This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52004DC0316
Report from the Commission to the Council and the European Parliament on the implementation of Title II of Regulation (EC) No 1760/2000 of the European Parliament and of the Council establishing a system for the identification and registration of bovine animals and regarding the labelling of beef and beef products
Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake de toepassing van titel II van Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten
Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake de toepassing van titel II van Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten
/* COM/2004/0316 def. */
Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake de toepassing van titel II van Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten /* COM/2004/0316 def. */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT inzake de toepassing van titel II van Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten SAMENVATTING In dit verslag aan de Raad en het Europees Parlement beoordeelt de Commissie hoe de lidstaten de wetgeving inzake de etikettering van rundvlees toepassen, onderzoekt zij de haalbaarheid van een eventuele uitbreiding van de oorsprongsetikettering van rundvlees tot verwerkte producten op basis van rundvlees en tot rundvlees voor verwerking in de catering- en horecasector, en doet zij voorstellen op basis waarvan verder kan worden gediscussieerd. De tenuitvoerlegging van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1760/2000 inzake de traceerbaarheid en de oorsprongsetikettering van rundvlees heeft veel bijgedragen aan het herstel van het vertrouwen onder de consumenten en heeft de consumptie van rundvlees weer op het niveau van vóór de tweede BSE-crisis (boviene spongiforme encefalopathie) in oktober 2000 gebracht. De toepassing van deze bepalingen heeft ook ingrijpende veranderingen teweeggebracht in de organisatie van de werkzaamheden van de betrokken marktdeelnemers en heeft gezorgd voor meer transparantie in de rundvleeshandel. Aan de andere kant is de handel in rundvlees, volgens de Europese sector, door deze ontwikkeling opnieuw enigszins genationaliseerd, met name de rechtstreekse verkoop van rundvleesproducten aan de eindverbruiker (detailhandel). Derhalve moet de mogelijkheid worden onderzocht om, zonder afbreuk te doen aan de garanties voor de consument, de nationale oorsprongsaanduiding te vervangen door een EU-oorsprongsaanduiding. Deze mogelijkheid zou moeten worden beperkt tot inrichtingen die vlees uitsnijden dat rechtstreeks bestemd is voor de eindverbruiker. In dat geval zouden deze marktdeelnemers de keuze hebben om, naargelang van de wensen van consument of distributiesector, een nationale of een communautaire oorsprongsaanduiding aan te brengen. De Commissie stelt ook vast dat verscheidene categorieën marktdeelnemers in de rundvleesbedrijfskolom in alle lidstaten moeilijkheden ondervinden bij de toepassing van bepaalde verordeningsbepalingen. Deze moeilijkheden houden met name verband met de vereisten inzake de homogeniteit van de partijen rundvlees in uitsnijderijen, de traceerbaarheid en de etikettering van afsnijdsels, de bevoorrading van inrichtingen waar gehakt vlees wordt gemaakt en de informatie voor de consument bij niet-voorverpakte rundvleesproducten. In de meeste gevallen kan hiervoor een bevredigende oplossing worden gevonden zonder de beginselen van de communautaire wetgeving te wijzigen of de werking van het reeds door de marktdeelnemers ingevoerde systeem voor de traceerbaarheid en de oorsprongsetikettering van rundvlees te verstoren. De Commissie is er echter geen voorstander van om de bepalingen inzake de oorsprongsetikettering van rundvlees uit te breiden tot verwerkte producten op basis van rundvlees, samengestelde producten op basis van rundvlees en andere ingrediënten, en bereid rundvlees in de catering-, horeca- en fastfoodsector. Zij is van oordeel dat een dergelijke uitbreiding met name om technische en economische redenen moeilijk door de betrokken marktdeelnemers zou kunnen worden toegepast. Terwijl dankzij de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1760/2000 het vertrouwen van de consument en de consumptie van rundvlees konden worden hersteld, zou een uitbreiding van het toepassingsgebied alleen extra beperkingen en kosten met zich brengen zonder extra garanties voor de volksgezondheid of een toename van het verbruik van rundvlees: de kosten-batenverhouding van een dergelijke maatregel zou ongunstig zijn. Met betrekking tot de productie van gehakt vlees meent de Commissie dat het invoeren van de mogelijkheid om rundvlees uit verschillende landen samen te voegen in één enkele partij gehakt vlees, problemen zou kunnen opleveren voor de traceerbaarheid van het rundvlees. Op basis van dit verslag moet in de Raad en in het Europees Parlement de discussie worden gevoerd over de door de Commissie gemaakte evaluatie van de huidige situatie en over de eventuele noodzaak om de geldende wettelijke bepalingen te wijzigen. Na beoordeling van dit vraagstuk door de Raad en het Europees Parlement en in het licht van de bijdragen van de verschillende belanghebbende partijen zal de Commissie passende voorstellen doen. Ondertussen stelt de Commissie voor de geconstateerde toepassingsproblemen op te lossen in het kader van het beheerscomité, namelijk door: - de mogelijkheid te geven om rundvlees dat in eerste instantie in verschillende inrichtingen is uitgebeend, samen te voegen in één enkele partij voor het uitsnijden; - vereenvoudigde maatregelen vast te stellen voor de etikettering van afsnijdsels en van rundvleesproducten die niet-voorverpakt te koop worden aangeboden; - de wederzijdse erkenning te vergemakkelijken van door de bevoegde nationale of regionale autoriteiten verleende goedkeuringen voor productspecificaties behorende bij de facultatieve etiketteringsregeling voor rundvlees. 1. INLEIDING Overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 1760/2000 van de Raad en van het Europees Parlement [1], is de Commissie verplicht aan beide instellingen een verslag over te leggen over de toepassing van titel II van die verordening met betrekking tot de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten. [1] Verordening (EG) nr. 1760/2000 van de Raad en van het Europees Parlement en van de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten (PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1), Verordening (EG) nr. 1825/2000 van de Commissie van 25 augustus 2000 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten (PB L 216 van 26.8.2000, blz. 1). Dit verslag heeft een drieledig doel: - beoordelen hoe de bepalingen inzake etikettering van titel II van Verordening (EG) nr. 1760/2000 bijna drie jaar na de inwerkingtreding ervan, in de lidstaten worden toegepast; - bestuderen of het mogelijk is het toepassingsgebied ervan uit te breiden, met name tot verwerkte producten die rundvlees bevatten en producten op basis van rundvlees; - in voorkomend geval voorstellen doen voor de aanpassing van sommige bepalingen van deze verordening op middellange termijn. Titel I: Achtergrond De communautaire wetgeving inzake de etikettering van rundvlees heeft zich ontwikkeld terwijl de lidstaten tegelijkertijd een individueel identificatiesysteem voor runderen tot stand hebben gebracht. Ook is de wetgeving tegemoetgekomen aan de vraag van de consumenten in de Europese Unie om informatie in de context van de twee BSE-crisissen. 2. ONTWIKKELING VAN DE WETGEVING INZAKE ETIKETTERING VAN RUNDVLEES Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad [2] voorziet in een systeem voor de etikettering van rundvlees op basis van vrijwilligheid voor alle andere vermeldingen dan de vermeldingen die verplicht zijn op grond van Richtlijn 2000/13/EG inzake de etikettering van levensmiddelen [3]. [2] Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad van 21 april 1997 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten (PB L 117 van 7.5.1997, blz. 1). [3] Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29). Bovendien biedt die verordening de lidstaten de mogelijkheid om een identificatie- en registratieregeling voor runderen in te voeren en om bij nationale wetgeving te besluiten dat voor rundvlees van een dier dat in één en dezelfde lidstaat is geboren, gehouden en geslacht ook extra informatie op de etiketten moet worden aangebracht. Tijdens een overgangsperiode hebben drie lidstaten nationale wetgeving goedgekeurd op grond waarvan de oorsprong van rundvlees en in voorkomend geval ook andere gegevens, zoals de categorie en de houderijmethode naargelang van het ras van de dieren, verplicht moeten worden vermeld. Voorts is in Verordening (EG) nr. 820/97 bepaald dat met ingang van 1 januari 2000 een etiketteringsregeling voor rundvlees waarbij de oorsprong wordt aangeduid, in alle lidstaten verplicht is. Vervolgens heeft de Commissie een voorstel [4] ingediend voor een verordening op grond waarvan de oorsprong en de categorie van het dier waarvan het vlees afkomstig is, verplicht moeten worden vermeld. [4] Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de stand van de tenuitvoerlegging van de rundvleesetiketteringsregelingen in de verschillende lidstaten op grond van artikel 19, lid 3, van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (COM (1999)486 def.). Tijdens de onderhandelingen in het kader van de medebeslissingsprocedure is echter besloten alleen het vermelden van de oorsprong verplicht te stellen en het vermelden van andere informatie op de etiketten als facultatief te handhaven zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 820/97. 