Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52005PC0122(01)

    Voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het specifieke programma "Geweldbestrijding (Daphne) en drugspreventie en -voorlichting" voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma “Grondrechten en justitie” {SEC(2005) 434}

    /* COM/2005/0122 def. - COD 2005/0037 */

    52005PC0122(01)

    Voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het specifieke programma "Geweldbestrijding (Daphne) en drugspreventie en -voorlichting" voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma “Grondrechten en justitie” {SEC(2005) 434} /* COM/2005/0122 def. - COD 2005/0037 */


    [pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

    Brussel, 6.4.2005

    COM(2005) 122 definitief

    2005/0037 (COD)

    2005/0038 (CNS)

    2005/0039 (CNS)

    2005/0040 (COD)

    MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

    tot vaststelling van een kaderprogramma met betrekking tot grondrechten en justitie voor de periode 2007-2013

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot vaststelling van het specifieke programma "Geweldbestrijding (Daphne) en drugspreventie en -voorlichting" voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma “Grondrechten en justitie”

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    tot vaststelling van het specifieke programma “Grondrechten en burgerschap” voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma “Grondrechten en justitie”

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    tot vaststelling van het specifieke programma “Strafrecht" voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma “Grondrechten en justitie”

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot vaststelling van het specifieke programma “Civiel recht" voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma “Grondrechten en justitie”

    (door de Commissie ingediend) {SEC(2005) 434}

    MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

    tot vaststelling van een kaderprogramma met betrekking tot grondrechten en justitie voor de periode 2007-2013

    De mededeling tot vaststelling van een kaderprogramma met betrekking tot grondrechten en justitie is onderdeel van een samenhangend geheel van voorstellen met het oog op het verstrekken van een passende ondersteuning voor een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht in het kader van de financiële vooruitzichten 2007. De drie hoofddoelstellingen van vrijheid, veiligheid en recht moeten namelijk tegelijkertijd en met dezelfde intensiteit worden nagestreefd, waardoor een evenwichtige aanpak tot stand zal komen, gebaseerd op de beginselen van democratie, eerbiediging van fundamentele rechten en vrijheden, en van de rechtsstaat. Voor elk van deze doelstellingen is een kaderprogramma opgesteld, hetgeen resulteert in de noodzakelijke samenhang tussen de maatregelen op elk beleidsterrein, waarbij een duidelijk verband wordt gelegd tussen de politieke doelstellingen en de beschikbare middelen om deze doelstellingen te ondersteunen. Voorts komt door deze structuur een belangrijke vereenvoudiging en rationalisering tot stand van de bestaande financiële steun op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, hetgeen resulteert in een grotere flexibiliteit bij de vaststelling van prioriteiten en een toename van de algemene transparantie.

    1. INLEIDING

    In het kader van het Europese integratieproces is in eerste instantie op economisch vlak vooruitgang geboekt met de totstandkoming van een interne markt en een eenheidsmunt. De totstandkoming van een geïntegreerde economische ruimte zonder grenzen werd – zoals in het Verdrag van Amsterdam was vastgesteld – aangevuld met de oprichting van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Deze ruimte moet nu verder worden ontwikkeld en versterkt.

    In haar mededeling "Bouwen aan onze gemeenschappelijke toekomst - Beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013"[1] verklaarde de Commissie: " Vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid zijn centrale waarden in het Europese maatschappijmodel. (…) Dit aspect van de EU is een nieuwe prioriteit voor de integratie: een echte ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid is een onmisbare bouwsteen van de EU en staat centraal in het politieke project van de uitbreiding" [2] .

    De verschillende aspecten van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht vormen een evenwicht tussen het garanderen van de grondrechten van de burger en de uitvoering van de kerntaken die van de Unie worden verwacht[3].

    Met de ontwikkeling van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht wordt tegemoet gekomen aan een algemene bezorgdheid van de volkeren van de staten die deel uitmaken van de Unie. Met het oog hierop heeft de Europese Raad in november 2004 het Haags Programma aangenomen, als follow-up van het programma dat in 1999 op de Europese Raad van Tampere werd goedgekeurd. In het Haags programma wordt voortgebouwd op de resultaten van het programma van Tampere en wordt een nieuwe agenda voorgesteld die de Unie in staat moet stellen om de bereikte resultaten verder te ontwikkelen en nieuwe uitdagingen aan te gaan. In het programma wordt ook benadrukt dat met het oog op de totstandkoming van een Europa van de burgers de grondrechten niet alleen volledig moeten worden geëerbiedigd, maar ook actief moeten worden bevorderd.

    De opname van het Handvest van de grondrechten in het constitutioneel verdrag houdt een erkenning in van de waarden en doelstellingen van de Unie. Voorts zal de vastbeslotenheid van de Unie om de mensenrechten te beschermen worden versterkt door de toetreding van de Unie tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), aangezien hierdoor externe rechterlijke toetsing tot stand zal komen[4]. Een betere bescherming en bevordering van de grondrechten vergt ook een meer gecoördineerd optreden bij de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme door de interreligieuze en interculturele dialoog meer te ondersteunen met het oog op een beter wederzijds begrip en kennis.

    Uit deze ontwikkelingen vloeit een aanzienlijke versterking voort van de fundamentele waarden die de kern vormen van het Europese project. De Unie zal niet alleen wettelijk verplicht zijn om deze rechten en waarden te eerbiedigen, maar zal ook erop moeten toezien dat deze daadwerkelijk worden bevorderd op alle (interne en externe) beleidsterreinen waarvoor de Europese Unie bevoegd is. Voorts zullen de toezichtsactiviteiten snel moeten worden uitgebreid om ervoor te zorgen dat de lidstaten kiezen voor dezelfde benadering op de terreinen waarvoor zij bevoegd zijn, in het bijzonder in het kader van een Unie die zich uitbreidt en steeds verscheidener wordt en de hiermee gepaard gaande uitdagingen. De bevordering van een burgerschap van de Europese Unie moet de burgers het gevoel geven dat zij behoren tot een unie met dezelfde fundamentele rechten en waarden, die tegelijkertijd de diversiteit van de culturen en de tradities van de volkeren van Europa bewaart en eerbiedigt.

    De strijd tegen geweld maakt onmiskenbaar deel uit van de bescherming van de grondrechten die in het Handvest van de grondrechten zijn vastgesteld. Dit geldt in het bijzonder voor het recht op lichamelijke integriteit. Geweld en verscheidene andere grondrechten (vrijheid, veiligheid, gezondheid, werkgelegenheid, enz) zijn zo nauw met elkaar verbonden dat de algemene tenuitvoerlegging van deze rechten moet worden ondersteund, aangezien deze rechten betrekking hebben op de lichamelijke integriteit van personen. Hetzelfde geldt voor de strijd tegen drugsgebruik en –handel, een terrein waarop op Europees niveau sinds 1990 een samenhangende, multidisciplinaire en geïntegreerde strategie wordt gevolgd, maar zonder enige duidelijke financiële ondersteuning. Deze strategie is gebaseerd op vijf belangrijke punten: vermindering van de vraag, vermindering van het aanbod en bestrijding van illegale drugshandel, internationale samenwerking en coördinatie op nationaal en Europees niveau, en informatie, onderzoek en evaluatie.

    Om een Europa van de burgers tot stand te brengen moet ook een Europese ruimte van recht worden gecreëerd, gebaseerd op het beginsel van wederzijdse erkenning en vertrouwen: grenzen tussen landen mogen niet langer een belemmering vormen voor de beslechting van civielrechtelijke en handelsrechtelijke zaken, voor een beroep op de rechter en de tenuitvoerlegging van beslissingen. Dankzij het beginsel van het vrije verkeer kunnen personen en ondernemingen hun civielrechtelijke en handelsbelangen nastreven in andere lidstaten. In het kader van dit beginsel moeten evenwel ook maatregelen op strafrechtelijk vlak worden genomen om erop toe te zien dat er geen ‘veilige havens’ ontstaan voor criminaliteit en criminelen. De onderlinge onverenigbaarheid of de complexiteit van de juridische en administratieve stelsels van de lidstaten mag er namelijk niet toe leiden dat burgers en bedrijven verhinderd of ontmoedigd worden om hun rechten uit te oefenen.

    Voor het bereiken van deze gemeenschappelijke doelstellingen is een stabiel financieel kader vereist. Met de voorbereiding van de volgende financiële vooruitzichten 2007-2013 wordt een belangrijke kans geboden om rekening te houden met de hierboven beschreven ontwikkelingen en bijgevolg het politieke project voor de uitgebreide Unie vorm te geven.

    2. DE VOORGESTELDE MAATREGELEN – KADERPROGRAMMA MET BETREKKING TOT GRONDRECHTEN EN JUSTITIE

    2.1. Doelstellingen en structuur van het programma

    Om een antwoord te bieden op de hierboven geschetste uitdagingen wordt voorgesteld om een kaderprogramma "Grondrechten en justitie" op te stellen, waarin vier specifieke doelstellingen zijn opgenomen:

    1. bevordering van de ontwikkeling van een Europese maatschappij die gebaseerd is op het burgerschap van de Europese Unie en de eerbiediging van de grondrechten zoals die in het Handvest van de grondrechten zijn neergelegd; bestrijding van antisemitisme, racisme en vreemdelingenhaat en versterking van het maatschappelijk middenveld op het vlak van de grondrechten;

    2. bijdrage aan de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht door geweldbestrijding en door voorlichting over en preventie van drugsgebruik;

    3. bevordering van de justitiële samenwerking om verdere stappen te zetten bij de totstandkoming van een echte Europese ruimte van recht in civielrechtelijke en handelsrechtelijke zaken;

    4. bevordering van de justitiële samenwerking om verdere stappen te zetten bij de totstandbrenging van een echte Europese ruimte van recht in strafrechtelijke zaken.

    Deze doelstellingen hebben een verschillende rechtsgrondslag in de verdragen. Het kaderprogramma zal bijgevolg opgebouwd zijn uit vier afzonderlijke wetgevingsinstrumenten. Er zal evenwel worden gezorgd voor politieke samenhang, aangezien in elk specifiek programma de beleidsdoelstellingen tot uiting zullen komen. In samenhang met de drie andere specifieke programma's zal dit beleid bijdragen aan de totstandkoming van een Europees burgerschap en een echte ruimte van recht. Voorts zal door het samenbundelen van deze elkaar aanvullende beleidsterreinen in hetzelfde kaderprogramma, niet alleen hun algemene samenhang worden versterkt, maar zal er ook beter kunnen worden ingespeeld op de behoeften van de burgers. Nieuwe, onvoorziene problemen zullen hierdoor met grotere flexibiliteit kunnen worden aangepakt.

    Wat grondrechten en burgerschap betreft, is de einddoelstelling bij alle Europese volkeren een echte cultuur van grondrechten te creëren. Een belangrijke voorlichtingsinspanning over de grondrechten, zowel door algemene informatiecampagnes als in het kader van individuele verzoeken, is dus van cruciaal belang. Dit is onlosmakelijk verbonden met de noodzaak om meer maatregelen te nemen, met inbegrip van wetgevende maatregelen, teneinde de toepassing van bepaalde rechten te bevorderen (bijvoorbeeld het recht op lichamelijke integriteit en de rechten die verband houden met het burgerschap van de Unie) en lidstaten te ondersteunen en aan te sporen om hun verplichtingen op hun bevoegdheidsterreinen na te komen.

    De strijd tegen geweld in al zijn vormen (seksueel, psychologisch en fysiek), zowel in het openbare leven als in de privé-sfeer, omvat: ondersteuning van slachtoffers en risicogroepen (kinderen, jongeren en vrouwen); op dit gebied actieve NGO's en andere organisaties bijstaan en aanmoedigen; verspreiding van de in het kader van beide Daphne-programma's behaalde resultaten, met inbegrip van hun aanpassing, overdracht en gebruik door andere begunstigden of in andere geografische gebieden; en vaststelling van acties die bijdragen tot de positieve behandeling van mensen die het risico lopen slachtoffer te worden van geweld.

    Met betrekking tot de strijd tegen drugsgebruik liggen de belangrijkste uitdagingen op het gebied van de informatieverspreiding en verder onderzoek met het oog op programma's voor opleiding, preventie en beperking van de schadelijke effecten. Niet alleen de terugdringing van de vraag, maar ook de vermindering van het aanbod worden hoofdthema’s van het drugsbeleid. Dit is een terrein waarop maatregelen moeten worden genomen om een halt toe te roepen aan de drugshandel en de met drugsgebruik verband houdende criminaliteit, in het bijzonder wanneer het gaat om nieuwe synthetische drugs of hun chemische precursoren, en om witwaspraktijken aan te pakken.

    Justitiële samenwerking heeft betrekking op de toegenomen inspanningen om toezicht te houden op de toepassing door de lidstaten van het bestaande acquis zowel op civielrechtelijk als op strafrechtelijk vlak en om nationale wetgevingen op elkaar af te stemmen. In het kader van het programma zullen verscheidene acties worden ondersteund, onder meer om de toegang en de doeltreffendheid van de justitie te verbeteren, om te ijveren voor een ruimere toepassing van de wederzijdse erkenning, met inbegrip van de erkenning van besluiten en documenten die door andere dan de justitiële autoriteiten werden uitgevaardigd, om de mechanismen voor het verstrekken van voorlichting aan het publiek te versterken en om de opleiding van en de uitwisseling tussen beoefenaars van juridische beroepen met betrekking tot de mogelijkheden van samenwerkingsinstrumenten op dit terrein te bevorderen. De tenuitvoerlegging van wetgevende maatregelen voor de invoering en ontwikkeling van gemeenschappelijke instrumenten voor samenwerking en gelijkwaardige normen betreffende bepaalde procedures, zoals regels op het vlak van bewijsvoering, zal worden aangemoedigd. Voorts zal in het programma de bevordering worden beoogd van regels met betrekking tot de bescherming van personen die betrokken zijn bij een strafrechtelijke procedure, ongeacht of zij beschuldigde, getuige of slachtoffer zijn.

    De algemene samenhang tussen de vier doelstellingen wordt verzekerd door gemeenschappelijke regels voor tenuitvoerlegging en beheer, overeenkomstig hetzelfde strategische tijdschema en gecoördineerde evaluatie- en toetsingsprocessen (zie punt 3.2). Bijgevolg zal het programma zorgen voor een rationalisatie en vereenvoudiging, waardoor de transparantie en de doeltreffendheid van de communautaire middelen zullen toenemen. Zorgen voor een actieve deelname van de belanghebbenden en meer inspelen op de verzoeken van het maatschappelijk middenveld zullen ook een horizontale prioriteit zijn die de vier beleidsterreinen gemeenschappelijk hebben.

    2.2. Europese toegevoegde waarde

    Dit programma zal een toegevoegde waarde bieden aan de bestaande nationale maatregelen op dit vlak door te werken als een katalysator: de door de EU gefinancierde samenwerking zorgt voor een groter bewustzijn van gemeenschappelijke problemen en waarden tussen lidstaten, waardoor de totstandkoming van gemeenschappelijke benaderingen, met inbegrip van wetgeving op deze terreinen wordt bevorderd. Dit zal worden bereikt door: de tenuitvoerlegging van overeengekomen EU-beleidsdoelstellingen en de bevordering van hun toepassing in het nationale beleid; de ondersteuning van de omzetting van wetgeving van de Europese Unie en de uniforme toepassing ervan in geheel Europa; de bevordering van samenwerkings- en coördinatiemechanismen tussen lidstaten en samenwerking met organisaties uit het maatschappelijk middenveld op Europees niveau.

    Een reeks van gemeenschappelijke evaluatiecriteria zullen worden gebruikt bij alle specifieke programma's om de Europese toegevoegde waarde te evalueren in verhouding tot het hierboven geschetste soort effect. Voorbeelden van deze criteria zijn:

    - alleen steun verlenen aan activiteiten die nodig zijn op Europees niveau om de doelstellingen van de Europese Unie, de regelgeving en de uitvoeringsmechanismen van de Europese Unie te ondersteunen;

    - activiteiten ondersteunen die een aanvulling zijn op maatregelen die op nationaal niveau worden gefinancierd;

    - uitwisselingen tussen lidstaten op het niveau van de Europese Unie versterken, die moeten leiden tot synergie-effecten en schaalvoordelen;

    - vertegenwoordigers van de lidstaten en andere belanghebbenden actief betrekken bij de tenuitvoerlegging van het programma om ervoor te zorgen dat bestaande activiteiten elkaar optimaal aanvullen.

    2.3. Complementariteit met andere instrumenten en beleidsmaatregelen

    In het kader van dit programma zal ernaar worden gestreefd synergie-effecten tot stand te brengen met de werkzaamheden van het Bureau voor de grondrechten, dat voortbouwt op het bestaande Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat, een in Wenen gevestigd agentschap dat werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 1035/97 van de Raad van 2 juni 1997[5]. Via een mededeling[6] heeft de Commissie een brede openbare raadpleging gehouden over het actieterrein en de taken van het toekomstige agentschap. In het kader van de raadpleging werd het advies ingewonnen van volgende belanghebbenden: organisaties uit het maatschappelijk middenveld zoals NGO’s die actief zijn op het vlak van de eerbiediging van de mensenrechten, nationale instellingen voor de bevordering en de eerbiediging van de mensenrechten, de lidstaten, de EU-instellingen, het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat en de Raad van Europa. Bij het vaststellen van de precieze opdracht van het bureau zal rekening worden gehouden met de resultaten van deze raadpleging. De voornaamste taak van het bureau zal evenwel bestaan uit het vergaren en onderzoeken van gegevens met het oog op het formuleren van het beleid van de Unie op het gebied van de grondrechten.

    Wat de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken betreft, zullen de acties in het kader van het programma worden gecoördineerd met die van het Europese justitiële netwerk in burgerlijke en handelszaken dat is opgericht bij Beschikking 2001/470/EG van de Raad van 28 mei 2001[7]om doeltreffende justitiële samenwerking tussen de lidstaten in civiele en handelszaken te verbeteren, te vereenvoudigen en te versnellen. In het kader van het specifieke programma “strafrecht” zal bijzondere aandacht worden besteed aan Eurojust, dat werd opgericht bij Besluit 2002/187/JHA van de Raad van 28 februari 2002[8]. Eurojust is een orgaan van de Europese Unie dat werd opgericht om de doeltreffendheid te versterken van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten bij het onderzoek en de vervolging van ernstige grensoverschrijdende en georganiseerde criminaliteit, inclusief terrorisme, door de samenwerking tussen deze autoriteiten te stimuleren en te bevorderen. Voor Eurojust is het van groot belang om te zorgen voor een volledige samenwerking tussen de bevoegde nationale autoriteiten. Bijgevolg is Eurojust een essentieel onderdeel van het kaderprogramma met betrekking tot grondrechten en justitie.

    Wat betreft de in dit programma opgenomen doelstelling met betrekking tot voorlichting over en preventie van drugsgebruik, is een intensievere samenwerking met derde landen noodzakelijk, alsook nauwe samenwerking met het Europees waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD). Dit in Lissabon gevestigd agentschap werd opgericht bij Verordening (EEG) nr. 302/93 van de Raad van 8 februari 1993[9], laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3294/94 van de Raad van 22 december 1994[10]. Het centrum heeft als taak objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie over het verschijnsel drugs en drugsverslaving in Europa te verzamelen en te verspreiden. Daartoe werkt het centrum samen met landen buiten de EU en met internationale organisaties die actief zijn op het gebied van de drugsproblematiek, met name in het kader van het Programma van de Verenigde Naties voor internationale drugsbestrijding (UNDCP), de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), de Groep Pompidou van de Raad van Europa, de Werelddouaneorganisatie (WDO), de internationale politieorganisatie (Interpol) en de Europese politiedienst (Europol).

    3. RATIONALISATIE EN VEREENVOUDIGING

    3.1. Overgang van bestaande instrumenten

    Uit de evaluatie van de acties die de Europese Unie de voorbije jaren op deze terreinen heeft ondersteund, blijkt duidelijk de noodzaak om de acties voort te zetten, aangezien zij toegespitst zijn op specifieke en reële problemen en ertoe bijdragen dat deze problemen op een positieve wijze worden aangepakt, als aanvulling op de nationale acties die op deze terreinen worden ondernomen. Er kwamen evenwel ook verscheidene zwakke punten aan het licht waarvoor een oplossing moet worden gevonden opdat met Europese acties nog betere resultaten kunnen worden bereikt. De huidige situatie die wordt gekenmerkt door talrijke kleinschalige begrotingsonderdelen of ad-hoc-financiering met een beperkte duur en zonder algemene samenhang, vormt namelijk een hinderpaal om de activiteiten van de Unie voldoende efficiënt te maken met het oog op het bereiken van de doelstellingen en het maximaal benutten van de bestaande menselijke en financiële middelen. De afzonderlijke tenuitvoerlegging van deze programma's heeft tot gevolg dat ze de bestaande synergie-effecten niet maximaal benutten en er zelfs nodeloze overlappingen kunnen ontstaan. Om de best mogelijke resultaten te bereiken, is het ten slotte werkelijk noodzakelijk om de doelstellingen, het soort maatregelen en de omvang van elk programma te herzien.

    In het voorgestelde programma wordt voortgebouwd op de lessen die zijn getrokken uit de op deze terreinen bestaande acties. Het programma zal namelijk grotendeels de twee bestaande voorbereidende acties (bescherming en bevordering van de grondrechten en ondersteuning van het maatschappelijk middenveld in de tien nieuwe lidstaten) ontwikkelen. Deze zullen tot alle lidstaten worden uitgebreid. Ten slotte zal bijzondere aandacht worden besteed aan de grondrechten die voortvloeien uit het burgerschap van de Unie om de democratische participatie te bevorderen.

    Om de justitiële samenwerking te bevorderen, zal het programma maatregelen samenbundelen ter ondersteuning van de civielrechtelijke en strafrechtelijke samenwerking om een betere coördinatie tot stand te brengen tussen beide rechtsgebieden met het oog op de inwerkingtreding van het constitutioneel verdrag, dat de pijlerstructuur zal afschaffen. Vroeger werd civielrechtelijke samenwerking ondersteund in het kader van een afzonderlijk programma, terwijl justitiële samenwerking in strafzaken een onderdeel was van het AGIS-programma. Het huidige voorstel heeft tot doel beter te beantwoorden aan de politieke verwachtingen op het vlak van de versterking van justitie, zoals in het Haags Programma werd gevraagd, en aan de verlangens van de justitiële autoriteiten, beoefenaars van juridische beroepen en het maatschappelijk middenveld in het algemeen. De opleiding van magistraten en justitieel personeel zal worden versterkt en het programma zal ook voldoende flexibel zijn om nieuwe maatregelen ten uitvoer te kunnen leggen, zoals het informaticasysteem voor de uitwisseling van gegevens uit strafregisters.

    Wat geweldbestrijding betreft, zal het programma voortbouwen op het bestaande Daphne II-programma, waarin wijzigingen worden aangebracht om beter te kunnen inspelen op de vragen vanuit het maatschappelijk middenveld, inclusief de mogelijkheid om nieuwe actievormen ten uitvoer te leggen. De actie met betrekking tot drugspreventie en -voorlichting heeft tot doel de acties te consolideren die momenteel in het kader van verschillende programma's worden uitgevoerd, waardoor er voor de burgers en alle betrokken actoren een grotere transparantie tot stand komt. Het programma zal steun verlenen aan het toezicht op en de evaluatie van acties met betrekking tot de tenuitvoerlegging van specifieke acties in het kader van EU-actieplannen. Er zal ook naar een grotere betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld worden gestreefd.

    3.2. Gemeenschappelijke regelingen met betrekking tot het beheer

    Een belangrijke doelstelling van het kaderprogramma "Grondrechten en justitie" is zowel op juridisch vlak als managementgebied een vereenvoudiging en rationalisering van de instrumenten tot stand te brengen, de begrotingsstructuur te stroomlijnen, de samenhang en consistentie tussen programma's te bevorderen en overlappingen tussen instrumenten te voorkomen. Wat vereenvoudiging en flexibiliteit betreft, wordt in dit programma een belangrijke stap gezet. Het aantal begrotingsonderdelen en rechtsinstrumenten is namelijk verminderd. Door de middelen van de Unie samen te bundelen ontstaat er een grotere financiële transparantie en kan de toegevoegde waarde van de acties van de Unie beter worden geëvalueerd. Er wordt gestreefd naar optimale prestaties door grotere consistentie tussen de doelstellingen van de verschillende specifieke programma's en door een versterkte samenwerking en partnerschap met alle betrokken actoren.

    De voorgestelde vereenvoudiging en rationalisatie zullen ook ten goede komen aan de eindgebruikers, aangezien de zichtbaarheid, de duidelijkheid en de onderlinge samenhang van de instrumenten erdoor worden vergroot. Dankzij een meer gestandaardiseerde aanpak en uitvoeringsbepalingen zullen potentiële begunstigden gemakkelijker een financieringsaanvraag op de verschillende werkterreinen kunnen indienen.

    Het programma zal centraal door de Commissie worden beheerd. Alternatieve uitvoeringsmechanismen (externalisatie of gezamenlijk beheer) werden grondig onderzocht. Gezien de relatief geringe bedragen werden ze in deze fase niet als kosteneffectief beschouwd. Indien dit noodzakelijk is om de in het raam van het kaderprogramma voorgestelde doelstellingen te bereiken, kan worden overwogen om verschillende beheermethodes en/of structuren op te zetten.

    De vereiste personele middelen voor het beheer van het programma ligt per definitie vrij hoog. Door de harmonisatie van de procedures als gevolg van de integratie van de specifieke programma's in één enkele structuur kan er op dit vlak als gevolg van de schaalvoordelen een rationalisatie tot stand komen. Door de rationalisering van de toezichts- en evaluatieprocedures zullen betere resultaten worden bereikt en zal de uitwisseling van beproefde methoden worden vergemakkelijkt. Aangezien één comité voor de vier specifieke programma’s bevoegd is, zal dit het dagelijks beheer van het kaderprogramma aanzienlijk vergemakkelijken.

    Verdere rationalisering is mogelijk na de inwerkingtreding van het constitutioneel verdrag. Het kaderprogramma was opgesteld volgens de bepalingen van de huidige verdragen, maar de structuur van het programma voorziet in een vlotte overgang naar de nieuwe structuur van het constitutioneel verdrag, waarbij verdere harmonisatie zal mogelijk zijn tussen de specifieke programma's voor "Civiel recht" en "Strafrecht".

    4. FINANCIËLE MIDDELEN

    Het totale bedrag voor het kaderprogramma "Grondrechten en justitie" bedraagt 543 miljoen EUR voor de periode 2007-2013 (huidige prijzen). De middelen zijn als volgt opgesplitst: 93,8 miljoen EUR voor het programma "Grondrechten en burgerschap", 106,5 miljoen EUR voor het programma "Civiel recht", 196,2 miljoen voor het programma "Strafrecht" en 135,4 miljoen EUR voor het programma "Geweldbestrijding (Daphne) en drugspreventie en -voorlichting". Het totaalbedrag omvat 11,1 miljoen EUR voor administratieve ondersteuning.

