EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52004PC0244

Voorstel voor een verordening van de Raad houdende voorschriften voor de controle op de handel in bepaalde stoffen die worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen

/* COM/2004/0244 def. - ACC 2004/0078 */

52004PC0244

Voorstel voor een verordening van de Raad houdende voorschriften voor de controle op de handel in bepaalde stoffen die worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen /* COM/2004/0244 def. - ACC 2004/0078 */


Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD houdende voorschriften voor de controle op de handel in bepaalde stoffen die worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. Inleiding

Op 13 december 1990 hechtte de Raad zijn goedkeuring aan Verordening (EEG) nr. 3677/90 houdende maatregelen om te voorkomen dat bepaalde stoffen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen. Met deze verordening werd artikel 12 van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen van 1988 uitgevoerd met betrekking tot de handel in drugprecursoren ofwel stoffen die veelvuldig worden gebruikt bij de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen.

De Gemeenschap nam, binnen haar bevoegdheden, deel aan de onderhandelingen en sloot het Verdrag middels Besluit 90/611/EEG van de Raad.

Op grond van artikel 12 van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen is een systeem vereist om toezicht te houden op de internationale handel in drugprecursoren. Dit systeem moet ervoor zorgen dat de stoffen die nodig zijn om verdovende middelen en psychotrope stoffen te vervaardigen niet in handen komen van personen die zich bezighouden met de illegale productie van deze verdovende middelen en psychotrope stoffen.

Omdat deze stoffen ook voor talloze legale doeleinden kunnen worden gebruikt en de handel in deze stoffen in beginsel legaal is, kan toegang tot deze stoffen niet algemeen worden verboden doch moeten maatregelen worden genomen om het juiste evenwicht te vinden tussen enerzijds de wens alle mogelijke middelen in te zetten om te voorkomen dat drugprecursoren in handen komen van illegale drugsproducenten en anderzijds te voorzien in de commerciële behoeften van de chemische bedrijfstak.

Verordening (EEG) nr. 3677/90 houdt derhalve maatregelen in om toezicht te houden op de handel in drugprecursoren tussen de Gemeenschap en derde landen. Bij deze verordening werd voorts een systeem opgezet voor de melding van verdachte transacties. Dit systeem, dat is gebaseerd op nauwe samenwerking met de deelnemers aan het handelsverkeer, wordt versterkt door maatregelen inzake documentatie en etikettering, vergunning- of registratieplicht voor deelnemers aan het handelsverkeer, procedures en voorschriften met betrekking tot de uitvoer.

Omdat deze regelgeving alweer meer dan tien jaar oud, is lijkt het passend het EG-systeem om toezicht te houden op de handel in precursoren te evalueren, om conclusies te trekken uit de tenuitvoerlegging van de bestaande EG-wetgeving op dit gebied en doeltreffend op te treden tegen nieuwe patronen en trends van misbruik van precursoren en illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen tegen te gaan.

2. Doel van dit voorstel

In aansluiting op het EU-Actieplan inzake Drugs voor 2000-2004, dat werd goedgekeurd op de Europese Raad van Feira in juni 2000, organiseerde de Commissie, in nauwe samenwerking met de EG-lidstaten, een beoordeling van het EG-controlesysteem ten aanzien van de handel in drugprecursoren.

Uit deze beoordeling bleek dat de mechanismen en procedures om toezicht te houden op de handel tussen de Gemeenschap en derde landen in drugprecursoren verder moeten worden versterkt en dat de bestaande controlesystemen moeten worden aangepast aan de nieuwe trends en patronen van misbruik van drugprecursoren die zich voordoen. Het bleek met name noodzakelijk het toezicht uit te breiden tot in de Gemeenschap gevestigde deelnemers aan het handelsverkeer die zich bezighouden met het handelsverkeer tussen derde landen te vergemakkelijken, een communautaire aanpak in te voeren ten aanzien van de procedures voor het verlenen van vergunningen en de controlevoorschriften inzake opschortende douaneregelingen te versterken. Voorts moeten de procedures en eisen voor de uitvoer worden uitgebreid en de controles worden geconcentreerd op de meest gevoelige zendingen met als voornaamste criterium de gevoeligheid van de precursor en het derde land van de handelspartner.

Nu de verontrusting over amfetamineachtige stimulerende middelen steeds meer begint toe te nemen streeft men er bij dit voorstel vooral naar de controle op de invoer van de voornaamste synthetische drugprecursoren verder te versterken. Er moeten eisen en procedures worden opgesteld voor individuele invoervergunningen zodat toezicht kan worden gehouden op individuele zendingen naar de Gemeenschap en de Gemeenschap zich nog meer kan inzetten om te voorkomen dat synthetische drugprecursoren, die in beginsel niet in de Gemeenschap worden vervaardigd, in handen komen van illegale producenten van en handelaren in synthetische drugs.

Om deelnemers aan het handelsverkeer in staat te stellen te voldoen aan deze eisen dienen de bepalingen met betrekking tot de externe handel in drugprecursoren zoveel mogelijk te worden aangepast aan de bepalingen voor de intracommunautaire handel in drugprecursoren, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en van de Raad van 11 februari 2004.

Verordening (EEG) nr. 3677/90 dient derhalve dienovereenkomstig, en met het oog op de duidelijkheid, te worden gewijzigd en vervangen.

3. Voornaamste artikelen

Artikel 1:

Artikel 1 vermeldt het onderwerp van de verordening en licht de draagwijdte toe.

