This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52004PC0746
Proposal for a Council Regulation fixing for 2005 and 2006 the fishing opportunities for Community fishing vessels for certain deep-sea fish stocks, and amending Council Regulation(EC) No 2347/2002 .
Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling, voor 2005 en 2006, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad
Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling, voor 2005 en 2006, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad
/* COM/2004/0746 def. */
Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling, voor 2005 en 2006, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad /* COM/2004/0746 def. */
Brussel, 29.11.2004 COM(2004) 746 definitief Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling, voor 2005 en 2006, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad (door de Commissie ingediend) TOELICHTING Bestanden van diepzeevissen zijn bestanden die worden bevist in wateren buiten de grote visgronden op het continentaal plateau. Zij komen voor op continentale hellingen of in de nabijheid van onderzeese bergen. Het gaat om traaggroeiende soorten die bijzonder kwetsbaar zijn voor overexploitatie. Tijdelijke beheersmaatregelen zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2340/2002 van de Raad van 16 december 2002 tot vaststelling, voor 2003 en 2004, van de vangstmogelijkheden voor bestanden van diepzeevissen[1], en bij Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad van 16 december 2002 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de toegang tot diepzeebestanden en bij de visserij daarop in acht te nemen voorschriften[2]. Nu moeten de vangstmogelijkheden voor 2005en 2006 worden vastgesteld op basis van wetenschappelijk advies en moeten de specifieke voorwaarden voor de toegang dienovereenkomstig worden aangepast door het motorvermogen en de capaciteit van de vissersvloot die op diepzeesoorten vist, af te stemmen op de beschikbare vangstmogelijkheden. Volgens nieuw wetenschappelijk advies van de ICES gebeurt de exploitatie van de meeste diepzeesoorten niet op duurzame wijze, en de ICES heeft dan ook aanbevolen de bestaande diepzeevisserij met onmiddellijke ingang te beperken, tenzij kan worden aangetoond dat deze visserijactiviteiten wel duurzaam zijn. Vooralsnog voldoet geen enkele vorm van diepzeevisserij aan deze voorwaarde. De ICES heeft in zijn advies beperkingen en verminderingen van de visserij-inspanning als meest geschikte instandhoudingsmaatregelen voor deze soorten aangeduid. Het beperken van de vangsten door middel van een quotastelsel wordt evenwel als nuttige aanvullende instandhoudingsmaatregel beschouwd. Gezien de urgentie die wat betreft de instandhouding van de betrokken soorten vereist is, is het wenselijk de maatregelen eenzijdig ten uitvoer te leggen terwijl verder wordt gestreefd naar overeenstemming over geharmoniseerde maatregelen met de overige betrokken landen in het kader van de bevoegde regionale visserijorganisatie (de Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan - NEAFC). Het vaststellen en verdelen van de vangstmogelijkheden is een exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap. De plicht voor de Gemeenschap om de levende aquatische rijkdommen op duurzame wijze te exploiteren, komt voort uit de verplichtingen die zijn vastgelegd in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002[3]. De vastgestelde vangstmogelijkheden moeten in overeenstemming zijn met internationale overeenkomsten betreffende de voorzorgsaanpak en de duurzame exploitatie van visbestanden, onder andere de overeenkomst van de Verenigde Naties betreffende de instandhouding en het beheer van grensoverschrijdende bestanden en bestanden van over grote afstanden trekkende soorten. Met dit voorstel wordt beoogd vangstmogelijkheden vast te stellen die stroken met het wetenschappelijk advies. Voor geen enkel bestand dat onder dit voorstel valt, zijn voldoende gegevens beschikbaar om aan te tonen dat deze op duurzame wijze worden bevist. Nieuwe programma’s om betere biologische toezichtsgegevens over de bestanden te verzamelen, hebben nog niet de