EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52003PC0443

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming ("de verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentbescherming")

/* COM/2003/0443 def. - COD 2003/0162 */

52003PC0443

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming ("de verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentbescherming") /* COM/2003/0443 def. - COD 2003/0162 */


Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming ("de verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentbescherming")

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. Samenvatting

* De effectieve werking van de interne markt vraagt om een aanzienlijke verbetering van de manier waarop de wetgeving ter bescherming van economische belangen van de consument wordt gehandhaafd bij grensoverschrijdende handel. De stijging van het aantal grensoverschrijdende transacties, mede door het toenemend gebruik van het internet, maakt die verbetering des te noodzakelijker. Die noodzaak wordt door de uitbreiding nog scherper aangevoeld.

* Voor de bescherming van consumenten tegen grensoverschrijdende inbreuken is een netwerk van publieke handhavingsinstanties in de hele interne markt nodig. Die instanties moeten een minimum aan gemeenschappelijke onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden hebben. Het voorstel voorziet in een kader van wederzijdse bijstandsrechten en -verplichtingen waarmee handhavingsinstanties grensoverschrijdende inbreuken kunnen bestrijden. Daaruit zal een netwerk groeien dat voor de nationale handhavingsinstanties een instrument vormt om snel de minst scrupuleuze handelaars aan te pakken.

* De voorgestelde verordening voorziet tevens in een ruimere administratieve samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie bij projecten van gemeenschappelijk belang die zijn bedoeld om de consument voor te lichten, op te voeden en mondig te maken. De werkingssfeer van de voorgestelde verordening is beperkt tot grensoverschrijdende inbreuken. De lidstaten hoeven hun regelingen voor inbreuken in eigen land derhalve niet te wijzigen.

2. Noodzakelijke maatregelen

* In het Groenboek over de consumentenbescherming in de Europese Unie [1] van 2001 kwam men tot de bevinding dat de handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming een leemte vertoont waar het gaat om de economische belangen van de consument in de interne markt. Er werd gepleit voor een wettelijk kader voor samenwerking tussen de instanties die de wetgeving inzake consumentenbescherming handhaven. In het Groenboek werden de mogelijke onderdelen van een dergelijk instrument geschetst.

[1] COM (2001) 531 def.

* De ideeën van de Commissie kregen veel bijval van vrijwel alle belanghebbenden [2]. Men was het er algemeen over eens dat een dergelijk instrument de goede werking van de interne markt zou versterken en de consumentenbescherming zou verbeteren. De plannen van de Commissie werden in de eerste plaats door de belanghebbenden uit het bedrijfsleven gunstig onthaald.

[2] De reacties op het Groenboek zijn te vinden op: http://europa.eu.int/comm/consumers/ cons_int/safe_shop/fair_bus_pract/green_pap_comm/responses/index_en.htm

* In de mededeling over de follow-up van het Groenboek [3] kondigde de Commissie aan dat zij een voorstel zou doen voor een dergelijk juridisch instrument, na verder overleg met de nationale overheden. Dit overleg heeft plaatsgehad in het najaar van 2002 en het voorjaar van 2003 (tevens tijdens de informele ministerraad in mei te Eretria) en heeft in grote lijnen de zienswijze van de nationale overheden bevestigd die zij eerder hadden geuit in hun antwoord op het Groenboek en de follow-upmededeling [4]. In de recente internemarktstrategie 2003-2006 [5] werd eveneens gepleit voor een betere handhaving zodat de consument blijft vertrouwen in de interne markt, en werd dit voorstel als een prioritaire maatregel aangemerkt.

[3] COM (2002) 289 def.

[4] De reacties op de follow-upmededeling zijn te vinden op:

[5] Internemarktstrategie: Prioriteiten 2003 - 2006 COM(2003) 238 def

* Daarnaast heeft de Raad op 2 december 2002 een resolutie aangenomen inzake de strategie voor het consumentenbeleid van de Gemeenschap 2002-2006, waarin het voornemen van de Commissie om ter zake een voorstel in te dienen wordt verwelkomd [6]. Het Europees Parlement heeft op 13 maart 2003 een resolutie aangenomen over de strategie voor het consumentenbeleid, en twee resoluties over het Groenboek en de follow-upmededeling, waarin het zich eveneens verheugd toont over het voornemen van de Commissie om een voorstel te doen. [7]

[6] Resolutie van de Raad van 2 december 2002 inzake de strategie voor het consumentenbeleid van de Gemeenschap 2002-2006, PB C 11 van 17.1.2003, blz. 1.

[7] Resolutie van het Europees Parlement over de gevolgen van het Groenboek over de consumentenbescherming in de Europese Unie (COM(2001) 531 - C5-0295/2002 - 2002/2151(COS)), Resolutie van het Europees Parlement over de perspectieven van de juridische bescherming van de consument in het licht van het Groenboek over de consumentenbescherming in de Europese Unie (COM(2001) 531 - C5-0294/2002 - 2002/2150(COS)), Resolutie van het Europees Parlement over de mededeling van de Commissie "Strategie voor het consumentenbeleid 2002-2006" (COM(2002) 208 - C5-0329/2002 - 2002/2173(COS))

* De vrij algemene opvatting is dat een consequente en effectieve handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming essentieel is voor de goede werking van de interne markt, het wegwerken van concurrentieverstoringen en de bescherming van de consument.

* De toename van het grensoverschrijdend winkelen heeft de kans op grensoverschrijdende inbreuken vergroot. Het is steeds waarschijnlijker dat de adverteerder of verkoper in een ander rechtsgebied is gevestigd dan de consument. Alleen al in de eerste zestien maanden nadat het van start is gegaan, heeft het Europees Buitengerechtelijk Netwerk voor de beslechting van consumentengeschiillen (EB-Net) 1115 grensoverschrijdende geschillen gerapporteerd [8]. De Consumer Sentinel, een door de VS geleid internationaal handhavingsproject, heeft sinds 1999 4100 grensoverschrijdende klachten van consumenten tegen handelaars in de EU, de EER en de toetredingslanden geregistreerd, waarvan meer dan de helft zich heeft voorgedaan in januari tot en met september 2002 [9].

[8] http://europa.eu.int/comm/consumers/ redress/out_of_court/eej_net/index_en.htm

[9] http://www.ftc.gov/bcp/conline/edcams/ crossborder/PDFs/Cross-BorderCY-2002.pdf

* De ontwikkeling van e-commerce, de komst van de eurobankbiljetten en -munten en het veralgemeend gebruik van dezelfde talen zullen het grensoverschrijdend winkelen wellicht nog doen toenemen. Door de toename van grensoverschrijdende reclame en marketing via de post, het internet en de TV zal het grensoverschrijdend winkelen sterk gestimuleerd worden. Maar als de vrije grensoverschrijdende handel en e-commerce niet geschraagd worden door een effectieve handhaving, laten zij de weg vrij voor weinig scrupuleuze handelaars om ongestraft de consument te benadelen en de interne markt te ondermijnen. De European Advertising Standards Alliance (EASA) schat dat circa 63% van de grensoverschrijdende klachten die tussen 1992 en 2002 zijn ontvangen, betrekking heeft op handelaars zonder scrupules of handelaars in de grensgebieden en dat dit cijfer stijgt tot circa 86% voor direct mail [10].

[10] Bron: Raming van de EASA van hun eigen cijfers voor grensoverschrijdende klachten.

* Het vertrouwen van de consument in het grensoverschrijdend winkelen in de interne markt hangt voor een groot deel af van doeltreffende grensoverschrijdende handhaving. In een recente Eurobarometer-onderzoek zei 43% van de consumenten met minder vertrouwen in het grensoverschrijdend winkelen dat om hun vertrouwen te winnen het zeer belangrijk was dat hun eigen nationale autoriteiten te hunnen behoeve zouden kunnen optreden in het buitenland. Nog eens 33% vond een dergelijke maatregel belangrijk [11]. Ook het vertrouwen van het bedrijfsleven in gelijke concurrentievoorwaarden is afhankelijk van de waarborg van een consequente en effectieve handhaving in de hele interne markt.

[11] http://europa.eu.int/comm/consumers/ cons_int/safe_shop/fair_bus_pract/green_pap_comm/studies/index_en.htm

* Elke lidstaat heeft een handhavingssysteem ontwikkeld dat is afgestemd op zijn eigen wetten en instellingen. Elk systeem is opgezet om zuiver binnenlandse inbreuken aan te pakken en geen enkel systeem is helemaal afgestemd op de uitdagingen van de interne markt. Binnenlandse instanties zijn niet bevoegd om inbreuken buiten hun rechtsgebied te onderzoeken. Bovendien kunnen sommige instanties slechts in beperkte mate optreden tegen handelaars in hun eigen rechtsgebied die hun activiteiten toespitsen op buitenlandse en niet op binnenlandse consumenten. Nationale instanties zijn ook geenszins verplicht om hun tegenhangers in andere lidstaten medewerking te verlenen.

* Het resultaat is een handhavingssysteem dat onvoldoende is afgestemd op de eisen van de interne markt, en dat momenteel niet toereikend is om gewetenloze handelaars aan te pakken die met name de mogelijkheden van het internet trachten te misbruiken. Naar verwachting zullen de bestaande handhavingsproblemen aanzienlijk toenemen en zullen de tekortkomingen van de huidige regelingen nog duidelijker worden door de uitbreiding van de interne markt in 2004.

