Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52003PC0374

Voorstel voor een Verordening van de Raad tot vaststelling van herstelmaatregelen voor het noordelijke heekbestand

/* COM/2003/0374 def. - CNS 2003/0137 */

52003PC0374

Voorstel voor een Verordening van de Raad tot vaststelling van herstelmaatregelen voor het noordelijke heekbestand /* COM/2003/0374 def. - CNS 2003/0137 */


Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling van herstelmaatregelen voor het noordelijke heekbestand

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

Dit voorstel voor de vaststelling van herstelmaatregelen voor het noordelijke heekbestand vloeit voort uit de eerdere voorstellen ten aanzien van bepaalde bestanden van kabeljauw en heek uit december 2001 en 2002 (COM(2001) 724 definitief en COM (2002) 773 definitief).

Voor het herstel van de kabeljauwbestanden wordt nu een apart voorstel ingediend.

Het algemene doel van het voorstel is het waarborgen van het herstel van het noordelijke heekbestand tot het door wetenschappers aanbevolen voorzorgsniveau binnen een tijdsbestek van vijf à tien jaar.

Het voorstel omvat vier hoofdstukken:

In hoofdstuk I wordt vastgesteld welke gebieden onder dit voorstel vallen en op welk niveau het noordelijke heekbestand overeenkomstig de voorzorgsaanpak minimaal moet worden gebracht. Dit hoofdstuk is sinds het laatste voorstel grotendeels ongewijzigd gebleven. Het betrokken gebied is het gebied waar het noordelijke heekbestand zich bevindt, bestaande uit de EG-wateren van Noordzee, Skagerrak en Kattegat, ten westen van Schotland, het Kanaal, de Ierse Zee, de Keltische Zee, ten westen van Ierland en de Golf van Biskaje.

In hoofdstuk II is bepaald hoe groot het bestand minimaal moet zijn; onder deze grenzen loopt het bestand volgens wetenschappers groot gevaar volledig in te storten.

Verder staan in dit hoofdstuk richtsnoeren om de hoogte van de totaal toegestane vangst (TAC) te bepalen op basis van ramingen van de huidige omvang van het bestand door wetenschappers. Indien de raming van de omvang van een bestand lager is dan het aanbevolen niveau maar hoger of slechts weinig lager dan het minimumniveau, wordt de TAC zo vastgesteld dat het bestand in het volgende jaar naar verwachting met 10% zal toenemen. Indien dit bestand volgens de raming echter aanzienlijk kleiner is dan het minimumniveau, worden strengere maatregelen voorgesteld.

Het hoofdstuk bevat bovendien nadere bepalingen inzake het beginsel dat de grootste jaarlijkse verhoging of verlaging, van welke TAC dan ook, na het eerste jaar van het herstelplan nooit meer dan 15% mag bedragen.

Als voorwaarde voor de vaststelling van TAC's geldt echter wel dat de door wetenschappers voor de voorzorgsaanpak aanbevolen visserijsterftecijfers -- d.w.z. de maximale visserijsterftecijfers die een duurzame exploitatie mogelijk maken -- nooit mogen worden overschreden. De Commissie acht overschrijding van deze cijfers onverenigbaar met de voorzorgsaanpak.

Hoofdstuk III bevat de voorstellen van de Commissie voor het beheer van een regeling ter beperking van de visserij-inspanning -- d.w.z. het vaststellen van de maximale duur van de visserijactiviteiten van vaartuigen overeenkomstig de vastgestelde TAC's. Voor de noordelijke heek geldt de inspanningsregeling uitsluitend in de gebieden waar het grootste deel van dit bestand zich bevindt, namelijk ten westen van Ierland, in de Keltische Zee, in de Golf van Biskaje en in het westelijk deel van het Kanaal. De Commissie is van mening dat in de gebieden die bij het herstelplan voor de noordelijke heek buiten beschouwing zijn gelaten, de maatregelen ten aanzien van kabeljauw voldoende bescherming zullen bieden aan de kleine hoeveelheden noordelijke heek die zich daar bevinden. Deze voorstellen zijn aanzienlijk eenvoudiger dan de vorige. De regeling biedt de lidstaten en vissers meer flexibiliteit bij het beheer van de visserij-inspanning en bij de verdeling daarvan per visserijvaartuig. Bovendien garandeert de regeling een doeltreffende en proportionele vermindering van de visserij-inspanning in iedere lidstaat met afdoende bewaking en controles.

