Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52003PC0607

    Voorstel voor een Besluit van de Raad tot oprichting van regionale adviesraden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid

    /* COM/2003/0607 def. - CNS 2003/0238 */

    52003PC0607

    Voorstel voor een Besluit van de Raad tot oprichting van regionale adviesraden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid /* COM/2003/0607 def. - CNS 2003/0238 */


    Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot oprichting van regionale adviesraden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid

    (door de Commissie ingediend)

    TOELICHTING

    Ten einde het beheer van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) te verbeteren, is bij de hervorming van het GVB, met name in de artikelen 31 en 32 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid, besloten om regionale adviesraden op te richten. In artikel 32 is bepaald dat de Raad beslist over de oprichting van een regionale adviesraad. Met regionale adviesraden wordt tegemoet gekomen aan de wens van de belanghebbenden om dichter bij de ontwikkeling van het GVB te worden betrokken.

    In artikel 31 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad zijn bepaalde beginselen vastgelegd, die nader moeten worden uitgewerkt en zo het algemeen kader kunnen vormen dat moet dienen als basis voor de oprichting van regionale adviesraden door de belanghebbenden. Ofschoon de belanghebbenden verantwoordelijk zijn voor het functioneren van de regionale adviesraden, is het van belang dat zij zich houden aan dit algemene kader om te zorgen voor een consistente en evenwichtige aanpak bij alle regionale adviesraden.

    In het besluit wordt vooral aandacht besteed aan de belangrijkste aspecten die op het niveau van de Gemeenschap moeten worden verduidelijkt: de omschrijving van de te bestrijken gebieden, de hoofdstructuur van de regionale adviesraden, de samenstelling en werking ervan, de benoemingsprocedure en de financiering. Op basis van de in dit besluit vastgelegde criteria kunnen de belanghebbenden een verzoek tot oprichting van een regionale adviesraad richten aan de lidstaten die onder de regionale adviesraad vallen en, ter controle en goedkeuring, aan de Commissie.

    Om de Commissie en de lidstaten van nuttig advies te kunnen dienen, moeten de regionale adviesraden groot genoeg zijn om beheerseenheden op basis van biologische criteria te kunnen omvatten. Overeenkomstig deze aanpak is in bijlage I bij het besluit een lijst opgenomen van alle regionale adviesraden die volgens de Commissie zouden moeten worden opgericht. Deze aanpak garandeert dat alle visserijtakken onder een bepaalde regionale adviesraad vallen, en voorkomt dat sommige visserijtakken onder verschillende regionale adviesraden vallen. Gelet op de organisatorische en financiële beperkingen verdient het aanbeveling het aantal regionale adviesraden te beperken. Tegelijkertijd moet de regionale adviesraden de vrijheid worden gelaten om binnen hun gelederen onderafdelingen voor specifieke visserijtakken op te richten.

    De regionale adviesraden moeten ook de dialoog tussen de verschillende belangengroepen binnen het GVB bevorderen. Het vergroten van het wederzijds vertrouwen tussen wetenschappers en vissers zou de transparantie van het wetenschappelijk advies ongetwijfeld ten goede komen. Bij het definiëren van de structuur van de regionale adviesraden moet een evenwicht worden gevonden tussen efficiënt overleg en betrokkenheid van alle partijen met reële belangen. De Commissie stelt daarom voor dat de regionale adviesraden bestaan uit een algemene vergadering, die op haar beurt een uitvoerend comité aanwijst dat beperkt van omvang is maar waarin alle belangen binnen het GVB evenwichtig vertegenwoordigd zijn. Welke vertegenwoordigers van de verschillende belangengroepen lid moeten worden van de algemene vergadering, kan het best worden beoordeeld door de lidstaten. Deelnemers aan de vergaderingen van de regionale adviesraden kunnen de status van lid, waarnemer of expert krijgen. Een ander belangrijk aspect is dat bepaalde vergaderingen voor het publiek toegankelijk zullen zijn.