Artikel 2:

Artikel 2 houdt definities in. Definities met betrekking tot de handel tussen de Gemeenschap en derde landen zijn, met het oog op de vervollediging en verduidelijking, opnieuw geformuleerd, zodat ze op uniforme wijze kunnen worden toegepast in de gehele Gemeenschap. Voorts werd een bepaling ingevoegd met betrekking tot rechtstreekse leveringen, dat wil zeggen activiteiten van in de Gemeenschap gevestigde deelnemers aan het handelsverkeer die zich bezighouden met de handel tussen derde landen om toezichtsbepalingen in verband met deze activiteiten mogelijk te maken.

Artikelen 3 tot en met 6:

De artikelen 3 tot en met 6 hebben betrekking op documentatie, archivering en etiketteringseisen.

De bepalingen inzake de documentatieplicht zijn gewijzigd zodat de controleautoriteiten de handel in precursoren makkelijker kunnen identificeren en hun controles hierop beter kunnen afstemmen. Hierbij werd ook rekening gehouden met natuurproducten. Uitzonderingen op de eisen in verband met archivering moeten mogelijk zijn indien de bevoegde autoriteiten van oordeel zijn dat de documentatie volstaat.

Artikelen 7 tot en met 9:

De artikelen 7 tot en met 9 hebben betrekking op de vergunning- en registratieplicht en andere eisen.

Voor intermediaire activiteiten met inbegrip van rechtstreekse leveringen geldt nu een vergunning- en registratieplicht. Tevens wordt voorgesteld om deelnemers aan het handelsverkeer die gebruik maken van douanedepots niet langer vrij te stellen van deze plicht. Standaard vergunningsvoorwaarden en procedures zijn nodig om gelijke concurrentievoorwaarden in de gehele Gemeenschap te creëren.

Om beter toezicht te kunnen uitoefenen op gevallen waarin geen vergunningen of registraties zijn vereist, wordt voorgesteld een legitimiteitsbewijs van het land van uitvoer te verlangen van de deelnemer aan het handelsverkeer. De bevoegde autoriteiten kunnen met een dergelijk bewijs makkelijker nagaan of het land van uitvoer toestemming heeft verleend voor de zending zonder dat onnodige extra administratieve lasten worden gecreëerd. De Commissie zal tegelijkertijd haar internationale verplichting kunnen nakomen om een systeem op te zetten waarmee toezicht kan worden gehouden op de internationale handel in precursoren.

Artikel 12:

Artikel 12 heeft betrekking op de voorafgaande kennisgeving van uitvoer.

Het voorgestelde artikel houdt een toelichting in op de huidige praktijk om een voorafgaande kennisgeving van uitvoer te zenden voor stoffen van categorie 2 en categorie 3, met name bij overeenkomsten en in gevallen van gevoelige zendingen.

Het internationaal overeengekomen beginsel van voorafgaande kennisgeving van uitvoer is volledig erkend.

De bijkomende administratieve lasten van een voorafgaande kennisgeving van uitvoer zijn echter alleen aanvaardbaar wanneer een dergelijk instrument op een zinvolle wijze wordt gebruikt, namelijk om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen na te gaan of een uitvoervergunning kan worden verleend. Indien de autoriteiten in het land van bestemming niet reageren, dient dit derhalve niet automatisch te leiden tot het verlenen van een uitvoervergunning. De intensiteit van de follow-up die is vereist van de autoriteiten in het land van bestemming zou moeten afhangen van de mate van de gevoeligheid van de zending. Voorgesteld wordt derhalve een meer genuanceerde aanpak te voeren overeenkomstig de richtsnoeren van het Internationaal Comité van Toezicht op verdovende middelen (INCB) op dit gebied.

Artikelen 13 tot en met 21:

Deze artikelen hebben betrekking op uitvoervergunningen.

Voorgesteld wordt het "open individuele uitvoervergunningssysteem" af te schaffen en meer gebruik te maken van individuele uitvoervergunningen, in beginsel voor alle stoffen van categorie 1 en categorie 2. Een dergelijke uitbreiding betekent een extra administratieve belasting voor zowel de bevoegde autoriteiten als de deelnemers aan het handelsverkeer maar houdt ook in dat toezicht kan worden gehouden op individuele uitvoerzendingen hetgeen de doelmatigheid van de controle ten goede komt.

Om het juiste evenwicht te vinden tussen de administratieve procedures en eisen en de gewenste doelmatigheid van de controle dienen de middelen te worden geconcentreerd op gevoelige drugprecursoren. De uitvoer van stoffen van categorie 3 dient derhalve alleen bij uitzondering te worden onderworpen aan de vergunningsplicht, namelijk in gevallen waarin een voorafgaande kennisgeving van uitvoer wordt gedaan en in gevallen van gevoelige zendingen. De vereenvoudigde vergunningsprocedure dient verder te worden uitgewerkt.

Artikel 22 tot en met 27:

Deze artikelen hebben betrekking op invoervergunningen.

Toen de wetgeving van kracht werd, was de Gemeenschap een belangrijke exporteur van precursoren en een importeur van illegaal vervaardigde drugs. Dit is nog steeds het geval maar de Gemeenschap is nu ook exporteur geworden van illegaal vervaardigde synthetische drugs en importeur van precursoren die nodig zijn voor die illegale productie.

Met deze verordening wil men dan ook vooral de controles versterken op de invoer van de voornaamste synthetische drugprecursoren om dit groeiende probleem aan te pakken, met name omdat de Gemeenschap over het algemeen wordt beschouwd als een van de toonaangevende wereldleiders op het gebied van de productie van en de handel in ecstacy.