2.1. Verband met de regeling voor individuele identificatie van dieren De verplichte vermelding van de naam van de lidstaat van oorsprong is technisch mogelijk geworden door de totstandbrenging in iedere lidstaat van een individuele identificatieregeling voor runderen en een gecentraliseerde gegevensbank met identificatiegegevens over alle runderen op het grondgebied van de lidstaat en over alle verplaatsingen van deze dieren gedurende hun hele leven. 2.2. Verband met de BSE-crisis Door de eerste BSE-crisis in 1996 hebben de consumenten het vertrouwen verloren en is het verbruik van rundvlees in de Europese Unie fors gedaald. Vanaf 1999 zijn aanwijzingen voor een nieuwe crisis opgedoken, ondanks de maatregelen ter bestrijding van BSE die zowel op het niveau van de Gemeenschap als in enkele lidstaten op nationaal niveau waren genomen. Korte tijd na het uitbreken van de tweede BSE-crisis is in juli 2000 Verordening (EG) nr. 1760/2000 goedgekeurd waarmee erg snel kon worden gereageerd op de grote vraag onder consumenten naar informatie over de oorsprong op etiketten van rundvlees. Deze vraag naar informatie ontstond enerzijds doordat de consumenten in verschillende lidstaten een uiteenlopend beeld van de risico's in verband met BSE hadden, en anderzijds doordat zij meer vertrouwen hadden in rundvlees dat door officiële nationale diensten was gecontroleerd. Bijgevolg was het van essentieel belang om bij communautaire wetgeving een verplichte regeling in te voeren voor de traceerbaarheid en de oorsprongsetikettering van rundvlees teneinde het vertrouwen van de consument te herstellen en het verbruik van rundvlees in de Europese Unie een nieuwe impuls te geven. Al deze maatregelen hebben het inderdaad mogelijk gemaakt om vanaf 2002 het verbruik van rundvlees weer op het niveau van vóór de tweede BSE-crisis te brengen. Dit betrekkelijk snelle resultaat is echter te danken aan de combinatie van maatregelen voor de etikettering van rundvlees met de reeks gezondheidsmaatregelen ter bestrijding van BSE die op basis van nieuwe communautaire wetenschappelijke adviezen regelmatig is uitgebreid. 3. DE BELANGRIJKSTE ETIKETTERINGSBEPALINGEN VAN VERORDENING (EG) NR. 1760/2000 De belangrijkste bepalingen betreffen enerzijds de verplichte vermelding van de oorsprong en anderzijds de facultatieve etiketteringsregeling. Deze etiketteringsbepalingen zijn gebaseerd op de totstandbrenging van een specifiek systeem voor de traceerbaarheid van rundvlees. 3.1. Het systeem voor de traceerbaarheid van rundvlees Het systeem waarmee rundvlees van de geboorte van het dier tot de verkoop van de rundvleesproducten in de detailhandel kan worden getraceerd, is een grote stap vooruit, met name voor de voorlichting van de consument en voor de transparantie van de rundvleessector. De traceerbaarheid van rundvlees wordt gegarandeerd door: - het sinds 1997 in de vijftien lidstaten verplichte systeem voor de individuele identificatie van runderen; - de registratie in een gecentraliseerde en geautomatiseerde gegevensbank van de individuele identificatiegegevens van runderen en van al hun verplaatsingen tussen geboorte en slacht; - het individuele runderpaspoort dat het dier verplicht moet vergezellen bij alle verplaatsingen van het dier binnen de Gemeenschap en, in voorkomend geval, binnen de lidstaat; - de systematische registratie in het slachthuis van een referentiecode voor ieder karkas die overeenkomt met het individuele identificatienummer van ieder rund, en het bijhouden van deze informatie tot de verkoop in de detailhandel. De traceerbaarheidsregeling voor rundvlees stelt, naar het voorbeeld van de regeling op grond waarvan alle levensmiddelen stapsgewijs moeten kunnen worden getraceerd, marktdeelnemers en bevoegde autoriteiten in staat rundvlees van de markt te halen wanneer het een gevaar voor de volksgezondheid zou kunnen opleveren. Dankzij die regeling kunnen ook de kenmerken van dieren (of vlees) waarvoor vermeldingen zijn goedgekeurd in het kader van de facultatieve etiketteringsregeling, worden gevolgd gedurende de gehele cyclus van rundvlees tot product voor de consument. 3.2. Kenmerken van de traceerbaarheid van rundvlees De traceerbaarheid van rundvlees heeft enkele specifieke kenmerken naast die van de stapsgewijze traceerbaarheid. Deze vloeien voornamelijk voort uit de bepalingen van artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1760/2000 en artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1825/2000. Zo moeten in iedere verwerkingsfase van rundvlees de volgende gegevens kunnen worden getraceerd: - de lidstaat (lidstaten) van oorsprong van de runderen waarvan het vlees afkomstig is; - de referentiecode waarmee het vlees in verband kan worden gebracht met het dier of de groep dieren; - de communautaire erkenningsnummers van de inrichtingen (slachthuizen, uitbeenderijen en uitsnijderijen) waar het vlees is verwerkt. Bovendien moet in iedere fase van de verwerking van rundvlees een verband kunnen worden gelegd tussen de partijen rundvlees die een rundvleesverwerkende inrichting binnenkomen en de partijen die dezelfde inrichting verlaten. 3.3. Verplichte etikettering van rundvlees Bij Verordening (EG) nr. 820/97 is de oorsprong van rundvlees gedefinieerd als de lidstaat (lidstaten) waar het dier waarvan het vlees afkomstig is, is geboren, vetgemest en geslacht. De vermelding van de volledige oorsprong van runderen is echter pas bij Verordening (EG) nr. 1760/2000 met ingang van 1 januari 2002 verplicht geworden. De oorsprong van rundvlees moet dus duidelijk worden onderscheiden van de herkomst, dat wil zeggen het laatste land waar het dier of het vlees vandaan komt, en van het begrip oorsprong zoals het is gedefinieerd in de douanewetgeving, namelijk het laatste land waar een bewerking heeft plaatsgevonden die het product een oorsprong kan verlenen. In iedere fase van de verwerking waarin het rundvlees in de handel kan worden gebracht, moet de oorsprong van de dieren waarvan het vlees afkomstig is, gedetailleerd op de etiketten worden vermeld. Wanneer marktdeelnemers of officiële controlediensten onderzoek willen verrichten, hoeven zij dus niet stap voor stap de hele keten van afnemers en leveranciers terug te volgen om de oorsprong van de grondstoffen van levensmiddelen te achterhalen. Op grond van de verplichte etiketteringsregeling voor rundvlees moet ook de bovengenoemde referentiecode worden vermeld van de landen waar de slacht en het uitsnijden hebben plaatsgevonden, evenals de erkenningsnummers van de inrichtingen die deze bewerkingen hebben verricht. Deze gegevens moeten zodanig worden aangebracht dat zij onmiddellijk leesbaar zijn in iedere fase waarin het rundvlees in de handel kan worden gebracht. 3.4. Facultatieve etiketteringsregeling Al bij Verordening (EG) nr. 820/97 is de facultatieve etiketteringsregeling vastgesteld voor alle vermeldingen met betrekking tot rundvlees, met inbegrip van de oorsprong. Sinds de goedkeuring van Verordening (EG) nr. 1760/2000 geldt de facultatieve etiketteringsregeling voor rundvlees ten aanzien van alle vermeldingen met uitzondering van de oorsprongsaanduiding. De regeling is evenwel niet facultatief met betrekking tot de vermeldingen die verplicht zijn op grond van andere communautaire wetgeving, zoals Richtlijn 2000/13/EG inzake de etikettering van levensmiddelen. De werkingssfeer ervan omvat met name de vermeldingen betreffende het ras, de productiewijze, de leeftijd van de dieren en de vermeldingen betreffende het houderijsysteem, de voeding en het welzijn van de dieren. Indien deze vermeldingen in het kader van de facultatieve etiketteringsregeling worden gebruikt, moet steeds worden voldaan aan het volgende: - er moeten specificaties worden opgesteld met vermelding van de voorwaarden voor het gebruik en de controle daarop; - deze specificaties moeten worden goedgekeurd door de door iedere lidstaat aangewezen bevoegde nationale of regionale autoriteit. De naleving van de goedgekeurde specificaties kan worden gecontroleerd door de bevoegde autoriteit of door een onafhankelijke derde organisatie die beantwoordt aan de criteria van norm EN 45011. Titel II: Evaluatie 4. EVALUATIE VAN DE TOEPASSING VAN DE TRACEERBAARHEID EN DE OORSPRONGSETIKETTERING VAN RUNDVLEES Deze beoordeling van de toepassing van de bepalingen inzake de verplichte etikettering van Verordening (EG) nr. 1760/2000 is gebaseerd op: - verslagen van het Voedsel- en Veterinair Bureau van het directoraat-generaal Gezondheid en consumentenbescherming, dat de toepassing van deze verordening in de vijftien lidstaten heeft doorgelicht; deze verslagen zijn beschikbaar op de internetsite Europa; - controlebezoeken van het directoraat-generaal Landbouw aan drie lidstaten waarbij aan de hand van ontmoetingen met de bevoegde autoriteiten en de verschillende actoren in de rundvleesbedrijfskolom meer inzicht is verkregen in de moeilijkheden bij de toepassing en de verwachtingen van de verschillende belanghebbende partijen; - de resultaten van de vergadering van de groep van regeringsdeskundigen inzake de etikettering van rundvlees op 7 mei 2003 te Brussel. 4.1. Toepassing van de voorschriften inzake de traceerbaarheid Het toepassen van de regeling voor het traceren van de oorsprong is voor rundvlees moeilijker dan voor andere landbouwproducten (bijv. groenten en fruit), vanwege de verplaatsingen van de dieren in de loop van hun levenscyclus en vanwege de verschillende fasen van verwerking van rundvlees tussen slacht en verkoop aan de consument. 