    Om overlapping te voorkomen met het werk van bestaande adviesorganen, zoals het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur (RCVA), is het van essentieel belang te zorgen voor goede betrekkingen. Alle regionale adviesraden moeten een jaarverslag opstellen en dit voorleggen aan de RCVA. De RCVA mag ook een vertegenwoordiger afvaardigen naar de vergaderingen van de regionale adviesraden. Wanneer vraagstukken aan de orde komen die voor meer dan één regionale adviesraad van belang zijn, moeten de werkzaamheden van de betrokken regionale adviesraden worden gecoördineerd en moeten deze raden gezamenlijke aanbevelingen uitbrengen.

    Wat de financiering van de regionale adviesraden betreft, wordt ernaar gestreefd de organen op langere termijn zelfvoorzienend te maken. Om de geloofwaardigheid van deze nieuwe structuur te waarborgen, moeten de regionale adviesraden desalniettemin voldoende overheidsmiddelen krijgen, met name in de beginfase.

    De regionale adviesraden moeten worden beschouwd als veranderende structuren die zich mettertijd op basis van de opgedane ervaringen verder kunnen ontwikkelen. De Commissie stelt voor de activiteiten van de regionale adviesraden drie jaar na de oprichting ervan te evalueren en, indien nodig, voorstellen te doen om het functioneren te verbeteren.

    2003/0238 (CNS)

    Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot oprichting van regionale adviesraden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 37,

    Gezien het voorstel van de Commissie [1],

    [1] PB C ... van ..., blz. ...

    Gezien het advies van het Europees Parlement [2],

    [2] PB C ... van ..., blz. ...

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid [3], en met name de artikelen 31 en 32, voorzien in nieuwe vormen van deelname van de belanghebbenden aan het gemeenschappelijk visserijbeleid door de oprichting van regionale adviesraden.

    [3] PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

    (2) Voor een consistente aanpak bij de oprichting van de regionale adviesraden moeten deze raden overeenkomen met beheerseenheden op basis van biologische criteria en moet hun aantal worden beperkt om zinvol advies te kunnen geven.

    (3) Aangezien de regionale adviesraden door belanghebbenden worden geleid, moeten zij hun structuur aanpassen aan de specifieke kenmerken van de betrokken visserijtakken en regio's. Desalniettemin moet een algemeen kader worden geboden voor de oprichting van de regionale adviesraden.

    (4) Omwille van de efficiëntie moet de omvang van de regionale adviesraden worden beperkt, maar tegelijkertijd moet worden gewaarborgd dat alle belangen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid worden behartigd.

    (5) Om bij vraagstukken die voor meer dan een regionale adviesraad van belang zijn, overlappingen te voorkomen, is het van essentieel belang te zorgen voor goede betrekkingen tussen de verschillende raden.

    (6) Gelet op de taken van het bij Besluit 1999/478/EG [4] van de Raad vernieuwde Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur (RCVA), dat bestaat uit vertegenwoordigers van een grote verscheidenheid aan Europese organisaties en belangengroepen, moeten de werkzaamheden van de regionale adviesraden worden gecoördineerd met die van het RCVA.

    [4] PB L 187 van 20.07.1999, blz. 70.

    (7) Om ervoor te zorgen dat de oprichting van de regionale adviesraden naar behoren verloopt, is het van essentieel belang om in de beginfase met overheidsmiddelen in de kosten van de raden bij te dragen,

    BESLUIT:

    Artikel 1 Definities

    In dit besluit wordt verstaan onder:

    (1) "betrokken lidstaat", een lidstaat die beschikt over visserijrechten voor gereguleerde soorten in het gebied of de visserijtak onder de bevoegdheid van een regionale adviesraad;

    (2) "visserijsector", reders, kleinschalige vissers, vissers in loondienst, producentenorganisaties, verwerkers alsmede handelaars en andere afzetorganisaties en vrouwennetwerken;

    (3) "andere belangengroepen", milieuorganisaties en -groeperingen, aquacultuurproducenten, consumenten en recreatie- of sportvissers;

    (4) "vangstsector", alle reders, kleinschalige vissers, vissers in loondienst en producentenorganisaties.