* De idee dat samenwerking op het gebied van handhaving belangrijk is voor de interne markt, is niet echt nieuw. Op diverse beleidsterreinen, met name douane [12], indirecte belastingen [13], mededinging [14], financiële diensten [15] en voedsel [16]- en productveiligheid, is al erkend dat door de sterkere groei van de grensoverschrijdende handel een strengere EU-aanpak vereiste is.

[12] Verordening 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften, PB L 082 van 22.3.1997, blz. 1.

[13] Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde, COM (2001) 294 def., PB C 270 van 25.9.2001, blz. 87 - thans onderwerp van een gemeenschappelijk standpunt.

[14] Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag, PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.

[15] Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende beleggingsdiensten en gereglementeerde markten, COM (2002) 625 (01) en de onlangs aangenomen Richtlijn betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik) - Gemeenschappelijk Standpunt: PB C 228 E van 25.9.2002, blz. 19.

[16] Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake officiële controles van diervoeders en levensmiddelen, COM (2003) 52 def.

* Ook internationaal wordt erkend dat effectieve grensoverschrijdende handhaving noodzakelijk is voor de bescherming van de consument. In 1999 heeft de OESO een aanbeveling over consumentenbescherming met betrekking tot e-commerce gedaan, waarin is gesteld dat de lidstaten door middel van 'hun gerechtelijke, regelgevende en handhavende instanties voorzover passend op internationaal niveau door middel van informatie-uitwisseling, coördinatie, communicatie en gezamenlijke actie zouden moeten samenwerken om grensoverschrijdende frauduleuze, misleidende en oneerlijke handelspraktijken te bestrijden' [17]. Op 11 juni 2003 heeft de OESO verdere richtsnoeren aangenomen ter bescherming van de consument tegen frauduleuze en misleidende handelspraktijken waarin wordt erkend dat de bestaande systemen over de hele wereld dezelfde handhavingsproblemen kennen en dezelfde tekortkomingen vertonen [18].

[17] Aanbeveling van de Raad van de OESO betreffende Richtsnoeren voor Consumentenbescherming in de context van de elektronische handel, vastgesteld op 9 december 1999 [C(99)184/FINAL].

[18] http://www.oecd.org/sti/ crossborderfraud

* Op internationaal en Europees niveau is een aantal initiatieven genomen om die problemen aan te pakken. De Richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken [19] geeft bepaalde door de lidstaten voorgedragen lichamen of instanties, met name consumentenverenigingen, het recht om bij rechtbanken in andere lidstaten een vordering tot staking in te stellen tegen handelaars zonder scrupules. Het International Marketing Supervision Network (IMSN), dat onlangs is herdoopt tot International Consumer Protection Enforcement Network (ICPEN), biedt handhavingsambtenaren uit verschillende landen twee keer per jaar de gelegenheid om informeel samen te werken. Ook een EU-subgroep komt twee keer per jaar bijeen om zaken te bespreken die te maken hebben met het Europees recht.

[19] Richtlijn 98/27/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19.05.1998 betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen (PB L 166 van 11.06.1998, blz. 51-56)

* Daarnaast hebben enkele lidstaten bilaterale samenwerkingsovereenkomsten gesloten. De meest opmerkelijke is de samenwerkingsovereenkomst tussen de vier Scandinavische handhavingsinstanties.

* Die initiatieven kunnen een belangrijke rol spelen in de handhaving van de consumentenbescherming in de EU. Op zichzelf volstaan ze echter niet. Net als op andere beleidsterreinen van de interne markt, moet er een netwerk komen van handhavingsinstanties in de lidstaten die verbonden zijn door wederzijdse rechten en plichten ('wederzijdse bijstand'). Daarvoor is een rechtsgrond nodig, niet in het minst om de vastgestelde juridische belemmeringen voor samenwerking uit de weg te ruimen.

3. De verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming

3.1 Hoofdstuk I: Doel, definities, werkingssfeer en bevoegde autoriteiten

3.1.1 Doel

* Het algemeen doel van de verordening is te zorgen voor de goede werking van de interne markt en de effectieve bescherming van consumenten die in die markt actief zijn. In de voorgestelde verordening komt dat streven tot uiting in twee specifieke doelstellingen. Die hebben beide te maken met de manier waarop de lidstaten en met name hun bevoegde autoriteiten met elkaar en met de Commissie samenwerken om de economische belangen van de consument te beschermen. De verordening moet:

- zorgen voor samenwerking tussen de handhavingsinstanties in hun optreden tegen intracommunautaire inbreuken die de interne markt verstoren;

- bijdragen tot een betere en consequentere handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming en tot het toezicht op de bescherming van de economische belangen van de consument.

* Met de eerste doelstelling wil men bereiken dat handhavingsinstanties daadwerkelijk en doeltreffend met hun tegenhangers in andere lidstaten kunnen samenwerken. Met de tweede doelstelling wordt erkend dat de EU kan bijdragen tot een hogere handhavingsnorm via gemeenschappelijke projecten en de uitwisseling van goede praktijken voor vele aspecten van de voorlichting, opvoeding en vertegenwoordiging van de consument. Ook de bijdrage van de EU tot het toezicht op de werking van de interne markt wordt daarmee erkend.

* Deze algemene en specifieke doelstellingen hebben de keuze van de rechtsgrond en het juridisch instrument bepaald. Als rechtsgrond heeft de Commissie artikel 95 van het Verdrag gekozen. Er zijn verschillende voorbeelden van belemmeringen voor een daadwerkelijk en doeltreffend optreden tegen handelaars zonder scrupules die de goede werking van de interne markt verstoren.

- Een overheidsinstantie in de lidstaat van de consument kan door de nationale vertrouwelijkheidsregels belet worden de noodzakelijke informatie door te geven wanneer zij een instantie in de lidstaat van de handelaar om bijstand vraagt.

- De overheidsinstantie in de lidstaat van de handelaar kan niet optreden namens buitenlandse consumenten, beschikt niet over de bevoegdheden of de middelen om onderzoek te verrichten of op te treden of weigert gewoon op te treden, op grond van nationale belangen in plaats van de belangen van de Gemeenschap. De overheidsinstantie is mogelijk ook niet in staat om een vordering tot staking van een bepaalde praktijk in te stellen, en moet bijgevolg gebruik maken van de strafprocedure.

- In de lidstaat van de handelaar bestaat geen overheidsinstantie om de inbreuk te onderzoeken en een vordering tot staking tegen de handelaar in te stellen.

- In de lidstaat van de consument bestaat geen overheidsinstantie die een overheidsinstantie in de lidstaat van de handelaar om bijstand kan vragen.

- Er bestaat geen verplichting voor de lidstaten om elkaar bijstand te verlenen bij grensoverschrijdende inbreuken.

* Die hindernissen voor grensoverschrijdende handhaving hebben tot gevolg dat een handelaar zonder scrupules vrij gemakkelijk de regels kan omzeilen, hetzij door zich te richten op consumenten in een ander rechtsgebied, hetzij door zich te richten op consumenten in zijn eigen land, maar dan vanuit een ander rechtsgebied. Door dit gebrek aan effectieve grensoverschrijdende handhaving ondervinden handelaars die de wet naleven een concurrentienadeel, wat leidt tot concurrentieverstoring.

* Wellicht zetten die hindernissen voor grensoverschrijdende handhaving ook een rem op de groei van het consumentenvertrouwen in het grensoverschrijdend winkelen in de interne markt en vormen zij dus een belemmering voor het gebruik van buitenlandse goederen en diensten. De voorgestelde verordening draagt er dus toe bij dat concurrentieverstoringen worden opgeheven en belemmeringen voor de interne markt uit de weg worden geruimd.

* De Richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken, die eveneens gericht is op een betere handhaving van de regels inzake consumentenbescherming, levert een precedent voor het gebruik van artikel 95 voor handhavingskwesties. De bestaande richtlijnen inzake gegevensbescherming en beleggingsdiensten, die ook voorzien in de oprichting van overheidsinstanties met onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden, zijn eveneens gebaseerd op artikel 95.

* Er is gekozen voor een verordening (zoals gebruikelijk bij andere vergelijkbare instrumenten voor Europese samenwerking, met name op het gebied van douane, belasting over de toegevoegde waarde en diervoeder- en levensmiddelencontroles), omdat de maatregel in wezen voorziet in regelingen voor samenwerking tussen overheidsinstanties die direct toepasselijk zijn.

3.1.2 Definities, werkingssfeer en bevoegde autoriteiten

* De werkingssfeer van de verordening is beperkt tot intracommunautaire inbreuken op de Europese wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument. De werkingssfeer van de verordening zal worden uitgebreid wanneer de voorgestelde kaderrichtlijn ter bestrijding van oneerlijke handelspraktijken in werking treedt.

* De bevoegde autoriteiten staan centraal in de voorgestelde verordening. De verordening stelt een reeks instrumenten voor wederzijdse bijstand in. De bevoegde autoriteiten gebruiken die instrumenten naar eigen inzicht, omdat zij het best geplaatst zijn om de operationele handhavingsbehoeften voor consumentenbescherming te beoordelen. De verordening geeft de Commissie geen handhavingsrechten of -verantwoordelijkheden.

* De aanwijzing van bevoegde autoriteiten wordt overgelaten aan de lidstaten, zodat rekening kan worden gehouden met nationale grondwettelijke bepalingen voor de handhaving van de consumentenbescherming. Het staat de lidstaten vrij nationale en/of regionale, lokale of sectorale bevoegde autoriteiten aan te wijzen. Het voorstel voorziet ook in de aanwijzing van één verbindingsbureau door elke lidstaat om een goede coördinatie mogelijk te maken tussen de door de lidstaten aangewezen bevoegde autoriteiten.

