This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52005PC0399
Proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Council on the European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction (recast)
Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (herschikking)
Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (herschikking)
/* COM/2005/0399 def. - COD 2005/0166 */
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (herschikking) /* COM/2005/0399 def. - COD 2005/0016 */
[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN | Brussel, 31.08.2005 COM(2005) 399 definitief 2005/0166(COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (herschikking) (ingediend door de Commissie) TOELICHTING Achtergrond van het voorstel - Motivering en doel van het voorstel Verordening (EEG) nr. 302/93 tot oprichting van een Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving is al drie keer gewijzigd. Nu opnieuw wijzigingen nodig zijn om de rol van het Waarnemingscentrum uit te breiden - zodat het zich ook gaat buigen over nieuwe trends in het drugsgebruik waarbij legale psychoactieve stoffen samen met illegale psychoactieve stoffen worden gebruikt - teneinde de werking van de raad van bestuur van het Waarnemingscentrum aan te passen met het oog op de uitbreiding, is het in het belang van de helderheid om over te gaan tot een herschikking van deze verordening. - Algemene achtergrond Eind 2003 diende de Commissie een voorstel in tot herschikking van Verordening (EEG) nr. 302/93 van de Raad (COM(2003)808). Als rechtsgrond werd artikel 308 gekozen, hetzelfde dat werd gebruikt in de verordening tot oprichting van het EWDD. Het Europees Parlement werd geraadpleegd en heeft een advies uitgebracht in april 2004. Na verscheidene maanden van besprekingen die werden gevoerd in de betrokken werkgroep van de Raad (de Horizontale Groep Drugs), werd besloten de rechtsgrond van het voorstel te wijzigen in artikel 152, dat de medebeslissingsprocedure impliceert. Teneinde een adequate raadpleging van het Europees Parlement mogelijk te maken, besloot de Commissie een nieuw herschikkingsvoorstel in te dienen. Dit voorstel annuleert en vervangt het eerdere voorstel van de Commissie. - Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied Verordening (EEG) nr. 302/93 van de Raad en de drie verordeningen tot wijziging ervan, die momenteel worden herschikt. - Samenhang met andere beleidsonderdelen en doelstellingen van de EU Deze verordening is in overeenstemming met andere beleidsmaatregelen en doelstellingen van de Unie. RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING - Raadpleging van belanghebbende partijen Niet relevant. - Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid Er was geen behoefte aan externe deskundigheid. - Effectbeoordeling Er heeft geen effectbeoordeling plaatsgevonden. Dit voorstel is een herschikking van een bestaande verordening. Juridische aspecten van het voorstel - Samenvatting van de voorgestelde maatregel Er worden verschillende categorieën wijzigingen voorgesteld: - wijzigingen om de rol van het Waarnemingscentrum uit te breiden, waarbij het met name de bedoeling is dat het Waarnemingscentrum zich mede gaat richten op nieuwe trends in het drugsgebruik, en om het Waarnemingscentrum de mogelijkheid te geven middelen en instrumenten te ontwikkelen aan de hand waarvan de lidstaten en de Gemeenschap gemakkelijker op hun drugsbeleid en drugsstrategieën kunnen toezien en deze evalueren; - wijzigingen om de werking van de organen van het EWDD aan te passen met het oog op de uitbreiding. Er wordt een uitvoerend comité opgericht dat de raad van bestuur zal bijstaan. - wijzigingen om de EWDD-verordening in overeenstemming te brengen met het ontwerp van de Commissie voor een interinstitutioneel akkoord betreffende een kader voor Europese regelgevende agentschappen (COM(2005)59). - wijzigingen die de drie eerdere wijzigingen van de basisverordening, die al door de Raad zijn goedgekeurd, codificeren. De eerste wijziging, aangebracht bij Verordening (EG) nr. 3294/94 van de Raad van 22 december 1994, en de laatste wijziging, door middel van Verordening (EG) nr. 1651/2003 van de Raad van 18 juni 2003, behelzen de harmonisatie van de financiële bepalingen die van toepassing zijn op de gedecentraliseerde communautaire organen. De tweede wijziging, ingevoerd bij Verordening (EG) nr. 2220/2000 van de Raad van 28 september 2000, heeft betrekking op de uitbreiding van het mandaat van het EWDD, dat voortaan op verzoek van de Commissie van de Europese Gemeenschappen technische bijstand kan verlenen aan de kandidaat-lidstaten van de Europese Unie; - wijzigingen die bedoeld zijn om een aantal onduidelijkheden die bij de toepassing van de oorspronkelijke verordening zijn gebleken, weg te nemen. Daarbij gaat het met name om de Reitox-knooppunten, die de plaats innemen van de gespecialiseerde centra. - Rechtsgrond Als rechtsgrond werd artikel 152 gekozen, overeenkomstig hetwelk de Gemeenschap het optreden van de lidstaten aanvult ter vermindering van de schade aan de gezondheid door drugsgebruik, met inbegrip van voorlichting en preventie. - Subsidiariteitsbeginsel Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voorzover het voorstel niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende reden(en) niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt: Het doel van het Waarnemingscentrum is de Gemeenschap en haar lidstaten objectieve, betrouwbare en op Europees niveau vergelijkbare gegevens te verstrekken over drugs, drugsverslaving en de gevolgen daarvan. Op Europees niveau vergelijkbare gegevens kunnen gemakkelijker worden verkregen via een orgaan met een Europese dimensie. De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende reden(en) beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt: Door de oprichting van het Waarnemingscentrum wordt de verzameling en verspreiding van vergelijkbare gegevens op Europees niveau vergemakkelijkt. Het Waarnemingscentrum werd meer dan 10 jaar geleden opgericht; uit de werkzaamheden die het heeft verricht, blijkt duidelijk dat er behoefte is aan EU-maatregelen. Het Waarnemingscentrum beschikt over het Europees netwerk voor informatie over drugs en drugsverslaving (Reitox), dat bestaat uit een knooppunt per lidstaat. De lidstaten zijn exclusief bevoegd voor het aanwijzen van het nationale knooppunt. Het Waarnemingscentrum verricht zijn werkzaamheden hoofdzakelijk op basis van de door de nationale knooppunten verstrekte gegevens. Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. - Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: Deze verordening gaat niet verder dan wat nodig is om haar doelstellingen te verwezenlijken. De financiële en administratieve lasten zijn evenredig met het doel van het voorstel. - Keuze van het instrument Voorgesteld instrument: verordening. Andere middelen zouden om de volgende reden(en) niet geschikt zijn: Het onderhavige voorstel is een herschikking van de verordening waarbij het EWDD werd opgericht. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Het voorstel heeft geen gevolgen voor de Gemeenschapsbegroting. Aanvullende informatie - Vereenvoudiging Het voorstel voorziet in vereenvoudiging van de wetgeving. Het betreft een herschikking van Verordening 302/93 en de verordeningen tot wijziging daarvan. - Intrekking van bestaande wetgeving De goedkeuring van het voorstel houdt de intrekking van de bestaande wetgeving in. - Herschikking Het voorstel betreft een herschikking. - Uitvoerige toelichting bij het voorstel Dit voorstel voor een verordening van de Raad bevat 25 artikelen. Een aantal ervan zijn nieuw, andere zijn aangepast of ongewijzigd gebleven. De overwegingen zijn aangepast aan de voorgestelde wijzigingen in de verordening zelf. Het uitgangspunt daarbij was dat zij een beknopte motivering moesten geven voor de belangrijkste bepalingen van het dispositief. De belangrijkste wijzigingen betreffen de volgende artikelen: In artikel 2 worden de taken van het EWDD beschreven. Dit artikel is gewijzigd en bepaalt nu dat het EWDD ook gegevens verzamelt, registreert en analyseert over nieuwe trends op het gebied van polydruggebruik, zoals het gecombineerd gebruik van legale en illegale psychoactieve stoffen. Ten aanzien van de verbetering van de methodologie voor gegevensvergelijking wordt voorts bepaald dat het EWDD middelen en instrumenten ontwikkelt om het voor de lidstaten en de Commissie gemakkelijker te maken toe te zien op hun drugsbeleid en hun drugsstrategieën en deze te evalueren. Ten slotte kan het EWDD voortaan technische bijstand verlenen aan alle landen waarvoor de communautaire programma's en organen door de Europese Raad zijn opengesteld. In artikel 3 worden de prioritaire werkterreinen van het EWDD beschreven. In de gewijzigde