    Voorts zijn met betrekking tot dezelfde periode middelen uitgetrokken voor het Bureau voor de grondrechten (164,9 miljoen EUR), het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (110,6 miljoen EUR) en Eurojust (133,4 miljoen EUR).

    Deze bedragen zijn geraamd op basis van de hierboven vastgestelde en geschetste noden. Er werd rekening gehouden met relevante ervaring die werd opgedaan in het kader van bestaande acties en programma's met betrekking tot vraagstukken in verband met grondrechten en justitie.

    5. CONCLUSIES

    De nieuwe financiële vooruitzichten bieden niet alleen de gelegenheid om doelstellingen en middelen beter met elkaar in overeenstemming te brengen, maar ook om de instrumenten te vereenvoudigen en te rationaliseren en aldus de middelen van de Europese Unie optimaal te benutten.

    In het kaderprogramma "Grondrechten en justitie" worden specifieke programma's samengebundeld die nauw met elkaar zijn verbonden. Gecoördineerde acties binnen deze specifieke programma's zullen ervoor zorgen dat er met meer efficiëntie kan worden ingespeeld op de einddoelstelling, de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.

    BIJLAGE

    tot vaststelling van een kaderprogramma met betrekking tot grondrechten en justitie voor de periode 2007-2013

    Complementariteit met agentschappen en andere instrumenten in het kader van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht

    In het kader van de financiële vooruitzichten is vastgesteld dat verscheidene elkaar aanvullende instrumenten ertoe zullen bijdragen om de met betrekking tot de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht vastgestelde beleidsdoelstellingen te bereiken:

    - de kaderprogramma's ter vervanging van de talrijke begrotingsonderdelen die de Commissie momenteel op dit terrein beheert;

    - communautaire financiering van agentschappen en organen van de Gemeenschap of de Unie;

    - ontwikkeling en beheer van bijbehorende grootschalige informatiesystemen.

    In het kader van de nieuwe financiële vooruitzichten moeten de volgende agentschappen of organen die het terrein van het bovenvermelde kaderprogramma bestrijken, aan bod komen:

    - Het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD), opgericht bij Verordening (EEG) nr. 302/93 van de Raad van 8 februari 1993 tot oprichting van een Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (PB L 36 van 12.2.1993, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1651/2003 (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 30) en waarvoor een ontwerp van wijzigingsvoorstel is ingediend (Voorstel voor een verordening van de Raad, ingediend door de Commissie op 19 december 2003 met betrekking tot het Europees waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (COM(2003) 808 definitief).

    - Het Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat , dat zal worden omgevormd tot een volwaardig Bureau voor de grondrechten (voorstel van de Commissie gepland voor mei 2005) en dat momenteel is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1035/97 van de Raad van 2 juni 1997 houdende oprichting van een Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat (PB L 151 van 10.6.1997, blz. 1).

    - Eurojust , opgericht bij Besluit 2002/187/JBZ van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken (PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2003/659/JBZ (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 44).

    Op basis van de bovenstaande punten zijn de begrotingsmiddelen voor de hierboven vermelde communautaire agentschappen niet in opgenomen in de kaderprogramma's.

    Zij moeten evenwel worden opgenomen als onderdeel van de uitgaven voor het beleid inzake vrijheid, veiligheid en recht onder de rubriek 3 van het toekomstige communautaire financiële kader.

    TOELICHTING

    1. Achtergrond

    Bij de voorbereiding van de financiële vooruitzichten voor 2007-2013 stond vanaf het begin een beleidsgerichte aanpak voorop, met het oog op de samenhang tussen de politieke doelstellingen en de in dat verband toegewezen bedragen. In dit verband wordt de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht beschouwd als één van de hoofdprioriteiten van de Europese Unie in de komende jaren, die door aanzienlijk verruimde financiële middelen zal worden ondersteund. In haar mededelingen "Bouwen aan onze gemeenschappelijke toekomst – Beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013" [11] en "Financiële vooruitzichten 2007-2013" [12] wees de Commissie er tevens op dat het belangrijk is om de herziening van de rechtsinstrumenten van de volgende financiële vooruitzichten te gebruiken om flinke vooruitgang naar meer eenvoud tot stand te brengen. De Commissie, die haar voorstellen rond drie algemene en beleidsgerichte programma’s heeft opgebouwd (“Solidariteit en beheer van de migratiestromen”, “Grondrechten en justitie”, “Veiligheid en bescherming van de vrijheden”), geeft een duidelijk kader aan voor de financiële bijstand van de Gemeenschap aan de drie doelstellingen: justitie, vrijheid en veiligheid.

    2. Motivering van de actie

    2.1. Analyse van het probleem

    De strijd tegen geweld maakt onmiskenbaar deel uit van de bescherming van de grondrechten die in het Handvest van de grondrechten zijn neergelegd. Dit geldt in het bijzonder voor het recht op lichamelijke integriteit. Geweld en verscheidene andere grondrechten (vrijheid, veiligheid, gezondheid, werkgelegenheid, enz.) zijn zo nauw met elkaar verbonden dat de algemene tenuitvoerlegging van deze rechten moet worden ondersteund, aangezien deze rechten betrekking hebben op de lichamelijke integriteit van personen. Specifieke vormen van geweld – zoals racistisch geweld en geweld op grond van geslacht of seksuele voorkeur – vereisen een specifieke respons die baat zou vinden bij gegevensuitwisseling en de verdere ontwikkeling van beproefde methoden op Europees niveau. Bij het ontwerpen van een respons in het kader van de nieuwe financiële vooruitzichten, waarbij van de bestaande maatregelen wordt uitgegaan, moet rekening worden gehouden met de noodzaak van een algemene en relevante oplossing voor geweldproblemen.

    Bij de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht moeten ook het drugsgebruik en de drugshandel worden aangepakt. Dit is een van de belangrijkste vraagstukken waarmee Europese maatschappijen worden geconfronteerd. Sinds 1990 wordt op Europees niveau een samenhangende, multidisciplinaire en geïntegreerde strategie gevolgd, maar zonder dat hiervoor ondubbelzinnig financiële middelen worden toegekend. Deze strategie is gebaseerd op vijf belangrijke punten: i) vermindering van de vraag, ii) vermindering van het aanbod en bestrijding van illegale drugshandel, iii) internationale samenwerking, iv) coördinatie op nationaal en Europees niveau en v) informatie en onderzoek en evaluatie.

    2.2. De koers voor de toekomst

    De voornaamste uitdagingen waarmee de Unie op het vlak van de aanpak van drugs in de periode van de volgende financiële vooruitzichten wordt geconfronteerd, kunnen als volgt worden omschreven:

    - voorlichting en onderzoek, inclusief de voortzetting van de werkzaamheden van het Europees waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD);

    - terugdringing van de vraag, aangezien door een stijging van de vraag de omvang van het drugsvraagstuk toeneemt: programma's voor opleiding, preventie en beperking van de schadelijke effecten;

    - vermindering van het drugsaanbod om een halt toe te roepen aan de drugshandel en de met drugsgebruik verband houdende criminaliteit, in het bijzonder wanneer het gaat om nieuwe synthetische drugs of hun chemische precursoren, en om witwaspraktijken aan te pakken;

    - intensievere samenwerking met derde landen met betrekking tot de terugdringing van het aanbod van en de vraag naar drugs;

    - de noodzaak van verder wetgevend werk om rekening te houden met nieuwe drugs en drugs die worden ontwikkeld, bijvoorbeeld erop toezien dat de bestaande controlemechanismen rekening houden met de nieuwe drugs.

    2.3. Doelstellingen van het programma en daarmee samenhangende indicatoren

    - Omschrijving van algemene, specifieke en operationele doelstellingen

    Bijdragen aan de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht door geweldbestrijding en door voorlichting over en preventie van drugsgebruik. | Burgers beschermen tegen geweld en een hoog niveau van bescherming van gezondheid, welzijn en sociale samenhang bereiken. | Voorkoming en bestrijding van alle vormen van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen, zowel in het openbare leven als in de privé-sfeer. Ondersteuning van slachtoffers en risicogroepen. Op dit gebied actieve NGO's en andere organisaties bijstaan en aanmoedigen. Verspreiding van de in het kader van beide Daphne-programma's verkregen resultaten, met inbegrip van hun aanpassing, overdracht en gebruik door andere begunstigden of in andere geografische gebieden. Vaststelling en versterking van acties die bijdragen aan de positieve behandeling van mensen die het risico lopen slachtoffer te worden van geweld. |

    Voorkoming en beperking van drugsgebruik, verslaving en drugsgerelateerde schade. | Het maatschappelijk middenveld betrekken bij de tenuitvoerlegging en ontwikkeling van de EU-drugsstrategie en EU-actieplannen. Toezicht op en uitvoering van de specifieke acties in het kader van de drugsactieplannen 2005-2008 en 2009-2012 en evaluatie van deze tenuitvoerlegging. |

    Bevordering van transnationale en bewustmakingsactiviteiten op de hierboven geschetste werkterreinen. | Uitbouw van multidisciplinaire netwerken; zorgen voor de verdere ontwikkeling van de kennisbasis, de uitwisseling van informatie en de vaststelling en verspreiding van beproefde methoden, met name door opleiding, studiebezoeken en uitwisseling van personeel. Ontwikkeling en uitvoering van bewustmakingsacties voor specifieke doelgroepen om de toepassing van het beginsel van nultolerantie ten aanzien van geweld te bevorderen, de ondersteuning van slachtoffers aan te moedigen en het melden van gevallen van geweld te stimuleren. Bewustmaking van de maatschappelijke en gezondheidsproblemen als gevolg van drugsgebruik en bevordering van een open dialoog met het oog op een beter inzicht in de drugsproblematiek. |

    Alle doelstellingen stroken met het overkoepelende doel van het algemene programma "Grondrechten en justitie", te weten de ondersteuning van de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.

    - Complementariteit/samenhang met andere instrumenten

    Bij het opstellen van het programma werd bijzondere aandacht besteed aan de samenhang met andere programma’s ter financiering van activiteiten op dezelfde beleidsterreinen en aan de complementariteit en synergie met dergelijke programma’s.

    Dit programma wordt aangevuld door de andere specifieke programma’s van het algemene programma "Grondrechten en justitie", in het bijzonder het specifieke programma "Grondrechten en burgerschap", dat tot doel heeft de fundamentele rechten en waarden van de Europese Unie te bevorderen met behoud en eerbiediging van de culturele diversiteit en tradities van de Europese volkeren.

    Er wordt ook gestreefd naar complementariteit met het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving. Dit centrum heeft als belangrijkste taak objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie over het drugsvraagstuk en drugsverslaving in Europa te verzamelen en te verspreiden. Daartoe werkt het centrum samen met landen buiten de EU en met op dat gebied actieve internationale organisaties.

    Bijzondere aandacht zal worden besteed aan de algemene programma's "Veiligheid en bescherming van de vrijheden" en "Solidariteit en beheer van de migratiestromen", aangezien zij het onderhavige programma aanvullen. In dit verband zullen zeker synergie-effecten worden gegenereerd, in het bijzonder op het gebied van geweldbestrijding. Hierbij kan het zowel gaan om racistisch geweld, geweld op grond van geslacht of seksuele voorkeur of drugsgerelateerde misdrijven.

    Ook andere programma's, zoals "Veiliger Internet plus", "Programma voor de gezondheidszorg", "Programma betreffende bescherming tegen letsels", het 7de kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling en het jeugdprogramma, kunnen het onderhavige programma aanvullen.

    3. Evaluatie

    3.1. Uit tussentijdse/eindevaluaties getrokken lessen

    Het Daphne-programma werd tweemaal door de Commissie geëvalueerd. In 2002 werd een tussentijds verslag[13] ingediend en in 2004 een eindverslag[14].

    Uit zowel het tussentijds verslag als het eindverslag over het Daphne-programma (2000-2003) blijkt dat organisaties veel voordeel hebben gehaald uit hun deelname aan Europese partnerschappen. Door de samenwerking tussen verenigingen zijn hun programma's doeltreffender geworden en worden de middelen beter benut. In het eindverslag werd erop gewezen dat er nog ruimte voor verbetering was, bijvoorbeeld door de oprichting van een helpdesk of door meer de klemtoon te leggen op de bekendmaking. Het Daphne II-programma werd aangepast overeenkomstig de bevindingen van dit verslag. Aangezien de programmastructuur vrij recentelijk werd gewijzigd, hoeven er geen aanzienlijke wijzigingen meer te worden aangebracht.

    De Commissie stelde een tussentijdse[15] en een eindevaluatie[16] op van het drugsactieplan (2000–2004). Het nieuwe actieplan (2005-2008) is in de eerste plaats gericht op de gebieden waarop volgens de evaluatie verdere vooruitgang nodig is.

    Uit deze evaluaties blijkt dat enkele verbeteringen moeten worden aangebracht om de doelstellingen beter te kunnen bereiken. In het bijzonder werd opgemerkt dat het maatschappelijk middenveld nauwer moet worden betrokken bij de voorbereiding en de ontwikkeling van het EU-beleid op dit terrein. Een verdere vereiste is dat nationale acties, ook op internationaal vlak, beter worden gecoördineerd. Het uitbouwen van netwerken en de uitwisseling van beproefde methoden moet worden aangemoedigd en verder worden ontwikkeld.

    3.2. Evaluatie vooraf

    Uit het werkdocument van de Commissie betreffende de evaluatie vooraf van het algemene programma “Grondrechten en justitie” blijkt dat het gekozen beleid geschikt is om de beoogde doelstellingen te bereiken.

    4. Rechtsgrond en bedoeling van het beleidsinstrument

    4.1. Rechtsgrond

    Dit specifieke programma van het algemene programma "Grondrechten en justitie" is gebaseerd op artikel 152 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

    In artikel 152 van het EG-Verdrag, dat betrekking heeft op de volksgezondheid, wordt duidelijk bepaald dat bij de bepaling en de uitvoering van elk beleid en elk optreden van de Gemeenschap een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid wordt verzekerd. Voorts wordt in het artikel bepaald dat de Gemeenschap het optreden van de lidstaten aanvult ter vermindering van de schade aan de gezondheid door drugsgebruik, met inbegrip van voorlichting en preventie.

    Zorgen voor een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid door mensen te beschermen tegen geweld en door het verstrekken van voorlichting en het ontwikkelen van preventieve acties met betrekking tot drugs is de belangrijkste doelstelling van dit programma. De voorgestelde rechtsgrond is dus passend.

    4.2. Acties in het kader van het programma

    Er zijn verschillende soorten acties gepland:

    - specifieke acties van de Commissie, zoals studies en onderzoek; opiniepeilingen en onderzoeken; de vaststelling van indicatoren en gemeenschappelijke methodologieën; verzameling, ontwikkeling en verspreiding van gegevens en statistieken; seminars, conferenties en vergaderingen van deskundigen; op het publiek gerichte campagnes en evenementen; ontwikkeling en onderhoud van websites; het opstellen en verspreiden van voorlichtingsmateriaal; ondersteuning en beheer van netwerken van nationale deskundigen; analyse, toezicht en evaluatie;

    - acties waarbij financiële steun wordt toegekend aan specifieke projecten in het belang van de Gemeenschap, volgens de in de jaarlijkse werkprogramma's uiteengezette voorwaarden;

    - acties waarbij financiële steun wordt verleend aan de activiteiten van niet-gouvernementele organisaties of andere entiteiten, volgens de in de jaarlijkse werkprogramma's uiteengezette voorwaarden;

    - exploitatiesubsidies aan de Europese Federatie voor verdwenen en seksueel uitgebuite kinderen, die op het gebied van kinderrechten en -bescherming een doelstelling van algemeen Europees belang nastreeft.

    4.3. Subsidiariteit en evenredigheid

    Het huidige voorstel is opgesteld met inachtneming van het subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel overeenkomstig artikel 5 van het EG-Verdrag en het daaraan gehechte protocol. Wat subsidiariteit betreft, wordt met dit programma niet beoogd gebieden te bestrijken die reeds onder nationale programma’s van de lidstaten vallen. Dit programma is daarentegen gericht op gebieden waarop de EU een toegevoegde waarde kan bieden. In die zin zijn veruit de meeste van de in het kader van het programma ondersteunde activiteiten complementair met nationale acties en wordt beoogd synergie-effecten met acties op internationaal en regionaal niveau optimaal te benutten.

    Wat evenredigheid betreft, is het voorstel voor een nieuw programma zo eenvoudig mogelijk opgesteld. Dit geldt niet alleen voor de vorm van de acties – de definities in de wetgevingstekst zijn zo algemeen mogelijk gehouden – maar ook voor de administratieve en financiële voorschriften die van toepassing zijn bij de uitvoering van de acties. De Commissie heeft getracht het juiste evenwicht te vinden tussen enerzijds flexibiliteit en gebruiksgemak en anderzijds duidelijke doelstellingen en passende financiële en procedurele waarborgen.

    Gelet op de richtsnoeren in het protocol betreffende de toepassing van beide beginselen, is het duidelijk dat de in dit programma behandelde problemen transnationale aspecten hebben en dat een optreden op communautair niveau bijgevolg duidelijke voordelen oplevert ten opzichte van een nationaal optreden.

    4.4. Vereenvoudiging en rationalisering

    De voorgestelde benadering zal bijdragen aan de realisatie van de hoofddoelstelling, namelijk vereenvoudiging van zowel de wetgevings- als de beheersinstrumenten en stroomlijning van de begrotingsstructuur. Zij zal ook leiden tot meer samenhang en consistentie tussen de instrumenten en overlappingen daartussen helpen voorkomen. Hoewel voor de toekomstige uitbreidingen extra personele middelen nodig zullen zijn, zal een betere toewijzing van personele middelen worden bereikt door kleinere begrotingsonderdelen (die onevenredig veel middelen opslorpen) te schrappen en bestaande programma's in één coherent en gestroomlijnd programma onder te brengen. Dit zal resulteren in een grotere evenredigheid tussen het uitgavenbedrag en de administratieve kosten voor het beheer ervan.

    De voorgestelde rationalisering zal ook de eindgebruiker ten goede komen aangezien daardoor de zichtbaarheid, de duidelijkheid en de onderlinge samenhang van de instrumenten worden vergroot. Dankzij de gestandaardiseerde aanpak en geharmoniseerde uitvoeringsbepalingen zullen potentiële begunstigden gemakkelijker een financieringsaanvraag kunnen indienen.

    De Commissie kan besluiten taken tot uitvoering van de begroting toe te vertrouwen aan de in artikel 54, lid 2, onder a), van het Financieel Reglement bedoelde agentschappen naar Gemeenschapsrecht. Deze agentschappen worden door de Commissie aangewezen overeenkomstig de artikelen 55 en 56 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad en artikel 37 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie. De Commissie controleert of een en ander in overeenstemming is met de beginselen van zuinig beheer, doeltreffendheid en efficiëntie. Alvorens de Commissie dergelijke taken delegeert, vergewist zij zich op grond van een voorafgaande evaluatie van het feit dat de oprichting van agentschappen in overeenstemming is met het beginsel van goed financieel beheer.

    Het voorgestelde nieuwe instrument volgt de door de Commissie gekozen benadering met betrekking tot de politieke en financiële uitdagingen vanaf 2007. Het is de bedoeling de bestaande instrumenten aan te vullen, te vereenvoudigen en te rationaliseren en de nodige flexibiliteit in te bouwen om nieuwe doelstellingen te realiseren en soepel in te spelen op het nieuwe rechtskader dat na de inwerkingtreding van het constitutioneel verdrag zal worden ingevoerd.

    5. Gevolgen voor de begroting

    De kosten van het algemene programma “Grondrechten en justitie” voor de periode 2007-2013 bedragen 543 miljoen EUR; de bijdrage voor dit specifieke programma bedraagt 138,2 miljoen EUR.

    2005/0037 (COD)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot vaststelling van het specifieke programma "Geweldbestrijding (Daphne) en drugspreventie en -voorlichting" voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma “Grondrechten en justitie”

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikel 152,

    Gezien het voorstel van de Commissie[17],

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[18],

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's[19],

    Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag[20],

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) In het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap wordt bepaald dat bij de bepaling en de uitvoering van elk beleid en elk optreden van de Gemeenschap een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid moet worden verzekerd. In artikel 3, lid 1, onder p), van het Verdrag wordt bepaald dat het optreden van de Gemeenschap een bijdrage tot het verwezenlijken van een hoog niveau van bescherming van de gezondheid omvat.

    (2) Het optreden van de Gemeenschap moet een aanvulling vormen op nationale beleidsmaatregelen die gericht zijn op de verbetering van de volksgezondheid, het wegnemen van bronnen van gevaar voor de menselijke gezondheid en het verminderen van de schade aan de gezondheid door drugsverslaving.

    (3) Fysiek, seksueel en psychologisch geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen of dreiging daarmee, dwang of willekeurige vrijheidsberoving, zowel in het openbare leven als in de privé-sfeer, vormt een inbreuk op hun recht op leven, veiligheid, vrijheid, waardigheid en lichamelijke en emotionele integriteit en een ernstige bedreiging voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de slachtoffers van dergelijk geweld. De gevolgen van dergelijk geweld doen zich zo erg gevoelen in de gehele Gemeenschap dat zij een echte plaag zijn op gezondheidsgebied en een belemmering vormen voor veilig, vrij en rechtvaardig burgerschap.

    (4) Volgens de definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie is gezondheid een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden en niet de loutere afwezigheid van ziekte of handicap. Volgens een resolutie die tijdens de Algemene Vergadering van de Wereldgezondheidsorganisatie in 1996 werd aangenomen, is geweld een van de belangrijkste mondiale problemen op het gebied van de volksgezondheid. In haar verslag over geweld en gezondheid van 3 oktober 2002 beveelt de WHO aan elementaire preventieve acties te bevorderen, meer maatregelen te nemen ten behoeve van slachtoffers van geweld en de samenwerking en uitwisseling van informatie over het voorkomen van geweld te intensiveren.

    (5) Deze beginselen worden erkend in talrijke overeenkomsten, verklaringen en protocollen van belangrijke internationale organisaties en instellingen zoals de Verenigde Naties, de Internationale Arbeidsorganisatie, de Wereldvrouwenconferentie en het Wereldcongres tegen de seksuele uitbuiting van kinderen voor commerciële doeleinden.

    (6) Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie[21] bevestigt onder andere opnieuw het recht op menselijke waardigheid, gelijkheid en solidariteit. Het omvat een aantal specifieke bepalingen betreffende de bescherming en bevordering van de lichamelijke en geestelijke integriteit, de gelijke behandeling van mannen en vrouwen, kinderrechten en non-discriminatie alsmede het verbod van onmenselijke of vernederende behandelingen, slavernij, dwangarbeid en kinderarbeid. In het Handvest wordt bevestigd dat bij de bepaling en uitvoering van elk beleid en elk optreden van de Gemeenschap een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid moet worden verzekerd.

    (7) De Commissie is door het Europees Parlement verzocht om actieprogramma's ter bestrijding van dergelijk geweld op te stellen en ten uitvoer te leggen, onder andere in de resoluties van het Europees Parlement van 19 mei 2000 over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement "Over nieuwe maatregelen ter bestrijding van de vrouwenhandel"[22]en van 20 september 2001 over genitale verminking van vrouwen[23].

    (8) Het actieprogramma dat werd opgezet bij Besluit nr. 293/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 januari 2000 tot vaststelling van een communautair actieprogramma (het programma Daphne) (2000-2003) betreffende preventieve maatregelen ter bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen[24], heeft bijgedragen tot een grotere bewustwording van deze problematiek in de Europese Unie en heeft geleid tot meer samenwerking tussen de organisaties die in de lidstaten actief zijn op het gebied van geweldbestrijding.

    (9) In het actieprogramma dat werd opgezet bij Besluit nr. 803/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van een communautair actieprogramma (2004-2008) ter voorkoming en bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen en ter bescherming van slachtoffers en risicogroepen (Daphne II-programma)[25], werd voortgebouwd op de resultaten die reeds in het kader van het Daphne-programma werden bereikt. Op grond van artikel 8, lid 2, van dit besluit treft de Commissie de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de jaarlijkse kredieten stroken met de nieuwe financiële vooruitzichten.

    (10) Het is wenselijk te zorgen voor continuïteit voor de projecten die in het kader van de Daphne en Daphne II-programma's werden ondersteund.

    (11) Volgens onderzoek hangt een groot aantal ziektes en sterfgevallen in Europa samen met drugsverslaving en vormt de schade aan de gezondheid door drugsverslaving derhalve een belangrijk probleem voor de volksgezondheid.

    (12) In de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de resultaten van de eindevaluatie van de EU-drugsstrategie en het EU-actieplan inzake drugs (2000-2004)[26] werd erop gewezen dat het maatschappelijk middenveld regelmatig moet worden betrokken bij de ontwikkeling van het EU-drugsbeleid.

    (13) Het besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van de volksgezondheid (2003-2008) voorziet in de ontwikkeling van strategieën en maatregelen inzake drugsverslaving en van leefstijl gebonden gezondheidsdeterminanten.

    (14) In zijn aanbeveling van 18 juni 2003 betreffende de preventie en beperking van gezondheidsschade die samenhangt met drugsverslaving[27] heeft de Raad aanbevolen dat de lidstaten de preventie van drugsverslaving en de vermindering van de daarmee samenhangende risico's tot een doelstelling van het volksgezondheidsbeleid maken en zij daartoe alomvattende strategieën ontwikkelen en uitvoeren.

    (15) In december 2004 heeft de Europese Raad de drugsstrategie voor 2005-2012 van de Europese Unie aangenomen, die betrekking heeft op alle drugsgerelateerde activiteiten van de Europese Unie en waarin de belangrijkste doelstellingen worden vastgesteld. Deze doelstellingen voorzien in het bereiken van een hoog niveau van gezondheidsbescherming, welzijn en sociale samenhang door het voorkomen en beperken van drugsgebruik, verslaving en drugsgerelateerde schade aan de volksgezondheid en de maatschappij.

    (16) De Commissie heeft haar drugsactieplan (2005-2008)[28] aangenomen als een cruciaal instrument voor het omzetten van de drugsstrategie 2005-2012 van de Europese Unie in concrete acties. Het actieplan moet uiteindelijk het drugsgebruik onder de bevolking aanzienlijk terugdringen en de schade die de volksgezondheid en de maatschappij oplopen als gevolg van het gebruik van en de handel in illegale drugs, verminderen.

    (17) Het is belangrijk en noodzakelijk dat de ernstige onmiddellijke en lange termijngevolgen worden erkend die geweld en drugs kunnen hebben op het gebied van gezondheid, psychologische en sociale ontwikkeling, gelijke kansen van de betrokkenen en voor personen, gezinnen en gemeenschappen alsook wat betreft de hoge sociale en economische kosten voor de maatschappij in haar geheel.

    (18) De Europese Unie kan een meerwaarde geven aan de acties van de lidstaten op het gebied van drugspreventie en -voorlichting door deze acties aan te vullen en synergie-effecten te bevorderen.