* Onder bevoegde autoriteiten wordt verstaan overheidsinstanties met specifieke verantwoordelijkheden voor de handhaving van de consumentenbescherming. Het voorstel biedt ook de garantie dat alleen instanties met een minimum aan gemeenschappelijke onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden als bevoegde autoriteit kunnen worden aangewezen. Dit algemene minimum is noodzakelijk wil men zeker zijn dat de bepalingen inzake wederzijdse bijstand in de praktijk kunnen functioneren en een geloofwaardige afschrikking kunnen vormen voor handelaars zonder scrupules. De noodzaak van een netwerk van overheidsinstanties met dergelijke bevoegdheden is ook erkend in communautaire instrumenten met betrekking tot gegevensbescherming, mededinging en financiële diensten.

* De verordening vergt een aantal veranderingen in de handhavingsregels van alle lidstaten. Het is echter duidelijk dat de gevolgen voor enkele lidstaten zwaarder zullen zijn dan voor andere. In de grote meerderheid van de lidstaten en de toetredingslanden zijn er echter overheidsinstanties die specifiek verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de consumentenbescherming.

* Dergelijke instanties bestaan echter niet in Duitsland, Nederland en Luxemburg. In Oostenrijk hebben de instanties van de deelstaten de uitvoeringsbevoegdheid om aan handelaars boetes op te leggen voor de overtreding van bepaalde wetten.

* Sinds de richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken hebben de lidstaten consumentenorganisaties een bevoorrechte positie in de handhaving gegeven en veel lidstaten geven ook een handhavingsrol aan concurrenten en bedrijfsverenigingen. Voor al die organisaties is een grote rol weggelegd. Het onderhavige voorstel verandert of beperkt geenszins de nationale of Europese rol van die organisaties. Zij moeten worden aangemoedigd om hun rol ten volle te vervullen, ook bij grensoverschrijdende inbreuken.

* De voorgestelde verordening stelt een netwerk van bevoegde autoriteiten in, alsook een kader voor wederzijdse bijstand als aanvulling op die welke reeds in iedere lidstaat bestaan of sectoraal georganiseerd zijn op Gemeenschapsniveau. De bestaande systemen volstaan op zichzelf niet voor een goede werking van de interne markt of de bescherming van consument. Het voorgestelde netwerk is opgevat als handhavingsinstrument om snel op te treden tegen grensoverschrijdende inbreuken van de lastigste handelaars zonder scrupules, vooral zij die de vrijheden van de interne markt trachten uit te buiten om de consument schade te berokkenen.

* Een Europees netwerk van overheidsinstanties is om meerdere redenen noodzakelijk.

- Alleen overheidsinstanties kunnen beschikken over de vereiste onderzoeksbevoegdheden om bewijzen van een inbreuk te verzamelen.

- Alleen overheidsinstanties kunnen voldoende garanties geven voor de vertrouwelijke omgang met en de geheimhouding van uitgewisselde informatie. Een garantie van vertrouwelijkheid en geheimhouding is essentieel om de reputatie van de handelaar te beschermen en te vermijden dat het onderzoek in het gedrang komt.

- In de grote meerderheid van de lidstaten hebben de bestaande overheidsinstanties laten zien hoe effectief het handhavend optreden van de overheid is. Snel optredende overheidsinstanties zijn bijzonder afschrikwekkend voor handelaars zonder scrupules, vooral voor handelaars die de mogelijkheden van het internet misbruiken. De geloofwaardigheid van dit afschrikmiddel op Europees niveau zou worden geschaad als er gaten in het netwerk zouden zitten. Tijdens de discussies in het ICPEN zijn anekdotische aanwijzingen naar voren gebracht dat bepaalde handelaars zonder scrupules deze gaten mogelijk al benutten om zich in lidstaten zonder overheidsinstanties te vestigen.

- Overheidsinstanties dienen het openbaar belang op een onpartijdige manier en moeten daarover verantwoording afleggen. Dat is belangrijk voor handelaars. Particuliere organisaties zijn minder verantwoording verschuldigd. Voor een controleerbare werking van de verordening moeten de rechten op wederzijdse bijstand daarom alleen worden verleend aan overheidsinstanties. Door hun nationale organisatiestructuur bekommeren particuliere organisaties zich bovendien in de eerste plaats om consumenten in eigen land, en niet zozeer om andere consumenten in de EU.

- De effectiviteit van het handhavingsnetwerk dat in het voorstel wordt gecreëerd, hangt af van de wederzijdse rechten op en plichten tot onderlinge bijstand. Door die wederkerigheid mag elke lidstaat er zeker van zijn dat zijn consumenten effectief beschermd worden bij grensoverschrijdende inbreuken. Die wederkerigheid kan alleen worden gewaarborgd door overheidsinstanties in iedere lidstaat die op gelijke voet staan.

- De grote meerderheid van de lidstaten erkent de waarde van een publieke dimensie voor hun handhavingssysteem. De oprichting van een netwerk van overheidsinstanties op Europees niveau is dus een belangrijk element om hen te overtuigen de beginselen van maximale harmonisatie toe te passen op de wetgeving inzake consumentenbescherming. Door de lidstaten te verzekeren dat consumenten een even doeltreffende bescherming van overheidsinstanties krijgen wanneer ze winkelen over de grens, zullen zij makkelijker aanvaarden dat maximale harmonisatie wordt opgenomen in een richtlijn over oneerlijke handelspraktijken en toekomstige wetgeving inzake consumentenbescherming.

- Het vooruitzicht van de uitbreiding vraagt om maatregelen die de belangen van consumenten in de uitgebreide interne markt veilig stellen. De meeste nieuwe lidstaten hebben geen lange traditie inzake handhaving van de consumentenbescherming, hoewel ze daartoe wel overheidsinstanties hebben opgericht. De voorgestelde verordening biedt dan ook een gelegenheid om overal in de nieuwe interne markt een doeltreffende handhaving tot stand te brengen.

* De werkingssfeer van de voorgestelde verordening is beperkt tot grensoverschrijdende inbreuken. De lidstaten hoeven hun regelingen voor inbreuken in eigen land derhalve niet te wijzigen naar aanleiding van deze verordening.

* Ook is het niet absoluut noodzakelijk dat lidstaten die thans geen overheidsinstanties hebben, die alsnog instellen. De beperkte verantwoordelijkheden die de verordening meebrengt, zouden ook kunnen worden gelegd bij bestaande overheidsinstanties. In diverse lidstaten en derde landen bijvoorbeeld, ligt de verantwoordelijkheid voor de handhaving van de consumentenbescherming bij de instelling die de mededingingsregels handhaaft. Consumentenbescherming en mededinging zijn weliswaar twee aparte terreinen van markttoezicht en handhaving, maar tussen beide bestaat een positieve synergie.

3.2 Hoofdstuk II: Wederzijdse bijstand

* De voorgestelde verordening geeft bevoegde autoriteiten diverse wederzijdse rechten en plichten met betrekking tot wederzijdse bijstand. Dit evenwicht weerspiegelt dat de bevoegde autoriteit in de lidstaat van de consument het best geplaatst is om de door de consument geleden schade te begrijpen en te beoordelen, terwijl de bevoegde autoriteit in de lidstaat van de handelaar het best geplaatst is om binnen haar eigen rechtsgebied en nationale cultuur op te treden. Alle bevoegde autoriteiten zullen beide rollen op zich moeten nemen.

* Vrije en vertrouwelijke uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten vormt de basis van de wederzijdse bijstand. Het voorstel voert een systeem in van informatie-uitwisseling op verzoek en, wat net zo belangrijk is, spontane informatie-uitwisseling. Spontane informatie-uitwisseling is essentieel voor een doeltreffend toezicht op de interne markt.

* Als uit de uitgewisselde informatie blijkt dat er een intracommunautaire inbreuk bestaat, schrijft het voorstel voor dat de bevoegde autoriteiten optreden om onverwijld een einde aan de inbreuk te stellen. De aangezochte instantie kan zelf bepalen hoe zij dat snel en doeltreffend kan bereiken, aangezien zij het best geplaatst is om dit te beoordelen. Naar verwachting zullen vorderingen tot staking het belangrijkste handhavingsinstrument zijn. Zij maken het mogelijk om snel en effectief op te treden om praktijken die de Europese regels schenden uit de interne markt te verwijderen voordat consument schade oploopt.

* Het voorstel voorziet ook in de coördinatie van toezichts- en handhavingsmaatregelen tussen bevoegde autoriteiten. De kans is steeds groter dat grensoverschrijdende problemen niet louter bilateraal zijn, maar consumenten in meerdere lidstaten treffen, vooral wanneer het interne als medium wordt gebruikt.

3.3 Hoofdstuk III: Algemene voorwaarden met betrekking tot wederzijdse bijstand

* Het voorstel vertrekt van het algemeen beginsel dat bevoegde autoriteiten kunnen optreden tegen handelaars in hun rechtsgebied, ongeacht de plaats waar de betrokken consument zich bevindt. Dit hoofdstuk legt ook algemene procedureregels vast voor het geven van wederzijdse bijstand, naast standaardregels voor het gebruik van informatie die wordt uitgewisseld ingevolge deze verordening.