In het kort werkt de regeling als volgt:

* om te beginnen wordt de totale visserij-inspanning berekend van alle vaartuigen die in het verleden op noordelijke heek hebben gevist;

* vervolgens wordt bepaald in welke mate deze visserij-inspanning moet worden verminderd om te voldoen aan de vastgestelde TAC;

* deze vermindering wordt verdeeld over de lidstaten naar verhouding van hun aandeel in de totale door alle lidstaten in de referentieperiode aangelande hoeveelheden noordelijke heek.

Het is aan de lidstaten om deze inspanningsbeperkingen, uitgedrukt in kilowattdagen, te verdelen over hun visserijvaartuigen, zij het steeds binnen het betrokken geografische gebied. De kilowattdagen zijn volledig overdraagbaar en mogen binnen het gebied op elk moment van het jaar worden gebruikt.

De regeling heeft nog meer specifieke kenmerken -- zoals een exacte definitie van een "buitengaats doorgebrachte dag" en uitzonderingen op de regels voor het tellen van dagen in uitzonderlijke omstandigheden --, die voortvloeien uit het overleg dat heeft plaatsgevonden in verband met de tenuitvoerlegging van de tijdelijke herstelmaatregelen voor kabeljauw in december 2002.

Hoofdstuk IV voorziet in maatregelen ter verbetering van de bewaking, inspecties en controles ten aanzien van vaartuigen die onder de regeling voor inspanningsbeperking vallen. Deze maatregelen betreffen onder andere de voorafgaande kennisgeving, de verplichte aanlanding in aangewezen havens en voorschriften inzake opslag en vervoer.

Dit hoofdstuk bevat nauwelijks wijzigingen ten opzichte van de eerdere voorstellen, maar de voorschriften inzake het gebruik van satellietvolgsystemen zijn wel geschrapt, aangezien deze aan de orde zullen komen in een nieuwe verordening over dit onderwerp in het kader van de hervorming van het GVB.

Deze verordening bevat geen technische instandhoudingsmaatregelen. Verscheidene technische maatregelen ter ondersteuning van het herstel van de noordelijke heekbestanden zijn al opgenomen in het voorstel van de Commissie (COM(2002)672 definitief) tot wijziging en vervanging van Verordening (EG) nr. 850/1998 van de Raad. Momenteel wordt nader onderzoek gedaan naar technische instandhoudingsmaatregelen voor het herstel van het noordelijke heekbestand en wellicht zal de Commissie in dit verband later verdere voorstellen indienen.

De bij deze verordening ten uitvoer gelegde maatregelen voor het herstel van het noordelijke heekbestand hebben ook rechtstreeks gevolgen voor degenen die vissen op soorten die samen worden gevangen met de soorten ten aanzien waarvan inspanningsbeperkingen worden voorgesteld. Ondanks het feit dat dit niet uitdrukkelijk in de verordening wordt vermeld, hebben de maatregelen namelijk ook gevolgen voor de TAC's voor andere soorten en bestanden die samen met de noordelijke heek worden gevangen.

Dit voorstel vervangt de bepalingen van het gewijzigde voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde bestanden van kabeljauw en noordelijke heek (COM(2002)773 definitief).

2003/0137 (CNS)

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling van herstelmaatregelen voor het noordelijke heekbestand

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie [1],

[1] PB C [...] van [...], blz. [...].

Gezien het advies van het Europees Parlement [2],

[2] PB C [...] van [...], blz. [...].

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Volgens recent wetenschappelijk advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) is de volwassen populatie van het noordelijke heekbestand in de Gemeenschapswateren als gevolg van visserijsterfte zodanig uitgedund dat het normale herstel ervan door voortplanting in het gedrang komt en dat het betrokken bestand bijgevolg dreigt in te storten.

(2) Het betrokken bestand bevindt zich in Noordzee, Skagerrak en Kattegat, ten westen van Schotland, het Kanaal, de wateren rond Ierland en de Golf van Biskaje.

(3) Er moet actie worden ondernomen om een meerjarige herstelprogramma voor dit bestand op te stellen.

