EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006DC0385

Mededeling van de Commissie aan de Raaden het Europees Parlement - Cohesiebeleid en steden - Bijdrage van steden en agglomeraties aan groei en werkgelegenheid in de regio’s {SEC(2006) 928}

/* COM/2006/0385 def. */

52006DC0385




[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 13.7.2006

COM(2006) 385 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Cohesiebeleid en steden: bijdrage van steden en agglomeraties aan groei en werkgelegenheid in de regio’s {SEC(2006) 928}

INHOUDSOPGAVE

1. Duurzame stedelijke ontwikkeling in het kader van het europees regionaal beleid in de periode 2007-2013 3

2. Steden: stand van zaken en betekenis 4

3. Aantrekkelijke steden 5

3.1. Toegankelijkheid en mobiliteit 5

3.2. Toegang tot dienstverlening 6

3.3. Milieu en fysieke omgeving 6

3.4. Cultuur 7

4. Steun voor innovatie, ondernemerszin en de kenniseconomie 7

4.1. Maatregelen voor het midden- en kleinbedrijf en microbedrijven 7

4.2. Innovatie en kenniseconomie in het teken van groei 8

5. Meer en betere banen 9

5.1. De paradox van de stad: veel banen en veel werklozen 9

5.2. Grotere inzetbaarheid door meer opleiding 10

6. Verschillen in de stad zelf 10

6.1. Inclusieve samenleving en gelijke kansen 10

6.2. Meer veiligheid voor de burger 11

7. Bestuur 12

7.1. Steden en regio’s 12

7.2. Een integrale aanpak voor duurzame stedelijke ontwikkeling 13

7.3. Burgerparticipatie 13

7.4. Netwerken en uitwisseling van ervaring 14

8. Financiering van stadsvernieuwing 14

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Cohesiebeleid en steden: bijdrage van steden en agglomeraties aan groei en werkgelegenheid in de regio’s

1. DUURZAME STEDELIJKE ONTWIKKELING IN HET KADER VAN HET EUROPEES REGIONAAL BELEID IN DE PERIODE 2007-2013

De Commissie heeft in lijn met de in maart 2005 door de Europese Raad vastgelegde doelstelling voorgesteld om het cohesiebeleid in de periode 2007-2013 sterker op groei en werkgelegenheid te richten.

In de communautaire strategische richtsnoeren 2007-2013 gaat bijzondere aandacht uit naar de specifieke behoeften van bepaalde gebieden, zoals stedelijke gebieden en plattelandsgebieden. Aanbevolen wordt om een integrale aanpak aan het cohesiebeleid te geven. Er moet niet alleen aan de bevordering van groei en werkgelegenheid worden gewerkt, maar ook aan sociale doelstellingen en het milieu.

Het grote belang van stedelijke vraagstukken is door de opeenvolgende voorzitterschappen van de Europese Unie erkend. Te noemen zijn hier met name de informele Europese Raad in Rotterdam in november 2004 en in Bristol in december 2005. Op laatstgenoemde bijeenkomst is deze mededeling als werkdocument voorgelegd.

In het verslag over de stedelijke dimensie in de context van de uitbreiding van de Unie[1] spreekt het Europees Parlement er zijn waardering over uit dat duurzame stedelijke ontwikkeling een plaats heeft gekregen in het cohesiebeleid. Het verzoekt de Raad om in de jaarverslagen over de uitvoering van het cohesiebeleid overeenkomstig artikel 29 en 30 van het voorstel voor een verordening houdende algemene bepalingen inzake de structuurfondsen naar het in dit verband verrichte werk te kijken.

Deze mededeling van de Commissie haakt op deze verzoeken in.

De communautaire strategische richtsnoeren geven de werkterreinen aan die in de uit te werken operationele programma’s voor het cohesiebeleid in de periode 2007-2013 prioriteit moeten krijgen. In deze mededeling belichten wij een aantal specifieke aspecten van de stedelijke dimensie die in dit kader van belang kunnen zijn. De mededeling gaat vergezeld van een werkdocument van de Commissie, waarin analyses opgenomen zijn en een onderbouwing wordt gegeven van de lijnen waarlangs gewerkt zal worden.

De hier voorgestelde maatregelen stoelen op statistische gegevens (met name uit de stadsaudit[2]) en de waargenomen effecten van stadsprojecten in het kader van de structuurfondsen en andere door de EU gefinancierde werkzaamheden.

De beleidsvoorstellen en voorgestelde maatregelen in deze mededeling moeten worden bezien tegen de achtergrond van de geheel eigen institutionele structuur van elke lidstaat en de regelgeving van de Gemeenschap voor overheidssteun[3].