4.1.1. Gevolgen voor de werkzaamheden van de marktdeelnemers in de rundvleessector Om de traceerbaarheidsregeling voor rundvlees overal te kunnen toepassen moesten de werkzaamheden van de marktdeelnemers duidelijk anders worden georganiseerd om te zorgen voor naar oorsprong homogene partijen vlees. Deze homogeniteit van de oorsprong van het rundvlees van een bepaalde partij houdt in dat: - de dieren afkomstig zijn uit dezelfde lidstaat (lidstaten), zowel in het geval van een enkelvoudige oorsprong als bij een gemengde oorsprong [5]; [5] Enkelvoudige oorsprong: de dieren zijn in één en dezelfde lidstaat geboren, gehouden en geslacht. Gemengde oorsprong: de runderen zijn in ten minste twee verschillende landen geboren, gehouden en geslacht. - de slacht van de dieren en het uitsnijden van de karkassen (uitbening) voor alle dieren in dezelfde inrichting hebben plaatsgevonden; - de productielijnen dusdanig zijn georganiseerd dat de ene partij na de andere kan worden afgewerkt zonder dat vlees van verschillende oorsprong wordt gemengd. De marktdeelnemers hebben hun aankoopbeleid moeten herzien en hebben leveranciers moeten selecteren die hen partijen van voldoende omvang met een homogene oorsprong kunnen leveren. Ook hebben zij moeten investeren in een geautomatiseerd traceerbaarheidssysteem waarin de kenmerken van hun leveringen kunnen worden geregistreerd, en dat ervoor zorgt dat deze gegevens binnen het bedrijf traceerbaar zijn en kunnen worden aangebracht op de etiketten van producten die in de handel worden gebracht. 4.1.2. Balans van de toepassing van de traceerbaarheidsregeling voor rundvlees Ondanks dat de marktdeelnemers hun aankoopbeleid en werkmethoden hebben gewijzigd en er is geïnvesteerd in de totstandbrenging van een traceerbaarheidssysteem voor rundvlees, blijkt uit de inspectieverslagen van het Voedsel- en Veterinair Bureau over de vijftien lidstaten dat de traceerbaarheid nog niet in alle fasen van de verwerking van rundvlees even betrouwbaar is. Om verwarring met de definities van de communautaire wetgeving inzake hygiëne te voorkomen, wordt in dit verslag voor de verschillende fasen van de verwerking van rundvlees, verstaan onder: - de slacht: de productie van karkassen, halve karkassen en voor- of achtervoeten; - het uitbenen: de productie van volledige spieren, over het algemeen vacuümverpakt; - het uitsnijden of portioneren: de productie van delen vlees bestemd voor de eindverbruiker of de catering- en horecasector. Tot deze fase in de verwerking van rundvlees kan -- naast de productie van bovengenoemde delen vlees -- ook de bereiding van gehakt vlees en van samengestelde producten op basis van rundvlees en ander vlees of andere ingrediënten worden gerekend; - de vervaardiging van verwerkte producten op basis van rundvlees zoals vleesconserven, fijne vleeswaren en bereide gerechten waarvoor het vlees is gekookt, gedroogd, gerookt, enz. Ter verduidelijking van de onderstaande evaluatie wordt eraan herinnerd dat de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1760/2000 niet van toepassing zijn op het vervaardigen van samengestelde producten op basis van rundvlees en ander vlees (tenzij het product voor het grootste gedeelte uit rundvlees bestaat) of andere ingrediënten, noch op die van verwerkte producten op basis van rundvlees. Volgens de verslagen van het Voedsel- en Veterinair Bureau wordt het systeem voor de traceerbaarheid van rundvlees in alle lidstaten in veruit de meeste slachthuizen en uitbeenderijen op bevredigende wijze toegepast. De slacht en het uitbenen vormen namelijk een "ontledingsfase" waarbij één enkel karkas eerst in voor- en achtervoeten wordt verdeeld, en vervolgens in afzonderlijke spieren. Bij iedere fase wordt het identificatienummer van het karkas overgebracht op de verschillende delen, tot op het niveau van de afzonderlijke spieren, die centraal staan in de verwerkingsketen van rundvlees. Uit de verslagen blijkt echter ook dat zich in de meeste lidstaten moeilijkheden voordoen met de toepassing van de regeling voor de traceerbaarheid van rundvleesdelen die worden geproduceerd in uitsnijderijen. In deze inrichtingen worden hoofdzakelijk spieren van hetzelfde type, maar afkomstig van verschillende partijen, versneden om grotere of kleinere hoeveelheden van één bepaald product te maken, bestemd voor de consument of de catering- en horecasector. Door dit samenvoegen van delen vlees die afkomstig zijn van een groot aantal afzonderlijke spieren, ontstaan bij het uitsnijden regelmatig partijen met vlees afkomstig van verschillende slachthuizen en uitbeenderijen. In dergelijke gevallen is de oorsprong van de partij, wat de nummers van de inrichtingen betreft, niet meer homogeen en derhalve, met uitzondering van gehakt vlees waarvoor specifieke bepalingen gelden, niet meer in overeenstemming met de bestaande bepalingen. Met de huidige regelingen voor de traceerbaarheid en de oorsprongsetikettering van rundvlees kunnen over het algemeen geen andere dan homogene partijen worden verwerkt, wat een verklaring zou kunnen zijn voor de geconstateerde tekortkomingen. Bovendien wordt er in de verslagen van het Voedsel- en Veterinair Bureau op gewezen dat de registers van de hoeveelheden die iedere rundvleesverwerkende inrichting ontvangt en verzendt, die van essentieel belang zijn voor de traceerbaarheid en de controle daarop, soms onvolledig zijn. 4.1.3. Behoefte aan normalisering van de systemen voor de traceerbaarheid van rundvlees Voor de traceerbaarheid van rundvlees moet over het algemeen een informaticasysteem tot stand worden gebracht waarin de verplichte gegevens worden opgeslagen met betrekking tot de oorsprong -- evenals de gegevens in het kader van de facultatieve etiketteringsregeling -- en waaruit deze gegevens kunnen worden opgevraagd, meestal in de vorm van streepjescodes of rechtstreeks leesbare vermeldingen. Bij bezoeken aan verschillende bedrijven waar rundvlees wordt verwerkt, is het volgende geconstateerd: - de traceerbaarheid van rundvlees is vaak moeilijk te garanderen en daarvoor moet worden geïnvesteerd in een krachtig traceerbaarheidssysteem; - de prestaties, betrouwbaarheid en kosten van traceerbaarheidssystemen voor rundvlees kunnen sterk variëren en moeten worden aangepast aan de werkzaamheden en de arbeidsorganisatie van iedere onderneming; - soms is het systeem van een bepaalde leverancier in de keten niet compatibel met het systeem van zijn afnemer. In dergelijke gevallen moeten de traceerbaarheidsgegevens opnieuw manueel worden ingevoerd, met alle risico's op fouten van dien; - voor controledoeleinden moeten soms veel verschillende gegevens van het etiket (streepjescode, partijnummer, type van het deel, productiedatum, enz.) worden gecombineerd om de oorsprong van het vlees te traceren; - de betrouwbaarheid van de traceerbaarheid van rundvlees is niet alleen afhankelijk van de gebruikte informaticahulpmiddelen of -apparatuur, maar ook van het vermogen van de onderneming om de traceerbaarheid in het algemeen te waarborgen, van de arbeidsorganisatie, van de aanpassingen aan de ruimtes en productielijnen en van de opleiding van het leidinggevend personeel en de productiemedewerkers inzake traceerbaarheid. Gelet op de specifieke kenmerken van de traceerbaarheid van rundvlees in de Europese Unie, op de grote diversiteit aan traceerbaarheidssystemen die worden voorgesteld door fabrikanten van apparatuur, en op de ervaringen die de betrokkenen in de sector in de huidige lidstaten al hebben opgedaan, beveelt de Commissie aan: - dat de beroepsorganisaties van de rundvleessector (met inbegrip van de organisaties in de nieuwe lidstaten) op het niveau van de Gemeenschap een gids voor goede praktijken inzake de traceerbaarheid van rundvlees opstellen; - dat er een gemeenschappelijke lijst van vereisten wordt opgesteld voor alle systemen voor het traceren van rundvlees, met specificaties inzake prestaties, betrouwbaarheid en compatibiliteit. De verschillende systemen die in de handel zijn, moeten ten minste aan deze specificaties beantwoorden; - dat deze beroepsorganisaties de mogelijkheid onderzoeken om in dit verband een beroep te doen op het Europees Comité voor Normalisatie (CEN) om deze specificaties te laten vastleggen als communautaire norm. 4.2. Toepassing van de voorschriften inzake de oorsprongsetikettering De oorsprong van rundvlees moet op het etiket worden aangebracht in iedere fase van de verwerking waarin het vlees in de handel zou kunnen worden gebracht. De gegevens over de oorsprong moeten zodanig worden aangebracht dat de koper, de consument of de controlediensten deze onmiddellijk kunnen lezen. Uit de verslagen van het Voedsel- en Veterinair Bureau blijkt dat er bepaalde interpretatieproblemen zijn ontstaan met betrekking tot Verordening (EG) nr. 1760/2000 alsmede enkele tekortkomingen in de toepassing ervan, namelijk met betrekking tot: - de etikettering van vlees dat mogelijk van verscheidene slachthuizen afkomstig is, in één enkele partij; - het ontbreken van etiketten op producten die niet-voorverpakt te koop worden aangeboden; - fouten in de etikettering in de detailhandel; - mengelingen van afsnijdsels van verschillende partijen. 4.2.1. Etikettering van nummers van verschillende slachthuizen De diensten van de Commissie hebben talrijke vragen gekregen over de interpretatie van Verordening (EG) nr. 1760/2000. Zo hebben verscheidene lidstaten gevraagd of het mogelijk is om de nummers van verschillende slachthuizen aan te brengen op één enkele partij uitgesneden vlees. Op deze wijze wilde men de mogelijkheid krijgen om op het etiket alle erkenningsnummers te vermelden van de slachthuizen die op de betrokken productiedag karkassen aan de uitsnijderij hebben geleverd. Dit zou de traceerbaarheid sterk nadelig beïnvloeden aangezien het niet mogelijk is om na te gaan van welke slachtinrichting(en) het vlees in een partij afkomstig is als op het etiket alle nummers staan vermeld van de inrichtingen waarvan het vlees afkomstig zou kunnen zijn. Dit verzoek is door de Commissie in 2000 afgewezen. 