(4) Naar verwachting zal het herstel van het bestand bij toepassing van deze verordening zo'n vijf à tien jaar vergen.

(5) Het doel van het programma van herstelmaatregelen is voor dit bestand bereikt wanneer de hoeveelheid volwassen noordelijke heek zich gedurende twee opeenvolgende jaren binnen de door visserijbeheerders bepaalde biologisch veilige grenzen bevindt.

(6) Om dit doel te bereiken is het nodig de visserijsterfte zodanig te beheersen dat toename van de volwassen populatie van het bestand gedurende opeenvolgende jaren zeer waarschijnlijk mag worden geacht.

(7) Een dergelijke beheersing van de visserijsterfte kan worden bereikt door middel van een adequate methode om de hoogte van de totaal toegestane vangst (TAC) voor het betrokken bestand te bepalen en een systeem waarmee de op dit bestand uitgeoefende visserij-inspanning binnen zodanige grenzen wordt gehouden dat de kans op overschrijding van de TAC minimaal is.

(8) Veruit de meeste vis uit het noordelijke heekbestand bevindt zich in een geografisch gebied ten westen en ten zuiden van Ierland, in het westelijk deel van het Kanaal en in de Golf van Biskaje en juist in deze gebieden moet de visserij-inspanning dan ook worden verminderd. Daarnaast zullen vergelijkbare maatregelen die zijn goedgekeurd voor het herstel van bepaalde kabeljauwbestanden, bijdragen tot het herstel van het gedeelte van het noordelijke heekbestand dat zich buiten bovengenoemd gebied bevindt.

(9) Als een bestand zich eenmaal heeft hersteld, moet de Raad vervolgmaatregelen vaststellen volgens de procedure van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid [3].

[3] PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(10) Om het risico op overschrijding van de TAC te verminderen, moeten de aanvoer en overlading van noordelijke heek en van soorten die samen met noordelijke heek worden gevangen, door vaartuigen die onder regeling voor het beheersen van de visserij-inspanning vallen, worden beperkt.

(11) Er zijn, in aanvulling op de maatregelen vervat in Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid [4], controlemaatregelen nodig om de naleving van de in deze verordening vervatte maatregelen te garanderen,

[4] PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2846/98.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I ONDERWERP

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening wordt een programma van herstelmaatregelen vastgesteld voor het noordelijke heekbestand in ICES-sector IIIa, ICES-deelgebied IV, ICES-sectoren Vb (wateren van de Gemeenschap) en VIa (wateren van de Gemeenschap), ICES-deelgebied VII en ICES-sectoren VIIIa,b,d,e (hierna "het noordelijke heekbestand" te noemen).

HOOFDSTUK II STREEFNIVEAUS

Artikel 2

Doel van het herstelplan

Het in artikel 1 bedoelde programma van herstelmaatregelen heeft ten doel de volwassen populaties van het noordelijke heekbestand te laten aangroeien tot ten minste 143 000 ton.

Artikel 3

Bereiken van het streefniveau

Wanneer de Commissie vaststelt, zich daarbij baserend op een advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) waarmee het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) zich eens heeft verklaard, dat het streefniveau voor het betrokken noordelijke heekbestand twee jaar na elkaar is bereikt, besluit de Raad bij gekwalificeerde meerderheid om dat bestand uit de werkingssfeer van deze verordening te halen en een beheersplan voor dit bestand vast te stellen overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

HOOFDSTUK III Totaal toegestane vangsten

Artikel 4

Vaststelling van de totaal toegestane vangsten (TAC's)

Overeenkomstig artikel 5 wordt een totaal toegestane vangst (TAC) vastgesteld indien de volwassen populatie van het betrokken noordelijke heekbestand volgens de raming van het WTECV op basis van het recentste verslag van de ICES gelijk aan of groter dan 103 000 ton is.

Artikel 5

Procedure voor de vaststelling van TAC's

1. Ieder jaar stelt de Raad op voorstel van de Commissie bij gekwalificeerde meerderheid voor het betrokken noordelijke heekbestand de hoogte van de TAC (totaal toegestane vangsten) voor het volgende jaar vast.