De betrokken nationale autoriteiten wordt verzocht om deze mededeling tezamen met relevante partners, met name lokale en regionale overheden, op te pakken. Er worden op een groot aantal terreinen maatregelen voorgesteld. Dit is in lijn met de structuurfondsen die in hun steunverlening aan steden onderscheid maken tussen regio’s onder de convergentiedoelstelling en regio’s onder de concurrentie- en werkgelegenheidsdoelstelling.

Er wordt op gewezen dat de begrippen ‘steden’ en ‘stedelijke gebieden’ hier in algemene zin worden gebruikt.

2. STEDEN: STAND VAN ZAKEN EN BETEKENIS

De Europese Unie zal in haar werk aan de groei- en werkgelegenheidsdoelstellingen veel betere resultaten kunnen boeken als alle regio’s hieraan een bijdrage leveren. Steden zijn in dit opzicht van kapitaal belang.

De meeste banen, ondernemingen en instellingen voor hoger onderwijs zijn in steden te vinden. Steden hebben grote invloed op de samenhang in de maatschappij en spelen door innovatie, ondernemerschap en economische groei een centrale rol in veranderingsprocessen.

Economische groei is duurzaam als zij gepaard gaat met maatregelen die armoede, sociale uitsluiting en milieuproblemen tegengaan. Het vraagstuk van de duurzaamheid van de economische groei speelt vooral in steden die met sociale uitsluiting, milieuproblemen, braakliggende terreinen en stedelijke wildgroei te kampen hebben. Steden vertonen wat hun economische en sociale vooruitzichten aangaat aanzienlijke verschillen. Die verschillen kunnen ruimtelijk zijn (tussen wijken) maar ook sociaal (tussen verschillende groepen). Maar meestal gaan beide aspecten hand in hand. De kwaliteit van de woon- en werkomgeving is een van de belangrijkste factoren die de aantrekkelijkheid van een stad bepaalt.

Kenmerkend voor Europa is een polycentrische structuur van kleine, middelgrote en grote steden. Een groot aantal steden maakt deel uit van metropolitane gebieden, terwijl tal van andere het enige stedelijke centrum van een regio zijn.

3. AANTREKKELIJKE STEDEN

Europese steden trekken investeringen en werkgelegenheid aan. Zij beschikken over een groot aantal instrumenten om hun aantrekkelijkheid te vergroten. In de voorstellen van de Commissie voor het cohesiebeleid zijn tal van elementen opgenomen die hun inspanningen schragen.

Iedere stad staat weer voor andere uitdagingen. Sommige steden moeten oplossingen zien te vinden voor groeiende inwoneraantallen, stijgende prijzen van onroerend goed, onvoldoende bouwterreinen, files, en overbelaste overheidsdiensten. Andere hebben daarentegen te kampen met dalende inwoneraantallen, leegstand, te weinig banen en een slechte levenskwaliteit.

Om de aantrekkelijkheid van steden te verhogen moet aan minstens vier belangrijke punten aandacht worden besteed, namelijk vervoer, toegankelijkheid en mobiliteit; toegang tot dienstverlening en voorzieningen; milieu en fysieke omgeving; en de culturele sector.

3.1. Toegankelijkheid en mobiliteit

Voorstellen voor maatregelen:

- Voor duurzame mobiliteit in steden moet optimaal gebruik worden gemaakt van alle vervoersvoorzieningen. Verder zijn ook een goede onderlinge afstemming tussen de verschillende vormen van vervoer en prikkels voor het gebruik van de minst vervuilende vormen van vervoer nodig.

- Steden in verafgelegen regio’s kunnen niet zonder een goede aansluiting op de belangrijkste luchthavens en grote assen in de trans-Europese vervoersnetten (TEN). Voor de hoofdsteden van een groot aantal nieuwe lidstaten bijvoorbeeld is de bereikbaarheid van de luchthaven een groot probleem.

- Voor een goede beheersing van het stedelijk vervoer moeten de plannen van steden en omliggende regio op het gebied van vervoer, bouw en ruimtelijke ordening op elkaar worden afgestemd. Nieuwe projecten moeten deel uitmaken van een integrale strategie voor het vervoer in het stedelijke gebied. Verkeersveiligheid en eisen in verband met de volksgezondheid, zoals met name vermindering van geluidsoverlast en luchtkwaliteit, zijn vragen waaraan bijzondere aandacht moet worden besteed.

- Het is zaak voor betaalbaarder, doeltreffender, beter functionerend en goed op elkaar aansluitend openbaar vervoer te zorgen. Geweldsdelicten moeten worden tegengegaan en het openbaar vervoer moet zowel voor het personeel als voor de passagiers veiliger worden.