4.2.2. Etikettering van niet-voorverpakte producten Niet-voorverpakte rundvleesproducten die te koop worden aangeboden in slagerijen en in de slagerijafdelingen van supermarkten, vallen ook onder de etiketteringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1760/2000. De praktische toepassingsbepalingen voor de etikettering van producten die niet-voorverpakt worden verkocht, moeten door de nationale autoriteiten worden vastgesteld. Volgens de verslagen van het Voedsel- en Veterinair Bureau worden echter bij rundvleesproducten die niet-voorverpakt worden verkocht, de oorsprong en de andere verplichte aanduidingen (nummer van de inrichtingen) zelden vermeld. De betrokken handelaars verklaren dat zij hun klanten desgewenst mondeling informatie over de oorsprong van het vlees verstrekken, maar dat het onmogelijk is om dergelijke informatie voortdurend bijgewerkt op of bij de producten aan te brengen. De meeste handelaars houden een register bij van de partijen vlees die zij ontvangen en verzenden, en ze hebben een systeem voor de etikettering van rundvlees in de koelopslag waarmee de oorsprong bij eventuele controles door officiële diensten kan worden getraceerd. De wettelijke etiketteringsvereisten voor rundvlees worden te zwaar geacht door de slagerijsector, die met name door de goedkeuring van nieuwe wetgeving te maken heeft met een steeds zwaardere werkbelasting. 4.2.3. Etikettering in de detailhandel Er worden fouten geconstateerd in de oorsprongsetikettering in bij detailhandelszaken behorende uitsnijderijen waar rundvlees geportioneerd, voorverpakt en geëtiketteerd wordt, alvorens het wordt uitgestald. Sommige van deze aan detailshandelszaken verbonden uitsnijderijen hebben namelijk niet geïnvesteerd in nieuwe apparatuur waarmee de informatie op de rundvleesetiketten van hun leveranciers kan worden gelezen. Dit is des te betreurenswaardiger daar de traceerbaarheid van de oorsprong correct wordt gewaarborgd tot op het niveau van de detailhandel en de fouten pas in de etikettering sluipen aan het eind van de keten, wanneer het vlees aan de consument wordt aangeboden. 4.2.4. Etikettering van afsnijdsels Voor afsnijdsels, vaak "trimmings" genoemd, gelden dezelfde bepalingen inzake traceerbaarheid en oorsprongsetikettering als voor versneden rundvlees dat onverwerkt in de handel wordt gebracht. Deze "trimmings" zijn echter afkomstig van verschillende partijen en worden samengevoegd om per pallet te worden verkocht. Bovendien is de totale hoeveelheid die kleine uitsnijderijen per dag produceren niet altijd voldoende om een hele pallet te vullen. Over het algemeen zijn de marktdeelnemers dan ook niet in staat om partijen afsnijdsels met een homogene oorsprong samen te stellen. 4.2.5. Invoer uit derde landen Ook op rundvlees dat wordt ingevoerd uit derde landen zijn dezelfde oorsprongsetiketteringsbepalingen van toepassing. Indien het betrokken derde land beschikt over een identificatiesysteem voor runderen dat voldoende garanties biedt over de oorsprong van de dieren, mag rundvlees worden geïmporteerd met op het etiket de vermelding "Oorsprong: naam van het derde land". Is dit niet het geval, dan moeten de vermeldingen "Oorsprong: niet-EU" en de naam van het land waar het dier is geslacht, worden aangebracht. In werkelijkheid maakt geen enkele producent uit een derde land of importeur van deze afwijking gebruik: zij gebruiken de vermelding "Oorsprong: naam van het derde land" en zij baseren zich daarvoor op de erkenningen die de Commissie in 1998 heeft afgeleverd op grond van Verordening (EG) nr. 820/97 en die tot op heden nog niet zijn herzien. Bij deze erkenningen is voor ieder derde land een volledige lijst vastgesteld van vermeldingen voor de etikettering van rundvlees dat wordt ingevoerd en in de Gemeenschap op de markt wordt gebracht. Deze lijsten kunnen op verzoek van het derde land worden herzien indien specificaties worden opgesteld met voorwaarden waaraan marktdeelnemers moeten voldoen om deze vermeldingen te mogen gebruiken. Deze specificaties moeten door de bevoegde autoriteiten van het derde land worden goedgekeurd en vervolgens ter goedkeuring aan de Commissie worden voorgelegd. Hoewel de meeste derde landen bovengenoemde stappen nog niet hebben gezet, hebben sommige landen al wel veel verbeteringen aangebracht in de regelingen voor de identificatie van dieren en de traceerbaarheid van rundvlees om de oorsprong van vlees te kunnen waarborgen. In overleg met de diensten van de Commissie hebben de grootste exporteurs van rundvlees naar de Gemeenschap (Argentinië, Brazilië) al wetgeving goedgekeurd en geleidelijk ten uitvoer gelegd die de individuele identificatie van runderen die naar de Gemeenschap worden geëxporteerd, verplicht stelt. Bovendien kan aan de hand van een traceerbaarheidssysteem voor rundvlees, dat over het algemeen is gebaseerd op het nummer van het fokbestand, het verband worden gelegd tussen ieder stuk vlees dat in de lidstaten aan de detailhandel wordt geleverd, en de houderij waarvan het betrokken dier afkomstig is. 4.3. Officiële controles met betrekking tot de verplichte etiketteringsregeling De verdeling van de bevoegdheden tussen de officiële diensten van de lidstaten voor de inspectie van de traceerbaarheid en de etikettering is vaak complex en wordt momenteel in verscheidene lidstaten geherstructureerd. Vaak zijn de officiële diensten die zijn belast met de inspectie van de hygiëne in de slachthuizen, uitbeenderijen en uitsnijderijen, aangewezen als bevoegde autoriteit voor de inspectie van het systeem voor de traceerbaarheid en de oorsprongsetikettering van rundvlees in die inrichtingen. Deze diensten zijn over het algemeen niet verantwoordelijk voor de controle op de etikettering van levensmiddelen en hebben soms geen bijzondere instructies ontvangen over de controle op de oorsprongsetikettering en de traceerbaarheid van rundvlees. Bovendien beschouwen deze diensten de controle over het algemeen niet als een prioriteit naast de opdrachten met betrekking tot de volksgezondheid die zij uitvoeren. In de detailhandel zijn andere officiële diensten verantwoordelijk voor de traceerbaarheid en de etikettering van levensmiddelen, maar deze diensten voeren weinig of geen inspecties uit bij de inrichtingen die zich vóór de detailhandel in de keten bevinden. Deze scheiding van de controles gaat gepaard met wat zich laat aanzien als een gebrek aan betrokkenheid van de officiële diensten in bepaalde lidstaten. Zo hebben de inspecteurs van het Voedsel- en Veterinair Bureau geconstateerd dat de officiële diensten soms geen bezwaar maken tegen de vermelding van verschillende landen als slachtland op één etiket. De verschillen tussen de lidstaten wat de uitvoering van de controles betreft, kunnen reële problemen opleveren, zowel voor de voorlichting van de consument als voor de concurrentieverhoudingen tussen marktdeelnemers, aangezien er veel rundvlees tussen de lidstaten wordt verhandeld, hetzij rechtstreeks tussen land van productie en land van consumptie, hetzij via derde landen. 4.4. Gevolgen voor de rundvleesmarkt Alle betrokken partijen zijn van mening dat de verordening betreffende de oorsprongsetikettering grote invloed heeft gehad op het herstel van de consumptie van rundvlees, die in 2002 weer het niveau van voor de tweede BSE-crisis heeft bereikt. Dankzij de grote media-aandacht tijdens deze crisis zijn de traceerbaarheids- en oorsprongsetiketteringsmaatregelen bij de consument bekend geworden. Voorlichtingscampagnes van de overheden, gecofinancierd door de Europese Gemeenschappen, hebben deze informatie nog verder uitgebreid. De communautaire regelgeving inzake de etikettering van rundvlees heeft ook grote gevolgen gehad voor de organisatie van de bedrijfskolom en de markt voor rundvlees in de Europese Unie. Zo is de transparantie in de sector aanzienlijk verbeterd door het aantal tussenpersonen tussen producent en eindverbruiker te beperken, evenals het aantal leveranciers van iedere marktdeelnemer. Aan de andere kant is de handel in rundvlees, volgens de Europese sector, door deze ontwikkeling opnieuw enigszins genationaliseerd, met name de rechtstreekse verkoop van rundvleesproducten aan de eindverbruiker (detailhandel). De consument geeft de voorkeur aan vlees uit eigen lidstaat. Sinds 2002 neemt het internationale handelsverkeer evenwel weer toe. De distributiesector heeft deze tendens versterkt door de verscheidenheid aan vlees, wat de oorsprong betreft, in de handel te beperken. Door over het algemeen alleen vlees af te nemen uit de lidstaat die de belangrijkste leverancier is of, voor de zelfvoorzienende lidstaten, uit eigen land, wordt niet alleen tegemoetgekomen aan de vraag van de klanten, maar wordt ook het risico vermeden op fouten in de oorsprongsetikettering evenals de mogelijke gevolgen ervan voor het imago en de handel. Deze commerciële prioriteiten kunnen afzetproblemen opleveren voor dieren van gemengde oorsprong. Dit geldt met name voor de productie van kalveren; veel dieren worden bij melkveehouderijen in bepaalde lidstaten opgehaald om in andere gespecialiseerde lidstaten vetgemest en geslacht te worden. Dergelijke problemen zijn geconstateerd bij rundvleesproducenten in Noord-Ierland die problemen ondervinden bij de afzet van de geproduceerde dieren, waarvan de meerderheid is geboren en een gedeelte is vetgemest in de Ierse republiek. 5. EVALUATIE VAN DE FACULTATIEVE ETIKETTERINGSREGELING 5.1. Algemene evaluatie De facultatieve etiketteringsregeling voor rundvlees heeft met name de volgende belangrijke doelstellingen: - marktdeelnemers de gelegenheid geven een onderscheid te maken tussen hun producten door het vermelden van bepaalde kenmerken ervan, en daar economisch voordeel uit te halen; - een wettelijk kader vaststellen dat nauwkeuriger is dan de horizontale beginselen van etiketteringsrichtlijn 2000/13/EG. De facultatieve etiketteringsregeling voor rundvlees houdt het midden tussen de regeling voor de pluimveevleessector, waar alle vermeldingen over houderijmethoden en voeding die op de etiketten mogen worden aangebracht, in de communautaire wetgeving zijn vastgelegd, en de regeling voor de varkensvleessector, waar dezelfde bepalingen gelden als voor alle overige levensmiddelen. 