bijlage die betrekking heeft op dit artikel worden als prioritaire werkterreinen genoemd: het volgen van de stand van zaken betreffende de drugsproblematiek en het volgen van nieuwe trends, het volgen van de oplossingen die worden aangedragen voor drugsgerelateerde problemen, het beoordelen van de risico's van de nieuwe psychoactieve stoffen en het onderhouden van een systeem voor vroegtijdige waarschuwing, en het ontwikkelen van middelen en instrumenten aan de hand waarvan de lidstaten en de Gemeenschap gemakkelijker op hun drugsbeleid en drugsstrategieën kunnen toezien en deze evalueren. Artikel 5 heeft betrekking op het Europees netwerk voor informatie over drugs en drugsverslaving (Reitox). Dit artikel is gewijzigd om de nationale Reitox-knooppunten een wettelijke basis te geven en hun taken duidelijk te omschrijven. Artikel 8 betreft de handelingsbevoegdheid van het Waarnemingscentrum. Dit artikel is gewijzigd omdat de vestigingsplaats van het Waarnemingscentrum nu bekend is. Artikel 9 heeft betrekking op de samenstelling en de rol van de raad van bestuur. Dit artikel is in die zin gewijzigd dat de functie van vice-voorzitter in het leven wordt geroepen. Ten slotte wordt verduidelijkt dat de leden van de raad van bestuur die landen vertegenwoordigen die een akkoord in de zin van artikel 21 hebben gesloten, geen stemrecht hebben. Artikel 10 is nieuw en heeft betrekking op de instelling van een uitvoerend comité dat als voornaamste taak heeft de besluiten van de raad van bestuur voor te bereiden. In artikel 11 worden de rol en de taken van de directeur vastgelegd. Dit artikel is gewijzigd teneinde rekening te houden met recente richtsnoeren van de Commissie betreffende de benoeming van de directeuren van de communautaire organen en de uitbreiding van hun mandaat. Er wordt tevens in bepaald dat de kandidaat voor de functie van directeur zal worden verzocht een verklaring af te leggen voor het Europees Parlement. Voorts wordt verduidelijkt dat de directeur belast is met de evaluatie van de werkzaamheden van het Waarnemingscentrum. Artikel 12 is nieuw. Het bepaalt dat de directeur door het Europees Parlement kan worden gehoord over elk onderwerp dat verband houdt met de activiteiten van het Waarnemingscentrum. Artikel 13 heeft betrekking op het wetenschappelijk comité van het EWDD. Het is gewijzigd teneinde rekening te houden met de rol die aan dit comité werd toegekend door het Besluit van de Raad van 10 mei 2005 inzake de uitwisseling van informatie, de risicobeoordeling en de controle ten aanzien van nieuwe psychoactieve stoffen. Artikel 16 over de fraudebestrijding is nieuw. Dit artikel bepaalt dat Verordening (EG) nr. 1073/1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding van toepassing is op het EWDD. Artikel 23 over de evaluatieverslagen betreffende de werkzaamheden van het EWDD is gewijzigd. Overeenkomstig de nieuwe versie wordt om de zes jaar een externe evaluatie van de werkzaamheden van het Waarnemingscentrum, inclusief het Reitox-systeem, verricht. Op basis van deze evaluatie kan de Commissie eventueel voorstellen indienen tot wijziging van de EWDD-verordening. Artikel 24 is nieuw en bepaalt dat de basisverordening van het EWDD uit 1993 wordt ingetrokken zodra de herschikkingsverordening in werking treedt. 2005/0166(COD) Voorstel voor een ⎢302/93 (aangepast) ?nieuw VERORDENING (EG) nr. [...] VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van […] tot oprichting van een betreffende het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid en met name op artikel 235 ? 152 ⎪, Gezien het voorstel van de Commissie[1], Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[2], Gezien het advies van het Comité van de Regio's[3], Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag[4], Overwegende hetgeen volgt: ê 1. Verordening (EEG) nr. 302/93 tot oprichting van een Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving[5] is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd[6]. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking te worden overgegaan. ê 302/93 Overwegende dat de Europese Raad tijdens zijn bijeenkomst te Dublin op 25 en 26 juni 1990, - - de "Richtsnoeren voor een Europees drugsbestrijdingsplan" heeft goedgekeurd die hem waren voorgelegd door het Europees Comité voor drugsbestrijding (Celad), en met name de aanbeveling "dat door deskundigen een studie wordt voorbereid over de bestaande informatiebronnen, de betrouwbaarheid en het nut ervan, alsmede over de noodzaak en de eventuele draagwijdte van een drugswaarnemingspost (Drugs Monitoring Centre) en de financiële gevolgen van de oprichting ervan, met dien verstande dat de taken van deze waarnemingspost niet alleen betrekking hebben op de sociale en de gezondheidsaspecten maar ook op de overige aspecten van drugs met inbegrip van handel en bestrijding"; - de verantwoordelijkheid van iedere Lid-Staat heeft benadrukt om een passend programma op te zetten ter vermindering van de vraag naar drugs, en van mening was dat een doeltreffende actie van de afzonderlijke Lid-Staten, gesteund door een gezamenlijke actie van de Twaalf en de Gemeenschap, in de komende jaren een belangrijke prioriteit dient te zijn; ⎢302/93 overweging 1 (aangepast) Overwegende de conclusies van deze uitvoerbaarheidsstudie betreffende het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD) en het Europees plan voor drugsbestrijding zoals die zijn voorgelegd aan de Europese Raad van Rome op 13 en 14 december 1990; ⎢302/93 overweging 2 (aangepast) 2. De Europese Raad is tijdens zijn bijeenkomst in Luxemburg op 28 en 29 juni 1991 akkoord gegaan met de oprichting van een Europees drugswaarnemingscentrum,. √ Bij Verordening (EEG) nr. 302/93 werd het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD) opgericht. ∏ met dien verstande dat de concrete aspecten daarvan, zoals de omvang, de institutionele structuur en de organisatie van de gegevensverwerking, nog moeten worden besproken» en dat hij het Celad heeft opgedragen de desbetreffende werkzaamheden in overleg met de Commissie en de andere bevoegde politieke organen voort te zetten en met bekwame spoed af te ronden»; ⎢302/93 overweging 3 (aangepast) Overwegende dat de Europese Raad tijdens zijn vergadering te Maastricht op 9 en 10 december 1991 "de Instellingen van de Europese Gemeenschap heeft verzocht alles in het werk te stellen opdat het besluit tot oprichting van het Europees drugswaarnemingscentrum vóór 30 juni 1992 kan worden aangenomen"; ⎢302/93 overweging 4 (aangepast) Overwegende dat bij Besluit 90/611/EEG[7] het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, hierna te noemen "het Verdrag van Wenen", namens de Gemeenschap is gesloten en dat overeenkomstig artikel 27 van dat Verdrag een bevoegdheidsverklaring is neergelegd[8] (5); ⎢302/93 overweging 5 (aangepast) Overwegende dat de Raad Verordening (EEG) nr. 3677/90[9] heeft vastgesteld met het oog op de tenuitvoerlegging door de Gemeenschap van het systeem van toezicht op de handel in bepaalde stoffen overeenkomstig artikel 12 van het Verdrag van Wenen; ⎢302/93 overweging 6 (aangepast) Overwegende dat de Raad op 10 juni 1991 Richtlijn 91/308/EEG tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld[10] heeft vastgesteld, waarmee met name wordt beoogd de handel in verdovende middelen te bestrijden; ⎢302/93 overweging 7 3. Er is objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie nodig over het verschijnsel drugs en drugsverslaving en de gevolgen daarvan op Europees niveau om ertoe bij te dragen de Gemeenschap en de Lid-Staten lidstaten een algemeen overzicht te geven en hun aldus een toegevoegde waarde te verschaffen wanneer zij op hun respectieve bevoegdheidsterreinen maatregelen nemen of acties uitstippelen tegen drugs. ⎢302/93 overweging 8 4. Het verschijnsel drugs heeft talrijke en ingewikkelde aspecten die nauw met elkaar verweven zijn en moeilijk los van elkaar kunnen worden gezien. Derhalve moet het Waarnemingscentrum een algemene informatietaak krijgen die ertoe moet bijdragen dat de Gemeenschap en haar Lid-Staten lidstaten een algemeen overzicht van het verschijnsel drugs en drugsverslaving krijgen. Deze informatietaak mag geen afbreuk doen aan de verdeling van de bevoegdheden tussen de Gemeenschap en haar lidstaten voor zover het de wettelijke bepalingen inzake het aanbod van of de vraag naar drugs betreft. ∫nieuw 5. Bij Beschikking nr. 2367/2002/EG van 16 december 2002 bereikten het Europees Parlement en de Raad overeenstemming over het communautair statistisch programma voor de periode 2003-2007, dat de acties van de Gemeenschap inzake statistieken op het gebied van gezondheid en veiligheid omvat. 