- Fietsen, lopen en andere alternatieve ‘zachte’ vormen van vervoer moeten in het kader van een integrale aanpak zoveel mogelijk worden gestimuleerd. Dit vergt met name vraagbeheersing, verbanning van het autoverkeer uit bepaalde delen van de stad of zelfs uitbreiding van het aantal voetgangersgebieden, en aanleg van fietspaden en trottoirs. Ook het gebruik van zuinige voertuigen en alternatieve brandstoffen, zoals biobrandstoffen, moet worden gestimuleerd.

- In de plannen voor het vervoer moet er rekening mee worden gehouden dat mensen zonder auto of rijbewijs (met name ouderen, jongeren en mensen die beperkt mobiel zijn) hun werk of verschillende vormen van dienstverlening (gezondheidszorg en winkels) moeten kunnen bereiken en zelfstandig moeten kunnen blijven functioneren.

3.2. Toegang tot dienstverlening

Voorstellen voor maatregelen:

- Een stad die wil kunnen concurreren, moet in moderne, doeltreffende, betaalbare en online toegankelijke vormen van dienstverlening investeren. Het gaat hierbij met name om gezondheidszorg, sociale diensten, opleidingsinstellingen en overheidsdiensten. Deze vormen van dienstverlening moeten inspelen op de huidige en toekomstige demografische ontwikkelingen, en met name op de vergrijzing.

- Een bijzonder belangrijk punt voor de gelijkheid van mannen en vrouwen is kinderopvang. Ouders kunnen door kinderopvang blijven werken of leren.

- Inwoners van achterstandswijken moeten gebruik kunnen maken van de aangeboden diensten. Een enkel ‘loket’ waar alle inwoners van een achterstandswijk terecht kunnen, is een geheel nieuwe formule voor deze problematiek.

- Bepaalde groepen, zoals migranten en mensen uit sociaal zwakke milieus, moeten worden geholpen als zij gezondheidszorg of sociale dienstverlening nodig hebben. Mensen van verschillende leeftijden en met uiteenlopende sociale achtergronden moeten meer stem krijgen in de plannen voor dienstverlening en de dienstverlening zelf. Hierdoor kan men discriminatie voorkomen en rekening houden met culturele barrières.

- Door invoering van nieuwe technologie kunnen steden doeltreffende en geheel nieuwe oplossingen aanbieden op het punt van gezondheidszorg, overheidsdiensten en opleidingen.

3.3. Milieu en fysieke omgeving

Voorstellen voor maatregelen:

- Door sanering van verlaten bedrijfsterreinen en renovatie van openbare ruimtes kan verbetering worden gebracht in de kwaliteit van de dienstverlening en het betrokken stadsdeel. Nu nog braakliggende terreinen hoeven dan niet te worden volgebouwd.

- Om greep te krijgen op de problemen van alsmaar groeiende steden is een goede onderlinge afstemming van het beleid voor ruimtelijke ordening en de investeringen van het cohesiefonds en de structuurfondsen tussen stedelijke gebieden, plattelandsgebieden, regio’s en landelijke overheid nodig. Ook moet aan initiatieven worden gewerkt om het leven in stedelijke gebieden en stadscentra weer aantrekkelijk te maken.

- Er zijn investeringen nodig in verband met de Europese wetgeving op het gebied van luchtkwaliteit, afvalwater, afvalverwerking, watervoorziening en geluidsoverlast.

- Actief management van files, de vraag naar vervoer en het openbaar vervoer is nodig om de luchtkwaliteit in lijn met de thematische strategie voor het stadsmilieu en het zesde milieuactieprogramma te verbeteren, geluidsoverlast te verminderen en mensen tot bewegen te stimuleren[4].

- Stedelijke gebieden moeten efficiënt met energie omgaan. Dit vereist niet alleen goed op elkaar aansluitende investeringen, maar ook een zuinig energiebeheer. Hier is een belangrijke rol weggelegd voor de gemeente. Zij kan in haar planning, regelgeving en aanbestedingen, en door goede voorbeelden van duurzaam bouwen, uitwisseling van ‘good practice’ op dit gebied, en samenwerking met de burger veel voor de bevordering van energie-efficiëntie en vernieuwbare energie doen.

3.4. Cultuur

Voorstellen voor maatregelen:

- Door aanhoudende beleidsinspanningen moet steden voor een boeiend cultureel leven zorgen, waarin een groot aantal voorzieningen (culturele en wetenschappelijke centra, musea, bibliotheken) en behoud van het cultureel, historisch en architectonisch erfgoed hand in hand gaan. Door dergelijke voorzieningen en culturele programma’s (ook specifiek voor jongeren) worden steden aantrekkelijker voor inwoners, ondernemingen, werknemers – vooral mobiele en hoogopgeleide werknemers – en bezoekers. Dit is niet alleen goed voor het imago van de stad, maar het is ook iets waarop de inwoners trots kunnen zijn. Zij voelen zich daardoor sterker met hun stad verbonden. Bovendien zijn cultuur en cultureel toerisme snel groeiende economische sectoren.