2. De TAC mag niet hoger worden vastgesteld dan het vangstniveau dat volgens een wetenschappelijke evaluatie van het WTECV, op basis van het recentste verslag van de ICES, voor de volwassen populaties van het bestand aan het einde van het jaar waarvoor de TAC geldt, resulteert in een toename ten opzichte van de aan het begin van dat jaar geschatte populaties met 10%.

3. De Raad mag geen TAC vaststellen die, volgens de prognose van het WTECV op basis van het recentste verslag van de ICES, bij volledige benutting in het jaar waarvoor de TAC geldt, een visserijsterfte zou meebrengen die groter is dan 0,24.

4. Indien de verwachting is dat toepassing van lid 2 aan het einde van het jaar waarvoor de TAC geldt, zal resulteren in een volwassen populatie van het betrokken bestand die groter is dan de in artikel 2 genoemde hoeveelheid, wordt de TAC niet vastgesteld volgens het bepaalde in lid 2, maar op een vangstniveau dat volgens een wetenschappelijke evaluatie van het WTECV, op basis van het recentste verslag van de ICES, aan het einde van het jaar resulteert in een volwassen populatie die gelijk is aan het in artikel 2 genoemde streefniveau.

5. Met uitzondering van het eerste jaar waarin deze verordening wordt toegepast, geldt het volgende:

a) indien de TAC die het resultaat is van de in lid 2 of lid 4 beschreven regels, in een bepaald jaar meer dan 15% hoger ligt dan de TAC voor het voorgaande jaar, stelt de Raad een TAC vast die de TAC voor het voorgaande jaar met niet meer dan 15% te boven gaat, of

b) indien de TAC die het resultaat is van de in lid 2 of lid 4 beschreven regels, in een bepaald jaar meer dan 15% lager ligt dan de TAC voor het voorgaande jaar, stelt de Raad een TAC vast die niet meer dan 15% lager ligt dan de TAC voor dat jaar.

6. De leden 4 en 5 zijn niet van toepassing indien toepassing ervan zou resulteren in een overschrijding van de in lid 3 genoemde waarde.

Artikel 6

Vaststelling van de totaal toegestane vangsten in uitzonderlijke omstandigheden

Indien het WTECV, op basis van het recentste verslag van de ICES, van oordeel is dat de volwassen populatie van het betrokken noordelijke heekbestand onder de 103 000 ton is gedaald, geldt het volgende:

a) artikel 5 is van toepassing indien toepassing ervan naar verwachting aan het einde van het jaar waarvoor de TAC geldt, resulteert in een toename van de volwassen populaties van de bestanden tot ten minste 103 000 ton, of

b) indien toepassing van artikel 5 naar verwachting aan het einde van het jaar waarvoor de TAC geldt, niet resulteert in een toename van de volwassen populatie tot ten minste 103 000 ton, stelt de Raad overeenkomstig artikel 5, lid 1, een besluit vast dat naar verwachting aan het einde van het jaar waarvoor de TAC geldt, resulteert in een toename van de volwassen populatie tot ten minste 103 000 ton.

Hoofdstuk IV Beperking van de visserij-inspanning

Artikel 7

Vaststelling van het maximaal toegestane aantal kilowattdagen

De Raad stelt op voorstel van de Commissie bij gekwalificeerde meerderheid het maximaal toegestane aantal kilowattdagen vast dat overeenkomt met een volgens bijlage I berekende maximale hoeveelheid voor de gezamenlijke vissersvaartuigen van elke lidstaat die in het daaropvolgende jaar op het betrokken noordelijke heekbestand vissen.

Artikel 8

Totstandbrenging en samenstelling van een gegevensbank

1. Iedere lidstaat brengt een gegevensbank tot stand die voor het in artikel 2 omschreven geografisch gebied, voor ieder jaar van de referentieperiode als omschreven in lid 3, en voor ieder vaartuig dat de vlag van de betrokken lidstaat voert en in het register van de Gemeenschap staat ingeschreven en in de betrokken periode een hoeveelheid noordelijke heek heeft aangevoerd, de volgende gegevens bevat:

a) de naam en het intern registratienummer van het vaartuig;

b) het totale motorvermogen van het vaartuig in kilowatt, gemeten overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad;

c) het aantal buitengaats doorgebrachte dagen;

d) de hoeveelheid aangevoerde noordelijke heek, uitgedrukt in ton vis;

e) het aantal kilowattdagen, d.w.z. het product van het aantal buitengaats doorgebrachte dagen en het totale motorvermogen in kilowatt.