vereiste informatie opgeleverd, en in overeenstemming met de voorzorgsaanpak is het in de meeste gevallen dienstig de vangstmogelijkheden te verminderen totdat wordt aangetoond dat de visserij duurzaam verloopt. Bij de opstelling van dit voorstel is de volgende aanpak gevolgd: - In de gevallen waarin uit wetenschappelijk advies is gebleken dat de visserij-inspanning of de vangsten met een bepaalde factor moeten worden verminderd, is deze factor gehanteerd voor het berekenen van de nieuwe vangstmogelijkheden. Om de sociale en economische verstoringen echter te verzachten zijn de verminderingen van de communautaire quota beperkt tot maximaal 50% van de vangsten in 2003. - In de gevallen waarin uit wetenschappelijk advies is gebleken dat de visserij-inspanning of de vangsten aanzienlijk moeten worden verminderd, maar er geen specifieke aantallen worden genoemd, is een vermindering van de vangstmogelijkheden met 30% voorgesteld. - Bij het berekenen van de communautaire quota voor 2005 en 2006 zijn de vangstgegevens uit 2003 als grondslag voor de verminderingen gebruikt voor de gevallen waarin in 2002 een quotum was vastgesteld. In die gevallen is de proportionele verdeling van de quota over de lidstaten gehandhaafd op hetzelfde niveau als in 2002. Indien er geen quotum bestond, zijn de gemiddelde vangsten in de jaren 2001, 2002 en 2003 die bij internationale organisaties zijn gemeld, gebruikt als grondslag, voor zover beschikbaar. In alle overige gevallen zijn de jongste relevante gegevens gebruikt als referentie. - Indien de bestaande quota erg klein zijn (in de orde van 50 ton en bedoeld voor bijvangsten) worden geen verlagingen voorgesteld, om te voorkomen dat vissers verplicht zijn om bijvangsten terug te gooien. - Aangezien volgens de wetenschappelijke adviezen de vangsten van orange roughy ( Hoplostethus atlanticus ) in ICES-deelgebied VII “veel te hoog” zijn, wordt voorgesteld de quota met 50% te verlagen en deelgebied VI (waar het bestand sterk uitgeput is) voor de visserij op deze soort tot gesloten gebied te verklaren. Met de NEAFC wordt overlegd over extra gesloten gebieden in internationale wateren. Voor zwarte heilbot in sector IIa (EG-wateren), deelgebieden IV en VI (wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen) stelt de Commissie ook voor een maximum vast te stellen voor de vangsten van deze soort in het hele verspreidingsgebied van het bestand. Dit maximum komt overeen met een verlaging van 30% van de vangsten ten opzichte van de periode 2001-2003. In ieder geval doen de vangstbeperkingen die voor dit gebied worden voorgesteld, geen afbreuk aan de relatieve stabiliteit die voor dit bestand in de wateren van Groenland is bereikt. Dit voorstel is in overeenstemming met artikel 1 van het Protocol houdende wijziging van het Vierde Protocol tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de visserij zoals bedoeld in de visserijovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de plaatselijke regering van Groenland, anderzijds[4], waarin staat dat de quota ieder jaar worden vastgesteld in het licht van de beschikbare wetenschappelijke informatie. Naar analogie van de algemene verlagingen van de quota wordt een verlaging voorgesteld van 30% van de visserij-inspanning voor de vloot die diepzeesoorten mag aanvoeren, in overeenstemming met het wetenschappelijk advies op grond waarvan de op deze soorten gerichte inspanningen moeten worden verminderd. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling, voor 2005 en 2006, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid[5], en met name op artikel 20, Gezien het voorstel van de Commissie, Overwegende hetgeen volgt: (1) Krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 dient de Raad, met inachtneming van de beschikbare wetenschappelijke adviezen, de nodige maatregelen vast te stellen om de toegang tot wateren en hulpbronnen en de duurzame uitoefening van visserijactiviteiten te waarborgen. (2) Krachtens artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 dient de Raad de vangstmogelijkheden per visserijtak of groep van visserijtakken vast te stellen en deze overeenkomstig bovengenoemde criteria over de lidstaten