6. In Besluit 2005/387/JBZ van de Raad van 10 mei 2005 inzake de uitwisseling van informatie, de risicobeoordeling en de controle ten aanzien van nieuwe psychoactieve stoffen[11] wordt de rol van het EWDD en van het wetenschappelijk comité in het kader van het systeem voor vroegtijdige waarschuwing en bij de beoordeling van de aan nieuwe stoffen verbonden risico’s vastgesteld. 7. Er moet rekening worden gehouden met nieuwe vormen van drugsgebruik, en in het bijzonder met polydruggebruik, waarbij illegale drugs samen met legale drugs of met geneesmiddelen worden gebruikt. 8. In de resolutie van de Raad van 15 november 2001 inzake de toepassing van de vijf belangrijkste epidemiologische indicatoren op het gebied van drugs[12] , wordt er bij de lidstaten op aangedrongen om, met behulp van de nationale knooppunten, te zorgen voor de verspreiding van informatie over de vijf belangrijkste indicatoren in een vergelijkbare vorm. 9. Het is wenselijk dat de Commissie het EWDD rechtstreeks kan belasten met de tenuitvoerlegging van communautaire structurele bijstandsprojecten op het gebied van drugsinformatiesystemen in derde landen, kandidaat-lidstaten of de westelijke Balkanlanden waarvoor de communautaire programma's en organen door de Europese Raad zijn opengesteld. ⎢302/93 overweging 9 (aangepast) Overwegende dat de organisatie en de werkmethoden van het Waarnemingscentrum moeten zijn afgestemd op het objectieve karakter van de nagestreefde resultaten, dat wil zeggen vergelijkbaarheid en verenigbaarheid van de bronnen en methodologieën inzake de informatie over drugs; ⎢302/93 overweging 10 10. De door het Waarnemingscentrum verzamelde informatie heeft betrekking op prioritaire gebieden die moeten worden afgebakend wat de inhoud, de draagwijdte en de wijze van tenuitvoerlegging betreft. ⎢302/93 overweging 11 (aangepast) Overwegende dat de eerste drie jaar bijzondere aandacht zal worden geschonken aan de vraag en de vermindering van de vraag; ⎢302/93 overweging 12 (aangepast) Overwegende dat de Raad en de ministers van Volksgezondheid van de Lid-Staten, in het kader van de Raad bijeen, in hun resolutie van 16 mei 1989 betreffende een Europees net voor de uitwisseling van gezondheidsgegevens in verband met drugsverslaving[13] de Commissie hebben verzocht eventueel initiatieven inzake een Europees net voor gezondheidsgegevens in verband met drugsverslaving te nemen; ⎢302/93 overweging 13 (aangepast) Overwegende dat een Europees Netwerk voor informatie over drugs en drugsverslaving dient te worden opgezet, waarvoor de coördinatie en de impulsen op communautair niveau van het Europees Waarnemingscentrum dienen uit te gaan; ⎢302/93 overweging 14 (aangepast) Overwegende dat rekening dient te worden gehouden met Verdrag 108 van de Raad van Europa tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde bescherming van persoonsgegevens (1981); ⎢302/93 overweging 15 11. Er zijn reeds nationale, Europese en internationale organisaties en instanties die dergelijke informatie verschaffen en het is van belang dat het Waarnemingscentrum zijn taken in nauwe samenwerking daarmee kan vervullen. ∫nieuw 12. Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[14], is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door het Waarnemingscentrum. 13. De algemene beginselen en de beperkingen die gelden voor het recht op toegang tot documenten, zoals bedoeld in artikel 255 van het Verdrag, zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie[15] en moeten ook worden toegepast in de communautaire agentschappen. ⎢302/93 overweging 16 (14) Het Waarnemingscentrum bezit rechtspersoonlijkheid. ⎢302/93 overweging 17 (aangepast) Overwegende dat ervoor moet worden gezorgd dat het Waarnemingscentrum zich houdt aan de hem toevertrouwde informatietaak en dat daartoe aan het Hof van Justitie bevoegdheid moet worden verleend; ⎢302/93 overweging 18 (aangepast) Overwegende dat het wenselijk is de mogelijkheid te erkennen dat het Waarnemingscentrum wordt opengesteld voor deelneming door derde landen die het belang van de Gemeenschap en haar Lid-Staten bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het centrum delen, middels tussen deze landen en de Gemeenschap te sluiten overeenkomsten; ⎢302/93 overweging 19 (aangepast) Overwegende dat de huidige verordening in voorkomend geval na het verstrijken van een periode van drie jaar kan worden aangepast, ten einde te besluiten tot een eventuele uitbreiding van de taken van het Waarnemingscentrum, met name in het licht van de ontwikkeling van de communautaire bevoegdheden; Overwegende dat het Verdrag voor de vaststelling van deze verordening niet in andere bevoegdheden dan die van artikel 235 voorziet, ∫nieuw (15) Gezien zijn omvang is het wenselijk dat de raad van bestuur van het Waarnemingscentrum wordt bijgestaan door een uitvoerend comité. (16) Om ervoor te zorgen dat het Europees Parlement goed op de hoogte wordt gehouden van de stand van zaken met betrekking tot de drugsproblematiek in de Europese Unie, moet het de directeur van het Waarnemingscentrum kunnen horen. (17) De werkzaamheden van het Waarnemingscentrum moeten op transparante wijze worden verricht en het beheer van het Waarnemingscentrum moet beantwoorden aan alle bestaande voorwaarden inzake goed beheer en fraudebestrijding, met name aan Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)[16] en aan het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF)[17], waartoe het Waarnemingscentrum is toegetreden en waarvoor het de nodige uitvoeringsbepalingen heeft aangenomen. (18) De werkzaamheden van het EWDD moeten regelmatig worden onderworpen aan een externe evaluatie, op basis waarvan deze verordening zo nodig moet worden gewijzigd. (19) De doelstellingen van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving kunnen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kunnen derhalve vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel dat is neergelegd in artikel 5 van het Verdrag. Overeenkomstig het in datzelfde artikel geformuleerde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. (20) Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, ⎢302/93 HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Doelstelling 1. Bij deze verordening wordt het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD) opgericht, hierna te noemen «het Waarnemingscentrum». ê 302/93 ?nieuw 2. Het doel van het Waarnemingscentrum is de Gemeenschap en haar lidstaten op de in artikel 4 3 bedoelde gebieden te voorzien van objectieve, betrouwbare en op Europees niveau vergelijkbare informatie over het verschijnsel drugs en drugsverslaving en de gevolgen daarvan. 3. De verwerkte of geproduceerde informatie van statistische, documentaire en technische aard heeft ten doel ertoe bij te dragen dat de Gemeenschap en de Lid-Staten lidstaten over een algemeen overzicht beschikken van het verschijnsel drugs en drugsverslaving wanneer zij op hun respectieve bevoegdheidsterreinen maatregelen nemen of acties uitstippelen. ? Het statistische onderdeel van deze informatie wordt ontwikkeld in samenwerking met de voor de statistiek bevoegde autoriteiten, waarbij voorzover nodig gebruik wordt gemaakt van het communautaire statistische programma, teneinde synergie te bevorderen en dubbel werk te voorkomen. ⎪ ê 2220/2000 Art. 1, punt 1 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 2, onder D), punt 14 2, onder d), punt (iv), kan het Waarnemingscentrum geen maatregelen treffen die verder reiken dan informatieverstrekking en -verwerking. ê 302/93 5. Het Waarnemingscentrum verzamelt geen gegevens die de identificatie van personen of kleine groepen personen mogelijk kunnen maken. Het geeft geen inlichtingen over concrete gevallen waarbij namen worden genoemd. Artikel 2 Taken Ten einde Teneinde het in artikel 1 genoemde doel te bereiken vervult het Waarnemingscentrum op zijn werkterreinen de volgenden taken: A. a) Verzamelen en analyseren van de bestaande gegevens ⎢302/93 (aangepast) ?nieuw Het: 1. (i) het verzamelt, registreert en analyseert gegevens, met inbegrip van onderzoeksresultaten, die door de Lid-Staten lidstaten verstrekt worden of die afkomstig zijn van communautaire of nationale niet-gouvernementele bronnen of van de bevoegde internationale organisaties; ?het verzamelen, registreren en analyseren heeft ook betrekking op gegevens over nieuwe trends op het gebied van polydruggebruik, met inbegrip van het gecombineerde gebruik van legale en illegale psychoactieve stoffen; ⎪ 2. (ii) het voert de voor zijn eigen taken noodzakelijke onderzoeken, voorbereidende en haalbaarheidsstudies en proefprojecten uit; het belegt vergaderingen van deskundigen en stelt daartoe zo nodig ad hoc werkgroepen ad-hocwerkgroepen in; het vormt een open bestand van wetenschappelijke documentatie en stelt dit ter beschikking en het stimuleert de bevordering van voorlichtingsactiviteiten; 3. (iii) het biedt een organisatorisch en technisch systeem dat