Voorgesteld wordt derhalve voor stoffen van categorie 1 een individuele invoervergunningplicht en procedures in te voeren. De bevoegde autoriteiten zullen zo toezicht kunnen uitoefenen op individuele zendingen die binnenkomen op het douanegebied van de Gemeenschap en afzonderlijke zendingen kunnen controleren.

Artikel 34:

Artikel 34 heeft betrekking op het verstrekken van informatie over de tenuitvoerlegging van de voorschriften met betrekking tot de handel in precursoren. Deze informatie is noodzakelijk om de doelmatigheid van deze voorschriften en hun toepassing te evalueren en de nodige aanpassingen te verrichten. Voorts kunnen aan de hand van deze informatie de jaarverslagen worden opgesteld die bestemd zijn voor het Internationaal Comité van Toezicht op verdovende middelen overeenkomstig artikel 12 van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen van 1988.

2004/0078 (ACC)

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD houdende voorschriften voor de controle op de handel in bepaalde stoffen die worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133,

Gezien het voorstel van de Commissie [1],

[1] PB C [...] van [...], blz. [...].

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen dat op 19 december 1988 in Wenen werd goedgekeurd, hierna "het Verdrag van de Verenigde Naties" genoemd, maakt deel uit van de wereldwijde inspanningen om illegale drugs te bestrijden. De Gemeenschap nam, wanneer dit onder haar communautaire bevoegdheid viel, deel aan de onderhandelingen en sloot het Verdrag namens de Gemeenschap bij Besluit 90/611/EEG van de Raad [2].

[2] PB L 326 van 24.11.1990, blz. 56.

(2) Artikel 12 van het Verdrag van de Verenigde Naties heeft betrekking op de handel in stoffen die veelvuldig worden gebruikt bij de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen, hierna "drugprecursoren" genoemd. Omdat bepalingen inzake de handel in drugprecursoren van invloed zijn op de EG-douanevoorschriften, moeten EG-voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot de handel tussen de Gemeenschap en derde landen.

(3) Op grond van artikel 12 van het Verdrag van de Verenigde Naties is een systeem vereist om toezicht te houden op de internationale handel in drugprecursoren waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat de handel in deze stoffen in beginsel legaal is. Er zijn derhalve maatregelen genomen om het juiste evenwicht te vinden tussen enerzijds de wens alle mogelijke middelen in te zetten om te voorkomen dat drugprecursoren in handen komen van illegale drugsproducenten en anderzijds te voorzien in de commerciële behoeften van de chemische bedrijfstak en andere deelnemers aan het handelsverkeer.

(4) Om de bepalingen van artikel 12 van het Verdrag van de Verenigde Naties uit te voeren en rekening houdend met het verslag van de Chemical Action Task Force, is in Verordening (EEG) nr. 3677/90 van de Raad van 13 december 1999 houdende maatregelen om te voorkomen dat bepaalde stoffen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen [3], een systeem opgezet voor de melding van verdachte transacties. Dit systeem, dat is gebaseerd op nauwe samenwerking met de deelnemers aan het handelsverkeer wordt versterkt door maatregelen inzake documentatie en etikettering, vergunnings- of registratieplicht voor deelnemers aan het handelsverkeer, procedures en voorschriften met betrekking tot de uitvoer.

[3] PB L 357 van 20.12.1990, blz. 1, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1232/2002 (PB L 180 van 10.7.2002, blz. 5).

(5) Aansluitend op het EU-Actieplan inzake Drugs voor 2000-2004 dat in juni 2000 door de Europese Raad in Feira is goedgekeurd, heeft de Commissie een beoordeling van het EG-controlesysteem ten aanzien van de handel in drugprecursoren georganiseerd om conclusies te kunnen trekken uit de tenuitvoerlegging van de EG-wetgeving op dit gebied.

(6) Uit deze beoordeling bleek dat om de controlemechanismen ter voorkoming van misbruik van drugpercursoren te kunnen verbeteren, het toezicht te kunnen uitbreiden tot in de Gemeenschap gevestigde deelnemers aan het handelsverkeer die zich bezighouden met het handelsverkeer tussen derde landen, een communautaire aanpak voor de procedures voor het verlenen van de vergunningen en meer stringente controlevoorschriften voor de opschortende douaneregelingen nodig zijn.

(7) Er zijn meer stringente procedures en exportvoorschriften nodig om de controles vooral te richten op de meest gevoelige drugpercursoren en zo de buitensporige administratieve lasten terug te dringen door middel van vereenvoudigde procedures voor de uitvoer van massaal geproduceerde stoffen. Nu de doelmatigheid en de haalbaarheid van voorafgaande kennisgeving van uitvoer algemeen zijn aanvaard, dient een strategie te worden uitgestippeld om dit systeem optimaal te benutten.

(8) Gezien de toenemende verontrusting over de productie van amfetamineachtige stimulerende middelen, dienen de controlemechanismen voor de invoer van de voornaamste synthetische drugprecursoren verder te worden versterkt door middel van gemeenschappelijke procedures en voorschriften waarbij de mogelijkheid moet worden geboden om individuele zendingen te kunnen controleren.

(9) Om deelnemers aan het handelsverkeer in staat te stellen deze voorschriften na te leven dienen de bepalingen ten aanzien van de externe handel in drugprecursoren zoveel mogelijk te worden aangepast aan de bepalingen voor de intracommunautaire handel in drugprecursoren die volledig verkregen of vervaardigd zijn in of in het vrije verkeer zijn gebracht in de Gemeenschap.

(10) Rekening houdend met de eisen van de interne markt en gezien het belang van de doelmatigheid van deze verordening dient te worden gezorgd voor een uniforme toepassing van de bepalingen door vergelijkbare en gelijklopende maatregelen van de lidstaten.