* Artikel 13 formuleert de mogelijkheid dat krachtens bilaterale overeenkomsten informatie wordt uitgewisseld met bevoegde autoriteiten van derde landen. Artikel 14 voorziet in de voorwaarden waaronder bevoegde autoriteiten bijstand kunnen weigeren. Het uitgangspunt van de verordening is dat verzoeken om bijstand moeten worden geaccepteerd. In dit artikel wordt uitgelegd onder welke omstandigheden een weigering om bijstand te verlenen gerechtvaardigd kan zijn.

3.4 Hoofdstuk IV: Activiteiten van de Gemeenschap

* Het hoofddoel van de verordening is een systeem te bieden voor samenwerking tussen bevoegde autoriteiten op het gebied van handhaving. Voor de Gemeenschap is echter ook een rol weggelegd in de ondersteuning van de handhaving en in de coördinatie van de bredere voorlichtings-, opvoedings- en vertegenwoordigingsactiviteiten van de lidstaten ter bescherming van de economische belangen van de consument. De rol van de Gemeenschap is hier beperkt tot het ondersteunen van maatregelen die gericht zijn op een algemene verhoging van de handhavingsnorm en die consumenten beter in staat stellen om hun rechten af te dwingen. Een traditionele rol van de Gemeenschap is de uitwisseling van beste praktijken aan te moedigen en nationale inspanningen te coördineren teneinde overlappingen en verspilling van schaarse middelen te vermijden.

* Daarnaast bestaat de behoefte om op communautair niveau te onderhandelen over bijstandsakkoorden met derde landen. Er bestaan al vergelijkbare akkoorden inzake mededinging en douane. De werkzaamheden in de OESO hebben aangetoond dat er behoefte is aan wederzijdse bijstand op internationale schaal. De verwachte efficiëntiewinst is aanzienlijk als dergelijke internationale overeenkomsten kunnen worden gesloten voor de hele Gemeenschap in plaats van afzonderlijk met elke lidstaat. De regelingen daarvoor worden beschreven in artikel 18.

* Artikel 15 bepaalt dat aan de Commissie meegedeelde informatie wordt opgeslagen in een databank die toegankelijk is voor de bevoegde autoriteiten. Dit heeft tot doel de kwaliteit van het toezicht op de interne markt te verbeteren. Er bestaat reeds een soortgelijke databank van de EU-groep van het ECPEN en de Commissie.

* Artikel 16 bepaalt dat de administratieve activiteiten van de bevoegde autoriteiten met betrekking tot handhaving op het niveau van de Gemeenschap worden gecoördineerd. In het artikel worden mogelijke gebieden voor coördinatie genoemd, maar wordt het aan de lidstaten en de Commissie overgelaten om mettertijd de precieze communautaire maatregelen te bepalen die nodig zijn om hun handhavingswerkzaamheden te coördineren. Het voorziet ook expliciet in de uitwisseling van ambtenaren tussen bevoegde autoriteiten.

* Artikel 17 bevat nog andere gebieden voor mogelijke coördinatie door de Gemeenschap, met betrekking tot nationale activiteiten inzake voorlichting, advisering en opvoeding, consumentvertegenwoordiging, buitengerechtelijke slechting van geschillen, toegang tot de rechter en statistieken. Het wordt opnieuw aan de lidstaten en de Commissie overgelaten om mettertijd de precieze communautaire maatregelen te bepalen die nodig zijn om hun activiteiten te coördineren.

* Voor deze gecoördineerde acties kunnen al dan niet financiële middelen van de Gemeenschap en/of nationale financiële middelen nodig zijn. Het onderhavige voorstel biedt zelf geen rechtsgrond voor communautaire uitgaven voor dergelijke acties. Het door de Commissie voorgesteld algemeen kader voor de financiering van communautaire acties ter ondersteuning van het consumentenbeleid in de periode 2004-2007 [20] en de daaropvolgende kaders zullen wel een rechtsgrond voor dergelijke uitgaven bieden. Het onderhavige voorstel levert in plaats daarvan een besluitvormingskader voor gecoördineerde acties. Het biedt de mogelijkheid de praktische regelingen met betrekking tot de werking van het EB-Net en de Europese Centra voor consumentenvoorlichting (soms ook Euro-infocentra genoemd) een meer formele basis te geven.

[20] Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een algemeen kader voor de financiering van communautaire acties ter ondersteuning van het consumentenbeleid in de periode 2004-2007, COM (2003) 44 def.

3.5 Hoofdstuk V: Slotbepalingen

* Het voorstel voorziet in de oprichting van een adviescomité om de Commissie bij te staan bij de tenuitvoerlegging van de praktische procedures voor de werking van de verordening. De artikelen 6, 7, 8, 9, 11, 14, 15, 16, 17 en 19 voorzien in gedetailleerde praktische regelingen (zoals gemeenschappelijke formulieren) en andere uitvoeringsmaatregelen die aan het comité zullen worden gedelegeerd, zoals dat ook gebruikelijk is bij andere regelingen voor wederzijdse bijstand. Gezien de operationele handhavingskwesties die de verordening bestrijkt, moeten onder meer vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten zitting hebben in dit comité. Aangelegenheden die reeds worden behandeld door het contactcomité dat krachtens de Richtlijn "Televisie zonder grenzen" is opgericht, behoren niet tot de taken van het adviescomité

* De artikelen 20 en 21 leggen de noodzakelijke regelingen vast voor het toezicht op de effectieve handhaving in de EU. Van de lidstaten wordt verwacht dat zij regelmatig verslag uitbrengen over de toepassing van de verordening.

4. Slotopmerkingen

* De voorgestelde verordening is zo opgevat dat zij werkt op basis van het bestaande acquis betreffende consumentenbescherming. De regelingen zouden echter ongetwijfeld nog veel effectiever werken als een richtlijn inzake oneerlijke handelspraktijken zou worden aangenomen en het hele acquis betreffende consumentenbescherming maximaal zou worden geharmoniseerd. Een meer geharmoniseerde en eenvoudiger regelgeving kan het werk van zowel handhavingsambtenaren als handelaars en consumenten vergemakkelijken.

* De Commissie is van mening dat de voorgestelde verordening zo spoedig mogelijk moet worden goedgekeurd door de Raad en het Parlement, vooral in het licht van de aanstaande uitbreiding van de EU.

2003/0162 (COD)

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming ("de verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentbescherming")

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie [21],

[21] PB C [...] van [...], blz. [...].

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité [22],

[22] PB C [...] van [...], blz. [...].

Gezien het advies van het Comité van de Regio's [23],

[23] PB C [...] van [...], blz. [...].

Overeenkomstig de procedure van artikel 251 van het Verdrag [24],

[24] PB C [...] van [...], blz. [...].

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De resolutie van de Raad van 8 juli 1996 [25] erkent dat constante inspanningen nodig zijn om de samenwerking tussen ambtelijke diensten te verbeteren, en heeft de lidstaten en de Commissie verzocht bij voorrang na te gaan of het mogelijk is de administratieve samenwerking bij de tenuitvoerlegging van de regelgeving te versterken.

[25] PB C 224 van 1.8.1996, blz. 3.

(2) De bestaande nationale handhavingsregelingen voor de wetten ter bescherming van de belangen van de consument zijn niet aangepast aan de handhavingsproblemen in de interne markt en een daadwerkelijke en doeltreffende samenwerking bij de handhaving in dergelijke zaken is momenteel niet mogelijk. Die problemen scheppen belemmeringen voor de samenwerking tussen overheidsinstanties teneinde grensoverschrijdende inbreuken op de wetten ter bescherming van de belangen van de consument te onderzoeken en te doen staken. Het daaruit voortvloeiende gebrek aan effectieve handhaving bij grensoverschrijdende inbreuken biedt verkopers en dienstverleners de mogelijkheid om pogingen tot handhaving te omzeilen door zich elders in de Gemeenschap te vestigen. Dit geeft aanleiding tot concurrentieverstoringen voor gezagsgetrouwe verkopers en dienstverleners die hetzij in eigen land, hetzij grensoverschrijdend werken. De handhavingsproblemen bij grensoverschrijdende inbreuken hebben tot gevolg dat de consument weinig vertrouwen heeft in grensoverschrijdende aanbiedingen, en ondermijnen bijgevolg zijn vertrouwen in de interne markt.

(3) Het is dan ook aangewezen de samenwerking tussen overheidsinstanties die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de consumentbescherming bij intracommunautaire inbreuken te bevorderen, bij te dragen tot een betere werking van de interne markt, een betere en consequentere handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming en een beter toezicht op de bescherming van de economische belangen van de consument.

(4) Aangezien de doelstellingen van de voorgestelde maatregel onvoldoende kunnen worden verwezenlijkt door de lidstaten omdat zij geen samenwerking en coördinatie kunnen bewerkstelligen wanneer zij alleen optreden, en deze doelstellingen derhalve beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, mag de Gemeenschap overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen, zoals bepaald in artikel 5 van het Verdrag. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, zoals bepaald in dat artikel, gaat deze verordening niet verder dan nodig om die doelstellingen te bereiken.

(5) De werkingssfeer van de bepalingen inzake wederzijdse bijstand in deze verordening moet beperkt blijven tot intracommunautaire inbreuken op de communautaire richtlijnen inzake consumentenbescherming. Door een doeltreffende vervolging van inbreuken op nationaal niveau moet discriminatie tussen nationale en intracommunautaire transacties worden vermeden. Deze verordening verandert niets aan de verantwoordelijkheden van de Commissie met betrekking tot inbreuken op het Gemeenschapsrecht door de lidstaten.