5.2. Toepassingsgebied Om facultatieve vermeldingen op rundvleesetiketten te kunnen gebruiken, moet een specificatie door de betrokken marktdeelnemer(s) worden opgesteld en vervolgens door de bevoegde nationale autoriteiten wordt goedgekeurd. Deze specificaties zijn van nature erg heterogeen en kunnen het volgende bevatten: - gegevens die verplicht op het individuele runderpaspoort staan vermeld. Het opstellen van een specificatie is alleen gerechtvaardigd ter waarborging van de overdracht en traceerbaarheid van deze informatie tot op het product voor de eindverbruiker; - maatregelen die al verplicht zijn op grond van de geldende communautaire wetgeving (vlees niet behandeld met anabolica); - kenmerken van het houderijsysteem, de voeding of het welzijn van de dieren waarvoor een gedetailleerde specificatie moet worden opgesteld. Het aantal goedgekeurde specificaties varieert sterk per lidstaat. Hiervan wordt het meeste gebruik gemaakt door distributeurs en veehouders. Wanneer de rundvleesbedrijfskolom niet op nationaal of regionaal niveau is gestructureerd, is ieder type marktdeelnemer geneigd om een specificatie op te stellen die uitsluitend betrekking heeft op de eigen fase in de bedrijfskolom, om de toegang tot de markt voor zijn producten te garanderen. Dit brengt de verschillende marktdeelnemers ertoe om na elkaar afzonderlijke specificaties in te dienen, terwijl contractuele overeenkomsten tussen handelspartners voldoende zouden zijn. Dit heeft geleid tot een zeer grote hoeveelheid specificaties -- in sommige lidstaten honderden -- wat indruist tegen het streven om het rundvlees voor de consument herkenbaarder te maken. Uiteindelijk leidt dit ertoe dat het facultatieve etiketteringssysteem geleidelijk wordt opgegeven, zoals in enkele lidstaten al is geconstateerd, omdat het geen meerwaarde oplevert voor het product en omdat de opstelling en controle van specificaties alleen extra kosten veroorzaken. 5.3. Goedkeuringsprocedure De goedkeuring van specificaties valt onder de bevoegdheid van de nationale of regionale autoriteit die door de officiële diensten van de lidstaat is aangewezen. De Commissie wordt uitsluitend door de nationale autoriteiten in kennis gesteld van de specificaties die zij hebben goedgekeurd. De Commissie kan dus de geldigheid van een goedkeuring alleen aanvechten als deze het handelsverkeer werkelijk zou kunnen belemmeren. Uit de verslagen van het Voedsel- en Veterinair Bureau blijkt dat de bevoegde nationale autoriteiten een zeer uiteenlopende kijk hebben op de rol van het facultatieve etiketteringssysteem en op de criteria voor het evalueren van de specificaties. Sommige autoriteiten hechten aan het facultatieve systeem nog meer belang dan aan het systeem voor oorsprongsetikettering, terwijl andere autoriteiten menen dat een dergelijk systeem hoofdzakelijk commerciële doelstellingen dient, en nauwelijks bij de toepassing ervan betrokken zijn. Deze uiteenlopende benaderingswijzen hebben verscheidene consequenties: slechts zelden worden specificaties door twee lidstaten wederzijds erkend, en het internationale handelsverkeer ondervindt hiervan hinder. De situatie kan leiden tot een verstoring van de concurrentieverhoudingen tussen marktdeelnemers die niet aan dezelfde eisen moeten voldoen voor de goedkeuring van hun specificaties of voor het organiseren van controles. 5.4. Organisatie van controles De officiële controles mogen worden verricht door de bevoegde autoriteiten of door een onafhankelijke derde instantie. De controles moeten steeds volgens dezelfde beginselen worden georganiseerd, of het nu gaat om een specificatie van een kleine groep marktdeelnemers dan wel om een specificatie die geldt voor alle marktdeelnemers in de lidstaat. De kosten van een controle per marktdeelnemer verschillen echter naargelang van de organisatiewijze van de controle. Wanneer een groot aantal marktdeelnemers, met name veehouders, één bepaalde specificatie toepassen die is opgesteld door een gemeenschappelijke beroepsorganisatie of door de bevoegde autoriteit zelf, worden de controles over het algemeen uitgevoerd volgens een tweeledig systeem: - eerst wordt er een eerste controle of interne audit verricht door de beroepsorganisatie die de specificatie heeft ingediend, in de vorm van controles bij alle partijen die de specificatie hebben erkend; - dit controlesysteem wordt gevalideerd door onafhankelijke derde instanties die op basis van een risicoanalyse controles verrichten bij een gedeelte van de betrokken marktdeelnemers. Indien een dergelijke organisatie niet bestaat of niet door de bevoegde autoriteiten is erkend, worden de betrokken marktdeelnemers een of meerdere malen per jaar door een onafhankelijke derde instantie individueel gecontroleerd. Wanneer de kosten van deze controles uitsluitend door de veehouders moeten worden gedragen en niet worden gecompenseerd door de meerwaarde van hun producten, vormt dit een reëel economisch probleem en rijst de vraag of het facultatieve etiketteringssysteem op termijn houdbaar is. 5.5. Verhouding tussen Verordening (EG) nr. 1760/2000 en andere communautaire wetgevingen De etiketteringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1760/2000 die uitsluitend op rundvlees van toepassing zijn, kunnen leiden tot ernstige problemen voor de coherentie met en interpretatie van de bepalingen van de etiketteringsrichtlijn (Richtlijn 2000/13/EG) of andere communautaire wetgeving. Dit geldt op de eerste plaats voor de aanduiding van de categorieën runderen waarvan het vlees afkomstig is: - de categorieën runderen zijn in verschillende communautaire landbouwwetgevingsteksten omschreven, maar geen enkele van die teksten is specifiek gericht op etikettering. Voor de categorie kalveren variëren de definities sterk naargelang van de beoogde doelstelling; - verscheidene lidstaten hebben op basis van de bepalingen van het facultatieve etiketteringssysteem specificaties goedgekeurd waarin algemene termen worden gehanteerd (bijv. kalveren). Ofschoon de goedkeuring van specificaties en vermeldingen in het kader van het facultatieve etiketteringssysteem onder de bevoegdheid van de nationale (of regionale) autoriteit valt, kan de Commissie op grond van Verordening (EG) nr. 1760/2000 beperkingen opleggen, met name indien de specificaties zouden kunnen leiden tot belemmeringen voor het handelsverkeer; - andere lidstaten beschouwen de algemene termen "kalf" of "rund" als verkoopbenamingen of delen daarvan in de zin van etiketteringsrichtlijn 2000/13/EG. De definities bij deze benamingen zouden dan ook van tevoren ter goedkeuring aan de Commissie moeten worden voorgelegd, net als alle overige nationale etiketteringsmaatregelen. Dit geldt ook voor aanduidingen van een regio of geografische plaats. Verordening (EG) nr. 1760/2000 biedt marktdeelnemers de mogelijkheid om etiketteringsvermeldingen waarin wordt verwezen naar de naam van een regio, te laten goedkeuren volgens een goedkeuringsprocedure op nationaal of regionaal niveau, afhankelijk van de lidstaat. In Verordening (EG) nr. 2081/92 [6] betreffende de bescherming van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen (BOB/BGA) is bepaald dat oorsprongsbenamingen voor andere levensmiddelen dan wijn en gedistilleerde dranken eerst volgens een nationale en daarna volgens een communautaire procedure kunnen worden beschermd. [6] Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 208 van 24.7.1992, blz. 1). Deze ongelijkheid tussen procedures zou de concurrentieverhoudingen kunnen verstoren als de marktdeelnemers voor het vastleggen van aanduidingen omtrent de oorsprong kunnen kiezen uit procedures waarvoor verschillende wettelijke vereisten gelden. In ieder geval is het een taak van de bevoegde nationale autoriteiten om erop toe te zien dat dergelijke facultatieve aanduidingen met betrekking tot de regionale of plaatselijke oorsprong niet leiden tot verwarring met producten die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2081/92 een beschermde geografische aanduiding of een beschermde oorsprongsbenaming mogen dragen. Titel III: Toepassingsgebied 6. MOGELIJKHEDEN TOT UITBREIDING VAN HET TOEPASSINGSGEBIED VAN DE OORSPRONGSETIKETTERING Volgens het mandaat dat de Commissie van de Raad en het Europees Parlement heeft gekregen, moet zij op de eerste plaats onderzoeken of het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1760/2000 tot verwerkte producten die rundvlees bevatten en producten op basis van rundvlees kan worden uitgebreid. Ook moet worden onderzocht of het mogelijk is om de consument te informeren over de oorsprong van rundvlees dat worden bereid en geserveerd in de horeca-, catering- en fastfoodsector. 6.1. Uitbreiding tot samengestelde producten op basis van rundvlees Het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1760/2000 wordt bepaald door een reeks douanecodes betreffende karkassen en delen van runderen, producten van zuiver rundvlees en producten op basis van gehakt rundvlees. Deze douanecodes hebben geen betrekking op producten die zijn samengesteld uit vers rundvlees en andere ingrediënten: spiesen van vlees (eventueel van verschillende soorten) en groente, burgers op basis van rundvlees, rundvleescarpaccio, enz. Het toepassingsgebied van de verordening zou kunnen worden uitgebreid tot dergelijke producten mits de oorsprong van het rundvlees dat daarvoor als grondstof wordt gebruikt, kan worden getraceerd. Door de grote diversiteit aan samengestelde producten zou een dergelijke uitbreiding in de praktijk uiterst moeilijk uitvoerbaar zijn. Overigens gelden de bepalingen inzake de stapsgewijze traceerbaarheid ook voor deze producten. 