This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52004DC0383
Communication from the Commission to the European Parliament, the Council, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions - The Social Dimension of Globalisation - the EU's policy contribution on extending the benefits to all
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - De sociale dimensie van de globalisering - hoe de EU ertoe bijdraagt dat iedereen er voordeel van heeft
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - De sociale dimensie van de globalisering - hoe de EU ertoe bijdraagt dat iedereen er voordeel van heeft
/* COM/2004/0383 def. */
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - De sociale dimensie van de globalisering - hoe de EU ertoe bijdraagt dat iedereen er voordeel van heeft /* COM/2004/0383 def. */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S - De sociale dimensie van de globalisering - hoe de EU ertoe bijdraagt dat iedereen er voordeel van heeft 1. Samenvatting Het globaliseringsproces heeft veel mensen in de wereld grote voordelen gebracht. In delen van de wereld waar men voorheen voor zijn levensonderhoud grotendeels op de landbouw aangewezen was, zijn betere - en beter betaalde - banen gecreëerd. Deze positieve aspecten van de globalisering worden erkend in het op 24 februari 2004 verschenen rapport van de Wereldcommissie voor de Sociale Dimensie van de Globalisering [1] (WCSDG). Hierin wordt echter ook opgemerkt dat niet alle landen en groepen gelijkelijk delen in de voordelen van de globalisering en dat het huidige globaliseringsmodel zonder een efficiënt systeem van global governance tot onevenwichtige resultaten leidt en waarschijnlijk niet zal leiden tot een wereldwijde duurzame ontwikkeling. [1] "A fair globalization: creating opprotunities for all", http://www.ilo.org/public/english/wcsdg/ De EU voert allang, zowel intern als internationaal, een beleid waarbij wordt geprobeerd ervoor te zorgen dat economische en sociale vooruitgang hand in hand gaan. Zo zijn de staatshoofden en regeringsleiders in 2000 in Lissabon een integrale strategie voor hervormingen overeengekomen die van Europa de meest concurrerende kenniseconomie van de wereld moet maken, met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang, door de bevordering van een synergetisch beleid dat beantwoordt aan de behoeften van het concurrentievermogen, de werkgelegenheid, de sociale vooruitgang en de duurzaamheid van het milieu. Deze strategie vormt ook de grondslag voor het beleidsantwoord van de EU op de gevolgen van de globalisering voor het bedrijfsleven, de werkgelegenheid en de burgers in Europa. Het sociaal-economisch model van de EU en de Lissabon-strategie waarmee dit in praktijk wordt gebracht, zijn niet zonder meer op andere delen van de wereld overdraagbaar. Niettemin heeft de WCSDG er een aantal aspecten uitgelicht die voor de partners van de Unie van belang kunnen zijn. Dit geldt met name voor de processen voor de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van beleid dat van fundamenteel belang is voor het bereiken van een evenwicht tussen economische en sociale doelstellingen. Het EU-model legt bijvoorbeeld bijzondere nadruk op solide institutionele structuren voor de aanpak van economische, werkgelegenheids-, sociale en milieuvraagstukken, en de wisselwerking daartussen, op een krachtige sociale en burgerdialoog, en op investeringen in menselijk kapitaal en de kwaliteit van de werkgelegenheid. De EU moet er ook voor zorgen dat zij haar buitenlands beleid zodanig uitoefent dat de globalisering maximale voordelen oplevert voor alle maatschappelijke groeperingen in al haar partnerlanden en -regio's. Haar buitenlands beleid heeft altijd een belangrijke sociale dimensie gehad, bijvoorbeeld door de universele toegang tot sociale basisvoorzieningen in de ontwikkelingslanden te ondersteunen. De EU bevordert ook al enige tijd de doeltreffendheid en samenhang van global governance, waaronder economische governance, via internationale instellingen, om ervoor te zorgen dat het handelsbeleid en de bilaterale betrekkingen met regio's en afzonderlijke landen de sociale ontwikkeling ten volle ondersteunen, en dat de ontwikkelings- en buitenlandse samenwerking de positieve gevolgen van de globalisering maximaliseert en de negatieve tot een minimum beperkt. Zij moedigt ook de particuliere sector aan het zijne tot deze doelstellingen bij te dragen. Deze mededeling beschrijft in het kort de maatregelen die binnen de Unie worden genomen met betrekking tot de sociale dimensie van de globalisering, en stelt een aantal veranderingen voor. Zij is bedoeld als een eerste bijdrage tot de discussie die op gang is gekomen met het verschijnen van het WCSDG-rapport, en met name die over de follow-up die in juni 2004 tijdens de Internationale Arbeidsconferentie in Genève zal plaatsvinden. De Commissie vindt dat sommige voorstellen van de WCSDG ook in andere financiële, economische en handelsgremia besproken zouden moeten worden. 2. Achtergrond De EU is zich allang bewust van de voordelen en risico's van een grotere economische integratie op wereldniveau, niet het minst op grond van haar eigen ervaringen met een belangrijke en geslaagde regionale integratie. Zij heeft beleid ontwikkeld ter bevordering van de economische vooruitgang en de sociale samenhang, dat wordt geschraagd door haar verknochtheid aan fundamentele rechten en vrijheden. De EU volgt een strategie voor duurzame ontwikkeling waarbij het economisch, sociaal en milieubeleid elkaar moeten versterken [2]. De EU heeft ook benadrukt dat er in haar buitenlands beleid een evenwicht tot stand moet worden gebracht tussen economische, sociale en milieueisen. Zij heeft op dit gebied al beleid geïnitieerd en ontwikkeld [3], onder andere met betrekking tot de relaties tussen handel en ontwikkeling, de nadruk in de ontwikkelingssamenwerking op armoedebestrijding, fundamentele arbeidsnormen en sociale governance, MVO, handel en milieu, multilateralisme, duurzame ontwikkeling en corruptiebestrijding, en de mensenrechten in de wereld. [2] Europese Raad van Göteborg, Conclusies van het Voorzitterschap, juni 2001. [3] COM(2002) 513 definitief van 18.9.2002, COM(2000) 212 definitief, COM(2001) 416 definitief van 18.7.2001, COM(2002) 347 definitief van 2.7.2002, COM(1996) 54 def. van 28.2.1996, COM(2003) 526 definitief van 10.9.2003, COM(2003) 829 definitief van 23.12.2003, COM(2001) 252 definitief van 8.5.2001. In reactie op de bezorgdheid hierover werd door de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) de Wereldcommissie voor de Sociale Dimensie van de Globalisering (WCSDG) in het leven geroepen. Deze heeft op 24 februari 2004 een gezaghebbend rapport uitgebracht waarin de sociale gevolgen van de globalisering worden geanalyseerd. De Europese Commissie heeft tot de oprichting en werkzaamheden van de WCSDG bijgedragen en zich bereid verklaard aan de daadwerkelijke follow-up daarvan bij te dragen [4]. In het rapport worden aanbevelingen gedaan die de globalisering in goede banen moeten leiden en die gericht zijn op een eerlijkere verdeling van de voordelen over de mensen in de wereld en een betere raming van de kosten die dikwijls met plotselinge veranderingen in de wereld gepaard gaan. [4] http://www.ilo.org/public/english/wcsdg/ consulta/index.htm http://www.ilo.org/public/english/ standards/relm/gb/docs/gb285/pdf/gb-16.pdf ( 42-43). Het rapport van de WCSDG bestrijkt een groot aantal onderwerpen die van belang zijn voor het interne en buitenlandse beleid van de EU. Het is gebaseerd op een aantal initiatieven op wereldniveau. Over de gehele linie werd het in maart 2004 door de lidstaten van de IAO, de EU en de internationale organisaties in de Raad van Beheer van de IAO positief ontvangen [5]. Wil het rapport van de WCSDG echter niet net als zovele andere initiatieven in een bureaula eindigen, dan moeten er concrete stappen worden genomen om aan de daarin geformuleerde aanbevelingen gevolg te geven. De follow-up van het rapport zal besproken worden op de jaarlijkse bijeenkomst van de Internationale Arbeidsconferentie in juni 2004, maar de Commissie vindt dat sommige voorstellen ook in andere internationale financiële, economische en handelsgremia besproken zouden moeten worden. [5] http://www.ilo.org/public/english/ standards/relm/gb/docs/gb289/pdf/gb-16.pdf De Commissie meent dat de EU een actieve bijdrage kan en moet leveren tot de beheersing van de globalisering zodat zij zowel sociale als economische doelen dient. Er is toenemende belangstelling, ook in het WCSDG-rapport, voor de EU-benadering van economische, werkgelegenheids- en sociale vraagstukken, en meer in het algemeen voor het EG-model van duurzame ontwikkeling. Met de nieuwe uitbreiding van de EU is dit nu zelfs nog relevanter. Daarom grijpt de Commissie deze gelegenheid aan om haar eerste standpunt over een aantal in het WCSDG-rapport aan de orde gestelde kwesties uiteen te zetten als basis voor de komende discussie. * * * Het effect van de globalisering op de verschillende samenlevingen staat volop ter discussie. Deze gevolgen zijn meervoudig en kunnen zowel positief als negatief zijn, afhankelijk van de timing en de specifieke context in elk land. De mechanismen volgens welke de toegenomen handels-, kapitaal-, ideeën- en mensenstromen in de wereld de economieën, samenlevingen en het milieu beïnvloeden en die gepaard gaan met meer vervoer en een groter gebruik van natuurlijke hulpbronnen, zijn complex en hangen af van de binnenlandse situatie en van het al dan niet voorhanden zijn van goede flankerende maatregelen. De term globalisering, die op verschillende manieren kan worden gebruikt, betekent in wezen de geleidelijke integratie van economieën en samenlevingen onder invloed van de nieuwe technologieën, de nieuwe economische betrekkingen en het nationale en internationale beleid van een groot aantal actoren: regeringen, internationale organisaties, ondernemingen, media, werknemers en maatschappelijk middenveld [6]. Globalisering is een integratieproces dat al minstens sinds de tweede helft van de negentiende eeuw, zo al niet langer, gaande is. De integratie is de laatste jaren in een versnelling geraakt door de technologische vooruitgang en door beleidsbeslissingen om de belemmeringen voor internationale transacties te verkleinen. Dit heeft met name geleid tot een grotere internationale arbeidsverdeling. [6] Door de WCSDG gehanteerde definitie: http://www.ilo.org/public/english/wcsdg/ globali/index.htm Hoewel het WCSDG-rapport ertoe neigt vooral de nadruk te leggen op de negatieve gevolgen van de globalisering, is het effect ervan in het algemeen positief geweest, zij het dat de voordelen