Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52005PC0244

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening van het Protocol inzake bodembescherming, het Protocol inzake energie en het Protocol inzake toerisme bij de Alpenovereenkomst

/* COM/2005/0244 def. */

52005PC0244

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening van het Protocol inzake bodembescherming, het Protocol inzake energie en het Protocol inzake toerisme bij de Alpenovereenkomst /* COM/2005/0244 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 7.6.2005

COM(2005)244 definitief

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de ondertekening van het Protocol inzake bodembescherming, het Protocol inzake energie en het Protocol inzake toerisme bij de Alpenovereenkomst

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. ACHTERGROND

Tal van milieuproblemen zijn van grensoverschrijdende aard en kunnen alleen via internationale samenwerking doeltreffend worden aangepakt. Om deze reden is in artikel 174 van het EG-Verdrag bepaald dat een van de kerndoelstellingen van het beleid van de Europese Gemeenschap (EG) ten aanzien van het milieu het bevorderen op internationaal vlak van maatregelen is om het hoofd te bieden aan regionale milieuproblemen.

Aangezien het Alpengebied een vanuit milieuoogpunt zeer gevoelige regio is, moet de EG meer aandacht aan dat gebied besteden en de juiste manier vinden om de problemen daarvan aan te kunnen pakken. De Commissie onderschrijft het streven naar een hoog niveau van milieubescherming door rekening te houden met het uiteenlopende karakter van de in de verschillende regio’s bestaande situaties. De prioriteitsgebieden van het zesde Milieuactieprogramma[1] - klimaatverandering, natuur en biodiversiteit, gezondheid en levenskwaliteit, alsmede natuurlijke hulpbronnen en afval - kunnen in berggebieden door middel van internationale overeenkomsten worden bevorderd en versterkt.

De Overeenkomst inzake de bescherming van de Alpen, de zogeheten Alpenovereenkomst, is door de Europese Gemeenschap op 7 november 1991 te Salzburg ondertekend; de Gemeenschap heeft de Overeenkomst vervolgens bij Besluit 96/191/EG van de Raad van 26 februari 1996[2] geratificeerd, waarna deze op 4 april 1998 in werking is getreden. De overige overeenkomstsluitende partijen zijn Oostenrijk, Frankrijk, Duitsland, Italië, Liechtenstein, Monaco, Slovenië en Zwitserland.

Voor het Besluit van de Raad bestonden de volgende redenen; deze zijn nog steeds geldig:

(1) De sluiting van de overeenkomst past in het kader van deelneming van de Gemeenschap aan internationale milieubeschermingsactiviteiten als aanbevolen in het vijfde Milieuactieprogramma (1992) van de Europese Gemeenschappen

(2) De bescherming van de Alpen [vormt], wegens het grensoverschrijdend karakter van de economische, sociale en ecologische problematiek van het Alpengebied, een belangrijke uitdaging voor alle lidstaten.

Krachtens artikel 2, leden 2 en 3, van de Alpenovereenkomst, worden in de verschillende protocollen concrete maatregelen vastgesteld om deze doelstellingen te verwezenlijken. Door ratificatie van de Alpenovereenkomst, verbindt de EG zich ertoe de uit de Overeenkomst voortvloeiende verplichtingen na te komen. De ondertekening en ratificatie van de protocollen passen binnen het kader van het milieubeleid van de Europese Gemeenschap; in het bijzonder artikel 174, lid 4, van het EG-Verdrag voorziet uitdrukkelijk in internationale samenwerking op milieugebied. Een en ander spoort ook met het zesde Milieuactieprogramma. Ten slotte leveren de Alpenovereenkomst en de hieraan gehechte protocollen waardoor de overeenkomst wordt vervolledigd, een raamwerk voor duurzame ontwikkeling dat gebaseerd is op de beginselen van subsidiariteit, preventie en samenwerking, alsook op het beginsel “de vervuiler betaalt” alle beleidsbeginselen van de EG.

De overeenkomst valt duidelijk binnen het kader van het EG-milieubeleid, als aangegeven in artikel 174 van het EG-Verdrag. De protocollen zijn te beschouwen als maatregelen om de overeenkomst operationeel te maken. Hoewel elk van de protocollen op zich een internationale overeenkomst vormt, zijn zij alle van de Alpenovereenkomst afgeleid. Derhalve is het passend alle protocollen vanuit een milieuoogpunt te bezien en ze een gemeenschappelijke rechtsgrondslag - artikel 174 e.v. van het EG-Verdrag - te geven, ook al streven zij elk specifieke doelstellingen na.

De landen die de Alpenovereenkomst hebben ondertekend, hebben tevens alle protocollen ondertekend. Duitsland, Oostenrijk, Slovenië en Liechtenstein hebben de protocollen geratificeerd en deze zijn vervolgens in werking getreden. Frankrijk, Italië en Zwitserland doen momenteel de nodige inspanningen om de protocollen te ratificeren.

2. DE GEMEENSCHAP EN DE PROTOCOLLEN

De Europese Commissie heeft drie protocollen aangeduid die volgens haar thans door de Europese Gemeenschap zouden moeten worden ondertekend. Dit zijn de Protocollen inzake bodembescherming, energie en toerisme. De Commissie heeft reeds een voorstel voor de ondertekening van het Protocol inzake vervoer goedgekeurd, dat door de Raad moet worden ondertekend. De Protocollen inzake ruimtelijke ordening en duurzame ontwikkeling, berglandbouw, en natuurbescherming zijn reeds door de Europese Gemeenschap ondertekend. De ondertekening van de Protocollen inzake bergbossen en inzake geschillenregeling zal in een later stadium worden overwogen.

a) Protocol inzake bodembescherming

Het Protocol inzake bodembescherming bij de Alpenovereenkomst komt met een aantal concrete richtsnoeren voor maatregelen op het vlak van bodembescherming, in overeenstemming met de overwegingen van de Commissie over de met betrekking met bodembescherming aan te houden strategie[3] en de desbetreffende resolutie van het Europees Parlement[4]. Een van de voornaamste doelstellingen, welke in artikel 1 van het Protocol uiteen wordt gezet, is het veiligstellen van de multifunctionele rol van de bodem op basis van het idee van duurzame ontwikkeling. Met het oog hierop moet de duurzame productiviteit van de bodem worden verzekerd, uit hoofde van zijn natuurlijke functie (als levensbasis en levensruimte voor mensen, dieren en planten, als een cruciaal element van natuur en landschap, als onderdeel van het ecosysteem en als genetische hulpbron), als een archief van natuur- en cultuurgeschiedenis, en om te garanderen dat deze voor land- en bosbouw, stedenbouw en toerisme, voor andere economische doeleinden, vervoer en infrastructuur, en als bron van grondstoffen kan worden gebruikt.

Het Protocol kan helpen om passende maatregelen op nationaal en regionaal niveau te nemen, aangezien bij iedere benadering van de bodembeschermingsproblematiek rekening moet worden gehouden met het sterk uiteenlopende karakter van de in Europa bestaande regionale en plaatselijke omstandigheden. De ondertekening en ratificatie van het Protocol zou een concrete stap vormen ter versterking van de strategie van de Commissie, aangezien er, volgens de conclusies van de Raad betreffende een geïntegreerde bodembescherming[5] vooruitgang te verwachten is. En inderdaad kunnen verscheidene elementen van het Protocol als bouwstenen worden gebruikt voor een communautair beleid inzake bodembescherming, zoals de bodembewakingsvereisten, de aanwijzing van risicogebieden voor bodemerosie, overstromingen en aardverschuivingen, een inventaris van vervuilde gebieden en het aanleggen van geharmoniseerde databases.

De Commissie stelt echter voor een verklaring betreffende artikel 12, lid 3, van het Protocol inzake bodembescherming op te stellen over het gebruik van zuiveringsslib dat moet worden geïnterpreteerd in het licht van de Richtlijn van de Raad van 12 juni 1986 betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem, bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw (86/278/EEG)[6]. De Commissie is van oordeel dat slib nuttige eigenschappen kan hebben voor de landbouw, dat het derhalve gerechtvaardigd is toepassing ervan in de landbouw aan te moedigen mits het correct wordt gebruikt, en dat het gebruik van zuiveringsslib geen afbreuk mag doen aan de kwaliteit van de bodem en van de landbouwproductie, zoals zij aangeeft in de zevende overweging van deze richtlijn; verder mogen er haars inziens geen nadelige gevolgen voor de mens (directe of indirecte gevolgen voor de menselijke gezondheid), dieren, planten en het milieu, zoals zij in de vijfde overweging en artikel 1 van de richtlijn stelt.

Nog een verklaring die wordt voorgesteld betreft artikel 17, lid 2, van het Protocol inzake bodembescherming. Dit artikel moet zo worden geïnterpreteerd dat verzekerd wordt dat er afvalbeheersplannen voor de voorbehandeling, behandeling en verwijdering van afval en residuen worden opgesteld en uitgevoerd, ten einde bodemverontreiniging te vermijden en te waarborgen dat een en ander niet alleen met de milieueisen maar ook met de vereisten aangaande de menselijke gezondheid te verenigen is.

Wat artikel 19, lid 2, en artikel 21, lid 2, betreft, wordt een verklaring voorgesteld dat het gemeenschappelijke observatiesysteem uit hoofde van de Alpenovereenkomst zoveel mogelijk verenigbaar zou moeten zijn met het wereldwijde aardobservatiesysteem van systemen (Global Earth Observation System of Systems - GEOSS). Aardobservatiesystemen voorzien in metingen aan lucht, water, en land, op de grond, vanuit de lucht, of vanuit de ruimte. Werden deze metingen vroeger in elk van deze milieucompartimenten afzonderlijk verricht, tegenwoordig worden deze elementen tezamen bezien en worden de onderlinge wisselwerkingen bestudeerd. Het wereldwijde aardobservatiesysteem van systemen wordt gezien als een gedistribueerd systeem van systemen waarbij wordt voortgebouwd op actuele samenwerkingsinspanningen binnen bestaande observatie- en verwerkingssystemen, waarbij met eigen mandaten wordt gewerkt en een systeem tot stand wordt gebracht dat steeds tijdig de nodige bruikbare en accurate gegevens, informatie, producten en diensten oplevert voor alle legitieme gebruikers overal ter wereld.

b) Protocol inzake energie

In het zesde Milieuactieprogramma[7] staat te lezen hoe de Europese Gemeenschap zich ertoe verbindt de klimaatverandering te bestrijden en een duurzaam beheer en gebruik van natuurlijke hulpbronnen te bevorderen. Er dienen specifieke maatregelen te worden genomen om de energie-efficiëntie te vergroten, het gebruik van hernieuwbare energie te bevorderen en te waarborgen dat de klimaatverandering in andere beleidssectoren worden geïntegreerd.

De partijen bij het Protocol inzake energie zijn overeengekomen passende maatregelen te treffen met betrekking tot de besparing, de productie, het transport, de levering en het gebruik van energie, ten einde de voorwaarden voor duurzame ontwikkeling te helpen creëren.

De bepalingen van het Protocol sluiten aan bij het door de Commissie gevoerde beleid ter zake[8] en de ondertekening van het Protocol zou tevens de grensoverschrijdende samenwerking met Zwitserland, Liechtenstein en Monaco ten goede komen. Mede hierdoor zou kunnen worden verzekerd dat onze regionale partners en wij dezelfde doelstellingen nastreven en dat dergelijke initiatieven de gehele ecoregio van het Alpengebied bestrijken. De Europese Unie (EU) heeft zich verbonden tot het nemen van een aantal milieubeleidsmaatregelen die op regionaal niveau kunnen en moeten worden bevorderd door middel van hiertoe geschikte (inter)gouvernementele samenwerkingsverbanden als de Alpenovereenkomst.