    Artikel 2

    Oprichting van regionale adviesraden

    Er wordt een regionale adviesraad opgericht voor elk van de volgende gebieden en bestanden:

    a) Oostzee

    b) Middellandse Zee

    c) Noordzee

    d) Noordwestelijke wateren

    e) Zuidwestelijke wateren

    f) pelagische bestanden.

    De geografische gebieden die onder iedere regionale adviesraad vallen, staan vermeld in bijlage I.

    Iedere regionale adviesraad mag onderafdelingen oprichten voor specifieke visserijtakken en biologische gebieden.

    Artikel 3

    Procedure

    1. Vertegenwoordigers van de visserijsector en van andere belangengroepen met een belang in een regionale adviesraad dienen verzoeken met betrekking tot de werking van die regionale adviesraad aan de betrokken lidstaten en aan de Commissie te richten. Dit verzoek moet het volgende bevatten:

    a) een omschrijving van de doelstellingen;

    b) de operationele beginselen;

    c) het reglement van orde;

    d) een begrotingsraming.

    2. De betrokken lidstaten onderzoeken of het verzoek beantwoordt aan de bepalingen van dit besluit en dienen bij de Commissie een aanbeveling over de betrokken regionale adviesraad in.

    3. Na beoordeling van de aanbeveling en eventuele wijzigingen in het verzoek, stelt de Commissie bij besluit de datum vast met ingang waarvan de regionale adviesraad operationeel wordt. Dit besluit wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

    Artikel 4

    Structuur

    1. Iedere regionale adviesraad bestaat uit een algemene vergadering en een uitvoerend comité.

    2. De algemene vergadering komt ten minste eenmaal per jaar bijeen om de werkzaamheden van de regionale adviesraad te evalueren.

    3. De algemene vergadering benoemt een uitvoerend comité van minimaal twaalf en maximaal achttien leden. Het uitvoerend comité beheert het werk van de regionale adviesraad en stelt de aanbevelingen en suggesties van de raad vast.

    Artikel 5

    Samenstelling

    1. Iedere regionale adviesraad bestaat uit vertegenwoordigers van de visserijsector en van andere belangengroepen die te maken hebben met het gemeenschappelijk visserijbeleid.

    2. De leden van de algemene vergadering worden door de betrokken lidstaten in onderlinge overeenstemming benoemd. Europese en nationale organisaties die de visserijsector of andere belangengroepen vertegenwoordigen, mogen aan de betrokken lidstaten leden voordragen.

    3. In de algemene vergadering en in het uitvoerend comité worden twee derde van de zetels toegewezen aan vertegenwoordigers van de visserijsector en een derde aan vertegenwoordigers van andere belangengroepen die te maken hebben met het gemeenschappelijk visserijbeleid.

    4. Ten minste één vertegenwoordiger van de vangstsector uit iedere betrokken lidstaat is vertegenwoordigd in het uitvoerend comité.

    Artikel 6

    Deelneming

    1. Wetenschappers van instituten uit de betrokken lidstaten of internationale instanties worden uitgenodigd als experts aan de werkzaamheden van de regionale adviesraden deel te nemen.

    2. Nationale en regionale overheden van de betrokken lidstaten mogen de vergaderingen bijwonen als waarnemer om hun mening te geven over de door de regionale adviesraad goed te keuren aanbevelingen of suggesties.

    Lidstaten die niet beschikken over visserijrechten voor gereguleerde soorten in het gebied of de visserijtak onder de bevoegdheid van de regionale adviesraad, maar verklaren er wel visserijbelangen te hebben, mogen de vergaderingen eveneens als waarnemers bijwonen.

    3. De Commissie mag alle vergaderingen van regionale adviesraden bijwonen.

    4. Een vertegenwoordiger van het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur mag als waarnemer aan vergaderingen van regionale adviesraden deelnemen.

    5. Vertegenwoordigers van derde landen met visserijbelangen in het gebied of de visserijtak onder de bevoegdheid van de regionale adviesraad, mogen aan de vergaderingen van de regionale adviesraad deelnemen wanneer er vraagstukken worden behandeld die voor deze derde landen gevolgen kunnen hebben.