informatie kan verschaffen over gelijksoortige of complementaire programma's of acties in de Lid-Staten lidstaten; 4. (iv) het draagt, in overleg en samenwerking met de bevoegde autoriteiten en organisaties in de Lid-Staten lidstaten, zorg voor het opzetten en coördineren van het in artikel 5 genoemde netwerk; 5. (v) het vergemakkelijkt de uitwisseling van informatie tussen besluitvormers, onderzoekers, voorlichters en andere personen die in gouvernementele of niet-gouvernementele organisaties bij de drugsbestrijding betrokken zijn; ê 302/93 B. (b) Verbetering van de methodologie voor gegevensvergelijking ê 302/93 ð nieuw 6. (i) het bewerkstelligt een betere vergelijkbaarheid en een grotere objectiviteit en betrouwbaarheid van de gegevens op Europees niveau door gemeenschappelijke indicatoren en criteria te definiëren, die niet dwingend van aard zijn maar waarvan het Waarnemingscentrum de inachtneming kan aanbevelen met het oog op een betere samenhang tussen de door de Lid-Staten lidstaten en de Gemeenschap gebruikte meetmethoden; ?het Waarnemingscentrum ontwikkelt met name middelen en instrumenten aan de hand waarvan de lidstaten gemakkelijker op hun nationale beleid kunnen toezien en dit evalueren en aan de hand waarvan de Europese Commissie gemakkelijker op het beleid van de Unie kan toezien en dit evalueren;ï 7. (ii) het bevordert en structureert de uitwisseling van kwalitatieve en kwantitatieve informatie (gegevensbank); ê 302/93 C. (c) Verspreiding van de gegevens ⎢302/93 (aangepast) ?nieuw 8. (i) het stelt de geproduceerde informatie ter beschikking van de Gemeenschap, de Lid-Staten lidstaten en de bevoegde organisaties; 9. (ii) het draag draagt zorg voor een ruime verspreiding van de resultaten van het werk dat verricht is in elke Lid-Staat lidstaat en door de Gemeenschap zelf, alsmede eventueel door derde landen of internationale organisaties; 10. (iii) het draagt zorg voor ruime verspreiding van betrouwbare, niet-vertrouwelijke informatie; het publiceert een jaarverslag over de stand van de drugsproblematiek; √ , ∏ ?,waarin ook gegevens over nieuwe trends worden opgenomen;ï ê 302/93 D. (d) Samenwerking met Europese en internationale instanties en organisaties alsmede met derde landen ⎢302/93 (aangepast) 11. (i) het draagt bij tot een betere coördinatie tussen de nationale en communautaire acties die zijn werkterreinen betreffen; 12. (ii) onverminderd de verplichtingen van de Lid-Staten lidstaten inzake het toezenden van inlichtingen krachtens de verdragen van de Verenigde Naties betreffende drugs, bevordert het de opneming van de in de Lid-Staten lidstaten verzamelde of uit de Gemeenschap afkomstige gegevens over drugs en drugsverslaving in de internationale programma's voor toezicht op en controle van drugs, met name de programma's van de Verenigde Naties en de gespecialiseerde VN-instellingen; 13. (iii) het werkt actief samen met de in artikel 12 √ 16 ∏ genoemde organisaties; ⎢2220/2000 Art. 1, punt 2. Rectificatie in PB L 121 van 1.5.2001, blz. 48 (aangepast) ?nieuw 14. (iv) Het Waarnemingscentrum mag √ het draagt ∏, op verzoek van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, ? en met de goedkeuring van de raad van bestuur, in bepaalde derde landen, zoals de kandidaat-lidstaten van de Europese Unie of de westelijke Balkanlanden zijn knowhow over en verleent hulp ⎪ in kandidaat-landen en landen die in aanmerking komen voor het Phare-programma, zijn knowhow overdragen en hulp verlenen bij de totstandbrenging en de versterking van structurele banden met het Reitox-netwerk en het opzetten en consolideren van de nationale aanspreekpunten knooppunten. ê 302/93 Artikel 43 Prioritaire werkterreinen De in de artikelen 1 en 2 omschreven doelstellingen en taken van het Waarnemingscentrum worden ten uitvoer gelegd op basis van de volgorde van prioriteiten in de bijlage I. Artikel 34 302/93 (aangepast) Werkmethode ⎢302/93 1. Het Waarnemingscentrum vervult geleidelijk zijn taken naar gelang van de doelstellingen van de driejarige en jaarlijkse werkprogramma's en de beschikbaar beschikbare middelen. 2. Bij de uitoefening van zijn activiteiten houdt het Waarnemingscentrum, om iedere overlapping te vermijden, rekening met de werkzaamheden die reeds door andere bestaande of op te richten instellingen en instanties, met name de Europese Politiedienst (Europol), worden verricht en draagt het er zorg voor daaraan een toegevoegde waarde te geven. ê 302/93 (aangepast) ?nieuw Artikel 5 Europees Netwerk voor informatie over drugs en drugsverslaving (Reitox) 1. Het Waarnemingscentrum beschikt over een geïnformatiseerd netwerk dat de infrastructuur vormt voor het verzamelen en uitwisselen van informatie en documentatie, Europees Netwerk voor informatie over drugs en drugsverslaving (Reitox) genaamd; dit netwerk steunt onder meer op een eigen computersysteem dat in verbinding staat met de nationale netwerken voor informatie over drugs, de gespecialiseerde centra in de Lid-Staten en de informatiesystemen van de internationale en Europese organisaties en instanties die met het Waarnemingscentrum samenwerken. ?Dit netwerk bestaat uit een knooppunt per lidstaat, een knooppunt per land dat een akkoord in de zin van artikel 21 van deze verordening heeft gesloten, en een knooppunt van de Europese Commissie. De lidstaten zijn exclusief bevoegd voor het aanwijzen van het nationale knooppunt. ⎪ 2. Om het Reitox zo spoedig en efficiënt mogelijk te kunnen opzetten, lichten de Lid-Staten binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening het Waarnemingscentrum in over de voornaamste elementen waaruit hun nationale informatienetwerken inzake de in artikel 4 bedoelde werkterreinen bestaan, eventueel met inbegrip van de nationale waarnemingscentra, en noemen zij de gespecialiseerde centra die naar hun oordeel een nuttige bijdrage tot het werk van het Waarnemingscentrum kunnen leveren. 3. De gespecialiseerde centra worden aangewezen met instemming van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan deze centra zich bevinden, bij een met eenparigheid van stemmen genomen besluit van de leden van de raad van bestuur als bedoeld in artikel 8, lid 2, tweede alinea, en wel voor een periode van niet langer dan elk van de in artikel 8, lid 3, bedoelde meerjarenprogramma's. Deze selectie kan herhaald worden. 4. Het Waarnemingscentrum mag met instemming van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan deze centra zich bevinden met de in lid 3 bedoelde al dan niet gouvernementele gespecialiseerde centra contractuele betrekkingen aangaan, met name uitbesteding, voor de vervulling van de taken die het aan die centra kan opdragen. Het mag op ad hoc basis en voor specifieke taken ook, met instemming van de respectieve Lid-Staten, verbintenissen aangaan met instanties die geen deel uitmaken van het Reitox. 5. De toewijzing van specifieke taken aan de gespecialiseerde centra dient vermeld te worden in het in artikel 8, lid 3, bedoelde meerjarenprogramma van het Waarnemingscentrum. ∫nieuw 2. (a) De nationale knooppunten vormen de schakel tussen de deelnemende landen en het Waarnemingscentrum. Zij dragen bij aan het ontwikkelen van indicatoren en gegevens, met inbegrip van richtsnoeren voor de toepassing daarvan, die van belang zijn voor het produceren van betrouwbare en vergelijkbare gegevens in de gehele Unie. Zij verzamelen en analyseren op nationaal niveau alle relevante gegevens over drugs en drugsverslaving, alsmede over het beleid dat wordt ontwikkeld in antwoord op deze problematiek. Zij verschaffen in het bijzonder gegevens voor de vijf epidemiologische indicatoren die het Waarnemingscentrum heeft ontwikkeld. (b) Elke lidstaat ziet erop toe dat zijn vertegenwoordiger in het Reitox-netwerk de informatie verstrekt die is bedoeld in artikel 4, lid 1, van Besluit 2005/387/JBZ van de Raad van 10 mei 2005 inzake de uitwisseling van informatie, de risicobeoordeling en de controle ten aanzien van nieuwe psychoactieve stoffen. (c) De nationale knooppunten kunnen het Waarnemingscentrum ook informatie verschaffen over nieuwe ontwikkelingen in het gebruik van bestaande psychoactieve stoffen en/of combinaties van psychoactieve stoffen die een potentieel gevaar voor de volksgezondheid vormen, en over mogelijke maatregelen op het gebied van de volksgezondheid. 3. De nationale autoriteiten zien toe op de werking van het nationale knooppunt voor het verzamelen en analyseren van gegevens op nationaal niveau aan de hand van richtsnoeren die in samenwerking met het Waarnemingscentrum zijn vastgesteld. 4. De specifieke taken van de nationale knooppunten worden beschreven in het in artikel 9, lid 4, bedoelde driejarig programma van het Waarnemingscentrum. 