Wel stelt de Commissie voor met betrekking tot artikel 9 van het Protocol inzake energie een voorbehoud betreffende kernenergiekwesties toe te voegen. Wat de EG aangaat, wordt in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM) in deze vereisten voorzien. Noch het te nemen besluit, noch het besluit waarbij de Alpenovereenkomst wordt geratificeerd, is gebaseerd op het EURATOM-Verdrag: beide besluiten stoelen uitsluitend op het EG-Verdrag. Dientengevolge kan de EG, bij ontbreken van een adequate juridische grondslag, dit artikel niet onderschrijven, zolang het niet in meer algemene termen wordt geherformuleerd.

c) Protocol inzake toerisme

Het toerisme is in de meeste delen van het Alpengebied een sector van zeer grote economische betekenis en ondervindt rechtstreeks de gevolgen van sociale en milieuimpacten. Daar deze bergregio een uniek en ecologisch gezien zeer gevoelig gebied vormt, is het met het oog op een duurzame ontwikkeling van de regio uiterst belangrijk dat er een evenwicht tussen economische belangen en milieuoverwegingen wordt gevonden. De bewoners van de Alpenregio gaan wel degelijk in hun eigen gebied op vakantie, maar de bezoekers komen toch voor het grootste deel van buitenaf. Het toerisme wordt steeds meer een wereldomspannend fenomeen, ook al moeten de nodige matregelen op nationaal of regionaal niveau worden genomen.

Met haar onlangs goedgekeurde Mededeling over “Basisrichtsnoeren voor een duurzaam Europees toerisme”[9] wil de Commissie specifieke met het toerisme samenhangende problemen en bijkomende uitdagingen voor bepaalde gebieden in het bijzonder, zoals de Alpen, aanpakken. Een belangrijke benadering is het bevorderen van duurzame consumptiepatronen in de toeristische sector.

In het onlangs goedgekeurde werkdocument over communautaire maatregelen die op het toerisme van invloed zijn[10] wordt duidelijk aangetoond dat het Europese en internationale toerisme door een veelheid aan EU-beleidsmaatregelen en wettelijke maatregelen direct of indirect beïnvloed wordt.

Het Protocol inzake toerisme, dat globaal tot doel heeft door middel van specifieke maatregelen en aanbevelingen een milieuvriendelijk en duurzaam toerisme te bevorderen, kan worden gebruikt als instrument om de milieuaspecten van een duurzame ontwikkeling van het toerisme in economische en sociale strategieën te integreren.

De ondertekening van het Protocol zou een krachtig politiek signaal zijn voor het Alpengebied, en voor berggebieden in het algemeen, en verder een concrete stap vormen bij de follow-up van de Wereldtop over Duurzame Ontwikkeling en het Internationale Jaar (2002) van het ecotoerisme.

3. CONCLUSIES

De Alpenovereenkomst en de hieraan gehechte protocollen vormen een instrument met behulp waarvan de Europese Gemeenschap haar milieubeschermingsmaatregelen voor een groot bijzonder gevoelig grensoverschrijdend gebied kan versterken. De Europese Gemeenschap neemt de doelstellingen van de Overeenkomst en de protocollen uitermate serieus. De ondertekening van de protocollen zal hiervan een duidelijk teken zijn.

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de ondertekening van het Protocol inzake bodembescherming, het Protocol inzake energie en het Protocol inzake toerisme bij de Alpenovereenkomst

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 175, lid 1, en 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin,

Gezien het voorstel van de Commissie[11].

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Overeenkomst inzake de bescherming van de Alpen (Alpenovereenkomst) is namens de Europese Gemeenschap ondertekend op 7 november 1991[12].

(2) De protocollen vormen een belangrijke stap bij de tenuitvoerlegging van de Alpenovereenkomst, en de Europese Gemeenschap neemt de doelstellingen van deze overeenkomst uitermate serieus.

(3) Economische, sociale en ecologische grensoverschrijdende problemen in de Alpen blijven ons in dit hoogst gevoelige gebied voor een grote uitdaging stellen.

(4) Het beleid van de Gemeenschap, in het bijzonder in het kader van de prioritaire gebieden van het zesde Milieuactieprogramma[13], moeten in het Alpengebied worden bevorderd en versterkt.

(5) Het is passend dat deze protocollen, onder voorbehoud van sluiting, door de Gemeenschap worden ondertekend.

BESLUIT:

Enig artikel

De voorzitter van de Raad wordt hierbij gemachtigd de persoon/personen aan te wijzen die bevoegd is/zijn namens de Gemeenschap, onder voorbehoud van sluiting, het Protocol inzake bodembescherming, het Protocol inzake energie en het Protocol inzake het toerisme bij de Alpenovereenkomst, gedaan te Salzburg op 7 november 1991, te ondertekenen, en aan deze persoon/personen de hiertoe benodigde bevoegdheid over te dragen.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De Voorzitter

VERKLARING VAN DE EUROPESE COMMISSIE

BETREFFENDE ARTIKEL 12, LID 3, VAN HET PROTOCOL INZAKE BODEMBESCHERMING VAN DE ALPENOVEREENKOMST

Bovenstaand artikel moet worden geïnterpreteerd tegen de achtergrond van Richtlijn 86/278/EEG van de Raad van 12 juni 1986 betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem, bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw (86/278/EEG)[14]. De Commissie is van oordeel dat slib nuttige eigenschappen kan hebben voor de landbouw en dat het derhalve gerechtvaardigd is toepassing ervan in de landbouw aan te moedigen mits het correct wordt gebruikt. Bovendien meent de Commissie is dat het gebruik van zuiveringsslib geen afbreuk mag doen aan de kwaliteit van de bodem en van de landbouwproductie, zoals zij aangeeft in de zevende overweging van deze richtlijn, en verder geen nadelige gevolgen mag hebben voor de mens (directe en indirecte gevolgen voor de menselijke gezondheid), dieren, planten en het milieu, zoals zij in de vijfde overweging en artikel 1 van de richtlijn stelt.

VERKLARING VAN DE EUROPESE COMMISSIE

BETREFFENDE ARTIKEL 17, LID 2, VAN HET PROTOCOL INZAKE BODEMBESCHERMING VAN DE ALPENOVEREENKOMST

Artikel 17, lid 2, van het Protocol inzake bodembescherming moet zo worden geïnterpreteerd dat verzekerd wordt dat er afvalbeheersplannen voor de voorbehandeling, behandeling en verwijdering van afval en residuen worden opgesteld en uitgevoerd, ten einde bodemverontreiniging te vermijden en te waarborgen dat een en ander niet alleen met de milieueisen maar ook met de vereisten aangaande de menselijke gezondheid te verenigen is.

VERKLARING VAN DE EUROPESE COMMISSIE

BETREFFENDE ARTIKEL 19, LID 2, EN ARTIKEL 21, LID 2, VAN HET PROTOCOL INZAKE BODEMBESCHERMING VAN DE ALPENOVEREENKOMST

Wat artikel 19, lid 2, en artikel 21, lid 2, betreft, moet het gemeenschappelijke observatiesysteem zoveel mogelijk verenigbaar zijn met het Global Earth Observation System of Systems (GEOSS).

VOORBEHOUD VAN DE EUROPESE COMMISSIE

BETREFFENDE ARTIKEL 9 VAN HET PROTOCOL INZAKE ENERGIE VAN DE ALPENOVEREENKOMST

Artikel 9 van het Protocol inzake energie betreft vraagstukken op het gebied van kernenergie. Wat de EG aangaat, wordt in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM) in deze vereisten voorzien. Noch het te nemen besluit, noch het besluit waarbij de Alpenovereenkomst wordt geratificeerd, is gebaseerd op het EURATOM-Verdrag: beide besluiten stoelen uitsluitend op het EG-Verdrag. Dientengevolge kan de EG, bij ontbreken van een adequate juridische grondslag, dit artikel niet onderschrijven, zolang het niet in meer algemene termen wordt geherformuleerd.

PROTOCOL INZAKE DE TOEPASSING VAN DE ALPENOVEREENKOMST

VAN 1991 OP HET GEBIED VAN

BODEMBESCHERMING

PROTOCOL "BODEMBESCHERMING"

Preambule

De Bondsrepubliek Duitsland,

De Republiek Oostenrijk,

De Franse Republiek,

De Italiaanse Republiek,

Het Vorstendom Liechtenstein,

Het Vorstendom Monaco,

De Republiek Slovenië,

De Zwitserse Bondsstaat,

alsmede

De Europese Gemeenschap,

Conform hun opdracht, die voortvloeit uit de Overeenkomst inzake de bescherming van de Alpen (Alpenovereenkomst) van 7 november 1991, om een totaalbeleid te voeren voor de bescherming en duurzame ontwikkeling van het Alpengebied,

Ingevolge hun verplichtingen die voortvloeien uit artikel 2, leden 2 en 3, van de Alpenovereenkomst,

Met het doel de kwantitatieve en kwalitatieve bodemaantasting te verminderen, met name door de toepassing van bodemvriendelijke productiemethoden in de land- en bosbouw, spaarzame bodemontginning, erosiebestrijding en beperking van bodemafdichting,

Erkennende dat de bescherming van de Alpenbodem, het duurzame beheer ervan en het herstel van de natuurlijke functies ervan op aangetaste plaatsen van algemeen belang zijn,

Erkennende dat de Alpen, als een van de grootste aaneengesloten natuurgebieden in Europa, een buitengewoon kwetsbare ecologische diversiteit en dito ecosystemen bezitten, waarvan de functionaliteit moet worden beschermd,

Ervan overtuigd dat de plaatselijke bevolking in staat moet zijn haar eigen sociaal, cultureel en economisch ontwikkelingsplan uit te werken en deel te nemen aan de tenuitvoerlegging ervan binnen het bestaande institutionele kader,

Zich ervan bewust dat enerzijds het Alpengebied een belangrijk leefkader voor de lokale bevolking en kader voor economische activiteiten en een recreatieruimte voor de bewoners van andere regio's vormt, en dat anderzijds het behoud van de bodemfuncties in gevaar kan worden gebracht door de verschillende gebruikseisen die zich in het beperkte Alpengebied concentreren en dat om deze reden de economische belangen in overeenstemming moeten worden gebracht met de milieueisen,

Erkennende het feit dat bodems een bijzondere plaats innemen binnen de ecosystemen, dat het herstel ervan en de regeneratie van beschadigde bodems slechts zeer traag verlopen, dat wegens de bijzondere topografische kenmerken van het Alpengebied de bodemerosie heviger zou kunnen worden, dat zich enerzijds in bodems verontreinigende stoffen verzamelen en dat anderzijds vanuit besmette bodems verontreinigende stoffen aangrenzende ecosystemen kunnnen binnenkomen en een risico kunnnen vormen voor de mens, dieren en planten,

Zich ervan bewust dat het bodemgebruik, met name door de verstedelijking, de ontwikkeling van industrie en ambacht, de infrastructuren, de mijnbouw, het toerisme, de land- en bosbouw en het vervoer tot kwalitatieve of kwantitatieve bodemaantasting kan leiden en dat derhalve passende en geïntegreerde maatregelen voor preventie, beperking van de schade en sanering zouden moeten worden voorgesteld om de bodem te beschermen,

Overwegende dat de bodembescherming velerlei repercussies heeft op andere beleidssectoren in het Alpengebied en dat deze bijgevolg met de andere disciplines en sectoren moet worden gecoördineerd,

Ervan overtuigd dat bepaalde problemen slechts in een grensoverschrijdend kader zijn op te lossen en gemeenschappelijke maatregelen vereisen van de Alpenstaten, die door de ondertekenende partijen naargelang van de bestaande middelen moeten worden uitgevoerd,

zijn overeengekomen hetgeen volgt:

Hoofdstuk I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Doelstellingen

(1) Dit protocol dient voor de uitvoering van de verbintenissen die de partijen bij de Alpenovereenkomst op het gebied van bodembescherming zijn aangegaan.