    6. De bijeenkomsten van de algemene vergadering en van het uitvoerend comité zijn voor het publiek toegankelijk.

    Artikel 7

    Functionering

    1. De regionale adviesraden stellen de voor hun werkzaamheden noodzakelijke maatregelen vast.

    2. De leden van het uitvoerend comité stellen aanbevelingen en suggesties indien mogelijk bij consensus vast. Indien er geen consensus kan worden bereikt, worden afwijkende mededelingen van leden vastgelegd in de bij meerderheid van stemmen van de aanwezige leden goedgekeurde aanbevelingen en suggesties.

    3. Iedere regionale adviesraad wijst bij consensus een voorzitter aan. De voorzitter is onpartijdig.

    4. De betrokken lidstaten verlenen de nodige bijstand, met inbegrip van logistieke ondersteuning, om de werkzaamheden van de regionale adviesraad te vergemakkelijken.

    Artikel 8

    Coördinatie tussen regionale adviesraden

    Indien een vraagstuk voor twee of meer regionale adviesraden van gemeenschappelijk belang is, coördineren de betrokken raden hun standpunten om gezamenlijk advies over het vraagstuk te kunnen uitbrengen.

    Artikel 9

    Financiering

    1. Een regionale adviesraad die rechtspersoonlijkheid heeft verworven, mag de Gemeenschap om financiële steun verzoeken.

    2. Voor de operationele uitgaven van een regionale adviesraad kan gedurende de eerste drie jaar communautaire opstartsteun worden verleend overeenkomstig de voorwaarden van bijlage II, deel 1.

    3. Voor de tolk- en vertaalkosten van de vergaderingen van regionale adviesraden kan communautaire steun worden verleend overeenkomstig de voorwaarden van bijlage II, deel 2.

    Artikel 10

    Jaarverslag en audit

    1. Iedere regionale adviesraad dient bij de Commissie, de betrokken lidstaten en het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur vóór 31 maart van ieder jaar een verslag in over zijn werkzaamheden in het voorgaande jaar.

    2. De Commissie en de Rekenkamer mogen te allen tijde een audit laten uitvoeren, hetzij door een extern orgaan van hun keuze, hetzij door hun eigen diensten.

    3. Iedere regionale adviesraad benoemt een erkende accountant voor de periode waarin de raad communautaire steun ontvangt.

    Artikel 11

    Herziening

    Drie jaar na de oprichting van de regionale adviesraden legt de Commissie een verslag over het functioneren en de tenuitvoerlegging van de raden voor aan het Europees Parlement en aan de Raad.

    Artikel 12

    Inwerkingtreding

    Dit besluit treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Gedaan te Brussel, [...]

    Voor de Raad

    De voorzitter

    BIJLAGE I

    In artikel 2 bedoelde regionale adviesraden

    Benaming van de regionale adviesraad // Gebieden volgens ICES, CECAF en GFCM

    Oostzee // IIIb, IIIc en IIId

    Middellandse Zee // EG-wateren

    Noordzee // IV, IIIa, VIId (Oostelijk Kanaal)

    Noordwestelijke wateren // V (m.u.v. Va en uitsluitend EG-wateren in Vb), VI, VII (m.u.v. VIId en VIIe)

    Zuidwestelijke wateren // VIIe (Westelijk Kanaal), VIII, IX en X (wateren rond de Azoren), en CECAF-gebied 34.1.2 (wateren rond Madeira en de Canarische eilanden)

    Pelagische bestanden (blauwe wijting, makreel, horsmakreel, Atlantisch-Scandinavische haring) // Alle gebieden

    BIJLAGE II

    Kosten van regionale adviesraden

    Deel 1. Deelname in de opstartkosten van de regionale adviesraden

    Vanaf het jaar van oprichting van een regionale adviesraad draagt de Gemeenschap gedurende maximaal drie jaar bij in de exploitatiekosten van de raad. Het voor exploitatiekosten toe te kennen bedrag komt voor het eerste jaar overeen met maximaal 85% van de begroting van iedere regionale adviesraad in dat jaar, en mag niet meer dan 100.000 EUR bedragen. Voor de twee volgende jaren is de bijdrage degressief en afhankelijk van de begroting. De Commissie sluit met iedere regionale adviesraad voor ieder jaar een "overeenkomst betreffende een exploitatiesubsidie" waarin de algemene en bijzondere voorwaarden voor de toekenning van dergelijke steun staan vermeld.