in sommige gevallen als gevolg van bijzondere problemen niet duurzaam zijn gebleken. In de periode vlak na de oorlog is de globalisering vooral ten goede gekomen aan de geïndustrialiseerde landen, waar het reëel inkomen per hoofd van de bevolking in de loop van de tweede helft van de twintigste eeuw meer dan verdrievoudigd is. Recenter wijst een studie van de Wereldbank [7] uit dat de openstelling van de markten en de economische integratie ook hebben bijgedragen tot aanzienlijke economische vooruitgang voor de ontwikkelingslanden die erin zijn geslaagd toegang te krijgen tot de wereldmarkt voor producten en diensten. Tijdens de laatste globaliseringsgolf hebben landen als China, India en Mexico hun aandeel van de handel in het inkomen verdubbeld en voeren zij steeds meer eindproducten en diensten uit en niet uitsluitend grondstoffen [8]. Deze landen hebben hun jaarlijkse economische groei per hoofd van de bevolking gemiddeld zien toenemen van 1% in de jaren zestig tot 3% in de jaren zeventig en 5% in de jaren negentig. Met dergelijke groeicijfers, die vaak boven die van de OESO-landen liggen, tonen deze ontwikkelingslanden thans tekenen van convergentie. [7] Globalization, Growth and Poverty - A World Bank Policy Research Report, World Bank and Oxford University Press, 2002. [8] In India bijvoorbeeld is de IT-export tegenwoordig goed voor bijna 40% van de inkomsten uit export. Grotendeels als gevolg van de krachtige economische groei in Azië is de armoede in de wereld aan het dalen en is de wereld op de goede weg om de internationale ontwikkelingsdoelstelling inzake halvering van de armoede tussen 1990 en 2015 te halen [9]. Alleen al in China hebben zich sinds 1990 200 miljoen mensen uit de armoede losgewerkt. Andere indicatoren staven deze positieve ontwikkeling: terwijl de levensverwachting tussen 1950 en 1999 in de geïndustrialiseerde landen met ongeveer 10 jaar is toegenomen, is die in de ontwikkelingslanden met bijna 20 jaar gestegen (en met bijna 30 jaar in India en China) [10]. [9] World Development Report 2004, Wereldbank. [10] Angus Maddison, The World Economy: A Millennial Perspective, OESO 2001. Deze positieve gevolgen doen zich echter niet overal voor. Er zijn landen - met in totaal ongeveer twee miljard inwoners - die nauwelijks deel hebben aan de globalisering, en deze dreigen van de wereldeconomie uitgesloten te blijven. In Afrika bezuiden de Sahara bijvoorbeeld is het aantal mensen die van minder dan één dollar per dag rond moeten komen, de laatste tien jaar met 30% gestegen. De levensverwachting is er gedaald en het ziet er niet naar uit dat de internationale ontwikkelingsdoelstellingen (MDG's) gehaald zullen worden. Verbetering van de economische situatie en levensstandaard in die regio's is een van de grootste uitdagingen voor de wereldeconomie. In dit verband verwelkomt de Commissie de nadruk die de WCSDG legt op binnenlands beleid, en zij is van mening dat het juiste beleid op nationaal niveau van vitaal belang is, niet alleen om de vruchten te plukken van de wereldintegratie, maar ook om de binnenlandse investeringen, die dikwijls onvoldoende zijn, aan te zwengelen. Armoede blijft een probleem, zelfs in de landen die een snelle groei hebben doorgemaakt. Van economische integratie kan een belangrijk positief effect op de armoede uitgaan, maar daartoe moeten de verschillen worden verkleind en is een doeltreffend sociaal beleid vereist. De fundamentele arbeidsnormen (CLS) [11] en de tripartiete en bipartiete sociale dialoog om aan dit beleid uitvoering te geven, worden beschouwd als een belangrijk onderdeel van het kader dat voor een rechtvaardige globalisering moet zorgen, terwijl tevens wordt erkend dat zij een minimum vormen. Het uiteindelijk doel moet een dynamische sociale vooruitgang zijn teneinde fatsoenlijk werk voor iedereen te bevorderen. [12] Het EU-beleid dat arbeidsrechten niet mogen worden gebruikt voor protectionistische doeleinden en de afwijzing door de EU van een unilaterale, op sancties gebaseerde aanpak zijn in overeenstemming met het standpunt van de WCSDG [13]. [11] Fundamentele arbeidsnormen (CLS) zijn internationaal in de IAO overeengekomen en hebben betrekking op: afschaffing van discriminatie op het werk, afschaffing van dwangarbeid, afschaffing van kinderarbeid, vrijheid van vereniging en het recht op collectieve onderhandelingen. [12] De agenda inzake fatsoenlijk werk heeft betrekking op de strategische doelstelling van de IAO en omvat de rechten van werknemers, werkgelegenheid, sociale dialoog en sociale bescherming. De Wereldcommissie ondersteunt de agenda inzake fatsoenlijk werk ( 502-510 en bijlage 1). De bevordering van fatsoenlijk werk maakt ook deel uit van de samenwerking tussen de Europese Commissie en de IAO, Briefwisseling van 14.5.2001, PB C 165, blz. 23. [13] Conclusies van de Raad Algemene Zaken van 21.7.2003; WCSDG-rapport 421. Alle landen moeten intern voorwaarden creëren die gunstig zijn voor de handel, investeringen en sociale rechtvaardigheid. Een open en transparant bestuur vormt daar een belangrijk onderdeel van. Voor veel landen biedt regionale integratie een gelegenheid om schaalvoordelen uit te breiden en de concurrentie, alsook de solidariteit tussen gelijken, te stimuleren, de efficiëntie, maar ook de geloofwaardigheid van hervormingen, te vergroten en meer duidelijkheid en coherentie voor potentiële investeerders te bieden. De EU steunt de ontwikkelingslanden bij hun inspanningen op dit gebied. De WCSDG merkt terecht op dat de cruciale efficiëntieverbeteringen die de handel in de ontwikkelingslanden in de hand kan werken, beperkt zijn gebleven door de aanhoudende protectie in juist die sectoren waar deze dikwijls relatieve voordelen hebben - met name landbouw, verwerkte producten en arbeidsintensieve goederen. Dit geldt zowel voor ontwikkelingsmarkten als voor ontwikkelde markten. Ofschoon op deze laatste de belemmeringen soms worden gecompenseerd door overeenkomsten inzake preferentiële toegang, zoals het Alles behalve wapens-initiatief van de EU voor de minst ontwikkelde landen, zijn dergelijke hoge markttoegangsniveaus eerder uitzondering dan regel. Wil de internationale arbeidsverdeling beter ten behoeve van de ontwikkeling functioneren, dan moeten deze belemmeringen uit de weg worden geruimd. Daarnaast valt, zoals de WCSDG onderstreept, niet te ontkennen dat de efficiëntievoordelen door de handel gepaard gaan met aanpassingskosten. De voordelen van de openstelling van de markt zijn normaalgesproken groter dan de kosten. De kosten concentreren zich gewoonlijk echter bij die bevolkingsgroepen die in het verleden van bescherming genoten, terwijl de voordelen meer gespreid zijn en dus minder zichtbaar. Als de voordelen van de integratie in de wereldeconomie niet gelijkmatiger kunnen worden gespreid over en binnen de landen, zal de steun voor de globalisering broos blijven. De economische en industriële herstructureringen tot een goed einde brengen is geen eenvoudige opgave en de overgangsperiode kan heel lang zijn. Anticiperen is belangrijk. De werknemers moeten worden gesteund zodat zij de kansen die de globalisering biedt, kunnen aangrijpen en zich in kunnen stellen op toekomstige veranderingen. Zowel in Noord als Zuid is een adequaat ondersteunend beleid nodig om te anticiperen op de lange termijn en om de negatieve effecten op de korte termijn voor kwetsbare regio's, sectoren en werknemers te verzachten. De regeringen moeten zorgen voor een doeltreffend flankerend beleid, afgestemd op hun ontwikkelingsniveau, dat het creëren van nieuwe banen door de oprichting van nieuwe bedrijven stimuleert, omscholing bieden, een actief arbeidsmarktbeleid volgen en adequate vangnetten bieden. Daarnaast moeten zij de bijdrage van migrerende werknemers tot de economische groei maximaliseren en hun een billijk aandeel in de groeiende welvaart bieden door hun daadwerkelijke integratie in de samenleving te garanderen. De WCSDG benadrukt dat in sommige landen de globalisering de verschillen tussen mannen en vrouwen heeft vergroot. Diepgewortelde en al lang bestaande ongelijkheden tussen de seksen leiden er dikwijls toe dat de sociale kosten van de globalisering onevenredig zwaar op de vrouwen rusten. Maar, zoals de WCSDG ook aangeeft, deze verschillen hangen grotendeels af van de mate waarin vrouwen en mannen in de normen, instellingen en het beleid van een land gelijkgesteld zijn op het ogenblik dat het in de wereldeconomie geïntegreerd wordt [14]. Gelijkheid van mannen en vrouwen is een fundamentele doelstelling van het interne en buitenlandse beleid van de EU en een essentieel onderdeel van de internationaal overeengekomen fundamentele arbeidsnormen (CLS). [14] WCSDG-rapport, 214-217. 3. Het belang van het sociaal-economisch model van de EU Zoals in het WCSDG-rapport wordt erkend, is de EU een zeer bijzonder model van politieke, economische en sociale integratie. Met behoud van de afzonderlijke nationale identiteiten van de lidstaten heeft de EU een interne markt tot stand gebracht met vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen. Door de Economische en Monetaire Unie werd dit proces nog verder doorgevoerd en werden nieuwe mogelijkheden gecreëerd voor producenten, dienstverleners en consumenten. Zodoende heeft zij bijgedragen tot de verbetering van de levensomstandigheden van haar burgers en met name van die in de minst ontwikkelde lidstaten. Het bbp per hoofd van de bevolking van Spanje en Portugal is gestegen van respectievelijk 71% en 54% van het EU-gemiddelde in 1985, toen zij tot de EU toetraden, tot 86% en 71% in 2002, terwijl dat van Ierland omhooggeschoten is van 60% in 1973 tot ruim 125% in 2002. De economische integratie van Europa kent allang een krachtige sociale dimensie. Ten tijde van de gemeenschappelijke markt had de sociale dimensie vooral betrekking op de rechten van de werknemers, de gelijkheid van mannen en vrouwen, en de sociaal-economische samenhang via de structuurfondsen. Maar naarmate de integratie voortschreed, is de sociale dimensie geleidelijk ook nog andere doelstellingen gaan omvatten, zoals volledige werkgelegenheid en betere banen, de kwaliteit van de onderwijs- en opleidingsstelsels, adequate en betaalbare sociale bescherming, de bevordering van de sociale dialoog en de bestrijding van discriminatie en sociale uitsluiting. Deze doelstellingen komen in de Europese verdragen en in de conclusies van de staatshoofden en regeringsleiders van de EU-lidstaten ter gelegenheid van de verschillende bijeenkomsten van de Europese Raad tot uitdrukking. Zo zijn de staatshoofden en regeringsleiders in 2000 in Lissabon een integrale strategie voor hervormingen overeengekomen die van Europa de meest concurrerende