(2) De bodem,

1. in de natuurlijke functies ervan zoals:

a) levensbasis en levensruimte voor de mens, dieren, planten en micro-organismen,

b) karakteristiek element van de natuur en landschappen,

c) deel van de ecosystemen, met name de cycli van water en voedingselementen,

d) transformerend en regulerend medium voor de aanvoer van stoffen, met name door het filtreervermogen, de bufferwerking en het opslagvermogen ervan, in het bijzonder in verband met de grondwaterbescherming,

e) genetisch reservoir,

2. in zijn functies van archief van de natuurlijke processen en cultuurgeschiedenis en,

3. met het oog op het beschermen van het gebruik ervan als

a) gebied voor landbouw inclusief weidebouw en bosbouw

b) oppervlakte voor urbanisatie en toeristische activiteiten

c) gebied voor ander economische doeleinden, vervoer, toelevering en distributie, afwatering en afvallozing,

d) vindplaats van natuurlijke hulpbronnen,

moet duurzaam in stand worden gehouden in al zijn componenten. Met name moeten de ecologische functies van de bodem als essentieel element van de ecosystemen op lange termijn kwalitatief en kwantitatief worden gewaarborgd en beschermd. Het herstel van beschadigde bodems moet worden bevorderd.

(3) De te nemen maatregelen hebben met name tot doel een op de plaatselijke omstandigheden afgestemd bodemgebruik, zuinig gebruik van de oppervlakte, preventie van erosie en veranderingen die nadelig zijn voor de bodemstructuur en minimalisering van de inbrenging van bodemverontreiningende stoffen.

(4) Met name dienen ook de voor het Alpengebied typische bodemdiversiteit en kenmerkende plaatsen te worden beschermd en bevorderd.

(5) Van bijzonder belang in dit verband is het preventiebeginsel, dat het waarborgen van de functionaliteit en gebruiksmogelijkheden van de bodem voor verschillende doeleinden alsmede de beschikbaarheid ervan voor toekomstige generaties met het oog op duurzame ontwikkeling omvat.

Artikel 2

Fundamentele verplichtingen

(1) De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe de juridische en administratieve maatregelen te nemen die nodig zijn voor het beschermen van de bodem in het Alpengebied. Het toezicht op die maatregelen gebeurt onder verantwoordelijkheid van de nationale autoriteiten.

(2) Bij gevaar van ernstige en persistente aantasting van de functionaliteit van de bodem moeten beschermingsaspecten in de regel primeren op gebruiksaspecten.

(3) De overeenkomstsluitende partijen onderzoeken de mogelijkheden om de in dit protocol voor de bodembescherming in het Alpengebied bedoelde maatregelen te ondersteunen door fiscale en/of financiële maatregelen. Voor maatregelen die verenigbaar zijn met de bodembescherming en de doelstellingen van een zuinig en ecologisch bodemgebruik zou bijzondere steun moeten worden toegekend.

Artikel 3

Inaanmerkingneming van de doelstellingen in het overige beleid

De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe met de doelstellingen van dit protocol eveneens rekening te houden in hun overige beleid. In de Alpen is dit met name van toepassing in de sectoren ruimtelijke ordening, stedenbouw en vervoer, energie, land- en bosbouw, ontginning van grondstoffen, industrie, ambacht, toerisme, natuurbescherming en landschapszorg, water-, afval- en luchtkwaliteitsbeheer.

Artikel 4

Participatie van lagere overheden

(1) Elke overeenkomstsluitende partij bepaalt binnen het bestaande institutionele kader het beste niveau voor coördinatie en samenwerking tussen de rechtstreeks betrokken instellingen en lagere overheden teneinde de solidaire verantwoordelijkheid te bevorderen, met name voor het benutten en ontwikkelen in het Alpengebied van synergieën bij de toepassing van het bodembeschermingsbeleid alsook bij de tenuitvoerlegging van de daaruit voortvloeiende maatregelen.

(2) De rechtstreeks betrokken lagere overheden nemen, met inachtneming van hun bevoegdheden, binnen het bestaande institutionele kader deel aan de verschillende stadia van uitstippeling en tenuitvoerlegging van dit beleid en deze maatregelen.

Artikel 5

Internationale samenwerking

(1) De overeenkomstsluitende partijen zorgen voor versterkte internationale samenwerking tussen de respectieve bevoegde instellingen, met name ten aanzien van de instelling van bodemkadasters, bodemobservatie, afbakening van en toezicht op gebieden met beschermde bodems en gebieden met verontreinigde bodems alsmede risicogebieden, beschikbaarstelling en harmonisering van databases, coördinatie van onderzoek inzake bodembescherming in de Alpen alsook informatie-uitwisseling.

(2) De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe de hinderpalen voor internationale samenwerking tussen de lagere overheden in het Alpengebied uit de weg te ruimen en de oplossing van gemeenschappelijke problemen op het meest geschikte niveau te bevorderen.

(3) Wanneer de vaststelling van bodembeschermingsmaatregelen tot de nationale of internationale bevoegdheid behoort, moeten de lagere overheden de mogelijkheid hebben doeltreffend de belangen van de bevolking uiteen te zetten.

Hoofdstuk II

Specifieke maatregelen

Artikel 6

Afbakening van gebieden

De overeenkomstsluitende partijen zien erop toe dat beschermingswaardige bodems eveneens worden meegenomen bij de afbakening van beschermde gebieden. Met name moeten bodem- en rotsformaties worden beschermd die kenmerkend zijn of van bijzonder belang voor de kennis van de evolutie van de aarde.

Artikel 7

Zuinig en voorzichtig bodemgebruik

(1) Bij de opstelling en uitvoering van de plannen en/of programma's bedoeld in lid 3 van artikel 9 van het protocol "Ruimtelijke ordening en duurzame ontwikkeling" moet rekening worden gehouden met de bodembeschermingseisen, met name de eis van zuinig bodem- en oppervlaktegebruik.

(2) Teneinde bodemafdichting en bodemgebruik te beperken, zien de overeenkomstsluitende partijen toe op de toepassing van oppervlaktebesparende en bodemvriendelijke bouwwijzen. Bij stadsontwikkeling geven zij de voorkeur aan opvulling van het binnenstedelijk gebied en beperking van agglomeratie-uitbreiding.

(3) Bij studies van de effecten op het milieu en de ruimte van grote projecten in de sectoren industrie, bouwwerken en infrastructuren voor met name vervoer, energie en toerisme dient in het kader van de nationale procedures rekening te worden gehouden met de bodembescherming en het beperkte ruimteaanbod in het Alpengebied.

(4) Wanneer de natuurlijke gesteldheid dit toelaat, moeten bodems die niet meer worden gebruikt of aangetast zijn, met name stortplaatsen, slakkenbergen, infrastructuren en skipistes in hun oorspronkelijke staat hersteld of opnieuw in cultuur gebracht worden.

Artikel 8

Zuinig gebruik en bodemvriendelijke ontginning van grondstoffen

(1) De overeenkomstsluitende partijen zien toe op zuinig gebruik van uit de bodem gewonnen grondstoffen. Zij dragen er zorg voor dat bij voorkeur vervangingsproducten worden gebruikt en dat de recyclagemogelijkheden worden uitgeput of de ontwikkeling ervan wordt aangemoedigd.

(2) Bij de ontginning, behandeling en het gebruik van uit de bodem gewonnen grondstoffen moet aantasting van de andere bodemfuncties zoveel mogelijk worden beperkt. In gebieden die van bijzonder belang zijn voor de bescherming van de bodemfuncties en in waterwingebieden zou moeten worden afgezien van de ontginning van grondstoffen.

Artikel 9

Bescherming van de bodem van wetlands en veengebieden

(1) De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich tot het beschermen van hoog- en laagveen. Met het oog hierop dient op middellange termijn ernaar te worden gestreefd volledig over te schakelen op vervangingsproducten voor veen.

(2) In wetlands en veenland moeten drainagemaatregelen enkel gericht zijn op onderhoud van de bestaande netten behalve in verantwoorde uitzonderlijke gevallen. Maatregelen voor het herstel van gedraineerde gebieden in hun oorspronkelijke staat zouden moeten worden aangemoedigd.

(3) In de regel zou moerasland niet mogen worden gebruikt; indien moerasland voor de landbouw wordt gebruikt, moet het worden geëxploiteerd met behoud van zijn specificiteit.

Artikel 10

Afbakening en behandeling van risicogebieden

(1) De overeenkomstsluitende partijen komen overeen de Alpengebieden die blootgesteld zijn aan geologische, hydrogeologische en hydrologische risico's, met name grondbewegingen (grondverschuivingen, stromende lava, grondverzakkingen), lawines en overstromingen, te karteren en kadastraal te inventariseren en zo nodig risicogebieden af te bakenen. In voorkomende gevallen moet met seismische risico's rekening worden gehouden.

(2) De overeenkomstsluitende partijen zien erop toe dat in de risicogebieden zoveel mogelijk natuurlijke engineeringtechnieken worden aangewend met gebruikmaking van landschapsgebonden lokale en traditionele materialen. Deze maatregelen moeten worden ondersteund door passende bosbouwmaatregelen.

Artikel 11

Afbakening en behandeling van de door erosie bedreigde Alpengebieden

(1) De overeenkomstsluitende partijen komen overeen de door oppervlakte-erosie getroffen Alpengebieden te karteren en deze onder te brengen in het grondkadaster volgens vergelijkbare criteria voor het kwantificeren van de bodemerosie, indien dat nodig is voor de bescherming van materiële goederen.

(2) De bodemerosie moet tot het strikte minimum worden beperkt. De door bodemerosie en grondverschuivingen beschadigde oppervlakten zouden moeten worden gesaneerd voorzover nodig voor de bescherming van de mens en materiële goederen.

(3) Met het oog op de bescherming van de mens en materiële goederen dienen bij voorkeur natuurlijke waterbouw-, engineering- en bosbouwtechnieken te worden toegepast om de erosie door water af te remmen en het effect van afvloeiend water te verminderen.

Artikel 12

Landbouw, weidebouw en bosbouw

(1) Met het oog op de bescherming tegen erosie en schadelijke bodemverdichting verbinden de overeenkomstsluitende partijen zich ertoe een op de plaatselijke omstandigheden afgestemde goede praktijk te volgen met betrekking tot landbouw, weidebouw en bosbouw.

(2) Ten aanzien van de toevoer van stoffen ten gevolge van het gebruik van mest of gewasbeschermingsmiddelen streven de overeenkomstsluitende partijen ernaar gemeenschappelijke criteria voor een goede technische praktijk uit te werken en toe te passen. De aard en hoeveelheid meststoffen en de bemestingsperiode moeten afgestemd zijn op de behoeften van de planten, rekening houdend met de in de bodem voorhanden nutriënten en het organische materiaal alsmede met de teelt- en milieu-omstandigheden. Een bijdrage daaraan wordt geleverd door de toepassing van ecologische/biologische en geïntegreerde productiemethoden en het vastleggen van veebezettingsplafonds op grond van de natuurlijke gesteldheid van het milieu en de plantengroei.

(3) In alpenweiden moet met name het gebruik van minerale meststoffen en synthetische gewasbeschermingsmiddelen worden geminimaliseerd. Er zou moeten worden afgezien van het gebruik van slib van zuiveringsinstallaties.

Artikel 13

Bosbouwkundige en andere maatregelen

(1) Ten aanzien van de bergbossen die in grote mate hun eigen standplaats of vooral agglomeraties, vervoersinfrastructuren, akkerland en andere beschermen, verbinden de overeenkomstsluitende partijen zich ertoe prioriteit te geven aan deze beschermende functie en hun bosbeheer op de instandhouding ervan af te stemmen. Deze bergbossen moeten op hun natuurlijke standplaats behouden worden.