(6) Er moet een netwerk van publieke handhavingsinstanties in de hele Gemeenschap worden opgericht om de consument tegen grensoverschrijdende inbreuken te beschermen, en die instanties hebben een minimum aan gemeenschappelijke onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden nodig om deze verordening doeltreffend te kunnen toepassen en verkopers of dienstverleners ervan te weerhouden intracommunautaire inbreuken te plegen.

(7) De mogelijkheid voor bevoegde autoriteiten om op basis van wederkerigheid ongehinderd samen te werken bij de uitwisseling van informatie, het opsporen en onderzoeken van intracommunautaire inbreuken en het nemen van maatregelen om dergelijke inbreuken te doen staken of ze te laten verbieden, is essentieel voor een goede werking van de interne markt en de bescherming van de consument.

(8) Bevoegde autoriteiten moeten tevens gebruikmaken van hun nationale bevoegdheden om rechtszaken in te leiden of voor strafvervolging door te verwijzen, teneinde in voorkomende gevallen ook intracommunautaire inbreuken onverwijld te doen staken of te laten verbieden na een verzoek om bijstand.

(9) Voor informatie die tussen bevoegde autoriteiten wordt uitgewisseld, moeten de strengste garanties van vertrouwelijkheid en geheimhouding gelden zodat het onderzoek niet in het gedrang komt en de reputatie van verkopers of dienstverleners niet ten onrechte wordt geschaad.

(10) In geval van weigering van bijstand op gronden die in deze verordening worden beschreven, mag de lidstaat van de verzoekende instantie, om de consument te beschermen, maatregelen nemen ter beperking van de vrijheid van de voor de intracommunautaire inbreuk verantwoordelijke verkoper of dienstverlener om goederen of diensten aan de lidstaat van de verzoekende instantie te leveren, mits dergelijke maatregelen in overeenstemming zijn met het Verdrag.

(11) De bestaande handhavingsproblemen overschrijden de grenzen van de Europese Unie, en de belangen van de Europese consument moeten worden beschermd tegen handelaars zonder scrupules die zijn gevestigd in derde landen. Er moeten dan ook internationale overeenkomsten met derde landen worden gesloten over wederzijdse bijstand bij de handhaving van de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument. Die internationale overeenkomsten moeten op het niveau van de Gemeenschap en op basis van deze verordening worden gesloten zodat de Europese consument optimaal beschermd wordt en de samenwerking met derde landen op het gebied van handhaving soepel verloopt.

(12) Het lijkt aangewezen de handhavingsactiviteiten van de lidstaten met betrekking tot intracommunautaire inbreuken op communautair niveau te coördineren om de toepassing van deze verordening te verbeteren en te komen tot een consequentere handhaving op een hoger niveau.

(13) Het lijkt aangewezen het intracommunautaire aspect van de administratieve samenwerking tussen de lidstaten op communautair niveau te coördineren met het oog op een betere toepassing van de wetgeving inzake consumentenbescherming. Dat hier een rol voor de Gemeenschap is weggelegd, is reeds gebleken uit de oprichting van het Europees Buitengerechtelijk Netwerk.

(14) Waar de coördinatie van de activiteiten van de lidstaten krachtens deze verordening financiële steun van de Gemeenschap noodzakelijk maakt, zal het besluit over de toekenning van dergelijke steun worden genomen volgens de procedures in het Besluit van het Europees Parlement en de Raad van XX tot vaststelling van een juridisch kader voor de financiering van communautaire acties ter ondersteuning van het consumentenbeleid in de periode 2004-2007, met name de in de bijlage bij dat Besluit vastgestelde acties 5 en 10, en daaropvolgende besluiten.

(15) De maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening, moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [26],

[26] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(16) Voor een doeltreffend toezicht op de toepassing van deze verordening en op de doeltreffendheid van de consumentbescherming is het noodzakelijk dat de lidstaten regelmatig verslag uitbrengen.

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk I Doel, definities, werkingssfeer en bevoegde autoriteiten

Artikel 1 Doel

In deze Verordening worden de voorwaarden vastgelegd waaronder de autoriteiten in de lidstaten die bevoegd zijn voor de handhaving van de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument, moeten worden aangewezen en met elkaar en de Commissie moeten samenwerken om die wetgeving te doen naleven en de interne markt goed te laten functioneren, en om de bescherming van de economische belangen van consumenten te verbeteren.

Artikel 2 Werkingssfeer

1. De bepalingen in deze verordening met betrekking tot wederzijdse bijstand, zijn van toepassing op intracommunautaire inbreuken.

2. Deze verordening doet geen afbreuk aan de regels met betrekking tot het internationale privaatrecht, in het bijzonder de regels met betrekking tot jurisdicties en het toepasselijk recht.

3. Deze verordening heeft geen invloed op de toepassing in de lidstaten van maatregelen inzake justitiële samenwerking in strafzaken en civiele zaken, met name de werking van het Europees justitieel netwerk.

4. Deze verordening doet geen afbreuk aan de communautaire wetgeving met betrekking tot de interne markt, met name de bepalingen over het vrij verkeer van goederen en diensten.

5. Deze verordening doet geen afbreuk aan de communautaire wetgeving met betrekking tot televisieomroepdiensten.

Artikel 3 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a. 'wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument': de in bijlage I genoemde richtlijnen zoals omgezet in het interne recht van de lidstaten.

b. 'intracommunautaire inbreuk': elke handeling die strijdig is met de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument en die de collectieve belangen van consumenten die in een andere lidstaat of in andere lidstaten woonachtig zijn dan waar de handeling wordt gepleegd, schaadt of waarschijnlijk zal schaden.

c. 'bevoegde autoriteit': elke overheidsinstantie die op nationaal, regionaal of lokaal niveau is opgericht en waaraan specifieke verantwoordelijkheden zijn toegekend om toe te zien op de naleving van de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument.

d. 'uniek verbindingsbureau': de overheidsinstantie in elke lidstaat die is aangewezen als verantwoordelijk voor de coördinatie van de toepassing van deze verordening binnen die lidstaat.

e. 'bevoegde ambtenaar': de ambtenaar die rechtstreeks bijstand kan vragen of informatie kan verschaffen.

f. 'verzoekende instantie': de bevoegde autoriteit die om wederzijdse bijstand verzoekt.

g. 'aangezochte instantie': de bevoegde autoriteit die een verzoek om wederzijdse bijstand ontvangt.

h. "verkoper of dienstverlener": elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die, wat betreft de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument, handelt met oogmerken die betrekking hebben op zijn handel, zaken of beroep.

i. 'toezichtsactiviteiten': de activiteiten van een bevoegde autoriteit die is aangewezen om na te gaan of er binnen haar rechtsgebied intracommunautaire inbreuken hebben plaatsgevonden.

j. 'klacht': een verklaring dat een verkoper of dienstverlener een inbreuk heeft gepleegd of waarschijnlijk zal plegen op de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument.

k. 'wederzijdse bijstand': het verstrekken van informatie of het nemen van handhavingsmaatregelen.

l. 'collectieve belangen van consumenten': de algemene belangen van consumenten. Dit omvat niet de samengevoegde belangen van individuen die door een inbreuk zijn geschaad.

Artikel 4 Bevoegde autoriteiten

1. Elke lidstaat wijst de bevoegde autoriteiten en het unieke verbindingsbureau aan die verantwoordelijk zijn voor de toepassing van deze verordening.

2. De bevoegde autoriteiten hebben de onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden die nodig zijn om deze verordening toe te passen. Zij oefenen die bevoegdheden uit in overeenstemming met het nationale recht.

3. Die bevoegdheden omvatten ten minste het recht om:

(a) toegang te krijgen tot elk document in welke vorm dan ook;

(b) elke persoon om informatie te vragen, en indien nodig, rechterlijke bevelen te vragen waarin het verstrekken van informatie door een persoon wordt geëist;

(c) ter plaatse inspecties uit te voeren;

(d) de verkoper of dienstverlener schriftelijk te verzoeken de intracommunautaire inbreuk te staken;

(e) van (een) voor intracommunautaire inbreuken verantwoordelijke verkoper(s) of dienstverlener(s) een bindende toezegging te eisen dat de intracommunautaire inbreuk zal worden gestaakt; en de hieruit voortvloeiende toezegging openbaar te maken;

(f) de beëindiging van of het verbod op elke intracommunautaire inbreuk te eisen of rechterlijke bevelen te vragen waarin de beëindiging van of een verbod op elke intracommunautaire inbreuk wordt geëist; en de hieruit voortvloeiende uitspraken openbaar te maken;

(g) in het geval van een verzuim om gevolg te geven aan een uitspraak, tegen de in het ongelijk gestelde gedaagde rechterlijke bevelen te vragen tot betalingen aan de staatskas of aan een begunstigde die in of krachtens het nationale recht is aangewezen;

(h) rechterlijke bevelen te vragen waarin de bevriezing van en/of beslaglegging op bezittingen wordt verlangd.

4. De bevoegde autoriteiten moeten beschikken over voldoende middelen om deze verordening toe te passen. Het personeel van deze instanties neemt de beroepsnormen in acht en is gehouden aan passende interne procedures of gedragsregels die met name de bescherming van persoonlijke gegevens verzekeren, alsook van de procedurele eerlijkheid en de juiste inachtneming van de bepalingen met betrekking tot de vertrouwelijkheid en het beroepsgeheim die in artikel 12 zijn vastgelegd.

