere benodigde medische hulpmiddelen op peil te houden, alsmede over de voorraden Ö daarvan Õ die mogelijk beschikbaar zijn voor interventies in ernstige noodsituaties, en slaat deze informatie op in het informatiesysteem; (f) Ö opzetten van Õ zij zet een programma op van de ervaringen die met de in het kader van het mechanisme uitgevoerde interventies zijn opgedaan, en verspreiden van die ervaringen via het informatiesysteem; (g) Ö stimuleren en bevorderen Õ zij stimuleert en bevordert van de invoering en het gebruik van nieuwe technologieën ten behoeve van het mechanisme de invoering en het gebruik van nieuwe technologieën, waaronder systemen voor kennisgeving en waarschuwing, informatie-uitwisseling, het gebruik van satelliettechnologie en ondersteuning van de besluitvorming bij het beheersen van noodsituaties; (h) zij neemt maatregelen Ö nemen Õ om het vervoer van middelen voor bijstandsverlening en andere ondersteunende maatregelen te vergemakkelijken ð en voorzien in de nodige middelen om zo nodig extra transportmiddelen in te zetten om te reageren op ernstige noodsituaties; ï ò°nieuw (i) voorzien in de nodige middelen om logistieke basissteun te verlenen aan deskundigen en bevorderen van de inzet van logistieke en andere modules voor de ondersteuning van de teams uit de lidstaten die deelnemen aan communautaire bijstandsverlening op het gebied van civiele bescherming; (j) andere aanvullende en ondersteunende maatregelen nemen die nodig zijn in het kader van het mechanisme. ê2001/792 (aangepast) Ö 2. De Commissie zet een opleidingsprogramma op om de coördinatie van de bijstandsverlening in het kader van civiele bescherming te verbeteren door ervoor te zorgen dat de in artikel 3, lid 1), bedoelde interventieteams, de in artikel 3, lid 3 bedoelde interventiemodules of, in voorkomend geval, de in artikel 3, lid 4), bedoelde andere interventieondersteuning onderling zijn afgestemd en elkaar kunnen aanvullen, en door de bekwaamheid van de in artikel 3, lid 2, bedoelde deskundigen te verbeteren. Dit programma dient gezamenlijke cursussen en oefeningen te omvatten en tevens te voorzien in een uitwisselingssysteem in het kader waarvan personen bij teams in andere lidstaten kunnen worden gedetacheerd. Õ Ö Hoofdstuk III Respons Õ Ö Artikel 5 Õ Ö 1. Ingeval van een ernstige noodsituatie binnen de Gemeenschap of de onmiddellijke dreiging daarvan, die grensoverschrijdende effecten veroorzaakt of kan veroorzaken, brengt de lidstaat waar de noodsituatie zich heeft voorgedaan de Commissie en de lidstaten die gevolgen van de noodsituatie kunnen ondervinden onverwijld op de hoogte.Õ ÖDe eerste alinea is niet van toepassing indien aan deze verplichting tot kennisgeving reeds is voldaan in het kader van desbetreffende wetgeving van de Europese Gemeenschap of de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, dan wel krachtens bestaande internationale overeenkomsten.