5. Het Waarnemingscentrum mag, onder volledige eerbiediging van de voorrang van de nationale knooppunten en in nauwe samenwerking met deze knooppunten, een beroep doen op aanvullende expertise en informatiebronnen op het gebied van drugs en drugsverslaving. ê 302/93 Artikel 6 Bescherming en vertrouwelijkheid van de gegevens 1. Voor zover uit hoofde van deze verordening en overeenkomstig het nationale recht ook persoonsgegevens, aan de hand waarvan de identificatie van natuurlijke personen niet mogelijk is, aan het Waarnemingscentrum worden verstrekt, is het gebruik van die gegevens alleen toegestaan voor het vermelde doel en onder de voorwaarden als gesteld door de instantie die deze gegevens verstrekt. Dit geldt mutatis mutandis ook voor persoonsgegevens die door het Waarnemingscentrum worden verstrekt aan de bevoegde instanties van de Lid-Staten of aan internationale organisaties en andere Europese instanties. 2. De aan of door het Waarnemingscentrum verschafte gegevens over drugs en drugsverslaving mogen worden gepubliceerd onder voorbehoud van naleving van de communautaire en nationale bepalingen betreffende de verspreiding en de vertrouwelijkheid van informatie. Persoonsgegevens mogen niet worden gepubliceerd of voor het publiek toegankelijk worden gemaakt. 3. De Lid-Staten en de gespecialiseerde centra zijn niet verplicht krachtens hun nationale wet als vertrouwelijk bestempelde informatie te verstrekken. ∫nieuw Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[18] is van toepassing op het Waarnemingscentrum. ⎢1651/2003 Art. 1, punt 1 (aangepast) Artikel 6 bis 7 Toegang tot documenten 1. Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie[19] is van toepassing op de documenten die bij het Waarnemingscentrum berusten. 2. Binnen zes maanden na de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1651/2003 van 18 juni 2003 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 302/93 tot oprichting van een Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsversxlaving stelt de raad van bestuur[20] √ De raad van bestuur stelt ∏ de toepassingsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast. ⎢1651/2003 Art. 1, punt 1 3. Tegen de beslissingen van het Waarnemingscentrum uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan beroep worden ingesteld, door middel van een klacht bij de Ombudsman of door middel van een beroep bij het Hof van Justitie, volgens de voorwaarden van respectievelijk artikel 195 en artikel 230 van het Verdrag. ê 302/93 ð nieuw Artikel 7 8 Handelingsbevoegdheid ? en vestigingsplaats ⎪ 1. Het Waarnemingscentrum bezit rechtspersoonlijkheid. Het geniet in elk der Lid-Staten lidstaten de ruimste handelingsbevoegdheid die in de wetgeving van de respectieve Lid-Staten lidstaten aan rechtspersonen wordt toegekend; het kan met name roerende en onroerende goederen verkrijgen en vervreemden, en in rechte optreden. ∫nieuw 2. De vestigingsplaats van het Waarnemingscentrum bevindt zich te Lissabon. ê 302/93 Artikel 8 9 Raad van bestuur ⎢302/93 (aangepast) ?nieuw 1. Het Waarnemingscentrum heeft een raad van bestuur, bestaande uit een vertegenwoordiger van elke Lid-Staat lidstaat, twee vertegenwoordigers van de Commissie en √ , ∏ twee ? onafhankelijke deskundigen ⎪ personen met een bijzondere wetenschappelijke deskundigheid ? met een bijzondere kennis ⎪ op het gebied van drugs √ , ∏ die door het Europees Parlement zijn aangewezen op grond van hun bijzondere deskundigheid op dit gebied. ?, en een vertegenwoordiger van elk land dat een akkoord in de zin van artikel 21 van deze verordening heeft gesloten. ⎪ √Ieder lid van de raad van bestuur heeft één stem,∏ ? uitgezonderd de vertegenwoordigers van de landen die een akkoord in de zin van artikel 21 van deze verordening hebben gesloten die geen stemrecht hebben. ⎪ √De besluiten van de raad van bestuur worden met een meerderheid van twee derde van de stemgerechtigde leden genomen ∏ ? , behalve in de gevallen die in lid 6 van dit artikel en in artikel 20 zijn genoemd.⎪ Ieder lid van de raad van bestuur mag door een plaatsvervangend lid worden bijgestaan of vertegenwoordigd. Bij afwezigheid van √ een gewoon lid met stemrecht, mag dit recht ∏ door het plaatsvervangende lid worden uitgeoefend. ê 302/93 De raad van bestuur mag vertegenwoordigers van internationale organisaties waarmee het Waarnemingscentrum samenwerkt overeenkomstig artikel 12 20 als waarnemer zonder stemrecht uitnodigen. ⎢302/93 (aangepast) ?nieuw 2. De raad van bestuur kiest uit zijn leden een voorzitter ? en een vice-voorzitter ⎪ voor een periode van drie jaar; de voorzitter is éénmaal verkiesbaar √ hun mandaat kan eenmaal worden verlengd. ∏ De voorzitter ? en de vice-voorzitter nemen deel aan de stemming. ⎪ neemt aan de stemming deel. Ieder lid van de raad van bestuur heeft één stem. De besluiten van de raad van bestuur worden met een meerderheid van twee derde van de leden genomen, behoudens in de in artikel 5, lid 3, bedoelde gevallen, waarin de besluiten genomen worden met eenparigheid van stemmen van de leden, en in de in lid 3 van het onderhavige artikel bedoelde gevallen. De raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast. ? 3. De raad van bestuur wordt bijeengeroepen door de voorzitter. ⎪ De raad van bestuur komt ten minste eenmaal per jaar bijeen. √ Hij houdt ten minste eenmaal per jaar een gewone vergadering. ∏ ?De directeur neemt zonder stemrecht deel aan de vergaderingen van de raad van bestuur en neemt het secretariaat daarvan waar.⎪ 34. De raad van bestuur stelt, aan de hand van een door de directeur van het Waarnemingscentrum ingediend ontwerp, na raadpleging van het Wetenschappelijk Comité wetenschappelijk comité en na advies van de Commissie en de Raad, een driejarig werkprogramma vast, ? dat wordt ingediend bij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie ⎪. Het eerste driejarig programma wordt binnen negen maanden na de inwerkingtreding van deze verordening met eenparigheid van stemmen vastgesteld. De raad van bestuur besluit met een meerderheid van drie vierde van zijn leden of de verdere driejarenprogramma's worden aangenomen met de in lid 2, tweede alinea, van het onderhavige artikel vermelde meerderheid van stemmen, of met eenparigheid van stemmen. 4.5. In het kader van het driejarig werkprogramma stelt de raad van bestuur ieder jaar het jaarlijks werkprogramma van het Waarnemingscentrum vast, aan de hand van een door de directeur ingediend ontwerp, na raadpleging van het Wetenschappelijk Comité wetenschappelijk comité en na advies van de Commissie. ?Het werkprogramma wordt ingediend bij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. ⎪ Het programma √ Het ∏ kan volgens dezelfde procedure in de loop van het jaar worden gewijzigd. ∫nieuw 6. Ingeval de Commissie het niet eens is met het driejarige of het jaarlijkse werkprogramma, worden deze programma’s door de raad van bestuur met een viervijfde meerderheid goedgekeurd. ⎢1651/2003 Art. 1, punt 2 5.7. De raad van bestuur stelt het jaarverslag over de activiteiten van het Waarnemingscentrum vast en dient dit uiterlijk op 15 juni in bij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de Rekenkamer en de lidstaten. 6.8. Het Waarnemingscentrum doet de begrotingsautoriteit jaarlijks alle relevante informatie over de resultaten van de evaluatieprocedures toekomen. ∫nieuw Artikel 10 Uitvoerend comité 1. De raad van bestuur wordt bijgestaan door een uitvoerend comité. Het uitvoerend comité bestaat uit de voorzitter en de vice-voorzitter van de raad van bestuur, en twee vertegenwoordigers van de Commissie. De directeur neemt aan de vergaderingen van het comité deel zonder stemrecht. 2. Het uitvoerend comité komt ten minste tweemaal per jaar bijeen en zo vaak als nodig is om de besluiten van de raad van bestuur voor te bereiden en de directeur bij te staan en te adviseren. Het neemt namens de raad van bestuur besluiten over de aangelegenheden waarin het financieel reglement van de EWDD voorziet en die door deze verordening niet aan de raad van bestuur zijn voorbehouden. De besluiten van het comité worden met gewone meerderheid van stemmen genomen. ê 302/93 ?nieuw Artikel 9 11 Directeur 1. Het Waarnemingscentrum staat onder leiding van een directeur die voor een periode van vijf jaar op voordracht van de Commissie door de raad van bestuur wordt benoemd; ? deze ambtstermijn kan op voorstel van de Commissie en na evaluatie eenmaal met een periode van niet meer dan vijf jaar worden verlengd.⎪ ∫nieuw In de evaluatie beoordeelt de Commissie met name de volgende punten: - de in de eerste ambtstermijn behaalde resultaten en de wijze waarop die zijn bereikt; - de taken en eisen waaraan het Waarnemingscentrum de komende jaren moet voldoen. 