6.2. Uitbreiding tot verwerkte producten die rundvlees bevatten en producten op basis van rundvlees Onder verwerkte producten die rundvlees bevatten en producten op basis van rundvlees worden verstaan: producten van gekookt vlees, vleesconserven, bereide gerechten die rundvlees of producten op basis van rundvlees bevatten, en bepaalde fijne vleeswaren op basis van rundvlees, al dan niet gemengd met andere soorten. Deze producten worden in dit verslag aangeduid met de algemene term: "verwerkte producten op basis van rundvlees". Het uitbreiden van de bepalingen inzake traceerbaarheid en oorsprongsetikettering van deze producten zou op verscheidene problemen stuiten: - het risico op fouten in verband met de traceerbaarheid van de oorsprong wordt groter bij iedere fase in de verwerking van rundvleesproducten, met name doordat verscheidene partijen met grondstoffen worden samengevoegd om één enkele partij eindproducten te maken. Het lijkt niet wenselijk het toepassingsgebied van de huidige bepalingen al uit te breiden tot verwerkte producten op basis van rundvlees nog voordat deze bepalingen op betrouwbare wijze kunnen worden toegepast op rundvlees dat wordt uitgesneden; - voor de industriële vervaardiging van verwerkte producten op basis van rundvlees worden gelijktijdig grote hoeveelheden grondstoffen en dus vele partijen rundvlees gebruikt. Deze partijen komen overeen met door afnemers en leveranciers gezamenlijk opgestelde specificaties waarin wel de kenmerken en de prijs van de stukken rundvlees nauwkeurig zijn omschreven, maar niet de oorsprong ervan in de zin van Verordening (EG) nr. 1760/2000. Homogeniteit van het gebruikte rundvlees zou extra eisen stellen aan de leveranciers die moeilijk verenigbaar zijn met de productieomstandigheden; - het vermelden van de oorsprong zou uitsluitend van toepassing zijn op het rundvlees in het product, terwijl dit product ook vlees van andere soorten kan bevatten waarvan de consument eveneens de oorsprong zou willen weten. Uitbreiding van het toepassingsgebied tot verwerkte producten op basis van rundvlees zou derhalve grote beperkingen met zich meebrengen, zowel voor de handel in rundvlees als voor de concrete tenuitvoerlegging ervan door de betrokken marktdeelnemers. De betrokken bedrijfstakken zouden zelfs kunnen besluiten het rundvlees te vervangen door andere soorten waarvoor dergelijke etiketteringsvoorschriften niet gelden. Een dergelijke uitbreiding zou dus geen extra waarborgen voor de volksgezondheid opleveren -- de betrokken ondernemingen dienen al de stapsgewijze traceerbaarheid van hun producten te waarborgen -- en zou evenmin leiden tot een toename van de consumptie die alweer op het niveau van voor de tweede BSE-crisis is. De kosten-batenverhouding ervan zou derhalve negatief zijn. 6.3. Uitbreiding tot de catering-, horeca- en fastfoodsector Eigenlijk is het onjuist om te spreken van een uitbreiding van de regeling inzake oorsprongsetikettering tot de catering-, horeca- en fastfoodsector, aangezien al het verse rundvlees dat aan deze sector wordt geleverd, al onder de werkingssfeer van de verordening valt. Desondanks heeft de consument aan wie het bereide rundvlees wordt aangeboden, ofschoon hij bij de restauranthouder kan informeren naar de oorsprong van dit vlees, niet automatisch de beschikking over deze informatie. De roep om uitbreiding van de oorsprongsetikettering voor rundvlees tot bedrijven in de catering-, horeca- en fastfoodsector is pas onlangs ontstaan, ook al had Frankrijk deze etikettering al in 2001 verplicht gesteld. Deze wens is gebaseerd op de volgende overwegingen: - soms kunnen consumenten, met name in de cateringsector, niet zelf kiezen wat zij eten. Daarom willen zij weten waar het rundvlees dat hun wordt geserveerd, vandaan komt; - volgens recente enquêtes onder consumenten in enkele lidstaten veronderstellen de meeste consumenten dat het rundvlees dat hun in restaurants wordt aangeboden, in eigen land is geproduceerd, terwijl dit ook uit een andere lidstaat of een derde land afkomstig zou kunnen zijn. De nationale rundvleesproducenten wensen dan ook dat de oorsprong van het geserveerde rundvlees in de restaurants bekend wordt gemaakt. Het beginsel dat de consument in de gehele horeca- en cateringsector wordt geïnformeerd over de oorsprong van het rundvlees dat er wordt opgediend, lijkt legitiem, voor zover het is gericht op een "gelijke behandeling" van enerzijds vlees dat in de distributiesector wordt afgezet en anderzijds vlees dat de horeca- en cateringsector aanbiedt. Als het verstrekken van dergelijke informatie echter verplicht zou worden gesteld, zou de toepassing ervan op problemen stuiten die vergelijkbaar zijn met die bij een uitbreiding van het toepassingsgebied tot verwerkte producten op basis van rundvlees: - de hoeveelheden rundvlees die in collectieve keukens worden bereid, zijn zo groot dat er grote hoeveelheden (en dus verschillende partijen) van een bepaalde soort vlees samengevoegd moeten worden, ook al hebben deze niet noodzakelijk een homogene oorsprong; - de cateringsector wordt met rundvlees bevoorraad op basis van specificaties en aanbestedingsprocedures met strikte technische en financiële voorwaarden, maar zonder vermelding van de oorsprong; - de operationele en administratieve belasting in verband met het waarborgen van de traceerbaarheid en de oorsprongsetikettering van rundvlees in restaurants, met name in de cateringsector, zou ertoe kunnen leiden dat rundvlees wordt vervangen door andere soorten vlees; - de uitbreiding van de verplichting tot oorsprongsetikettering van rundvlees in horeca en catering is onlosmakelijk verbonden met de situatie in de sector verwerkte producten op basis van rundvlees. In beide gevallen gaat het namelijk om rundvleesproducten die een bewerking hebben ondergaan, zoals koken; - als beide sectoren niet gelijk zouden worden behandeld, zouden restauranthouders zich rechtstreeks laten bevoorraden met bereide rundvleesproducten waarvoor de verordening niet geldt en waarvoor geen informatie over de oorsprong bekend is, ter vervanging van verse rundvleesproducten. Wanneer de bepalingen inzake oorsprongsetikettering ook in de horcea- en cateringsector verplicht zouden worden gesteld, zou dit leiden tot een zware belasting en extra kosten voor alle betrokken marktdeelnemers, zonder aantoonbaar voordeel voor de volksgezondheid: voor producten die in de catering worden geserveerd is het waarborgen van de stapsgewijze traceerbaarheid in de meeste lidstaten immers al verplicht. Dit alles neemt evenwel niet weg dat de marktdeelnemers uit de horeca- en cateringsector op basis van vrijwilligheid de oorsprong van de rundvleesproducten die zij hun klanten serveren, bekend kunnen maken als hun klanten dat wensen. De informatie die over de oorsprong van rundvlees wordt verstrekt, mag de klant in dat geval niet misleiden: deze informatie zou daartoe kunnen worden gecontroleerd door de bevoegde autoriteiten op basis van de bestaande nationale wetgeving inzake eerlijke handelspraktijken en bescherming van de consument. Deze controles kunnen ook op contractuele basis worden uitgevoerd door een onafhankelijke derde organisatie. Bij catering kan wellicht door middel van een overeenkomst tussen de leveranciers, de voor de inrichtingen bevoegde autoriteiten en de consumentenvertegenwoordigers, op bevredigende wijze tegemoet worden gekomen aan de verwachtingen van de gebruikers met betrekking tot de verschillende kenmerken van het rundvlees dat wordt geserveerd. Titel IV: Vereenvoudiging en harmonisatie 7. VEREENVOUDIGING VAN DE BEPALINGEN INZAKE OORSPRONGSETIKETTERING In de context van de BSE-crisis, waarin Verordening (EG) nr. 1760/2000 is goedgekeurd, was het de bedoeling van de wetgever om de consument alle beschikbare informatie ter kennis te brengen, met inbegrip van de informatie in verband met de traceerbaarheidsregeling, met het prioritaire doel het vertrouwen van de consument in de veiligheid van rundvlees te herstellen. Na alle maatregelen ter bestrijding van BSE en nadat de verordening drie jaar is toegepast, is de consumptie van rundvlees weer op het niveau van vóór de tweede BSE-crisis. Daar staat tegenover dat sommige etiketteringsbepalingen erg belastend zijn voor de marktdeelnemers, zonder dat deze extra veiligheid opleveren voor de consument of voor de controlediensten. Op basis van wat de officiële nationale en communautaire controlediensten hebben geconstateerd, is de Commissie van mening dat de verplichte etiketteringsregeling enigszins vereenvoudigd moet worden, waardoor een beter onderscheid kan worden gemaakt tussen de traceerbaarheidsmaatregelen en de etiketteringsmaatregelen. Bovendien zou hierdoor de uitvoering van de traceerbaarheids- en etiketteringsmaatregelen door de marktdeelnemers verbeterd moeten worden met het oog op een duurzame toepassing van de communautaire wetgeving inzake de etikettering van rundvlees. 