2. De gegevensbank moet betrekking hebben op het geografisch gebied bestaande uit ICES-deelgebied VII met uitzondering van ICES-sectoren VIIa en VIId, en uit ICES-sectoren VIIIa,b,d,e.

3. De gegevensbank moet tot stand worden gebracht op uiterlijk:

a) 31 oktober 2003 met betrekking tot de driejarige referentieperiode 2000, 2001 en 2002;

b) 15 juli van ieder jaar na 2003 met betrekking tot de daaraan voorafgaande driejarige periode.

4. De gegevensbank moet de Commissie op papier en in elektronische vorm ter beschikking worden gesteld op uiterlijk 15 november 2003 met betrekking tot de in lid 3, onder a), bedoelde referentieperiode, en vóór 30 juli van het betrokken jaar met betrekking tot de in lid 3, onder b), bedoelde referentieperiode.

Artikel 9

Door de lidstaten uit te voeren berekeningen

1. Voor het in artikel 8, lid 2, omschreven geografisch gebied moet iedere lidstaat het volgende berekenen:

a) per vaartuig dat in de in artikel 8 bedoelde gegevensbank is geregistreerd, het gemiddelde aantal kilowattdagen voor de referentieperiode;

b) het totaal van de gemiddelde aantallen kilowattdagen voor de vaartuigen, d.w.z. de som van de overeenkomstig a) berekende gemiddelde aantallen kilowattdagen.

2. De lidstaten zien erop toe dat het resultaat van de in lid 1, onder a), bedoelde berekening wordt gecorrigeerd voor eventuele beperkingen van de visserij-inspanningen overeenkomstig verplichtingen op grond van Beschikking 97/413/EG van de Raad.

3. De resultaten van deze berekeningen worden binnen de in artikel 8, lid 4, vermelde termijnen aan de Commissie meegedeeld.

Artikel 10

Verdeling van kilowattdagen

Voor het in artikel 8, lid 2, omschreven geografisch gebied stelt iedere lidstaat de verdeling vast van het maximaal toelaatbare aantal kilowattdagen over de vaartuigen die de vlag van de betrokken lidstaat voeren en staan ingeschreven in het register van de Gemeenschap.

Artikel 11

Lijst van vaartuigen

1. Iedere lidstaat deelt de Commissie voor het in artikel 8, lid 2, omschreven gebied een volledige lijst mee met de vaartuigen waaraan kilowattdagen zijn toegewezen. Deze lijst moet als volgt worden opgesteld:

a) de naam en het intern registratienummer van ieder vaartuig dat gerechtigd is om noordelijke heek aan te voeren;

b) alle vaartuigen die zijn opgenomen in de in artikel 8 omschreven gegevensbank, moeten op de lijst worden vermeld. Vaartuigen die niet in de gegevensbank zijn opgenomen, mogen eveneens op de lijst worden vermeld.

2. Totdat een lidstaat de in lid 1 bedoelde lijst aan de Commissie meedeelt, blijft de laatstelijk aan de Commissie meegedeelde lijst van toepassing.

Indien een dergelijke lijst nog niet eerder aan de Commissie is meegedeeld, wordt de lijst geacht alle vaartuigen te bevatten waarvan de naam en het intern registratienummer zijn opgenomen in de in artikel 8 omschreven gegevensbank voor de meest recente referentieperiode.

Artikel 12

Buitengaats doorgebrachte dagen

1. De aan afzonderlijke vaartuigen toegewezen kilowattdagen worden omgerekend in een equivalent aantal buitengaats doorgebrachte dagen door het aantal kilowattdagen te delen door het totale motorvermogen van het vaartuig in kilowatt, dit quotiënt te vermeerderen met 0,5 en het resultaat naar beneden af te ronden op een heel getal.

2. Onder een buitengaats doorgebrachte dag wordt verstaan iedere ononderbroken periode van 24 uur vanaf het binnenvaren van het in artikel 8, lid 2, omschreven geografisch gebied, en ieder deel van een dergelijke periode.