te verdelen. (3) Uit het recentste wetenschappelijke advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) betreffende bepaalde bestanden van diepzeesoorten, blijkt dat deze bestanden niet op duurzame wijze worden geëxploiteerd en dat de vangstmogelijkheden voor die bestanden met het oog op de duurzaamheid zouden moeten worden beperkt. (4) Voorts heeft de ICES in zijn advies verklaard dat het orange-roughybestand in ICES-deelgebied VII veel te intensief wordt geëxploiteerd. Uit ander wetenschappelijk advies blijkt dat de orange roughy in deelgebied VI ernstig uitgeput is en dat zich in bepaalde gebieden kwetsbare bestanden van deze soort bevinden. Derhalve is het dienstig de visserij op orange roughy in die gebieden te verbieden. (5) De Gemeenschap is partij bij de Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan, die heeft aanbevolen de visserij-inspanning op bepaalde diepzeesoorten te beperken. Die aanbeveling moet door de Gemeenschap dan ook worden uitgevoerd. (6) Voor een efficiënt beheer van deze quota moeten bijzondere voorschriften voor de uitoefening van de betrokken visserij worden vastgesteld. (7) De soorten die onder de specifieke voorwaarden voor toegang tot diepzeevisserij vallen, moeten ook onder de vangstbeperkingen voor diepzeesoorten vallen. Derhalve moet zwarte heilbot worden toegevoegd aan de soorten die uitsluitend mogen worden gevangen door vaartuigen met een speciaal visdocument. (8) Op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota[6], moet worden bepaald voor welke bestanden de bij de verordening vastgestelde maatregelen worden toegepast. (9) Volgens het wetenschappelijk advies van de ICES over de meeste diepzeesoorten moet de visserij-inspanning worden beperkt. Bij gebrek aan specifieke maatregelen om de activiteiten van vaartuigen die op diepzeesoorten vissen, te beperken, is het dan ook dienstig de beschikbare visserij-inspanning aan te passen door het motorvermogen en de capaciteit van de vissersvloot te verlagen overeenkomstig het wetenschappelijke advies. (10) Bij het vaststellen van de in deze verordening vervatte maatregelen moet worden verwezen naar ICES-gebieden, waarvan de afbakening is vastgelegd in Verordening (EEG) nr. 3880/91 van de Raad van 17 december 1991 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen[7] en naar gebieden volgens de afbakening van de CECAF (Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan), die is vastgelegd bij Verordening (EG) nr. 2597/95 van de Raad van 23 oktober 1995 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten in bepaalde gebieden buiten de Noord-Atlantische Oceaan[8]. (11) De vangstmogelijkheden moeten worden benut met inachtneming van de Gemeenschapswetgeving op dit gebied, met name Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie van 20 mei 1987 inzake uitvoeringsbepalingen met betrekking tot kentekens voor vissersvaartuigen en met betrekking tot documenten aan boord van die vaartuigen[9], Verordening (EEG) nr. 2807/83 van de Commissie van 22 september 1983 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van gegevens over de visvangst van de lidstaten[10], Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid[11], Verordening (EG) Nr. 88/98 van de Raad van 18 december 1997 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Øresund[12], Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten[13], en Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen[14], HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Onderwerp In deze verordening worden voor bestanden van diepzeevissoorten voor 2005 en 2006 de jaarlijkse vangstmogelijkheden en de bij de visserij in acht te nemen bijzondere voorschriften vastgesteld voor vaartuigen van de Gemeenschap in zones van communautaire wateren en in bepaalde zones buiten communautaire wateren waar vangstbeperkingen nodig zijn. Artikel 2Definities 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder “diepzeevisdocument” verstaan, het in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2347/2002 bedoelde document. 