(11) De wederzijdse bijstand tussen de lidstaten en tussen de lidstaten en de Commissie dient te worden versterkt, met name door een beroep te doen op Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften [4].

[4] PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 van de Raad (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36).

(12) In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel is het, om de basisdoelstelling te bereiken, namelijk misbruik van drugprecursoren voor de illegale vervaardiging van narcotica of psychotropische stoffen voorkomen, noodzakelijk en dienstig om voorschriften vast te stellen voor een grondig toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en derde landen in deze stoffen. Deze verordening gaat niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken, overeenkomstig artikel 5, derde alinea, van het Verdrag.

(13) De maatregelen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze verordening dienen overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [5] te worden goedgekeurd.

[5] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(14) Verordening (EEG) nr. 3677/90 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd en ter wille van de duidelijkheid te worden vervangen.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

ONDERWERP EN DEFINITIES

Artikel 1

Deze verordening geeft voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en derde landen in drugprecursoren om misbruik van dergelijke stoffen te voorkomen en is van toepassing op de volgende situaties:

a) binnenkomst van geregistreerde stoffen die de status hebben van niet-communautaire goederen in het douanegebied van de Gemeenschap, met inbegrip van tijdelijke opslag, binnenkomst in een vrije zone of een vrij entrepot, plaatsing onder een schorsingsprocedure en het vrijgeven voor het vrije verkeer in de zin van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 19 oktober 1992 tot vaststelling van het Communautair Douanewetboek [6];

[6] PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2700/2000 (PB L 311 van 12.12.2000, blz. 17).

b) vertrek van geregistreerde stoffen uit het douanegebied van de Gemeenschap, met inbegrip van het vertrek van geregistreerde stoffen waarvoor een douaneaangifte is vereist en het vertrek van geregistreerde stoffen uit een vrije zone of een vrij entrepot in de zin van Verordening (EEG) nr. 2913/92.

Artikel 2

In deze verordening wordt verstaan onder:

(a) "geregistreerde stof" : elke in de bijlage opgenomen stof, met inbegrip van mengsels en natuurproducten welke dergelijke stoffen bevatten, doch uitgezonderd geneesmiddelen als gedefinieerd bij Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad [7], farmaceutische preparaten, mengsels, natuurproducten en andere preparaten die geregistreerde stoffen bevatten die zodanig zijn vermengd dat ze niet gemakkelijk met eenvoudige of economisch rendabele middelen kunnen worden gebruikt of geëxtraheerd;

[7] PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67.

(b) "niet-geregistreerde stof": elke stof die niet in de bijlage wordt genoemd, maar waarvan bekend is dat ze is gebruikt bij de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen;

(c) "invoer" : elke binnenkomst van geregistreerde stoffen die de status van niet-communautaire goederen hebben in het douanegebied van de Gemeenschap, met inbegrip van tijdelijke opslag, binnenkomst in een vrije zone of een vrij entrepot, plaatsing onder een schorsingsprocedure en het in het vrije verkeer brengen in de zin van Verordening (EEG) nr. 2913/92;

(d) "uitvoer" : elk vertrek van geregistreerde stoffen uit het douanegebied van de Gemeenschap, met inbegrip van het vertrek van geregistreerde stoffen waarvoor een douaneaangifte is vereist en het vertrek van geregistreerde stoffen uit een vrije zone of een vrij entrepot in de zin van Verordening (EEG) nr. 2913/92;

(e) "intermediaire activiteiten" : activiteiten die financiële betrokkenheid inhouden bij het regelen van de aan- en verkoop of levering van geregistreerde stoffen die worden uitgevoerd door een natuurlijk of rechtspersoon om tot een overeenkomst te komen tussen twee partijen of waarbij wordt opgetreden namens tenminste één van deze partijen zonder in het bezit te zijn van deze stoffen of controle te hebben over het uitvoeren van een dergelijke transactie; deze definitie omvat tevens elke activiteit die wordt uitgevoerd door een natuurlijk of rechtspersoon die in de Gemeenschap is gevestigd en betrekking heeft op de aan- en verkoop of levering van geregistreerde stoffen zonder dat deze stoffen in het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht;

(f) "deelnemer aan het handelsverkeer" : elke natuurlijke of rechtspersoon die betrokken is bij de in- en uitvoer van geregistreerde stoffen of hiermee verband houdende intermediaire activiteiten, met inbegrip van personen die als zelfstandige douaneaangiften doen voor klanten, hetzij als hoofdactiviteit hetzij als nevenactiviteit in verband met een andere activiteit;

(g) "uiteindelijke ontvanger" : elke natuurlijke of rechtspersoon aan wie de geregistreerde stoffen worden afgegeven, deze persoon is niet noodzakelijkerwijs de eindafnemer;

(h) "procedure van het comité": de procedure van artikel 32, lid 2.

(i) "Internationaal Comité van Toezicht op verdovende middelen": het Comité dat werd ingesteld bij het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties inzake verdovende middelen van 1961, als gewijzigd bij het Protocol van 1972.

HOOFDSTUK II

TOEZICHT OP DE HANDEL

Deel 1

Documenten, registers en etikettering

Artikel 3

1. Deelnemers aan het handelsverkeer zorgen ervoor dat alle in- en uitvoer of intermediaire activiteiten worden geboekstaafd door douane- en handelsdocumenten, zoals summiere aangiften, douaneaangiften, facturen, vrachtbrieven, vervoer- en andere verzendingsdocumenten.