    (19) Op het gebied van de preventie van geweld, met inbegrip van misbruik en seksuele uitbuiting ten aanzien van vrouwen, jongeren en kinderen en de bescherming van slachtoffers en risicogroepen kan de Europese Unie een meerwaarde geven aan de acties die hoofdzakelijk door de lidstaten worden ondernomen door de volgende maatregelen te nemen: de verspreiding en uitwisseling van gegevens, ervaring en beproefde methoden; de bevordering van een innoverende benadering; de gezamenlijke vaststelling van prioriteiten; de ontwikkeling van de nodige netwerken; de selectie van projecten in de gehele Gemeenschap en het motiveren en mobiliseren van alle betrokken partijen. Deze acties moeten ook betrekking hebben op vrouwen en kinderen die via mensenhandel de lidstaten worden binnengebracht.

    (20) De Europese Federatie voor verdwenen en seksueel uitgebuite kinderen verenigt op Europees niveau de verschillende NGO's die actief zijn op het gebied van verdwenen en seksueel uitgebuite kinderen. De federatie is actief op het vlak van de bewustmaking van en de strijd tegen het verschijnsel van verdwenen en seksueel uitgebuite kinderen door de communicatie te bevorderen tussen Europese organisaties met het oog op een meer efficiënte aanpak, de oprichting te bevorderen van een Europees studiecentrum voor het centraliseren en analyseren van gegevens met betrekking tot deze fenomenen en activiteiten te ondersteunen en uit te voeren met het oog op de verbetering van de situatie van verdwenen of seksueel uitgebuite minderjarigen en de wetgeving, mentaliteit en gedrag in Europa te wijzigen.

    (21) De doelstellingen van de voorgestelde actie, namelijk het voorkomen en bestrijden van alle vormen van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen en drugsvoorlichting en -preventie, kunnen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt, omdat de gegevensuitwisseling en verspreiding van beproefde methoden op EU-niveau moet plaatsvinden. Dit kan dan ook beter op communautair niveau worden verwezenlijkt. Aangezien een gecoördineerde en multidisciplinaire aanpak noodzakelijk is en rekening houdende met de omvang of de gevolgen van het optreden kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag omschreven subsidiariteitsbeginsel maatregelen treffen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

    (22) Passende maatregelen moeten worden genomen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen en om verloren gegane, ten onrechte betaalde of slecht bestede middelen terug te vorderen.

    (23) Bij dit besluit wordt een financieel kader vastgesteld dat voor de begrotingsautoriteit gedurende de gehele looptijd van het programma de voornaamste referentie vormt in de zin van punt 33 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure[29].

    (24) Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[30] (hierna “het Financieel Reglement” genoemd) en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad[31], die de financiële belangen van de Europese Gemeenschap beschermen, moeten worden toegepast, waarbij moet worden gestreefd naar eenvoud en samenhang bij de keuze van de begrotingsinstrumenten, beperking van het aantal gevallen waarin de Commissie rechtstreeks verantwoordelijk is voor de uitvoering en het beheer van de begrotingsinstrumenten, en evenredigheid tussen de hoogte van de middelen en de administratieve lasten voor de besteding ervan.

    (25) Krachtens het Financieel Reglement is voor exploitatiesubsidies een basisbesluit vereist.

    (26) Overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[32] moeten de maatregelen voor de uitvoering van dit besluit worden goedgekeurd aan de hand van de raadplegingsprocedure van artikel 3 van dit besluit. Dit is aangewezen omdat het programma geen significante gevolgen heeft voor de begroting van de Europese Unie,

    BESLUITEN:

    Artikel 1 Vaststelling van het programma

    1. In dit besluit wordt het specifieke programma "Geweldbestrijding (Daphne) en drugspreventie en -voorlichting" (hierna “het programma” genoemd) vastgesteld als onderdeel van het algemene programma “Grondrechten en justitie”, om bij te dragen aan de versterking van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.

    2. Het programma bestrijkt de periode van 1 januari 2007 tot en met 31december 2013.

    Artikel 2 Algemene doelstellingen

    1. Dit programma heeft de volgende algemene doelstellingen:

    (a) bijdragen aan de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht door geweldbestrijding en door voorlichting over en preventie van drugsgebruik;

    (b) burgers beschermen tegen geweld en een hoog niveau van gezondheidsbescherming, welzijn en sociale samenhang bereiken;

    (c) voorkoming en beperking van drugsgebruik, verslaving en drugsgerelateerde schade.

    2. Zonder afbreuk te doen aan de doelstellingen en bevoegdheden van de Europese Gemeenschap, dragen de algemene doelstellingen van het programma bij aan de ontwikkeling van communautaire beleidsmaatregelen en meer in het bijzonder aan die welke verband houden met de bescherming van de volksgezondheid, gelijkheid van mannen en vrouwen, bescherming van de kinderrechten en de strijd tegen mensenhandel en seksuele uitbuiting.

    Artikel 3 Specifieke doelstellingen

    Dit programma heeft de volgende specifieke doelstellingen:

    5. voorkoming en bestrijding van alle vormen van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen, zowel in het openbare leven als in de privé-sfeer door preventief op te treden en steun te verlenen aan slachtoffers en risicogroepen aan de hand van volgende maatregelen:

    6. NGO's en andere organisaties die actief zijn op het gebied van de bescherming tegen en het voorkomen van geweld ondersteunen en aanmoedigen en steun verlenen aan slachtoffers;

    7. acties voor de bewustmaking van specifieke doelgroepen ontwikkelen en ten uitvoer leggen, materiaal ontwikkelen ter aanvulling van het reeds bestaande materiaal of het reeds bestaande materiaal aanpassen en gebruiken in andere geografische gebieden of ten behoeve van andere doelgroepen;

    8. de in het kader van beide Daphne-programma's verkregen resultaten verspreiden, met inbegrip van hun aanpassing, overdracht en gebruik door andere begunstigden of in andere geografische gebieden;

    9. vaststellen en versterken van acties die bijdragen tot een positieve behandeling van mensen die het risico lopen slachtoffer te worden van geweld, namelijk door te kiezen voor een aanpak die zowel aanzet tot respect voor hen als hun welbevinden en persoonlijke ontplooiing bevordert;

    10. transnationale acties bevorderen door:

    11. multidisciplinaire netwerken uit te bouwen;

    12. de verdere ontwikkeling te garanderen van de kennisbasis, de uitwisseling van informatie en de vaststelling en verspreiding van beproefde methoden, met name door opleiding, studiebezoeken en uitwisseling van personeel;

    13. bewustmaking van geweld bij doelgroepen zoals specifieke beroepen zodat zij hierin meer inzicht krijgen, de toepassing van het beginsel inzake nultolerantie ten aanzien van geweld te bevorderen, de ondersteuning van slachtoffers aan te moedigen en het melden van gevallen van geweld bij de bevoegde autoriteiten te stimuleren;

    14. de vraagstukken in verband met geweld te bestuderen, na te gaan welke de onderliggende oorzaken van geweld zijn op alle niveaus van de maatschappij en deze te bestrijden;

    15. bewustmaking van de maatschappelijke en gezondheidsproblemen als gevolg van drugsgebruik en bevordering van een open dialoog met het oog op een beter inzicht in de drugsproblematiek;

    16. het maatschappelijk middenveld betrekken bij de tenuitvoerlegging en ontwikkeling van de EU-drugsstrategie en EU-actieplannen;

    17. toezicht op en uitvoering van de specifieke acties in het kader van de drugsactieplannen 2005-2008 en 2009-2012 en evaluatie van deze tenuitvoerlegging.

    Artikel 4 Acties

    Met het oog op de verwezenlijking van de in de artikelen 2 en 3 bedoelde algemene en specifieke doelstellingen kunnen in het kader van dit programma de volgende soorten acties worden ondersteund:

    18. specifieke acties van de Commissie, zoals studies en onderzoek; opiniepeilingen en onderzoeken; de vaststelling van indicatoren en gemeenschappelijke methodologieën; verzameling, ontwikkeling en verspreiding van gegevens en statistieken; seminars, conferenties en vergaderingen van deskundigen; op het publiek gerichte campagnes en evenementen; ontwikkeling en onderhoud van websites; het opstellen en verspreiden van voorlichtingsmateriaal; ondersteuning en beheer van netwerken van nationale deskundigen; analyse, toezicht en evaluatie; of

    19. specifieke transnationale projecten in het belang van de Unie die door ten minste drie lidstaten worden ingediend, volgens de in de jaarlijkse werkprogramma's uiteengezette voorwaarden; of

    20. de activiteiten van niet-gouvernementele organisaties of andere entiteiten die overeenkomstig de algemene doelstellingen van het programma een doel van algemeen Europees belang nastreven, volgens de in de jaarlijkse werkprogramma's uiteengezette voorwaarden;

    21. een exploitatiesubsidie ter medefinanciering van de uitgaven in verband met het permanente werkprogramma van de Europese Federatie voor verdwenen en seksueel uitgebuite kinderen, die op het gebied van kinderrechten en -bescherming een doelstelling van algemeen Europees belang nastreeft.

    Artikel 5 Deelname

    De volgende landen (hierna “de deelnemende landen” genoemd) kunnen aan de acties van het programma deelnemen:

    22. de EVA-Staten die partij zijn bij de EER-Overeenkomst, overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst;

    23. de met de EU geassocieerde kandidaat-lidstaten en de bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken landen van de westelijke Balkan, volgens de voorwaarden die zijn vastgesteld in de met die landen gesloten of te sluiten associatieovereenkomsten of aanvullende protocollen inzake de deelname aan communautaire programma's;

    24. bij de projecten kunnen kandidaat-lidstaten worden betrokken die niet aan dit programma deelnemen, wanneer dit tot hun voorbereiding op toetreding zou bijdragen, dan wel andere derde landen die niet aan dit programma deelnemen, wanneer dit de doelstellingen van de projecten dient.

    Artikel 6 Doelgroepen

    1. Het programma is gericht op alle groepen die zich direct of indirect bezighouden met vraagstukken in verband met geweld en drugs.

    2. Wat de strijd tegen geweld betreft, zijn de belangrijkste doelgroepen de slachtoffers van geweld en de groepen die het risico lopen slachtoffer te worden van geweld. Andere doelgroepen zijn onder meer leraars en onderwijzend personeel, politie en maatschappelijk werkers, lokale en nationale autoriteiten, medisch en paramedisch personeel, gerechtelijk personeel, NGO's, vakorganisaties en religieuze gemeenschappen. Met het oog op geweldpreventie is het ook van belang te denken aan behandelingsprogramma's voor zowel slachtoffers als daders.

    3. Wat drugs betreft, zijn jongeren, kwetsbare groepen en probleemwijken risicogroepen en moeten ze dus als doelgroepen worden beschouwd. Andere doelgroepen zijn onder meer leraars en onderwijzend personeel, maatschappelijk werkers, lokale en nationale autoriteiten, medisch en paramedisch personeel, gerechtelijk personeel, NGO's, vakorganisaties en religieuze gemeenschappen.

    Artikel 7 Toegang tot het programma

    Het programma staat open voor openbare of particuliere organisaties en instellingen (plaatselijke autoriteiten op het bevoegde niveau, universiteitsfaculteiten en onderzoekscentra) die actief zijn op het gebied van de preventie en bestrijding van geweld ten aanzien van kinderen, jongeren en vrouwen of die bescherming bieden tegen dergelijk geweld of die hulp verlenen aan slachtoffers dan wel gerichte acties ten uitvoer leggen om de afwijzing van dergelijk geweld te bevorderen of attitude- en gedragswijzigingen ten opzichte van kwetsbare groepen en slachtoffers van geweld aan te moedigen. Het programma staat ook open voor openbare of particuliere organisaties en instellingen (plaatselijke autoriteiten op het bevoegde niveau, universiteitsfaculteiten en onderzoekscentra) die actief zijn op het gebied van drugsvoorlichting en – preventie.

    Artikel 8 Financieringsvormen

    1. Communautaire financiering kan de volgende juridische vormen aannemen:

    - subsidies;

    - overheidsopdrachten.

    2. Behalve in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde spoedeisende gevallen of indien de begunstigde wegens zijn kenmerken als enige voor een bepaalde actie in aanmerking komt, worden communautaire subsidies normaal toegekend na een oproep tot het indienen van voorstellen in de vorm van exploitatiesubsidies en subsidies aan acties. Het maximale medefinancieringspercentage wordt in de jaarlijkse werkprogramma's vastgesteld.

    3. Voorts is voorzien in uitgaven voor begeleidende maatregelen door middel van contracten voor overheidsopdrachten, in welk geval de communautaire financiering de aankoop van diensten en goederen dekt. Het gaat daarbij onder meer om uitgaven met betrekking tot voorlichting en communicatie, voorbereidende werkzaamheden, tenuitvoerlegging, toezicht, controles en evaluatie van projecten, beleidsinitiatieven, programma's en wetgeving.

    Artikel 9 Uitvoeringsmaatregelen

    1. De Commissie voert de communautaire bijstand uit overeenkomstig het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

    2. Voor de tenuitvoerlegging van het programma stelt de Commissie, binnen de grenzen van de in artikel 2 omschreven algemene doelstellingen, een jaarlijks werkprogramma op met specifieke doelstellingen, thematische prioriteiten, een beschrijving van de in artikel 8 bedoelde begeleidende maatregelen en eventueel een lijst van andere acties.

    3. Het jaarlijkse werkprogramma wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 10, lid 2.

    4. Bij de evaluatie- en gunningsprocedures met betrekking tot subsidies aan acties wordt onder meer rekening gehouden met de volgende criteria:

    (a) conformiteit met het jaarlijkse werkprogramma, de in artikel 2 uiteengezette algemene doelstellingen en de maatregelen op de in de artikelen 3 en 4 bedoelde gebieden;

    (b) kwaliteit van de voorgestelde actie qua opzet, organisatie, presentatie en verwachte resultaten;

    (c) bedrag van de gevraagde communautaire financiering en de mate waarin deze in verhouding staat tot de verwachte resultaten;

    (d) effect van de verwachte resultaten op de in artikel 2 omschreven algemene doelstellingen en op de maatregelen op de in de artikelen 3 en 4 bedoelde gebieden.

    5. De aanvragen voor de in artikel 4, leden 3 en 4, bedoelde exploitatiesubsidies worden geëvalueerd op grond van de volgende punten:

    – de mate van overeenstemming met de doelstellingen van het programma;

    – de kwaliteit van de geplande activiteiten;

    – het van deze activiteiten te verwachten multiplicatoreffect op het publiek;

    – de geografische uitstraling van de activiteiten;

    – de rol van de burgers in de structuren van de desbetreffende organen;

    – de verhouding tussen de kosten en de baten van de voorgestelde activiteiten.

    6. Overeenkomstig artikel 113, lid 2, van het Financieel Reglement wordt voor de aan de Europese Federatie voor verdwenen en seksueel uitgebuite kinderen verleende exploitatiesubsidies een uitzondering gemaakt op het degressiviteitsbeginsel, omdat deze vereniging een doel van algemeen Europees belang op het gebied van kinderrechten en -bescherming nastreeft.

    Artikel 10 Comité

    1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité dat bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten en dat wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie (hierna "het comité" genoemd).

    2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan.

    3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

    Artikel 11 Complementariteit

    1. Er wordt gestreefd naar synergie en complementariteit met andere instrumenten van de Gemeenschap, met name de algemene programma's "Veiligheid en bescherming van de vrijheden" en "Solidariteit en beheer van de migratiestromen", het 7de kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling en de programma's met betrekking tot gezondheidsbescherming en "Veiliger internet plus". Er wordt actief gestreefd naar complementariteit met het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving. Statistische gegevens over geweld en drugs zullen in samenwerking met de lidstaten worden opgesteld, zo nodig aan de hand van het communautair statistisch programma.

    2. Middelen van het programma kunnen worden gedeeld met andere instrumenten van de Gemeenschap, met name de algemene programma's "Veiligheid en bescherming van de vrijheden", "Solidariteit en beheer van de migratiestromen" en het 7de kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling om acties ten uitvoer te leggen die aan de doelstellingen van alle programma's beantwoorden.

    3. Voor in het kader van dit besluit gefinancierde acties wordt voor hetzelfde doel geen bijstand van andere financiële instrumenten van de Gemeenschap verleend. De begunstigden van dit besluit stellen de Commissie in kennis van financiering die zij uit de communautaire begroting en andere bronnen ontvangen, alsook van hun lopende financieringsaanvragen.

    Artikel 12 Begrotingsmiddelen

    1. De begroting voor de uitvoering van dit instrument bedraagt voor de in artikel 1 vermelde periode 138,2 miljoen EUR.

    2. De begrotingsmiddelen die worden toegewezen voor de acties waarin dit programma voorziet, worden jaarlijks opgevoerd in de algemene begroting van de Europese Unie. De beschikbare jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegekend binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

    Artikel 13 Toezicht

    1. Voor alle in het kader van het programma gefinancierde acties dient de begunstigde technische en financiële voortgangsverslagen in. Tevens wordt binnen drie maanden na de beëindiging van de actie een eindverslag ingediend. Vorm en inhoud van deze verslagen worden door de Commissie vastgesteld.

    2. Onverminderd de controles die door de Rekenkamer worden uitgevoerd in samenwerking met de bevoegde nationale controle-instanties of diensten overeenkomstig artikel 248 van het EG Verdrag, en onverminderd eventuele uit hoofde van artikel 279, onder c), van het EG Verdrag uitgevoerde controles, mogen ambtenaren en andere personeelsleden van de Commissie controles ter plaatse, met inbegrip van steekproefsgewijze controles, uitvoeren met betrekking tot in het kader van het programma gefinancierde acties.

    3. Op basis van dit besluit gesloten contracten en overeenkomsten voorzien met name in toezicht en financiële controle door de Commissie (of een door haar gevolmachtigde vertegenwoordiger), zo nodig ter plaatse, en in controles door de Rekenkamer.

    4. Gedurende een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de laatste betaling voor een gegeven actie, houdt de begunstigde van financiële steun alle bescheiden met betrekking tot uitgaven voor de betrokken actie ter beschikking van de Commissie.

    5. Op basis van de resultaten van de in de leden 1 en 2 bedoelde verslagen en steekproefsgewijze controles past de Commissie, indien nodig, de omvang van de oorspronkelijk goedgekeurde financiële steun en de daaraan verbonden voorwaarden, alsook het tijdschema van de betalingen aan.

    6. De Commissie doet al het nodige om te verifiëren dat de gefinancierde acties correct en overeenkomstig de bepalingen van dit besluit en het Financieel Reglement worden uitgevoerd.

    Artikel 14 Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap

    1. De Commissie ziet erop toe dat bij de tenuitvoerlegging van uit hoofde van dit besluit gefinancierde acties de financiële belangen van de Gemeenschap worden gevrijwaard door de toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere illegale handelingen, zulks door de uitvoering van doeltreffende controles en de terugvordering van de ten onrechte uitbetaalde bedragen en, indien onregelmatigheden worden vastgesteld, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, overeenkomstig de Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95 en (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad.

    2. Ten aanzien van in het kader van dit programma gefinancierde communautaire acties zijn de Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95 en (Euratom, EG) nr. 2185/96 van toepassing op elke inbreuk op het Gemeenschapsrecht, met inbegrip van inbreuken op een in het kader van dit programma vastgelegde contractuele verplichting, die bestaat in een handeling of een nalaten van een marktdeelnemer waardoor de algemene begroting van de Gemeenschappen of de door de Gemeenschappen beheerde begrotingen worden of zouden kunnen worden benadeeld door een onverschuldigde uitgave.

    3. De Commissie vermindert de voor een actie toegekende financiering, schorst de uitbetaling ervan of vordert deze terug indien zij onregelmatigheden vaststelt, met inbegrip van de niet-naleving van de bepalingen van dit besluit of van de individuele beschikking of het contract of de overeenkomst waarbij de betrokken financiële steun werd toegekend, of indien aan het licht komt dat, zonder dat de Commissie daarvoor om toestemming werd verzocht, de actie werd gewijzigd op een manier die in strijd is met de aard of de uitvoeringsvoorwaarden van het project.

    4. Indien de termijnen niet in acht werden genomen of indien slechts een deel van de toegekende financiële steun gerechtvaardigd blijkt in het licht van de voortgang die met de uitvoering van de actie wordt gemaakt, verzoekt de Commissie de begunstigde om binnen een vastgestelde termijn zijn opmerkingen kenbaar te maken. Indien de begunstigde geen geldige verantwoording verstrekt, kan de Commissie de rest van de financiële steun schrappen en de terugbetaling van de reeds betaalde bedragen eisen.

    5. Alle onverschuldigd uitbetaalde bedragen worden aan de Commissie terugbetaald. Bedragen die niet tijdig worden terugbetaald, worden verhoogd met een achterstandsrente, volgens de in het Financieel Reglement vastgestelde voorwaarden.

    Artikel 15

    Evaluatie

    1. Om de tenuitvoerlegging van de in het kader van dit programma geplande activiteiten te kunnen volgen, wordt dit programma regelmatig geëvalueerd.

    2. De Commissie zorgt voor een regelmatige, onafhankelijke en externe evaluatie van het programma.

    3. De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad de volgende documenten in:

    (a) uiterlijk op 31 maart 2011, een tussentijds evaluatieverslag over de behaalde resultaten en de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de uitvoering van dit programma;

    (b) uiterlijk op 30 augustus 2012, een mededeling over de voortzetting van dit programma;

    (c) uiterlijk op 31 december 2014, een verslag over de evaluatie achteraf .

    Artikel 16 Overgangsmaatregelen

    Besluit nr. 803/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van een communautair actieprogramma (2004-2008) ter voorkoming en bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen en ter bescherming van slachtoffers en risicogroepen (Daphne II-programma) wordt ingetrokken.

    Op acties die vóór 31 december 2006 op grond van Besluit nr. 803/2004/EG zijn aangevat, blijft tot de beëindiging ervan Besluit nr. 803/2004/EG van toepassing. Het in artikel 7 van Besluit nr. 803/2004/EG bedoelde comité wordt vervangen door het in artikel 10 van het onderhavige besluit bedoelde comité.

    Artikel 17 Inwerkingtreding

    Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie . Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2007.

    Gedaan te Brussel,

    Voor het Europees Parlement Voor de Raad

    De Voorzitter De Voorzitter

    TOELICHTING

    1. Achtergrond

    Bij de voorbereiding van de financiële vooruitzichten voor 2007-2013 stond vanaf het begin een beleidsgerichte aanpak voorop, met het oog op de samenhang tussen de politieke doelstellingen en de in dat verband toegewezen bedragen. In dit verband wordt de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht beschouwd als één van de hoofdprioriteiten van de Europese Unie in de komende jaren, die door aanzienlijk verruimde financiële middelen zal worden ondersteund. In haar mededelingen "Bouwen aan onze gemeenschappelijke toekomst – Beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013" [33] en "Financiële vooruitzichten 2007-2013” [34], wees de Commissie er tevens op dat het belangrijk is om de herziening van de rechtsinstrumenten van de volgende financiële vooruitzichten te gebruiken om flinke vooruitgang naar meer eenvoud tot stand te brengen. De Commissie, die haar voorstellen rond drie algemene en beleidsgerichte programma's heeft opgebouwd ("Solidariteit en beheer van de migratiestromen", "Grondrechten en justitie", "Veiligheid en bescherming van de vrijheden"), geeft een duidelijk kader aan voor de financiële bijstand van de Gemeenschap aan de drie doelstellingen: justitie, vrijheid en veiligheid.

    2. Motivering van de actie

    2.1. Analyse van het probleem

    Door de bevordering van het burgerschap van de Europese Unie moet het gevoel worden ontwikkeld tot een unie te behoren die fundamentele rechten en waarden deelt en tegelijkertijd de verscheidenheid aan culturen en tradities van de Europese volkeren in stand houdt en eerbiedigt. In het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is het Europese burgerschap ingesteld en zijn de rechten en verplichtingen van de EU-burgers vastgelegd; het Verdrag betreffende de Europese Unie is, samen met het Handvest van de grondrechten, de basis van het EU-beleid inzake grondrechten.

    Voor de periode van de volgende financiële vooruitzichten staat de Unie op dit beleidsterrein vooral voor de volgende uitdagingen:

    1. de opneming van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie in het constitutioneel verdrag, de mogelijkheid voor de Unie om toe te treden tot het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de reeds bij het Verdrag van Nice ingevoerde toezichtsmechanismen van artikel 7 VEU leiden samen tot een aanzienlijke versterking en operationalisering van de grondrechten, die de kern van het Europese project vormen;

    2. door de opneming van het Handvest van de grondrechten in het constitutioneel verdrag zal de Unie niet alleen wettelijk verplicht zijn deze rechten te eerbiedigen maar zal zij er, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, ook voor moeten zorgen dat deze rechten daadwerkelijk worden gepropageerd op al haar (interne én externe) beleidsterreinen;

    3. met name in de context van een zich uitbreidende en steeds verscheidener Unie en de daarmee samenhangende nieuwe uitdagingen zullen aanzienlijk meer toezichtsactiviteiten nodig zijn om ervoor te zorgen dat de lidstaten op hun bevoegdheidsgebieden dezelfde aanpak volgen;

    4. NGO’s en andere actoren van het maatschappelijk middenveld spelen een belangrijke rol bij de bevordering en bescherming van de grondrechten in de gehele Europese Unie en bij de bewustmaking van mensen met betrekking tot hun rechten en de wijze waarop deze volledig kunnen worden uitgeoefend. Daarom is het van wezenlijk belang ervoor te zorgen dat het optreden en de inspanningen van deze entiteiten in alle lidstaten van een gelijkwaardig niveau zijn. Voorts is het van cruciaal belang het maatschappelijk middenveld te ondersteunen en netwerkvorming te stimuleren;

    5. aanmoediging van de interreligieuze en multiculturele dialoog kan als een belangrijk middel worden beschouwd ter bestrijding van discriminatie en ter bevordering van de grondrechten, wederzijds begrip en vrede.

    2.2. De koers voor de toekomst

    Dit specifieke programma van het algemene programma "Grondrechten en justitie" heeft ten doel de werkingssfeer van de twee bestaande voorbereidende acties (bevordering van de grondrechten en ondersteuning van het maatschappelijk middenveld) gevoelig uit te breiden en nieuwe doelstellingen in te voeren zoals de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme namelijk door de interreligieuze en multiculturele dialoog op EU-niveau aan te moedigen.

    De ondersteuning van het op het gebied van de grondrechten actieve maatschappelijk middenveld zal worden verruimd tot alle lidstaten; de huidige voorbereidende actie heeft alleen betrekking op de tien nieuwe lidstaten.

    Om democratische participatie aan te moedigen, zal bijzondere aandacht worden besteed aan de uit het burgerschap van de Unie voortvloeiende rechten, die in het Handvest als grondrechten worden erkend.

    Er is een aanzienlijke stijging van het budget gepland om rekening te houden met het toenemende belang van deze kwesties en actoren van het maatschappelijk middenveld te ondersteunen.