2. Voor de zones van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) en die van de Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan (CECAF) gelden de afbakeningen die zijn vastgelegd in respectievelijk Verordening (EEG) nr. 3880/91 en Verordening (EG) nr. 2597/95. Artikel 3Vangstmogelijkheden De vangstmogelijkheden voor diepzeesoorten voor vaartuigen van de Gemeenschap worden vastgesteld zoals aangegeven in bijlage I. Artikel 4Verdeling over de lidstaten De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig bijlage I aan de lidstaten toegewezen onverminderd: a) het ruilen van quota op grond van artikel 20, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 2371/2002, b) nieuwe toewijzingen op grond van artikel 21, lid 4, en artikel 32, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2847/93, en artikel 23, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2371/2002; c) de aanvoer van extra hoeveelheden op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96[15]; d) op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 ingehouden hoeveelheden; e) verminderingen op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 847/96 en artikel 23, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2371/2002. Artikel 5 Flexibiliteit Voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 847/96 worden alle in bijlage I vastgestelde quota beschouwd als analytische quota. De in artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 bedoelde kortingen zijn evenwel niet op deze quota van toepassing. Artikel 6 Aanvoervoorwaarden voor vangsten en bijvangsten Vis van bestanden waarvoor bij deze verordening vangstmogelijkheden worden vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of aangevoerd mits deze vis is gevangen door vaartuigen van een lidstaat waarvan de quota nog niet zijn uitgeput. Alle aangevoerde hoeveelheden worden in mindering gebracht op het betrokken quotum. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op vangsten voor wetenschappelijk onderzoek op grond van Verordening (EG) nr. 850/98, welke niet op de quota in mindering worden gebracht. Art ikel 7 Visserij-inspanningsbeperkingen De lidstaten zien erop toe dat zowel in 2005 als in 2006 de visserij-inspanning op diepzeesoorten van vaartuigen die hun vlag voeren, berekend volgens de methode van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 2347/2002, niet meer bedraagt dan 70% van de gemiddelde visserij-inspanning in de jaren 2003 en 2004, berekend volgens dezelfde methode. Artikel 8 Orange roughy 1. De volgende zones worden aangeduid als beschermingsgebieden voor orange roughy: a) het gebied dat wordt ingesloten door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden: 57° 00' NB, 11° 00' WL 57° 00' NB, 8° 30' WL 55° 00' NB, 8° 30' WL 55° 00' NB, 11° 00' WL 57° 00' NB, 11° 00' WL; b) het gebied binnen een straal van 40 zeemijl vanaf enig punt op de loxodroom tussen de punten met de geografische coördinaten 54° 10' NB, 11° 30' WL en 54° 30' NB, 11° 30' WL; c) het gebied binnen een straal van 40 zeemijl vanaf het punt met de geografische coördinaten 54° 00' NB, 13° 00' WL; d) het gebied binnen een straal van 40 zeemijl vanaf het punt met de geografische coördinaten 53° 00' NB, 15° 00' WL; e) het gebied binnen een straal van 40 zeemijl vanaf enig punt op de loxodroom tussen de punten met de geografische coördinaten 52° 00' NB, 15° 00' WL en 52° 30' NB, 15° 00' WL; f) het gebied binnen een straal van 40 zeemijl vanaf enig punt op de loxodroom tussen de punten met de geografische coördinaten 51° 00' NB, 15° 00' WL en 51° 43' NB, 15° 00' WL. De punten met deze geografische coördinaten, de overeenkomstige loxodromen en de posities van de vaartuigen worden gemeten volgens de WGS84-norm. 2. Vaartuigen in het bezit van een diepzeevisdocument die het beschermingsgebied voor orange roughy binnenvaren, mogen geen orange roughy aan boord houden of overladen, noch orange roughy aanlanden aan het einde van een visreis gedurende welke het vaartuig in de in lid 1 omschreven gebieden is geweest. Artikel 9 Wijziging van Verordening (EG) nr. 2347/2002 Verordening (EG) nr. 2347/2002 wordt als volgt gewijzigd: 1. Artikel 3, lid 1, wordt vervangen door: “1. De lidstaten zorgen ervoor dat vaartuigen die hun vlag voeren en die op hun grondgebied zijn geregistreerd, visserijactiviteiten die leiden tot de vangst en het aan boord houden van meer dan 10 ton diepzeesoorten en zwarte heilbot per kalenderjaar slechts mogen uitvoeren als ze in het bezit zijn van een diepzeevisdocument. Het is evenwel verboden per zeereis een totale hoeveelheid diepzeesoorten en zwarte heilbot van meer dan 100 kg te vangen en aan boord te houden, over te laden of aan te landen, tenzij het betrokken vaartuig in het bezit is van een diepzeevisdocument.” 