Deze documenten dienen de volgende informatie te bevatten:

(a) de naam van de geregistreerde stoffen zoals die in de bijlage is vermeld, of in het geval van mengsels of natuur producten, de naam daarvan en de naam van eventuele geregistreerde stoffen zoals vermeld in de bijlage die daarin voorkomen, gevolgd door het woord "DRUG PRECURSOREN";

(b) de hoeveelheid en het gewicht van de geregistreerde stof en, voor mengsels of natuurproducten, de hoeveelheid, het gewicht en, indien beschikbaar, het percentage van elke in het mengsel voorkomende geregistreerde stof;

(c) naam en adres van de exporteur, de importeur, de geconsigneerde en de intermediair.

De documentatie kan worden ingediend via beeld- of andere datamedia, mits de gegevens, in leesbare vorm, overeenstemmen met de documenten, qua voorkomen en inhoud, te allen tijde beschikbaar zijn, onmiddellijk in leesbare vorm kunnen worden omgezet en met behulp van geautomatiseerde middelen kunnen worden geanalyseerd.

Artikel 4

Deelnemers aan het handelsverkeer die zich bezighouden met de in- en uitvoer of intermediaire activiteiten op het gebied van geregistreerde stoffen dienen over deze activiteiten boeken bij te houden.

Dergelijke documenten hoeven niet te worden ingediend wanneer de bevoegde autoriteiten van oordeel zijn dat de documentatie voldoende is.

Artikel 5

De in artikel 3 en artikel 4 bedoelde documenten worden bewaard voor een periode van drie jaar vanaf het einde van het kalenderjaar waarin de transactie plaatsvond en moeten op verzoek van de bevoegde autoriteiten onmiddellijk beschikbaar zijn voor controle.

Artikel 6

De deelnemers aan het handelsverkeer die zich bezighouden met in- en uitvoer of intermediaire activiteiten met betrekking tot geregistreerde stoffen voorzien deze stoffen van etiketten met vermelding van de naam van de geregistreerde stoffen zoals deze zijn vermeld in de bijlage of, in geval van mengsels of natuurproducten, de naam van het mengsel of natuurproduct, gevolgd door het woord "DRUG PRECURSOREN".

Deel 2

Vergunning- en registratieplicht van deelnemers aan het handelsverkeer

Artikel 7

1. Deelnemers aan het handelsverkeer, andere dan douaneagenten en transporteurs, die uitsluitend in die hoedanigheid optreden, die zich bezighouden met in- en uitvoer of intermediaire activiteiten met betrekking tot geregistreerde stoffen van categorie 1 van de bijlage moeten in het bezit zijn van een vergunning die is afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin zij zijn gevestigd waarin wordt verklaard dat zij bevoegd zijn tot het uitoefenen van hun activiteiten.

Bij de beoordeling van een vergunningsaanvraag houdt de bevoegde instantie rekening met de competentie en integriteit van de aanvrager.

In gevallen waarin geen vergunning is vereist kunnen, overeenkomstig de procedure van het comité bepalingen worden vastgesteld die verdere voorwaarden inhouden voor het verlenen van een vergunning en het opstellen van een model van vergunningen.

2. De bevoegde autoriteiten kunnen de vergunning schorsen of intrekken als er goede redenen zijn om aan te nemen dat de houder niet langer geschikt is om een vergunning te hebben of dat niet langer aan de vergunningsvoorwaarden wordt voldaan.

Artikel 8

1. Deelnemers aan het handelsverkeer, andere dan douaneagenten en transporteurs die uitsluitend in die hoedanigheid optreden, die zich bezighouden met in- en uitvoer of intermediaire activiteiten met betrekking tot geregistreerde stoffen van categorie 2 van de bijlage, of met de uitvoer van geregistreerde stoffen van categorie 3 van de bijlage moeten de bevoegde autoriteiten op de hoogte stellen en houden van de adressen van de bedrijfsruimten waarin zij deze activiteiten uitvoeren.

Het eerste lid is niet van toepassing op deelnemers aan het handelsverkeer die zich bezighouden met de uitvoer van dusdanig geringe hoeveelheden van de geregistreerde stoffen van categorie 3 als wordt vastgesteld in overeenstemming met de procedure van het comité.

2. Bepalingen met betrekking tot verdere gevallen waarin geen registratie is vereist kunnen worden vastgesteld in overeenstemming met de procedure van het comité.

Artikel 9

Wanneer de geregistreerde stoffen het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen met inbegrip van tijdelijke opslag, binnenkomst in een vrije zone of een vrij entrepot of wanneer zij onder de regeling externe communautair douanevervoer worden geplaatst, dienen de legale doeleinden van de uitvoer in de zin van artikel 12 van het Verdrag van de Verenigde Naties op verzoek te worden aangetoond.

De wijze waarop dergelijke legale doeleinden kunnen worden aangetoond, wordt bepaald overeenkomstig de procedure van het comité.

Deel 3

Informatieplicht

Artikel 10

1. Deelnemers aan het handelsverkeer stellen de bevoegde autoriteiten onmiddellijk op de hoogte van bepaalde omstandigheden zoals ongebruikelijke bestellingen en transacties die verband houden met geregistreerde stoffen die doen vermoeden dat dergelijke stoffen zijn bestemd voor in- en uitvoer of intermediaire activiteiten die gericht zijn op de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen.

2. Deelnemers aan het handelsverkeer verstrekken de bevoegde autoriteiten informatie in beknopte vorm over hun in- en uitvoer of intermediaire activiteiten welke wordt bepaald overeenkomstig de procedure van het comité.

Artikel 11

1. Om de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, de deelnemers aan het handelsverkeer en de chemische sector te vergemakkelijken, met name wat betreft niet-geregistreerde stoffen, stelt de Commissie in overleg met de lidstaten richtsnoeren op die zij ook bijwerkt.