kenniseconomie van de wereld moet maken, met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang, door de bevordering van een synergetisch beleid dat beantwoordt aan de behoeften van het concurrentievermogen, de werkgelegenheid, de sociale vooruitgang en de bescherming van het milieu. Deze strategie vormt ook de grondslag voor het beleidsantwoord van de EU op de gevolgen van de globalisering voor het bedrijfsleven, de werkgelegenheid en de burgers in Europa. Tijdens de volgende bijeenkomst in Barcelona in 2002 heeft de Europese Raad het Europese sociale model omschreven als zijnde gebaseerd op goede economische prestaties en een hoog niveau van sociale bescherming, onderwijs en sociale dialoog [15]. Het Europees beleid bevordert de groei van de werkgelegenheid, onder andere door te investeren in onderwijs, vaardigheden en mobiliteit, en draagt bij tot de vermindering van het aantal mensen dat in armoede dreigt af te glijden, en tot de houdbaarheid van de socialebeschermingsstelsels. Het model benadrukt enerzijds dat de werknemers betrokken moeten worden bij de veranderingen die hen aangaan, met name bij het in goede banen leiden van bedrijfsherstructureringen, en anderzijds dat de kwaliteit van de arbeid moet worden verbeterd. [15] Conclusies van het Voorzitterschap, Europese Raad, Barcelona, 15 en 16 maart 2002. Het rapport van de WCSDG noemt een aantal elementen van het EU-model die in het bijzonder tot de verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden hebben bijgedragen: een sterk rechtskader; openheid voor de wereldeconomie en een daadwerkelijke markteconomie; goede sociale bescherming en gemeenschappelijke minimumnormen inzake arbeid, participatie van de belanghebbenden via de Europese sociale dialoog; gelijkheid van mannen en vrouwen; en meer in het algemeen eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat, democratie en versterking van het democratisch toezicht door het Europees Parlement. Het sociaal-economisch model van de EU en de Lissabon-strategie waarmee dit in praktijk wordt gebracht, zijn niet zonder meer op andere delen van de wereld overdraagbaar. Niettemin heeft de WCSDG er een aantal aspecten uitgelicht die voor de partners van de Unie van belang kunnen zijn. Dit geldt met name voor de processen die van fundamenteel belang zijn voor het bereiken van een evenwicht tussen de verschillende doelstellingen. Het EU-model legt bijvoorbeeld bijzondere nadruk op solide institutionele structuren voor de aanpak van economische, werkgelegenheids-, sociale en milieuvraagstukken en de wisselwerking daartussen, op doeltreffende openbare diensten en diensten van algemeen belang, op een krachtige sociale en burgerdialoog, en op investeringen in menselijk kapitaal en de kwaliteit van de werkgelegenheid. Het belang van het Europese sociaal-economische model voor landen die in een economisch overgangsproces verkeren, is onlangs in de praktijk gebleken in het kader van de laatste uitbreiding van de Unie. De omvorming van de economieën van de acht Midden- en Oost-Europese landen die na minder dan 15 jaar ervaring met de markteconomie op 1 mei 2004 tot de Unie zijn toegetreden, is een bewijs van de bijdrage die het Europese model kan leveren om iets te doen aan de sociale gevolgen voor de werknemers en hun gezinnen. De Commissie heeft met name benadrukt dat overheden, sociale partners en maatschappelijk middenveld beter in staat moeten worden gesteld om te anticiperen op de gevolgen van economische veranderingen, te investeren in onderwijs en vaardigheden van de werknemers, en houdbare socialebeschermingsstelsels te bieden om de schok voor individuen te verzachten. 4. Beheersing van de gevolgen van de globalisering in de EU De globalisering verhoogt de druk op de economische spelers in de EU om concurrerend te blijven. Zoals door de WCSDG wordt benadrukt, zijn de sociale gevolgen van aanpassingen ook van invloed op de industriële economieën. Wil de liberalisering van de handel slagen en maximaal economisch effect sorteren, dan moeten er mechanismen komen om de kosten van de aanpassing, met name die in verband met herstructureringen, op te vangen. Door de veranderingen in goede banen te leiden zal mede kunnen worden voorzien in de behoeften van degenen die de negatieve gevolgen ondervinden van de openstelling van de markt, en zullen de voordelen van de liberalisering gelijkmatiger worden gespreid [16]. Dit vergt een coherente en vooruitziende aanpak met de volledige betrokkenheid en inzet van alle publieke en private belanghebbenden. De WCSDG onderstreept ook het belang van regionale integratie om landen te helpen bij het in goede banen leiden van de globalisering en verwijst naar het beleid en de ervaringen van de EU [17]. [16] WCSDG-rapport, 173, 234, 278-289, 369-379 en bijlage 1. [17] WCSDG-rapport, 313-334. De algehele economische voordelen van de globalisering voor de EU zijn ongetwijfeld positief. Herstructureringen, waaronder verplaatsingen van bedrijven, treffen niet alleen laaggeschoolde werknemers en de industrie, maar ook in toenemende mate de dienstensector, met inbegrip van de hooggekwalificeerde banen in de kennisintensieve zakelijke dienstverlening. De economieën van de nieuwe lidstaten en met name die van de Midden- en Oost-Europese landen (LMOE) ondergaan al meer dan tien jaar ingrijpende herstructureringen [18] als gevolg van de overgang naar een markteconomie. Dit heeft geleid tot een aanzienlijke verschuiving van de werkgelegenheid tussen de drie voornaamste sectoren (landbouw, industrie en dienstverlening) en dit proces is nog steeds gaande. Zowel in de oude als in de nieuwe lidstaten vinden herstructureringen binnen sectoren plaats in het kader van de modernisering na de invoering van nieuwe technologieën of de opkomst van nieuwe concurrenten. [18] Werkgelegenheid in Europa 2002, hoofdstuk 5, en Werkgelegenheid in Europa 2003; Structural change, convergence and specialization in the EU Accession Countries, ed. by M. Landesmann, WIIW (oktober 2003). Om het concurrentievermogen van Europa op peil te houden moet fors worden geïnvesteerd in mensen van alle leeftijden. Dit is zelfs nog noodzakelijker in een vergrijzende samenleving, waarin het van essentieel belang is dat het volledige arbeidspotentieel wordt benut. De Lissabon-strategie, en met name de Europese werkgelegenheidsstrategie, moedigt overheden, bedrijven en sociale partners op alle niveaus aan het concurrentievermogen te bevorderen door meer te investeren in de vaardigheden van het personeel en door optimaal gebruik te maken van de informatie- en communicatietechnologieën. Van alle belanghebbenden wordt verlangd dat zij op veranderingen anticiperen, deze op gang brengen en absorberen. De EU investeert ook fors in menselijk kapitaal via de structuurfondsen en dit draagt in aanzienlijke mate bij tot de economische en sociale samenhang in de Unie. Deze middelen zouden echter gerichter kunnen worden aangewend om de problemen rond de globalisering aan te pakken, zoals bevordering van het aanpassingsvermogen en de inzetbaarheid van mensen en ondernemingen, en de gelijkmatigere verspreiding van onderzoek en innovatie in Europa. Met name het Europees Sociaal Fonds (ESF) zou als katalysator moeten fungeren voor nationale en regionale investeringen in werkgelegenheid en levenslang leren, een grotere kwaliteit en productiviteit op het werk, en sociale integratie. Het communautair initiatief, EQUAL, bevordert en beproeft nieuwe manieren om alle vormen van discriminatie en ongelijkheid op de arbeidsmarkt te bestrijden. Op het ogenblik richt het zich op zaken als leeftijdsmanagement en levenslang leren, oprichting van bedrijven en de sociale economie, een betere integratie in de arbeidsmarkt van achtergestelde groepen zoals gehandicapten, migranten en etnische minderheden, en de combinatie van beroep en gezin [19]. Communautaire samenwerking op onderwijs- en opleidingsgebied levert ook een aanzienlijke bijdrage aan de doelstellingen van de Lissabon-strategie, onder andere via de programma's Socrates, Leonardo da Vinci en Jeugd. [19] http://europa.eu.int/comm/ employment_social/equal/index_nl.html Zoals in het rapport van de Commissie over de economische en sociale samenhang [20] en de mededeling inzake de financiële vooruitzichten [21] wordt opgemerkt, moeten de structuurfondsen worden ingezet om de economische en sociale herstructureringen beter aan te pakken. [20] COM(2004) 107 definitief van 18.2.2004. [21] COM(2004) 101 definitief van 10.2.2004. Anticiperen op veranderingen, het in goede banen leiden van herstructureringen en zorgen voor het juiste evenwicht tussen flexibiliteit en zekerheid vereist zowel een daadwerkelijke bipartiete sociale dialoog als solide partnerschappen tussen werkgevers, vakbonden en overheden. Op de Tripartiete Sociale Top voor groei en werkgelegenheid van 25 maart 2004 zegden alle partners opnieuw toe zich in te zullen zetten voor een nieuw Europees Partnerschap voor veranderingen en spraken zij af de op de verschillende partnerschapsniveaus geboekte vooruitgang op de volgende tripartiete sociale toppen te zullen evalueren. Partnerschappen worden van bijzonder belang om de gevolgen van de voortgaande herstructureringen in de nieuwe lidstaten te beheersen, waar zowel de werkgeversorganisaties als de vakbonden beter in staat moeten worden gesteld een constructieve bipartiete sociale dialoog aan te gaan. Dit is van fundamenteel belang, willen zij het eens kunnen worden over de maatregelen die nodig zullen zijn om de mogelijk negatieve sociale gevolgen van de herstructureringen te verzachten en te beheersen. Sterke organisaties van sociale partners kunnen aanzienlijke bijdragen leveren tot de kwaliteit van de werkgelegenheid en de handhaving van het concurrentievermogen van bedrijven door de motivatie, loyaliteit, creativiteit en productiviteit van de werknemers te verzekeren. Het Europees Verdrag moedigt de dialoog tussen de sociale partners op centraal en bedrijfstakniveau aan en de Commissie heeft hun verzocht beter gebruik te maken van de mogelijkheden die collectieve overeenkomsten bieden [22]. De bedrijfstakoverkoepelende en sectorale sociale partners hebben herstructurering en veranderingsmanagement in hun respectieve werkprogramma's en lopende activiteiten opgenomen, en nemen ook onderwerpen op als levenslang leren en kwaliteit op het werk. De Commissie heeft hun gevraagd de initiatieven inzake herstructurering meer in detail te bespreken. Het in oktober 2001 opgerichte Europees Waarnemingscentrum voor het veranderingsproces zal de sociale partners de nodige instrumenten verschaffen om een beter inzicht te krijgen in het veranderingsproces, erop te anticiperen en het in goede banen te leiden, en