    In aanmerking komende kosten zijn kosten die noodzakelijk zijn voor het goed functioneren en het verwezenlijken van de doelstellingen van de regionale adviesraad.

    De volgende directe kosten komen voor subsidie in aanmerking:

    - personeelskosten (kosten van het personeel per aan het project bestede werkdag);

    - apparatuur (nieuw of tweedehands);

    - kosten van goederen en leveringen;

    - kosten van het verspreiden van informatie onder de leden;

    - reis- en verblijfkosten van wetenschappelijke deskundigen die deelnemen aan de vergaderingen (overeenkomstig door de Commissie goedgekeurde tariefschalen of regels);

    - audits;

    - een reserve voor onvoorziene omstandigheden, ten bedrage van maximaal 5% van de subsidiabele directe kosten.

    Deel 2. Bijdrage in tolk- en vertaalkosten

    De Commissie sluit met iedere regionale adviesraad voor ieder jaar een "overeenkomst inzake subsidiëring van een actie" waarin de algemene en bijzondere voorwaarden voor de toekenning van dergelijke steun staan vermeld.

    FINANCIEEL MEMORANDUM BIJ HET BESLUIT

    Beleidsgebied(en): VISSERIJ

    Activiteit(en): 1104 : Beheer van het GVB

    Benaming van de actie: Deelname in de exploitatiekosten en in de tolk- en vertaalkosten van regionale adviesraden

    1. BEGROTINGSPLAATS(EN) + OMSCHRIJVING(EN)

    B2-903 (110401)

    Intensivering van de dialoog met het bedrijfsleven uit de visserijsector en met andere organisaties die belang hebben bij het gemeenschappelijk visserijbeleid

    2. ALGEMENE CIJFERS

    2.1 Totale toewijzing voor de actie (deel B): Raming van de uitgaven voor de periode 2004-2009 = EUR 2,278 miljoen in VK

    2.2 Duur: 2002 tot 2006

    Jaarlijkse actie

    2.3 Meerjarenraming van de uitgaven:

    a) Verdeling vastleggingskredieten/betalingskredieten (financiële vergoeding) (cf. punt 6.1.1)

    in miljoen EUR (tot op 3 decimalen nauwkeurig)

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    b) Technische en administratieve bijstand en ondersteuningsuitgaven (cf. punt 6.1.2)

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    c) Financiële gevolgen in verband met de personele middelen en andere huishoudelijke uitgaven(cf. punten 7.2 en 7.3)

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    2.4 Verenigbaarheid met de financiële programmering en de financiële vooruitzichten

    |X| Voorstel verenigbaar met de bestaande financiële programmering

    | | Dit voorstel vereist een herprogrammering van de betrokken rubriek van de financiële vooruitzichten.

    | | inclusief, in voorkomend geval, een beroep op de bepalingen van het interinstitutioneel akkoord.

    2.5 Financiële gevolgen voor de ontvangsten

    |X| Geen enkele financiële implicatie (betreft technische aspecten in verband met de tenuitvoerlegging van een maatregel)

    OF

    | | Financiële gevolgen - Het effect op de ontvangsten is als volgt:

    - Noot: alle details en opmerkingen met betrekking tot de berekeningsmethode van de gevolgen voor de ontvangsten moeten worden opgenomen op een bij dit financieel memorandum gevoegd afzonderlijk blad...

    in miljoen EUR (tot op 1 decimaal nauwkeurig)

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    (Beschrijf elke betrokken begrotingslijn, voeg het benodigde aantal lijnen toe aan de tabel wanneer er gevolgen zijn voor meerdere begrotingslijnen)

    3. BEGROTINGSKENMERKEN

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    4. RECHTSGRONDSLAG

    Artikel 37 van het EG-Verdrag

    5. BESCHRIJVING EN MOTIVERING

    5.1 Doel van het communautaire optreden

    5.1.1 Doelstellingen

    Een van de belangrijkste aspecten van de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) is het bevorderen van de participatie van alle belanghebbenden bij de vormgeving en toepassing van het beleid, met inbegrip van de regionale en plaatselijke dimensies.