2. Deze richtsnoeren bevatten met name:

(a) informatie over de wijze waarop verdachte transacties kunnen worden herkend en gemeld;

(b) een periodiek bijgewerkte lijst van niet-geregistreerde stoffen om de bedrijfstak in staat te stellen op vrijwillige basis toezicht te houden op de handel in dergelijke stoffen.

3. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat de richtsnoeren periodiek worden verspreid overeenkomstig de doelstellingen van deze richtsnoeren.

Deel 4

Voorafgaande kennisgeving van uitvoer

Artikel 12

1. Alle uitvoer van geregistreerde stoffen van categorie 1 van de bijlage en uitvoer van geregistreerde stoffen van categorie 2 en 3 van de bijlage naar bepaalde landen van bestemming die worden bepaald in overeenstemming met de procedure van het comité, wordt voorafgegaan door een voorafgaande kennisgeving van uitvoer die door de bevoegde autoriteiten in de Gemeenschap wordt verzonden naar de bevoegde autoriteiten van het land van bestemming overeenkomstig artikel 12, lid 10, van het Verdrag van de Verenigde Naties.

Het land van bestemming heeft een periode van 15 werkdagen om te antwoorden; aan het eind van deze periode kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van uitvoer toestemming verlenen voor deze transactie indien zij geen waarschuwing hebben ontvangen van de bevoegde autoriteiten van het land van bestemming waaruit blijkt dat deze transactie wellicht bestemd is voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen.

2. De bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat verstrekken, voorafgaand aan alle uitvoer van geregistreerde stoffen, de in artikel 14, lid 1, vermelde informatie aan de bevoegde autoriteiten van het land van bestemming.

De autoriteiten die dergelijke informatie verstrekken verzoeken de autoriteiten in het derde land die de informatie ontvangen elk handels, zakelijk, commercieel beroepsgeheim of handelsproces dat hierin is vermeld, vertrouwelijk te houden.

Deel 5

Uitvoervergunning

Artikel 13

1. Voor de uitvoer van geregistreerde stoffen waarvoor een douaneaangifte is vereist, met inbegrip van de uitvoer van geregistreerde stoffen die het douanegebied van de Gemeenschap verlaten nadat zij gedurende een periode van 10 dagen zijn opgeslagen in een vrije zone of een vrij entrepot, is een uitvoervergunning vereist.

Voor de uitvoer van geregistreerde stoffen die zijn op genomen in categorie 3 van de bijlage is alleen een uitvoervergunning vereist wanneer een voorafgaande kennisgeving van uitvoer is verplicht of wanneer deze stoffen worden uitgevoerd naar bepaalde landen van bestemming, die moeten worden bepaald in overeenstemming met de procedure van het comité.

Wanneer geregistreerde stoffen worden wederuitgevoerd binnen 10 dagen nadat zij onder een schorsingsregeling zijn geplaatst, is geen uitvoervergunning vereist indien de deelnemer aan het handelsverkeer kan aantonen dat deze stoffen bij de eerste uitvoer en invoer in een derde land bestemd zijn voor legale doeleinden.

2. Uitvoervergunningen worden afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de persoon is gevestigd die de aangifte tot uitvoer heeft gedaan of namens wie deze is verricht en die hoofdzakelijk verantwoordelijk is voor de uitvoeractiviteiten op grond van zijn eigen economische en juridische relatie tot de geregistreerde stoffen en tot de geconsigneerde (exporteur).

Artikel 14

1. De aanvraag voor een uitvoervergunning als bedoeld in artikel 12 omvat ten minste de volgende informatie:

(a) naam en adres van de exporteur, de importeur in het derde land, andere deelnemers aan het handelsverkeer die betrokken zijn bij de exporttransactie of verzending en de uiteindelijke geconsigneerde;

(b) naam van de geregistreerde stoffen zoals vermeld in de bijlage, of in het geval van een mengsel of een natuurproduct, de naam en de 8-cijferige GN-code en de naam van de daarin voorkomende geregistreerde stoffen zoals vermeld in de bijlage;

(c) de hoeveelheid en het gewicht van de geregistreerde stoffen en, wanneer het een mengsel of natuurproduct betreft, hoeveelheid en gewicht en, indien beschikbaar, percentage van daarin voorkomende geregistreerde stoffen;

(d) details van de transportregelingen, zoals de verwachte datum van verzending, de transportmethode, de naam van het douanekantoor waar de douaneaangifte plaatsvindt en indien in dit stadium beschikbaar, opgave van het vervoermiddel, de geplande reisroute, het verwachte punt van vertrek uit het douanegebied van de Gemeenschap en het punt van binnenkomst in het land van invoer;

(e) in de in artikel 19 bedoelde gevallen een kopie van de invoervergunning afgegeven door het land van bestemming.

2. Uiterlijk 15 werkdagen na de datum waarop de bevoegde autoriteiten van oordeel zijn dat het dossier volledig is, dient een besluit te worden genomen over de aanvraag van een uitvoervergunning.

Deze periode kan worden verlengd indien, in de gevallen als bedoeld in artikel 19, de bevoegde autoriteiten verplicht zijn op grond van artikel 19, tweede alinea, verder onderzoek te verrichten.

3. De vergunning kan beperkt zijn tot slechts één stof.

Artikel 15

1. Wanneer de gegevens omtrent reisweg en vervoermiddel niet worden genoemd in de aanvraag, moet op de uitvoervergunning zijn aangegeven dat de deelnemer aan het handelsverkeer deze gegevens voorafgaand aan de fysieke verzending dient te verstrekken aan de douaneautoriteiten of andere bevoegde autoriteiten op de plaats waar de stoffen het douanegebied van de Gemeenschap verlaten. In dit geval dient de uitvoervergunning bij afgifte van een dienovereenkomstige aantekening te worden voorzien.