5. Elke bevoegde autoriteit maakt aan het grote publiek de rechten en verantwoordelijkheden bekend die krachtens deze verordening aan haar zijn verleend.

6. Elke bevoegde autoriteit wijst bevoegde ambtenaren aan die rechtstreeks bijstand kunnen vragen of informatie uitwisselen op grond van de bepalingen van artikel 11.

Artikel 5 Lijsten

1. Elke lidstaat stelt de Commissie en de andere lidstaten in kennis van de identiteit van de bevoegde autoriteiten en het unieke verbindingsbureau die krachtens artikel 4, lid 1, zijn aangewezen.

2. Elk uniek verbindingsbureau houdt een actuele lijst bij van de bevoegde ambtenaren die krachtens artikel 4, lid 6, zijn aangewezen, en geeft deze lijst door aan de andere unieke verbindingsbureaus.

3. De Commissie publiceert de lijst van unieke verbindingsbureaus en bevoegde autoriteiten in het Publicatieblad van de Europese Unie en zij werkt deze lijst bij.

Hoofdstuk II Wederzijdse bijstand

Artikel 6 Informatie-uitwisseling op verzoek

1. Een aangezochte instantie verstrekt, op verzoek van een verzoekende instantie, alle informatie die nodig is om vast te stellen of er een intracommunautaire inbreuk heeft plaatsgehad of waarschijnlijk zal plaatshebben. De aangezochte instantie verstrekt onverwijld de gevraagde informatie.

2. De aangezochte instantie zal de passende onderzoekingen doen en alle andere noodzakelijke maatregelen treffen om de gevraagde informatie te verzamelen.

3. Op verzoek van de verzoekende instantie kan een bevoegde ambtenaar van de verzoekende instantie zich bij de ambtenaren van de aangezochte instantie voegen tijdens hun onderzoekingen.

4. De noodzakelijke maatregelen om de voorschriften van dit artikel ten uitvoer te leggen, zullen worden genomen overeenkomstig de in artikel 19, lid 2, vermelde procedure.

Artikel 7 Spontane informatie-uitwisseling

1. Wanneer een bevoegde autoriteit kennis krijgt van een intracommunautaire inbreuk of meent dat er een ernstig risico op een dergelijke inbreuk bestaat, stelt zij de bevoegde autoriteiten van andere betrokken lidstaten en de Commissie hiervan in kennis en verstrekt zij onverwijld alle benodigde informatie.

2. Wanneer een bevoegde autoriteit verdere handhavingsmaatregelen treft of verzoeken om wederzijdse bijstand ontvangt met betrekking tot de intracommunautaire inbreuk, stelt zij de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten en de Commissie hiervan in kennis.

3. De noodzakelijke maatregelen om de voorschriften van dit artikel ten uitvoer te leggen, zullen worden genomen overeenkomstig de in artikel 19, lid 2, vermelde procedure.

Artikel 8 Verzoeken om handhavingsmaatregelen

1. Een aangezochte instantie neemt op verzoek van een verzoekende instantie alle benodigde maatregelen om de onmiddellijke beëindiging van of het verbod op de intracommunautaire inbreuk te bewerkstelligen. Die maatregelen omvatten, voor zover nodig, een beroep bij een hogere rechtbank, ingeval een gerechtelijke actie geen succes heeft.

2. Om haar verplichtingen krachtens lid 1 na te komen, zal de aangezochte instantie de in artikel 4, lid 3, vastgestelde bevoegdheden uitoefenen en alle bijkomende bevoegdheden die haar krachtens de nationale wet zijn toegekend. De aangezochte instantie bepaalt welke maatregelen worden genomen om de staking van of het verbod op de intracommunautaire inbreuk zo doeltreffend mogelijk te bewerkstelligen.

3. De aangezochte instantie overlegt met de verzoekende instantie bij het nemen van de handhavingsmaatregelen. De aangezochte instantie stelt de verzoekende instantie, de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten en de Commissie onverwijld in kennis van haar maatregelen.

4. De noodzakelijke maatregelen om de voorschriften van dit artikel ten uitvoer te leggen, zullen worden genomen overeenkomstig de in artikel 19, lid 2, vermelde procedure.

Artikel 9 Coördinatie van het toezicht en de handhaving

1. De bevoegde autoriteiten coördineren hun toezichts- en handhavingsactiviteiten. Ze wisselen alle informatie uit die daarvoor nodig is.

2. Wanneer bevoegde autoriteiten vernemen dat een intracommunautaire inbreuk consumenten in meer dan twee lidstaten schaadt, coördineren de betrokken bevoegde autoriteiten hun handhavingsactiviteiten en hun verzoeken om wederzijdse bijstand. In het bijzonder streven zij ernaar gelijktijdig onderzoek te doen en handhavingsmaatregelen gelijktijdig te laten plaatsvinden.

3. De bevoegde autoriteiten informeren de Commissie vooraf over die coördinatie en kunnen de Commissie verzoeken eraan deel te nemen.

4. De noodzakelijke maatregelen om de voorschriften van dit artikel ten uitvoer te leggen, zullen worden genomen overeenkomstig de in artikel 19, lid 2, vermelde procedure.

Hoofdstuk III Algemene voorwaarden met betrekking tot wederzijdse bijstand

Artikel 10 Algemene verantwoordelijkheden

1. De bevoegde autoriteiten komen hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening na alsof zij handelen namens consumenten in hun eigen land en op eigen initiatief of op verzoek van een andere bevoegde autoriteit in hun eigen land.

2. De lidstaten treffen alle benodigde maatregelen met het oog op een effectieve coördinatie van de toepassing van deze verordening door de door hen aangewezen bevoegde autoriteiten, via het unieke verbindingsbureau.

Artikel 11 Procedures voor het indienen van verzoeken en de uitwisseling van informatie

1. De verzoekende instantie zorgt ervoor dat alle verzoeken om wederzijdse bijstand voldoende informatie bevatten, zodat een aangezochte instantie aan het verzoek kan voldoen.

2. Alle verzoeken worden gezonden naar de unieke verbindingsbureaus, naar de bevoegde autoriteiten of de bevoegde ambtenaren.

3. Verzoeken om bijstand en informatie (met inbegrip van kennisgevingen aan de Commissie) worden schriftelijk gedaan aan de hand van een standaardformulier en worden elektronisch doorgegeven. Verzoeken om bijstand of informatie tussen bevoegde ambtenaren kunnen op een andere manier worden gedaan, mits beide ambtenaren daarmee instemmen.

4. De bevoegde autoriteiten of bevoegde ambtenaren in kwestie komen overeen welke talen voor de verzoeken en de informatieverstrekking worden gebruikt, voordat er verzoeken worden gedaan.

5. De informatie die naar aanleiding van een verzoek wordt verstrekt, wordt direct naar de verzoekende instantie gezonden of direct naar de bevoegde ambtenaren die het verzoek hebben gedaan. De bevoegde autoriteiten of bevoegde ambtenaren zorgen ervoor dat de unieke verbindingsbureaus op de hoogte worden gesteld van alle verzoeken die worden verzonden of ontvangen, en van alle informatie die na een verzoek wordt verstrekt.

6. De noodzakelijke maatregelen om de voorschriften van dit artikel ten uitvoer te leggen, zullen worden genomen overeenkomstig de in artikel 19, lid 2, vermelde procedure.

Artikel 12 Gebruik van uitgewisselde informatie

1. De verstrekte informatie mag alleen worden gebruikt om naleving van de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consumenten te bewerkstelligen.

2. De bevoegde autoriteiten kunnen als bewijs alle gegevens, documenten, bevindingen, verklaringen, gewaarmerkte kopieën of inlichtingen aanvoeren die ingevolge deze verordening worden doorgegeven, op dezelfde basis als vergelijkbare documenten die zij in hun eigen land verkrijgen.

3. De informatie die, in welke vorm dan ook, wordt verstrekt ingevolge de bepalingen van deze verordening inzake wederzijdse bijstand, ook wanneer zij wordt doorgegeven aan de Commissie en opgeslagen in de in artikel 15 vermelde databank, is vertrouwelijk en valt onder het beroepsgeheim, tenzij:

a. de instantie die de informatie verstrekt, toestemming geeft om de informatie openbaar te maken;

b. de informatie als bewijs wordt aangevoerd;

c. de informatie openbaar wordt gemaakt in het kader van de publicatie van de toezegging of de uitspraak waarnaar in artikel 4, lid 3, onder e) of f), wordt verwezen.

4. De lidstaten nemen voor de toepassing van deze verordening alle vereiste wetgevende maatregelen om de in artikel 13, lid 1, punt (d) en (f) van Richtlijn 95/46/EG [27] genoemde belangen te vrijwaren.

[27] PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

Artikel 13 Informatie-uitwisseling met derde landen

1. Wanneer een bevoegde autoriteit informatie ontvangt van een instantie van een derde land, verstrekt zij deze informatie aan de betrokken bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten, voorzover dit is toegestaan volgens de bilaterale bijstandsovereenkomsten met het derde land.

2. De informatie die ingevolge deze verordening wordt verstrekt, kan door een bevoegde autoriteit ook aan een instantie van een derde land worden verstrekt uit hoofde van een bijstandsovereenkomst met het derde land, mits daartoe toestemming is verkregen van de bevoegde autoriteit die de informatie aanvankelijk heeft verstrekt.