2. Bij benoeming voor een eerste ambtstermijn, van ten hoogste twee ambtstermijnen, kan de door de raad van bestuur voor de functie van directeur voorgedragen kandidaat onverwijld worden verzocht een verklaring voor het Europees Parlement af te leggen en vragen van de leden van die instelling te beantwoorden. ê 302/93 3. De directeur is verantwoordelijk voor: - - (a) de opstelling en uitvoering van de door de raad van bestuur vastgestelde besluiten en programma's; - - (b) het dagelijks bestuur; - (c) de voorbereiding van de werkprogramma's; ⎢1651/2003 Art. 1, punt 3 - (d) de opstelling van de ontwerp-raming van de ontvangsten en de uitgaven, alsmede met de uitvoering van de begroting van het Waarnemingscentrum; ê 302/93 (aangepast) ?nieuw - - (e) de voorbereiding en publikatie publicatie van de in deze verordening bedoelde verslagen; - (f) alle personeelszaken ? de afwikkeling van alle aangelegenheden die verband houden met het personeel en in het bijzonder de uitoefening van de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag;⎪ ∫nieuw - (g) de vaststelling van het organisatieschema van het Waarnemingscentrum en indiening daarvan bij de raad van bestuur voor goedkeuring; ê 302/93 - (h) de uitvoering van de in de artikelen 1 en 2 genoemde taken.; ∫nieuw - (i) de regelmatige evaluatie van de werkzaamheden van het Waarnemingscentrum. ⎢302/93 (aangepast) 2. 4. De directeur legt aan de raad van bestuur verantwoording af over zijn werkzaamheden en woont de vergaderingen van de raad van bestuur bij. ê 302/93 3. 5. De directeur is de wettige vertegenwoordiger van het Waarnemingscentrum. ∫nieuw Artikel 12 Het horen van de directeur door het Europees Parlement De directeur dient jaarlijks bij het Europees Parlement een algemeen verslag in over de activiteiten van het Waarnemingscentrum. Bovendien kan de directeur op elk gewenst moment door het Europees Parlement worden gehoord over een onderwerp dat verband houdt met de activiteiten van het Waarnemingscentrum. ê 302/93 Artikel 10 13 Wetenschappelijk Comité 1. De raad van bestuur en de directeur worden bijgestaan door een Wetenschappelijk Comité wetenschappelijk comité dat tot taak heeft in de in deze verordening bepaalde gevallen advies uit te brengen over alle door de raad van bestuur of door de directeur aan dat Comité comité voorgelegde wetenschappelijke vraagstukken betreffende de activiteiten van het Waarnemingscentrum. De adviezen van het Wetenschappelijk Comité wetenschappelijk comité worden gepubliceerd. 2. Het Wetenschappelijk Comité bestaat uit een vertegenwoordiger van elke Lid-Staat. De raad van bestuur kan maximaal zes andere leden aanwijzen op grond van hun bijzondere deskundigheid. ∫nieuw 2. De raad van bestuur stelt per lidstaat één lid aan in het wetenschappelijk comité op basis van door de lidstaten voorgestelde personen die werden geselecteerd op grond van hun ervaring en hun wetenschappelijke deskundigheid van hoog niveau op het gebied van drugs en drugsverslaving en rekening houdend met het gegeven dat het comité multidisciplinair van aard moet zijn en alle wetenschappelijke terreinen moet bestrijken die verband houden met de drugs- en drugsverslavingsproblematiek. Het kan daarbij om de volgende, doch ook om andere terreinen gaan: biomedisch onderzoek, neurowetenschappen, criminologie, onderwijswetenschappen, epidemiologie, economie, forensische wetenschappen, recht, beleidsevaluatie en –analyse, politicologie, preventie-evaluatie/-onderzoek, verslavingspsychiatrie, psychologie, psychofarmacologie, volksgezondheid, kwalitatief onderzoek, maatschappelijk werk, statistiek, sociologie, opinieonderzoek, toxicologie en behandelingsevaluatie/-onderzoek. De leden van het wetenschappelijk comité worden op persoonlijke titel benoemd en zijn bij het geven van advies volkomen onafhankelijk van de lidstaten en de Europese instellingen. De raad van bestuur keurt onder de door de lidstaten voorgedragen personen een panel van deskundigen goed van wie er nu en dan, op advies van de voorzitter van het wetenschappelijk comité, maximaal vijf door de directeur zullen worden gekozen om deel te nemen aan het uitgebreide wetenschappelijk comité dat is bedoeld in artikel 6, lid 2, van Besluit 2005/387/JBZ van de Raad van 10 mei 2005 inzake de uitwisseling van informatie, de risicobeoordeling en de controle ten aanzien van nieuwe psychoactieve stoffen. ê 302/93 3.4. De leden van het Wetenschappelijk Comité wetenschappelijk comité worden benoemd voor een periode van drie jaar; zij kunnen worden herbenoemd. ⎢302/93 (aangepast) 4.5. Het Wetenschappelijk Comité wetenschappelijk comité kiest zijn voorzitter voor een periode van drie jaar. 5. Het wetenschappelijk comite √ Het ∏ wordt ten minste eenmaal per jaar door zijn voorzitter bijeengeroepen. ⎢1651/2003 Art. 1, punt 4 (aangepast) Artikel 11 14 Opstelling van de begroting 1. Voor elk begrotingsjaar, dat samenvalt met het kalenderjaar, worden alle ontvangsten en uitgaven van het Waarnemingscentrum geraamd en vervolgens opgenomen in de begroting van het Waarnemingscentrum. 2. De ontvangsten en uitgaven van de begroting van het Waarnemingscentrum zijn in evenwicht. 3. De ontvangsten van het Waarnemingscentrum bestaan, afgezien van andere bronnen van inkomsten, uit een op de algemene begroting van de Europese Unie (afdeling Commissie) opgevoerde subsidie van de Gemeenschap, betalingen voor verleende diensten en eventuele financiële bijdragen van de respectievelijk in artikel 12 en artikel 13 20 en artikel 21 bedoelde organisaties en instanties en derde landen. 4. De uitgaven van het waarnemingscentrum omvatten met name: (a) de salarissen van het personeel, de uitgaven voor administratie en infrastructuur, de huishoudelijke uitgaven; ⎢1651/2003 Art. 1, punt 4 (aangepast) ?nieuw (b) de uitgaven ter ondersteuning van de nationale informatienetwerken die deel uitmaken van het Reitox ? -knooppunten ⎪ en de uitgaven in verband met de contracten met de gespecialiseerde centra. ê 1651/2003 Art. 1, punt 4 5. De raad van bestuur stelt jaarlijks, op basis van een ontwerp van de directeur, de raming van de ontvangsten en uitgaven van het Waarnemingscentrum voor het volgende begrotingsjaar vast. Deze raming, die tevens een ontwerp-personeelsformatie bevat, wordt samen met het werkprogramma van het Waarnemingscentrum uiterlijk op 31 maart door de raad van bestuur bij de Commissie ingediend. 6. De raming wordt samen met het voorontwerp van algemene begroting van de Europese Unie door de Commissie ingediend bij het Europees Parlement en de Raad (hierna '«de begrotingsautoriteit»' genoemd). 76. Op basis van deze raming neemt de Commissie de geraamde bedragen die zij nodig acht met betrekking tot de personeelsformatie en het bedrag van de subsidie ten laste van de algemene begroting op in het voorontwerp van de algemene begroting van de Europese Unie, dat zij overeenkomstig artikel 272 van het Verdrag voorlegt aan de begrotingsautoriteit. ⎢1651/2003 Art. 1, punt 4 (aangepast) 87. De begrotingsautoriteit keurt de kredieten voor de subsidie aan het Waarnemingscentrum goed. √ en ∏ De begrotingsautoriteit stelt de personeelsformatie van het Waarnemingscentrum vast. ⎢1651/2003 Art. 1, punt 4 98. De begroting wordt vastgesteld door de raad van bestuur. De begroting wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Europese Unie. De begroting wordt zo nodig dienovereenkomstig aangepast. 109. De raad van bestuur stelt de begrotingsautoriteit zo spoedig mogelijk in kennis van de projecten die hij voornemens is te realiseren en die aanzienlijke financiële gevolgen voor de financiering van zijn begroting kunnen hebben, met name onroerendgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen. Hij brengt de Commissie daarvan op de hoogte. Wanneer een tak van de begrotingsautoriteit kennis heeft gegeven van zijn voornemen om een advies te verstrekken, doet hij dit advies aan de raad van bestuur toekomen binnen een termijn van zes weken te rekenen vanaf de kennisgeving van het project. ê 1651/2003 Art. 1, punt 5 Artikel 11 bis 15 Uitvoering van de begroting 1. De directeur voert de begroting uit. 2. Uiterlijk op 1 maart van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar, dient de rekenplichtige van het Waarnemingscentrum de voorlopige rekeningen met het verslag over het budgettair en financieel beheer van het begrotingsjaar in bij de rekenplichtige van de Commissie. De rekenplichtige van de Commissie consolideert de voorlopige rekeningen van de instellingen en de gedecentraliseerde organen overeenkomstig artikel 128 van het algemeen Financieel Reglement. 3. Uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar, dient de rekenplichtige van de Commissie de voorlopige rekeningen van het Waarnemingscentrum met het verslag over het budgettair en financieel beheer van het begrotingsjaar in bij de Rekenkamer. Het verslag over het budgettair en financieel beheer van het begrotingsjaar wordt ook toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad. 4. Na ontvangst van de opmerkingen van de Rekenkamer over de voorlopige rekeningen van het Waarnemingscentrum overeenkomstig artikel 129 van het algemeen Financieel Reglement maakt de directeur onder zijn eigen verantwoordelijkheid de definitieve rekeningen van het Waarnemingscentrum op en legt deze voor advies voor aan de raad van bestuur. 