7.1. Samenstelling en etikettering van partijen voor het uitsnijden De verslagen van het Voedsel- en Veterinair Bureau hebben in alle lidstaten, zij het in verschillende mate, tekortkomingen aangetoond in de toepassing van de bepalingen inzake traceerbaarheid en oorsprongsetikettering in de fase van het uitsnijden. Deze tekortkomingen houden met name verband met de vereiste homogeniteit die momenteel van toepassing zijn op partijen die voor het uitsnijden worden samengesteld. Volgens de tot dusverre gangbare interpretatie moet het vlees dat wordt samengevoegd tot een partij voor uitsnijding, niet alleen afkomstig zijn van dieren van dezelfde oorsprong, maar ook van één enkele uitbeenderij en een enkel slachthuis. Deze zeer strikte interpretatie van de verordeningsbepalingen was in 2000 in de context van de tweede BSE-crisis gerechtvaardigd. Desalniettemin moet deze interpretatie ten aanzien van het uitsnijden om verschillende wezenlijke redenen worden herzien: - in alle lidstaten worden, zij het in verschillende mate, nog steeds tekortkomingen vastgesteld met betrekking tot de traceerbaarheid van vlees bij uitsnijderijen. De omvang van de partijen kan namelijk niet worden aangepast aan de bestellingen van de klanten, ook al zijn deze bestellingen bepalend voor de organisatie van de werkzaamheden in uitsnijderijen; - deze interpretatie is te restrictief ten opzichte van de bepalingen van artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1760/2000. Op grond van artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1825/2000 mag namelijk voor het uitsnijden een partij worden samengesteld uit vlees van verschillende partijen uitgebeend vlees, ongeacht of deze laatste uit dezelfde uitbeenderij afkomstig zijn. Het is derhalve wenselijk dat de mogelijkheid wordt geboden vlees dat van verschillende uitbeenderijen afkomstig is, voor het uitsnijden samen te voegen in één enkele partij. Wat de etikettering betreft, is de afwijking inzake de vermelding van de nummers van de inrichtingen, die geldt voor gehakt vlees, niet van toepassing op uitsnijderijen: de nummers van de verschillende slachthuizen en uitbeenderijen waarvan het vlees afkomstig is, moeten worden vermeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1760/2000. De voorgestelde versoepeling mag dus niet worden verward met het verzoek om de nummers van verschillende slachthuizen te etiketteren, waarover de Commissie al in 2000 een negatief advies heeft uitgebracht (zie lid 4.2.1.). In dit geval zouden namelijk uitsluitend de erkenningsnummers van de inrichtingen waarvan het rundvlees daadwerkelijk afkomstig is (en niet de nummers van alle inrichtingen waarvan het vlees afkomstig zou kunnen zijn), worden geregistreerd en vermeld op iedere partij die is bestemd om verder te worden uitgesneden. Bovendien moet ook verder worden voldaan aan de bepalingen van artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1760/2000 op grond waarvan al het rundvlees in een partij afkomstig moet zijn van dieren van dezelfde oorsprong. Deze versoepeling inzake de samenstelling van partijen geldt niet voor uitbeenderijen, om de volgende redenen: - de werk van uitbeenderijen bestaat uit het verdelen van karkassen of voeten, en daaraan zijn de huidige bepalingen goed aangepast: volgens de verslagen van het Voedsel- en Veterinair Bureau ondervindt de overgrote meerderheid van de uitbeenderijen dan ook geen moeilijkheden bij de toepassing ervan; - de betrouwbaarheid van de traceerbaarheid van rundvlees in de fase van het uitsnijden is sterk afhankelijk van de wijze waarop de betrokken regels in de voorafgaande fasen zijn toegepast. In ieder geval zijn de marktdeelnemers verantwoordelijk voor de traceerbaarheid van het rundvlees en voor het registratiesysteem dat zij hebben ontwikkeld. Bijgevolg zouden uitsnijderijen die van de voorgestelde flexibiliteit gebruik zouden maken bij het samenstellen van partijen, in staat moeten zijn voor iedere partij afzonderlijk de nummers van de inrichtingen te registreren en deze informatie over te brengen op de etiketten. 7.2. Invoering van de mogelijkheid om als oorsprong de EU te vermelden Volgens de huidige bepalingen inzake oorsprongsetikettering moet op het etiket het volgende worden aangebracht: - indien het dier is geboren, gehouden en geslacht in één en hetzelfde land, de vermelding "Oorsprong: (naam van de lidstaat of van het derde land)", of - indien het dier niet in één en hetzelfde land geboren, gehouden en geslacht is, de namen van de verschillende landen. Zoals al aangegeven in punt 4.4 van dit verslag leidt de gedetailleerde vermelding van de oorsprong van de runderen tot bepaalde problemen bij de afzet in de detailhandel. Vlees van dieren met een gemengde oorsprong kan moeilijker worden afgezet, wat leidt tot een onterechte daling van de prijs voor de producenten. Sommige distributeurs hebben er ook voor gekozen uitsluitend vlees uit eigen lidstaat in te kopen. Derhalve moet worden overwogen om in bepaalde gevallen een afwijking toe te staan van artikel 13, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1760/2000 en toe te staan dat, in plaats van de lidstaat van oorsprong, de EU als oorsprong wordt vermeld. Dit zou moeten worden toegestaan voor vlees dat wordt uitgesneden en rechtstreeks aan de eindverbruiker wordt verkocht. De afwijking zou dan ook niet van toepassing zijn op gehakt vlees (aangezien daarvoor al mag worden afgeweken van de etiketteringsbepalingen van artikel 13), en evenmin op de gehele horeca- en cateringsector (aangezien bovengenoemde belemmeringen voor de afzet in die sector geen rol spelen) noch op samengestelde producten (die niet onder de werkingssfeer vallen). Deze afwijking zou een eind kunnen maken aan bepaalde hindernissen voor het vrije verkeer binnen de Gemeenschap en een bevredigende oplossing kunnen leveren voor de etikettering van vlees van runderen van gemengde oorsprong. Bij deze hypothese zou de keuze om als oorsprong de lidstaat dan wel de EU te vermelden, moeten worden gemaakt door de marktdeelnemers in de fase van het uitsnijden, afhankelijk van de verwachtingen van de consumenten in de lidstaat waar de producten worden geconsumeerd, en van de wensen van de distributeurs. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten zouden dus niemand kunnen verplichten om als oorsprong in plaats van de EU de betrokken lidstaat te vermelden (of andersom). De mogelijkheid om als oorsprong de EU te vermelden zou geen gevolgen hebben voor de huidige regeling voor de traceerbaarheid van rundvlees: de lidstaat van oorsprong zou ook in de toekomst in iedere fase van de verwerking gedetailleerd worden geregistreerd, en bovendien verder worden vermeld op alle producten die niet rechtstreeks voor de eindverbruiker bestemd zijn. Dankzij deze bepalingen zouden de marktdeelnemers dus hun huidige arbeidsorganisatie kunnen handhaven en zouden gedane investeringen toch nog gerechtvaardigd blijven. Bovendien zou de afwijking niet van invloed zijn op de controles die de bevoegde autoriteiten in de verschillende fasen van de verwerking van rundvlees verrichten. 7.3. Etikettering van afsnijdsels Voor afsnijdsels, over het algemeen "trimmings" genoemd, gelden momenteel dezelfde etiketteringsbepalingen als voor uitgesneden rundvlees dat onverwerkt aan de eindverbruiker wordt verkocht. In de praktijk worden "trimmings" die afkomstig zijn van verschillende partijen van uitbeenderijen of uitsnijderijen, per palet gemengd en verkocht aan bedrijven voor de vervaardiging van verwerkte producten op basis van rundvlees waarvan de producten niet onder de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 1760/2000 vallen. Het is voor de marktdeelnemers dus niet mogelijk om partijen met "trimmings" van homogene oorsprong samen te stellen. Op deze producten zouden derhalve vereenvoudigde etiketteringsbepalingen van toepassing moeten zijn, en artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1760/2000 biedt daartoe de mogelijkheid. Het is echter ook belangrijk om rekening te houden met de diverse toepassingen van "trimmings". Op grond van Richtlijn 94/65/EG betreffende de productie van gehakt vlees [7] mag gehakt vlees niet worden bereid uit afval dat afkomstig is van het uitsnijden of de opmaak of uit ander "klein" vlees. De methoden voor het uitsnijden van vlees en het gewicht van de "trimmings" variëren echter per lidstaat. Dit betekent dat de "trimmings" zo groot kunnen zijn dat het toch gerechtvaardigd is deze voor de bereiding van gehakt vlees te gebruiken. [7] Richtlijn 94/65/EG van de Raad van 14 december 1994 tot vaststelling van voorschriften voor de productie en het in de handel brengen van gehakt vlees en vleesbereidingen (PB L 368 van 31.12.1994, blz. 10). De Commissie is dan ook voorstander van de goedkeuring van vereenvoudigde etiketteringsregels voor dit vlees waarbij enerzijds rekening wordt gehouden met de twee toepassingen die zijn geconstateerd en anderzijds met het feit dat de uiteindelijke toepassing op het moment van productie nog niet bekend is. Het lijkt dan ook logisch om voor de "trimmings" dezelfde regels inzake oorsprongsetikettering toe te passen als momenteel voor gehakt vlees. 7.4. Bevoorrading van inrichtingen voor de vervaardiging van gehakt vlees Gehakt vlees is een samengesteld product waarvan de samenstelling moet voldoen aan de criteria van Richtlijn 94/65/EG (maximaal vetgehalte, verhouding collageen/vleeseiwit, enz.). Het wordt meestal bereid door rundvlees met verschillende eigenschappen te mengen. Het mengen moet de mogelijkheid bieden om het vetgehalte van het gehakte vlees aan te passen, zonder vet toe te voegen. Vooralsnog is het producenten van gehakt vlees toegestaan om in één enkele partij producten rundvlees samen te voegen dat afkomstig is van verschillende slachthuizen in dezelfde lidstaat. Door de vereenvoudigde bepalingen inzake de etikettering van de oorsprong, mogen zij ook vlees van dieren van gemengde oorsprong gebruiken. Op grond van artikel 13, lid 5, onder a), punt iii), is het producenten van gehakt vlees echter niet toegestaan om in één en dezelfde partij gehakt vlees rundvlees te mengen dat in verschillende landen is geslacht. Door deze beperking zijn de producenten in de praktijk gedwongen om zich te bevoorraden in één enkel slachtland, wat tot technische een economische complicaties kan leiden. De meeste marktdeelnemers in de sector gehakt vlees zouden dan ook willen dat deze beperking wordt opgeheven en dat de traceerbaarheid wordt gehandhaafd door middel van een systeem voor het registreren van de oorsprong van de gebruikte grondstoffen. De Commissie is echter geen voorstander van een dergelijke flexibiliteit, en wel om de volgende redenen: - in artikel 14, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1760/2000 is uitdrukkelijk bepaald dat rundvlees dat worden gebruikt voor de bereiding van gehakt vlees, slechts uit één slachtland afkomstig mag zijn; en deze bepaling zou dus moeten worden gewijzigd; - over deze bepaling is bij de onderhandelingen over de ontwerp-verordening een compromis bereikt, dat voorziet in een afwijking van de etiketteringsbepalingen voor gehakt vlees maar tegelijkertijd bepaalt dat al het rundvlees in een partij gehakt vlees, uit een en dezelfde lidstaat afkomstig moet zijn. - uit verschillende slachtlanden afkomstig rundvlees zou alleen mogen worden gemengd indien voor iedere partij gehakt vlees systematisch de volledige oorsprong van alle gebruikte grondstoffen zou worden geregistreerd; - een dergelijke registratie vergt een arbeidsorganisatie en een traceerbaarheidssysteem van uitstekende kwaliteit en deze zouden ad hoc moeten worden beoordeeld door de officiële overheidsdiensten of door een onafhankelijke derde instantie; - aangezien niet alle inrichtingen voor de vervaardiging van gehakt vlees de capaciteit hebben om een dergelijk systeem tot stand te brengen, zouden zij niet allemaal van de eventuele flexibiliteit in de bevoorrading kunnen profiteren, wat de facto zou leiden tot een verstoring van de concurrentieverhoudingen tussen marktdeelnemers. 