Wanneer de uitvoervergunning wordt ingediend bij een douanekantoor in een andere lidstaat dan die van de autoriteit die de vergunning heeft afgegeven, dient de exporteur op verzoek een gewaarmerkte vertaling van een deel van of alle informatie in de vergunning beschikbaar te stellen.

2. De uitvoervergunning wordt ingediend ter ondersteuning van de douaneaangifte wanneer de douaneaangifte geschiedt bij het douanekantoor dat bevoegd is om deze aangifte te aanvaarden. De vergunning vergezelt de zending naar het derde land van bestemming.

Het douanekantoor op de plaats waar de geregistreerde stoffen het douanegebied van de Gemeenschap verlaten, vult de in artikel 13 bedoelde informatie in op de vergunning en plaatst hierop zijn stempel.

Artikel 16

De afgifte van een uitvoervergunning heeft geen invloed op de eventuele administratieve of andere verantwoordelijkheid van de houder van deze vergunning.

Artikel 17

De uitvoervergunning wordt geweigerd wanneer:

(a) de ingediende informatie onvolledig is;

(b) er goede redenen zijn om te vermoeden dat de ingediende informatie vals of onjuist is;

(c) in de in artikel 19 bedoelde gevallen wordt vastgesteld dat de invoer van geregistreerde stoffen niet is toegestaan door de bevoegde autoriteiten van het land van bestemming;

(d) er goede redenen zijn om te vermoeden dat de geregistreerde stoffen in kwestie zijn bestemd voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen.

Artikel 18

De bevoegde autoriteiten kunnen besluiten tot schorsing of intrekking van de uitvoervergunning indien er goede redenen zijn om te vermoeden dat de stoffen zijn bestemd voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen.

Artikel 19

Indien er een overeenkomst bestaat tussen de Gemeenschap en een derde land waarin wordt bepaald dat de uitvoer slechts is toegestaan indien een invoervergunning is afgegeven door de bevoegde autoriteit van dit land voor de betrokken stoffen, deelt de Commissie de bevoegde autoriteiten van de lidstaten naam en adres van de bevoegde autoriteit van het derde land mede, evenals alle praktische informatie die dit land heeft verstrekt.

De bevoegde autoriteiten in de lidstaten verzekeren zich van de authenticiteit van een dergelijke invoervergunning, door zo nodig bevestiging te vragen aan de bevoegde autoriteit van het derde land.

Artikel 20

De periode waar binnen de goederen het douanegebied van de Gemeenschap moeten verlaten, mag niet meer bedragen dan zes maanden vanaf de datum waarop de uitvoervergunning is afgegeven. Onder uitzonderlijke omstandigheden kan deze geldigheidsperiode op verzoek worden verlengd.

Artikel 21

Vereenvoudigde procedures voor het verlenen van een uitvoervergunning zijn toegestaan. Dergelijke procedures worden vastgesteld in overeenstemming met de procedure van het comité.

Deel 6

Invoervergunning

Artikel 22

Voor de invoer van geregistreerde stoffen die zijn opgenomen in categorie 1 van de bijlage waarvoor een in artikel 7 bedoelde vergunning is vereist, is een invoervergunning vereist.

De invoervergunning wordt afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de persoon is gevestigd die de doauneaangifte heeft gedaan of namens wie dit is gebeurd (de importeur).

Andere van bewijsmateriaal voorziene en economische verantwoorde gevallen en andere omstandigheden waarin een invoervergunning is vereist kunnen worden vastgesteld in overeenstemming met de procedure van het comité.

Artikel 23

1. De in artikel 22 bedoelde aanvraag voor invoervergunningen dient ten minste de volgende informatie te bevatten:

(a) naam en adres van de importeur, de exporteur van het derde land, andere betrokken deelnemers aan het handelsverkeer en de uiteindelijk geconsigneerde;

(b) de naam van de geregistreerde stoffen zoals vermeld in de bijlage, of in het geval van een mengsel of natuurproduct, de naam en de 8-cijferige GN-code en de naam van de daarin voorkomende geregistreerde stoffen zoals vermeld in de bijlage;

(c) de hoeveelheid en het gewicht van de geregistreerde stoffen en, wanneer het een mengsel of natuurproduct betreft, hoeveelheid en gewicht en, indien beschikbaar, percentage, van de daarin voorkomende geregistreerde stoffen;

(d) details van de transportregelingen, zoals de datum en plaats van de geplande invoertransacties, methoden en indien beschikbaar, transportmiddelen.

2. Uiterlijk 15 werkdagen na de datum waarop de bevoegde autoriteiten van oordeel zijn dat het dossier volledig is, dient een besluit te worden genomen over de aanvraag van een invoervergunning.

3. De invoervergunning kan beperkt zijn tot één stof.

Artikel 24

De invoervergunning begeleidt de zending van het punt van binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap tot het bedrijf van de importeur of de uiteindelijk geconsigneerde.

De invoervergunning dient te worden overgelegd aan het doaunekantoor wanneer de geregistreerde stoffen voor een douaneprocedure worden aangegeven.

Wanneer de invoervergunning wordt ingediend bij een douanekantoor in een andere lidstaat dan die van de autoriteit die de vergunning heeft afgegeven, dient de importeur op verzoek een gewaarmerkte vertaling van een deel van of alle informatie in de vergunning beschikbaar te stellen.