    Met dit oogmerk is bij de artikelen 31 en 32 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad voorzien in de oprichting van regionale adviesraden die hoofdzakelijk tot taak zullen hebben de Commissie te adviseren met betrekking tot het beheer van bestanden.

    De belangrijkste taak van deze raden is het verstrekken van aanbevelingen, suggesties en adviezen aan de Commissie en/of aan de betrokken lidstaten in verband met voorgestelde maatregelen, zoals herstelplannen, technische maatregelen of andere maatregelen die gevolgen zullen hebben voor de betrokken visserijgebieden.

    Om de raden in staat te stellen hun adviserende taken naar behoren te verrichten en tevens aan de behoeften van de Commissie te voldoen, is overheidssteun onontbeerlijk; zonder dergelijke steun bestaat het risico dat de raden niet worden opgericht of niet doeltreffend zullen functioneren.

    Derhalve is gepland om enerzijds de exploitatiekosten van de regionale adviesraden te cofinancieren in de vorm van een degressieve opstartsteun gedurende een periode van drie jaar en anderzijds, gelet op het meertalige karakter van de raden, bij te dragen in hun vertaal- en tolkkosten.

    5.1.2 In het kader van de evaluatie ex ante genomen maatregelen

    In het groenboek over de toekomst van het gemeenschappelijk visserijbeleid is duidelijk beschreven dat de betrokken partijen zich niet voldoende bij de ontwikkeling van het GVB betrokken voelen, wat ernstige gevolgen heeft voor de naleving van de regels.

    Dit is niet alleen van belang voor de reders, vissers, producentenorganisaties, verwerkende bedrijven en vertegenwoordigers van de handel (afslagen), maar ook voor milieuorganisaties, sportvissers, aquacultuurbedrijven, consumenten en vrouwenorganisaties.

    Al deze categorieën ondervinden al dan niet rechtstreeks de gevolgen van de ontwikkeling en toepassing van het GVB. Het is dan ook van groot belang dat zij hun mening kunnen geven en dat daarmee rekening wordt gehouden bij de opstelling van de adviezen die de regionale adviesraden zullen moeten opstellen.

    De algemene doelstellingen, waaraan de regionale adviesraden moeten bijdragen, zijn een duurzaam beheer van de visbestanden met voldoende aandacht voor de ecosystemen en het voorzorgsbeginsel.

    Naast de reeds onder 5.1.1 genoemde specifieke doelstellingen van de regionale adviesraden is het belangrijk dat de transparantie van het wetenschappelijk advies wordt verbeterd door de dialoog tussen wetenschappers en vissers te stimuleren.

    Op korte termijn is de belangrijkste doelstelling de oprichting van regionale adviesraden met transparante regels. De samenstelling ervan moet representatief zijn voor alle betrokken partijen en de raden moeten alle visgebieden van de Europese Unie bestrijken die onder de jurisdictie van ten minste twee lidstaten vallen. Voorstellen van de Commissie voor maatregelen die betrekking hebben op een bepaald visgebied, worden voorgelegd aan de regionale adviesraad waaronder dit gebied valt. De regionale adviesraden wordt verzocht advies uit te brengen dat vervolgens door de Commissie wordt bestudeerd bij de voltooiing van haar voorstel; in voorkomend geval zal de Commissie haar besluit om het advies naast zich neer te leggen, met redenen omkleden.

    De Commissie verwacht dat iedere regionale adviesraad ook op eigen initiatief aanbevelingen en suggesties zal doen met betrekking tot aspecten van het bestandsbeheer in de gebieden die onder zijn bevoegdheid vallen.

    De rol van de raden houdt in dat zij de Commissie zullen inlichten over problemen in verband met de tenuitvoerlegging van de communautaire regelgeving en in dat verband aanbevelingen en suggesties zullen doen.