5. De raad van bestuur van het Waarnemingscentrum brengt advies uit over de definitieve rekeningen van het Waarnemingscentrum. 6. Uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar dient de directeur van het Waarnemingscentrum de definitieve rekeningen met het advies van de raad van bestuur in bij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer. 7. De definitieve rekeningen worden gepubliceerd. 8.7. De directeur van het Waarnemingscentrum dient uiterlijk op 30 september een antwoord op de opmerkingen van de Rekenkamer in bij deze instelling. Hij/zij dient dit antwoord ook in bij de raad van bestuur. 9.8. De directeur verstrekt het Europees Parlement op verzoek, overeenkomstig het bepaalde in artikel 146, lid 3, van het algemeen Financieel Reglement, alle inlichtingen die nodig zijn voor het goede verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar. 10.9. Vóór 30 april van het jaar N + 2 verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, de directeur kwijting voor de uitvoering van de begroting van het begrotingsjaar N. 11.10. De financiële regeling die van toepassing is op het Waarnemingscentrum wordt vastgesteld door de raad van bestuur, na raadpleging van de Commissie. Deze financiële regeling mag slechts van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[21] afwijken indien de specifieke vereisten van de taakverrichting van het Waarnemingscentrum dit noodzakelijk maken, en met voorafgaande instemming van de Commissie. ∫nieuw Artikel 16 Fraudebestrijding Ter bestrijding van fraude, corruptie en andere onrechtmatige handelingen is Verordening (EG) nr. 1073/1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zonder beperking op het Waarnemingscentrum van toepassing. De financieringsbesluiten, alsmede alle contracten en uitvoeringsinstrumenten die uit die besluiten voortvloeien, bepalen uitdrukkelijk dat de Rekenkamer en OLAF, indien nodig, bij de begunstigden van middelen van het Waarnemingscentrum tot controle ter plaatse kunnen overgaan. ê 302/93 Artikel 14 17 Voorrechten en immuniteiten Het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is op het Waarnemingscentrum van toepassing. ⎢302/93 (aangepast) ?nieuw Artikel 15 18 Personeelsstatuut Het personeel van het Waarnemingscentrum is onderworpen aan de verordeningen en regelingen van toepassing op de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen. ?Het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen, de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen en de regels die de instellingen van de Europese Gemeenschappen gezamenlijk hebben goedgekeurd met het oog op de toepassing van dat statuut en die regeling, zijn van toepassing op het personeel van het Waarnemingscentrum.⎪ ∫nieuw Bij de aanstelling van personeelsleden uit derde landen na het sluiten van de in artikel 21 bedoelde akkoorden moeten in ieder geval het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen worden nageleefd. ê 302/93 ?nieuw Het Waarnemingscentrum oefent ten aanzien van zijn personeel de bevoegdheden uit die aan het tot aanstelling bevoegde gezag zijn toegekend. De raad van bestuur stelt in overleg met de Commissie de passende uitvoeringsbepalingen vast ? volgens de regelingen van artikel 110 van het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen.⎪ ∫nieuw De raad van bestuur kan bepalingen goedkeuren waardoor uit de lidstaten gedetacheerde nationale deskundigen voor het Waarnemingscentrum kunnen werken. ê 302/93 Artikel 16 19 Aansprakelijkheid 1. De contractuele aansprakelijkheid van het Waarnemingscentrum is geregeld bij de wet die op het desbetreffende contract van toepassing is. Het Hof van Justitie is bevoegd uitspraak te doen krachtens een arbitragebeding dat in een door het Waarnemingscentrum gesloten contract is opgenomen. 2. Wat de niet-contractuele aansprakelijkheid betreft dient het Waarnemingscentrum, overeenkomstig de algemene beginselen van de rechtsstelsels die de Lid-Staten lidstaten gemeen hebben, de door het Waarnemingscentrum of door het personeel ervan bij de uitoefening van hun functies veroorzaakte schade te vergoeden. Het Hof van Justitie is bevoegd in geschillen betreffende de vergoeding van dergelijke schade uitspraak te doen. 3. De persoonlijke aansprakelijkheid van de personeelsleden ten opzichte van het Waarnemingscentrum wordt geregeld bij de bepalingen die op het personeel van het Waarnemingscentrum van toepassing zijn. ⎢302/93 (aangepast) Artikel 12 20 Samenwerking met andere √ nationale en internationale ∏ organisaties en instanties Onverminderd de betrekkingen die de Commissie overeenkomstig artikel 229 √ 302 ∏ van het Verdrag kan onderhouden, streeft het Waarnemingscentrum actief naar samenwerking met internationale organisaties en andere, met name Europese, gouvernementele of niet-gouvernementele organisaties die bevoegd zijn op het gebied van drugs. ∫nieuw Deze samenwerking moet gebaseerd zijn op werkafspraken met voornoemde instanties en organisaties. Deze regelingen worden door de raad van bestuur, na advies van de Commissie, goedgekeurd op basis van een door de directeur ingediend ontwerp. Indien de Commissie het niet eens is met deze afspraken, worden deze door de raad van bestuur met een viervijfde meerderheid goedgekeurd. ⎢302/93 (nieuw) ?nieuw Artikel 13 21 Openstelling voor derde landen 1. Het Waarnemingscentrum staat open voor deelneming door derde landen die het belang van de Gemeenschap en van haar Lid-Staten lidstaten bij de doelstellingen en het werk van het Waarnemingscentrum delen, krachtens akkoorden tussen deze derde landen en de Gemeenschap op grond van artikel 235 ? 300 ⎪ van het Verdrag. 2. De raad van bestuur kan over de deelneming van door derde landen voorgestelde deskundigen aan de in artikel 2, punt 2, bedoelde ad hoc werkgroepen besluiten, op voorwaarde dat de betrokkenen zich ertoe verbinden de bepalingen van artikel 6 in acht te nemen. Artikel 17 22 Bevoegdheid van het Hof van Justitie Het Hof van Justitie is bevoegd uitspraak te doen in gevallen waarin overeenkomstig artikel 173 √ 230 ∏ van het Verdrag beroep is ingesteld tegen het Waarnemingscentrum. Artikel 18 23 ? Evaluatie⎪ Vverslag ? De Commissie geeft opdracht voor een externe evaluatie van het Waarnemingscentrum die om de zes jaar moet worden verricht, zodat zij samenvalt met de voltooiing van twee driejarige werkprogramma’s van het Waarnemingscentrum. Deze evaluatie moet ook betrekking hebben op het Reitox-systeem. ⎪ In het derde jaar na de inwerkingtreding van deze verordening legt de √ De ∏ Commissie ? legt het evaluatieverslag voor ⎪ aan het Europees Parlement ? , de Raad en de raad van bestuur. ⎪ en aan de Raad een verslag voor over hetgeen het Waarnemingscentrum heeft verwezenlijkt, alsmede eventueel voorstellen tot aanpassing of tot uitbreiding van de taken van het Waarnemingscentrum, met name in het licht van de ontwikkeling van de bevoegdheden van de Gemeenschap. ∫nieuw De Commissie dient, zo nodig, in deze context een voorstel in ter herziening van de bepalingen van deze verordening in het licht van de ontwikkelingen in het kader van de regelgevende organen, overeenkomstig de procedure van artikel 251 van het Verdrag. Het Europees Parlement en de Raad behandelen dit voorstel en onderzoeken in het bijzonder of wijzigingen in de samenstelling van de raad van bestuur nodig zijn, in overeenstemming met het voor Europese regelgevende organen aan te nemen algemene kader. ê Artikel 24 Intrekking Verordening (EEG) nr. 302/93 wordt ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III. ⎢302/93 (aangepast) Artikel 1925 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op de dag waarop de bevoegde autoriteiten een beslissing over de vestigingsplaats van het Waarnemingscentrum hebben genomen √ van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie ∏ . ê 302/93 Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat lidstaat. Gedaan te Voor het Europees Parlement Voor de Raad De Voorzitter De Voorzitter ⎢302/93 (aangepast) ?nieuw BIJLAGE I A. De werkzaamheden van het Waarnemingscentrum worden verricht met inachtneming van de respectieve bevoegdheden van de Gemeenschap en van haar Lid-Staten lidstaten op het gebied van drugs zoals vastgelegd in het Verdrag. ?Deze werkzaamheden hebben betrekking op de verschillende aspecten van de drugs- en drugsverslavingsproblematiek en op de antwoorden die daarop worden geformuleerd. De Commissie zal zich daarbij laten leiden door de drugsstrategieën en de actieplannen die door de Europese