Artikel 13

Verplichtingen van de lidstaten

De lidstaten zien erop toe dat de vaartuigen die zijn opgenomen in de in artikel 11, lid 1, bedoelde lijst, niet meer dagen buitengaats doorbrengen in het in artikel 8, lid 2, bedoelde geografische gebied dan het overeenkomstig artikel 12 berekende aantal dagen.

Artikel 14

Verbod op aanvoeren en overladen

1. Voor vaartuigen die niet zijn opgenomen in de lijst als omschreven in artikel 11, is het verboden noordelijke heek, scharretong of zeeduivel, gevangen in het in artikel 8, lid 2, bedoelde geografische gebied, aan te voeren of over te laden, en is het tevens verboden langoestine, gevangen in dit gebied, aan te voeren of over te laden, tenzij deze laatste is gevangen met kubben.

2. Voor vaartuigen van lidstaten die nog geen gegevensbank tot stand hebben gebracht of deze nog niet aan de Commissie ter beschikking hebben gesteld overeenkomstig artikel 8, is het verboden noordelijke heek, scharretong, zeeduivel of langoestine gevangen in het in artikel 8, lid 2, bedoelde geografische gebied, aan te voeren.

HOOFDSTUK V Controle, inspectie en bewaking

Artikel 15

Mededelingen inzake de visserij-inspanning

Titel IIA van Verordening (EEG) nr. 2847/93 is van toepassing op de vaartuigen die zijn opgenomen in de in artikel 11 bedoelde lijst en die vissen in het in artikel 8, lid 2, omschreven geografische gebied.

Artikel 16

Voorafgaande kennisgeving

1. Alvorens een communautair vissersvaartuig in een lidstaat een haven binnenvaart of een plaats van aanlanding bereikt met meer dan 1 ton noordelijke heek aan boord, stelt de kapitein of zijn vertegenwoordiger de bevoegde autoriteiten van die lidstaat ten minste vier uur vooraf in kennis van:

a) de haven of de plaats van aanlanding;

b) het vermoedelijke tijdstip van aankomst in die haven of op die plaats,

c) de hoeveelheid noordelijke heek in kilogram levend gewicht aan boord,

d) de hoeveelheden noordelijke heek in kilogram levend gewicht die zullen worden aangeland, gelost of overgeladen.

2. De bevoegde autoriteiten van een lidstaat waar meer dan 1 ton noordelijke heek zal worden aangevoerd, kunnen eisen dat niet met het lossen van de aan boord gehouden vangsten wordt begonnen voordat zij daartoe toestemming hebben gegeven.

3. De kapitein van een communautair vissersvaartuig of zijn vertegenwoordiger die een aan boord gehouden hoeveelheid vis wil lossen of overladen op zee of wil aanlanden in een haven of op een plaats van aanlanding in een derde land, dient de in lid 1 bedoelde gegevens ten minste 24 uur vooraf aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat mede te delen.

Artikel 17

Aangewezen havens

1. Bij aanlanding van meer dan 2 ton noordelijke heek in de Gemeenschap vanaf een communautair vissersvaartuig ziet de kapitein van dit vissersvaartuig erop toe dat de vis uitsluitend in daartoe aangewezen havens wordt aangeland.

2. Elke lidstaat wijst de havens aan waar aanlandingen van meer dan 2 ton noordelijke heek mogen plaatsvinden.

3. Elke lidstaat deelt de Commissie binnen 15 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening de lijst van aangewezen havens en, uiterlijk 30 dagen later, de desbetreffende inspectie- en controleprocedures, met inbegrip van de omstandigheden en voorwaarden voor het registreren en melden van de hoeveelheden noordelijke heek bij elke aanvoer, mee.

De Commissie geeft deze informatie door aan alle lidstaten.

Artikel 18

Gescheiden opslag van noordelijke heek

1. Het is verboden voor communautaire vissersvaartuigen om kisten of containers aan boord te hebben waarin hoeveelheden noordelijke heek met andere soorten mariene organismen vermengd zijn.

2. De kapitein van een communautair vissersvaartuig moet de inspecteurs van de lidstaten de nodige bijstand verlenen om deze in staat te stellen de in het logboek vermelde gegevens te toetsen aan de aan boord gehouden vangsten van noordelijke heek.