Artikel 14 Voorwaarden

1. De lidstaten zien af van alle aanspraken op de vergoeding van onkosten die zij maken voor de toepassing van deze verordening. De lidstaat van de verzoekende instantie blijft echter aansprakelijk ten aanzien van de lidstaat van de aangezochte instantie voor alle gemaakte kosten en opgelopen schade als gevolg van maatregelen die door een rechtbank als ongegrond worden beschouwd wat de inhoud van de intracommunautair inbreuk betreft.

2. Een aangezochte instantie kan weigeren gehoor te geven aan een verzoek om wederzijdse bijstand als:

a. het verzoek voor de aangezochte instantie een administratieve last met zich mee zou brengen die op het punt van de potentiële schade voor de consument niet in verhouding staat tot de schaal van de intracommunautaire inbreuk.

b. er met betrekking tot dezelfde intracommunautaire inbreuken en tegen dezelfde verkopers of dienstverleners al gerechtelijke procedures zijn ingeleid voor de gerechtelijke autoriteiten in de lidstaat van de aangezochte instantie of als er door die gerechtelijke autoriteiten al een definitieve uitspraak is gedaan.

c. het verzoek niet goed onderbouwd is.

3. De aangezochte instantie informeert de verzoekende instantie en de Commissie over de redenen voor een weigering om gehoor te geven aan een verzoek om bijstand.

4. De noodzakelijke maatregelen om de voorschriften van dit artikel ten uitvoer te leggen, zullen worden genomen overeenkomstig de in artikel 19, lid 2, vermelde procedure.

Hoofdstuk IV Activiteiten van de Gemeenschap

Artikel 15 Klachten en databank

1. De lidstaten verstrekken de Commissie regelmatig statistieken over klachten van consumenten die de bevoegde autoriteiten hebben ontvangen.

2. De Commissie houdt een elektronische databank bij waarin zij de informatie opslaat en verwerkt die zij ingevolge de artikels 7, 8, 9 en dit artikel ontvangt. De databank zal kunnen worden geraadpleegd door de bevoegde autoriteiten.

3. De noodzakelijke maatregelen om de voorschriften van dit artikel ten uitvoer te leggen, zullen worden genomen overeenkomstig de in artikel 19, lid 2, vermelde procedure.

Artikel 16 Coördinatie van de handhaving

1. De lidstaten coördineren de volgende activiteiten met de Commissie:

a. de opleiding van hun ambtenaren, met inbegrip van taaltraining en de organisatie van opleidingsseminars;

b. de inzameling en classificatie van klachten van consumenten;

c. de ontwikkeling van sectorspecifieke netwerken van bevoegde ambtenaren;

d. hun activiteiten op het gebied van strategie, planning en risicoanalyse die te maken hebben met toezicht en handhaving;

e. de ontwikkeling van voorlichtings- en communicatiehulpmiddelen;

f. de ontwikkeling van normen, methodes en richtsnoeren voor handhavingsambtenaren

g. de uitwisseling van hun ambtenaren.

2. Waar nodig zullen de bevoegde autoriteiten bevoegde ambtenaren uitwisselen om de samenwerking te verbeteren. De bevoegde autoriteiten treffen de noodzakelijke maatregelen zodat uitgewisselde bevoegde ambtenaren effectief deel kunnen nemen aan de activiteiten van de bevoegde autoriteit. Daartoe krijgen deze bevoegde ambtenaren de vereiste bevoegdheden om de taken uit te voeren die hun door de bevoegde gastheerinstantie worden toevertrouwd in overeenstemming met de wetgeving van die lidstaat.

3. Tijdens de uitwisseling wordt met de civiele aansprakelijkheid van de bevoegde ambtenaar op dezelfde wijze omgegaan als met die van de ambtenaren van de bevoegde gastheerinstantie. De uitgewisselde bevoegde ambtenaren nemen de beroepsnormen in acht en zijn gebonden door de toepasselijke interne gedragsregels van de bevoegde gastheerinstantie, vooral met het oog op de bescherming van persoonlijke gegevens, de procedurele eerlijkheid en de correcte naleving van de bepalingen inzake vertrouwelijkheid en beroepsgeheim van artikel 12.

4. De noodzakelijke maatregelen om de voorschriften van dit artikel ten uitvoer te leggen, zullen worden genomen overeenkomstig de in artikel 19, lid 2, vermelde procedure.

Artikel 17 Administratieve samenwerking

1. De lidstaten coördineren met de Commissie hun activiteiten die erop gericht zijn:

a. consumenten voor te lichten, te adviseren en op te voeden;

b. de activiteiten van consumentenvertegenwoordigers te steunen;

c. de activiteiten te steunen van organisaties die belast zijn met de buitengerechtelijke slechting van consumentengeschillen;

d. de toegang van consumenten tot de rechter te ondersteunen;

e. statistieken, onderzoeksresultaten of andere gegevens te verzamelen die betrekking hebben op het gedrag en de houdingen van de consument en het effect daarvan.

2. De noodzakelijke maatregelen om de voorschriften van dit artikel ten uitvoer te leggen, zullen worden genomen overeenkomstig de in artikel 19, lid 2, vermelde procedure.

Artikel 18 Internationale overeenkomsten

De Gemeenschap zal samenwerken met derde landen en met de bevoegde internationale organisaties om de bescherming van de economische belangen van de consument te verbeteren. De regelingen voor samenwerking, met inbegrip van de uitwerking van regelingen voor wederzijdse bijstand, kunnen het voorwerp zijn van overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de betrokken derden.

Hoofdstuk V Slotbepalingen

Artikel 19 Permanent comité

1. De Commissie zal worden bijgestaan door een Permanent Comité voor samenwerking inzake consumentenbescherming, hierna 'het comité' genoemd, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie. Aangelegenheden die geregeld zijn in Richtlijn 89/552/EEG, als gewijzigd, blijven echter een exclusieve bevoegdheid van het krachtens die Richtlijn ingestelde contactcomité.

2. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 20 Taken van het comité

1. Het comité kan alle zaken onderzoeken die betrekking hebben op de toepassing van deze verordening en die door zijn voorzitter naar voren worden gebracht, op diens eigen initiatief of op verzoek van de vertegenwoordiger van een lidstaat.

2. In het bijzonder onderzoekt en beoordeelt het comité hoe de regelingen voor samenwerking functioneren waarin deze verordening voorziet.

3. Waar nodig, kan het comité ook de in artikel 3 van de Richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken genoemde bevoegde autoriteiten uitnodigen om aan zijn bijeenkomsten deel te nemen.

Artikel 21 Nationale verslagen

1. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de tekst van alle bepalingen van nationale wetgeving die zij op het onder deze verordening vallende gebied vaststellen, alsook van de tekst van overeenkomsten, anders dan ter afhandeling van individuele zaken, die zij op dit gebied sluiten.

2. Na de datum van inwerkingtreding van deze verordening lichten de lidstaten de Commissie om de twee jaar in over de tenuitvoerlegging van deze verordening.

3. De nationale verslagen bevatten:

a. alle nieuwe informatie over de organisatie, de bevoegdheden, de middelen of verantwoordelijkheden van de bevoegde autoriteiten.

b. alle informatie over trends, middelen of methoden om intracommunautaire inbreuken te plegen, in het bijzonder de trends, middelen of methoden die tekortkomingen of lacunes in deze verordening of in de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument aan het licht hebben gebracht.

c. alle informatie over handhavingstechnieken die doeltreffend zijn gebleken.

d. statistieken met betrekking tot de activiteiten van de bevoegde autoriteiten, zoals acties ingevolge deze verordening, ontvangen klachten, handhavingsactiviteiten en rechterlijke uitspraken.

e. samenvattingen van relevante nationale interpretatieve rechterlijke uitspraken over de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument.

f. alle overige informatie die relevant is voor de toepassing van deze verordening.

Artikel 22 Andere verplichtingen met betrekking tot wederzijdse bijstand

De bepalingen van deze verordening doen geen afbreuk aan de bredere verplichtingen met betrekking tot wederzijdse bijstand, met inbegrip van verplichtingen in strafzaken, die voortvloeien uit andere akten en besluiten, met inbegrip van bilaterale of multilaterale overeenkomsten.

Artikel 23 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van [ ] [ ] 20[ ].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, [...]

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

BIJLAGE I

LIJST VAN DE IN ARTIKEL 2 BEDOELDE RICHTLIJNEN (*)

1. Richtlijn 84/450/EEG van de Raad van 10 september 1984 betreffende het nader tot elkaar brengen van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake misleidende reclame (PB L 250 van 19.9.1984, blz. 17) en Richtlijn 97/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 1997 tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG inzake misleidende reclame teneinde ook vergelijkende reclame te regelen (PB L 290 van 23.10.1997, blz. 18-23).

2. Richtlijn 85/577/EEG van de Raad van 20 december 1985 betreffende de bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten (PB L 372 van 31.12.1985, blz. 31).

3. Richtlijn 87/102/EEG van de Raad van 22 december 1986 betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake het consumentenkrediet (PB L 42 van 12.2.1987, blz. 48), als laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/7/EG (PB L 101 van 1.4.1998, blz. 17) [en Richtlijn XX/XX/EG van X].

4. Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de Lid-Staten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten: artikelen 10 tot en met 21 (PB L 298 van 17.10.1989, blz. 23, als gewijzigd bij Richtlijn 97/36/EG (PB L 202 van 30.7.1997, blz. 60)).

5. Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten (PB L 158 van 23.6.1990, blz. 59).

6. Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik: artikels 86 tot 100 (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67).

7. Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29).