Unie zijn goedgekeurd. ⎪ De door het Waarnemingscentrum ingewonnen informatie zal betrekking hebben op de volgende werkterreinen: ? De prioritaire werkterreinen van het EWDD zijn: ⎪ ∫nieuw (1) het volgen van de stand van zaken met betrekking tot de drugsproblematiek, met name aan de hand van epidemiologische of andere indicatoren en het volgen van nieuwe trends, in het bijzonder die waarbij sprake is van polydruggebruik; (2) het volgen van de antwoorden die worden geformuleerd op drugsgerelateerde problemen; (3) het beoordelen van de risico’s van nieuwe psychoactieve stoffen en het onderhouden van een systeem voor vroegtijdige waarschuwing in verband met het gebruik van deze drugs en tevens aangaande nieuwe methoden om bestaande psychoactieve stoffen te gebruiken; (4) de ontwikkeling van middelen en instrumenten aan de hand waarvan de lidstaten gemakkelijker op hun nationale beleid kunnen toezien en dit evalueren en aan de hand waarvan de Europese Commissie gemakkelijker op het beleid van de Unie kan toezien en dit evalueren. ê 302/93 1. - (terugdringing van de) vraag naar drugs; 2. nationale en communautaire strategieën en beleid (in het bijzonder: beleid, actieplannen, wetgeving, internationale, bilaterale en communautaire activiteiten en overeenkomsten); 3. internationale samenwerking en geopolitiek van het aanbod (in het bijzonder: samenwerkingsprogramma's, informatie over producerende landen en doorvoerlanden); 4. strijd tegen en controle op de handel in verdovende middelen, psychotrope stoffen en uitgangsstoffen, als bepaald in de desbetreffende bestaande of toekomstige internationale verdragen en communautaire wetgeving[22]; 5. gevolgen van het verschijnsel drugs voor de producerende, verbruikende en doorvoerlanden, binnen de grenzen van de door het Verdrag bestreken gebieden, met inbegrip van het witwassen van geld, zoals omschreven in de bestaande of toekomstige communautaire besluiten ter zake[23] . ê 302/93 B. De Commissie stelt, met het oog op de verspreiding ervan, de informatie en statistische gegevens waarover zij krachtens haar bevoegdheden beschikt, ter beschikking van het Waarnemingscentrum. ê 302/93 C. Gedurende de eerste drie jaar wordt bijzondere aandacht besteed aan de vraag en de terugdringing van de vraag. é BIJLAGE II Ingetrokken verordening en de achtereenvolgende wijzigingen daarvan Verordening (EEG) nr. 302/93 van de Raad | PB L 36 van 12.2.1993, blz. 1. | Verordening (EEG) nr. 3294/94 van de Raad | PB L 341 van 30.12.1994, blz. 7. | Verordening (EG) nr. 2220/2000 van de Raad | PB L 253 van 7.10.2000, blz. 1. | Verordening (EG) nr. 1651/2003 van de Raad | PB L 245 van 29.9.2003, blz. 30. | BIJLAGE III Concordantietabel Verordening (EEG) nr. 302/93 van de Raad | Deze verordening | Artikel 1 | Artikel 1 | - | Artikel 1, lid 3, tweede zin | Artikel 2, punt A, inleidende zin | Artikel 2, punt a), inleidende zin | Artikel 2, punt A, onder 1 | Artikel 2, punt a), onder i), eerste zin | - | Artikel 2, punt a), onder i), tweede zin | Artikel 2, punt An onder 2 tot en met 5 | Artikel 2, punt a), onder ii) tot en met v) | Artikel 2, punt B, inleidende zin | Artikel 2, punt b), inleidende zin | Artikel 2, punt B, onder 6, eerste zin | Artikel 2, punt b), onder i), eerste zin | - | Artikel 2, punt b), onder i), tweede zin | Artikel 2, punt B, onder 7 | Artikel 2, punt b), onder ii) | Artikel 2, punt C, inleidende zin | Artikel 2, punt c), inleidende zin | Artikel 2, punt C, onder 8 tot en met 10 | Artikel 2, punt c), onder i) tot en met iii) | - | Artikel 2, punt c), onder iii), tweede zin | Artikel 2, punt D, inleidende zin | Artikel 2, punt d), inleidende zin | Artikel 2, punt D, onder 11 tot en met 14 | Artikel 2, punt d), onder i) tot en met iv) | - | Artikel 2, punt d), onder iv), eerste zin | Artikel 3 | Artikel 4 | Artikel 4 | Artikel 3 | Artikel 5 | Artikel 5 | Artikel 5, lid 1 | Artikel 5, lid 1, tweede zin | - | Artikel 5, lid 2, onder a), b) en c) | - | Artikel 5, leden 3, 4 en 5 | Artikel 6 | Artikel 6 | - | Artikel 6, eerste zin | Artikel 6 bis | Artikel 7 | Artikel 7 | Artikel 8 | - | Artikel 8, titel | - | Artikel 8, lid 2 | Artikel 8 | Artikel 9 | Artikel 8, lid 1 | Artikel 9, lid 1, eerste zin | Artikel 8, lid 1 | Artikel 9, lid 1, tweede zin | Artikel 8, lid 2 | Artikel 9, lid 2, eerste zin | - | Artikel 9, lid 3 | Artikel 8, lid 3 | Artikel 9, lid 4 | Artikel 8, lid 3 | Artikel 9, lid 4, eerste zin | Artikel 8, lid 4 | Artikel 9, lid 5 | - | Artikel 9, lid 5, tweede zin | - | Artikel 9, lid 6 | Artikel 8, leden 5 en 6 | Artikel 9, leden 7 en 8 | - | Artikel 10 | Artikel 9 | Artikel 11 | Artikel 9, lid 1, eerste alinea | Artikel 11, lid 1, eerste alinea | - | Artikel 11, lid 1, tweede alinea | - | Artikel 11, lid 2 | Artikel 9, lid 1, tweede alinea | Artikel 11, lid 3 | Artikel 9, lid 1, eerste alinea, eerste tot en met zesde streepje | Artikel 11, lid 3, onder a) tot en met f) | - | Artikel 11, lid 3, onder f), tweede zin | - | Artikel 11, lid 3, onder g) | Artikel 9, lid 1, zevende streepje | Artikel 11, lid 3, onder h) | - | Artikel 11, lid 3, onder i) | Artikel 9, leden 2 en 3 | Artikel 11, leden 4 en 5 | - | Artikel 12 | Artikel 10 | Artikel 13 | Artikel 10, lid 2 | Artikel 13, lid 2, eerste, tweede en derde alinea | Artikel 10, leden 3, 4 en 5 | Artikel 13, leden 4 en 5 | Artikel 11, leden 1, 2, 3 en 4 | Artikel 14, leden 1, 2, 3 en 4 | Artikel 11, lid 4, onder b) | Artikel 14, lid 4, onder b), eerste zin | Artikel 11, lid 5 | Artikel 14, lid 5, eerste alinea | Artikel 11, lid 6 | Artikel 14, lid 5, tweede alinea | Artikel 11, leden 7 tot en met 10 | Artikel 14, leden 6 tot en met 9 | Artikel 11 bis, leden 1, 2, 3, 4 en 5 | Artikel 15, leden 1, 2, 3, 4 en 5 | Artikel 11 bis, lid 6 | Artikel 15, lid 6, eerste alinea | Artikel 11 bis, lid 7 | Artikel 15, lid 6, tweede alinea | Artikel 11 bis, leden 8 tot en met 11 | Artikel 15, leden 7 tot en met 10 | - | Artikel 16 | Artikel 12 | Artikel 20 | - | Artikel 20, tweede alinea | Artikel 13, lid 1 | Artikel 21 | Artikel 13, lid 2 | - | Artikel 14 | Artikel 17 | Artikel 15 | Artikel 18 | - | Artikel 18, tweede alinea | Artikel 15, derde alinea | Artikel 18, vierde alinea, laatste zin | - | Artikel 18, vijfde alinea | Artikel 16 | Artikel 19 | Artikel 17 | Artikel 22 | Artikel 18 | Artikel 23 | - | Artikel 23, eerste zin | Artikel 23, tweede alinea | - | Artikel 24 | Artikel 19 | Artikel 25 | Bijlage, punt A, eerste alinea | Bijlage I, punt A, eerste alinea | - | Bijlage I, punt A, tweede alinea | Bijlage I, punt A, onder 1 tot en met 4 | Bijlage, punt A, onder 1 tot en met 4 | - | Bijlage, punt B | Bijlage I, punt B | Bijlage, punt C | - | - | Bijlage II | - | Bijlage III | [1] PB C […] van […], blz. […]. [2] PB C […] van […], blz. […]. [3] PB C […] van […], blz. […]. [4] PB C […] van […], blz. […]. [5] PB L 36 van 12.2.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1651/2003 (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 30). [6] Zie bijlage II. [7] PB nr. L 326 van 24.11.1990, blz. 56. [8] PB nr. L 326 van 24.11.1990, blz. 57. [9] PB nr. L 357 van 20.12.1999, Blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 900/92 (PB nr. L 96 van 10.4.1992, blz. 1). [10] PB nr. L 166 van 28.6.1991, blz. 77. [11] PB L 127 van 20.5.2005, blz. 32. [12] CORDROGUE 67 van 15 november 2001. [13] PB nr. C 185 van 22.7.1989, blz. 1. [14] PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1. [15] PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43. [16] PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1. [17] PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15. [18] PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1. [19] PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43. [20] PB L 245 van 29.9.2003, blz. 30. [21] PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72 (+ Rectificatie PB L 2 van 7.1.2003, blz. 39). [22] Wat de vigerende internationale overeenkomsten ter zake betreft, worden met name de VN-overeenkomsten bedoeld voor zover de Gemeenschap daarbij partij is of zou kunnen worden.Wat de vigerende communautaire besluiten ter zake betreft, wordt met name bedoeld Verordening (EEG) nr. 3677/90 van de Raad van 13 december 1990 houdende maatregelen om te voorkomen dat bepaalde stoffen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen.Het betreft alleen informatie die de Lid-Staten krachtens het huidige en toekomstige Gemeenschapsrecht aan de Commissie moeten verstrekken. [23] Wat de vigerende communautaire besluiten ter zake betreft, gaat het, wat het witwassen van geld betreft, om Richtlijn 91/308/EEG van de Raad van 10 juni 1991 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld.Het betreft alleen informatie die de Lid-Staten krachtens het huidige en toekomstige Gemeenschapsrecht aan de Commissie moeten verstrekken.