- Een actief cultuurbeleid is voorts van groot belang als men bruggen wil slaan tussen mensen met uiteenlopende achtergronden en migranten en nieuwkomers beter wil integreren.

4. STEUN VOOR INNOVATIE, ONDERNEMERSZIN EN DE KENNISECONOMIE

Steden bieden vaak een gunstig klimaat voor innovatie en ondernemingen. Maar dit klimaat kan door initiatieven nog aantrekkelijker worden gemaakt. Steden bezitten gegevens over specifieke aspecten van het plaatselijke klimaat voor het bedrijfsleven. Zij zijn in staat om op maat gesneden en als gevolg van op elkaar ingrijpende problemen vaak heel complexe maatregelen uit te voeren. Hierin ligt de toegevoegde waarde die steden zelf kunnen leveren.

4.1. Maatregelen voor het midden- en kleinbedrijf en microbedrijven

Voorstellen voor maatregelen

- Het bedrijfsleven moet worden gestimuleerd. Dit vergt een betere economische infrastructuur (onder andere vervoer), toegankelijkheid, renovatie van gebouwen, industrieparken, starterscentra en winkelcentra.

- Aan ondernemers (ook van ondernemingen zonder winstoogmerk) moet steun en advies worden gegeven. Dit houdt in dat zij geassisteerd moeten worden bij een doeltreffende invoering en exploitatie van nieuwe technologie en dat er wetenschapsparken, ICT-centra en starterscentra moeten zijn. Ook is er behoefte aan hulp en begeleiding op het gebied van management, marketing, technical support, personeelswerving en andere vormen van professionele en commerciële dienstverlening.

- Partners ter plaatse, waaronder ondernemingen, vakbonden, universiteiten, maatschappelijke organisaties, opleidingsinstellingen en de plaatselijke gemeenschap, moeten tot samenwerking worden bewogen. Door mogelijkheden voor de uitwisseling van kennis en ervaring, zoals workshops, fora, netwerken en beurzen, kunnen potentiële partners met elkaar in contact worden gebracht.

- Ondernemers moeten gemakkelijker aan financiering kunnen komen. Door partnerships tussen plaatselijke overheden, kapitaalverschaffers, dienstverleners en kleine en middelgrote ondernemingen kunnen financiële en niet-financiële instrumenten met elkaar worden gecombineerd zodat aan de vraag ter plaatse kan worden voldaan. Bij die instrumenten kan het bijvoorbeeld om subsidies, microkrediet-regelingen, garantiefondsen ter spreiding van risico’s, leningen, ‘mezzaninefinanciering’, consultancy en scholing gaan. Hier kunnen steden door de coördinatie van regionale en nationale financieringsinitiatieven een voortrekkersrol vervullen.

- Er moet worden samengewerkt met specifieke groepen, zoals jonge of vrouwelijke ondernemers of ondernemers uit sociaal zwakke milieus, met name etnische minderheden. Vooral in probleemgebieden kan het moeilijk zijn om financiers te vinden. Overheidsinstanties en maatschappelijke organisaties kunnen bijvoorbeeld instaan voor de kwaliteit van een project en zo een bemiddelende rol spelen.

4.2. Innovatie en kenniseconomie in het teken van groei

Voorstellen voor maatregelen:

- Steden moeten ‘kenniswerkers’ en meer in het algemeen een groot aantal hoogopgeleiden aantrekken en vasthouden. Vervoer, dienstverlening, woon- en werkomgeving, en cultuur zijn belangrijke factoren waardoor werknemers zich bij hun keuze voor een stad laten leiden.

- Bij de uitwerking van een innovatiestrategie voor de hele regio is voor steden een belangrijke rol weggelegd. Waar nodig kunnen zij ook zelf steun verlenen voor onderzoek of aan onderzoek doen.

- Aanbevolen wordt dat steden meewerken aan O&O-projecten (7e kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling) en steun verlenen voor de invoering van nieuwe technologie.

- Steden moeten aan doeltreffender regionale voorzieningen op het gebied van onderwijs, innovatie en O&O werken en ervoor zorgen dat het plaatselijke bedrijfsleven, met name kleine en middelgrote ondernemingen en ondernemingen zonder winstoogmerk, hiervan beter gebruik kunnen maken.

- Door middel van starterscentra, joint ventures en wetenschapsparken kunnen steden partnerships en centres of excellence met universiteiten en andere instellingen voor hoger onderwijs stimuleren en coördineren.