    2.3. Doelstellingen van het programma en daarmee samenhangende indicatoren

    - Omschrijving van algemene, specifieke en operationele doelstellingen

    Bevordering van de totstandbrenging van een Europese samenleving die op het burgerschap van de Europese Unie is gebaseerd en die de in het Handvest van de grondrechten verankerde grondrechten eerbiedigt. | Het Handvest van de grondrechten ondersteunen en burgers informeren over hun rechten als burgers van de Unie en hen aanmoedigen actief deel te nemen aan het democratische leven van de Unie. | Ondersteuning van bewustmakingsacties. |

    De situatie van de grondrechten in de Europese Unie en haar lidstaten regelmatig beoordelen in het kader van het Gemeenschapsrecht, waarbij het Handvest van de grondrechten als leidraad wordt gebruikt, en indien nodig advies inwinnen over specifieke vragen met betrekking tot de grondrechten. | Regelmatige verslagen of adviezen over de situatie van de grondrechten in de EU. |

    Uiteenzetting van de gevolgen van de opneming van het Handvest van de grondrechten in de grondwet en van de toetreding van de Europese Unie tot het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. | Ondersteuning van voorlichtingscampagnes op deze gebieden. |

    Bestrijding van antisemitisme, racisme en vreemdelingenhaat en versterking van het op het gebied van de grondrechten actieve maatschappelijk middenveld. | Ondersteuning van NGO’s en andere actoren van het maatschappelijk middenveld om deze beter in staat te stellen de grondrechten actief te bevorderen. Bestrijding van antisemitisme, racisme en vreemdelingenhaat door in de gehele Europese Unie te zorgen voor beter inzicht en meer tolerantie. Bevordering van vrede en grondrechten namelijk via een interreligieuze en multiculturele dialoog op EU-niveau. | Totstandbrenging van een open, transparante en regelmatige dialoog met het maatschappelijk middenveld over de grondrechten. Ondersteuning van bewustmakingsacties. Financiële steun voor de activiteiten van NGO’s of andere entiteiten die een doelstelling van algemeen Europees belang nastreven. Studies en analyses op deze gebieden. |

    Alle doelstellingen stroken met het overkoepelende doel van het algemene programma “Grondrechten en justitie”, te weten de ondersteuning van de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.

    - Complementariteit/samenhang met andere instrumenten

    Om overlappingen te voorkomen en te zorgen voor synergie, wordt in het kader van dit programma actief gestreefd naar complementariteit met het toekomstige Bureau voor de grondrechten, dat voortbouwt op het bestaande Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat.

    Dit programma wordt aangevuld door de andere specifieke programma’s van het algemene programma "Grondrechten en justitie", in het bijzonder het specifieke programma “Geweldbestrijding (Daphne) en drugspreventie en –voorlichting”, dat ten doel heeft geweld te bestrijden (wat duidelijk past in het kader van de bescherming van de in het Handvest verankerde grondrechten, met name het recht op lichamelijke integriteit) en drugsgebruik en drugshandel aan te pakken.

    Bijzondere aandacht zal worden besteed aan de algemene programma's "Veiligheid en bescherming van de vrijheden" en "Solidariteit en beheer van de migratiestromen", aangezien deze het onderhavige programma aanvullen. In dit verband zullen zeker synergie-effecten worden gegenereerd. Ook zal bijzondere aandacht worden besteed aan de dialoog met migranten om tolerantie en wederzijds begrip te bevorderen en aldus bij te dragen aan de integratie van onderdanen van derde landen.

    Er werd ook rekening gehouden met andere programma’s, meer bepaald het programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit (Progress) en het programma inzake actief burgerschap om overlappingen te vermijden en te zorgen voor samenhang en complementariteit met de in het kader van het onderhavige programma ondersteunde acties, die positieve gevolgen zouden kunnen hebben voor de bestrijding van discriminatie en de bevordering van een interculturele dialoog.

    Tijdens de uitvoering van de programma’s zal worden gestreefd naar complementariteit om, waar nodig, activiteiten in het kader van elk van deze programma’s te coördineren.

    3. Evaluatie

    3.1. Uit tussentijdse/eindevaluaties getrokken lessen

    De twee bestaande voorbereidende acties hebben ten doel de grondrechten te bevorderen en het maatschappelijk middenveld te ondersteunen.

    In het kader van de eerste voorbereidende actie inzake grondrechten worden momenteel twee verschillende projecten gefinancierd: een door een netwerk van onafhankelijke deskundigen opgesteld jaarverslag over de situatie van de grondrechten in de Europese Unie en haar lidstaten en voorts maatregelen die ten doel hebben alle personen in de Europese Unie te informeren over het Handvest van de grondrechten en bewust te maken van de in het recht van de Unie verankerde grondrechten.

    De tweede voorbereidende actie heeft ten doel het maatschappelijk middenveld in de op 1 mei 2004 tot de Europese Unie toegetreden lidstaten te ondersteunen.

    Hoewel het voor een adequate beoordeling van de voorbereidende acties nog te vroeg is, blijkt uit de enthousiaste deelname van het maatschappelijk middenveld dat het nodig is een gestructureerd programma op te zetten om op grotere schaal de voortzetting van deze activiteiten te waarborgen.

    Uit regelmatige contacten met het maatschappelijk middenveld blijkt voorts dat de open en regelmatige dialoog met de betrokken NGO’s verder moet worden ontwikkeld en dat het nodig is meer bewustmakingscampagnes over de grondrechten te organiseren en netwerkvorming tussen NGO’s van verschillende lidstaten te stimuleren.

    3.2. Evaluatie vooraf

    Uit het werkdocument van de Commissie betreffende de evaluatie vooraf van het algemene programma “Grondrechten en justitie” blijkt dat het gekozen beleid geschikt is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken.

    4. Rechtsgrond en bedoeling van het beleidsinstrument

    4.1. Rechtsgrond

    Dit specifieke programma van het algemene programma "Grondrechten en justitie" is gebaseerd op artikel 308 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

    Overeenkomstig dit artikel is een optreden van de Gemeenschap mogelijk zelfs indien het Verdrag niet specifiek in de daartoe vereiste bevoegdheden voorziet, mits het optreden noodzakelijk blijkt om een der doelstellingen van de Gemeenschap te verwezenlijken.

    Het Verdrag bevat geen specifieke rechtsgrond voor de doelstellingen van dit programma, die immers betrekking hebben op de bevordering van de in het Handvest verankerde grondrechten en niet louter op de bevordering van enkele van de weinige grondrechten waarvoor een specifieke rechtsgrond bestaat. Deze doelstellingen zullen niettemin bijdragen aan de omschrijving en de tenuitvoerlegging van bevoegdheden en beleidsmaatregelen van de EU door alle burgers in de Europese Unie bewust te maken van hun grondrechten uit hoofde van het Gemeenschapsrecht.

    De voorgestelde rechtsgrond is passend omdat het programma ertoe bijdraagt doelstellingen van de Gemeenschap te verwezenlijken.

    4.2. Acties in het kader van het programma

    Er zijn verschillende soorten acties gepland:

    - specifieke acties van de Commissie, zoals studies en onderzoek; opiniepeilingen en onderzoeken; de vaststelling van indicatoren en gemeenschappelijke methodologieën; verzameling, ontwikkeling en verspreiding van gegevens en statistieken; seminars, conferenties en vergaderingen van deskundigen; op het publiek gerichte campagnes en evenementen; ontwikkeling en onderhoud van websites; het opstellen en verspreiden van voorlichtingsmateriaal; ondersteuning en beheer van netwerken van nationale deskundigen; analyse, toezicht en evaluatie;

    - acties waarbij financiële steun wordt toegekend aan specifieke projecten in het belang van de Gemeenschap, volgens de in de jaarlijkse werkprogramma's uiteengezette voorwaarden;

    - acties waarbij financiële steun wordt verleend aan de activiteiten van niet-gouvernementele organisaties of andere entiteiten, volgens de in de jaarlijkse werkprogramma's uiteengezette voorwaarden;

    - exploitatiesubsidies aan de Vereniging van de Raden van State en van de Hoge Administratieve Rechtscolleges van de Europese Unie, die een doelstelling van algemeen Europees belang nastreeft door de uitwisseling van ideeën en ervaringen met betrekking tot de rechtspraak, de organisatie en het functioneren van haar leden bij de uitoefening van hun justitiële en/of adviserende taak te bevorderen, met name met betrekking tot het Gemeenschapsrecht.

    4.3. Subsidiariteit en evenredigheid

    Het huidige voorstel is opgesteld met inachtneming van het subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel overeenkomstig artikel 5 van het EG-Verdrag en het daaraan gehechte protocol. Wat subsidiariteit betreft, wordt met dit programma niet beoogd gebieden te bestrijken die reeds onder nationale programma’s van de lidstaten vallen. Dit programma is daarentegen gericht op gebieden waarop de EU een toegevoegde waarde kan bieden. In die zin zijn veruit de meeste van de in het kader van het programma ondersteunde activiteiten complementair met nationale acties en wordt beoogd synergie-effecten met acties op internationaal en regionaal niveau optimaal te benutten.

    Wat evenredigheid betreft, is het voorstel voor een nieuw programma zo eenvoudig mogelijk opgesteld. Dit geldt niet alleen voor de vorm van de acties – de definities in de wetgevingstekst zijn zo algemeen mogelijk gehouden – maar ook voor de administratieve en financiële voorschriften die van toepassing zijn bij de uitvoering van de acties. De Commissie heeft getracht het juiste evenwicht te vinden tussen enerzijds flexibiliteit en gebruiksgemak en anderzijds duidelijke doelstellingen en passende financiële en procedurele waarborgen.

    Gelet op de richtsnoeren in het protocol betreffende de toepassing van beide beginselen, is het duidelijk dat de in dit programma behandelde problemen transnationale aspecten hebben en dat een optreden op communautair niveau bijgevolg duidelijke voordelen oplevert ten opzichte van een nationaal optreden.

    4.4. Vereenvoudiging en rationalisering

    De voorgestelde benadering zal bijdragen aan de realisatie van de hoofddoelstelling, namelijk vereenvoudiging van zowel de wetgevings- als de beheersinstrumenten en stroomlijning van de begrotingsstructuur. Zij zal ook leiden tot meer samenhang en consistentie tussen de instrumenten en overlappingen daartussen helpen voorkomen. Hoewel voor de toekomstige uitbreidingen extra personele middelen nodig zullen zijn, zal een betere toewijzing van personele middelen worden bereikt door kleinere begrotingsonderdelen (die onevenredig veel middelen opslorpen) te schrappen en bestaande programma's in één coherent en gestroomlijnd programma onder te brengen. Dit zal resulteren in een grotere evenredigheid tussen het uitgavenbedrag en de administratieve kosten voor het beheer ervan.

    De voorgestelde rationalisering zal ook de eindgebruiker ten goede komen aangezien daardoor de zichtbaarheid, de duidelijkheid en de onderlinge samenhang van de instrumenten worden vergroot. Dankzij de gestandaardiseerde aanpak en geharmoniseerde uitvoeringsbepalingen zullen potentiële begunstigden gemakkelijker een financieringsaanvraag kunnen indienen.

    De Commissie kan besluiten taken tot uitvoering van de begroting toe te vertrouwen aan de in artikel 54, lid 2, onder a), van het Financieel Reglement bedoelde agentschappen naar Gemeenschapsrecht. Deze agentschappen worden door de Commissie aangewezen overeenkomstig de artikelen 55 en 56 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad en artikel 37 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie. De Commissie controleert of een en ander in overeenstemming is met de beginselen van zuinigheid, doeltreffendheid en efficiëntie. Alvorens de Commissie dergelijke taken delegeert, vergewist zij zich op grond van een voorafgaande evaluatie van het feit dat de oprichting van agentschappen in overeenstemming is met het beginsel van goed financieel beheer.

    Het voorgestelde nieuwe instrument volgt de door de Commissie gekozen benadering met betrekking tot de politieke en financiële uitdagingen vanaf 2007. Het is de bedoeling de bestaande instrumenten aan te vullen, te vereenvoudigen en te rationaliseren en de nodige flexibiliteit in te bouwen om nieuwe doelstellingen te realiseren en soepel in te spelen op het nieuwe rechtskader dat na de inwerkingtreding van het constitutioneel verdrag zal worden ingevoerd.

    5. Gevolgen voor de begroting

    De kosten van het algemene programma “Grondrechten en justitie” voor de periode 2007-2013 bedragen 543 miljoen EUR; de bijdrage voor dit specifieke programma bedraagt 96,5 miljoen EUR.

    205/0038 (CNS)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    tot vaststelling van het specifieke programma “Grondrechten en burgerschap” voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma “Grondrechten en justitie”

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 308,

    Gezien het voorstel van de Commissie[35],

    Gezien het advies van het Europees Parlement[36],

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[37],

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's[38],

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) In artikel 6, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt verklaard dat de Unie is gegrondvest op de beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en van de rechtsstaat, welke beginselen de lidstaten gemeen hebben.

    (2) In artikel 6, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt bepaald dat de Unie de grondrechten, zoals die worden gewaarborgd door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en zoals zij uit de gemeenschappelijke constitutionele tradities van de lidstaten voortvloeien, eerbiedigt als algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht.

    (3) In het op 7 december 2000 afgekondigde Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn de fundamentele waarden opgenomen die aan de Unie ten grondslag liggen[39].

    (4) Zoals in het door de Europese Raad van Brussel (4/5 november 2004) aangenomen Haags programma is verklaard, houden de opneming van het Handvest in het Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa en de toetreding tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden voor de Europese Unie de wettelijke verplichting in er, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, voor te zorgen dat op al haar beleidsterreinen de grondrechten niet alleen worden geëerbiedigd, maar ook actief worden gepropageerd.

    (5) In haar mededeling aan de Raad en het Europees Parlement over artikel 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie[40] wijst de Commissie op de bijzonder belangrijke rol die het maatschappelijk middenveld speelt bij de bescherming en de bevordering van de grondrechten; de Commissie moet bijgevolg een regelmatige dialoog met het maatschappelijk middenveld tot stand brengen.

    (6) De Commissie benadrukt het belang van voorlichting en communicatie betreffende de aan het burgerschap van de Europese Unie ontleende rechten teneinde burgers bewuster te maken van hun rechten en hen gemakkelijk toegang te verschaffen tot betrouwbare informatie.

    (7) In november 2004 heeft de Europese Raad het belang erkend van communicatie om alle personen nader bij het Europese project te brengen door een actief burgerschap aan te moedigen.

    (8) De Vereniging van de Raden van State en van de Hoge Administratieve Rechtscolleges van de Europese Unie bevordert de uitwisseling van ideeën en ervaringen over de rechtspraak, de organisatie en het functioneren van haar leden bij de uitoefening van hun justitiële en/of adviserende taken, met name met betrekking tot het Gemeenschapsrecht en streeft derhalve een doelstelling van algemeen Europees belang na.

    (9) Het Verdrag voorziet voor de vaststelling van dit besluit in geen andere bevoegdheden dan die van artikel 308.

    (10) Ook moeten passende maatregelen worden genomen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen en om verloren gegane, ten onrechte betaalde of slecht bestede middelen terug te vorderen.

    (11) Bij dit besluit wordt een financieel kader vastgesteld dat voor de begrotingsautoriteit gedurende de gehele looptijd van het programma de voornaamste referentie vormt in de zin van punt 33 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure[41].

    (12) De doelstellingen van het programma, namelijk op het gebied van de bevordering van het Handvest van de grondrechten (waaronder de rechten die uit het burgerschap van de Europese Unie voortvloeien), de ondersteuning van verenigingen van het maatschappelijk middenveld, de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme door een interreligieuze en multiculturele dialoog, kunnen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kunnen dus vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden beter op communautair niveau worden verwezenlijkt. De Gemeenschap kan maatregelen treffen overeenkomstig het in artikel 5 van het EG-Verdrag opgenomen subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel opgenomen evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

    (13) Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[42] (hierna “het Financieel Reglement” genoemd) en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad[43], die de financiële belangen van de Europese Gemeenschap beschermen, moeten worden toegepast, waarbij moet worden gestreefd naar eenvoud en samenhang bij de keuze van de begrotingsinstrumenten, beperking van het aantal gevallen waarin de Commissie rechtstreeks verantwoordelijk is voor de uitvoering en het beheer van de begrotingsinstrumenten, en evenredigheid tussen de hoogte van de middelen en de administratieve lasten voor de besteding ervan.

    (14) Krachtens het Financieel Reglement is voor exploitatiesubsidies een basisbesluit vereist.

    (15) Overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[44] moeten de maatregelen voor de uitvoering van dit besluit worden goedgekeurd aan de hand van de raadplegingsprocedure van artikel 3 van dit besluit. Dit is aangewezen omdat het programma geen significante gevolgen heeft voor de begroting van de Europese Unie,

    BESLUIT:

    Artikel 1

    Vaststelling van het programma

    1. In dit besluit wordt het programma “Grondrechten en burgerschap” (hierna “het programma” genoemd) vastgesteld als onderdeel van het algemene programma “Grondrechten en justitie”, om bij te dragen aan de versterking van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.

    2. Het programma bestrijkt de periode van 1 januari 2007 tot en met 31december 2013.

    Artikel 2

    Algemene doelstellingen

    1. Dit programma heeft de volgende algemene doelstellingen:

    (a) bevordering van de totstandbrenging van een Europese samenleving die is gegrondvest op eerbiediging van de in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie neergelegde grondrechten, waaronder de rechten die uit het burgerschap van de Europese Unie voortvloeien, dat ertoe bestemd is de fundamentele status te zijn van onderdanen van de lidstaten;

    (b) versterking van het maatschappelijke middenveld en aanmoediging van een open, transparante en regelmatige dialoog met het maatschappelijk middenveld over de grondrechten;

    (c) bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme.

    2. De algemene doelstellingen van het programma zijn complementair met de doelstellingen van het Bureau voor de grondrechten, dat voortbouwt op het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat.

    3. Zonder afbreuk te doen aan de doelstellingen en bevoegdheden van de Europese Gemeenschap, dragen de algemene doelstellingen van het programma bij aan de ontwikkeling van communautaire beleidsmaatregelen ter eerbiediging van de grondrechten.

    Artikel 3

    Specifieke doelstellingen

    Dit programma heeft de volgende specifieke doelstellingen:

    25. bevordering van het Handvest van de grondrechten en alle burgers informeren over hun rechten, met inbegrip van de uit het burgerschap van de EU voortvloeiende rechten, om burgers van de Europese Unie aan te moedigen actief deel te nemen aan het democratische leven van de Unie;

    26. de situatie van de grondrechten in de Europese Unie en haar lidstaten regelmatig beoordelen in het kader van het Gemeenschapsrecht, waarbij het Handvest van de grondrechten als leidraad wordt gebruikt, en indien nodig advies inwinnen over specifieke vragen met betrekking tot de grondrechten;

    27. uiteenzetting van de gevolgen van de opneming van het Handvest van de grondrechten in de grondwet en van de toetreding van de Europese Unie tot het Europees Verdrag voor de rechten van de mens;

    28. ondersteuning van NGO’s en andere actoren van het maatschappelijk middenveld om deze beter in staat te stellen de grondrechten, de rechtsstaat en de democratie actief te bevorderen;

    29. bevordering van vrede en grondrechten namelijk via een interreligieuze en multiculturele dialoog op EU-niveau.

    Artikel 4

    Acties

    Met het oog op de verwezenlijking van de in de artikelen 2 en 3 bedoelde algemene en specifieke doelstellingen kunnen in het kader van dit programma de volgende soorten acties worden ondersteund:

    30. specifieke acties van de Commissie, zoals studies en onderzoek; opiniepeilingen en onderzoeken; de vaststelling van indicatoren en gemeenschappelijke methodologieën; verzameling, ontwikkeling en verspreiding van gegevens en statistieken; seminars, conferenties en vergaderingen van deskundigen; op het publiek gerichte campagnes en evenementen; ontwikkeling en onderhoud van websites; het opstellen en verspreiden van voorlichtingsmateriaal; ondersteuning en beheer van netwerken van nationale deskundigen; analyse, toezicht en evaluatie; of

    31. specifieke transnationale projecten in het belang van de Gemeenschap die door ten minste drie lidstaten worden ingediend, volgens de in de jaarlijkse werkprogramma's uiteengezette voorwaarden; of

    32. de activiteiten van niet-gouvernementele organisaties of andere entiteiten die overeenkomstig de algemene doelstellingen van het programma een doel van algemeen Europees belang nastreven, volgens de in de jaarlijkse werkprogramma's uiteengezette voorwaarden;

    33. exploitatiesubsidies ter medefinanciering van de uitgaven in verband met het permanente werkprogramma van de Vereniging van de Raden van State en van de Hoge Administratieve Rechtscolleges van de Europese Unie, die een doelstelling van algemeen Europees belang nastreeft door de uitwisseling van ideeën en ervaringen over de rechtspraak, de organisatie en het functioneren van haar leden bij de uitoefening van hun justitiële en/of adviserende taken te bevorderen, met name met betrekking tot het Gemeenschapsrecht.

    Artikel 5

    Deelname

    De volgende landen (hierna “de deelnemende landen” genoemd) kunnen aan de acties van het programma deelnemen:

    34. de met de EU geassocieerde kandidaat-lidstaten en de bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken landen van de westelijke Balkan, volgens de voorwaarden die zijn vastgelegd in de met die landen gesloten of te sluiten associatieovereenkomsten of aanvullende protocollen inzake de deelname aan communautaire programma's;

    35. bij de projecten kunnen kandidaat-lidstaten worden betrokken die niet aan dit programma deelnemen, wanneer dit tot hun voorbereiding op toetreding zou bijdragen, dan wel andere derde landen die niet aan dit programma deelnemen, wanneer dit de doelstellingen van de projecten dient.

    Artikel 6

    Doelgroepen

    Het programma is gericht op EU-burgers, legaal op het grondgebied van de EU verblijvende onderdanen van derde landen, en verenigingen van het maatschappelijk middenveld, waaronder organisaties die de doelstellingen van dit programma bevorderen.

    Artikel 7

    Toegang tot het programma

    Dit programma staat onder meer open voor instellingen en openbare of particuliere organisaties, universiteiten, onderzoeksinstituten, niet-gouvernementele organisaties, nationale, regionale en lokale overheden, internationale organisaties en andere in de EU gevestigde non-profit organisaties.

    Ter verwezenlijking van de doelstellingen van dit programma, mag in het kader van het programma worden samengewerkt met op het gebied van de grondrechten bevoegde internationale organisaties, zoals de Raad van Europa, op basis van gezamenlijke bijdragen en met inachtneming van de eigen regels van elke instelling of organisatie.

    Artikel 8

    Financieringsvormen

    1. Communautaire financiering kan de volgende juridische vormen aannemen:

    - subsidies;

    - overheidsopdrachten.

    2. Behalve in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde spoedeisende gevallen of indien de begunstigde wegens zijn kenmerken als enige voor een bepaalde actie in aanmerking komt, worden communautaire subsidies toegekend na een oproep tot het indienen van voorstellen in de vorm van exploitatiesubsidies en subsidies aan acties. Het maximale medefinancieringspercentage wordt vastgesteld in de jaarlijkse werkprogramma's.

    3. Voorts is voorzien in uitgaven voor begeleidende maatregelen door middel van contracten voor overheidsopdrachten, in welk geval de communautaire financiering de aankoop van diensten en goederen dekt. Het gaat daarbij onder meer om uitgaven met betrekking tot voorlichting en communicatie, voorbereidende werkzaamheden, tenuitvoerlegging, toezicht, controles en evaluatie van projecten, beleidsinitiatieven, programma's en wetgeving.

    Artikel 9

    Uitvoeringsmaatregelen

    1. De Commissie voert de communautaire bijstand uit overeenkomstig het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

    2. Voor de tenuitvoerlegging van het programma stelt de Commissie, binnen de grenzen van de in artikel 2 omschreven algemene doelstellingen, een jaarlijks werkprogramma op met specifieke doelstellingen, thematische prioriteiten, een beschrijving van de in artikel 8 bedoelde begeleidende maatregelen en eventueel een lijst van andere acties.

    3. Het jaarlijkse werkprogramma wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 10, lid 2.

    4. Bij de evaluatie- en gunningsprocedures met betrekking tot subsidies aan acties wordt onder meer rekening gehouden met de volgende criteria:

    (a) conformiteit met het jaarlijkse werkprogramma, de in artikel 2 uiteengezette algemene doelstellingen en de maatregelen op de in de artikelen 3 en 4 bedoelde gebieden;

    (b) kwaliteit van de voorgestelde actie qua opzet, organisatie, presentatie en verwachte resultaten;

    (c) bedrag van de gevraagde communautaire financiering en de mate waarin deze in verhouding staat tot de verwachte resultaten;

    (d) effect van de verwachte resultaten op de in artikel 2 omschreven algemene doelstellingen en op de maatregelen op de in de artikelen 3 en 4 bedoelde gebieden.

    5. De aanvragen voor de in artikel 4, leden 3 en 4, bedoelde exploitatiesubsidies worden geëvalueerd op grond van de volgende punten:

    - de mate van overeenstemming met de doelstellingen van het programma;

    - de kwaliteit van de geplande activiteiten;

    - het van deze activiteiten te verwachten multiplicatoreffect op het publiek;

    - de geografische uitstraling van de activiteiten;

    - de rol van de burgers in de structuren van de desbetreffende organen;

    - de verhouding tussen de kosten en de baten van de voorgestelde activiteiten.

    6. Overeenkomstig artikel 113, lid 2, van het Financieel Reglement wordt voor de exploitatiesubsidies die worden verleend aan de Vereniging van de Raden van State en van de Hoge Administratieve Rechtscolleges van de Europese Unie, een uitzondering gemaakt op het degressiviteitsbeginsel, omdat deze vereniging een doel van algemeen Europees belang nastreeft.

    Artikel 10

    Comité

    1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité dat bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten en dat wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie (hierna "het comité" genoemd).

    2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

    3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

    Artikel 11

    Complementariteit

    1. Er wordt gestreefd naar synergie en complementariteit met andere instrumenten van de Gemeenschap, met name de algemene programma’s “Veiligheid en bescherming van de vrijheden”, “Solidariteit en beheer van de migratiestromen” en het “Progress programma”. Er wordt actief gestreefd naar complementariteit met het Bureau voor de grondrechten, dat voortbouwt op het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat. Statistische gegevens over grondrechten en burgerschap zullen in samenwerking met de lidstaten worden opgesteld, zo nodig aan de hand van het communautair statistisch programma.

    2. Middelen van het programma kunnen worden gedeeld met andere instrumenten van de Gemeenschap, met name de algemene programma’s “Veiligheid en bescherming van de vrijheden” en “Solidariteit en beheer van de migratiestromen”, om acties ten uitvoer te leggen die aan de doelstellingen van alle programma’s beantwoorden.

    3. Voor in het kader van dit besluit gefinancierde acties wordt voor hetzelfde doel geen bijstand van andere financiële instrumenten van de Gemeenschap verleend. De begunstigden van dit besluit stellen de Commissie in kennis van financiering die zij uit de communautaire begroting en andere bronnen ontvangen, alsook van hun lopende financieringsaanvragen.

    Artikel 12

    Begrotingsmiddelen

    De begrotingsmiddelen die worden toegewezen voor de acties waarin dit programma voorziet, worden jaarlijks opgevoerd in de algemene begroting van de Europese Unie. De beschikbare jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegekend binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

    Artikel 13

    Toezicht

    1. Voor alle in het kader van het programma gefinancierde acties dient de begunstigde technische en financiële voortgangsverslagen in. Tevens wordt binnen drie maanden na de beëindiging van de actie een eindverslag ingediend. Vorm en inhoud van deze verslagen worden door de Commissie vastgesteld.