Artikel 25

De invoervergunning wordt geweigerd wanneer:

(a) de ingediende infomatie onvolledig is;

(b) er goede redenen zijn om te vermoeden dat de in de aanvraag verstrekte informatie onjuis of incorrect is;

(c) er goede redenen zijn om te vermoeden dat de geregistreerde stoffen zijn bestemd voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen.

Artikel 26

De bevoegde autoriteiten kunnen besluiten tot schorsing of intrekking van de invoervergunning indien er goede redenen zijn om te vermoeden dat de stoffen zijn bestemd voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen

Artikel 27

De periode waarbinnen de geregistreerde stoffen het douanegebied van de Gemeenschap moeten zijn binnengekomen mag niet meer bedragen dan zes maanden vanaf de datum waarop de invoervergunning is afgegeven. Onder uitzonderlijke omstandigheden kan deze geldigheidsperiode op verzoek worden verlengd.

HOOFDSTUK III

BEVOEGDHEDEN VAN DE BEVOEGDE AUTORITEITEN

Artikel 28

1. Onverminderd de in de artikelen 12 tot en met 27 en de leden 2 en 3 van dit artikel opgenomen bepalingen moeten de bevoegde autoriteiten van elke lidstaat overgaan tot het verbieden van het binnenbrengen van geregistreerde stoffen in het douanegebied van de Gemeenschap of het buiten dit gebied brengen van deze stoffen, indien zij goede redenen hebben om te vermoeden dat deze stoffen bestemd zijn voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen.

2. De bevoegde autoriteiten moeten de terbeschikkingstelling van de geregistreerde stoffen tegenhouden of schorsen gedurende de tijd die nodig is voor de identificatie van de geregistreerde stoffen of de inachtneming van de voorschriften van deze verordening.

3. Met het oog op een correcte toepassing van deze verordening neemt elke lidstaat de nodige maatregelen om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen:

(a) informatie te verzamelen over alle orders voor of transacties in geregistreerde stoffen;

(b) de bedrijfsruimten van de deelnemers aan het handelsverkeer te betreden om bewijzen van onregelmatigheden te verzamelen.

4. Om specifieke risico's te voorkomen van misbruik in vrije zones alsmede in andere gevoelige gebieden zoals entrepots, zorgen de lidstaten voor doelmatige controles op transacties die in deze gebieden worden uitgevoerd in elk stadium van deze transacties, en zien zij erop toe dat deze ten minste even stringent zijn als in andere delen van het douanegebied toegepaste controles.

5. De bevoegde autoriteiten kunnen van de deelnemers aan het handelsverkeer een vergoeding verlangen voor vergunningen en registraties. Dergelijke vergoedingen worden op niet-discriminerende wijze geïnd en bedragen niet meer dan de afhandelingskosten van dergelijke aanvragen.

HOOFDSTUK IV

ADMISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 29

Voor de toepassing van deze verordening en onverminderd artikel 32 zijn de bepalingen van Verordening (EG) nr. 515/97 mutatis mutandis van toepassing. Elke lidstaat deelt de andere lidstaten en de Commissie de naam mee van de bevoegde autoriteiten die overeenkomstig artikel 2, lid 2, van die verordening zijn aangesteld als correspondenten

HOOFDSTUK V

UITVOERINGSMAATREGELEN EN WIJZIGINGEN

Artikel 30

Afgezien van de in deze verordening bedoelde uitvoeringsmaatregelen, moeten alle overige maatregelen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging, met name wat betreft de formulieren voor de uitvoer- en invoervergunningen en de gedetailleerde voorschriften voor het gebruik ervan, worden goedgekeurd in overeenstemming met de procedure van het comité.

Artikel 31

De bijlage bij deze verordening wordt aangepast, overeenkomstig de procedure van het comité, om rekening te houden met eventuele wijzigingen van de bijlage bij het Verdrag van de Verenigde Naties.

Artikel 32

1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité Drugsprecursoren (hierna "het comité" genoemd).

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 33

De lidstaten stellen de sancties vast die bij overtreding van deze verordening worden opgelegd en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze worden toegepast. De sancties moeten doelmatig, evenredig en ontmoedigend zijn. De lidstaten lichten de Commissie in over de door hen vastgestelde bepalingen en stellen haar onverwijld in kennis van eventuele latere wijzigingen.

Artikel 34

De bevoegde autoriteiten van elke lidstaat verstrekken de Commissie elk jaar alle relevante informatie over de uitvoering van de bij deze verordening vastgestelde toezichtsmaatregelen en over de voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen gebruikte geregistreerde stoffen, methodes om deze oneigenlijk te gebruiken en illegale fabricagemethodes en de legale handel in, toepassingen van en behoeften aan deze stoffen.

Op basis van deze informatie evalueert de Commissie in overleg met de lidstaten de doelmatigheid van de voorschriften van deze verordening, en stelt, overeenkomstig artikel 12, lid 12, van het Verdrag van Wenen, een jaarverslag op dat wordt ingediend bij het Internationaal Comité van Toezicht op verdovende middelen.

Artikel 35

De Commissie neemt, namens de Gemeenschap, een standpunt in ten aanzien van wijzigingen van de tabellen I en II van de bijlage bij het Verdrag van de Verenigde Naties.

Artikel 36

Verordening (EEG) nr. 3677/90 wordt ingetrokken met ingang van [...].

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening worden opgevat als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 37

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing vanaf 1 juli 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, [...].

Voor de Raad

De voorzitter

BIJLAGE

Geregistreerde stoffen van categorie 1

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Categorie 2

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Categorie 3

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Top