- Steden wordt geadviseerd om een integrale en goed afgestemde strategie voor de informatiemaatschappij te ontwikkelen waarmee de digitale kloof in lijn met de doelstellingen van het initiatief i2010[5] (op het gebied van e -overheid en e -handel, leren op afstand, ICT-competenties, inpassing in de maatschappij en toegankelijkheid van websites) kan worden bestreden. Deze strategie moet aansluiten op de desbetreffende regionale en nationale strategieën.

- Steden moeten steun verlenen voor een snelle invoering van eco-innovatie en systemen voor milieubeheer[6]. Door nu in deze groeisector te investeren zullen Europese ondernemingen een voorsprong op dit gebied kunnen opbouwen.

5. MEER EN BETERE BANEN

5.1. De paradox van de stad: veel banen en veel werklozen

Paradoxaal is dat steden niet alleen behoefte hebben aan ontwikkeling, maar ook ontwikkelingsmogelijkheden te bieden hebben. In steden wonen naar verhouding veel hoogopgeleide mensen, terwijl aan de andere kant ook veel inwoners heel slecht opgeleid zijn.

Voorstellen voor maatregelen:

- De structuurfondsen kunnen in het kader van de convergentiedoelstelling steun verlenen voor maatregelen die gericht zijn op de uitbouw van instellingen en doeltreffend werkende overheidsinstanties en -diensten op lokaal en regionaal vlak. Daarbij moeten vooral de analyse- en handelingsmogelijkheden van steden worden verbeterd. Men zou bijvoorbeeld gebruik moeten kunnen maken van analysesystemen en -instrumenten waardoor tijdig kan worden ingespeeld op economische en sociale ontwikkelingen op plaatselijk en regionaal vlak. Door de inrichting van ‘loketten’ waar mensen allerlei verschillende zaken kunnen regelen en bundeling van afzonderlijke diensten moet ook het bestuur doeltreffender worden gemaakt.

- Verder zijn op plaatselijk niveau initiatieven voor de werkgelegenheid en bestrijding van de werkloosheid nodig. Regio’s en lidstaten moeten hierbij de helpende hand bieden.

- Steden moeten zich op hun sterke kanten richten. Zij kunnen met name partnerships aangaan en werkgelegenheids- en innovatiepacten sluiten met de belangrijkste spelers uit hun omgeving – volksvertegenwoordigers, ondernemers, maatschappelijke organisaties, belangengroepen en universiteiten – en samen met hen aan een positieve en dynamische economische en sociale ontwikkeling werken.

- Het is zaak dat steden hun problemen aanpakken en de inzetbaarheid vergroten van bevolkingsgroepen die moeilijk aan de slag komen, zoals vrouwen, jongeren, ouderen, etnische minderheden, langdurig werklozen, dak- en thuislozen en mensen met een functiebeperking.

5.2. Grotere inzetbaarheid door meer opleiding

Voorstellen voor maatregelen:

- Er zijn tal van manieren waarop steden onderwijs en scholing kunnen stimuleren. Zij kunnen bijvoorbeeld algemene en sluitende strategieën voor levenslang leren helpen realiseren, meer doen voor de erkenning en waardering van elders verworven competenties, op de verschillende niveaus voor een aantrekkelijk, toegankelijk opleidingsaanbod van hoge kwaliteit zorgen, aanzetten geven voor de modernisering van bestaande systemen (met name in de vorm van individueel toe te snijden modulaire systemen voor leren op afstand en ICT), de kwaliteit en aantrekkelijkheid van beroepsopleidingen vergroten en meer in de infrastructuur van het onderwijs investeren.

- Ook kunnen zij gerichte steun geven aan groepen met arbeidsmarktproblemen (bijvoorbeeld voortijdige schoolverlaters, laagopgeleide jongeren, oudere werknemers, bepaalde groepen migranten en etnische minderheden).

- Om goed te kunnen concurreren moeten steden mensen van uiteenlopend opleidingsniveau aantrekken en begeleiden. Werknemers in dienstverlenende sectoren – met name in de detailhandel, de horeca, schoonmaakbedrijven en de bouw – zijn van groot belang.

- Plaatselijke overheden moeten voorstellen doen voor op maat gesneden integratie- en opleidingsprogramma's die een nieuwe start op de arbeidsmarkt mogelijk maken en het ondernemerschap bevorderen. Langdurig werklozen hebben specifieke hulp nodig. Om hen weer aan het werk te helpen, moeten er programma's komen waarin het opdoen van beroepservaring, scholing en versterking van het zelfbewustzijn centraal staan. Op basis hiervan kunnen dan flexibele overeenkomsten met plaatselijke werkgevers voor opleidingen in bedrijfsverband worden gesloten.