    Voor bovengenoemde doelstellingen zijn bepaalde indicatoren vastgesteld:

    - het aantal visserijgebieden van de Europese Unie onder de jurisdictie van ten minste twee lidstaten die onder operationele regionale adviesraden vallen;

    - de samenstelling ervan wat de geografische en sectorale representativiteit betreft;

    - de participatie van belanghebbenden, en met name wetenschappers, aan de werkgroepen van de regionale adviesraden;

    - het percentage adviezen ten opzichte van het aantal ter raadpleging ingediende voorstellen - een percentage van ongeveer 80% wordt bevredigend geacht; het aantal op eigen initiatief uitgebrachte aanbevelingen en suggesties;

    - het aantal vergaderingen per jaar - drie vergaderingen per jaar lijkt het minimum te zijn;

    - de kwaliteit van de uitgebrachte adviezen;

    - de totale subsidiabele exploitatiekosten gedurende de eerste drie jaar na de oprichting.

    Om de doelstellingen te bereiken, zijn verschillende opties in overweging genomen, met inbegrip van een uitbreiding van de rol en de taken van het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur. Laatstgenoemd comité behandelt echter vraagstukken van vrij algemene aard en kan moeilijk rekening houden met alle specifieke aspecten van bepaalde visserijgebieden/bestanden, en kan evenmin alle plaatselijke en regionale actoren vertegenwoordigen die deel zullen uitmaken van de regionale adviesraden.

    Hierbij moet met name worden benadrukt dat de regionale adviesraden in de Europese visserij een toegevoegde waarde zullen geven aan het overleg door de transnationale opzet ervan.

    Wat de kosteneffectiviteit betreft, vormen de regionale adviesraden een nieuw instrument dat zijn beoogde effect niet kan behalen zonder enige kosten. Anderzijds gaat het om degressieve opstartsteun met een duur van drie jaar, en na deze periode worden de regionale adviesraden geacht zichzelf te financieren.

    5.1.3 Naar aanleiding van de evaluatie ex post getroffen maatregelen

    /

    5.2 Overwogen maatregelen en wijze waarop financiële steun wordt verleend

    De totale jaarlijkse begroting zal worden verdeeld voor de financiering van twee acties, enerzijds de bijdrage in de opstartkosten en anderzijds de financiering van de tolk- en vertaalkosten.

    De berekening van de jaarlijks vrij te maken bedragen is gebaseerd op de veronderstelling dat er in 2004 drie regionale adviesraden zullen worden opgericht, in 2005 twee en in 2006 één (zie bijlage).

    5.2.1. Deelname in de opstartkosten van de regionale adviesraden

    Vanaf het jaar van oprichting van een regionale adviesraad draagt de Commissie gedurende drie jaar bij in de exploitatiekosten van de raad. Het voor exploitatiekosten toe te kennen bedrag komt voor het eerste jaar overeen met maximaal 85% van de begroting van iedere regionale adviesraad in dat jaar, en mag niet meer dan 100.000 EUR bedragen. Voor de twee volgende jaren is de bijdrage degressief en afhankelijk van de begroting.

    De Commissie sluit met iedere regionale adviesraad voor ieder jaar een "overeenkomst betreffende een exploitatiesubsidie" waarin de algemene en bijzondere voorwaarden voor de toekenning van dergelijke steun staan vermeld.

    In aanmerking komende kosten zijn kosten die noodzakelijk zijn voor het goed functioneren van de regionale adviesraad.

    De volgende directe kosten komen voor subsidie in aanmerking:

    - personeelskosten (kosten van het personeel per aan het project bestede werkdag);

    - apparatuur (nieuw of tweedehands); deze kosten moeten overeenkomen met de marktprijzen;

    - kosten van verbruiksgoederen en leveringen;

    - kosten van het verspreiden van informatie onder de leden;

    - reis- en verblijfkosten van wetenschappelijke deskundigen die deelnemen aan de vergaderingen (overeenkomstig door de Commissie goedgekeurde tariefschalen of regels);

    - auditkosten;

    - een reserve voor onvoorziene omstandigheden, ten bedrage van maximaal 5% van de subsidiabele directe kosten.