is thans bezig zijn activiteiten uit te breiden tot de nieuwe lidstaten. [22] COM(2002) 341 definitief van 26.6.2002. Het Gemeenschapsrecht behelst minimumeisen die alle lidstaten en alle ondernemingen in acht moeten nemen wanneer zij massaontslagen overwegen of aan andere beslissingen werken die voor de werknemers gevolgen kunnen hebben. De meest recente teksten stimuleren dat de werknemers in een zo vroeg mogelijk stadium bij de besluitvorming worden betrokken, met name als het gaat om strategische kwesties en de te voorziene werkgelegenheid binnen ondernemingen. Daarnaast volgen steeds meer individuele ondernemingen een sociaal verantwoorde benadering van het veranderingsmanagement. De EU moedigt dergelijke initiatieven aan. De EU-wetgeving behelst minimumnormen inzake veiligheid en gezondheid op het werk en inzake de arbeidsomstandigheden en de sociale partners zijn nauw betrokken bij hun totstandkoming en omzetting. Fundamentele arbeidsnormen zoals non-discriminatie op het werk en gelijke kansen voor mannen en vrouwen worden door de EU-wetgeving gegarandeerd. De vrijheid van vereniging en collectieve onderhandelingen zijn verankerd in het Europese Handvest van grondrechten. Om bij het bedrijfsleven en de werknemers een positieve instelling tegenover veranderingen te vergemakkelijken, moeten de door de socialebeschermingsstelsels geboden waarborgen duurzaam zijn, wat in veel gevallen een hervorming en modernisering impliceert. De Unie steunt het hervormingsproces via een open coördinatiemethode, die erop gericht is goede praktijken uit te wisselen en een grotere convergentie in de richting van de belangrijkste doelstellingen van de EU te bereiken: de lidstaten komen gemeenschappelijke doelstellingen overeen met betrekking tot de sociale toereikendheid en financiële houdbaarheid van hun socialebeschermingsstelsels en wisselen goede praktijken uit en doen aan intercollegiale toetsing. Na de geslaagde toepassing van de open coördinatiemethode op het gebied van de pensioenen is de Commissie onlangs met een voorstel gekomen voor een nieuw coördinatieproces op het gebied van de gezondheidszorg. De Lissabon-strategie moedigt ook een institutioneel en regelgevend kader aan dat moet leiden tot investeringen in onderzoek en innovatie zodat Europa voor de vestiging van ondernemingen aantrekkelijk blijft. De Commissie is van mening dat de Unie de verdere bundeling van activiteiten zou moeten bevorderen (O&O en productielocaties). Evenzo zijn doeltreffende overheidsdiensten en diensten van algemeen belang essentieel voor de bevordering van het concurrentievermogen en de sociale integratie. De EU steunt ook de plaatselijke ontwikkeling en de WCSDG wijst op het werkgelegenheids- en milieupotentieel van plaatselijke initiatieven [23]. [23] WCSDG-rapport, 290-312. Mede door middel van duurzaamheidseffectrapportages van de onderhandelingen over de liberalisering van de handel moeten de interne aspecten van de liberalisering op de EU, en met name op de zwakste regio's en industrieën, beter beoordeeld kunnen worden en de relaties tussen de verschillende beleidsonderdelen beter geïdentificeerd [24]. Duurzaamheidseffectrapportages en de integratie van de resultaten daarvan in het EU-beleid moeten de Unie beter in staat stellen de interne en externe sociale, economische en milieuproblemen van de liberalisering aan te pakken. De oprichting van een stuurgroep, waaraan ook de sociale partners en het maatschappelijk middenveld deelnemen, zal voor een aanzienlijke sociale dimensie in de duurzaamheidseffectrapportages zorgen. [24] Sinds 1999 wordt de duurzaamheidseffectrapportage algemeen toegepast op alle belangrijke onderhandelingen en zij maakt thans deel uit van een breder kader voor effectbeoordeling, COM(2002) 276 def. 5. De globalisering in goede banen leiden - EU-actie ten behoeve van de sociale dimensie van de globalisering Het WCSDG-rapport is relevant voor een aantal sectoren van het buitenlands beleid van de EU. 5.1. De sociale dimensie van de Europese betrekkingen met derde landen en regionale groeperingen De betrekkingen van de Europese Gemeenschap met derde landen omvatten vele aspecten die in het WCSDG-rapport aan bod komen, met name goede governance, de rechtsstaat, mensenrechten en het democratiseringsproces, alsook sociale ontwikkeling zonder welke economische ontwikkeling niet tot duurzame vooruitgang kan leiden. 5.1.1. Bilaterale en regionale overeenkomsten De EU heeft met nagenoeg alle landen en vele regionale groeperingen in de wereld overeenkomsten gesloten. Hoofddoel hierbij is om overal ter wereld stabiliteit en duurzame economische en sociale ontwikkeling te bevorderen. De bilaterale en regionale overeenkomsten van de EU bevatten hiertoe regels voor de institutionele organisatie van het politiek en technisch overleg en een kader voor met name economische, institutionele en sociale samenwerking. Voorts is in de meeste overeenkomsten een sociaal hoofdstuk opgenomen, dat soms nog niet optimaal wordt gebruikt. Sinds 1992 vormt de naleving van de democratische beginselen, mensenrechten en rechtsstaat een wezenlijk onderdeel van alle overeenkomsten met derde landen of regionale groeperingen. Bij dit proces zijn ook het maatschappelijk middenveld en de sociale partners betrokken. De dialoog met en raadpleging van het plaatselijk maatschappelijk middenveld en overleg tussen autoriteiten en maatschappelijk middenveld van de partnerlanden worden gestimuleerd. Alle bilaterale onderhandelingen zijn voor de Commissie een gelegenheid om in haar overeenkomsten meer accent te leggen op de duurzame ontwikkeling en om haar beleidsverplichtingen in concrete actie om te zetten. Het is dan ook van belang dat de bestaande bepalingen over fundamentele arbeidsnormen, zoals artikel 50 van de Overeenkomst van Cotonou en andere akkoorden, werkelijk ten uitvoer worden gelegd. De Commissie zet zich ook in voor de uitvoering van duurzaamheidseffectrapportages bij bilaterale onderhandelingen. Daarbij wordt aan de hand van een brede reeks indicatoren en na ruim overleg met de belanghebbenden, zoals verenigingen uit de private sector, vakbonden en het maatschappelijk middenveld in het algemeen, onder meer beoordeeld wat de gevolgen voor de sociale ontwikkeling in de EU en haar partnerlanden zijn. In september 2002 gingen de onderhandelingen over economische partnerschapsovereenkomsten [25] tussen de EU en de ACS-landen van start. Sociale aspecten, zoals armoede, werkgelegenheid of de Zuid-Zuidmigratie zijn hoofdthema's bij het overleg over de ontwikkelingsdimensie van de economische partnerschapsovereenkomsten. Naar het voorbeeld van de Overeenkomst van Cotonou heeft de EG ook in latere bilaterale overeenkomsten specifieke bepalingen over fundamentele arbeidsnormen opgenomen. Zo bevat de associatieovereenkomst met Chili uit 2002 een uitgebreide titel over sociale samenwerking [26]. Meer recentelijk wordt in het ontwerp van de overeenkomst voor de bevordering van handel en investeringen tussen de EU en Canada (maart 2004) een dialoog over duurzame ontwikkeling, inclusief de sociale dimensie ervan, voorgesteld. De Commissie wil zich in lopende en toekomstige bilaterale onderhandelingen blijven inspannen om duurzame ontwikkeling in de overeenkomsten centraal te stellen. [25] Economische partnerschapsovereenkomsten zijn een ambitieuze manier om ontwikkeling door middel van handel en integratie te bevorderen. Deze overeenkomsten zullen vanaf 2008 in werking treden. [26] De partijen verplichten zich voorrang te geven aan het scheppen van werkgelegenheid en de naleving van sociale grondrechten en met elkaar samen te werken bij een aantal maatregelen ter vermindering van de armoede en sociale uitsluiting, ter modernisering van de arbeidsverhoudingen e.d. De Commissie werkt ook al vele jaren met Japan en de VS samen op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken en overweegt deze samenwerking uit te breiden tot Canada, China en eventueel ook tot andere opkomende economieën. Bilaterale betrekkingen kunnen ook positieve prikkels geven om producten met bepaalde sociale en/of milieunormen in overeenstemming te brengen. Zij kunnen een gelegenheid zijn om voor een betere beleidscoherentie te zorgen, met name tussen handelsbesprekingen, uitvoering, duurzaamheidseffectrapportages en technische bijstand, wat kan worden bereikt door een optimale toewijzing van steun aan gebieden waar de aanpassingskosten het hoogst zijn. Een andere mogelijkheid is de ontwikkeling van gemeenschappelijke processen om tot een onderling partnerschap voor duurzame ontwikkeling te komen. De EG zal onderzoeken of in het kader van bilaterale overeenkomsten nieuwe gemeenschappelijke mechanismen kunnen worden opgezet om aspecten die voor de sociale dimensie van de globalisering relevant zijn, te bespreken en te volgen. Internationale organisaties, zoals de IAO, zullen worden uitgenodigd hieraan deel te nemen. Zo kunnen bijvoorbeeld gezamenlijke bilaterale "waarnemingsposten" worden opgericht om toezicht te houden op ontwikkelingen en om een forum te bieden waar regeringen, het Europees Parlement, de sociale partners en het maatschappelijk middenveld in het algemeen, van gedachten kunnen wisselen, terwijl ook internationale organisaties en instellingen volop bij het proces betrokken blijven. 