6. VERSCHILLEN IN DE STAD ZELF

De paradox van steden komt ook tot uiting in de verschillen tussen wijken onderling. Volgens de stadsaudit zijn er in bijna alle steden met een werkloosheidscijfer van 10% of meer wijken waar het werkloosheidspercentage twee keer zo hoog is als gemiddeld in de rest van de stad. In sommige gevallen is 60% van de mensen daar werkloos.

In achterstandswijken gaat hoge werkloosheid hand in hand met andere ongunstige factoren zoals slechte huisvesting, milieuproblemen, onvoldoende gezondheidszorg, slecht onderwijs, weinig banen en veel geweld.

6.1. Inclusieve samenleving en gelijke kansen[7]

Voorstellen voor maatregelen:

- Voor de integratie van migranten en de bestrijding van segregatieverschijnselen moet met name in de vorm van taalcursussen en andere cursussen van algemene aard actie worden ondernomen. Het is van doorslaggevend belang dat de doelgroep bij de planning en organisatie van dergelijke cursussen betrokken wordt. Een andere heel belangrijke factor voor een geslaagde integratie ligt in de deelname van migrantenvrouwen.

- De stedelijke overheid, scholen en de plaatselijke gemeenschap moeten bij de opleiding van jongeren samenwerken. Inspraak van jongeren bij de opzet en uitvoering van dergelijke opleidingsprogramma’s heeft in een aantal steden zeer goede resultaten laten zien[8].

- Het is zaak de sociale diensten zodanig te verbeteren dat armoede onder kinderen en de problematiek van de straatkinderen in Europese steden kunnen worden aangepakt.

- Er moeten maatregelen worden genomen om de competenties en kwalificaties van vrouwen te verbeteren, hen na een periode van afwezigheid op de arbeidsmarkt weer aan werk te helpen, en hun de kennis en kwalificaties mee te geven om een bedrijf te starten of voor zichzelf te beginnen. Ook moet steun worden gegeven aan alleenstaande moeders en andere vrouwen (vooral uit etnische minderheden) die problemen ondervinden als ze de arbeidsmarkt op willen. Vrouwen hebben vooral baat bij opleidingen en maatregelen die specifiek op hen afgestemd zijn.

- Voor vrouwen die weer willen gaan werken, moeten er voorzieningen voor kinderopvang zijn.

6.2. Meer veiligheid voor de burger

Voorstellen voor maatregelen:

- Steden moeten met een mix van proactieve beleidsmaatregelen de strijd aanbinden tegen plaatselijk geweld. Geweld kan bijvoorbeeld door betere planologische maatregelen en beter ingerichte en onderhouden openbare ruimtes worden voorkomen. Het resultaat zijn aantrekkelijke straten, parken en open ruimtes die veilig zijn en door de burger ook veilig worden gevonden. Dit vereist gegevens en statistieken van hoge kwaliteit (met name studies over de slachtoffers van geweld) die een gerichter beleid mogelijk maken.

- Bijzondere aandacht moet uitgaan naar ‘risicojongeren’. Voorkomen moet worden dat jongeren al op heel jonge leeftijd het verkeerde pad opgaan. Hiervoor zijn strategieën nodig die spijbelen tegengaan en alternatieve mogelijkheden bieden, waaronder mogelijkheden om te werken en tegelijkertijd te leren.

- Er is behoefte aan meer banen en professionalisering in de veiligheidssector, samenwerking tussen veiligheidsdiensten en aanhoudend engagement van de burgers zelf. Dit houdt in dat er onder andere plaatselijke ombudslieden en voor de veiligheid verantwoordelijke wijkagenten en veiligheidsmensen moeten komen. In tal van steden is gebleken dat deze mensen een belangrijk aandeel hebben in de strijd tegen plaatselijk geweld. Veiligheidsopleidingen moeten worden verbeterd en erkend. In sommige gevallen zijn in wijken videosystemen geïnstalleerd. In andere projecten wordt contact gelegd tussen de politie en de plaatselijke bevolking.

7. BESTUUR

7.1. Steden en regio’s

Het is van groot belang dat overheidsinstanties op alle bestuurslagen flexibel met elkaar samenwerken. Binnen de geheel eigen institutionele structuur van iedere lidstaat moeten doeltreffende vormen van bestuur worden gevonden waardoor met alle stedelijke ontwikkelingsaspecten rekening kan worden gehouden.

Voorstellen voor maatregelen:

- Voor een integrale en sluitende aanpak voor stedelijke ontwikkeling zijn partnerships tussen steden, regio’s en landelijke overheid nodig.

- In verband met de globalisering zullen Europese steden vaak op het niveau van de agglomeratie of in een netwerk goed op elkaar inhakende strategieën moeten ontwikkelen om een kritische massa te bereiken.