2. Artikel 4 wordt vervangen door: “Artikel 4 De lidstaten berekenen de visserij-inspanning voor diepzeesoorten voor de jaren 2003 en 2004 volgens de in bijlage IV beschreven methode.” 3. Bijlage II bij deze verordening wordt toegevoegd als Bijlage IV. Artikel 10Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie . Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor de Raad De Voorzitter BIJLAGE I Deel 1 Definitie van soorten en groepen van soorten Voor elk gebied zijn de visbestanden telkens vermeld in de alfabetische volgorde van de wetenschappelijke naam van de soort. Hierna volgt een overzichtstabel waarin de gebruikelijke naam en de corresponderende wetenschappelijke naam naast elkaar zijn weergegeven: +++++ TABLE +++++ Onder “diepzeehaaien” wordt verstaan, haaien die voorkomen in de volgende lijst van soorten: Portugese hondshaai ( Centroscymnus coelopsis ), donkere doornhaai ( Centrophorus squamosus ), spitssnuitsnavelhaai ( Deania calceus ), zwarte haai ( Dalatias licha ), grote lantaarnhaai ( Etmopterus princeps ), zwarte doornhaai ( Etmopterus spinax ), zwarte lantaarnhaai ( Centroscyllium fabricii ), ruwe doornhaai ( Centrophorus granulosus ), Spaanse hondshaai ( Galeus melastomus ), muiskathaai ( Galeus murinus ), IJslandse hondshaai ( Apristuris spp.). Deel 2 Jaarlijkse vangstmogelijkheden, per soort en per gebied (in ton levend gewicht), welke gelden voor vaartuigen van de Gemeenschap in gebieden met vangstbeperkingen Alle genoemde zones zijn ICES-deelgebieden, tenzij anders aangegeven. +++++ TABLE +++++ +++++ TABLE +++++ +++++ TABLE +++++ +++++ TABLE +++++ +++++ TABLE +++++ +++++ TABLE +++++ +++++ TABLE +++++ +++++ TABLE +++++ +++++ TABLE +++++ +++++ TABLE +++++ BIJLAGE II Berekening van de visserij-inspanning 1. De lidstaten berekenen voor ieder vaartuig dat de vlag van hun land voert en dat in het bezit is van een diepzeevisdocument voor het betrokken jaar, het totale motorvermogen in kilowatt overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 2930/86 van de Raad van 22 september 1986 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen[16]. De lidstaten berekenen eveneens het aantal dagen per jaar waarop ieder vaartuig in het bezit was van een diepzeevisdocument als omschreven in Verordening (EG) nr. 2347/2002. 2. De visserij-inspanning ten aanzien van diepzeebestanden per vaartuig is gelijk aan het product van het aantal dagen waarop het vaartuig in het bezit was van een diepzeevisdocument met het totale motorvermogen uitgedrukt in kilowatt. 3. De visserij-inspanning ten aanzien van diepzeebestanden per lidstaat is gelijk aan de som van de visserij-inspanning van alle vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren. [1] PB L 356 van 31.12.2002, blz. 1. [2] PB L 351 van 28.12.2002, blz. 6. [3] PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. [4] PB L 237 van 8.7.2004, blz. 3. [5] PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. [6] PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3. [7] PB L 365 van 31.12.1991, blz. 1. [8] PB L 270 van 13.11.1995, blz. 1. [9] PB L 132 van 21.5.1987, blz. 9. [10] PB L 276 van 10.10.1983, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1965/2001 van de Commissie (PB L 268 van 9.10.2001, blz. 23). [11] PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1). [12] PB L 9 van 15.1.1998, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. … [13] PB L 171 van 6.7.1994, blz. 7. [14] PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. … [15] PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3. [16] PB L 274 van 25.9.1986, blz.1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3259/94 (PB L 339 van 29.12.1994, blz. 11).