Õ Ö 2. Ingeval van een ernstige noodsituatie binnen de Gemeenschap of de onmiddellijke dreiging daarvan, die zou kunnen leiden tot een verzoek om bijstand van één of meerdere lidstaten, brengt de lidstaat waar de noodsituatie zich heeft voorgedaan de Commissie op de hoogte wanneer een mogelijk verzoek om bijstand via het MIC kan worden verwacht, zodat de Commissie zo nodig de overige lidstaten kan inlichten en de bevoegde diensten kan inschakelen. Õ Ö 3. De kennisgeving gebeurt, zo nodig, via het CECIS. Õ Artikel 56 1. Wanneer zich binnen de Gemeenschap een Ö ernstige Õ noodsituatie voordoet, kan een lidstaat Ö aan het MIC of rechtsreeks aan de andere lidstaten Õ een zo specifiek mogelijk verzoek om bijstand richten . ÖArtikel 7Õ (a) hetzij aan de overige lidstaten via het waarnemings- en informatiecentrum. Ö Bij een verzoek om bijstand via het MIC Õ In dat geval treft de Commissie Ö na ontvangst van een dergelijk verzoek Õ onverwijld de volgende maatregelen, al naargelang het geval: (1) Ö het doorzenden van Õ zij zendt het verzoek door aan de Ö operationele Õ contactpunten Ö van de andere lidstatenÕ; (2) zij vergemakkelijkt het inzetten van teams, deskundigen Ö, modules Õ en andere interventieondersteuning Ö vergemakkelijken Õ; ê2001/792 (aangepast) (3) zij verzamelt Ö het verzamelen van Õ gevalideerde gegevens over de noodsituatie en Ö het doorgeven van deze gegevens Õ geeft deze door aan de lidstaten. ê 2001/792 (aaangepast) (aangepast) ð nieuw (b) rechtstreeks bij andere lidstaten. ÖArtikel 8Õ 21. Een lidstaat waarbij een verzoek om bijstand wordt ingediend, bepaalt onverwijld of hij die bijstand kan verstrekken en stelt de verzoekende lidstaat daar hetzij via het waarnemings- en informatiecentrum, Ö MIC Õ hetzij rechtstreeks en, afhankelijk van de omstandigheden, vervolgens ook het centrum van in kennis, met vermelding van de omvang en de voorwaarden van zijn bijstand. ð Wanneer een lidstaat rechtstreeks antwoordt aan de verzoekende lidstaat, stelt hij ook het MIC van dit antwoord in kennis. ï 32. De leiding van de bijstandsverlening valt onder de bevoegdheid van de verzoekende lidstaat. De autoriteiten van de verzoekende lidstaat geven de interventieteams instructies voor de door hen te verrichten taken en bakenen de eventuele grenzen daarvan af., zonder zich evenwel in te laten met de details van de uitvoering, Ö De uitvoeringsdetails van deze taken vallen Õ welke onder de verantwoordelijkheid vallen van de daartoe door de bijstand verlenende lidstaat aangewezen persoon. 43. Ö Wanneer Õ de verzoekende lidstaat kan de teams Ö vraagt Õ vragen de bijstandsverlening namens hem te leiden, Ö trachten Õ in welk geval de door de lidstaten en de Gemeenschap geleverde teams hun interventies trachten te coördineren. 54. Ö Wanneer Õ Het evaluatie- en/of coördinatieteams Ö worden ingezet, hebben zij als taak de Õ dient de coördinatie tussen interventieteams te vergemakkelijken en, waar nodig en passend, contact te onderhouden met de bevoegde instanties van de verzoekende lidstaat. Artikel 96 1. Het bepaalde in Ö Bij een ernstige noodsituatie buiten de Gemeenschap Õ artikel 5 kan Ö kunnen de artikelen 6, 7 en 8 Õ op verzoek tevens worden toegepast met betrekking tot interventies Ö op het gebied van civiele bescherming Õ buiten de Gemeenschap. ê 2001/792 (aangepast) Zulke interventies kunnen ofwel als een autonome bijstandsinterventie worden uitgevoerd, ofwel als bijdrage aan een interventie onder leiding van een internationale organisatie. De coördinatie van in het kader van dit mechanisme buiten de Gemeenschap uitgevoerde bijstandsinterventies in het kader dit mechanisme, wordt verzorgd door de lidstaat die het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie bekleedt. ò°nieuw Bij ernstige noodsituaties waarbij zowel bijstand wordt verleend via het mechanisme als op grond van Verordening (EG) nr. 1257/96 van 20 juni 1996 betreffende humanitaire hulp, dient de Commissie erop toe te zien dat de Gemeenschap op een doelmatige, samenhangende en aanvullende wijze reageert. 