5.1.2. Politieke dialoog op regionaal niveau De Europese Gemeenschap heeft ook bijgedragen tot nauwe betrekkingen op regionaal niveau en heeft consequent steun gegeven aan regionale integratiepogingen en -processen in andere delen van de wereld. Regionale integratie is een zinvolle stap op weg naar een betere integratie van de wereldeconomie en moet ertoe bijdragen dat de globalisering optimaal ten goede komt aan de betrokken landen en regio's. Bijvoorbeeld, bij haar betrekkingen met de Balkanstaten heeft de EU sterk de nadruk gelegd op regionale samenwerking en integratie om de sociale, economische en politieke stabiliteit te vergroten en een eerste stap te zetten naar verdere integratie met de EU. Voorts heeft de EU een reeks politieke dialogen op regionaal niveau ontwikkeld, zoals de Bijeenkomst Azië-Europa (ASEM) en de topontmoetingen tussen de EU en Latijns-Amerika en het Caribisch gebied op het niveau van de staatshoofden. De politieke betrekkingen met de 78 ACS-landen zijn geregeld in de Overeenkomst van Cotonou, waarin een reeks instrumenten en instellingen ter bevordering van de politieke dialoog zijn vastgelegd. Ook vindt regelmatig politiek overleg plaats met Ecowas (Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten), de SADC (Ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika) en de Afrikaanse Unie. Deze dialogen op hoog niveau bieden de mogelijkheid de door de globalisering gestelde uitdagingen te bespreken en gemeenschappelijke strategieën te ontwikkelen. In het kader van ASEM streven Europese en Aziatische leiders naar oplossingen voor globale vraagstukken die alle partijen aangaan, waaronder de gevolgen van de globalisering, de beheersing van de migratiestromen, de verlaging van handels- en investeringsbelemmeringen, de hervorming van het financieel en sociaal beleid en milieuvraagstukken. De recente ontwikkelingen in Latijns-Amerika zijn er een goed voorbeeld van hoe sociale aspecten en de sociale dimensie van de globalisering steeds meer op de voorgrond staan. Sociale samenhang staat boven aan de agenda van de top tussen de EU en Latijns-Amerika en het Caribisch gebied, die in mei 2004 in Guadalajara zal plaatshebben. De Commissie heeft in dit verband voorgesteld dat de staatshoofden en regeringsleiders van beide regio's concreet besluiten om: (a) Latijns-Amerikaanse landen aan te moedigen de sociale samenhang te vergroten door de goedkeuring van deugdelijke en efficiënte maatregelen ter vermindering van armoede, ongelijkheden en uitsluiting op het gebied van democratische governance, sociaal beleid, overheidsfinanciën en fiscaal beleid; (b) de internationale gemeenschap, waaronder met name de internationale financiële instellingen (IFI's), aan te moedigen deze maatregelen te steunen en erop toe te zien dat hervormingsprogramma's zorgvuldig op hun gevolgen voor de sociale samenhang en sociale stabiliteit worden onderzocht; en (c) de samenwerking tussen de EU en Latijns-Amerika op het gebied van de sociale samenhang te versterken. Deze aanpak sluit aan bij de aanbevelingen en standpunten van de WCSDG over regionale integratie als springplank naar een eerlijkere globalisering [27]. [27] WCSDG-rapport, 327-331en bijlage 1 over nationale governance, punt 8. 5.1.3. Nabuurschapsbeleid Het "Europese nabuurschapsbeleid" beoogt de banden met de oostelijke en zuidelijke buurlanden van de Unie na de uitbreiding aan te halen. Het uiteindelijke doel is de totstandbrenging van een ruimte van stabiliteit en welvaart op basis van gedeelde waarden en gemeenschappelijke belangen. Dit beleid zal de partnerlanden helpen bij de uitvoering van politieke en economische hervormingen en tegelijk de dialoog en samenwerking met hen op sociaal gebied versterken. De samenwerking op sociaal gebied zal met name de regionale ontwikkeling, werkgelegenheid, het sociaal beleid en structurele hervormingen omvatten. Wat de regionale ontwikkeling betreft, zal de EU de regeringen van de partnerlanden aanmoedigen programma's op te stellen die de decentralisatie stimuleren, regionale ongelijkheden beperken, nieuwe banen scheppen en fundamentele arbeidsnormen en de sociale dialoog bevorderen. Beleid ter vermindering van de armoede en ter verbetering van de nationale socialezekerheidsstelsels zal eveneens worden gesteund. De EU zal de regeringen van partnerlanden ook aanmoedigen de doeltreffendheid van bijstandsregelingen te verbeteren, strategieën toe te passen om de economische groei en de ontwikkeling van het MKB te bevorderen, kinderarmoede te bestrijden en met name op het platteland een vrije toegang tot het lager en secundair onderwijs voor jongens en meisjes te waarborgen. 5.1.4. Bevordering van de mensenrechten en de democratisering in derde landen Het globaliseringproces heeft het potentieel om vrijheid, rechtvaardigheid en welvaart teweeg te brengen. De mededeling van de Commissie over de rol van de Europese Unie bij de bevordering van de mensenrechten en de democratisering in derde landen [28] laat zien hoe de Unie ertoe bijdraagt dat de globalisering een eerlijk proces is dat aan ieder ten goede komt. De integratie van mensenrechten en democratiseringsvraagstukken in alle EU-beleidssectoren wordt aangevuld met financiële steun die via het Europees initiatief voor de democratie en de mensenrechten (EIDHR) voor de activiteiten van maatschappelijke en internationale organisaties in derde landen wordt verleend. Er bestaat nauw verband tussen goede governance, inclusief de bestrijding van corruptie, en de rechtsstaat, de bescherming van mensenrechten en fundamentele vrijheden en de kwaliteit van het rechtsapparaat [29]. Een passend en naar behoren gehandhaafd rechtskader garandeert dat de rechten van werknemers en burgers worden beschermd en is ook van essentieel belang voor de sociale bescherming van burgers in het algemeen en werknemers in het bijzonder. Een dergelijk kader maakt het mogelijk fatsoenlijk werk te bevorderen, illegaal werk te bestrijden en in het geweer te komen tegen de exploitatie van bepaalde kwetsbare bevolkingsgroepen, zoals vrouwen en kinderen, die meer risico lopen het slachtoffer te worden van mensenhandelaars, lage betaling, werkloosheid en van morele en seksuele intimidatie en ander misbruik. [28] COM(2001) 252 definitief van 8.5.2001. [29] Mededeling betreffende een algemeen EU-beleid ter bestrijding van corruptie, COM (2003) 317 definitief van 28.5.2003. 5.1.5. Migratie Migratie is een belangrijk en gevoelig punt in de discussie over de globalisering. Alle aspecten van dit vraagstuk moeten aan bod komen, niet alleen de Zuid-Noordmigratie, maar ook de Zuid-Zuidmigratie, de menselijke aspecten inclusief de basisrechten van migranten en hun bescherming en integratie alsmede alle verschillende economische en sociale aspecten, zoals geldovermakingen naar het buitenland en braindrain/braingain. Bilaterale en multilaterale besprekingen over dit fenomeen moeten verder worden ontwikkeld, waarbij ook de veiligheidsimplicaties in aanmerking moeten worden genomen. De Unie werkt verder aan een reeks regels voor de EU-aanpak van het migratieprobleem. Sinds enkele jaren bevatten de samenwerkings- en associatieovereenkomsten met derde landen ook bepalingen over migratie. De WCSDG beveelt aan een multilateraal kader voor het grensoverschrijdend verkeer van personen tot stand te brengen en stelt diverse maatregelen voor, ook op regionaal niveau [30]. [30] WCSDG-rapport, 428-446 en bijlage 1 over arbeid in de globale economie, punten 2 en 3. 5.2. Ontwikkeling en externe samenwerking 5.2.1. De internationale ontwikkelingsdoelstellingen De EU heeft zich verplicht haar internationale ontwikkelingshulp vooral te richten op verwezenlijking van de internationale ontwikkelingsdoelstellingen (MDG's) door de ontwikkelingslanden. De MDG's vormen samen met het uitvoeringsplan van de Wereldconferentie over duurzame ontwikkeling van Johannesburg een ambitieuze agenda voor armoedevermindering en duurzame ontwikkeling. De WCSDG wijst op het belang van de MDG's als een eerste stap naar het leggen van een sociaal-economische basis voor de globale economie en roept op om meer middelen hiervoor vrij te maken [31]. [31] WCSDG-rapport, 21, 450-481, bijlage 1 over beter internationaal beleid. Gezien het bovenstaande zal de EG vooral trachten haar internationale verplichtingen na te komen, met duidelijke doelstellingen voor armoede, onderwijs, gezondheid, gender en milieu. De specifieke doelstellingen en acties waarover in Monterrey [32] en Johannesburg overeenstemming werd bereikt, zullen hierbij het tempo en de koers aangeven. Eerst zal de coherentie van het EU-beleid worden versterkt, omdat deze doelstellingen anders niet haalbaar zijn. Er zal voortdurend op worden gelet dat het interne en buitenlandse EU-beleid naleving van de overeengekomen internationale verplichtingen bevordert en geen afbreuk doet aan de doelstellingen van de EG-ontwikkelingssamenwerking. Voorts zal een doorlopende beoordeling worden uitgevoerd naar de gevolgen voor de ontwikkelingslanden van ander EU-beleid (bv. handelsbeleid, landbouw- en visserijbeleid, migratiebeleid, beleid inzake milieu, voedselveiligheid, onderzoek, informatie- en communicatietechnologieën, de EU-veiligheidsstrategie, drugsbestrijding, witwaspraktijken, mensenhandel, het internationale terrorisme). [32] Mededeling van de Commissie "Omzetting van de Consensus van Monterrey in de praktijk: bijdrage van de Europese Unie", COM(2004) 150 definitief van 5.3.2004. 5.2.2. Externe samenwerking De partnerlanden zijn in hoge mate zelf voor hun sociale ontwikkeling verantwoordelijk. Zij moeten ervoor zorgen dat hun binnenlands beleid de mensenrechten en fundamentele vrijheden en de rechtsstaat eerbiedigt en zij moeten garant staan voor transparant en verantwoordelijk bestuur. Zij moeten ook de handel in nationale ontwikkelingsstrategieën integreren en ervoor zorgen dat de voordelen van integratie in de wereldeconomie gelijker worden verdeeld. Daartoe is het volgende nodig: a) hervorming van instellingen en regelgeving, ook op landbouw- en visserijgebied, wat tot nieuwe, duurzame, formele werkgelegenheid in de particuliere sector en tot een doeltreffende arbeidsmarkt zal leiden ; b) verbetering van de toegang tot sociale voorzieningen voor iedereen, met name tot de gezondheidszorg en het onderwijs; c) ontwikkeling of verbetering van herverdelingsmechanismen, waaronder socialebeschermingsregelingen; d) meer betrokkenheid van niet-overheidsactoren, naleving van de fundamentele arbeidsnormen en bevordering van de sociale dialoog. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de internationale gemeenschap om deze doelstellingen te bevorderen. De EU moedigt de invoering van dergelijk beleid aan, met name door haar regionale en bilaterale steunregelingen en in het kader van nationale samenwerkingsprogramma's met partnerlanden. De EG-aanpak van de sociale dimensie van de externe bijstand - in overleg met en met steun aan de partnerlanden - wordt beschouwd als onderdeel van het democratiserings- en stabilisatieproces en als vereiste om een minimum aan acceptatie en steun te verwerven voor de belangrijke economische en sociale veranderingen waaraan de partnerlanden het hoofd moeten bieden. Deze aanpak draagt ertoe bij de schok van de sociale gevolgen van de omschakeling op te vangen en zo een duurzamer ondernemings- en handelsklimaat tot stand te brengen. Om een beter beeld te krijgen van de sociale gevolgen van de globalisering en om de externe steunmaatregelen beter op het doel af te stemmen, wil de Europese Gemeenschap bevorderen dat de sociale dimensie, met name op bovengenoemde gebieden, in de planning en uitvoering van haar programma's en projecten wordt geïntegreerd. De Aziatische crisis en het effect van de hervormingen in transitielanden maken duidelijk hoe belangrijk socialebeschermingsregelingen en passende herverdelingsmechanismen zijn om de sociale gevolgen van crisis en omschakeling te verzachten. Deze praktijken en sociale regelingen moeten op duurzame en institutionele basis worden ontwikkeld. De Latijns-Amerikaanse ervaringen met sociale instabiliteit en politieke onrust laten zien hoe belangrijk een goed functionerende sociale dialoog is. De beoordeling van de wisselwerking tussen globalisering en gendergelijkheid moet bijzondere aandacht krijgen. Daarom hecht de EU in het kader van haar ontwikkelingsbeleid groot belang aan gendermainstreaming. Handelshervormingen brengen vaak omschakelingskosten mee voor bepaalde bevolkingsgroepen, die dan ook hulp nodig hebben om zich aan de nieuwe situatie aan te passen. Het IMF heeft aangekondigd een handelsintegratiemechanisme in te stellen ten behoeve van landen die door wijzigingen in het handelsbeleid, zoals de opheffing van contingenten in het kader van het multivezelakkoord, betalingsbalansproblemen hebben. De internationale gemeenschap moet het probleem van de aanpassingskosten echter systematischer aanpakken, wil zij negatieve sociale gevolgen vermijden. In het kader van een coherente ontwikkelingsstrategie wordt door de EU stapsgewijs een steunmechanisme voor handelsgerelateerde aanpassingen ontwikkeld. Daarbij wordt op drie niveaus steun verleend: a) de opbouw van een passende interne institutionele capaciteit ter ondersteuning van de vereiste beleidshervormingen, inclusief de hervorming van belastingregelingen om de daling van overheidsinkomsten ten gevolge van de geringere inkomsten uit invoerrechten te ondervangen; b) programma's om op de vereiste aanpassingen te anticiperen, waarbij wordt gestreefd naar een rechtvaardigere verdeling van de voordelen en naar een soepele overgang van de productiemiddelen van sectoren die voorheen waren beschermd naar sectoren met het grootste comparatieve voordeel; en c) flankerende programma's om de productiecapaciteit te ontwikkelen, zodat de kansen die uit een betere markttoegang voortvloeien optimaal kunnen worden benut. Handelsgerelateerde bijstand die getroffen landen moet helpen zich economisch en sociaal aan te passen neemt een belangrijke plaats in op de multilaterale agenda van de EU, die hieronder nader wordt beschreven. De afgelopen vier jaar heeft de EU bij haar programmering aanzienlijk meer uitgetrokken voor handelsgerelateerde bijstand in alle ontwikkelingsregio's. In toekomstige programma's voor ontwikkelingssteun moet echter meer nadruk worden gelegd op het helpen van minder ontwikkelde landen om de handel in hun armoedeverminderingsstrategieën te integreren en de sociale gevolgen van de handelsliberalisatie te beheersen, met name door de opbouw van sociale beschermingsregelingen en van een sociaal-economische basis voor de hervorming van de handel. Dat zal een gunstiger klimaat voor investeringen en nieuwe banen in de formele economie scheppen en een rechtvaardige verdeling van de voordelen van de groei moeten garanderen. De EU zal ertoe aansporen dat hulpprogramma's van bilaterale donoren en andere internationale organisaties op dezelfde leest geschoeid zijn. 5.3. Een handelsbeleid dat de sociale ontwikkeling ten volle ondersteunt Er wordt algemeen erkend dat de liberalisatie van de handel een essentiële bijdrage levert aan de globale groei en ontwikkeling. Aanhoudende groei in de internationale handel bevordert de concurrentie en efficiëntie en leidt daardoor tot het behoud van een hogere productiviteitsgroei. De regionale integratie, die hierboven wordt besproken, kan de groei weliswaar bevorderen, maar blijft tweede keus in vergelijking met ambitieuzere multilaterale inspanningen. Volgens de Wereldbank [33] kan uitvoering van de ontwikkelingsagenda van Doha (DDA) van de WTO tegen 2015 een voordeel opleveren van zo'n 270 miljard tot 520 miljard dollar. [33] Global Economic Prospects 2004, Realizing the Development Promise of the Doha Agenda. De globalisering kan alleen eerlijk en rechtvaardig zijn, als zij ten goede komt aan de zwakste en kwetsbaarste groepen. In de mededeling van de Commissie uit 2001 over fundamentele arbeidsnormen [34] wordt een reeks initiatieven op het gebied van het handelsbeleid voorgesteld om de sociale ontwikkeling te bevorderen, die zijn gebaseerd op het universele karakter van de fundamentele arbeidsnormen, op de steun van de EU voor het werk van de IAO en op een grotere en intensievere samenwerking met andere internationale organisaties. De Raad Algemene Zaken heeft vervolgens op 21 juli 2003 zijn instemming met deze aanpak betuigd. [34] Mededeling "Bevordering van fundamentele arbeidsnormen en verbetering van de sociale governance in de context van de globalisering", COM(2001) 416 definitief van 18.7.2001, hierna de "mededeling uit 2001" genoemd. Sinds de mededeling uit 2001 heeft de Commissie zich ingezet voor deze algemene aanpak en gewerkt aan een aantal concrete initiatieven op multilateraal en bilateraal vlak, onder meer via de WTO [35], met betrekking tot het stelsel van algemene preferenties (SAP) en bij de bilaterale en regionale betrekkingen met ontwikkelingslanden [36]. In dit punt wordt onder meer uitgelegd wat de Commissie ondernomen heeft om de doelstellingen van 2001 te verwezenlijken en hoe verder hieraan kan worden gewerkt. [35] In zijn conclusies heeft de Raad de EU aangespoord om aan te zetten tot autonome en vrijwillige discussies over socialeontwikkelingsvraagstukken - inclusief de naleving van fundamentele arbeidsnormen - bij de toetsing van het handelsbeleid in WTO-verband. Ter voorbereiding van de komende toetsing van het EU-handelsbeleid verzamelt de Commissie informatie over de positieve correlatie tussen sociale normen in de EU en de economische en handelsprestaties van de EU. De Commissie is van oordeel dat deze vrijwillige actie op zinvolle wijze de positieve correlatie tussen sociale ontwikkeling, marktopenstelling en multilaterale handelsregels aantoont. [36] In punt 5.1.1 wordt nader hierop ingegaan. De DDA-onderhandelingen zijn een gelegenheid om bij te dragen aan de verwezenlijking van de socialeontwikkelingsdoelstellingen in de Millenniumverklaring en aan duurzame ontwikkeling. Zij zijn een belangrijke kans om langdurige economische groei te bevorderen, handel, investeringen en duurzame ontwikkeling te stimuleren en om de door de globalisering gestelde uitdagingen in goede banen te leiden. Daardoor worden ontwikkelingslanden geholpen zich een plaats te veroveren in het wereldhandelssysteem, zodat zij de armoede kunnen bestrijden en de levensstandaard en arbeidsomstandigheden voor iedereen kunnen verhogen [37]. De WCSDG erkent dat de DDA van cruciale betekenis is en stimuleert pogingen om de multilaterale handelsliberalisatie aan alle landen, en aan alle sociale groepen binnen die landen, ten goede te doen komen. De WCSDG benadrukt ook dat handelsliberalisatie een middel moet zijn om bepaalde hogere doelstellingen te bereiken, zoals sterke en aanhoudende groei, volledige werkgelegenheid, de bevordering van fatsoenlijk werk en de vermindering van armoede. De EU heeft getracht deze doelen bij haar onderhandelingspositie in acht te nemen door bij alle belangrijke onderhandelingspunten rekening te houden met socialeontwikkelingsaspecten, vaak in de vorm van een bijzondere of gedifferentieerde behandeling. In haar mededeling van september 2002 over handel en ontwikkeling heeft de Commissie drie factoren geïdentificeerd, die essentieel zijn om bij de DDA-onderhandelingen een werkelijk ontwikkelingsvriendelijk resultaat te boeken. Deze factoren, die vervolgens door de Raad werden bekrachtigd, zijn markttoegang, multilaterale regels en handelsgerelateerde bijstand en capaciteitsopbouw [38]. [37] Mededeling van de Commissie "Hervatting van de DDA-onderhandelingen - het EU-perspectief", COM(2003) 734 definitief van 26.11.2003. [38] Hierop werd ingegaan in punt 5.2.2. Wat de markttoegang betreft, is de EU voorstander van een aanpak waarbij alle WTO-leden naar gelang van hun economische ontwikkeling en capaciteiten aan het liberalisatieproces deelnemen en die tegelijk gericht is op marktopenstelling of vermindering van handelsverstoringen voor sectoren en producten die voor de ontwikkelingslanden van bijzonder belang zijn. Op die manier draagt de handelsliberalisatie bij tot een vermindering van de armoede en tot economische groei in de ontwikkelingslanden en schept zij de voorwaarden voor een rechtvaardige sociale ontwikkeling. Aangezien enkele van de grootste handelsbelemmeringen tussen ontwikkelingslanden zelf bestaan, is de opening van nieuwe markten door de Zuid-Zuidhandel net zo belangrijk. Dit kan ook de vrees van diverse zwakkere ontwikkelingslanden voor de gevolgen van het verlies van preferenties verminderen. Daarnaast blijft het de bedoeling dat ontwikkelde lidstaten van de WTO zinvolle initiatieven nemen. Een voorbeeld daarvan is het initiatief van de EU om de export uit minst ontwikkelde landen zonder invoerrechten en contingenten op haar markt toe te laten. De sociale gevolgen van het gewijzigde handelsbeleid zijn vooral merkbaar in bepaalde industriële sectoren. In de staalsector hadden de recente handelsmaatregelen van de VS niet alleen gevolgen voor de werknemers in de EU, maar ook voor die in de ontwikkelingslanden. In de textiel- en kledingbranche hebben veranderingen in het handelsstelsel tot resultaat dat bepaalde zwakkere ontwikkelingslanden het marktaandeel zullen verliezen waarop zij door het contingentenstelsel steeds konden rekenen [39]. De negatieve gevolgen van bepaalde veranderingen in het handelsbeleid vergen een geïntegreerde aanpak, waarbij een toereikend sociaal beleid op binnenlands niveau samengaat met een passende ondersteuning door donorlanden en ruimere afzetmogelijkheden voor de export van de betrokken landen. [39] Naar aanleiding van haar eigen mededeling over de toekomst van de textiel- en kledingsector (COM(2003) 649 definitief van 29.10.2003) heeft de Europese Commissie zelf een groep op hoog niveau opgericht, die aanbevelingen moet doen om de aanpassing van de sector te vergemakkelijken. Concrete maatregelen worden ook voorgesteld in een officiële standpuntbepaling van de Commissie naar aanleiding van de duurzaamheidseffectrapportage voor de textiel- en kledingsector. De Commissie erkent dat de landbouw voor de ontwikkelingslanden van bijzonder belang is. De EU is gestart met de hervorming van haar landbouwbeleid om haar steunmaatregelen minder handelverstorend te maken. Hiertoe wil zij onder meer haar uitvoersubsidies aanzienlijk verlagen en duurzame ontwikkeling bevorderen. Het staat vast dat de landbouw bij de DDA-onderhandelingen een cruciaal onderwerp voor de ontwikkelingslanden blijft. Evenals in de textielsector is onduidelijk welk effect de handelsliberalisatie precies zal hebben. In ieder geval op korte termijn is het mogelijk dat landen die netto-importeurs van voedingsmiddelen zijn hogere prijzen moeten betalen, wat de voedselzekerheid in het gedrang