7.5. Niet-voorverpakte producten Uit de verslagen van het Voedsel- en Veterinair Bureau blijkt dat de oorsprong zelden wordt aangegeven bij het rundvlees dat slagers en supermarkten voor de verkoop uitstallen; dit geldt voor beide categorieën marktdeelnemers en voor alle lidstaten. Deze problemen komen overeen met die in verband met de etikettering van bepaalde andere niet-voorverpakte levensmiddelen (geen plaats om het etiket aan te brengen, de uitgestalde producten rouleren voortdurend) en worden nog versterkt door de zeer gedetailleerde etiketteringsbepalingen van artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1760/2000 (vermelding van de lidstaat van oorsprong en de nummers van de inrichtingen bij alle producten). De uitvoeringsbepalingen voor de etikettering van rundvleesproducten die niet-voorverpakt te koop worden aangeboden, moeten door de bevoegde nationale of regionale autoriteiten worden vastgesteld. Artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1760/2000 geeft de Commissie echter de mogelijkheid volgens de beheersprocedure de nodige maatregelen vast te stellen om specifieke praktische problemen op te lossen. De Commissie is derhalve voornemens om voor de specifieke etiketteringsproblemen met rundvleesproducten die niet-voorverpakt te koop worden aangeboden, die naar behoren door de bevoegde nationale autoriteiten zijn geselecteerd, vereenvoudigde uitvoeringsbepalingen voor te stellen binnen de grenzen van het bepaalde in voornoemd artikel 19. 8. HARMONISERING VAN DE TOEPASSING VAN DE FACULTATIEVE ETIKETTERINGSREGELING De zeer grote verscheidenheid aan productspecificaties zou al moeten worden beperkt door uit die specificaties alle bepalingen te schrappen die wettelijk al verplicht zijn. Bovendien zou op grotere schaal gebruik moeten worden gemaakt van de mogelijkheid om tussen marktdeelnemers in de rundvleesbedrijfskolom onderling op contractbasis specificaties vast te stellen die niet door de bevoegde autoriteiten hoeven te worden goedgekeurd. 8.1. Opstelling, goedkeuring en controle productspecificaties Tal van lidstaten hebben tijdens de vergadering van de groep van deskundigen op 7 mei 2003 de Commissie verzocht richtsnoeren te ontwerpen voor het opstellen, goedkeuren en controleren van productspecificaties voor de vermeldingen in het kader van de facultatieve etiketteringsregeling. Ofschoon de goedkeuringsprocedure een bevoegdheid van de lidstaten is, moeten vanwege de verschillen tussen de nationale procedures voor de beoordeling en goedkeuring van productspecificaties dergelijke richtsnoeren worden opgesteld om de ontwikkeling daarvan te rationaliseren, moeten gemeenschappelijke beoordelings- en goedkeuringscriteria worden vastgesteld en moeten gemeenschappelijke regels worden bepaald voor de organisatie van de controles. 8.2. Kennisgeving van goedgekeurde productspecificaties aan de Commissie en de overige lidstaten In Verordening (EG) nr. 1760/2000 is bepaald dat de lidstaten de Commissie moeten informeren over de productspecificaties die zij hebben goedgekeurd en dat de Commissie deze informatie doorstuurt aan de overige lidstaten. De lijsten van goedgekeurde productspecificaties die aan de Commissie worden toegezonden zijn meestal niet bruikbaar en kunnen dus niet zonder verdere bewerking aan de overige lidstaten worden meegedeeld. Derhalve is de Commissie in het kader van het comité van beheer voor rundvlees overgegaan tot harmonisering van de vorm waarin de bevoegde nationale autoriteiten deze informatie moeten meedelen. Ook is de Commissie voornemens om op de internetsite EuropaAgri de lijsten bekend te maken van de lijsten van de productspecificaties voor de facultatieve etiketteringsregeling voor rundvlees die in de verschillende lidstaten zijn goedgekeurd. 8.3. Harmonisatie van de definities van categorieën runderen De etikettering van de categorie runderen waarvan het vlees afkomstig is, kan de consument voor zijn keuze belangrijke informatie verschaffen. Toch kan het product dat in een bepaalde lidstaat op legale wijze onder de naam van een bepaalde categorie in de handel is gebracht, sterk verschillen van producten die onder dezelfde naam in een andere lidstaat in de handel zijn gebracht. Indien de Raad en het Europees Parlement van oordeel zijn dat het gebrek aan harmonisatie van de definities van de categorieën runderen nadelig is voor de voorlichting van de consument of voor het vrije verkeer van rundvleesproducten, zou de Commissie kunnen overwegen een nieuw voorstel te doen voor de definities van deze categorieën voor etiketteringsdoeleinden, naar het voorbeeld van de definities die zijn opgenomen in het ontwerp van een toepassingsverordening dat de Commissie in 2000 heeft uitgewerkt. 9. CONCLUSIE De communautaire wetgeving inzake de etikettering van rundvlees heeft de consument de verwachte waarborgen geboden inzake de traceerbaarheid en de oorsprongsetikettering van rundvlees. De wetgeving heeft ook in ruime mate bijgedragen aan het herstel van het consumentenvertrouwen en van de consumptie van rundvlees in de Europese Unie en daarom moet de wetgeving worden gehandhaafd. Aan de andere kant is de handel in rundvlees, volgens de Europese sector, door deze ontwikkeling opnieuw enigszins genationaliseerd, met name de rechtstreekse verkoop van rundvleesproducten aan de eindverbruiker (detailhandel). Derhalve moet de mogelijkheid worden onderzocht om, zonder afbreuk te doen aan de garanties voor de consument, de nationale oorsprongsaanduiding te vervangen door een EU-oorsprongsaanduiding. Deze mogelijkheid zou moeten worden beperkt tot inrichtingen die vlees uitsnijden dat rechtstreeks bestemd is voor de eindverbruiker. In dat geval zouden deze marktdeelnemers de keuze hebben om, afhankelijk van de wensen van de consument of de distributiesector, een nationale of een communautaire oorsprongsaanduiding aan te brengen. Er zijn ook enkele technische toepassingsproblemen geconstateerd. Het betreft met name de homogeniteit van partijen uitgesneden rundvlees bij uitsnijderijen, de samenstelling en etikettering van partijen afsnijdsels, de wijze waarop de consument moet worden geïnformeerd over niet-voorverpakte producten, en de facultatieve etiketteringsregeling. De Commissie stelt dan ook voor om, zonder afbreuk te doen aan de zekerheid voor de consument, via de beheerscomitéprocedure enkele maatregelen goed te keuren om de toepassing van deze verordening te verbeteren en te vergemakkelijken. Deze maatregelen zijn met name bedoeld om: - de mogelijkheid te geven om rundvlees dat in eerste instantie in verschillende inrichtingen is uitgebeend, samen te voegen in één enkele partij voor het uitsnijden; - vereenvoudigde maatregelen vast te stellen voor de etikettering van afsnijdsels en van rundvleesproducten die niet-voorverpakt te koop worden aangeboden; - de wederzijdse erkenning te vergemakkelijken van door de bevoegde nationale of regionale autoriteiten verleende goedkeuringen voor productspecificaties in het kader van de facultatieve etiketteringsregeling voor rundvlees. De Commissie is er echter geen voorstander van om de bepalingen inzake de oorsprongsetikettering van rundvlees uit te breiden tot verwerkte producten op basis van rundvlees, samengestelde producten op basis van rundvlees en andere ingrediënten, en bereid rundvlees in de catering-, horeca- en fastfoodsector. Zij is van oordeel dat een dergelijke uitbreiding met name om technische en economische redenen moeilijk door de betrokken marktdeelnemers zou kunnen worden toegepast. Dankzij de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1760/2000 konden het vertrouwen van de consument en de consumptie van rundvlees worden hersteld, maar een uitbreiding van het toepassingsgebied zou alleen extra beperkingen en kosten met zich brengen zonder extra garanties voor de volksgezondheid of een toename van het verbruik van rundvlees: de kosten-batenverhouding van een dergelijke maatregel zou ongunstig zijn. Met betrekking tot de productie van gehakt vlees meent de Commissie dat het invoeren van de mogelijkheid om rundvlees uit verschillende landen samen te voegen in één enkele partij gehakt vlees, problemen zou kunnen opleveren voor de traceerbaarheid van het rundvlees. Op basis van dit verslag wenst de Commissie besprekingen aan te gaan met de Raad en het Europees Parlement over de gemaakte evaluatie van de huidige situatie en over de eventuele noodzaak om de geldende wettelijke bepalingen te wijzigen. Na beoordeling van dit vraagstuk door de Raad en het Europees Parlement en in het licht van de bijdragen van de verschillende belanghebbende partijen zal de Commissie passende voorstellen doen.