2. Zo nodig, kan het Voorzitterschap een andere lidstaat verzoeken deze politieke coördinatie, volledig of gedeeltelijk, op zich te nemen of de Commissie om ondersteuning vragen. 3. Wanneer in antwoord op een via het MIC ingediend verzoek bijstand inzake civiele bescherming wordt verleend als bedoeld in lid 1, zorgt de Commissie, in overleg met het Voorzitterschap, voor de centrale operationele coördinatie van de interventie. De Commissie kan, in overleg met het Voorzitterschap, een coördinatieteam aanstellen voor de coördinatie ter plaatse van de communautaire bijstand op het gebied van civiele bescherming. De operationele coördinatie omvat de coördinatie met het getroffen land en, voor zover aanwezig, de Verenigde Naties. 4. Alle lidstaten die in antwoord op een via het MIC ingediend verzoek bijstand op het gebied van civiele bescherming verlenen als bedoeld in lid 1 onderhouden contacten met het MIC om de in lid 3 bedoelde coördinatie mogelijk te maken en te garanderen dat de Gemeenschap in het kader van de algemene hulpverlening een ruime bijdrage levert. Artikel 10 De Commissie kan de door de lidstaten verleende bijstand inzake civiele bescherming als volgt ondersteunen en aanvullen: (1) het bundelen van de transportmiddelen van de lidstaten bevorderen; (2) door extra transportmiddelen in te zetten die noodzakelijk zijn voor een snelle reactie en die anders in het kader van dit mechanisme niet beschikbaar zouden zijn; (3) door te zorgen voor extra bijstand die normaal niet beschikbaar is via het mechanisme, maar nodig is om de doelmatigheid van de bijstand inzake civiele bescherming in het kader van dit mechanisme te waarborgen; (4) door de inzet van logistieke en andere modules ter ondersteuning van de ter plaatse aanwezige interventieteams van de lidstaten te bevorderen. ê2001/792 (aangepast) ÖHoofdstuk IVSlotbepalingen Õ Artikel 117 Het mechanisme staat open voor deelname van Ö kanidaat-lidstaten Õ: de kandidaat-lidstaten van Midden- en Oost-Europa, overeenkomstig de voorwaarden die in de Europaovereenkomsten, in de aanvullende protocollen daarbij en in de besluiten van de respectieve associatieraden zijn gesteld; Cyprus, Malta en Turkije, op basis van met deze landen te sluiten bilaterale overeenkomsten. ò°nieuw Andere derde landen kunnen deelnemen aan activiteiten in het kader van dit mechanisme indien overeenkomsten in die mogelijkheid voorzien. ê2001/792, artikel 3 (aangepast) ÖArtikel 12Õ ÖVoor de toepassing van deze beschikking wijzen de lidstaten de bevoegde autoriteiten aan en stellen de Commissie daarvan in kennis. Õ ê2001/792 (aangepast) Artikel 138 1. De Commissie legt de maatregelen met betrekking tot het mechanisme ten uitvoer volgens de procedures van artikel 9, lid 2. 