    2. Onverminderd de controles die door de Rekenkamer worden uitgevoerd in samenwerking met de bevoegde nationale controle-instanties of diensten overeenkomstig artikel 248 van het EG-Verdrag, en onverminderd eventuele uit hoofde van artikel 279, onder c), van het EG-Verdrag uitgevoerde controles, mogen ambtenaren en andere personeelsleden van de Commissie controles ter plaatse, met inbegrip van steekproefsgewijze controles, uitvoeren met betrekking tot in het kader van het programma gefinancierde acties.

    3. Op basis van dit besluit gesloten contracten en overeenkomsten voorzien met name in toezicht en financiële controle door de Commissie (of een door haar gevolmachtigde vertegenwoordiger), zo nodig ter plaatse, en in controles door de Rekenkamer.

    4. Gedurende een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de laatste betaling voor een gegeven actie, houdt de begunstigde van financiële steun alle bescheiden met betrekking tot uitgaven voor de betrokken actie ter beschikking van de Commissie.

    5. Op basis van de resultaten van de in de leden 1 en 2 bedoelde verslagen en steekproefsgewijze controles past de Commissie, indien nodig, de omvang van de oorspronkelijk goedgekeurde financiële steun en de daaraan verbonden voorwaarden, alsook het tijdschema van de betalingen aan.

    6. De Commissie doet al het nodige om te verifiëren dat de gefinancierde acties correct en overeenkomstig de bepalingen van dit besluit en het Financieel Reglement worden uitgevoerd.

    Artikel 14

    Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap

    1. De Commissie ziet erop toe dat bij de tenuitvoerlegging van uit hoofde van dit besluit gefinancierde acties de financiële belangen van de Gemeenschap worden gevrijwaard door de toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere illegale handelingen, zulks door de uitvoering van doeltreffende controles en de terugvordering van de ten onrechte uitbetaalde bedragen en, indien onregelmatigheden worden vastgesteld, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, overeenkomstig de Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95 en (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad.

    2. Ten aanzien van in het kader van dit programma gefinancierde communautaire acties zijn de Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95 en (Euratom, EG) nr. 2185/96 van toepassing op elke inbreuk op het Gemeenschapsrecht, met inbegrip van inbreuken op een in het kader van dit programma vastgelegde contractuele verplichting, die bestaat in een handeling of een nalaten van een marktdeelnemer waardoor de algemene begroting van de Gemeenschappen of de door de Gemeenschappen beheerde begrotingen worden of zouden kunnen worden benadeeld door een onverschuldigde uitgave.

    3. De Commissie vermindert de voor een actie toegekende financiering, schorst de uitbetaling ervan of vordert deze terug indien zij onregelmatigheden vaststelt, met inbegrip van de niet-naleving van de bepalingen van dit besluit of van de individuele beschikking of het contract of de overeenkomst waarbij de betrokken financiële steun werd toegekend, of indien aan het licht komt dat, zonder dat de Commissie daarvoor om toestemming werd verzocht, de actie werd gewijzigd op een manier die in strijd is met de aard of de uitvoeringsvoorwaarden van het project.

    4. Indien de termijnen niet in acht werden genomen of indien slechts een deel van de toegekende financiële steun gerechtvaardigd blijkt in het licht van de voortgang die met de uitvoering van de actie wordt gemaakt, verzoekt de Commissie de begunstigde om binnen een vastgestelde termijn zijn opmerkingen kenbaar te maken. Indien de begunstigde geen geldige verantwoording verstrekt, kan de Commissie de rest van de financiële steun schrappen en de terugbetaling van de reeds betaalde bedragen eisen.

    5. Alle onverschuldigd uitbetaalde bedragen worden aan de Commissie terugbetaald. Bedragen die niet tijdig worden terugbetaald, worden verhoogd met een achterstandsrente, volgens de in het Financieel Reglement vastgestelde voorwaarden.

    Artikel 15

    Evaluatie

    1. Om de tenuitvoerlegging van de in het kader van dit programma geplande activiteiten te kunnen volgen, wordt dit programma regelmatig geëvalueerd.

    2. De Commissie zorgt voor een regelmatige, onafhankelijke en externe evaluatie van het programma.

    3. De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad de volgende documenten in:

    (a) uiterlijk op 31 maart 2011, een tussentijds evaluatieverslag over de behaalde resultaten en de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de uitvoering van dit programma;

    (b) uiterlijk op 30 augustus 2012, een mededeling over de voortzetting van dit programma;

    (c) uiterlijk op 31 december 2014, een verslag over de evaluatie achteraf.

    Artikel 16

    Inwerkingtreding

    Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie . Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2007.

    Gedaan te Brussel,

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    TOELICHTING

    1. Achtergrond

    Bij de voorbereiding van de financiële vooruitzichten voor 2007-2013 stond vanaf het begin een beleidsgerichte aanpak voorop, met het oog op de samenhang tussen de politieke doelstellingen en de in dat verband toegewezen bedragen. In dit verband wordt de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht beschouwd als één van de hoofdprioriteiten van de Europese Unie in de komende jaren, die door aanzienlijk verruimde financiële middelen zal worden ondersteund. In haar mededelingen "Bouwen aan onze gemeenschappelijke toekomst - beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013" [45] en "Financiële vooruitzichten 2007-2013” [46], wees de Commissie er tevens op dat het belangrijk is om de herziening van de rechtsinstrumenten van de volgende financiële vooruitzichten te gebruiken om flinke vooruitgang naar meer eenvoud tot stand te brengen. De Commissie, die haar voorstellen rond drie algemene en beleidsgerichte programma's heeft opgebouwd ("Solidariteit en beheer van de migratiestromen", "Grondrechten en justitie", "Veiligheid en bescherming van de vrijheden"), geeft een duidelijk kader aan voor de financiële bijstand van de Gemeenschap aan de drie doelstellingen: justitie, vrijheid en veiligheid.

    2. Motivering van de actie

    2.1. Analyse van het probleem

    Het recht zich vrij te verplaatsen binnen de Unie (een van de vier beginselen die aan de interne markt ten grondslag liggen) vereist strafrechtelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat er geen ‘veilige havens’ zijn voor criminaliteit en criminelen.

    Gemeenschappelijke belangen van de EU moeten worden beschermd tegen crimineel gedrag, ofwel omdat dit gedrag een grensoverschrijdende dimensie heeft, ofwel omdat het in strijd is met gemeenschappelijke waarden van de EU, zoals eerbiediging van burgers, democratie en goed bestuur (wat verklaart waarom maatregelen tegen seksuele uitbuiting van kinderen, racisme, fraude en corruptie nodig zijn). Een gemeenschappelijke aanpak op dat gebied weerspiegelt het ontstaan van een Europese openbare orde. Daarbij moet evenwel ook rekening worden gehouden met de noodzaak een hoog niveau van bescherming van de individuele rechten te waarborgen; dit betekent bijvoorbeeld dat wordt voortgebouwd op de tot dusverre bereikte resultaten op het gebied van de rechten van slachtoffers, dat de rechten van arrestanten worden verbeterd en dat een normatief kader wordt vastgesteld betreffende de wijze waarop straffen ten uitvoer worden gelegd en delinquenten in de samenleving worden gereïntegreerd. Burgers en bedrijven mogen door de onderlinge onverenigbaarheid of de complexiteit van de juridische en administratieve stelsels van de lidstaten immers niet worden verhinderd of ontmoedigd om hun rechten uit te oefenen.

    2.2. De koers voor de toekomst

    De bevordering en de bescherming van de grondrechten vereisen de totstandbrenging van een ware Europese rechtsruimte, die de justitiële autoriteiten in staat stelt doeltreffend samen te werken en ervoor zorgt dat burgers een betere toegang hebben tot de rechter en dat de onderlinge onverenigbaarheid en de complexiteit van de juridische stelsels burgers niet verhinderen of ontmoedigen om hun rechten uit te oefenen. Dat maakt het ook mogelijk het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen toe te passen en het functioneren van het gerechtelijke apparaat voortdurend verder te verbeteren.

    De Unie staat voor de uitdaging in te spelen op de verwachtingen van de burgers, die doeltreffende oplossingen voor hun praktische problemen wensen. Dit houdt met name het volgende in:

    - gelet op de verdere uitbreiding van het acquis, is meer toezicht nodig op de toepassing ervan door de lidstaten, onder andere via moderne middelen zoals het opzetten van databases met rechtspraak;

    - wetgevende maatregelen om met name de toegang tot de rechter en de doeltreffendheid van de rechtspleging te verbeteren;

    - betere voorlichting van het publiek en bevordering van de opleiding en de uitwisseling van beoefenaars van juridische beroepen met betrekking tot de gevolgen van het toepassen van de samenwerkingsinstrumenten op dat gebied;

    - wetgevende maatregelen om gemeenschappelijke samenwerkingsinstrumenten in te voeren en te ontwikkelen; dit houdt onder meer in dat doeltreffender mechanismen worden ontwikkeld om tussen lidstaten informatie uit te wisselen over strafrechtelijk veroordeelden, met name door de invoering van een geautomatiseerd systeem voor de uitwisseling van informatie uit strafregisters, alsmede dat voor een aantal procedures betere normen worden vastgesteld, zoals voorschriften inzake de bewijsgaring en de bescherming van in strafzaken verwikkelde personen (ongeacht of het gaat om verdachten, getuigen of slachtoffers);

    - verdere maatregelen om het begrip en het gebruik van gemeenschappelijke instrumenten en procedures bij beoefenaars van juridische beroepen te stimuleren.

    2.3. Doelstellingen van het programma en daarmee samenhangende indicatoren

    - Omschrijving van algemene, specifieke en operationele doelstellingen

    Bevordering van de justitiële samenwerking om bij te dragen aan de totstandbrenging van een ware Europese rechtsruimte in strafzaken, die is gebaseerd op wederzijdse erkenning en wederzijds vertrouwen. | Bevordering van de aanpassing van de nationale rechtsstelsels aan de Europese Unie, die een gebied zonder grenscontroles en met één munt is, waarin het vrije verkeer van personen, diensten, goederen en kapitaal is gewaarborgd. | Verbetering van de wederzijdse kennis van de strafrechtsstelsels van de lidstaten en bevordering en versterking van netwerkvorming, wederzijdse samenwerking, uitwisseling en verspreiding van informatie, ervaringen en beproefde methoden. Zorgen voor de juiste uitvoering, de correcte en concrete toepassing en de evaluatie van de instrumenten van de Gemeenschap op het gebied van justitiële samenwerking in strafzaken. |

    Verbetering van het dagelijkse leven van burgers en bedrijven door deze in staat te stellen hun rechten in de gehele Europese Unie te doen gelden, met name door de toegang tot de rechter te vergemakkelijken. | Betere informatie over de rechtsstelsels van de lidstaten en betere toegang tot de rechter. |

    Verbetering van de contacten tussen justitiële en administratieve autoriteiten en beoefenaars van juridische beroepen, om de uitwisseling van informatie over strafzaken tussen lidstaten te verbeteren en de opleiding van de leden van de rechterlijke macht te bevorderen. | Bevordering van de opleiding van magistraten en justitieel personeel met betrekking tot EU-kwesties. Evaluatie van de algemene voorwaarden voor de totstandbrenging van het wederzijdse vertrouwen, met inbegrip van de kwaliteit van de rechtspleging. Ontwikkeling en implementatie van een Europees geautomatiseerd systeem voor de uitwisseling van informatie uit strafregisters en ondersteuning van studies om andere vormen van informatie-uitwisseling te ontwikkelen. |

    Alle doelstellingen stroken met het overkoepelende doel van het algemene programma “Grondrechten en justitie”, te weten de ondersteuning van de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.

    - Complementariteit/samenhang met andere instrumenten

    Bij het opstellen van het programma werd bijzondere aandacht besteed aan de samenhang met andere programma’s ter financiering van activiteiten op dezelfde beleidsterreinen en aan de complementariteit en synergie met dergelijke programma’s.

    Dit programma wordt aangevuld door de andere specifieke programma’s van het algemene programma "Grondrechten en justitie", in het bijzonder het specifieke programma “Civiel recht” betreffende de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken. Het programma “Civiel recht” volgt qua doelstellingen en structuur zoveel mogelijk het onderhavige programma en heeft ten doel ervoor te zorgen dat het recht zich vrij te verplaatsen binnen de Unie niet wordt verhinderd of ontmoedigd door de complexiteit van de juridische en administratieve stelsels van de lidstaten.

    Er wordt ook gestreefd naar complementariteit met Eurojust. Eurojust is een orgaan van de Europese Unie, dat werd opgericht om de bevoegde autoriteiten van de lidstaten doeltreffender te laten optreden bij het onderzoek en de vervolging van ernstige grensoverschrijdende en georganiseerde criminaliteit, waaronder terrorisme, door de samenwerking tussen deze autoriteiten te stimuleren en te verbeteren. Bij Eurojust ligt de nadruk op de totstandbrenging van volledige samenwerking tussen de bevoegde nationale autoriteiten; Eurojust is dan ook een essentiële aanvulling op het programma “Grondrechten en justitie”, meer bepaald het specifieke programma “Strafrecht”.

    Er moet ook worden gezorgd voor complementariteit met het algemene programma “Veiligheid en bescherming van de vrijheden”, waarin de nadruk ligt op wetshandhaving door middel van samenwerking tussen politiële en andere niet-justitiële wetshandhavingsinstanties, terwijl het onderhavige programma gericht is op justitiële samenwerking.

    Tot slot wordt ook gestreefd naar complementariteit met het algemene programma “Solidariteit en beheer van de migratiestromen”, met name op het gebied van asiel en stelsels voor de integratie van onderdanen van derde landen.

    3. Evaluatie

    3.1. Uit tussentijdse/eindevaluaties getrokken lessen

    Hoewel het AGIS-programma momenteel grondig wordt geëvalueerd, kan reeds worden gesteld dat dit programma zeer nuttig is gebleken en er aanzienlijk toe heeft bijgedragen dat het wederzijdse begrip tussen nationale autoriteiten en instellingen is verbeterd. In het eerste jaarverslag over de uitvoering van het programma werd benadrukt dat het hoge aantal ingediende voorstellen het beschikbare budget overschreed en dat daaruit duidelijk de belangstelling van potentiële begunstigden voor het programma bleek. Ook werd benadrukt dat conferenties en seminars veruit het belangrijkste type actie zijn en dat zij bijna de helft (46,4%) uitmaken van het totale aantal medegefinancierde projecten. Daarna volgen onderzoek, studies en de oprichting van netwerken (26,8%). Opleiding en uitwisselingsprogramma's, die naar hun aard moeilijker uit te voeren zijn dan de andere acties, vertegenwoordigen één vijfde (20,5%) van het totale aantal medegefinancierde projecten.

    3.2. Evaluatie vooraf

    Uit het werkdocument van de Commissie betreffende de evaluatie vooraf van het algemene programma “Grondrechten en justitie” blijkt dat het gekozen beleid geschikt is om de beoogde doelstellingen te bereiken.

    4. Rechtsgrond en bedoeling van het beleidsinstrument

    4.1. Rechtsgrond

    Dit specifieke programma van het algemene programma "Grondrechten en justitie" is gebaseerd op artikel 31 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

    In dit artikel wordt aangegeven wat het gezamenlijk optreden inzake justitiële samenwerking in strafzaken omvat.

    In artikel 34, lid 2, onder c), van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt bepaald dat de Raad besluiten kan aannemen met betrekking tot de justitiële samenwerking in strafzaken.

    De voorgestelde rechtsgrond is passend omdat het programma gericht is op de justitiële samenwerking in strafzaken.

    4.2. Acties in het kader van het programma

    Er zijn verschillende soorten acties gepland:

    - specifieke acties van de Commissie, zoals studies en onderzoek; de ontwikkeling en implementatie van specifieke projecten (bv. het opzetten van een geautomatiseerd systeem voor de uitwisseling van informatie uit strafregisters); opiniepeilingen en onderzoeken; de vaststelling van indicatoren en gemeenschappelijke methodologieën; verzameling, ontwikkeling en verspreiding van gegevens en statistieken; seminars, conferenties en vergaderingen van deskundigen; op het publiek gerichte campagnes en evenementen; ontwikkeling en onderhoud van websites; het opstellen en verspreiden van voorlichtingsmateriaal; ondersteuning en beheer van netwerken van nationale deskundigen; analyse, toezicht en evaluatie;

    - acties waarbij financiële steun wordt toegekend aan specifieke projecten in het belang van de Gemeenschap, volgens de in de jaarlijkse werkprogramma's uiteengezette voorwaarden;

    - acties waarbij financiële steun wordt toegekend aan de activiteiten van niet-gouvernementele organisaties of andere entiteiten, volgens de in de jaarlijkse werkprogramma's uiteengezette voorwaarden;

    - exploitatiesubsidies aan het Europees netwerk voor justitiële opleiding, dat op het gebied van de opleiding van magistraten een doelstelling van algemeen Europees belang nastreeft.

    4.3. Subsidiariteit en evenredigheid

    Het huidige voorstel is opgesteld met inachtneming van het subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel overeenkomstig artikel 5 van het EG-Verdrag en het daaraan gehechte protocol. Wat subsidiariteit betreft, wordt met dit programma niet beoogd gebieden te bestrijken die reeds onder nationale programma’s van de lidstaten vallen. Dit programma is daarentegen gericht op gebieden waarop de EU een toegevoegde waarde kan bieden. In die zin zijn veruit de meeste van de in het kader van het programma ondersteunde activiteiten complementair met nationale acties en wordt beoogd synergie-effecten met acties op internationaal en regionaal niveau optimaal te benutten.

    Wat evenredigheid betreft, is het voorstel voor een nieuw programma zo eenvoudig mogelijk opgesteld. Dit geldt niet alleen voor de vorm van de acties – de definities in de wetgevingstekst zijn zo algemeen mogelijk gehouden – maar ook voor de administratieve en financiële voorschriften die van toepassing zijn bij de uitvoering van de acties. De Commissie heeft getracht het juiste evenwicht te vinden tussen enerzijds flexibiliteit en gebruiksgemak en anderzijds duidelijke doelstellingen en passende financiële en procedurele waarborgen.

    Gelet op de richtsnoeren in het protocol betreffende de toepassing van beide beginselen, is het duidelijk dat de in dit programma behandelde problemen transnationale aspecten hebben en dat een optreden op communautair niveau bijgevolg duidelijke voordelen oplevert ten opzichte van een nationaal optreden.

    4.4. Vereenvoudiging en rationalisering

    De voorgestelde benadering zal bijdragen aan de realisatie van de hoofddoelstelling, namelijk vereenvoudiging van zowel de wetgevings- als de beheersinstrumenten en stroomlijning van de begrotingsstructuur. Zij zal ook leiden tot meer samenhang en consistentie tussen de instrumenten en overlappingen daartussen helpen voorkomen. Hoewel voor de toekomstige uitbreidingen extra personele middelen nodig zullen zijn, zal een betere toewijzing van personele middelen worden bereikt door kleinere begrotingsonderdelen (die onevenredig veel middelen opslorpen) te schrappen en bestaande programma's in één coherent en gestroomlijnd programma onder te brengen. Dit zal resulteren in een grotere evenredigheid tussen het uitgavenbedrag en de administratieve kosten voor het beheer ervan.

    De voorgestelde rationalisering zal ook de eindgebruiker ten goede komen aangezien daardoor de zichtbaarheid, de duidelijkheid en de onderlinge samenhang van de instrumenten worden vergroot. Dankzij de gestandaardiseerde aanpak en geharmoniseerde uitvoeringsbepalingen zullen potentiële begunstigden gemakkelijker een financieringsaanvraag kunnen indienen.

    De Commissie kan later besluiten taken tot uitvoering van de begroting toe te vertrouwen aan de in artikel 54, lid 2, onder a), van het Financieel Reglement bedoelde agentschappen naar Gemeenschapsrecht. Deze agentschappen worden door de Commissie aangewezen overeenkomstig de artikelen 55 en 56 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad en artikel 37 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie. De Commissie controleert of een en ander in overeenstemming is met de beginselen van zuinigheid, doeltreffendheid en efficiëntie. Alvorens de Commissie dergelijke taken delegeert, vergewist zij zich op grond van een voorafgaande evaluatie van het feit dat de oprichting van agentschappen in overeenstemming is met het beginsel van goed financieel beheer.

    Het voorgestelde specifieke programma volgt de door de Commissie gekozen benadering met betrekking tot de politieke en financiële uitdagingen vanaf 2007. Het is de bedoeling de bestaande instrumenten aan te vullen, te vereenvoudigen en te rationaliseren en de nodige flexibiliteit in te bouwen om nieuwe doelstellingen te realiseren en soepel in te spelen op het nieuwe rechtskader dat na de inwerkingtreding van het constitutioneel verdrag zal worden ingevoerd.

    5. Gevolgen voor de begroting

    De kosten van het algemene programma “Grondrechten en justitie” voor de periode 2007-2013 bedragen 543 miljoen EUR; de bijdrage voor dit specifieke programma bedraagt 199 miljoen EUR.

    2005/0039 (CNS)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    tot vaststelling van het specifieke programma “Strafrecht" voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma “Grondrechten en justitie”

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 31 en artikel 34, lid 2, onder c),

    Gezien het voorstel van de Commissie[47],

    Gezien het advies van het Europees Parlement[48],

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Overeenkomstig artikel 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie is het doel van de Unie de burgers in een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid een hoog niveau van zekerheid te verschaffen door de ontwikkeling van een gezamenlijk optreden van de lidstaten op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken.

    (2) Overeenkomstig artikel 31 van het Verdrag betreffende de Europese Unie omvat het gezamenlijk optreden in strafzaken onder meer de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

    (3) Het in november 2004 door de Europese Raad aangenomen Haags programma, dat voortbouwt op de conclusies van de Europese Raad van Tampere, bevestigt opnieuw dat prioriteit moet worden verleend aan de versterking van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie, in het bijzonder door een nauwere justitiële samenwerking in strafzaken op basis van het beginsel van wederzijdse erkenning.

    (4) Het kaderprogramma betreffende politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (AGIS), dat werd vastgesteld bij Besluit 2002/630/JBZ van de Raad van 22 juli 2002[49], heeft aanzienlijk bijgedragen aan de versterking van de samenwerking tussen politie, andere wetshandhavingsinstanties en de gerechtelijke diensten van de lidstaten, en aan de verbetering van het wederzijdse begrip tussen en het wederzijdse vertrouwen in hun politiële, justitiële, juridische en administratieve stelsels.

    (5) De ambitieuze doelstellingen van het Verdrag en het Haags programma moeten worden verwezenlijkt door een flexibel en doeltreffend programma vast te stellen waarmee planning en uitvoering kunnen worden vergemakkelijkt.

    (6) Het programma moet het wederzijdse vertrouwen in het gerechtelijke apparaat verbeteren. Volgens het Haags programma moet het wederzijdse vertrouwen worden versterkt door netwerken van justitiële organisaties en instellingen te ontwikkelen, de opleiding van beoefenaars van juridische beroepen te verbeteren, de uitvoering van EU-instrumenten en de kwaliteit van de rechtspleging te evalueren, het onderzoek op het gebied van justitiële samenwerking te bevorderen en operationele projecten tussen de lidstaten ter modernisering van de rechtspleging te vergemakkelijken. Het programma moet ook de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning vergemakkelijken door de wederzijdse kennis over eerdere in de Europese Unie uitgesproken veroordelingen te verbeteren, in het bijzonder door het opzetten van een geautomatiseerd systeem voor de uitwisseling van informatie uit strafregisters.

    (7) Het Europees netwerk voor justitiële opleiding, dat werd opgericht door instellingen die in alle lidstaten specifiek belast zijn met de opleiding van leden van de rechterlijke macht, ondersteunt een opleidingsprogramma voor rechters en openbare aanklagers, dat een echte Europese dimensie heeft. Dit draagt bij aan de versterking van het wederzijdse vertrouwen en verbetert het wederzijdse begrip tussen justitiële autoriteiten en verschillende rechtsstelsels.

    (8) Ook moeten passende maatregelen worden genomen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen en om verloren gegane, ten onrechte betaalde of slecht bestede middelen terug te vorderen.

    (9) Bij dit besluit wordt een financieel kader vastgesteld dat voor de begrotingsautoriteit gedurende de gehele looptijd van het programma de voornaamste referentie vormt in de zin van punt 33 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure[50].

    (10) Daar de doelstellingen van het programma “Strafrecht” niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in dat artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

    (11) Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[51] (hierna “het Financieel Reglement” genoemd) en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad[52], die de financiële belangen van de Europese Gemeenschap beschermen, moeten worden toegepast, waarbij moet worden gestreefd naar eenvoud en samenhang bij de keuze van de begrotingsinstrumenten, beperking van het aantal gevallen waarin de Commissie rechtstreeks verantwoordelijk is voor de uitvoering en het beheer van de begrotingsinstrumenten, en evenredigheid tussen de hoogte van de middelen en de administratieve lasten voor de besteding ervan.

    (12) Krachtens het Financieel Reglement is voor exploitatiesubsidies een basisbesluit vereist.

    (13) De voor de uitvoering van dit besluit noodzakelijke maatregelen moeten worden aangenomen volgens de erin vastgestelde procedures, met bijstand van een raadgevend comité. Dit is aangewezen omdat het programma geen significante gevolgen heeft voor de begroting van de Europese Unie.

    (14) Het kaderprogramma betreffende politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (AGIS) dient met ingang van 1 januari 2007 te worden vervangen door dit programma en door het nieuwe specifieke programma “Preventie en bestrijding van criminaliteit” van het algemene programma “Veiligheid en bescherming van de vrijheden”,

    BESLUIT:

    Artikel 1

    Vaststelling van het programma

    1. In dit besluit wordt het specifieke programma “Strafrecht” (hierna “het programma” genoemd) vastgesteld als onderdeel van het algemene programma “Grondrechten en justitie”, om bij te dragen aan de versterking van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.

    2. Het programma bestrijkt de periode van 1 januari 2007 tot en met 31december 2013.

    Artikel 2

    Algemene doelstellingen

    1. Dit programma heeft de volgende algemene doelstellingen:

    36. bevordering van de justitiële samenwerking om bij te dragen aan de totstandbrenging van een ware Europese rechtsruimte in strafzaken, die is gebaseerd op wederzijdse erkenning en wederzijds vertrouwen;

    37. bevordering van de aanpassing van de nationale rechtsstelsels aan de Europese Unie, die een gebied zonder grenscontroles en met één munt is, waarin het vrije verkeer van personen, diensten, goederen en kapitaal is gewaarborgd;

    38. verbetering van het dagelijkse leven van burgers en bedrijven door deze in staat te stellen hun rechten in de gehele Europese Unie te doen gelden, met name door de toegang tot de rechter te vergemakkelijken;

    39. verbetering van de contacten en uitwisseling van informatie tussen justitiële en administratieve autoriteiten en beoefenaars van juridische beroepen, en bevordering van de opleiding van de leden van de rechterlijke macht.

    2. Zonder afbreuk te doen aan de doelstellingen en bevoegdheden van de Europese Gemeenschap, dragen de algemene doelstellingen van het programma bij aan de ontwikkeling van communautaire beleidsmaatregelen en meer specifiek aan de totstandbrenging van een justitiële ruimte.