8. Richtlijn 94/47/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 26 oktober 1994 betreffende de bescherming van de verkrijger voor wat bepaalde aspecten betreft van overeenkomsten inzake de verkrijging van een recht van deeltijds gebruik van onroerende goederen (PB L 280 van 29.10.1994, blz. 83).

9. Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19).

10. Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen (PB L 171 van 7.7.1999, blz. 12).

11. Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt ('Richtlijn inzake elektronische handel') (PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1)

12. Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten. (PB L 271 van 9.10.2002, blz.16-24)

13. Verordening XXXX/XX/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verkoopbevordering in de interne markt.

14. Richtlijn XXXX/XX/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake oneerlijke handelspraktijken tussen bedrijven en consumenten in de interne markt (de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken).

15. Verordening XXXX/XX/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake voedings- en gezondheidsclaims betreffende levensmiddelen.

16. Verordening (EEG) nr. 295/91 van de Raad van 4 februari 1991 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor compensatie bij instapweigering in het geregeld luchtvervoer, PB L 36 van 8.2.1991

17. Verordening XXXX/XX/EG van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten

(*) De richtlijnen nrs. 1, 6, 7 en 9 bevatten specifieke bepalingen betreffende het doen staken van inbreuken.

Wetgevend financieel memorandum

Beleidsgebied: GEZONDHEID EN CONSUMENTENBESCHERMING

Activiteit: Consumentenbeleid

Benaming van de actie: Verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming

1. BEGROTINGSLIJN(EN) + BENAMING(EN)

170201 (B5-100) Communautaire activiteiten ten behoeve van de consumenten

2. ALGEMENE BEGROTE GEGEVENS

2.1. Totale budget voor de actie (Deel B): 150.000 per jaar aan vastleggingskredieten

2.2. Toepassingsperiode

Vanaf 2004, onbeperkt

2.3. Meerjarige totale raming van de uitgaven

(a) Tijdschema van de vastleggingskredieten/betalingskredieten (financiële steunverlening) (cf. punt 6.1.1)

miljoen euro (tot op drie decimalen nauwkeurig)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(b) Technische en administratieve bijstand en ondersteuningsuitgaven (cf. punt 6.1.2)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(c) Globale financiële gevolgen van extra personeel en andere administratieve uitgaven(cf. punten 7.2 en 7.3)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2.4. Verenigbaarheid met de financiële programmering en de financiële vooruitzichten

Het voorstel is verenigbaar met de bestaande financiële programmering.

2.5. Financiële gevolgen voor de ontvangsten [28]

[28] Zie de aparte toelichting voor verdere informatie.

Het voorstel heeft geen financiële gevolgen (het betreft technische aspecten van de tenuitvoerlegging van een maatregel)

3. BEGROTINGSKENMERKEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4. RECHTSGRONDSLAG

Artikel 95 en artikel 153, lid 3, onder b), van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een algemeen kader voor de financiering van communautaire acties ter ondersteuning van het consumentenbeleid in de periode 2004-2007.

5. BESCHRIJVING EN MOTIVERING

5.1. Noodzaak van communautaire steunverlening [29]

[29] Zie de aparte toelichting voor verdere informatie.

De noodzaak van communautaire begrotingssteun op dit gebied is al uiteengezet in het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een algemeen kader voor de financiering van communautaire acties ter ondersteuning van het consumentenbeleid in de periode 2004-2007. Met name dat voorstel heeft van effectieve handhaving van de regels inzake consumentenbescherming een centrale beleidsdoelstelling gemaakt. In actie 5 van het voorgestelde algemeen kader wordt specifiek bepaald dat de in deze verordening vastgelegde acties die noodzakelijk zijn voor de coördinatie van toezichts- en handhavingsactiviteiten voor 100% uit de communautaire begroting worden gefinancierd. Daarnaast voorziet de gezamenlijke actie 10 in de mogelijkheid om dezelfde acties met een of meerdere lidstaten te cofinancieren.

De bijdrage van de Gemeenschap die in deze verordening wordt beoogd, betreft maatregelen om het door de lidstaten gevoerde beleid inzake consumentenbescherming te ondersteunen, aan te vullen en te bewaken. De voorgestelde acties met gevolgen voor de begroting zijn met name bedoeld om:

het onderhoud te verzekeren van twee databanken (van intracommunautaire inbreuken en van klachten die door de bevoegde autoriteiten worden ontvangen) ingevolge artikel 7 en artikel 12.

de coördinatie van nationale handhavingsactiviteiten te ondersteunen (artikel 17).

de coördinatie van nationale administratieve acties te ondersteunen die zijn bedoeld om de opvoeding, de voorlichting en de vertegenwoordiging van consumenten te verbeteren (artikel 18).

De enige directe gevolgen van de onderhavige verordening voor de begroting vloeien voort uit de vastleggingen om de databanken te onderhouden die ingevolge de artikelen 7 en 12 worden opgezet. De bepalingen inzake samenwerking in de artikelen 17 en 18 leiden op zichzelf niet tot gevolgen voor de jaarlijkse begroting, aangezien ze slechts voorzien in een besluitvormingskader voor niet-begrotingszaken. Alle besluiten met betrekking tot de begroting naar aanleiding van de activiteiten waarin de artikelen 17 en 18 voorzien, zullen worden genomen volgens de procedures die in het algemene kader voor 2004-2007 zijn bepaald. In dit wetgevend financieel memorandum wordt daarom slechts ingegaan op de gevolgen voor de begroting van de databanken die ingevolge de artikelen 7 en 12 worden opgezet.

5.1.1. Beoogde doelstellingen

De voorgestelde databanken moeten een bijdrage leveren aan de verwezenlijking van de doelstelling in het Verdrag die verwijst naar de controle van het beleid van de lidstaten. De databanken hebben meer in het bijzonder tot doel:

de bevoegde autoriteiten gemakkelijk toegankelijke informatie te bieden over intracommunautaire inbreuken die door andere bevoegde autoriteiten zijn gemeld;

de lidstaten en de Commissie informatie te verschaffen over trends in de klachten over verkopers en dienstverleners. Deze informatie is een belangrijke bijdrage voor beleidsmakers die verantwoordelijk zijn voor de regulering en handhaving van de consumentenbescherming.

5.1.2. Genomen maatregelen die onder de ex ante-evaluatie vallen

De genomen maatregelen worden uiteengezet in het wetgevend financieel memorandum bij het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een algemeen kader voor de financiering van communautaire acties ter ondersteuning van het consumentenbeleid in de periode 2004-2007.

5.2. Beoogde activiteiten en modaliteiten voor de budgettaire steunverlening

Naar aanleiding van twee acties zullen twee databanken worden opgezet en onderhouden, meer bepaald een databank van intracommunautaire inbreuken (artikel 7) en een databank van klachten die door de bevoegde autoriteiten worden ontvangen (artikel 12). De databanken zullen beschikbaar worden gesteld voor de bevoegde autoriteiten. De uiteindelijke begunstigden zijn de consumenten in de EU.

De volgende modaliteiten voor budgettaire steunverlening worden voorzien:

Door de Commissie te ondernemen acties door middel van contracten na procedures voor het plaatsen van opdrachten, zoals oproepen tot inschrijving. Voor elke actie zullen passende technische specificaties worden opgesteld.

Deze modaliteiten voor budgettaire steunverlening zullen worden toegepast in overeenstemming met de relevante bepalingen van het Financieel Reglement die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

5.3. Wijze van tenuitvoerlegging

De acties uit hoofde van het kader zullen rechtstreeks door de Commissie ten uitvoer worden gelegd en beheerd met behulp van vast of tijdelijk personeel.

6. FINANCIËLE GEVOLGEN

6.1. Totale financiële gevolgen voor deel B - (voor de gehele programmeringsperiode)

(De berekeningsmethode voor de in de tabel hieronder vermelde totaalbedragen moet worden verklaard in tabel 6.2.)

6.1.1. Financiering

N.B.: Deze kredieten zijn al voorzien in het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een algemeen kader voor de financiering van communautaire acties ter ondersteuning van het consumentenbeleid in de periode 2004-2007.

Vastleggingen (in miljoen euro tot op drie decimalen nauwkeurig)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

6.2. Berekening van de kosten per in deel B beoogde maatregel (voor de gehele programmeringsperiode) [30]

[30] Zie de aparte toelichting voor verdere informatie.

n.v.t.

7. GEVOLGEN VOOR HET PERSONEELSBESTAND EN DE ADMINISTRATIEVE UITGAVEN

7.1. Gevolgen voor het personeelsbestand

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7.2. Globale financiële gevolgen van extra personeel

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De bedragen stemmen overeen met de totale uitgaven voor twaalf maanden.

7.3. Overige administratieve uitgaven i.v.m. de actie

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De bedragen stemmen overeen met de totale uitgaven voor twaalf maanden.

1 Specificeer het type commissie en de groep waartoe deze behoort.

I. Jaartotaal (7.2 + 7.3)

II. Duur van de actie

III. Totale kosten van de actie (I x II) // EUR 229.292

onbepaald

n.v.t.

8. FOLLOW-UP EN EVALUATIE

8.1. Follow-upsysteem

De maatregelen die moeten worden genomen, worden uiteengezet in het wetgevend financieel memorandum bij het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een algemeen kader voor de financiering van communautaire acties ter ondersteuning van het consumentenbeleid in de periode 2004-2007.

8.2. Modaliteiten voor en periodiciteit van de geplande evaluatie

Zie 8.1.

9. FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN

Zie 8.1.

Top