(2) Met name moeten de bossen zodanig worden geëxploiteerd en onderhouden dat bodemerosie en schadelijke bodemverdichting worden voorkomen. Daartoe moeten aan de standplaats aangepaste bosbouw en natuurlijke regeneratie van bossen worden gestimuleerd.

Artikel 14

Effecten van toeristische infrastructuren

(1) De overeenkomstsluitende partijen spannen zich op de meest aangewezen wijze in om:

- negatieve effecten van toeristische activiteiten op de bodem in de Alpen te voorkomen;

- door intense toeristische exploitatie aangetaste bodems te stabiliseren met name en voorzover mogelijk door het herstel van het plantendek en het gebruik van natuurvriendelijke engineeringtechnieken. Er moet voor worden gezorgd dat dergelijke gebruiksschade zich in de toekomst niet meer voordoet;

- vergunningen voor de aanleg en egalisering van skipistes in bossen met een beschermende functie enkel toe te kennen bij wijze van uitzondering en mits compenserende maatregelen worden genomen, en geen vergunningen toe te kennen in instabiele gebieden.

(2) Chemische en biologische additieven voor het gebruiksklaar maken van de pistes zijn slechts toegelaten indien de milieuvriendelijkheid ervan gegarandeerd is.

(3) Ingeval grote schade aan de bodem en vegetatie zou worden vastgesteld, nemen de overeenkomstsluitende partijen zo spoedig mogelijk de nodige herstelmaatregelen.

Artikel 15

Beperking van de toevoer van verontreinigende stoffen

(1) De overeenkomstsluitende partijen spannen zich tot het uiterste in om de toevoer van verontreinigende stoffen naar de bodem via de atmosfeer, het water, afvalstoffen en voor het milieu schadelijke stoffen zoveel mogelijk en preventief te verminderen. Er wordt voorrang gegeven aan maatregelen die de emissies beperken bij de bron.

(2) Teneinde besmetting van de bodem door het gebruik van gevaarlijke stoffen te voorkomen, stellen de overeenkomstsluitende partijen technische bepalingen vast, voorzien zij in controles en voeren zij onderzoeksprogramma's en informatieacties uit.

Artikel 16

Ecologisch gebruik van producten om te strooien tegen gladheid

De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe het gebruik van strooizout tot een minimum te beperken en voorzover mogelijk minder verontreinigende producten zoals grind en zand tegen gladheid te strooien.

Artikel 17

Besmette bodems, vroeger verontreinigde terreinen, programma's voor afvalbeheer

(1) De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe hun vroeger verontreinigde terreinen en oppervlakten waarvan vermoed wordt dat zij verontreinigd zijn te inventariseren en te beschrijven (inventaris van vroeger verontreinigde terreinen) teneinde de staat van deze oppervlakten te onderzoeken en volgens vergelijkbare methoden de daardoor veroorzaakte risico's te beoordelen.

(2) Om besmetting van de bodem te voorkomen en met het oog op een voorbehandeling, behandeling en de storting van afvalstoffen en residuen die het milieu niet belasten moeten afvalbeheersprogramma's worden uitgewerkt en uitgevoerd.

Artikel 18

Aanvullende maatregelen

De overeenkomstsluitende partijen kunnen bodembeschermingsmaatregelen nemen ter aanvulling van de in dit protocol bedoelde maatregelen.

Hoofdstuk III

Onderzoek, opleiding en informatie

Artikel 19

Onderzoek en observatie

(1) De overeenkomstsluitende partijen stimuleren en harmoniseren in nauwe samenwerking onderzoek en systematische observatie die nuttig blijken om de doelstellingen van dit protocol te bereiken.

(2) De overeenkomstsluitende partijen zien erop toe dat de nationale resultaten van het onderzoek en de systematische observatie geïntegreerd worden in een gemeenschappelijk systeem voor permanente observatie en informatie en dat deze toegankelijk worden gemaakt voor het publiek binnen het bestaande institutionele kader.

(3) De overeenkomstsluitende partijen komen overeen hun alpiene onderzoeksprojecten betreffende bodembescherming te coördineren rekening houdend met de andere nationale en internationale onderzoeksontwikkelingen en overwegen gemeenschappelijke onderzoeksactiviteiten uit te voeren.

(4) Er wordt bijzondere aandacht besteed aan evaluaties van de kwetsbaarheid van bodems voor de diverse menselijke activiteiten, aan evaluatie van het regeneratievermogen van bodems en aan de studie van de best aangepaste desbetreffende technieken.

Artikel 20

Opzetten van geharmoniseerde databases

(1) De overeenkomstsluitende partijen komen overeen in het kader van het informatie- en observatiesysteem voor de Alpen vergelijkbare databases (pedologische parameters, monsterneming, analysemethoden, evaluatie) te creëren en te voorzien in de mogelijkheid van gegevensuitwisseling.

(2) De overeenkomstsluitende partijen spreken af welke voor de bodem gevaarlijke stoffen prioritair moeten worden geanalyseerd, en streven ernaar vergelijkbare evaluatiecriteria te vinden.

(3) De overeenkomstsluitende partijen streven ernaar de bodemgesteldheid in het Alpengebied op dezelfde beoordelingsgrondslag en volgens geharmoniseerde methodes op representatieve wijze te inventariseren rekening houdend met de geologische en hydrogeologische situatie.

Artikel 21

Creëren van permanente waarnemingspunten en coördineren van de observatie van

het milieu

(1) De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe in het Alpengebied permanente waarnemingspunten (controle en technische follow-up) te creëren en in een panalpien bodemobservatienetwerk te integreren.

(2) De overeenkomstsluitende partijen komen overeen hun nationale bodemobservatie met de milieu-instellingen te coördineren in de sectoren lucht, water, flora en fauna.

(3) In het kader van deze studies zetten de overeenkomstsluitende partijen volgens vergelijkbare criteria bodemmonsterbanken op.

Artikel 22

Opleiding en informatie

De overeenkomstsluitende partijen bevorderen basis- en voortgezette opleiding en informatieverstrekking aan het publiek betreffende doelstellingen, maatregelen en uitvoering van dit protocol.

Hoofdstuk IV

Uitvoering, controle en evaluatie

Artikel 23

Uitvoering

De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe zorg te dragen voor de uitvoering van dit protocol door alle passende maatregelen te nemen binnen het bestaande institutionele kader.

Artikel 24

Controle op de nakoming van de verplichtingen

(1) De overeenkomstsluitende partijen brengen aan het Permanent Comité regelmatig verslag uit over de krachtens dit protocol genomen maatregelen. In de verslagen wordt eveneens ingegaan op de doeltreffendheid van de genomen maatregelen. De Alpenconferentie bepaalt de frequentie van de verslagen.

(2) Het Permanent Comité onderzoekt deze verslagen teneinde na te gaan of de overeenkomstsluitende partijen hun verplichtingen zijn nagekomen die voortvloeien uit dit protocol. Het comité kan ook aanvullende informatie aan de betrokken overeenkomstsluitende partijen vragen of gebruik maken van andere informatiebronnen.

(3) Het Permanent Comité stelt ter attentie van de Alpenconferentie een verslag op betreffende de nakoming door de overeenkomstsluitende partijen van de verplichtingen die voortvloeien uit dit protocol.

(4) De Alpenconferentie neemt kennis van dit verslag. Indien zij vaststelt dat de verplichtingen niet zijn nagekomen, kan zij aanbevelingen goedkeuren.

Artikel 25

Evaluatie van de doeltreffendheid van de bepalingen

(1) De overeenkomstsluitende partijen onderzoeken en evalueren regelmatig de doeltreffendheid van de bepalingen van dit protocol. Voorzover dit voor het verwezenlijken van de doelstellingen nodig blijkt, overwegen zij de goedkeuring van passende wijzigingen van dit protocol.

(2) De lagere overheden worden binnen het bestaande institutionele kader betrokken bij deze evaluatie. De op dit gebied actieve niet-gouvernementele organisaties kunnen worden geraadpleegd.

Hoofdstuk V

Slotbepalingen

Artikel 26

Relaties tussen de Alpenovereenkomst en het protocol

(1) Dit protocol vormt een protocol van de Alpenovereenkomst in de zin van artikel 2 en de andere relevante artikelen van de overeenkomst.

(2) Niemand kan partij worden bij dit protocol indien hij geen partij is bij de Alpenovereenkomst. Elke opzegging van de Alpenovereenkomst geldt eveneens als opzegging van dit protocol.

(3) Wanneer de Alpenconferentie beraadslaagt over kwesties betreffende dit protocol, kunnen alleen de partijen bij dit protocol deelnemen aan de stemming.

Artikel 27

Ondertekening en ratificering

(1) Dit protocol kan op 16 oktober 1998 door de staten die de Alpenovereenkomst hebben ondertekend en de Europese Gemeenschap worden ondertekend; vanaf 16 november 1998 kan het bij de Republiek Oostenrijk, de depositaris, worden ondertekend.

(2) Dit protocol treedt ten aanzien van de overeenkomstsluitende partijen die uiting hebben gegeven aan hun instemming om door het genoemde protocol te worden gebonden, in werking drie maanden na de datum waarop drie staten hun ratificatie-, aanvaardings- of goedkeuringsakte hebben nedergelegd.

(3) Ten aanzien van de overeenkomstsluitende partijen die op een later tijdstip uiting geven door hun instemming om aan het protocol gebonden te worden, treedt het protocol in werking drie maanden na de datum van nederlegging van de ratificatie-, aanvaardings- of goedkeuringsakte. Na de vankrachtwording van een wijziging van het protocol wordt elke nieuwe partij bij dit protocol partij bij het protocol zoals gewijzigd.

Artikel 28

Kennisgevingen

De depositaris stelt iedere in de preambule genoemde staat en de Europese Gemeenschap, wat dit protocol betreft, in kennis van:

a) iedere ondertekening,

b) de nederlegging van iedere ratificatie-, aanvaardings- of goedkeuringsakte,

c) iedere datum van inwerkingtreding,

d) iedere verklaring die door een overeenkomstsluitende of ondertekenende partij wordt afgelegd,

e) iedere opzegging die door een overeenkomstsluitende partij wordt medegedeeld, inclusief de datum van inwerkingtreding ervan.

Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder dit protocol hebben gesteld.

Gedaan te Bled, op 16 oktober 1998, in het Frans, Duits, Italiaans en Sloveens, zijnde de vier teksten gelijkelijk authentiek, in één exemplaar dat wordt nedergelegd in het staatsarchief van de republiek Oostenrijk. De depositaris doet alle ondertekenende partijen een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toekomen.