- Voor het beheer van gebieden tussen stad en platteland is een goede onderlinge afstemming nodig tussen stadsbesturen (centrum en buitenwijken) enerzijds en overheidsinstanties op het platteland en in de regio anderzijds. Mensen uit de hele regio vinden in stedelijke gebieden werk, overheidsdiensten, openbare ruimtes, centra voor maatschappelijke hulpverlening, en faciliteiten op het gebied van sport en cultuur. Het platteland met zijn landschapsschoon, recreatiemogelijkheden, en natuur- en milieubeschermingsgebieden is voor nog meer mensen van belang. Vooral voor gebieden die voor de poorten van de stad liggen is een goede onderlinge afstemming cruciaal.

- Om zich de managementcompetenties eigen te maken die voor alle stedelijke ontwikkelingsaspecten nodig zijn kunnen steden technische hulp aanvragen bij de structuurfondsen. De lidstaten en de Europese Unie stellen steeds vaker deskundigen en kenniscentra ter beschikking. Ook ontstaan er steeds meer mogelijkheden voor netwerken waarin kennis kan worden uitgewisseld. Het is van het allergrootste belang dat men vooral op nieuwe terreinen[9] – die de traditionele scheidslijnen tussen beroepen te boven gaan – over de nodige competenties beschikt.

- Overeenkomstig de verordening houdende algemene bepalingen van de structuurfondsen[10] kunnen de lidstaten steden de middelen laten beheren die in het kader van de operationele programma’s voor bepaalde stadsprojecten verstrekt zijn. Om zoveel mogelijk vruchten van een partnership te plukken moet de verantwoordelijkheid voor de projecten van het begin tot het eind bij de steden blijven liggen. Dit houdt in dat zij niet alleen verantwoordelijk moeten zijn voor de opzet maar ook voor de implementatie van het gedelegeerde programmaonderdeel.

7.2. Een integrale aanpak voor duurzame stedelijke ontwikkeling

Stedelijke ontwikkeling is een lang en complex proces. Nodig is een langetermijnvisie waarbij zoveel mogelijk uit alle verschillende factoren voor stedelijke ontwikkeling wordt gehaald.

Het succes van het communautaire initiatief URBAN[11] is voor een groot deel aan een integrale aanpak te danken. URBAN was niet alleen op economische en sociale samenhang gericht, maar beoogde ook hinderpalen voor inzetbaarheid en investeringen uit de weg te ruimen en milieudoelstellingen te realiseren. Tal van partners met competenties op verscheidene gebieden waren hierbij betrokken.

Voorstellen voor maatregelen:

- Voor elke factor die tot duurzame groei en werkgelegenheid leidt, moet een sluitend langetermijnplan voorhanden zijn. Maatregelen op het ene gebied moeten aansluiten op die op een ander gebied. Van groot belang is bijvoorbeeld dat economische maatregelen ook in sociaal en milieu-opzicht duurzaam zijn. Voor de resultaten in het veld moeten bovendien monitoring- en evaluatiesystemen worden ontwikkeld.

- De belangrijkste spelers – de private sector, de plaatselijke bevolking, maatschappelijke organisaties en plaatselijke, regionale en landelijke overheidsinstanties – moeten worden gemobiliseerd en een aandeel krijgen in de planning, implementatie en evaluatie van de maatregelen voor stedelijke ontwikkeling.

7.3. Burgerparticipatie

Burgerparticipatie is in democratisch opzicht een must. Overheidsmaatregelen in de sfeer van het stedenbeleid worden eerder aanvaard en bereiken ook eerder hun doel als de plaatselijke bevolking en maatschappelijke organisaties daaraan zelf kunnen meewerken.

Aangezien steden historische, juridische, politieke en sociale verschillen vertonen, kunnen ‘good practices’ van elders niet altijd zonder meer worden overgenomen. Hieronder volgen niettemin enkele voorstellen voor maatregelen:

- Het is vanuit maatschappelijk en milieu-oogpunt van het allergrootste belang dat steden de plaatselijke bevolking, waaronder jongeren, niet-officieel erkende groeperingen en verenigingen, bij hun maatregelen voor groei en duurzame werkgelegenheid betrekken. Deze spelers brengen weer andere competenties mee en vergroten het draagvlak bij de plaatselijke bevolking.

- Alle geslaagde vormen van burgerparticipatie hebben een belangrijk kenmerk gemeen: ze bieden plaatselijke groeperingen cursussen en andere vormen van scholing aan.

- De politiek moet de wensen van de burger sneller oppakken. Spelers ter plaatse begrijpen vaak niet waarom de politiek zo traag reageert en bestuurlijke en bureaucratische procedures zoveel tijd in beslag nemen.