brengt [40]. Tegelijk zullen landen waarvoor nu preferenties gelden, met name de armste landen, geen preferentiële markttoegang meer hebben, met mogelijke gevolgen voor hun exportinkomsten. Het is noodzakelijk dat op mondiaal niveau gecoördineerde pogingen worden gedaan om ervoor te zorgen dat het openstellen van de markt zoveel mogelijk voordeel oplevert en dat de aanpassing zo min mogelijk negatieve sociale gevolgen heeft. [40] Zie bijvoorbeeld de duurzaamheidseffectrapportages van de WTO-onderhandelingen, sector voedingsgewassen, SEI, 2002, voor de Europese Commissie. Een kernprobleem voor de ontwikkelingslanden is hun grote afhankelijkheid van een paar basislandbouwproducten. Om dit probleem op te lossen is veel meer dan markttoegang nodig. De Commissie heeft in februari 2004 in twee mededelingen een geïntegreerde aanpak, inclusief handelsmaatregelen, voorgesteld voor duurzame ontwikkeling in landen die van landbouwproducten in het algemeen en katoen in het bijzonder afhankelijk zijn [41]. Deze aanpak omvat een reeks handelsmaatregelen en niet-handelsmaatregelen, waaronder de stimulering van duurzame praktijken in de aanbodketen van de betrokken producten. [41] Voorstel voor een actieplan van de EU betreffende ketens van landbouwbasisproducten, afhankelijkheid en armoede en voorstel voor een partnerschap tussen de EU en Afrika ter ondersteuning van de ontwikkeling van de katoensector Daarnaast bieden ook de dienstenonderhandelingen belangrijke kansen voor de Zuid-Zuidhandel en voor de liberalisatie van die markten voor diensten die de cruciale infrastructuur voor economische ontwikkeling, groei en milieubescherming vormen. Gezien de bijzondere aard van deze sector en zijn toenemend belang als banenmotor zal moeten worden getracht minder ervaren ontwikkelingslanden bij de hervorming van hun regelgeving bij te staan. De EU zal hiertoe het hare bijdragen. Wat het regelgevingsaspect van de DDA betreft, is het zowel voor de ontwikkelde als de ontwikkelingslanden van groot belang dat optimale voorwaarden voor de grensoverschrijdende handel worden geschapen (handelsfacilitatie), dat voor een aantrekkelijk klimaat voor productieve directe buitenlandse investeringen wordt gezorgd en dat eerlijke concurrentie en de voorziening van de eigen burgers met goederen en diensten van goede kwaliteit tegen fatsoenlijke prijzen wordt aangemoedigd. Hoewel de WTO-leden nog altijd van mening verschillen over de noodzaak voor al deze gebieden multilaterale regels vast te stellen, blijft de Commissie ervan overtuigd dat dergelijke regels de stabiliteit en een transparant economisch klimaat ten goede zouden komen. Die zijn op hun beurt weer bevorderlijk voor een duurzame economische groei, met name in de ontwikkelingslanden. Bevordering van sociale ontwikkeling door markttoegang voor ontwikkelingslanden De Commissie steunt de bevordering van fundamentele arbeidsnormen en het meer algemene streven naar fatsoenlijk werk en maakt daarbij waar nodig van handelsinstrumenten gebruik. Zij is het met de WCSDG eens dat markttoegang voor ontwikkelingslanden van groot belang is en zij zorgt er op verschillende manieren voor dat de ontwikkelingslanden een hoge mate van toegang tot de EU-markt hebben. De minst ontwikkelde landen en ACS-partners hebben een buitengewoon hoge mate van toegang tot de EU-markt [42]. Afgezien van deze speciale regelingen biedt het SAP (stelsel van algemene preferenties) een belangrijke mate van preferentiële toegang aan alle ontwikkelingslanden. Het SAP omvat een systeem van sociale stimulansen dat een land dat zich werkelijk aan de fundamentele arbeidsnormen houdt, recht geeft op aanvullende handelspreferenties. Dit stelsel is door de herziening van het SAP in 2002 voor de ontwikkelingslanden aantrekkelijker geworden, omdat de aanvullende handelspreferenties zijn verruimd. Een verdere hervorming van het stelsel, die vanaf 2006 van toepassing zal zijn, is er vooral op gericht het voordeel voor de begunstigden te optimaliseren en een volledige toepassing van de fundamentele arbeidsnormen in de begunstigde landen te bevorderen. [42] De ACS-landen vallen onder de Overeenkomst van Cotonou, waarin voor de meeste tariefposten al een nultarief geldt en waarin is bepaald dat in de komende jaren met de ACS-partners over vrijhandelszones zal worden onderhandeld. De minst ontwikkelde landen vallen onder het Alles behalve wapens-initiatief (een speciale regeling binnen het SAP), dat inhoudt dat voor deze landen vanaf 2008 in het geheel geen tarieven meer zullen gelden. 5.4. Bevordering van particuliere initiatieven voor sociale ontwikkeling Een belangrijke verantwoordelijkheid van regeringen is toe te zien op een rechtvaardige sociale ontwikkeling. Daarnaast kunnen echter ook particuliere initiatieven een doeltreffend middel zijn om verandering te bewerkstelligen. Zowel nationale als transnationale ondernemingen, de zakenwereld in het algemeen, vakbonden en het bredere maatschappelijk middenveld kunnen ertoe bijdragen dat sociale doelstellingen worden verwezenlijkt en dat een goede sociale governance in de EU en elders wordt bevorderd. Ondernemingen zien steeds meer in dat verantwoordelijk ondernemingsgedrag een positief effect kan hebben op hun concurrentievermogen. Een ander belangrijk aspect is dat de globalisering en mediarevolutie de publieke opinie meer macht hebben gegeven, waardoor grotere druk wordt uitgeoefend om voor een betere sociale governance in de wereldeconomie te zorgen. Sociaal verantwoorde handel, zakentransacties en investeringen en de bevordering van verantwoordelijkheid in de aanbodketen van goederen en diensten staan nu hoger op de openbare agenda [43]. [43] WCSDG-rapport, 546-559 en bijlage. Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) kan ertoe bijdragen dat handel en investeringen de duurzame ontwikkeling ten goede komen. In 2002 heeft de EU een strategie ter bevordering van MVO goedgekeurd, die in overeenstemming met de voorstellen en aanbevelingen van de WCSDG zijn [44]. Vervolgens nam de Commissie een aantal initiatieven om MVO te bevorderen, waaronder bewustmakingsinitiatieven voor het bedrijfsleven, onderzoeken naar de haalbaarheid en wenselijkheid van criteria en/of richtsnoeren voor eerlijke en ethische vrijwillige handelsregelingen op communautair niveau, bevordering van de ontwikkeling van internationale gedragscodes door de sociale partners in de EU en vergroting van de synergieën met het handelsbeleid. [44] COM(2001) 416 definitief, Conclusies van de Raad van 21.7.2003, Resolutie van het Europees Parlement van juli 2002 en mededeling van de Commissie, COM(2002) 347 definitief van 2.7.2002, "Sociale verantwoordelijkheid van bedrijven: een bijdrage van het bedrijfsleven aan duurzame ontwikkeling". De Commissie heeft ook het Europese multistakeholderforum over MVO opgericht om een nieuwe vorm van overleg en koppelingen tussen verschillende beleidsgebieden en belangen tot stand te brengen en te onderzoeken welke aanpak en richtsnoeren voor de EU de voorkeur verdienen. In het forum komen de voornaamste belanghebbenden in de EU samen - werkgevers- en bedrijfsorganisaties, vakbonden en het maatschappelijk middenveld. Het forum houdt zich bezig met een breed scala van thema's: kennisverbetering, de specifieke behoeften van het MKB/KMO en de bevordering van werkelijke transparantie. Het bespreekt ontwikkelingsvraagstukken, zoals de aanpak van het hiv/aids-probleem in Afrika, de toepassing van fundamentele arbeidsnormen in de textielsector en financiële transparantie in de winningsindustrieën. De werkzaamheden van het forum zullen in de zomer van 2004 met een rapport worden afgesloten. De Commissie neemt met belangstelling kennis van de aanbeveling van de WCSDG, die wil dat de IAO een globaal multistakeholderforum over MVO organiseert [45]. De WCSDG erkent dat er van sommige zijden scepticisme heerst over het reële nut van MVO-initiatieven. De Commissie is het met de WCSDG eens dat vrijwillige initiatieven slechts een aanvulling op wetgeving en sociaal beleid zijn en dat zij op strengere normen gericht moeten zijn. De Commissie meent ook dat de bijdrage van vrijwillige initiatieven op verschillende manieren kan worden vergroot. Daartoe moeten consumenten en het maatschappelijk middenveld de verzekering krijgen dat deze initiatieven meer dan een pr-stunt zijn en een belangrijk positief effect hebben. MVO-instrumenten zijn alleen geloofwaardig als zij op transparante wijze zijn ontwikkeld, als de sociale partners en andere belanghebbenden over alle aspecten zijn geraadpleegd en als de uitvoering ervan kan worden gecontroleerd. Dat betekent dat hierover moet worden gerapporteerd. Om de omstandigheden in derde landen in acht te nemen is het bovendien noodzakelijk dat de plaatselijke sociale partners en andere belanghebbenden ten volle bij dit proces betrokken zijn. De Commissie is van mening dat verder moet worden gezocht naar manieren om deze doelstellingen in praktijk te brengen en om beste werkwijzen te identificeren. [45] WCSDG-rapport, 554-557, 613-616. In het kader van het MVO-beleid kunnen ook particuliere gedragscodes en brede partnerschappen op sectorniveau een nuttige bijdrage leveren op het gebied van arbeidsvraagstukken, inclusief fundamentele arbeidsnormen, mensenrechten in ruimere zin en het milieu. Zij moeten, wat de arbeidsvraagstukken betreft, met relevante internationaal overeengekomen normen [46] rekening houden en de wetgeving, rechtshandhaving en collectieve overeenkomsten aanvullen [47]. De Europese en globale sociale dialoog kan ook bijdragen tot een coherenter kader voor gedragscodes en partnerschappen. De Europese Comités voor de sectorale sociale dialoog hebben al overeenstemming bereikt over sectorspecifieke gedragscodes die in de EU en in de aanbodketens op globaal niveau van toepassing zijn [48]. Verscheidene Europese bedrijven hebben in het kader van hun Europese ondernemingsraden al gedragscodes ondertekend. [46] De Europese benadering van MVO vloeit voort uit en is geïntegreerd in de ruimere context van verschillende internationale normen, zoals de Tripartiete beginselverklaring betreffende multinationale ondernemingen en sociaal beleid van de IAO (1977/2000) en de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen (2000). [47] Globale sociale partners in een van meest gemondialiseerde sectoren, de scheepsbouw, hebben zelfs een internationale collectieve arbeidsovereenkomst gesloten. De Commissie, lidstaten en de sociale partners in de EU zijn betrokken bij de lopende werkzaamheden van de IAO in verband met de consolidatie van maritieme IAO-normen. [48] http://europa.eu.int/comm/ employment_social/publications/2003/ke4702397_nl.html Bovendien steunt de Commissie actief de toepassing van de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen. Deze verschaffen benchmarks voor verantwoord ondernemingsgedrag, maar moeten strenger en consequenter worden toegepast. Een bredere toepassing wordt onder meer bemoeilijkt door het "free rider"-probleem, waarbij niet-actieve vennootschappen meeprofiteren van de activiteiten van andere vennootschappen zonder zelf een bijdrage te leveren. Een van de maatregelen van de Commissie om de richtsnoeren meer ingang te doen vinden is de opneming van verwijzingen naar die richtsnoeren in haar bilaterale overeenkomsten (bv. de associatieovereenkomst EU-Chili; overeenkomsten met Mercosur waarover nog wordt onderhandeld). In dit verband moet ook worden gedacht aan gezamenlijke particuliere initiatieven en/of overheidsinitiatieven, waarbij bijvoorbeeld de verlening van exportkredieten gekoppeld wordt aan naleving van de OESO-richtsnoeren. 