2. Tevens stelt De Commissie Ö stelt Õ volgens de procedures van artikel 9, lid 3, 14, lid 2, gemeenschappelijke Ö uitvoerings Õ regels vast, met name inzake de volgende aspecten: (a)(1) voor bijstandsinterventies beschikbare hulpmiddelen, als bedoeld Ö waarin wordt voorzien Õ in artikel 3; (b)(2) het waarnemings- en informatiecentrum, Ö MIC, als Õ bedoeld in artikel 4, onder a), 2, lid 5; (c)(3) het gemeenschappelijk noodcommunicatie- en informatiesysteem, Ö CECIS, als Õ, bedoeld in artikel 4, onder b) 2, lid 6; (d)(4) de evaluatie- en/of coördinatieteams, als bedoeld in artikel 4, onder c), 2, lid 2, met inbegrip van criteria voor het selecteren van deskundigen; (e)(5) het opleidingsprogramma, als bedoeld in artikel 4, onder d) 2, lid 2; (f)(6) informatie over medische hulpmiddelen, als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder e); (g)(7) de interventies binnen de Gemeenschap, op grond van de Resolutie van 8 juli 1991, Ö als bedoeld in de artikelen 6, 7 en 8 Õ alsook de interventies buiten de Gemeenschap, als bedoeld zoals bepaald in artikel 6. 9; ò°nieuw (8) aanvullende steun door de Gemeenschap, als bedoeld in artikel 10. ê2001/792 (aangepast) Artikel 149 1. De Commissie wordt bijgestaan door het comité dat is ingesteld bij artikel 4, lid 1, van Beschikking 1999/847/EG. Ö 13 van het voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een Instrument voor snelle respons en paraatheid bij ernstige noodsituaties Õ . ê 2001/792 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing. De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden. 32. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing. De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden. 43. Het comité stelt zijn reglement van orde vast. ê2001/792 (aangepast) Artikel 1510 De Commissie evalueert om de drie jaar, te rekenen vanaf de datum Ö van kennisgeving Õ waarop deze beschikking van kracht wordt, de uitvoering Ö tenuitvoerlegging van deze beschikking Õ ervan, en legt de conclusies van deze evaluatie samen met eventuele voorstellen voor wijziging van de beschikking aan het Europees Parlement en de Raad voor. ÖZo nodig voegt de Commissie bij dit verslag voorstellen tot wijziging van de beschikking. Õ Artikel 11. Deze beschikking wordt van kracht op 1 januari 2002 ê 2001/792 (aangepast) Artikel 16 Besluit 2001/792/EG, Euratom, wordt ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken beschikking gelden als verwijzingen naar de onderhavige beschikking en worden gelezen volgens de concordantietabel in de bijlage. ê 2001/792 Artikel 1712 Deze beschikking is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Voor de Raad De Voorzitter ñ BIJLAGE Concordantietabel Beschikking 2001/792/EG, Euratom, van de Raad | Deze beschikking | Artikel 1, lid 1 | Artikel 1, eerste alinea | Artikel 1, lid 2, eerste zin | Artikel 1, tweede alinea | Artikel 1, lid 2, tweede zin | Artikel 1, derde alinea: | Artikel 1, lid 2, derde zin | - | artikel 1, lid 3, eerste streepje | Artikel 2, lid 1 | artikel 1, lid 3, tweede streepje | Artikel 2, lid 2 | artikel 1, lid 3, derde streepje | Artikel 2, lid 3 | Artikel 1, lid 3, vierde streepje | Artikel 2, lid 4 | Artikel 1, lid 3, vijfde streepje | Artikel 2, lid 5 | Artikel 1, lid 3, zesde streepje | Artikel 2, lid 6 | - | Artikel 2, lid 7 | - | Artikel 2, lid 8 | Artikel 1, lid 3, zevende streepje | Artikel 2, lid 9 | Artikel 2 | Artikel 5 | Artikel 3, onder a) | Artikel 3, lid 1 | Artikel 3, onder b) | Artikel 3, lid 2. | - | Artikel 3, lid 3. | Artikel 3, onder