PROTOCOL INZAKE DE TOEPASSING VAN DE ALPENOVEREENKOMST

VAN 1991 OP HET GEBIED VAN ENERGIE

PROTOCOL "ENERGIE"

Preambule

De Bondsrepubliek Duitsland,

De Republiek Oostenrijk,

De Franse Republiek,

De Italiaanse Republiek,

Het Vorstendom Liechtenstein,

Het Vorstendom Monaco,

De Republiek Slovenië,

De Zwitserse Bondsstaat,

alsmede

De Europese Gemeenschap,

Conform hun opdracht, die voortvloeit uit de Overeenkomst inzake de bescherming van de Alpen (Alpenovereenkomst) van 7 november 1991, om een totaalbeleid te voeren voor de bescherming en duurzame ontwikkeling van het Alpengebied,

Ingevolge hun verplichtingen die voortvloeien uit artikel 2, leden 2 en 3, van de Alpenovereenkomst,

Zich bewust van het belang van de totstandbrenging van vormen van natuur- en landschapsvriendelijke energieproductie, -distributie en -gebruik die verenigbaar zijn met het milieu en het bevorderen van energiebesparingsmaatregelen,

Rekening houdend met de noodzaak om ook in het Alpengebied de broeikasgasemissies te verminderen en aldus de verbintenissen van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering na te komen,

Ervan overtuigd dat economische belangen en milieueisen met elkaar in overeenstemming moeten worden gebracht,

Zich bewust van het feit dat het Alpengebied voor Europa van bijzonder belang is, dat het door zijn geomorfologie, klimaat, wateren, vegetatie, fauna, landschap en cultuur een even uniek als gediversifieerd erfgoed vormt en dat het alpiene hooggebergte, de alpiene dalen en de vooralpen milieuentiteiten zijn waarvan de bescherming niet enkel een taak is van de Alpenstaten,

Zich bewust van het feit dat de Alpen niet alleen het leef- en werkgebied van de lokale bevolking vormen maar ook van zeer groot belang zijn voor de extra-alpiene gebieden doordat het met name om een transitgebied gaat voor niet alleen het trans-Europees personen- en goederenverkeer, maar ook voor internationale netten voor energiedistributie,

Rekening houdend met de ecologische kwetsbaarheid van het Alpengebied, met name voor wat betreft activiteiten inzake productie, vervoer en gebruik van energie die interageren met aspecten die inherent zijn aan natuurbescherming, ruimtelijke ordening en bodemgebruik,

Rekening houdend met het feit dat het, met het oog op bepaalde risico’s voor de milieubescherming, met name wegens de eventuele klimaatveranderingen die door de mens worden veroorzaakt, nodig is geworden bijzondere aandacht te besteden aan de nauwe verbanden tussen de sociale en economische activiteiten van de mens en het behoud van de ecosystemen die vooral in het Alpengebied de vaststelling van passende en gediversifieerde maatregelen vereisen in onderlinge overeenstemming met de lokale bevolking, politieke instellingen en economische en sociale organisaties,

Ervan overtuigd dat de plaatselijke bevolking in staat moet zijn haar eigen sociaal, cultureel en economisch ontwikkelingsplan uit te werken en deel te nemen aan de tenuitvoerlegging ervan binnen het bestaande institutionele kader,

Ervan overtuigd dat sommige problemen slechts in een grensoverschrijdend kader kunnen worden opgelost en gemeenschappelijke maatregelen van de Alpenstaten en de rechtstreeks betrokken lagere overheden vereisen,

Overtuigd van het feit dat het bevredigen van de energiebehoeften een belangrijke factor van economische en sociale ontwikkeling vormt, zowel binnen als buiten het Alpengebied,

Zich bewust van het belang van het gebruik en de verdere ontwikkeling van economische instrumenten waarmee de werkelijke kosten beter in aanmerking kunnen worden genomen bij de berekening van de energieprijzen,

Overtuigd van het feit dat het Alpengebied duurzaam bijdraagt aan het bevredigen van de energiebehoeften in Europees verband en zelf, behalve over toereikende drinkwaterhulpbronnen, over toereikende energiehulpbronnen moet beschikken voor het verbeteren van de levensomstandigheden van de bevolking en de economische productiviteit,

Overtuigd van het feit dat het Alpengebied een zeer belangrijke rol speelt voor de koppeling van de energiesystemen van de Europese landen,

Overtuigd van het feit dat in het Alpengebied maatregelen met het oog op een rationeel energiegebruik en duurzaam gebruik van de water- en houtreserves bijdragen tot de bevrediging van de energiebehoeften in het kader van de nationale economie en dat het gebruik van biomassa en zonne-energie steeds belangrijker wordt,

zijn overeengekomen hetgeen volgt:

Hoofdstuk I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Doelstellingen

De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe binnen het territoriale kader waar de Alpenovereenkomst van toepassing is raamvoorwaarden te creëren en maatregelen vast te stellen op het gebied van energiebesparing, productie, vervoer, distributie en gebruik van energie die geschikt zijn om een energiesituatie van duurzame ontwikkeling tot stand te brengen welke verenigbaar is met de specifieke tolerantiegrenzen van het Alpengebied; zodoende zullen de overeenkomstsluitende partijen een belangrijke bijdrage leveren aan de bescherming van de bevolking en het milieu en aan het behoud van de hulpbronnen en het klimaat.

Artikel 2

Fundamentele verbintenissen

(1) Conform dit protocol beogen de overeenkomstsluitende partijen met name:

a) hun economische planning op energiegebied af te stemmen op hun plan voor algemene ordening van het Alpengebied;

b) de systemen voor energieproductie, -vervoer en -distributie aan te passen met het oog op de algemene optimalisering van het infrastructuursysteem in het Alpengebied, rekening houdend met de milieubeschermingseisen;

c) de energie-effecten op het milieu te beperken en de levering van diensten aan de eindgebruikers van energie te optimaliseren door vaststelling, voorzover mogelijk, van onder meer de volgende maatregelen:

- de vermindering van de energiebehoeften dankzij het gebruik van meer doeltreffende technologieën;

- het op ruimere schaal gebruik maken van duurzame energiebronnen om te voldoen aan de resterende energiebehoeften;

- de optimalisering van de bestaande installaties voor de productie van energie uit niet duurzame energiebronnen;

d) de negatieve effecten van de energie-infrastructuren op milieu en landschap inclusief die welke samenhangen met het beheer van hun afvalstoffen te beperken door de vaststelling van preventieve maatregelen voor de nieuwe infrastructuren en zo nodig het verbeteren van de bestaande installaties.

(2) Bij de bouw van nieuwe en de forse capaciteitsuitbreiding van bestaande grote energie-infrastructuren verrichten de overeenkomstsluitende partijen in het kader van het geldende recht een evaluatie van de effecten op het alpiene milieu en een evaluatie van de effecten ervan vanuit territoriaal en sociaal-economisch oogpunt conform artikel 12. Bij projecten die grensoverschrijdende effecten kunnen hebben, erkennen de partijen het recht op overleg op internationaal niveau.

(3) Zij houden in hun energiebeleid rekening met het feit dat het Alpengebied zich leent tot het gebruik van duurzame energiebronnen en stimuleren de onderlinge samenwerking inzake ontwikkelingsprogramma's op dat gebied.

(4) De overeenkomstsluitende partijen houden de beschermde gebieden met de bufferzones ervan, de andere beschermde gebieden en stiltegebieden alsmede de qua natuur en landschap ongerepte gebieden in stand; zij optimaliseren de energie-infrastructuren gelet op de verschillende niveaus van kwetsbaarheid, tolerantie en aan de gang zijnde aantasting van het alpiene ecosysteem.

(5) De overeenkomstsluitende partijen zijn zich bewust van het feit dat een passend onderzoeks- en ontwikkelingsbeleid dat zich vertaalt in preventie- en verbeteringsmaatregelen een belangrijke bijdrage kan leveren aan de bescherming van de Alpen tegen milieueffecten van energie-infrastructuren. Zij stimuleren onderzoeks- en ontwikkelingsacties in die zin en wisselen belangrijke resultaten uit.

(6) De overeenkomstsluitende partijen werken samen om op het gebied van energie methoden te ontwikkelen voor een betere inaanmerkingneming van de werkelijke kosten.

Artikel 3

Conformiteit met het internationale recht en het overige beleid

(1) De tenuitvoerlegging van dit protocol gebeurt conform de geldende internationale wettelijke normen, met name die van de Alpenovereenkomst en de voor de toepassing daarvan opgestelde protocollen, en conform de geldende internationale akkoorden.

(2) De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe in hun overige beleid, met name beleid op het gebied van ruimtelijke ordening en regionale ontwikkeling, vervoer, landbouw en bosbouw en toerisme, eveneens rekening te houden met de doelstellingen van dit protocol teneinde in het Alpengebied negatieve of conflicterende effecten te voorkomen.

Artikel 4

Participatie van lagere overheden

(1) Elke overeenkomstsluitende partij bepaalt binnen het bestaande institutionele kader het beste niveau voor coördinatie en samenwerking tussen de rechtstreeks betrokken instellingen en lagere overheden teneinde solidaire verantwoordelijkheid te bevorderen, met name in verband met het benutten en ontwikkelen van synergieën bij de toepassing van het energiebeleid in het Alpengebied alsook bij de tenuitvoerlegging van de daaruit voortvloeiende maatregelen.

(2) De rechtstreeks betrokken lagere overheden nemen, met inachtneming van hun bevoegdheden, binnen het geldende institutionele kader deel aan de verschillende stadia van uitstippeling en tenuitvoerlegging van dit beleid en deze maatregelen.

(3) Ter bevordering van een akkoord over oplossingen voor de gemeenschappelijke problemen stimuleren de overeenkomstsluitende partijen internationale samenwerking tussen de instellingen die rechtstreeks te maken hebben met energie- en milieugebonden problemen.

Hoofdstuk II

Specifieke maatregelen

Artikel 5

Energiebesparing en rationeel energiegebruik

(1) Het Alpengebied vereist specifieke maatregelen betreffende energiebesparing, energiedistributie en rationeel energiegebruik; deze maatregelen moeten rekening houden met:

a) de energiebehoeften, die verspreid zijn over uitgestrekte gebieden en zeer sterk variëren volgens hoogte, seizoen en toeristische eisen;

b) de lokale beschikbaarheid van duurzame energiebronnen;

c) het speciale effect van atmosferische immissies in bekkens en dalen tengevolge van de geomorfologie ervan.

(2) De overeenkomstsluitende partijen zien erop toe dat de milieuvriendelijkheid van het gebruik van energie wordt verbeterd en stimuleren bij voorrang energiebesparing en rationeel energiegebruik, met name voor wat betreft productieprocédés, openbare diensten en grote hotelinfrastructuren, alsmede in installaties voor vervoer, sportactiviteiten en recreatie.

(3) Zij stellen maatregelen vast en treffen voorbereidingen, met name op de volgende gebieden:

a) verbetering van de isolatie van gebouwen en de efficiëntie van systemen voor warmtedistributie;

b) optimalisering van het rendement van verwarmings-, ventilatie- en klimaatregelingsinstallaties;

c) periodieke controle en in voorkomend geval vermindering van verontreinigende emissies van thermische installaties;

d) energiebesparingen dankzij moderne technologische procédés voor energiegebruik en -transformatie;

e) individuele berekening van verwarmings- en warmwaterkosten;

f) planning en bevordering van nieuwe gebouwen waarin technologieën met een laag energieverbruik worden toegepast;

g) bevordering en uitvoering van gemeentelijke/lokale energie- en klimaatprojecten conform de maatregelen bedoeld in artikel 2, lid 1, onder c);

h) verbetering van de energieprestaties van gebouwen bij renovatie en stimulering van het gebruik van milieuvriendelijke verwarmingssystemen.

Artikel 6

Duurzame energiebronnen

(1) De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe, binnen de grenzen van hun financiële middelen, op milieu- en landschapsvriendelijke wijze duurzame energiebronnen te bevorderen en bij voorrang te gebruiken.

(2) Zij stimuleren eveneens het gebruik van gedecentraliseerde installaties voor de benutting van duurzame energiebronnen zoals water, zon en biomassa.

(3) De overeenkomstsluitende partijen stimuleren het gebruik van duurzame energiebronnen, ook in combinatie met de bestaande conventionele energievoorziening.

(4) De overeenkomstsluitende partijen stimuleren voor de productie van energie met name het rationeel gebruik van de water- en houtreserves die afkomstig zijn van het duurzame beheer van bergbossen.

Artikel 7

Hydro-elektrische energie

(1) De overeenkomstsluitende partijen verzekeren voor nieuwe en zo mogelijk voor bestaande waterkrachtcentrales het behoud van de milieufuncties van waterlopen en de integriteit van het landschap door middel van passende maatregelen zoals de vaststelling van minimumdebieten, de toepassing van normen voor de vermindering van kunstmatige schommelingen van het waterpeil en de waarborging van de trek van de fauna.

(2) De overeenkomstsluitende partijen kunnen maatregelen vaststellen voor het verbeteren van het concurrentievermogen van bestaande waterkrachtcentrales met inachtneming van de desbetreffende veiligheidsnormen en milieunormen.