7.4. Netwerken en uitwisseling van ervaring

Voorstellen voor maatregelen:

- Zonder kennis en kunde is stadsherstel niet mogelijk. Om doeltreffende oplossingen te vinden zijn in het algemeen specifieke competenties vereist, zoals het kunnen organiseren van samenwerking over de grenzen van overheidsinstanties en beroepen heen. Steden moeten dan ook gebruik maken van de kennis die in het URBACT-programma[12] en andere Europese en nationale netwerken opgedaan en geïnventariseerd is.

- Voor de periode 2007-2013 wil de Commissie met een voorstel komen voor een Europees kaderprogramma voor de uitwisseling van ervaring en ‘good practice’. Uitgangspunt van dit programma zal het verder uit te bouwen URBACT-werk zijn. Tot nu toe was URBACT vooral gericht op de ervaringen van bij URBAN betrokken steden. Het nieuwe kaderprogramma zal niet alleen openstaan voor steden in alle lidstaten, maar ook voor nationale netwerken en kenniscentra op het gebied van het stedenbeleid.

8. FINANCIERING VAN STADSVERNIEUWING

De structuurfondsen hebben veel steun voor stadsvernieuwing verstrekt.

In het kader van de nieuwe verordeningen voor het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Cohesiefonds en het Europees Sociaal Fonds (ESF) kunnen de beheersautoriteiten van de operationele programma’s een heel scala aan stedelijke ontwikkelingsprojecten financieren. Daarnaast kan ook steun worden verkregen uit drie communautaire initiatieven, namelijk JASPER[13], JEREMIE[14] en JESSICA[15]. Hierdoor kan men financiële middelen uit de private sector aantrekken en het hefboomeffect van overheidsmiddelen vergroten.

Voorstellen voor maatregelen:

- Financiering door de private sector is nuttig en als aanvulling van overheidsfinanciering vaak ook noodzakelijk. Voor publiek-private samenwerking is duidelijke wet- en regelgeving vereist.

- De private sector levert niet alleen kapitaal, maar ook geheel andere competenties en kwaliteiten.

- Voor publiek-private samenwerking moet de plaatselijke overheid niet alleen over een langetermijnvisie, maar ook over technische competenties en managementcapaciteiten beschikken.

[1] Verslag over de stedelijke dimensie in de context van de uitbreiding van de Unie, rapporteur: Jean Marie Beaupuy, A6(2005) 0272 van 21.9.2005.

[2] Periodieke gegevensverzameling van de Europese Commissie over de levenskwaliteit in grote en middelgrote Europese steden. Onderzocht zijn 258 steden in 27 Europese landen. In 2006 zullen in zo’n 300 steden gegevens worden verzameld.

[3] Zie met name het werkdocument van de Commissie “State aid control and regeneration of deprived areas”, 1.3.2006: http://europa.eu.int/comm/competition/state_aid/others/vademecum.pdf

[4] COM(2005) 718 van 11.1.2006.

[5] « i2010: Een Europese informatiemaatschappij voor groei en werkgelegenheid, COM(2005) 229 def. van 1.6.2005.

[6] Dit sluit nauw aan op het Kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie.

[7] 2007: Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen – Voor een rechtvaardige samenleving, COM(2005) 225 def. van 1.6.2005.

[8] Ervaringen op dit gebied zijn aan de orde geweest op de jongerenfora van het Urbact-netwerk (http://urbact.eu).

[9] In het ‘akkoord van Bristol’ (informele ministerbijeenkomst over duurzame gemeenten op 6 en 7 december 2005) is het voorstel van het Britse voorzitterschap van de EU opgepakt om een discussie te starten en een symposium te houden over de nodige kwalificaties voor op duurzame wijken en gemeenten gerichte projecten.

[10] Artikel 37, lid 6, onder a), van Verordening houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Cohesiefonds.

[11] Communautair initiatief URBAN II (2000-2006): Mededeling van de Commissie aan de lidstaten tot vaststelling van de richtsnoeren voor een communautair initiatief voor economische en sociale rehabilitatie van in crisis verkerende steden en buurten met het oog op een duurzame stadsontwikkeling, C(2000) 1100 van 28.4.2000.

[12] Doel van het in 2003 tot stand gekomen URBACT-programma is de uitwisseling van ervaring mogelijk te maken tussen bij URBAN betrokken steden, lering te trekken uit de uitgevoerde projecten en de opgedane knowhow op grote schaal bekend te maken. Met ingang van 1 mei 2004 is URBACT ook van toepassing op steden uit de tien nieuwe lidstaten. Zie: http://urbact.eu

[13] Algemene verordening, artikel 36 en artikel 45, lid 1, onder a).

[14] Algemene verordening, artikel 44 en artikel 45, lid 1, onder c).

[15] Algemene verordening, artikel 44 en artikel 78, lid 6, onder a).

Top