    Overeenkomstig de geldende regels inzake subsidies voor opstartkosten, moeten de regionale adviesraden hun aanvraag tijdens de eerste helft van het begrotingsjaar indienen.

    5.2.2. Bijdrage in tolk- en vertaalkosten

    Gelet op het meertalige karakter van de regionale adviesraden en vanuit het streven om doeltreffend bij te dragen aan het noodzakelijke overleg en de communicatie tussen de leden van de raden, zal de Commissie als volgt bijdragen in de tolk- en vertaalkosten:

    De totale jaarlijkse begroting voor deze actie wordt geraamd op 100.000 EUR voor 2004, 166.665 EUR voor 2005 en 200.000 EUR voor de volgende jaren (zie bijlage).

    De Commissie sluit met iedere regionale adviesraad voor ieder jaar een "overeenkomst inzake subsidiëring van een actie" waarin de algemene en bijzondere voorwaarden voor de toekenning van dergelijke steun staan vermeld.

    5.3 Uitvoering

    Voor de tenuitvoerlegging van de acties is uitsluitend de Commissie bevoegd.

    6. FINANCIËLE GEVOLGEN

    6.1 Totale financiële gevolgen voor deel B (voor de gehele programmeringsperiode)

    (De berekeningsmethode voor de in de tabel hieronder vermelde bedragen moet worden verklaard in tabel 6.2.)

    6.1.1 Financiële steunverlening VK in miljoen EUR (tot op 3 decimalen n

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    auwkeurig)

    6.2. Berekening van de kosten per gewogen maatregel in deel B (voor de gehele programmeringsperiode)

    (Bij meerdere acties dienen de concrete maatregelen die voor elke actie moeten worden genomen, te worden gepreciseerd om het volume en de kosten van de prestaties te berekenen.)

    VK in miljoen EUR (tot op 3 decimalen nauwkeurig)

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Zo nodig de wijze van berekening toelichten

    7. GEVOLGEN VOOR HET PERSONEEL EN DE ADMINISTRATIEVE UITGAVEN

    7.1. Gevolgen voor de personele middelen

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    7.2 Algemene financiële gevolgen in verband met de personele middelen

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    De bedragen komen overeen met de totale uitgaven voor 12 maanden.

    7.3 Andere huishoudelijke uitgaven die uit de actie voortvloeien

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    De bedragen stemmen overeen met de totale uitgaven gedurende 12 maanden.

    (1) De aard van het comité en de groep waar het deel van uitmaakt, vermelden.

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    De benodigde personele en administratieve middelen zullen worden betaald uit de begroting van het DG dat in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure het beheer voert.

    8. FOLLOW-UP EN EVALUATIE

    8.1 Follow-upsysteem

    De diensten van de Commissie zullen in de "overeenkomst betreffende een exploitatiesubsidie" vastleggen dat voor iedere regionale adviesraad jaarlijks een verslag moet worden ingediend; zonder dit verslag kan de jaarlijkse eindafrekening niet plaatsvinden en kan de subsidie-overeenkomst voor het volgende jaar niet worden verlengd. Het verslag dient een tabel bevatten naar een door de Commissie vast te stellen model waarin de onder 5.1.2 genoemde indicatoren staan vermeld.

    De kwaliteit van de adviezen die de regionale adviesraden indienen en de deelname van ambtenaren van DG FISH -- als waarnemers -- aan de vergaderingen van de regionale adviesraden zullen dienen als basis voor het beoordelen van het goed functioneren en de adviezen.

    8.2 Procedure en periodiciteit van de voorgeschreven evaluatie

    Overeenkomstig artikel 11 van het besluit zal de Commissie drie jaar na de oprichting van iedere regionale adviesraad een verslag over het functioneren ervan opstellen.

    Voor de volgende jaren verbindt DG FISH zich ertoe om de drie jaar een verslag over het functioneren van iedere regionale adviesraad op te stellen.

    9. FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN

    Om het risico op fraude te vermijden, stelt iedere regionale adviesraad een erkende accountant aan. Voorts mag de Commissie bij iedere regionale adviesraad te allen tijde een audit laten verrichten.

    Bijlage bij het financieel memorandum (simulatie)

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Top