(3) Zij verbinden zich er bovendien toe de waterhuishouding te beschermen in waterwingebieden, in beschermde gebieden met hun bufferzones, in andere beschermde gebieden en stiltegebieden alsmede in qua natuur en landschap ongerepte gebieden.

(4) De overeenkomstsluitende partijen bevelen aan om buiten dienst gestelde waterkrachtcentrales weer in bedrijf te nemen in plaats van nieuwe te bouwen. De bepaling van lid 1 betreffende het behoud van aquatische en andere betrokken ecosystemen is eveneens van toepassing op het weer in bedrijf nemen van bestaande waterkrachtcentrales.

(5) De overeenkomstsluitende partijen kunnen in het kader van hun nationale wetgeving onderzoeken hoe zij een marktconforme prijs kunnen doorberekenen aan eindgebruikers van alpiene hulpbronnen en in hoeverre prestaties die door de lokale bevolking in het algemeen belang worden geleverd, billijk kunnen worden vergoed.

Artikel 8

Energie uit fossiele brandstoffen

(1) De overeenkomstsluitende partijen waarborgen dat bij nieuwe thermische installaties die voor de productie van elektrische energie en/of warmte gebruik maken van fossiele brandstoffen de beste beschikbare technieken worden gebruikt. Voor de bestaande installaties in het Alpengebied beperken de overeenkomstsluitende partijen zoveel mogelijk de emissies door het gebruik van passende technologieën en/of brandstoffen.

(2) De overeenkomstsluitende partijen gaan na of de vervanging van thermische installaties die gebruik maken van fossiele brandstoffen door installaties die gebruik maken van duurzame energiebronnen en door decentrale installaties technisch en economisch haalbaar en milieuvriendelijk is.

(3) De overeenkomstsluitende partijen stellen maatregelen vast die gericht zijn op het bevorderen van warmtekrachtkoppeling voor een rationeler energiegebruik.

(4) In grensgebieden harmoniseren en verbinden de overeenkomstsluitend partijen voorzover mogelijk hun emissie- en immissiecontrolesystemen.

Artikel 9

Kernenergie

(1) In het kader van de internationale overeenkomsten verbinden de overeenkomstsluitende partijen zich ertoe alle informatie uit te wisselen over kerncentrales en andere nucleaire installaties die effecten hebben – of kunnen hebben – in het Alpengebied, teneinde op lange termijn de gezondheid van de bevolking, de fauna en de flora en hun biocoenose, habitat en interacties te beschermen.

(2) Bovendien zien de overeenkomstsluitende partijen voorzover mogelijk toe op de harmonisatie en koppeling van hun systemen voor bewaking van omgevingsradioactiviteit.

Artikel 10

Vervoer en distributie van energie

(1) Voor alle bestaande infrastructuren streven de overeenkomstsluitende partijen naar rationalisering en optimalisering, rekening houdend met de eisen van milieubescherming en met name de noodzaak van het behoud van zeer kwetsbare ecosystemen en het landschap, waarbij in voorkomend geval acties ter bescherming van de bevolking en het alpiene milieu worden ondernomen.

(2) Bij de aanleg van transportlijnen voor elektrische energie en bijbehorende elektriciteitsstations alsmede olie- en gaspijpleidingen inclusief pompstations en compressorstations en installaties die vanuit milieuoogpunt zeer belangrijk zijn, voeren de overeenkomstsluitende partijen alle nodige maatregelen uit om de last voor de bevolking en het milieu te verminderen, inclusief zo mogelijk het gebruik van reeds bestaande kunstwerken en tracés.

(3) Ten aanzien van de transportlijnen voor elektrische energie houden de overeenkomstsluitende partijen met name rekening met het belang van beschermde gebieden met hun bufferzones, andere beschermde gebieden en stiltegebieden alsmede qua natuur, landschap en avifauna ongerepte gebieden.

Artikel 11

Herstel en milieu-engineering

De overeenkomstsluitende partijen stellen in de voorontwerpen en milieueffectstudies waarin de vigerende wetgevingen voorzien, nadere bepalingen vast voor het herstel van gebieden en aquatische milieus na de uitvoering van openbare of particuliere werken op energiegebied die verband houden met het milieu en de ecosystemen in het Alpengebied; zij maken daarbij voorzover mogelijk gebruik van milieu-engineeringtechnieken.

Artikel 12

Milieueffectbeoordeling

(1) De overeenkomstsluitende partijen verrichten in het kader van de vigerende nationale wetgeving en internationale verdragen en overeenkomsten een voorafgaande milieueffectbeoordeling voor elk project voor energie-installaties bedoeld in de artikelen 7, 8, 9 en 10 van dit protocol en voor elke substantiële wijziging van deze installaties.

(2) De overeenkomstsluitende partijen erkennen de opportuniteit om voorzover mogelijk de beste beschikbare technieken in te voeren om milieueffecten te elimineren of te verminderen door eventueel te voorzien in de ontmanteling van buiten dienst gestelde milieuonvriendelijke installaties.

Artikel 13

Overleg

(1) De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe vooraf overleg te plegen over projecten die grensoverschrijdende effecten kunnen hebben.

(2) Ten aanzien van projecten die grensoverschrijdende effecten kunnen hebben, moeten de betrokken overeenkomstsluitende partijen tijdig hun opmerkingen kunnen formuleren waarmee in de fase van afgifte van de vergunningen op adequate wijze rekening wordt gehouden.

Artikel 14

Aanvullende maatregelen

De overeenkomstsluitende partijen kunnen maatregelen betreffende energie en duurzame ontwikkeling nemen ter aanvulling van de in dit protocol bedoelde maatregelen.

Hoofdstuk III

Onderzoek, opleiding en informatie

Artikel 15

Onderzoek en observatie

(1) Teneinde de doelstellingen van dit protocol te verwezenlijken stimuleren en harmoniseren de overeenkomstsluitende partijen onderzoek en systematische observatie, met name ten aanzien van methoden en criteria voor analyse en beoordeling van effecten op het milieu en het klimaat en ten aanzien van specifieke energiebesparende technieken en rationeel energiegebruik in het Alpengebied, in nauwe samenwerking en rekening houdend met de op de diverse nationale en internationale niveaus reeds behaalde resultaten.

(2) Zij houden rekening met de onderzoeksresultaten bij de vaststelling en toetsing van doelstellingen en maatregelen inzake energiebeleid alsmede bij hun activiteiten voor opleiding en technische bijstand op plaatselijk niveau ten gunste van de bevolking, de ondernemingen en de lagere overheden.

(3) De overeenkomstsluitende partijen zien erop toe dat nationale resultaten van onderzoek en systematische observatie geïntegreerd worden in een gemeenschappelijk systeem voor observatie en permanente informatie en dat deze binnen het bestaande institutionele kader toegankelijk worden gemaakt voor het publiek.

Artikel 16

Opleiding en informatie

(1) De overeenkomstsluitende partijen bevorderen basis- en voortgezette opleiding en informatieverstrekking aan het publiek betreffende doelstellingen, maatregelen en uitvoering van dit protocol.

(2) Zij bevorderen met name de verdere ontwikkeling van opleiding, voortgezette opleiding en technische bijstand op energiegebied, inclusief de bescherming van het milieu, de natuur en het klimaat.

Hoofdstuk IV

Uitvoering, controle en evaluatie

Artikel 17

Uitvoering

De verdragsluitende partijen verbinden zich ertoe zorg te dragen voor de uitvoering van dit protocol door alle passende maatregelen te nemen binnen het bestaande institutionele kader.

Artikel 18

Controle op de nakoming van de verplichtingen

(1) De overeenkomstsluitende partijen brengen aan het Permanent Comité regelmatig verslag uit over de krachtens dit protocol genomen maatregelen. In de verslagen wordt eveneens ingegaan op de doeltreffendheid van de genomen maatregelen. De Alpenconferentie bepaalt de frequentie van de verslagen.

(2) Het Permanent Comité onderzoekt deze verslagen teneinde na te gaan of de overeenkomstsluitende partijen hun verplichtingen zijn nagekomen die voortvloeien uit dit protocol. Het comité kan ook aanvullende informatie aan de betrokken overeenkomstsluitende partijen vragen of gebruik maken van andere informatiebronnen.

(3) Het Permanent Comité stelt ter attentie van de Alpenconferentie een verslag op betreffende de nakoming door de overeenkomstsluitende partijen van de verplichtingen die voortvloeien uit dit protocol.

(4) De Alpenconferentie neemt kennis van dit verslag. Indien zij vaststelt dat de verplichtingen niet zijn nagekomen, kan zij aanbevelingen goedkeuren.

Artikel 19

Evaluatie van de doeltreffendheid van de bepalingen

(1) De overeenkomstsluitende partijen onderzoeken en evalueren regelmatig de doeltreffendheid van de bepalingen van dit protocol. Voorzover dit voor het verwezenlijken van de doelstellingen nodig blijkt, overwegen zij de goedkeuring van passende wijzigingen van dit protocol.

(2) De lagere overheden worden binnen het bestaande institutionele kader betrokken bij deze evaluatie. De op dit gebied actieve niet-gouvernementele organisaties kunnen worden geraadpleegd.

Hoofdstuk V

Slotbepalingen

Artikel 20

Relaties tussen de Alpenovereenkomst en het protocol

(1) Dit protocol vormt een protocol van de Alpenovereenkomst in de zin van artikel 2 en de andere relevante artikelen van de overeenkomst.

(2) Niemand kan partij worden bij dit protocol indien hij geen partij is bij de Alpenovereenkomst. Elke opzegging van de Alpenovereenkomst geldt eveneens als opzegging van dit protocol.

(3) Wanneer de Alpenconferentie beraadslaagt over kwesties betreffende dit protocol, kunnen alleen de partijen bij dit protocol deelnemen aan de stemming.

Artikel 21

Ondertekening en ratificering

(1) Dit protocol kan op 16 oktober 1998 door de staten die de Alpenovereenkomst hebben ondertekend en de Europese Gemeenschap worden ondertekend; vanaf 16 november 1998 kan het bij de Republiek Oostenrijk, de depositaris, worden ondertekend.

(2) Dit protocol treedt ten aanzien van de overeenkomstsluitende partijen die uiting hebben gegeven aan hun instemming om door het genoemde protocol te worden gebonden in werking drie maanden na de datum waarop drie staten hun ratificatie-, aanvaardings- of goedkeuringsakte hebben nedergelegd.

(3) Ten aanzien van de overeenkomstsluitende partijen die op een later tijdstip uiting geven aan hun instemming om door het protocol te worden gebonden, treedt het protocol in werking drie maanden na de datum van nederlegging van de ratificatie-, aanvaardings- of goedkeuringsakte. Na de vankrachtwording van een wijziging van het protocol wordt elke nieuwe partij bij dit protocol partij bij het protocol zoals gewijzigd.

Artikel 22

Kennisgevingen

De depositaris stelt iedere in de preambule genoemde staat en de Europese Gemeenschap, wat dit protocol betreft, in kennis van:

a) iedere ondertekening,

b) de nederlegging van iedere ratificatie-, aanvaardings- of goedkeuringsakte,

c) iedere datum van inwerkingtreding,

d) iedere verklaring die door een overeenkomstsluitende of ondertekenende partij wordt afgelegd,

e) iedere opzegging die door een overeenkomstsluitende partij wordt medegedeeld, inclusief de datum van inwerkingtreding ervan.

Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder dit protocol hebben gesteld.

Gedaan te Bled, op 16 oktober 1998, in het Frans, Duits, Italiaans en Sloveens, zijnde de vier teksten gelijkelijk authentiek, in één exemplaar dat wordt nedergelegd in het staatsarchief van de republiek Oostenrijk. De depositaris doet alle ondertekenende partijen een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toekomen.