    Artikel 3

    Specifieke doelstellingen

    Dit programma heeft de volgende specifieke doelstellingen:

    40. bevordering van de justitiële samenwerking in strafzaken om

    41. de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen en vonnissen te bevorderen;

    42. uit verschillen in strafrecht voortvloeiende belemmeringen op te heffen en de noodzakelijke onderlinge aanpassing van wetgevingen te bevorderen;

    43. te zorgen voor een goede rechtsbedeling door jurisdictiegeschillen te voorkomen;

    44. de rechten van verdachten en de sociale en juridische bijstand aan slachtoffers te bevorderen.

    45. verbetering van de wederzijdse kennis van de strafrechtsstelsels van de lidstaten en bevordering en versterking van netwerkvorming, wederzijdse samenwerking, uitwisseling en verspreiding van informatie, ervaringen en beproefde methoden;

    46. de juiste uitvoering en de correcte en concrete toepassing en de evaluatie van de instrumenten van de Unie op het gebied van justitiële samenwerking in strafzaken;

    47. betere informatie over de rechtsstelsels van de lidstaten en betere toegang tot de rechter;

    48. bevordering van de opleiding van magistraten en justitieel personeel met betrekking tot het Gemeenschapsrecht;

    49. evaluatie van de algemene voorwaarden voor de totstandbrenging van het wederzijdse vertrouwen, met inbegrip van de kwaliteit van de rechtspleging;

    50. ontwikkeling en implementatie van een Europees geautomatiseerd systeem voor de uitwisseling van informatie uit strafregisters en ondersteuning van studies om andere vormen van informatie-uitwisseling te ontwikkelen.

    Artikel 4

    Acties

    Met het oog op de verwezenlijking van de in de artikelen 2 en 3 bedoelde algemene en specifieke doelstellingen kunnen in het kader van dit programma de volgende soorten acties worden ondersteund:

    51. specifieke acties van de Commissie, zoals studies en onderzoek; de ontwikkeling en implementatie van specifieke projecten (bv. het opzetten van een geautomatiseerd systeem voor de uitwisseling van informatie uit strafregisters); opiniepeilingen en onderzoeken; de vaststelling van indicatoren en gemeenschappelijke methodologieën; verzameling, ontwikkeling en verspreiding van gegevens en statistieken; seminars, conferenties en vergaderingen van deskundigen; op het publiek gerichte campagnes en evenementen; ontwikkeling en onderhoud van websites; het opstellen en verspreiden van voorlichtingsmateriaal; ondersteuning en beheer van netwerken van nationale deskundigen; analyse, toezicht en evaluatie; of

    52. specifieke transnationale projecten in het belang van de Unie die door ten minste drie lidstaten worden ingediend, volgens de in de jaarlijkse werkprogramma's uiteengezette voorwaarden; of

    53. de activiteiten van niet-gouvernementele organisaties of andere entiteiten die overeenkomstig de algemene doelstellingen van het programma een doel van algemeen Europees belang nastreven, volgens de in de jaarlijkse werkprogramma's uiteengezette voorwaarden;

    54. exploitatiesubsidies ter medefinanciering van de uitgaven in verband met het permanente werkprogramma van het Europees netwerk voor justitiële opleiding, dat op het gebied van de opleiding van magistraten een doelstelling van algemeen Europees belang nastreeft.

    Artikel 5

    Doelgroepen

    Het programma is onder meer gericht op beoefenaars van juridische beroepen, vertegenwoordigers van slachtofferhulporganisaties, de nationale autoriteiten en de burgers van de Unie in het algemeen.

    Artikel 6

    Toegang tot het programma

    1. Dit programma staat open voor instellingen en openbare of particuliere organisaties, waaronder beroepsorganisaties, universiteiten, onderzoeksinstituten en instituten waar beoefenaars van juridische beroepen een basis- of vervolgopleiding op het gebied van juridische en gerechtelijke aangelegenheden krijgen en niet-gouvernementele organisaties van de lidstaten.

    Onder "beoefenaars van juridisch beroepen" wordt onder andere verstaan rechters, openbare aanklagers, advocaten, procureurs, departementale ambtenaren, gerechtsmedewerkers, gerechtsdeurwaarders, gerechtstolken, en andere beroepen die bij de rechtsbedeling op strafrechtelijk gebied betrokken zijn.

    2. Derde landen of internationale organisaties kunnen zelf geen projecten indienen maar kunnen daaraan wel deelnemen als partners.

    Artikel 7

    Financieringsvormen

    1. Communautaire financiering kan de volgende juridische voren aannemen:

    - subsidies;

    - overheidsopdrachten.

    2. Behalve in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde spoedeisende gevallen of indien de begunstigde wegens zijn kenmerken als enige voor een bepaalde actie in aanmerking komt, worden communautaire subsidies normaal toegekend na een oproep tot het indienen van voorstellen in de vorm van exploitatiesubsidies en subsidies aan acties. Het maximale medefinancieringspercentage wordt vastgesteld in de jaarlijkse werkprogramma's.

    3. Voorts is voorzien in uitgaven voor begeleidende maatregelen door middel van contracten voor overheidsopdrachten, in welk geval de communautaire financiering de aankoop van diensten en goederen dekt. Het gaat daarbij onder meer om uitgaven met betrekking tot voorlichting en communicatie, voorbereidende werkzaamheden, tenuitvoerlegging, toezicht, controles en evaluatie van projecten, beleidsinitiatieven, programma's en wetgeving.

    Artikel 8

    Uitvoeringsmaatregelen

    1. De Commissie voert de communautaire bijstand uit overeenkomstig het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

    2. Voor de tenuitvoerlegging van het programma stelt de Commissie, binnen de grenzen van de in artikel 2 omschreven algemene doelstellingen, een jaarlijks werkprogramma op met specifieke doelstellingen, thematische prioriteiten, een beschrijving van de in artikel 7 bedoelde begeleidende maatregelen en eventueel een lijst van andere acties.

    3. Het jaarlijkse werkprogramma wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 10.

    4. Bij de evaluatie- en gunningsprocedures met betrekking tot subsidies aan acties wordt onder meer rekening gehouden met de volgende criteria:

    55. conformiteit met het jaarlijkse werkprogramma, de in artikel 2 uiteengezette algemene doelstellingen en de maatregelen op de in de artikelen 3 en 4 bedoelde gebieden;

    56. kwaliteit van de voorgestelde actie qua opzet, organisatie, presentatie en verwachte resultaten;

    57. bedrag van de gevraagde communautaire financiering en de mate waarin deze in verhouding staat tot de verwachte resultaten;

    58. effect van de verwachte resultaten op de in artikel 2 omschreven algemene doelstellingen en op de maatregelen op de in de artikelen 3 en 4 bedoelde gebieden.

    5. De aanvragen voor de in artikel 4, leden 3 en 4, bedoelde exploitatiesubsidies worden geëvalueerd op grond van de volgende punten:

    - de mate van overeenstemming met de doelstellingen van het programma;

    - de kwaliteit van de geplande activiteiten;

    - het van deze activiteiten te verwachten multiplicatoreffect op het publiek;

    - de geografische uitstraling van de activiteiten;

    - de rol van de burgers in de structuren van de desbetreffende organen;

    - de verhouding tussen de kosten en de baten van de voorgestelde activiteiten.

    6. Overeenkomstig artikel 113, lid 2, van het Financieel Reglement wordt voor de aan het Europees netwerk voor justitiële opleiding verleende exploitatiesubsidies een uitzondering gemaakt op het degressiviteitsbeginsel, omdat deze organisatie een doel van algemeen Europees belang nastreeft.

    Artikel 9

    Comité

    1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité dat bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten en dat wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie (hierna "het comité" genoemd).

    2. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

    Artikel 10

    Raadplegingsprocedure

    1. Ingeval naar dit artikel wordt verwezen, legt de vertegenwoordiger van de Commissie het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de zaak, advies uit over dit ontwerp, zo nodig door middel van een stemming.

    2. Het advies wordt opgenomen in de notulen; voorts heeft iedere lidstaat het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen.

    3. De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het door het comité uitgebrachte advies. Zij stelt het comité in kennis van de wijze waarop zij met het advies rekening heeft gehouden.

    Artikel 11

    Complementariteit

    1. Er wordt gestreefd naar synergie en complementariteit met andere instrumenten van de Gemeenschap, met name het specifieke programma “Civiel recht” van het algemene programma “Grondrechten en justitie” en de algemene programma’s “Veiligheid en bescherming van de vrijheden” en “Solidariteit en beheer van de migratiestromen”. Statistische gegevens over strafrecht zullen in samenwerking met de lidstaten worden opgesteld, zo nodig aan de hand van het communautair statistisch programma.

    2. Middelen van het programma kunnen worden gedeeld met andere instrumenten van de Gemeenschap, met name het specifieke programma “Civiel recht” van het algemene programma “Grondrechten en justitie”, om acties ten uitvoer te leggen die aan de doelstellingen van beide programma’s beantwoorden.

    3. Voor in het kader van dit besluit gefinancierde acties wordt voor hetzelfde doel geen bijstand van andere financiële instrumenten van de Gemeenschap verleend. De begunstigden van dit besluit stellen de Commissie in kennis van financiering die zij uit de communautaire begroting en andere bronnen ontvangen, alsook van hun lopende financieringsaanvragen.

    Artikel 12

    Begrotingsmiddelen

    De begrotingsmiddelen die worden toegewezen voor de acties waarin dit programma voorziet, worden jaarlijks opgevoerd in de algemene begroting van de Europese Unie. De beschikbare jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegekend binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

    Artikel 13

    Toezicht

    1. Voor alle in het kader van het programma gefinancierde acties dient de begunstigde technische en financiële voortgangsverslagen in. Tevens wordt binnen drie maanden na de beëindiging van de actie een eindverslag ingediend. Vorm en inhoud van deze verslagen worden door de Commissie vastgesteld.

    2. Onverminderd de controles die door de Rekenkamer worden uitgevoerd in samenwerking met de bevoegde nationale controle-instanties of diensten overeenkomstig artikel 248 van het EG-Verdrag, en onverminderd eventuele uit hoofde van artikel 279, onder c), van het EG-Verdrag uitgevoerde controles, mogen ambtenaren en andere personeelsleden van de Commissie controles ter plaatse, met inbegrip van steekproefsgewijze controles, uitvoeren met betrekking tot in het kader van het programma gefinancierde acties.

    3. Op basis van dit besluit gesloten contracten en overeenkomsten voorzien met name in toezicht en financiële controle door de Commissie (of een door haar gevolmachtigde vertegenwoordiger), zo nodig ter plaatse, en in controles door de Rekenkamer.

    4. Gedurende een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de laatste betaling voor een gegeven actie, houdt de begunstigde van financiële steun alle bescheiden met betrekking tot uitgaven voor de betrokken actie ter beschikking van de Commissie.

    5. Op basis van de resultaten van de in de leden 1 en 2 bedoelde verslagen en steekproefsgewijze controles past de Commissie, indien nodig, de omvang van de oorspronkelijk goedgekeurde financiële steun en de daaraan verbonden voorwaarden, alsook het tijdschema van de betalingen aan.

    6. De Commissie doet al het nodige om te verifiëren dat de gefinancierde acties correct en overeenkomstig de bepalingen van dit besluit en het Financieel Reglement worden uitgevoerd.

    Artikel 14

    Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap

    1. De Commissie ziet erop toe dat bij de tenuitvoerlegging van uit hoofd van dit besluit gefinancierde acties de financiële belangen van de Gemeenschap worden gevrijwaard door de toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere illegale handelingen, zulks door de uitvoering van doeltreffende controles en de terugvordering van de ten onrechte uitbetaalde bedragen en, indien onregelmatigheden worden vastgesteld, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, overeenkomstig de Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95 en (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad.

    2. Ten aanzien van in het kader van dit programma gefinancierde communautaire acties zijn de Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95 en (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van toepassing op elke inbreuk op het Gemeenschapsrecht, met inbegrip van inbreuken op een in het kader van dit programma vastgelegde contractuele verplichting, die bestaat in een handeling of een nalaten van een marktdeelnemer waardoor de algemene begroting van de Gemeenschappen of de door de Gemeenschappen beheerde begrotingen worden of zouden kunnen worden benadeeld door een onverschuldigde uitgave.

    3. De Commissie vermindert de voor een actie toegekende financiering, schorst de uitbetaling ervan of vordert deze terug indien zij onregelmatigheden vaststelt, met inbegrip van de niet-naleving van de bepalingen van dit besluit of van de individuele beschikking of het contract of de overeenkomst waarbij de betrokken financiële steun werd toegekend, of indien aan het licht komt dat, zonder dat de Commissie daarvoor om toestemming werd verzocht, de actie werd gewijzigd op een manier die in strijd is met de aard of de uitvoeringsvoorwaarden van het project.

    4. Indien de termijnen niet in acht werden genomen of indien slechts een deel van de toegekende financiële steun gerechtvaardigd blijkt in het licht van de voortgang die met de uitvoering van de actie wordt gemaakt, verzoekt de Commissie de begunstigde om binnen een vastgestelde termijn zijn opmerkingen kenbaar te maken. Indien de begunstigde geen geldige verantwoording verstrekt, kan de Commissie de rest van de financiële steun schrappen en de terugbetaling van de reeds betaalde bedragen eisen.

    5. Alle onverschuldigd uitbetaalde bedragen worden aan de Commissie terugbetaald. Bedragen die niet tijdig worden terugbetaald, worden verhoogd met een achterstandsrente, volgens de in het Financieel Reglement vastgestelde voorwaarden.

    Artikel 15

    Evaluatie

    1. Om de tenuitvoerlegging van de in het kader van dit programma geplande activiteiten te kunnen volgen, wordt dit programma regelmatig geëvalueerd.

    2. De Commissie zorgt voor een regelmatige, onafhankelijke en externe evaluatie van het programma.

    3. De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad de volgende documenten in:

    (a) uiterlijk op 31 maart 2011, een tussentijds evaluatieverslag over de behaalde resultaten en de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de uitvoering van dit programma;

    (b) uiterlijk op 30 augustus 2012, een mededeling over de voortzetting van dit programma;

    (c) uiterlijk op 31 december 2014, een verslag over de evaluatie achteraf.

    Artikel 16

    Overgangsmaatregelen

    Dit besluit vervangt met ingang van 1 januari 2007 de overeenkomstige bepalingen van het Besluit van de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van een kaderprogramma betreffende politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (AGIS).

    Op acties die vóór 31 december 2006 op grond van het besluit van 22 juli 2002 zijn aangevat, blijft tot de beëindiging ervan het besluit van 22 juli 2002 van toepassing. Het in artikel 7 van het besluit van 22 juli 2002 bedoelde comité wordt vervangen door het in artikel 10 van het onderhavige besluit bedoelde comité.

    Artikel 17

    Inwerkingtreding

    Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie . Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2007.

    Gedaan te Brussel,

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    TOELICHTING

    1. Achtergrond

    Bij de voorbereiding van de financiële vooruitzichten voor 2007-2013 stond vanaf het begin een beleidsgerichte aanpak voorop, met het oog op de samenhang tussen de politieke doelstellingen en de in dat verband toegewezen bedragen. In dit verband wordt de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht beschouwd als één van de hoofdprioriteiten van de Europese Unie in de komende jaren, die door aanzienlijk verruimde financiële middelen zal worden ondersteund. In haar mededelingen "Bouwen aan onze gemeenschappelijke toekomst – Beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013" [53] en "Financiële vooruitzichten 2007-2013" [54], wees de Commissie er tevens op dat het belangrijk is om de herziening van de rechtsinstrumenten van de volgende financiële vooruitzichten te gebruiken om flinke vooruitgang naar meer eenvoud tot stand te brengen. De Commissie, die haar voorstellen rond drie algemene en beleidsgerichte programma's heeft opgebouwd ("Solidariteit en beheer van de migratiestromen", "Grondrechten en justitie", "Veiligheid en bescherming van de vrijheden"), geeft een duidelijk kader aan voor de financiële bijstand van de Gemeenschap aan de drie doelstellingen: justitie, vrijheid en veiligheid.

    2. Motivering van de actie

    2.1. Analyse van het probleem

    De interne markt is een realiteit en heeft geleid tot meer uitwisselingen tussen de lidstaten van de Unie. Europese burgers verhuizen vaker naar andere lidstaten, verrichten daar vaker economische activiteiten en kopen daar – soms met gebruik van moderne technologieën – vaker goederen en diensten. Voorts zijn er steeds meer persoonlijke en gezinssituaties met een grensoverschrijdende dimensie (bv. huwelijken tussen personen met een verschillende nationaliteit, verwerving van onroerende goederen in andere lidstaten). Er moet voor worden gezorgd dat rechtzoekenden in dergelijke gevallen gemakkelijk toegang hebben tot een goed werkend rechtssysteem. Ook moeten oplossingen worden gevonden voor problemen die in de toekomst waarschijnlijk steeds vaker zullen voorkomen, zoals de rechtspositie van ongehuwde paren, eigendomsclaims bij de ontbinding van huwelijken of andere relaties dan wel in andere omstandigheden, het personeel statuut (namen) of adoptie. Burgers en bedrijven mogen door de onderlinge onverenigbaarheid of de complexiteit van de juridische en administratieve stelsels van de lidstaten immers niet worden verhinderd of ontmoedigd om hun rechten uit te oefenen.

    2.2. De koers voor de toekomst

    De bevordering en de bescherming van de grondrechten vereisen de totstandbrenging van een ware Europese rechtsruimte, die de justitiële autoriteiten in staat stelt doeltreffend samen te werken en ervoor zorgt dat burgers een betere toegang hebben tot de rechter en dat de onderlinge onverenigbaarheid en de complexiteit van de juridische stelsels burgers niet verhinderen of ontmoedigen om hun rechten uit te oefenen. Dat maakt het ook mogelijk het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen toe te passen en het functioneren van het gerechtelijke apparaat voortdurend verder te verbeteren.

    De Unie staat voor de uitdaging in te spelen op de verwachtingen van de burgers, die doeltreffende oplossingen voor hun praktische problemen wensen. Dit houdt met name het volgende in:

    - gelet op de verdere uitbreiding van het acquis, is meer toezicht nodig op de toepassing ervan door de lidstaten, onder andere via moderne middelen zoals het opzetten van databases met rechtspraak;

    - wetgevende maatregelen om met name de toegang tot de rechter en de doeltreffendheid van de rechtspleging te verbeteren;

    - betere voorlichting van het publiek en bevordering van de opleiding en de uitwisseling van beoefenaars van juridische beroepen met betrekking tot de gevolgen van de samenwerkingsinstrumenten op dat gebied;

    - verdere maatregelen om het begrip en het gebruik van gemeenschappelijke instrumenten en procedures bij beoefenaars van juridische beroepen te stimuleren.

    2.3. Doelstellingen van het programma en daarmee samenhangende indicatoren

    - Omschrijving van algemene, specifieke en operationele doelstellingen

    Bevordering van de justitiële samenwerking om bij te dragen aan de totstandbrenging van een ware Europese rechtsruimte in burgerlijke zaken, die is gebaseerd op wederzijdse erkenning en wederzijds vertrouwen. | Bevordering van de aanpassing van de nationale rechtsstelsels aan de Europese Unie, die een gebied zonder grenscontroles en met één munt is, waarin het vrije verkeer van personen, diensten, goederen en kapitaal is gewaarborgd. | Verbetering van de wederzijdse kennis van de civiele rechtsstelsels van de lidstaten en bevordering en versterking van netwerkvorming, wederzijdse samenwerking, uitwisseling en verspreiding van informatie, ervaringen en beproefde methoden. Waarborging van de juiste uitvoering, de correcte en concrete toepassing en de evaluatie van de instrumenten van de Gemeenschap op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken. |

    Verbetering van het dagelijkse leven van burgers en bedrijven door deze in staat te stellen hun rechten in de gehele Europese Unie te doen gelden, met name door de toegang tot de rechter te vergemakkelijken. | Betere informatie over de rechtsstelsels van de lidstaten en betere toegang tot de rechter. |

    Verbetering van de contacten tussen justitiële en administratieve autoriteiten en beoefenaars van juridische beroepen, en bevordering van de opleiding van de leden van de rechterlijke macht. | Bevordering van de opleiding van magistraten en justitieel personeel met betrekking tot communautaire aangelegenheden. Evaluatie van de algemene voorwaarden voor de totstandbrenging van het wederzijdse vertrouwen, met inbegrip van de kwaliteit van de rechtspleging. Ondersteuning van de operationele werkzaamheden van het Europese justitiële netwerk in burgerlijke en handelszaken, dat werd opgericht bij Beschikking 2001/470/EG van de Raad van 28 mei 2001. |

    Alle doelstellingen stroken met het overkoepelende doel van het algemene programma “Grondrechten en justitie”, te weten de ondersteuning van de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.

    - Complementariteit/samenhang met andere instrumenten

    Bij het opstellen van het programma werd bijzondere aandacht besteed aan de samenhang met andere programma’s ter financiering van activiteiten op dezelfde beleidsterreinen en aan de complementariteit en synergie met dergelijke programma’s.

    Dit programma wordt aangevuld door de andere specifieke programma’s van het algemene programma "Grondrechten en justitie", in het bijzonder het specifieke programma “Strafrecht” betreffende de justitiële samenwerking in strafzaken. Het programma “Strafrecht” volgt qua doelstellingen en structuur zoveel mogelijk het onderhavige programma en heeft ten doel ervoor te zorgen dat het recht zich vrij te verplaatsen binnen de Unie niet wordt verhinderd of ontmoedigd door de complexiteit van de juridische en administratieve stelsels van de lidstaten.

    Er wordt ook gezorgd voor complementariteit met de algemene programma’s “Veiligheid en bescherming van de vrijheden” en “Solidariteit en beheer van de migratiestromen” om met name te komen tot synergie op het gebied van asiel en stelsels voor de integratie van onderdanen van derde landen.

    3. Evaluatie

    3.1. Uit tussentijdse/eindevaluaties getrokken lessen

    De Commissie heeft een halftermijnverslag [55] uitgebracht over het algemeen communautair kader voor activiteiten ter vergemakkelijking van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken. Hoewel het volgens het verslag na twee jaar tenuitvoerlegging van het programma nog te vroeg is voor een grondige evaluatie ervan, kunnen toch de eerste conclusies worden getrokken.

    Erkend wordt dat de acties van de Commissie – de Europese justitiële atlas in burgerlijke zaken, de database met rechtspraak over de verordeningen Brussel I en Brussel II en een voorlichtingscampagne om beoefenaars van juridische beroepen te informeren over de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken binnen de Europese Unie - zeer positief werden ontvangen en moeten worden voortgezet.

    Ook het Europese justitiële netwerk in burgerlijke en handelszaken, dat werd opgezet om de justitiële samenwerking tussen de lidstaten in burgerlijke en handelszaken te verbeteren, te vereenvoudigen en te versnellen, is een belangrijke activiteit van de Commissie waarvan het belang wordt erkend.

    Aan de andere kant werd een aantal problemen vastgesteld met betrekking tot de door de organisaties van het maatschappelijke middenveld ingediende en uitgevoerde projecten. Gezien het beperkte budget konden op specifieke gebieden zoals de opleiding en uitwisseling van rechters geen belangrijke projecten worden ingediend. Ook moet de verspreiding van de resultaten verder worden verbeterd.

    Het maatschappelijk middenveld moet worden aangemoedigd meer deel te nemen aan de activiteiten van de Commissie op specifieke gebieden, vooral met betrekking tot de informatieverstrekking aan burgers en bedrijven.

    Tot slot is het met het oog op de multiplicatoreffecten van de acties ook belangrijk de doelgroepen nauwkeurig af te bakenen.

    3.2. Evaluatie vooraf

    Uit het werkdocument van de Commissie betreffende de evaluatie vooraf van het algemene programma “Grondrechten en justitie” blijkt dat het gekozen beleid geschikt is om de beoogde doelstellingen te bereiken.

    4. Rechtsgrond en bedoeling van het beleidsinstrument

    4.1. Rechtsgrond

    Dit specifieke programma van het algemene programma "Grondrechten en justitie" is gebaseerd op artikel 61, onder c), van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

    Volgens dit artikel neemt de Raad met het oog op de geleidelijke totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid maatregelen aan op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken. De bij de aanneming van dergelijke maatregelen te volgen procedure is neergelegd in artikel 67, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

    De voorgestelde rechtsgrond is passend omdat het programma gericht is op de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken.

    4.2. Acties in het kader van het programma

    Er zijn verschillende soorten acties gepland:

    - specifieke acties van de Commissie, zoals studies en onderzoek; opiniepeilingen en onderzoeken; de vaststelling van indicatoren en gemeenschappelijke methodologieën; verzameling, ontwikkeling en verspreiding van gegevens en statistieken; seminars, conferenties en vergaderingen van deskundigen; op het publiek gerichte campagnes en evenementen; ontwikkeling en onderhoud van websites; het opstellen en verspreiden van voorlichtingsmateriaal; ondersteuning en beheer van netwerken van nationale deskundigen; analyse, toezicht en evaluatie;

    - acties waarbij financiële steun wordt toegekend aan specifieke projecten in het belang van de Gemeenschap, volgens de in de jaarlijkse werkprogramma's uiteengezette voorwaarden;

    - acties waarbij financiële steun wordt verleend aan de activiteiten van niet-gouvernementele organisaties of andere entiteiten, volgens de in de jaarlijkse werkprogramma's uiteengezette voorwaarden.

    4.3. Subsidiariteit en evenredigheid

    Het huidige voorstel is opgesteld met inachtneming van het subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel overeenkomstig artikel 5 van het EG-Verdrag en het daaraan gehechte protocol. Wat subsidiariteit betreft, wordt met dit programma niet beoogd gebieden te bestrijken die reeds onder nationale programma’s van de lidstaten vallen. Dit programma is daarentegen gericht op gebieden waarop de EU een toegevoegde waarde kan bieden. In die zin zijn veruit de meeste van de in het kader van het programma ondersteunde activiteiten complementair met nationale acties en wordt beoogd synergie-effecten met acties op internationaal en regionaal niveau optimaal te benutten.

    Wat evenredigheid betreft, is het voorstel voor een nieuw programma zo eenvoudig mogelijk opgesteld. Dit geldt niet alleen voor de vorm van de acties – de definities in de wetgevingstekst zijn zo algemeen mogelijk gehouden – maar ook voor de administratieve en financiële voorschriften die van toepassing zijn bij de uitvoering van de acties. De Commissie heeft getracht het juiste evenwicht te vinden tussen enerzijds flexibiliteit en gebruiksgemak en anderzijds duidelijke doelstellingen en passende financiële en procedurele waarborgen.

    Gelet op de richtsnoeren in het protocol betreffende de toepassing van beide beginselen, is het duidelijk dat de in dit programma behandelde problemen transnationale aspecten hebben en dat een optreden op communautair niveau bijgevolg duidelijke voordelen oplevert ten opzichte van een nationaal optreden.