c) | Artikel 3, lid 5. | Artikel 3, onder d) | Artikel 3, lid 4 | - | Artikel 3, lid 6 | Artikel 3, onder e) | Artikel 3, lid 7, en artikel 12 | Artikel 4, onder a) | Artikel 4, lid 1, onder a) | Artikel 4, onder b) | Artikel 4, lid 1, onder b) | - | Artikel 4, lid 1, onder c) | Artikel 4, onder c) | Artikel 4, lid 1, onder d) | Artikel 4, onder d) | Artikel 4, lid 2. | Artikel 4, onder e) | Artikel 4, lid 1, onder e) | Artikel 4, onder f) | Artikel 4, lid 1, onder f) | Artikel 4, onder g) | Artikel 4, lid 1, onder g) | Artikel 4, onder h) | Artikel 4, lid 1, onder h) | - | Artikel 4, lid 1, onder i) | - | Artikel 4, lid 1, onder j) | Artikel 5, lid 1, inleidende formulering | Artikel 6 | Artikel 5, lid 1, onder a) | Artikel 7 | Artikel 5, lid 1, onder b) | Artikel 6 | Artikel 5, lid 2 | Artikel 8, lid 1 | Artikel 5, lid 3 | Artikel 8, lid 2 | Artikel 5, lid 4 | Artikel 8, lid 3 | Artikel 5, lid 5 | Artikel 8, lid 4 | Artikel 6, eerste alinea | Artikel 9, lid 1 | Artikel 6, tweede alinea | artikel 9, leden 2, 3 en 4 | - | Artikel 10 | Artikel 7 | Artikel 11, eerste alinea | - | Artikel 11, tweede alinea | Artikel 8, lid 1 | - | Artikel 8, lid 2, onder a) | Artikel 13, lid 1 | Artikel 8, lid 2, onder b) | Artikel 13, lid 2 | Artikel 8, lid 2, onder c) | Artikel 13, lid 3 | Artikel 8, lid 2, onder d) | Artikel 13, lid 4 | Artikel 8, lid 2, onder e) | Artikel 13, lid 5 | Artikel 8, lid 2, onder f) | Artikel 13, lid 6 | Artikel 8, lid 2, onder g) | Artikel 13, lid 7 | - | Artikel 13, lid 8 | Artikel 9, lid 1 | Artikel 14, lid 1 | Artikel 9, lid 2 | - | Artikel 9, lid 3 | Artikel 14, lid 2 | Artikel 9, lid 4 | Artikel 14, lid 3 | Artikel 10 | Artikel 15 | - | Artikel 16 | Artikel 11 | - | Artikel 12 | Artikel 17 | [1] COM(2005) 137 van 20.4.2005. [2] SEC(2005) 1406 van 8.11.2005. [3] Als antwoord hierop heeft de Commissie op 20 april 2005 een mededeling aangenomen betreffende "Het versterken van het reactievermogen van de EU op rampen en crisissituaties in derde landen”, (COM(2005) 153) en een mededeling betreffende de “verbetering van het communautair mechanisme voor civiele bescherming”, COM(2005) 137. [4] PB C 327 van 21.12.1999, blz. 53. [5] PB C 297 van 15.11.2001, blz. 7. [6] Dit zijn Bulgarije, Roemenië, IJsland, Liechtenstein en Noorwegen. [7] Zie ook COM(2005) 113 van 6.4.2005, COM(2005) 137 van 20.4.2005 enCOM(2005) 153 van 20.4.2005. [8] SEC(2005) 1406 def. van 8.11.2005, hoofdstuk 5. [9] Voor het onderscheid tussen communautaire bijstand op het gebied van civiele bescherming en humanitaire hulp, zie Mededeling van de Commissie COM(2005) 137 van 20.4.2005, hoofdstuk 1.4. [10] PB C […] van […], blz. […]. [11] PB C […] van […], blz. […]. [12] PB C […] van […], blz. […]. [13] PB C […] van […], blz. […]. [14][15] PB C 297 van 15.11.2001, blz. 7. [16] PB C 198 van 27.7.1991, blz. 1. [17] PB L 326 van 3.12.1998, blz. 1. [18] PB C 326 van 3.12.1998, blz. 1. [19] Beschikking 1999/847/EG van de Raad van 9 december 1999 betreffende een communautair actieprogramma voor civiele bescherming (PB L 327 van 21.12.1999, blz. 53). [20] PB C 332 van 28.12.2000, blz. 1. [21] PB L 163 van 2.7.1996, blz.1., richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1). [22] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. [23] PB L 332 van 28.12.2000, blz. 1.