PROTOCOL INZAKE DE TOEPASSING VAN DE ALPENOVEREENKOMST

VAN 1991 OP HET GEBIED VAN TOERISME

PROTOCOL "TOERISME"

Preambule

De Bondsrepubliek Duitsland,

De Republiek Oostenrijk,

De Franse Republiek,

De Italiaanse Republiek,

Het Vorstendom Liechtenstein,

Het Vorstendom Monaco,

De Republiek Slovenië,

De Zwitserse Bondsstaat,

alsmede

De Europese Gemeenschap,

Conform hun opdracht, die voortvloeit uit de Overeenkomst inzake de bescherming van de Alpen (Alpenovereenkomst) van 7 november 1991, om een totaalbeleid te voeren voor de bescherming en duurzame ontwikkeling van het Alpengebied,

Ingevolge hun verplichtingen die voortvloeien uit artikel 2, leden 2 en 3, van de Alpenovereenkomst,

Gelet op de wens van de overeenkomstsluitende partijen om economische belangen en milieueisen met elkaar in overeenstemming te brengen en duurzame ontwikkeling te verzekeren,

Zich bewust van het feit dat de Alpen het leefkader en het kader voor economische ontwikkeling van de lokale bevolking vormen,

Ervan overtuigd dat de plaatselijke bevolking in staat moet zijn haar eigen sociaal, cultureel en economisch ontwikkelingsproject uit te werken en deel te nemen aan de tenuitvoerlegging ervan binnen het bestaande institutionele kader,

Overwegende dat in onze stedelijke beschaving de behoefte aan gediversifieerd toerisme en recreatie van de moderne mens groeit,

Overwegende dat de Alpen wegens de immense recreatiemogelijkheden, de rijkdom aan landschappen en de verscheidenheid van de milieugesteldheid een van de grote gastgebieden voor toerisme en recreatie in Europa blijven en dat het raadzaam is hetgeen hier op het spel staat buiten de nationale kaders te behandelen,

Overwegende dat een belangrijk deel van de bevolking van sommige overeenkomstsluitende partijen in de Alpen woont en dat het Alpentoerisme van openbaar belang is doordat het bijdraagt aan het behoud van een permanente bevolking,

Overwegende dat het bergtoerisme zich ontwikkelt in een steeds meer gemondialiseerd concurrentiekader en in belangrijke mate bijdraagt aan de economische prestaties van het Alpengebied,

Overwegende dat de nieuwste ontwikkelingen in de richting lijken te gaan van een grotere harmonie tussen toerisme en milieu: de klanten hechten steeds meer belang aan een aantrekkelijk en beschermd natuurlijk kader in winter en zomer, tal van lokale beleidsmakers streven ernaar de kwaliteit van het gastkader te verbeteren in de zin van bescherming van het milieu,

Overwegende dat in het Alpengebied zeer in het bijzonder de aanpassingsgrenzen van de ecosystemen van elk gebied in aanmerking moeten worden genomen en moeten worden beoordeeld naar gelang van de eigen specificiteiten,

Zich ervan bewust dat het natuurlijke en culturele erfgoed alsmede de landschappen essentiële bestaansgronden zijn van het toerisme in de Alpen,

Zich ervan bewust dat de natuurlijke, culturele, economische en institutionele verschillen die de Alpenstaten kenmerken aan de basis hebben gelegen van autonome ontwikkelingen en een verscheidenheid qua toeristisch aanbod die, verre van het veld te ruimen voor uniformiteit op internationaal gebied, de bron zouden moeten zijn van gediversifieerde en complementaire toeristische activiteiten,

Zich ervan bewust dat duurzame ontwikkeling van de toeristenindustrie gericht op de exploitatie van het natuurlijk erfgoed en de kwaliteit van de prestaties en diensten nodig blijkt, rekening houdend met de economische afhankelijkheid van de meeste Alpenregio's van het toerisme en de kans op voortbestaan die het toerisme voor hun bevolkingen inhoudt,

Zich ervan bewust dat het wenselijk is de vakantiegangers aan te moedigen de natuur te respecteren, hen te helpen de bevolking die in de bezochte regio's woont en werkt beter te begrijpen en optimale voorwaarden te creëren voor een echte ontdekking van de natuur in het Alpengebied in al haar diversiteit,

Zich ervan bewust dat het de taak is van de beroepsorganisaties voor toerisme en de lagere overheden, binnen een gezamenlijk kader op het niveau van het Alpengebied in de middelen te voorzien om hun productiestructuren en de werking daarvan te verbeteren,

Verlangend de duurzame ontwikkeling van het Alpengebied te verzekeren door milieuvriendelijk toerisme, dat eveneens een essentiële grondslag vormt van de levens- en economische omstandigheden van de plaatselijke bevolking,

Ervan overtuigd dat sommige problemen slechts in een grensoverschrijdend kader kunnen worden opgelost en gemeenschappelijke maatregelen van de Alpenstaten vereisen,

zijn overeengekomen hetgeen volgt:

Hoofdstuk I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Doel

Het doel van dit protocol bestaat erin binnen het bestaande institutionele kader door milieuvriendelijk toerisme bij te dragen tot de duurzame ontwikkeling van het Alpengebied dankzij specifieke maatregelen en aanbevelingen die rekening houden met de belangen van de lokale bevolking en de toeristen.

Artikel 2

Internationale samenwerking

(1) De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe de hinderpalen voor internationale samenwerking tussen de lagere overheden in het Alpengebied uit de weg te ruimen en de oplossing van gemeenschappelijke problemen dankzij samenwerking op het meest geschikte niveau te bevorderen.

(2) De overeenkomstsluitende partijen stimuleren versterkte internationale samenwerking tussen de respectieve bevoegde instellingen. Zij zien met name toe op de ontwikkeling van de troeven van grensoverschrijdende gebieden door de coördinatie van milieuvriendelijke toerisme- en recreatieactiviteiten.

(3) Wanneer lagere overheden geen maatregelen kunnen nemen omdat deze onder nationale of internationale bevoegdheid vallen, moet worden gewaarborgd dat zij doeltreffend de belangen van de bevolking kunnen vertegenwoordigen.

Artikel 3

Inaanmerkingneming van de doelstellingen in het overige beleid

De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe in hun overige beleid eveneens rekening te houden met de doelstellingen van dit protocol, met name in het beleid op het gebied van ruimtelijke ordening, vervoer, landbouw, bosbouw en milieu- en natuurbescherming alsmede voor wat betreft de water- en energievoorziening, teneinde eventuele negatieve of conflicterende effecten ervan te verminderen.

Artikel 4

Participatie van lagere overheden

(1) Elke overeenkomstsluitende partij bepaalt binnen het bestaande institutionele kader het beste niveau voor coördinatie en samenwerking tussen de rechtstreeks betrokken instellingen en lagere overheden teneinde de solidaire verantwoordelijkheid te bevorderen, met name voor het benutten en ontwikkelen van synergieën bij de toepassing van het toerismebeleid in het Alpengebied alsook bij de tenuitvoerlegging van de daaruit voortvloeiende maatregelen.

(2) De rechtstreeks betrokken lagere overheden nemen, met inachtneming van hun bevoegdheden, binnen het bestaande institutionele kader deel aan de verschillende stadia van uitstippeling en tenuitvoerlegging van dit beleid en deze maatregelen.

Hoofdstuk II

Specifieke maatregelen

Artikel 5

Beheersing van het aanbod

(1) De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe te zorgen voor duurzame toeristische ontwikkeling die gepaard gaat met milieuvriendelijk toerisme. Daartoe steunen zij de uitwerking en uitvoering van leidende concepten, ontwikkelingsprogramma's en sectorale plannen die rekening houden met de doelstellingen van dit protocol en door de bevoegde instanties op het meest geschikte niveau worden geïnitieerd.

(2) Deze maatregelen maken het mogelijk de voor- en nadelen van de beoogde ontwikkelingen te toetsen en te vergelijken, met name op het stuk van de:

a) sociaal-economische gevolgen voor de plaatselijke bevolking,

b) gevolgen voor de bodem, het water, de lucht, het natuurlijke evenwicht en het landschap, rekening houdend met de specifieke milieugegevens, de natuurlijke hulpbronnen en de aanpassingsgrenzen van ecosystemen,

c) gevolgen voor de openbare financiën.

Artikel 6

Krachtlijnen van de toeristische ontwikkeling

(1) De overeenkomstsluitende partijen houden voor de ontwikkeling van het toerisme rekening met do zorg voor natuurbescherming en landschapsbehoud. Zij verbinden zich ertoe zoveel mogelijk voor de landschappen gunstige en voor het milieu draaglijke projecten te bevorderen.

(2) Zij geven de aanzet tot een duurzaam beleid dat het concurrentievermogen van natuurvriendelijk Alpentoerisme versterkt en aldus een belangrijke bijdrage levert tot de sociaal-economische ontwikkeling van het Alpengebied. Er wordt voorrang gegeven aan maatregelen ten gunste van innovatie en diversifiëring van het aanbod.

(3) De overeenkomstsluitende partijen zien erop toe dat in regio's die onder hoge toeristische druk staan een goede balans tussen vormen van intensief toerisme en vormen van extensief toerisme wordt nagestreefd.

(4) Bij het nemen van stimulerende maatregelen zouden de volgende aspecten moeten worden gerespecteerd:

a) voor het intensief toerisme, aanpassing van de bestaande toeristische structuren en voorzieningen aan de milieueisen en ontwikkeling van nieuwe structuren conform de doelstellingen van dit protocol,

b) voor het extensief toerisme, behoud of ontwikkeling van een milieuvriendelijk toeristisch aanbod dat nauw aansluit bij de natuurlijke situatie alsmede exploitatie van het natuurlijk en cultureel erfgoed van de toeristische gastregio's.

Artikel 7

Streven naar kwaliteit

(1) De overeenkomstsluitende partijen geven de aanzet tot een beleid dat permanent en systematisch gericht is op de kwaliteit van het toeristische aanbod in het hele Alpengebied, met name rekening houdend met de milieueisen.

(2) Zij bevorderen de uitwisseling van ervaringen en de uitvoering van gemeenschappelijke actieprogramma's, en streven kwalitatieve verbetering na inzake met name:

a) de integratie van voorzieningen in het landschap en de natuurlijke omgeving,

b) stedenbouwkunde, architectuur (nieuwbouw en dorpsrenovatie),

c) verblijfsvoorzieningen en het aanbod van toeristische diensten,

d) de diversifiëring van het toeristische product van het Alpengebied, door de culturele activiteiten van de verschillende betrokken gebieden te exploiteren.

Artikel 8

Beheersing van toeristenstromen

De overeenkomstsluitende partijen bevorderen met name in de beschermde gebieden de beheersing van de toeristenstromen door de spreiding en ontvangst van toeristen zodanig te organiseren dat het voorbestaan van deze gebieden wordt gewaarborgd.

Artikel 9

Natuurlijke grenzen van de ontwikkeling

De overeenkomstsluitende partijen zien erop toe dat de toeristische ontwikkeling aangepast is aan de bijzondere kenmerken van het milieu en de beschikbare hulpbronnen van de betrokken plaats of regio. Bij projecten die een belangrijk effect kunnen hebben op het milieu is het raadzaam in het bestaande institutionele kader die effecten vooraf te beoordelen en met die beoordeling rekening te houden in de besluitvorming.

Artikel 10

Stiltegebieden

De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe conform hun regelgevingen en volgens milieucriteria stiltegebieden af te bakenen waar van de aanleg van toeristische voorzieningen wordt afgezien.

Artikel 11

Logiesaccomodatiebeleid

De overeenkomstsluitende partijen ontwikkelen een logiesaccomodatiebeleid rekening houdend met de schaarste van de beschikbare ruimte, geven de voorrang aan commerciële logiesaccomodatie, renovatie en gebruik van bestaande bebouwing, en moderniseren en verbeteren de kwaliteit van de bestaande logiesaccomodaties.