    4.4. Vereenvoudiging en rationalisering

    De voorgestelde benadering zal bijdragen aan de realisatie van de hoofddoelstelling, namelijk vereenvoudiging van zowel de wetgevings- als de beheersinstrumenten en stroomlijning van de begrotingsstructuur. Zij zal ook leiden tot meer samenhang en consistentie tussen de instrumenten en overlappingen daartussen helpen voorkomen. Zo zijn bijvoorbeeld de voorheen afzonderlijke acties ter bevordering van de opleiding van rechters op het gebied van het Europese mededingingsrecht thans opgenomen in het programma. Hoewel voor de toekomstige uitbreidingen extra personele middelen nodig zullen zijn, zal een betere toewijzing van personele middelen worden bereikt door kleinere begrotingsonderdelen (die onevenredig veel middelen opslorpen) te schrappen en bestaande programma's in één coherent en gestroomlijnd programma onder te brengen. Dit zal resulteren in een grotere evenredigheid tussen het uitgavenbedrag en de administratieve kosten voor het beheer ervan.

    De voorgestelde rationalisering zal ook de eindgebruiker ten goede komen aangezien daardoor de zichtbaarheid, de duidelijkheid en de onderlinge samenhang van de instrumenten worden vergroot. Dankzij de gestandaardiseerde aanpak en geharmoniseerde uitvoeringsbepalingen zullen potentiële begunstigden gemakkelijker een financieringsaanvraag kunnen indienen.

    De Commissie kan besluiten taken tot uitvoering van de begroting toe te vertrouwen aan de in artikel 54, lid 2, onder a), van het Financieel Reglement bedoelde agentschappen naar Gemeenschapsrecht. Deze agentschappen worden door de Commissie aangewezen overeenkomstig de artikelen 55 en 56 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad en artikel 37 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie. De Commissie controleert of een en ander in overeenstemming is met de beginselen van zuinigheid, doeltreffendheid en efficiëntie. Alvorens de Commissie dergelijke taken delegeert, vergewist zij zich op grond van een voorafgaande evaluatie van het feit dat de oprichting van agentschappen in overeenstemming is met het beginsel van goed financieel beheer.

    Het voorgestelde nieuwe instrument volgt de door de Commissie gekozen benadering met betrekking tot de politieke en financiële uitdagingen vanaf 2007. Het is de bedoeling de bestaande instrumenten aan te vullen, te vereenvoudigen en te rationaliseren en de nodige flexibiliteit in te bouwen om nieuwe doelstellingen te realiseren en soepel in te spelen op het nieuwe rechtskader dat na de inwerkingtreding van het constitutioneel verdrag zal worden ingevoerd.

    5. Gevolgen voor de begroting

    De kosten van het algemene programma “Grondrechten en justitie” voor de periode 2007-2013 bedragen 543 miljoen EUR; de bijdrage voor dit specifieke programma bedraagt 109,3 miljoen EUR.

    2005/0040 (COD)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot vaststelling van het specifieke programma “Civiel recht" voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma “Grondrechten en justitie”

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 61, onder c), en artikel 67, lid 2,

    Gezien het voorstel van de Commissie[56],

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[57],

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's[58],

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) De Europese Gemeenschap heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te handhaven en te ontwikkelen waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is. Hiertoe moet de Gemeenschap onder meer maatregelen nemen op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken die nodig zijn voor de goede werking van de interne markt.

    (2) In aansluiting op vorige programma’s, zoals Grotius[59] en de Actie Robert Schuman[60], werd bij Verordening (EG) nr. 743/2002 van de Raad[61] voor de periode 2002-2006 een algemeen communautair kader voor activiteiten ter vergemakkelijking van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken vastgesteld.

    (3) De Europese Raad van Brussel (4/5 november 2004) heeft het Haags programma “Versterking van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie” aangenomen.

    (4) De ambitieuze doelstellingen van het Verdrag en het Haags programma moeten worden verwezenlijkt door middel van de vaststelling van een flexibel en doeltreffend programma waarmee planning en tenuitvoerlegging kunnen worden vergemakkelijkt.

    (5) Het programma “Civiel recht” moet, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, voorzien in initiatieven van de Commissie, in acties ter ondersteuning van organisaties die justitiële samenwerking in burgerlijke zaken bevorderen en vergemakkelijken, alsmede in acties ter ondersteuning van specifieke projecten.

    (6) Een algemeen programma “Civiel recht” om de wederzijdse kennis van de rechtsstelsels van de lidstaten te verbeteren, zal belemmeringen voor de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken helpen opheffen, wat de werking van de interne markt zal verbeteren.

    (7) Denemarken neemt, overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de positie van Denemarken, niet deel aan de aanneming van dit besluit, dat bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken.

    (8) Ook moeten passende maatregelen worden genomen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen en om verloren gegane, ten onrechte betaalde of slecht bestede middelen terug te vorderen.

    (9) Bij dit besluit wordt een financieel kader vastgesteld dat voor de begrotingsautoriteit gedurende de gehele looptijd van het programma de voornaamste referentie vormt in de zin van punt 33 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure[62].

    (10) Daar de doelstellingen van het programma “Civiel recht” niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in dat artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

    (11) Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[63] (hierna “het Financieel Reglement” genoemd) en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad[64], die de financiële belangen van de Europese Gemeenschap beschermen, moeten worden toegepast, waarbij moet worden gestreefd naar eenvoud en samenhang bij de keuze van de begrotingsinstrumenten, beperking van het aantal gevallen waarin de Commissie rechtstreeks verantwoordelijk is voor de uitvoering en het beheer van de begrotingsinstrumenten, en evenredigheid tussen de hoogte van de middelen en de administratieve lasten voor de besteding ervan.

    (12) Krachtens het Financieel Reglement is voor exploitatiesubsidies een basisbesluit vereist.

    (13) Overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[65] moeten de maatregelen voor de uitvoering van dit besluit worden goedgekeurd aan de hand van de raadplegingsprocedure van artikel 3 van dit besluit. Dit is aangewezen omdat het programma geen significante gevolgen heeft voor de begroting van de Europese Unie,

    BESLUITEN:

    Artikel 1

    Vaststelling van het programma

    1. In dit besluit wordt het specifieke programma “Civiel recht” (hierna “het programma” genoemd) vastgesteld als onderdeel van het algemene programma “Grondrechten en justitie”, om bij te dragen aan de versterking van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.

    2. Het programma bestrijkt de periode van 1 januari 2007 tot en met 31december 2013.

    Artikel 2

    Algemene doelstellingen

    1. Dit programma heeft de volgende algemene doelstellingen:

    (a) bevordering van de justitiële samenwerking om bij te dragen aan de totstandbrenging van een ware Europese rechtsruimte in burgerlijke zaken, die is gebaseerd op wederzijdse erkenning en wederzijds vertrouwen;

    (b) bevordering van de aanpassing van de nationale rechtsstelsels aan de Europese Unie, die een gebied zonder grenscontroles en met één munt is, waarin het vrije verkeer van personen, diensten, goederen en kapitaal is gewaarborgd;

    (c) verbetering van het dagelijkse leven van burgers en bedrijven door deze in staat te stellen hun rechten in de gehele Europese Unie te doen gelden, met name door de toegang tot de rechter te vergemakkelijken;

    (d) verbetering van de contacten tussen justitiële en administratieve autoriteiten en beoefenaars van juridische beroepen, en bevordering van de opleiding van de leden van de rechterlijke macht.

    2. Zonder afbreuk te doen aan de doelstellingen en bevoegdheden van de Europese Gemeenschap, dragen de algemene doelstellingen van het programma bij aan de ontwikkeling van communautaire beleidsmaatregelen en meer specifiek aan de totstandbrenging van een justitiële ruimte.

    Artikel 3

    Specifieke doelstellingen

    Dit programma heeft de volgende specifieke doelstellingen:

    (a) bevordering van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken

    - om rechtszekerheid te waarborgen en de toegang tot de rechter te verbeteren;

    - de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen en vonnissen te bevorderen;

    - uit verschillen in civiel recht en civielrechtelijke procedures voortvloeiende belemmeringen op te heffen en de noodzakelijke onderlinge aanpassing van wetgevingen te bevorderen;

    - te zorgen voor een goede rechtsbedeling door jurisdictiegeschillen te voorkomen.

    (b) verbetering van de wederzijdse kennis van de civiele rechtsstelsels van de lidstaten en bevordering en versterking van netwerkvorming, wederzijdse samenwerking, uitwisseling en verspreiding van informatie, ervaringen en beproefde methoden;

    (c) zorgen voor de juiste uitvoering, de correcte en concrete toepassing en de evaluatie van de instrumenten van de Gemeenschap op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken;

    (d) betere informatie over de rechtsstelsels van de lidstaten en betere toegang tot de rechter;

    (e) bevordering van de opleiding van magistraten en justitieel personeel met betrekking tot het Gemeenschapsrecht;

    (f) evaluatie van de algemene voorwaarden voor het wederzijdse vertrouwen, met inbegrip van de kwaliteit van de rechtspleging;

    (g) de werking mogelijk maken van het bij beschikking 2001/470/EG van de Raad van 28 mei 2001[66] opgerichte Europese justitiële netwerk in burgerlijke en handelszaken.

    Artikel 4

    Acties

    Met het oog op de verwezenlijking van de in de artikelen 2 en 3 bedoelde algemene en specifieke doelstellingen kunnen in het kader van dit programma de volgende soorten acties worden ondersteund:

    (a) specifieke acties van de Commissie, zoals studies en onderzoek; opiniepeilingen en onderzoeken; de vaststelling van indicatoren en gemeenschappelijke methodologieën; verzameling, ontwikkeling en verspreiding van gegevens en statistieken; seminars, conferenties en vergaderingen van deskundigen; op het publiek gerichte campagnes en evenementen; ontwikkeling en onderhoud van websites; het opstellen en verspreiden van voorlichtingsmateriaal; ondersteuning en beheer van netwerken van nationale deskundigen; analyse, toezicht en evaluatie; of

    (b) specifieke transnationale projecten in het belang van de Gemeenschap die door ten minste drie lidstaten worden ingediend, volgens de in de jaarlijkse werkprogramma's uiteengezette voorwaarden; of

    (c) de activiteiten van niet-gouvernementele organisaties of andere entiteiten die overeenkomstig de algemene doelstellingen van het programma een doel van algemeen Europees belang nastreven, volgens de in de jaarlijkse werkprogramma's uiteengezette voorwaarden.

    Artikel 5

    Deelname

    De volgende landen (hierna “de deelnemende landen” genoemd) kunnen aan de acties van het programma deelnemen:

    (a) de met de EU geassocieerde kandidaat-lidstaten en de bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken landen van de westelijke Balkan, volgens de voorwaarden die zijn vastgelegd in de met die landen gesloten of te sluiten associatieovereenkomsten of aanvullende protocollen inzake de deelname aan communautaire programma's;

    (b) bij de projecten kunnen ook beroepsbeoefenaars uit Denemarken worden betrokken alsmede uit kandidaat-lidstaten die niet aan dit programma deelnemen, wanneer dit tot hun voorbereiding op toetreding zou bijdragen, dan wel uit andere derde landen die niet aan dit programma deelnemen, wanneer dit de doelstellingen van de projecten dient.

    Artikel 6

    Doelgroepen

    Dit programma is onder meer gericht op beoefenaars van juridische beroepen, de nationale autoriteiten en de burgers van de Unie in het algemeen.

    Artikel 7

    Toegang tot het programma

    Dit programma staat open voor instellingen en openbare of particuliere organisaties, waaronder beroepsorganisaties, universiteiten, onderzoeksinstituten en instituten waar beoefenaars van juridische beroepen een opleiding op het gebied van juridische en gerechtelijke aangelegenheden krijgen en niet-gouvernementele organisaties van de lidstaten.

    Onder "beoefenaars van juridische beroepen" wordt onder andere verstaan rechters, openbare aanklagers, advocaten, procureurs, academisch en wetenschappelijk personeel, departementale ambtenaren, gerechtsmedewerkers, gerechtsdeurwaarders, gerechtstolken en andere beroepen die bij de rechtsbedeling op civielrechtelijk gebied betrokken zijn.

    Artikel 8

    Financieringsvormen

    1. Communautaire financiering kan de volgende juridische vormen aannemen:

    - subsidies;

    - overheidsopdrachten.

    2. Behalve in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde spoedeisende gevallen of indien de begunstigde wegens zijn kenmerken als enige voor een bepaalde actie in aanmerking komt, worden communautaire subsidies toegekend na een oproep tot het indienen van voorstellen in de vorm van exploitatiesubsidies en subsidies aan acties. Het maximale medefinancieringspercentage wordt vastgesteld in de jaarlijkse werkprogramma's.

    3. Voorts is voorzien in uitgaven voor begeleidende maatregelen door middel van contracten voor overheidsopdrachten, in welk geval de communautaire financiering de aankoop van diensten en goederen dekt. Het gaat daarbij onder meer om uitgaven met betrekking tot voorlichting en communicatie, voorbereidende werkzaamheden, tenuitvoerlegging, toezicht, controles en evaluatie van projecten, beleidsinitiatieven, programma's en wetgeving.

    Artikel 9

    Uitvoeringsmaatregelen

    1. De Commissie voert de communautaire bijstand uit overeenkomstig het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

    2. Voor de tenuitvoerlegging van het programma stelt de Commissie, binnen de grenzen van de in artikel 2 omschreven algemene doelstellingen, een jaarlijks werkprogramma op met specifieke doelstellingen, thematische prioriteiten, een beschrijving van de in artikel 8 bedoelde begeleidende maatregelen en eventueel een lijst van andere acties.

    3. Het jaarlijkse werkprogramma wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 10, lid 2.

    4. Bij de evaluatie- en gunningsprocedures met betrekking tot subsidies aan acties wordt onder meer rekening gehouden met de volgende criteria:

    (a) conformiteit met het jaarlijkse werkprogramma, de in artikel 2 uiteengezette algemene doelstellingen en de maatregelen op de in de artikelen 3 en 4 bedoelde gebieden;

    (b) kwaliteit van de voorgestelde actie qua opzet, organisatie, presentatie en verwachte resultaten;

    (c) bedrag van de gevraagde communautaire financiering en de mate waarin deze in verhouding staat tot de verwachte resultaten;

    (d) effect van de verwachte resultaten op de in artikel 2 omschreven algemene doelstellingen en op de maatregelen op de in de artikelen 3 en 4 bedoelde gebieden.

    5. De aanvragen voor de in artikel 4, lid 3, bedoelde exploitatiesubsidies worden geëvalueerd op grond van de volgende punten:

    - de mate van overeenstemming met de doelstellingen van het programma;

    - de kwaliteit van de geplande activiteiten;

    - het van deze activiteiten te verwachten multiplicatoreffect op het publiek;

    - de geografische uitstraling van de activiteiten;

    - de rol van de burgers in de structuren van de desbetreffende organen;

    - de verhouding tussen de kosten en de baten van de voorgestelde activiteiten.

    Artikel 10

    Comité

    1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité dat bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten en dat wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie (hierna "het comité" genoemd).

    2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan.

    3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

    Artikel 11

    Complementariteit

    1. Er wordt gestreefd naar synergie en complementariteit met andere instrumenten van de Gemeenschap, met name het specifieke programma “Strafrecht” van het algemene programma “Grondrechten en justitie” en de algemene programma’s “Veiligheid en bescherming van de vrijheden” en “Solidariteit en beheer van de migratiestromen”. Statistische gegevens over civiel recht zullen in samenwerking met de lidstaten worden opgesteld, zo nodig aan de hand van het communautair statistisch programma.

    2. Middelen van het programma kunnen worden gedeeld met andere instrumenten van de Gemeenschap, met name het specifieke programma “Strafrecht” van het algemene programma “Grondrechten en justitie”, om acties ten uitvoer te leggen die aan de doelstellingen van beide programma’s beantwoorden.

    3. Voor in het kader van dit besluit gefinancierde acties wordt voor hetzelfde doel geen bijstand van andere financiële instrumenten van de Gemeenschap verleend. De begunstigden van dit besluit stellen de Commissie in kennis van financiering die zij uit de communautaire begroting en andere bronnen ontvangen, alsook van hun lopende financieringsaanvragen.

    Artikel 12

    Begrotingsmiddelen

    1. De begroting voor de uitvoering van dit instrument bedraagt voor de in artikel 1 vermelde periode 109,3 miljoen EUR.

    2. De begrotingsmiddelen die worden toegewezen voor de acties waarin dit programma voorziet, worden jaarlijks opgevoerd in de algemene begroting van de Europese Unie. De beschikbare jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegekend binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

    Artikel 13

    Toezicht

    1. Voor alle in het kader van het programma gefinancierde acties dient de begunstigde technische en financiële voortgangsverslagen in. Tevens wordt binnen drie maanden na de beëindiging van de actie een eindverslag ingediend. Vorm en inhoud van deze verslagen worden door de Commissie vastgesteld.

    2. Onverminderd de controles die door de Rekenkamer worden uitgevoerd in samenwerking met de bevoegde nationale controle-instanties of diensten overeenkomstig artikel 248 van het EG-Verdrag, en onverminderd eventuele uit hoofde van artikel 279, onder c), van het EG-Verdrag uitgevoerde controles, mogen ambtenaren en andere personeelsleden van de Commissie controles ter plaatse, met inbegrip van steekproefsgewijze controles, uitvoeren met betrekking tot in het kader van het programma gefinancierde acties.

    3. Op basis van dit besluit gesloten contracten en overeenkomsten voorzien met name in toezicht en financiële controle door de Commissie (of een door haar gevolmachtigde vertegenwoordiger), zo nodig ter plaatse, en in controles door de Rekenkamer.

    4. Gedurende een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de laatste betaling voor een gegeven actie, houdt de begunstigde van financiële steun alle bescheiden met betrekking tot uitgaven voor de betrokken actie ter beschikking van de Commissie.

    5. Op basis van de resultaten van de in de leden 1 en 2 bedoelde verslagen en steekproefsgewijze controles past de Commissie, indien nodig, de omvang van de oorspronkelijk goedgekeurde financiële steun en de daaraan verbonden voorwaarden, alsook het tijdschema van de betalingen aan.

    6. De Commissie doet al het nodige om te verifiëren dat de gefinancierde acties correct en overeenkomstig dit besluit en het Financieel Reglement worden uitgevoerd.

    Artikel 14

    Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap

    1. De Commissie ziet erop toe dat bij de tenuitvoerlegging van uit hoofde van dit besluit gefinancierde acties de financiële belangen van de Gemeenschap worden gevrijwaard door de toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere illegale handelingen, zulks door de uitvoering van doeltreffende controles en de terugvordering van de ten onrechte uitbetaalde bedragen en, indien onregelmatigheden worden vastgesteld, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, overeenkomstig de Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95 en (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad.

    2. Ten aanzien van in het kader van dit programma gefinancierde communautaire acties zijn de Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95 en (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van toepassing op elke inbreuk op het Gemeenschapsrecht, met inbegrip van inbreuken op een in het kader van dit programma vastgelegde contractuele verplichting, die bestaat in een handeling of een nalaten van een marktdeelnemer waardoor de algemene begroting van de Gemeenschappen of de door de Gemeenschappen beheerde begrotingen worden of zouden kunnen worden benadeeld door een onverschuldigde uitgave.

    3. De Commissie vermindert de voor een actie toegekende financiering, schorst de uitbetaling ervan of vordert deze terug indien zij onregelmatigheden vaststelt, met inbegrip van de niet-naleving van de bepalingen van dit besluit of van de individuele beschikking of het contract of de overeenkomst waarbij de betrokken financiële steun werd toegekend, of indien aan het licht komt dat, zonder dat de Commissie daarvoor om toestemming werd verzocht, de actie werd gewijzigd op een manier die in strijd is met de aard of de uitvoeringsvoorwaarden van het project.

    4. Indien de termijnen niet in acht werden genomen of indien slechts een deel van de toegekende financiële steun gerechtvaardigd blijkt in het licht van de voortgang die met de uitvoering van de actie wordt gemaakt, verzoekt de Commissie de begunstigde om binnen een vastgestelde termijn zijn opmerkingen kenbaar te maken. Indien de begunstigde geen geldige verantwoording verstrekt, kan de Commissie de rest van de financiële steun schrappen en de terugbetaling van de reeds betaalde bedragen eisen.

    5. Alle onverschuldigd uitbetaalde bedragen worden aan de Commissie terugbetaald. Bedragen die niet tijdig worden terugbetaald, worden verhoogd met een achterstandsrente, volgens de in het Financieel Reglement vastgestelde voorwaarden.

    Artikel 15

    Evaluatie

    1. Om de tenuitvoerlegging van de in het kader van dit programma geplande activiteiten te kunnen volgen, wordt dit programma regelmatig geëvalueerd.

    2. De Commissie zorgt voor een regelmatige, onafhankelijke en externe evaluatie van het programma.

    3. De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad de volgende documenten in:

    (a) uiterlijk op 31 maart 2011, een tussentijds evaluatieverslag over de behaalde resultaten en de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de uitvoering van dit programma;

    (b) uiterlijk op 30 augustus 2012, een mededeling over de voortzetting van dit programma;

    (c) uiterlijk op 31 december 2014, een verslag over de evaluatie achteraf.

    Artikel 16

    Inwerkingtreding

    Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie . Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2007.

    Gedaan te Brussel,

    Voor het Europees Parlement Voor de Raad

    De Voorzitter De Voorzitter

    FINANCIEEL MEMORANDUM

    LEGISLATIVE FINANCIAL STATEMENT

    1. NAME OF THE PROPOSAL:

    Programme “Fundamental Rights and Justice“

    Proposal for a Council Decision establishing the programme “Criminal justice” for the period 2007-2013

    Proposal for a decision of the European Parliament and the Council establishing the programme “Civil justice” for the period 2007-2013

    Proposal for a Council Decision establishing the programme “Fundamental Rights and Citizenship” for the period 2007-2013

    Proposal for a decision of the European Parliament and the Council establishing the programme “Fight against violence (Daphne) and drugs prevention and information” for the period 2007-2013

    2. ABM / ABB FRAMEWORK

    1804 – Citizenship and Fundamental Rights

    1806 – Establishing a genuine European area in criminal in civil matters

    1807 – Coordination in the field of drugs

    3. BUDGET LINES

    3.1. Budget lines (operational lines and related technical and administrative assistance lines (ex- B.A lines)) including headings:

    Financial Perspectives 2007-2013: Heading 3.

    3.2. Duration of the action and of the financial impact:

    2007-2013

    3.3. Budgetary characteristics ( add rows if necessary ):

    Budget line | Type of expenditure | New | EFTA contribution | Contributions from applicant countries | Heading in financial perspective |

    Criminal Justice | Non-comp | Diff | NO | NO | Yes | No 3 |

    Civil Justice | Non-comp | Diff | NO | NO | Yes | No 3 |

    Fundamental Rights and Citizenship | Non-comp | Diff | NO | No | Yes | No 3 |

    Fight against violence (Daphne) and drugs prevention and information | Non-comp | Diff | NO | Yes* | Yes | No 3 |

    *: the programme shall be open to the participation of the EFTA states, subject to the EEA Agreement, in accordance with its provisions.

    4. SUMMARY OF RESOURCES

    4.1. Financial Resources

    4.1.1. Summary of commitment appropriations (CA) and payment appropriations (PA)

    EUR million (to 3 decimal places)

    …………………… | f |

    TOTAL CA including co-financing | a+c+d+e+f |

    4.1.2. Compatibility with Financial Programming

    X Proposal is compatible with next financial programming 2007-2013

    ( Proposal will entail reprogramming of the relevant heading in the financial perspective.

    ( Proposal may require application of the provisions of the Interinstitutional Agreement[67] (i.e. flexibility instrument or revision of the financial perspective).

    4.1.3. Financial impact on Revenue

    ( Proposal has no financial implications on revenue

    X Proposal has financial impact – the effect on revenue is as follows:

    Contribution from EFTA/EEE States: 2,19 % (2004 figures)

    EUR million (to one decimal place)

    Prior to action | Situation following action |

    Total number of human resources | 37,5 | 40 | 44 | 47,5 | 51 | 54 | 54 |

    5. CHARACTERISTICS AND OBJECTIVES

    5.1. Need to be met in the short or long term

    5.1.1. Civil Justice

    The promotion and the protection of fundamental rights demand the establishment of a genuine European area of justice. In such an area competent judicial authorities co-operate effectively, and citizens have a better access to justice and are neither prevented nor discouraged from exercising their rights by incompatibilities and complexities of the legal systems, judicial decisions circulate freely among the Member States on the basis of the principle of mutual recognition of judicial decisions, and the good functioning of the judiciary is constantly improved.

    The challenge for the Union will be to respond to citizens’ expectations for effective solutions to their practical problems. This will imply in particular:

    - as the acquis grows, increased efforts of monitoring of its application by the Member States, including through modern means such as databases of case law;

    - further legislative action to address the new issues mentioned above, and to improve the ease of access to and efficiency of justice;

    - a need to address mutual recognition in a wider sense, including recognition of decisions and documents other than those issued by judicial authorities;

    - strengthening of mechanisms for providing information to the public and promote training of and exchanges between practitioners on the implications of the instruments for cooperation in this area;

    - further measures to promote understanding and use of common tools and procedures amongst practitioners.

    5.1.2. Criminal Justice

    The challenge for the Union will be to respond to citizens’ expectations for effective solutions to their practical problems. This will imply in particular:

    - as the acquis grows, increased efforts of monitoring of its application by the Member States, including through modern means such as databases of case law;

    - further legislative action to address the new issues mentioned above, and to improve the ease of access to and efficiency of justice;

    - a need to address mutual recognition in a wider sense, including recognition of decisions and documents other than those issued by judicial authorities;

    - strengthening of mechanisms for providing information to the public and promote training of and exchanges between practitioners on the implications of the instruments for cooperation in this area;

    - legislative measures to put in place and develop common tools for cooperation. This implies inter alia on the one hand more efficient mechanisms of exchange of information between Member States on criminals, in particular on convicted persons by setting up a computerised mechanism to exchange information on criminal records, and on the other hand, to improve standards for certain procedures such as rules on evidence collection and rules on the protection of individuals involved in criminal proceedings, whether they are the accused, witnesses or victims;

    - further measures to promote understanding and use of common tools and procedures amongst practitioners.

    5.1.3 Fundamental Rights and Justice

    The aim of this specific programme of the programme “Fundamental Rights and Justice” is to develop significantly the two existing preparatory actions (promotion of fundamental rights and support to civil society) introducing new objectives such as the fight against racism, xenophobia and anti-semitism namely through the promotion of an inter-faith and a multicultural dialogue at EU level.

    The support to civil society in the field of fundamental rights will be enlarged to cover all Member States while the present preparatory action only covers the ten new Member States.

    A special focus will be put on the rights deriving from the citizenship of the Union, recognised as fundamental rights by the Charter, namely to encourage democratic participation.

    A significant increase in the financial envelope is planned to reflect the increasing importance of these issues and to respond positively to civil society actors.

    5.1.4 Fight against violence (Daphne) and drugs prevention and information

    The main challenges facing the Union in relation to tackling drugs over the period of the next financial perspectives can be defined as follows:

    - information and research, including the continuation of the work of the European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction (EMCDDA);

    - drug demand reduction since demand feeds the growth of the drugs phenomenon: education, prevention and harm-reduction programmes;

    - drug supply reduction, to stop trafficking and drug-related criminality, in particular as concerns new synthetic drugs and their chemical precursors, as well as combating money-laundering;

    - enhanced cooperation with third countries concerning drug abuse control and drug demand reduction.