5.5. Governance op mondiaal niveau Vooruitgang is alleen mogelijk als de internationale instellingen bijdragen aan een duurzame en sociaal verantwoorde globalisering. Het multilaterale stelsel moet efficiënter op bestaande en nieuwe uitdagingen voor mondiale governance en de rechtsstaat reageren [49]. De Commissie is voorstander van een coherente en holistische aanpak van vraagstukken betreffende de sociale dimensie van de globalisering in de WTO, de internationale financiële instellingen (IFI's) en in de VN-instellingen. Ook is zij van mening dat de organisaties die hierbij een centrale rol spelen, zoals de IAO, moeten worden versterkt [50]. [49] Dit standpunt komt tot uiting in de mededeling van de Commissie "De Europese Unie en de Verenigde Naties: kiezen voor multilateralisme" (COM(2003) 526 van 10.9.2003) in de conclusies van de Raad over dit onderwerp, alsmede in de Europese veiligheidsstrategie, die in december 2003 door de Europese Raad werd goedgekeurd. [50] Dit is in overeenstemming met de mededeling uit 2001. Wat de VN betreft, moet worden gewaarborgd dat het beleid van Ecosoc, de Commissie voor Sociale Ontwikkeling en de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de VN op elkaar is afgestemd. Volgens de Commissie moeten bestaande voorstellen, zoals dat voor de oprichting van een Economische en Sociale Veiligheidsraad, serieus in overweging worden genomen. In die context moet ook rekening worden gehouden met de resultaten van het panel op hoog niveau voor hervorming van de VN, dat door de secretaris-generaal van de VN werd opgericht. De Commissie meent dat bij de verbetering van de coördinatie en coherentie eerst moet worde getracht de efficiëntie van de bestaande instellingen te verbeteren. In die context moet het huidige mandaat van Ecosoc onder de loep worden genomen. De EU is bereid een zeer actieve en leidende rol te spelen bij de ontwikkeling van de internationale agenda. Zij erkent dat zij zich meer in de wereld moet profileren door een brede aanpak van vrede, veiligheid en ontwikkeling. De Commissie is vastberaden meer daartoe bij te dragen. De EU moet ook ernaar streven in de verschillende VN-fora en andere internationale instellingen voor sociale en economische vraagstukken vaker één stem te laten horen en zo de coherentie van haar beleid waarborgen. De Commissie zal zich blijven inspannen voor de coördinatie op EU-niveau door een betere uitwisseling van informatie en de opstelling van voorstellen voor EU-standpunten en -initiatieven. De EU is ook bereid partnerlanden aan te moedigen om beter uitvoering te geven aan multilaterale verplichtingen en doelstellingen, zowel in het kader van de bilaterale dialoog als door steun aan landen die hulp nodig hebben. Wanneer de IFI's, de WTO en de VN steun verlenen, markten openstellen en normen vaststellen, moeten zij steeds en in onderlinge coördinatie de duurzame ontwikkeling als strategisch doel voor ogen hebben. Zij moeten de stap zetten van verklaringen en nominale coherentie naar doeltreffende en gezamenlijke actie op basis van complementariteit en de identificatie van positieve synergieën. Van doorslaggevend belang daarbij is dat de lidstaten van die organisaties - ontwikkelingslanden en ontwikkelde landen - daartoe de wil hebben. Voorts is het noodzakelijk dat het stelsel van mondiale economische governance efficiënt en representatief is en niemand uitsluit. Door het onderhandelingsproces in de WTO te verbeteren kan worden bijgedragen tot een billijker en sociaal rechtvaardiger multilateraal handelssysteem. In het WCSDG-rapport wordt terecht opgemerkt dat een grotere betrokkenheid van de ontwikkelingslanden bij de onderhandelingen in de WTO deze landen zou helpen de liberalisatie van hun handel efficiënter aan hun binnenlandse agenda voor sociale ontwikkeling te koppelen [51]. De Commissie heeft concrete voorstellen gedaan in verband met de voorbereiding en organisatie van ministeriële conferenties en voor werkmethoden en besluitvorming, teneinde de ontwikkelingslanden en in het bijzonder de minst ontwikkelde landen meer bij het WTO-systeem te betrekken. Een nauwere koppeling tussen de multilaterale handelsagenda en sociale ontwikkeling kan echter niet in de WTO alleen worden bereikt. De EU moet voor betere coördinatie bij vraagstukken betreffende sociale governance in het kader van de globalisering zorgen alsmede voor een desbetreffende coherentie in alle internationale organisaties, waaronder de WTO en de IAO [52]. Zij moet ook streven naar een effectievere dialoog tussen de WTO en de IAO en naar waarnemersstatus voor de IAO in de WTO. [51] De DDA, die ontwikkeling centraal stelt in het handelsoverleg, is zelf een belangrijke stap in deze richting. [52] Conclusies van de Raad Algemene Zaken van 21 juli 2003. De WCSDG heeft enkele innovatieve voorstellen gedaan om de kwaliteit van de beleidscoherentie op internationaal niveau te verbeteren, zowel door de bevestiging van gemeenschappelijke doelstellingen, met name fatsoenlijk werk, als door een aantal nieuwe samenwerkingsmechanismen. De initiatieven ter bevordering van de beleidscoherentie, het overleg over beleidsontwikkeling en het forum over het globaliseringbeleid zijn alle veelbelovende voorstellen, die ervoor zullen zorgen dat de multilaterale agenda beter is afgestemd op wat voor onze volkeren echt van belang is. Deze initiatieven zullen echter alleen hun doel bereiken, als zij gebaseerd zijn op een duidelijk en gericht mandaat. De deelname van economische, financiële, sociale en handelsorganisaties aan dergelijke initiatieven ter bevordering van de beleidscoherentie, vooral die met betrekking tot groei, investeringen en nieuwe werkgelegenheid op mondiaal niveau, zou een bijzonder effectieve bron van inspiratie voor een geslaagde afronding van de huidige handelsronde zijn en de beste manier om tot een eerlijk resultaat bij te dragen. De IFI's hebben een belangrijke taak bij de ondersteuning van een deugdelijke governance in de ontwikkelingslanden. Beleidscoherentie binnen deze instellingen en tussen hen en het bredere multilaterale stelsel is van essentieel belang voor een globale omgeving die duurzame ontwikkeling bevordert. De ondersteuning van beleid dat op een goede werking van de wereldeconomie en tegelijk op bredere duurzaamheid is gericht, moet als prioriteit worden beschouwd. De euro heeft zich snel een plaats verworven als tweede internationale munteenheid, maar de EU heeft niet zo veel invloed op het beleid van de internationale financiële instellingen als zij zou kunnen hebben. Dit heeft een negatief effect op de beleidscoherentie. De EU spreekt niet met één stem waardoor het voor haar moeilijker is belangrijke beleidsbeslissingen en koersbepalingen te beïnvloeden. Dat is een probleem, aangezien de IFI's een doorslaggevende rol bij de ontwikkeling en beheersing van financiële crises spelen. Bovendien bemoeilijkt deze situatie ook de coherentie van het beleid binnen de EU tussen verschillende pijlers - handel, financiële aspecten en de vaststelling van normen - van de globale economische governance. Door een eensgezind optreden in de multilaterale instellingen voor economische governance zou de EU zich veel beter sterk kunnen maken voor een ontwikkelingsmodel met een volledig geïntegreerde sociale dimensie. Daartoe moet zij met één stem spreken, een gemeenschappelijk standpunt nastreven door het stemmen met gekwalificeerde meerderheid en als groep stemmen. De internationale financiële en handelsinstellingen krijgen van het maatschappelijk middenveld meer aandacht dan ooit tevoren. De WCSDG stelt voor dat zij transparanter en breder worden en dat de werkgevers- en werknemersorganisaties en het bredere maatschappelijk middenveld meer bij de werkzaamheden betrokken worden. De OESO levert in dit opzicht een interessant voorbeeld, daar werkgevers en werknemers in deze organisatie formeel zijn vertegenwoordigd en worden geraadpleegd [53]. De Commissie hecht ook groot belang aan de bevordering van een actieve dialoog met de werkgevers- en werknemersorganisaties en met het bredere maatschappelijk middenveld. De Commissie zal blijven streven naar een betere dialoog met de belanghebbenden over de verschillende processen en vraagstukken betreffende de sociale dimensie van de globalisering. [53] WCSDG-rapport, 562. Zoals in het WCSDG-rapport wordt belicht [54], moet meer onderzoek worden verricht naar de sociale dimensie en moeten meer gegevens hierover worden verzameld. In de context van het zesde kaderprogramma voor onderzoek wil de Commissie een expertisenetwerk opzetten om onderzoek te doen naar "Global governance, regelgeving en de rol van de EU". Hierbij zal ook de sociale dimensie worden geanalyseerd. [54] WCSDG-rapport, 623-629. 6. Conclusie In deze mededeling zet de Commissie haar aanvankelijke standpunt over enkele van de vraagstukken in het rapport van de WCSDG uiteen. Over het geheel genomen is het een evenwichtig, kritisch en positief rapport dat als basis kan dienen voor toekomstige actie. Het erkent dat op mondiaal, regionaal en nationaal niveau al het een en ander is gedaan, maar er worden geen doekjes om gewonden dat op alle niveaus nog veel meer, elkaar aanvullende en versterkende, maatregelen nodig zijn om te bereiken dat iedereen voordeel van de globalisering heeft. Dit stelt zowel de EU als de lidstaten voor een uitdaging. Alles draait erom hoe door alle partners aan dit rapport gevolg wordt gegeven. De EU heeft al initiatieven en beleid ontwikkeld om de sociale dimensie van de globalisering in Europa en elders aan te pakken. Wat nu van belang is, is dat de Unie zich op het allerhoogste politieke niveau verplicht tot het treffen van maatregelen om deze dimensie in het licht van het WCSDG-rapport en de eerste voorstellen in deze mededeling te versterken.