Artikel 12

Mechanische skiliften

(1) De overeenkomstsluitende partijen komen in het kader van de nationale vergunningsprocedures voor mechanische skiliften overeen buiten de economische en veiligheidseisen een beleid te voeren dat voldoet aan de milieu- en landschapseisen.

(2) Het verlenen van nieuwe exploitatievergunningen voor mechanische skiliften en van concessies wordt afhankelijk gesteld van de demontage en verwijdering van buiten gebruik zijnde mechanische skiliften en het herstel van ongebruikte oppervlakten, waarbij prioriteit wordt gegeven aan plantensoorten van lokale herkomst.

Artikel 13

Toeristisch verkeer en vervoer

(1) De overeenkomstsluitende partijen bevorderen maatregelen voor het verminderen van gemotoriseerd verkeer in toeristische plaatsen.

(2) Bovendien stimuleren zij particuliere of publieke initiatieven voor het verbeteren van de toegankelijkheid van toeristische oorden en centra door middel van het openbaar vervoer en voor het bevorderen van het gebruik van het openbaar vervoer door de toeristen.

Artikel 14

Bijzondere inrichtingstechnieken

1- Skipistes.

(1) De overeenkomstsluitende partijen zien erop toe dat bij de aanleg, het onderhoud en de exploitatie van skipistes zo goed mogelijk gezorgd wordt voor integratie in het landschap, rekening houdend met natuurlijke evenwichten en de kwetsbaarheid van biotopen.

(2) Terreinwijzigingen moeten zoveel mogelijk beperkt worden, en wanneer de natuurlijke gesteldheid zich ertoe leent moeten heringerichte oppervlakten worden herbeplant en dit bij voorkeur met lokale soorten.

2- Besneeuwingsinstallaties.

De nationale wetgevingen mogen, met name voor het beveiligen van blootgestelde zones, de productie van sneeuw tijdens plaatsspecifieke koudeperiodes toestaan indien de plaatsspecifieke hydrologische, klimatologische en milieuomstandigheden dit toelaten.

Artikel 15

Sportbeoefening

(1) De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe een beleid voor het beheersen van sportbeoefening in de open lucht, vooral in beschermde gebieden, uit te stippelen teneinde nadelen voor het milieu te voorkomen. Beheersing kan er zo nodig toe leiden dat een verbod van sportbeoefening wordt opgelegd.

(2) De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe gemotoriseerde sportactiviteiten buiten de door de bevoegde instanties afgebakende zones maximaal te beperken en zo nodig te verbieden.

Artikel 16

Afzetten van personen met het vliegtuig

De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe het voor sportdoeleinden afzetten met het vliegtuig van personen buiten de vliegvelden maximaal te beperken en zo nodig te verbieden.

Artikel 17

Ontwikkeling van economisch zwakke regio's en openbare instanties

Het verdient aanbeveling dat de overeenkomstsluitende partijen op het passende territoriale niveau afgestemde oplossingen bestuderen die een evenwichtige ontwikkeling van economisch zwakke regio's en openbare instanties mogelijk maken.

Artikel 18

Vakantiespreiding

(1) De overeenkomstsluitende partijen spannen zich in om de toeristische vraag in de gastgebieden beter in ruimte en tijd te spreiden.

(2) Daartoe is het raadzaam dat de staten de samenwerking ondersteunen op het gebied van vakantiespreiding en experimenten met seizoensverlenging.

Artikel 19

Innovatiestimulansen

Het verdient aanbeveling dat de overeenkomstsluitende partijen stimulansen ontwikkelen voor het in de praktijk brengen van de krachtlijnen van dit protocol; daartoe bestuderen zij met name de instelling van een Alpenprijskamp die gericht is op de beloning van innoverende toeristische prestaties en producten die de doelstellingen van dit protocol respecteren.

Artikel 20

Samenwerking tussen toerisme, landbouw, bosbouw en ambacht

De overeenkomstsluitende partijen ondersteunen de samenwerking tussen toerisme, landbouw, bosbouw en ambacht. Zij bevorderen in het bijzonder combinaties van activiteiten die werkgelegenheid scheppen in overeenstemming met duurzame ontwikkeling.

Artikel 21

Aanvullende maatregelen

De overeenkomstsluitende partijen kunnen voor het duurzame toerisme maatregelen nemen die complementair zijn aan de in dit protocol bedoelde maatregelen.

Hoofdstuk III

Onderzoek, opleiding en informatie

Artikel 22

Onderzoek en observatie

(1) De overeenkomstsluitende partijen stimuleren en harmoniseren in nauwe samenwerking onderzoek en systematische observatie die nuttig blijken voor een betere kennis van de interacties tussen toerisme en milieu in de Alpen en voor een analyse van toekomstige ontwikkelingen.

(2) De overeenkomstsluitende partijen zien erop toe dat de nationale resultaten van onderzoek en systematische observatie geïntegreerd worden in een gemeenschappelijk systeem voor permanente observatie en informatie en dat deze binnen het bestaande institutionele kader toegankelijk worden gemaakt voor het publiek.

(3) De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe over hun eigen ervaringen informatie uit te wisselen die nuttig is voor de uitvoering van de maatregelen en aanbevelingen van dit protocol, en relevante gegevens inzake kwalitatieve toeristische ontwikkeling te verzamelen.

Artikel 23

Opleiding en informatie

(1) De overeenkomstsluitende partijen bevorderen basis- en voortgezette opleiding en informatieverstrekking aan het publiek betreffende doelstellingen, maatregelen en uitvoering van dit protocol.

(2) Het verdient aanbeveling dat de overeenkomstsluitende partijen in de opleidingen voor beroepen die direct of indirect verband houden met het toerisme een cursus natuur en milieu opnemen. Er zouden aldus nieuwe opleidingen kunnen worden ingevoerd waarin toerisme en milieu worden gecombineerd, bijvoorbeeld opleidingen:

- "natuurbegeleider",

- "beheerder vakantieplaatskwaliteit",

- "toerismeassistent voor gehandicapten".

Hoofdstuk IV

Uitvoering, controle en evaluatie

Artikel 24

Uitvoering

De verdragsluitende partijen verbinden zich ertoe zorg te dragen voor de uitvoering van dit protocol door alle passende maatregelen te nemen binnen het bestaande institutionele kader.

Artikel 25

Controle op de nakoming van de verplichtingen

(1) De overeenkomstsluitende partijen brengen aan het Permanent Comité regelmatig verslag uit over de krachtens dit protocol genomen maatregelen. In de verslagen wordt eveneens ingegaan op de doeltreffendheid van de genomen maatregelen. De Alpenconferentie bepaalt de frequentie van de verslagen.

(2) Het Permanent Comité onderzoekt deze verslagen teneinde na te gaan of de overeenkomstsluitende partijen hun verplichtingen zijn nagekomen die voortvloeien uit dit protocol. Het comité kan ook aanvullende informatie aan de betrokken overeenkomstsluitende partijen vragen of gebruik maken van andere informatiebronnen.

(3) Het Permanent Comité stelt ter attentie van de Alpenconferentie een verslag op betreffende de nakoming door de overeenkomstsluitende partijen van de verplichtingen die voortvloeien uit dit protocol.

(4) De Alpenconferentie neemt kennis van dit verslag. Indien zij vaststelt dat de verplichtingen niet zijn nagekomen, kan zij aanbevelingen goedkeuren.

Artikel 26

Evaluatie van de doeltreffendheid van de bepalingen

(1) De overeenkomstsluitende partijen onderzoeken en evalueren regelmatig de doeltreffendheid van de bepalingen van dit protocol. Voorzover dit voor het verwezenlijken van de doelstellingen nodig blijkt, overwegen zij de goedkeuring van passende wijzigingen van dit protocol.

(2) De lagere overheden worden binnen het bestaande institutionele kader betrokken bij deze evaluatie. De op dit gebied actieve niet-gouvernementele organisaties kunnen worden geraadpleegd.

Hoofdstuk V

Slotbepalingen

Artikel 27

Relaties tussen de Alpenovereenkomst en het protocol

(1) Dit protocol vormt een protocol van de Alpenovereenkomst in de zin van artikel 2 en de andere relevante artikelen van de overeenkomst.

(2) Niemand kan partij worden bij dit protocol indien hij geen partij is bij de Alpenovereenkomst. Elke opzegging van de Alpenovereenkomst geldt eveneens als opzegging van dit protocol.

(3) Wanneer de Alpenconferentie beraadslaagt over kwesties betreffende dit protocol, kunnen alleen de partijen bij dit protocol deelnemen aan de stemming.

Artikel 28

Ondertekening en ratificering

(1) Dit protocol kan op 16 oktober 1998 door de staten die de Alpenovereenkomst hebben ondertekend en de Europese Gemeenschap worden ondertekend; vanaf 16 november 1998 kan het bij de Republiek Oostenrijk, de depositaris, worden ondertekend.

(2) Dit protocol treedt ten aanzien van de overeenkomstsluitende partijen die uiting hebben gegeven aan hun instemming om door het genoemde protocol te worden gebonden in werking drie maanden na de datum waarop drie staten hun ratificatie-, aanvaardings- of goedkeuringsakte hebben nedergelegd.

(3) Ten aanzien van de overeenkomstsluitende partijen die op een later tijdstip uiting geven aan hun instemming om door het protocol gebonden te worden, treedt het protocol in werking drie maanden na de datum van nederlegging van de ratificatie-, aanvaardings- of goedkeuringsakte. Na de vankrachtwording van een wijziging van het protocol wordt elke nieuwe partij bij dit protocol partij bij het protocol zoals gewijzigd.

Artikel 29

Kennisgevingen

De depositaris stelt iedere in de preambule genoemde staat en de Europese Gemeenschap, wat dit protocol betreft, in kennis van:

a) iedere ondertekening,

b) de nederlegging van iedere ratificatie-, aanvaardings- of goedkeuringsakte,

c) iedere datum van inwerkingtreding,

d) iedere verklaring die door een overeenkomstsluitende of ondertekenende partij wordt afgelegd,

e) iedere opzegging die door een overeenkomstsluitende partij wordt medegedeeld, inclusief de datum van inwerkingtreding ervan.

Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder dit protocol hebben gesteld.

Gedaan te Bled, op 16 oktober 1998, in het Frans, Duits, Italiaans en Sloveens, zijnde de vier teksten gelijkelijk authentiek, in één exemplaar dat wordt nedergelegd in het staatsarchief van de republiek Oostenrijk. De depositaris doet alle ondertekenende partijen een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toekomen.

[1] PB L 242 van 10.9.2002, blz.1.

[2] PB L 61 van 12.03.1996, blz. 31.

[3] COM(2002) 179 “Naar een thematische strategie inzake bodembescherming”.

[4] PB C 87E van 7.4.2004, blz. 395.

[5] Raad „Milieu“ van 25 juni 2002.

[6] PB L 181 van 4.7.1986, blz .6.

[7] PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1.

[8] COM(1997)599 definitief “Witboek voor een communautaire strategie en een actieplan”; COM(2002)321 definitief Eindverslag over het Groenboek “Op weg naar een Europese strategie voor een continue energievoorziening”; PB L 283 van 27.10.2001, blz. 33 e.v., Richtlijn 2001/77/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt; PB L 1 van 4.1.2003, blz. 65 e.v., Richtlijn 2002/91/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende de energieprestatie van gebouwen; PB L 176 van 15.7.2003, blz. 29 e.v., Beschikking nr. 1230/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor acties op energiegebied: "Intelligente energie-Europa" (2003-2006).

[9] COM(2003)716.

[10] SEC(2004)24.

[11] […]

[12] PB L 61 van 12.3.1996, blz. 31.

[13] PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1.

[14] PB L 181 van 4.7.1986, blz. 6.

Top