    - further legislative activity will be needed in line with new and developing forms of drugs, for example to bring new forms of drugs under established control mechanisms.

    Fight against violence (Daphne programme)

    The mid term and the final report on the Daphne programme (2000 – 2003) show that organisations have gained from their participation in European partnerships. Bringing associations to work together resulted in more effective programming and better use of resources.

    The Daphne programme can thus be seen as successful in mobilising the civil society resulting in partnerships and alliances that are working together for more comprehensive European policies on violence.

    The final report of the Daphne programme (2000 – 2003) revealed that there was some room to improvement such as the creation of a helpdesk and an increased focus on dissemination. The Daphne II programme was thus adapted to conform to the finding of that report.

    As these changes to the structure of the programme are quite recent, no significant changes need to be introduced.

    5.2. Value-added of Community involvement and coherence of the proposal with other financial instruments and possible synergy

    The European Union added value will be achieved by:

    - preparing the ground for the emergence of common strategies and legislation in this field;

    - implementing EU policy objectives and their application in national policies;

    - supporting the transposition of European Union legislation's and its application in a uniform way through Europe;

    - promoting the co-operation and co-ordination mechanisms between Member States;

    - cooperating with civil society organisations at European level.

    Criteria for evaluation

    A set of common evaluation criteria will be used through all specific programmes to evaluate the success of the interventions regarding the European Union added value in relation with the type of effect described above. Example of criteria could be:

    - To support only activities needed at European Union level to sustain European Union objectives, European Union laws and European Union implementation mechanism;

    - To support activities which will be complementary with those financed at national level;

    - To reinforce national exchanges at European Union level, generating synergy effects and economies of scale;

    - To involve actively Member States representatives and other relevant stakeholders in the implementation of the programme in order to maximise complementarities with existing activities.

    Subsidiarity and proportionality

    As far as subsidiarity is concerned the present programme focuses on areas where European added value can be demonstrated and therefore is designed to respect the principles of subsidiarity and proportionality set out in Article 5 of the EC Treaty and its accompanying Protocol.

    As far as proportionality is concerned, the new programme proposal has been designed to incorporate the maximum feasible extent of simplification in terms not only of the form of the action but also in terms of the administrative and financial requirements that will apply to their implementation. The programme has been designed to strike to find the right balance between flexibility and ease of use on the one hand, and clarity of purpose and appropriate financial and procedural safeguards on the other.

    Complementarity with other Community interventions

    The present programme aims at contributing to the establishment of an area of freedom, security and justice. A complementarity with other programmes may thus be possible.

    A non exhaustive list of areas of convergence can be mentioned:

    - The draft of the present programme took into account the Programme on Active Citizenship and the Youth programme to ensure that no overlap situations existed. In any case, particular attention will be paid to the implementation of those programmes to avoid such situations and to coordinate the results.

    - The draft of the present programme took into account the Programme for Employment and Social Security - PROGRESS to ensure that no overlap situations existed. Particular attention will be paid to the implementation of the programme to avoid such situations and to coordinate the results.

    - The current proposal is complementary to some actions under the 7th framework programme. Synergies will be actively promoted whenever possible, namely as regards the application of research results.

    - Special attention will be paid to the programmes implemented by in the field of Information Society, related with safe use of Internet and fighting its abuse, in particular as regards sensitive groups (e.g. children).

    - The current proposal will also seek to complement the work of EU Agencies active in these policy fields (EUMC, EMCDDA, Eurojust), as well as with the action of other international organisations acting in the field of fundamental rights, drugs action, fight against violence and judicial cooperation.

    Regular exchanges of information and active collaboration around projects under other Community programmes will take place, in order to improve and capitalise upon internal coherence, and between the Commission and other national and international authorities/organisations, to improve external coherence.

    Complementarities with interventions on Freedom, Security and Justice

    These interventions have a common goal of establishing an area of freedom, security and justice where basic human rights are respected. Each of the programmes is designed to address particular aspects which are a critical part of the creation of such an area in the EU, given the integration of national economies and the goal of ensuring free movement of people as well as goods, services and capital between countries. As such, they tackle issues affecting freedom, security and justice which arise from the creation of economic and monetary union and the abolition of internal borders and which can only be effectively addressed at EU level. These issues are to do with cooperation, harmonisation, coordination of activities, the exchange and sharing of critical information and best practices and techniques, and establishing solidarity mechanisms for sharing the costs involved in pursuing common and agreed objectives in an equitable way.

    They are reflected in the objectives set out in The Hague Programme adopted by the European Council in November 2004, which include: guarantying fundamental human rights throughout the EU, establishing minimum procedural safeguards and common access to justice, extending the mutual recognition of judicial decisions, fighting organised cross-border crime and the threat of terrorism, ensuring protection in accordance with international treaties to those in need, and regulating migration flows and controlling the external borders of the EU. Each of the programmes is aimed at pursuing these objectives in a complementary way without duplicating activities.

    The activities under the programme “Fundamental Rights and Justice”, therefore, are designed to further fundamental human rights and ensure a common level of access to justice across the EU, and are accordingly complementary to activities under the other two programmes which reinforce this objective. In particular, they are directly complementary to the measures, under the Solidarity programme to improve the integration of migrants into EU society as well as to establish uniform procedures for dealing with asylum-seekers and, under the Security programme, to enhance protection of witnesses and victims of crime as well as to combat the trafficking of people.

    They are also complementary, if less directly, with activities under the Security programme to strengthen cooperation between police forces and law enforcement authorities as well as between bodies involved in combating the threat of terrorism. The freedom of EU citizens to enjoy their fundamental rights, therefore, is contingent on them feeling secure and being adequately protected against criminal activity or terrorist attack.

    5.3. Objectives, expected results and related indicators of the proposal in the context of the ABM framework

    General objectives | Specific objectives | Operational objectives |

    To promote the development of a European society based on the European Union citizenship and respectful of the fundamental rights as enshrined in the Charter of Fundamental Rights. | To promote the Charter of Fundamental Rights and to inform citizens of their rights as Union citizens and to encourage them to participate actively in the democratic life of the Union. | To support awareness-raising actions. |

    To monitor regularly the situation of fundamental rights in the European Union and its Member States using the Charter of Fundamental Rights as the guiding document and to obtain opinions on specific questions related to fundamental rights when necessary. | To prepare regular reports or opinions on the situation of fundamental rights in the EU. |

    To explain the consequences of the insertion of the Charter of Fundamental Rights into the Constitution and of the European Union’s accession to the European Convention of Human Rights. | To support information campaigns in these fields. |

    To fight against anti-semitism, racism and xenophobia and to strengthen civil society in the field of fundamental rights. | To support NGO and other bodies from civil society to enhance their capability to participate actively in the development of the European Union. To fight against anti-semitism, racism and xenophobia by promoting a better understanding and improved tolerance throughout the European Union. To promote peace and fundamental rights namely through an interfaith and multicultural dialogue at EU level. | To have open, transparent and regular dialogue with civil society. To support awareness-raising actions. To provide financial support for the activities of non-governmental organisations or other entities pursuing an aim of general European interest. To undertake studies and analyses in these fields. |

    To promote judicial cooperation with the aim of contributing to the creation of a genuine European area of justice in civil and criminal matters. | To adapt the existing judicial system in Member States to the European Union being a territory without border controls, with a single currency, free circulation of persons, services, goods and capital, based on mutual recognition and mutual confidence. | To improve mutual knowledge of Member States’ legal and judicial systems in civil and criminal matters and to promote and strengthen networking, mutual cooperation, exchange and dissemination of information, experience and best practices. To ensure the sound implementation, the correct and concrete application and the evaluation of Community instruments in the areas of judicial cooperation in civil and commercial matters and in criminal matters. |

    To improve the daily life of individuals and businesses by enabling them to assert their rights throughout the European Union, notably by fostering access to justice. | To improve information on the legal systems in the Member States and access to justice. |

    To improve the contacts between legal, judicial and administrative authorities and the legal professions, and to foster the training of the members of the judiciary. | To promote the training in Union matters of the judiciary and judicial staff. To evaluate the general conditions necessary to develop mutual confidence, including the quality of justice. To support the operative work of the European judicial network in civil and commercial matters created by Council Decision of 28 May 2001 (2001/470/CE). To develop a European computerised system of exchange of information on criminal records and to support studies to develop other types of exchange of information. |

    To contribute to the setting up of an area of freedom, security and justice by combating violence and by informing on and preventing drug use. | To protect citizens against violence and to attain a high level of health protection, well being and social cohesion. | To prevent and combat all forms of violence occurring in the public or the private domain, against children, young people and women To provide support for victims and groups at risk. To assist and encourage NGO and other organisations active in this field. To disseminate the results obtained under the two Daphne programmes including their adaptation, transfer and use by other beneficiaries or in other geographical areas. To identify and enhance actions contributing to positive treatment of people at risk of violence. |

    To prevent and reduce drug use, dependence and drug related harms. | To involve civil society in the implementation and development of the European Union’s Drugs Strategy and Action plans. To monitor, implement and evaluate the implementation of specific actions under the Drugs Action Plans 2005 – 2008 and 2009 – 2012. |

    To promote transnational and awareness-raising actions in the areas identified above. | To set up multidisciplinary networks; to ensure the expansion of the knowledge base, the exchange of information and the identification and dissemination of good practice, including through training, study visits and staff exchange. To develop and implement awareness-raising actions targeted at specific audiences to promote the adoption of zero tolerance towards violence and to encourage support for victims and the reporting of violence. To raise awareness of the health and social problems caused by drug abuse and to encourage an open dialogue with a view to promoting a better understanding of the drug phenomenon. |

    5.4. Method of Implementation

    Show below the method(s) chosen for the implementation of the action.

    X Centralised Management

    X Directly by the Commission

    ٱIndirectly by delegation to:

    ٱ Executive Agencies

    ٱ Bodies set up by the Communities as referred to in art. 185 of the Financial Regulation

    ٱ National public-sector bodies/bodies with public-service mission

    ٱ Shared or decentralised management

    ٱ With Member states

    ٱ With Third countries

    ٱ Joint management with international organisations (please specify)

    Relevant comments:

    In order to achieve the full objectives of the programme under the provisions of the Current Treaty, it has been decided to split into 4 legal instruments relating to 4 different legal bases. As stated in Mr. Vitorino’s Communication to the Commission (SEC(2004) 1195, 28.9.2004) the actions proposed are provided through the current Treaties. The legal bases required to establish the programmes have been limited in number as far as the current Treaties allow, while within and across the new programmes common delivery, management and implementation mechanisms are set in place.

    In order to achieve the general and specific and operational objectives, each programme within the programme “Fundamental Rights and Justice” envisages a range of actions, such as:

    - Specific actions taken by the Commission, such as, studies and research, opinion polls and surveys, the formulation of indicators and common methodologies, collection, development and dissemination of data and statistics, seminars, conferences and experts meetings, organisation of public campaigns and events, development and maintenance of websites, preparation and dissemination of information materials, support to and animation of networks of national experts, analytical, monitoring and evaluation activities;

    - Actions providing financial support for specific projects of Community interest under the conditions set out in the annual work programmes;

    - Actions providing financial support for the activities of non-governmental organisations or other entities under the conditions set our in the annual work programmes;

    - Operative grants to entities identified in a legal basis.

    Methods of implementation:

    The above mentioned type of actions may be financed either by

    - A service contract following a call for tenders

    - A subsidy following a call for proposals.

    - Subsidies to a body pursuing an aim of general European interest, without a call for proposal.

    The Commission will implement the above actions in accordance with the annual work programme to be adopted. The Commission will implement this programme and may have recourse to technical and/or administrative assistance to the mutual benefit of the Commission and of the beneficiaries, for example to finance outside expertise on a specific subject.

    The Commission may decide to entrust part of the budget implementation to an executive agency, as referred to in Article 54, (2) (a) of the Financial Regulation. These agencies shall be designated by the Commission in conformity with the provisions of the Financial Regulation and more specifically with the principles of economy, effectiveness and efficiency. Before proceeding to implement the delegation, the Commission shall ensure, by mean of a prior assessment that the creation of agencies is in compliance with sound financial management.

    6. MONITORING AND EVALUATION

    6.1. Monitoring system

    A comprehensive monitoring system will be set-up in order to regularly follow up the implementation of the activities carried out under each specific programme. This system should allow for the collection of information relating to the financial implementation and to the physical outputs of the programme, across the types of action and the target groups included in the programme. The information will be collected at project level - indeed, for any action financed by the programme, the beneficiary shall submit technical and financial reports on the progress of the work, as well as a final report after the completion of the action. The precise configuration of the monitoring system, as well as the type of indicators to be set-up will be the object of further study in the process leading to the implementation of the programme. Indeed, a study on delivery mechanisms and related cost-effectiveness aspects is foreseen to take place during 2005.

    According to legal requirements and Commission’s evaluation policy, the programme will be evaluated at mid-term to assess its continuing relevance and draw useful lessons for the remainder of its implementation. A review of the programme may take place then, if considered necessary. A final evaluation will take place at the end of the programming period to assess the results of the programme and advise on its follow-up. These reports will be prepared under the responsibility of the Commission, and shall be submitted to the European Parliament and the Council.

    6.2. Evaluation

    6.2.1. Ex-ante evaluation

    Cfr. Extended Impact Assessment on the programme “Fundamental Rights and Justice”.

    6.2.2. Measures taken following an intermediate/ex-post evaluation (lessons learned from similar experiences in the past)

    Cfr. Extended Impact Assessment on the programme “Fundamental Rights and Justice”.

    6.2.3. Terms and frequency of future evaluation

    The timetable set in the proposal is as follows:

    - no later than 31 March 2011, the Commission shall submit to the European Parliament and the Council an interim evaluation report on the results obtained and the qualitative and quantitative aspects of the implementation of this programme;

    - no later than 30 August 2012, the Commission shall submit to the European Parliament and the Council a Communication on the continuation of this programme;

    - no later than 31 December 2014, the Commission shall submit to the European Parliament and the Council an ex post evaluation report.

    7. ANTI-FRAUD MEASURES

    The Commission shall ensure that, when actions financed under the present programme are implemented, the financial interests of the Community are protected by the application of preventive measures against fraud, corruption and any other illegal activities, by effective checks and by the recovery of the amounts unduly paid and, if irregularities are detected, by effective, proportional and dissuasive penalties, in accordance with Council Regulations (EC, Euratom) No 2988/95 and (Euratom, EC) No 2185/96, and with Regulation (EC) No 1073/1999 of the European Parliament and of the Council.

    For the Community actions financed under this programme, the notion of irregularity referred to in Article 1, paragraph 2 of Regulation (EC, Euratom) No 2988/95 shall mean any infringement of a provision of Community law or any breach of a contractual obligation resulting from an act or omission by an economic operator, which has, or would have, the effect of prejudicing the general budget of the Communities or budgets managed by them, by an unjustifiable item of expenditure.

    Contracts and agreements shall provide in particular for supervision and financial control by the Commission (or any representative authorized by it) and audits by the Court of Auditors, if necessary on-the-spot.

    8. DETAILS OF RESOURCES

    8.1. Objectives of the proposal in terms of their financial cost (Prix 2004)

    Commitment appropriations in EUR million (to 3 decimal places)

    2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 |

    Officials or temporary staff (XX 01 01) | A*/AD | 9,25 | 10 | 11 | 12 | 13 | 13,5 | 13,5 |

    B*, C*/AST | 21,25 | 23 | 25 | 27 | 29 | 31 | 31 |

    Staff financed by art. XX 01 02 | 7 | 7 | 8 | 8,5 | 9 | 9,5 | 9,5 |

    Other staff financed by art. XX 01 04/05 |

    TOTAL | 37,5 | 40 | 44 | 47,5 | 51 | 54 | 54 |

    8.2.2. Description of tasks deriving from the actio n

    Task N° | Title | Description | Number |

    MANAGEMENT |

    1 | Management | 2 |

    POLICY DEFINITION AND PROGRAMMING |

    2 | Policy Making | Definition of strategy, legal base,… | 3 |

    3 | Programme definition | Establishment of annual work programme (i.e. financing decision) and interservice consultation | 0,5 |

    4 | Interface with relevant EC programmes & actions | interservice coordination in order to ensure complementarity-synergy with other policies | 1 |

    5 | Interface with other Institutions and Member States | Interface Council, EP ensuring the appropriate reporting, information, questions, briefing requests | 0,5 |

    6 | Information and Communication | 1. Information and publicity activities 2. EUROPA Web site | 0,5 |

    7 | Committee interface - chair & secretariat | 1 |

    8 | Budgeting | APS,PDB,AAR,BIP,RAL - Preparation - Follow-up - Reporting | 0,5 |

    PROGRAMME : RECEPTION, SELECTION AND AWARD OF PROJECTS, FINANCIAL AND LEGAL COMMITMENTS |

    9 | Preparation Calls for proposals | 1,5 |

    10 | Reception and evaluation proposals/multi-annual and annual programmes | (also involves staff involved in 12,13,14 and 15) | 9 |

    11 | Award decisions | 0,5 |

    12 | Financial Commitment | Preparation, maintenance and closure of all financial commitments + sub consequent amendments | 1,5 |

    13 | Legal Commitment | Preparation, Signature, Closure of all juridical commitments + sub consequent amendments | 4 |

    PROGRAMME : MONITORING OF PROJECTS |

    14 | Payments - Initiation | Preparation and Processing of all Prefinancing, Intermediate and Final Payments (including verification supporting docs) | 3 |

    15 | Project Monitoring | Receipt and assessment of reports , requests for information, project visits | 4 |

    PROCUREMENT, CONTROL AND AUDIT |

    16 | Ex- ante verification of transactions, setting up of control standards | Setting up appropriate control standards | 2 |

    17 | Financial Audit | Ex-post Audit of expenditure / implementation | 2 |

    18 | Internal audit | Verification of compliance with ICS | 1 |

    19 | Procurement procedures | Drafting, procedures and authorisation of procurement procedures for projects and technical assistance (evaluation, studies,…) , including JPC, Helpdesk procurement procedures | 2 |

    20 | Reporting | Report of Authorising Officer, RAA, relations with Court of Auditors… | 1 |

    SUPPORT SERVICES |

    21 | Filing and Archiving | Database, digital and hardcopy filing | 1 |

    22 | Programme Evaluation | Ex ante - Mid term - Final evaluation | 1,5 |

    23 | IT Support | Specific development of IT Tools related to monitoring and implementation | 2 |

    OVERHEAD |

    24 | Administration (Overhead) | CIS, Translations, HRM, Logistics,… | 9 |

    TOTAL | 54 |

    8.2.3. Sources of human resources (statutory )

    (When more than one source is stated, please indicate the number of posts originating from each of the sources)

    ( Posts currently allocated to the management of the programme to be replaced or extended

    ( Posts pre-allocated within the APS/PDB exercise for year n

    ( Posts to be requested in the next APS/PDB procedure

    ( Posts to be redeployed using existing resources within the managing service (internal redeployment)

    ( Posts required for year n although not foreseen in the APS/PDB exercise of the year in question

    8.2.4. Other Administrative expenditure included in reference amount (XX 01 04/05 – Expenditure on administrative management)

    EUR million (to 3 decimal places)

    Budget line | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | TOTAL |

    (number and heading) |

    - intra muros |

    - extra muros Development IT and other management tools | 0,960 | 1,030 | 1,100 | 1,240 | 1,320 | 1,410 | 1,430 | 8,490 |

    Studies | 0,110 | 0,110 | 0,110 | 0,110 | 0,110 | 0,120 | 0,120 | 0,790 |

    Evaluation and Impact Assessment | 0,110 | 0,110 | 0,110 | 0,230 | 0,230 | 0,230 | 0,240 | 1,260 |

    Publications; external evaluations | 0,110 | 0,110 | 0,110 | 0,110 | 0,110 | 0,120 | 0,120 | 0,790 |

    Expert meetings | 0,050 | 0,050 | 0,060 | 0,060 | 0,060 | 0,060 | 0,060 | 0,400 |

    Total | 1,340 | 1,410 | 1,490 | 1,750 | 1,830 | 1,940 | 1,970 | 11,730 |

    8.2.5 Financial cost of human resources and associated costs not included in the reference amount

    EUR million (to 3 decimal places)

    Type of human resources | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | Total |

    Officials and temporary staff (XX 01 01) | 3,294 | 3,564 | 3,888 | 4,212 | 4,536 | 4,806 | 4,806 | 29,106 |

    Staff financed by Art XX 01 02 (auxiliary, END, contract staff, etc.) | 0,756 | 0,756 | 0,864 | 0,918 | 0,972 | 1,026 | 1,026 | 6,318 |

    (specify budget line) |

    1Total cost of Human Resources and associated costs (NOT in reference amount) | 4,050 | 4,320 | 4,752 | 5,130 | 5,508 | 5,832 | 5,832 | 35,424 |

    Calculation– Officials and Temporary agents

    Reference should be made to Point 8.2.1, if applicable

    Each FTE rated at 108.000 € per FTE.

    Calculation– Staff financed under art. XX 01 02

    Reference should be made to Point 8.2.1, if applicable

    Each FTE rated at 108.000 € per FTE.

    8.2.6 Other administrative expenditure not included in reference amount EUR million (to 3 decimal places) |

    2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | TOTAL |

    2007 |

    XX 01 02 11 01 – Missions | 0,050 | 0,054 | 0,055 | 0,056 | 0,057 | 0,059 | 0,060 | 0,391 |

    XX 01 02 11 02 – Meetings & Conferences | 0,150 | 0,162 | 0,179 | 0,183 | 0,187 | 0,190 | 0,194 | 1,245 |

    XX 01 02 11 03 – Committees | 0,070 | 0,076 | 0,077 | 0,079 | 0,080 | 0,082 | 0,084 | 0,548 |

    XX 01 02 11 04 – Studies & consultations | 0,300 | 0,325 | 0,331 | 0,338 | 0,345 | 0,351 | 0,359 | 2,348 |

    XX 01 02 11 05 - Information systems | 0,100 | 0,108 | 0,110 | 0,113 | 0,115 | 0,117 | 0,120 | 0,783 |

    2Total Other Management Expenditure (XX 01 02 11) | 0,670 | 0,725 | 0,753 | 0,768 | 0,784 | 0,799 | 0,815 | 5,316 |

    3 Other expenditure of an administrative nature (specify including reference to budget line) |

    Total Administrative expenditure, other than human resources and associated costs (NOT included in reference amount) | 4,720 | 5,045 | 5,505 | 5,898 | 6,292 | 6,631 | 6,647 | 34,092 |

    Calculation - Other administrative expenditure not included in reference amount

    2007 |

    Missions | 20*1000 + 10*3000 | 50.000 |

    Meetings & Conferences | 5*30000 | 150.000 |

    Compulsory meetings | 2*15000 | 30.000 |

    Non-compulsory meetings | 1*40000 | 40.000 |

    Studies & consultations | 2*150000 | 300.000 |

    Information systems | 1*100000 | 100.000 |

    [1] COM(2004) 101.

    [2] "Bouwen aan onze gemeenschappelijke toekomst - Beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013" - COM(2004) 101 van 10.2.2004.

    [3] " Vrijheid is het eenmakende beginsel, de kern van het Europese project. Maar zonder veiligheid, zonder een rechtsstelsel en een rechtspraak die door de burgers erkend worden, zouden de uitoefening van de vrijheden en de inachtneming van de democratische waarden niet verzekerd zijn. De Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid biedt allereerst de garantie dat de democratische beginselen en de mensenrechten gerespecteerd zullen worden . De gemeenschappelijke erkenning van deze beginselen, van essentieel belang voor het burgerschap van de Unie, is nu vastgelegd in het Handvest van de grondrechten, en vormt het voetstuk van de integratie voor al wie in de Unie verblijft." - COM(2002) 247.

    [4] Artikel I-9, lid 2, van het Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa bepaalt dat de Unie toetreedt tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Die toetreding laat de bevoegdheden van de Unie, zoals in de grondwet bepaald, onveranderd.

    [5] PB L 151 van 10.6.1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1652/2003 (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 33).

    [6] COM(2004) 693 van 25.10.2004.

    [7] PB L 174 van 27.6.2001, blz. 25.

    [8] PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1. Besluit gewijzigd bij Besluit 2003/659/JHA (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 44).

    [9] PB L 36 van 12.2.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1651/2003 (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 30).

    [10] PB L 341 van 30.12.1994, blz. 7.

    [11] COM(2004) 101 van 10.2.2004.

    [12] COM(2004) 487 van 14.7.2004.

    [13] COM(2002) 169 van 27.3.2002.

    [14] COM(2004) 824 van 14.12.2004.

    [15] COM(2002) 599 van 4.11.2002.

    [16] COM(2004) 707 van 22.10.2004.

    [17] PB C […] van […], blz. […].

    [18] PB C […] van […], blz. […].

    [19] PB C […] van […], blz. […].

    [20] PB C […] van […], blz. […].

    [21] PB C 364 van 18.12.2000, blz. 1

    [22] PB C 59 van 23.2.2001, blz. 307.

    [23] PB C 77 E van 28.3.2002, blz. 126.

    [24] PB L 34 van 9.2.2000, blz.1.

    [25] PB L 143 van 30.4.2004, blz. 1.

    [26] COM(2004) 707.

    [27] PB L 165 van 3.7.2003, blz. 31.

    [28] COM(2005) 45 van 14.2.2005.

    [29] PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1

    [30] PB L 248 van 16.9.2002, blz.1.

    [31] PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.

    [32] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

    [33] COM(2004) 101 van 10.2.2004.

    [34] COM(2004) 487 van 14.7.2004.

    [35] PB C […] van […], blz. […].

    [36] PB C […] van […], blz. […].

    [37] PB C […] van […], blz. […].

    [38] PB C […] van […], blz. […].

    [39] PB C 364 van 18.12.2000, blz. 1.

    [40] COM(2003) 606 van 15.10.2003.

    [41] PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.

    [42] PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

    [43] PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.

    [44] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

    [45] COM(2004) 101 van 10.2.2004.

    [46] COM(2004) 487 van 14.7.2004.

    [47] PB C […] van […], blz. […].

    [48] PB C […] van […], blz. […].

    [49] PB L 203 van 1.8.2002, blz. 5.

    [50] PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.

    [51] PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

    [52] PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.

    [53] COM(2004) 101 van 10.2.2004.

    [54] COM(2004) 487 van 14.7.2004.

    [55] COM(2005) 34 van 9.2.2005.

    [56] PB C […] van […], blz. […].

    [57] PB C […] van […], blz. […].

    [58] PB C […] van […], blz. […].

    [59] PB L 287 van 8.11.1996, blz. 3.

    [60] PB L 196 van 14.7.1998, blz. 24.

    [61] PB L 115 van 1.5.2002, blz. 1.

    [62] PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.

    [63] PB L 248 van 16.9.2002, blz.1.

    [64] PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.

    [65] PB L 184 van 17.7.1999, blz.23.

    [66] PB L 174 van 27.6.2001, blz. 25.

    [67] See points 19 and 24 of the Interinstitutional agreement.

    Top