Artikel 19

Vervoer van noordelijke heek

1. De bevoegde autoriteiten van een lidstaat kunnen eisen dat een hoeveelheid noordelijke heek, gevangen in het in artikel 8, lid 2, bedoelde geografische gebied, die voor het eerst wordt aangevoerd in die lidstaat, wordt gewogen voordat ze van de haven van eerste aanvoer naar elders wordt vervoerd.

2. In afwijking van het bepaalde in artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad, moeten alle hoeveelheden noordelijke heek die naar een andere plaats dan die van eerste aanvoer of invoer worden vervoerd, vergezeld zijn van een afschrift van de aangifte als bedoeld in artikel 8, lid 1, van die verordening voor de hoeveelheden die worden vervoerd.

Artikel 20

Specifiek controleprogramma

In afwijking van artikel 34 quater, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93, kan de looptijd van het specifieke controleprogramma voor het betrokken noordelijke heekbestand meer dan twee jaar bedragen.

HOOFDSTUK VI Slotbepalingen

Artikel 21

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, [...]

Voor de Raad

De Voorzitter

Bijlage I

De Commissie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de in deze bijlage beschreven berekeningen.

Berekening van het maximaal toegestane aantal kilowattdagen per lidstaat per geografisch gebied

Deel 1: Verwachte visserijsterfte in verband met een TAC

De verwachte visserijsterfte in verband met een TAC voor het volgende jaar is de visserijsterfte die het opvissen van de betrokken TAC volgens of uitgaande van het recentste verslag van de ICES met zich meebrengt. Deze waarde wordt hierna "Ftac" genoemd.

Deel 2: Berekening van de gemiddelde visserijsterfte gedurende de referentieperiode

De som van de in het recentste verslag van de ICES vermelde waarden van de totale internationale visserijsterfte in elk van de drie jaren van de referentieperiode wordt gedeeld door drie. Deze waarde wordt hierna "Fref" genoemd.

Deel 3: Berekening van het maximaal toelaatbaar aantal kilowattdagen per lidstaat [5]

[5] De in deze bijlage beschreven berekeningen resulteren in het maximaal toelaatbare aantal kilowattdagen voor iedere lidstaat dat in verhouding staat tot het aandeel van iedere lidstaat in de aanvoer van noordelijke heek in de referentieperiode.

a) Het aandeel van iedere lidstaat in de totale aanvoer van noordelijke heek gedurende de referentieperiode wordt als volgt berekend:

i) Voor elk van de drie jaren uit de referentieperiode wordt, met gebruikmaking van de aanvoergegevens van het recentste verslag van de ICES of, indien deze niet beschikbaar zijn, gegevens uit de gegevensbank van de lidstaat als bedoeld in artikel 8, de totale door iedere lidstaat aangevoerde hoeveelheid noordelijke heek gedeeld door de totale door alle lidstaten aangevoerde hoeveelheid noordelijke heek.

ii) Voor iedere lidstaat wordt de som van de overeenkomstig de eerste alinea berekende hoeveelheden gedeeld door drie.

b) Van de overeenkomstig a) berekende waarde wordt het kwadraat berekend.

c) De overeenkomstig b) berekende waarde wordt vermenigvuldigd met Fref als berekend overeenkomstig deel 2.

d) De voor iedere lidstaat overeenkomstig c) berekende waarde wordt gedeeld door het aantal kilowattdagen voor de betrokken lidstaat, als berekend overeenkomstig artikel 9, lid 1, onder b).

e) De overeenkomstig d) berekende waarden worden bij elkaar opgeteld.

f) Het verschil van Ftac, berekend overeenkomstig deel 1, en Fref, berekend overeenkomstig deel 2, wordt gedeeld door de onder e) berekende waarde.

g) De overeenkomstig f) berekende waarde wordt vermenigvuldigd met de waarde voor iedere lidstaat berekend onder a), punt ii).

h) Alle overeenkomstig g) berekende waarden worden toegevoegd aan het aantal kilowattdagen voor iedere lidstaat, als berekend overeenkomstig artikel 9, lid 1, onder b).

Deel 4: Vergelijking van de verdeling van de visserij-inspanning met eerdere inspanningsbeperkingen in het kader van meerjarige oriëntatieprogramma's (MOP's)

Voor de lidstaten die vlootsegmenten beheren ten aanzien waarvan in het kader van de MOP's inspanningsbeperkingen golden, worden deze beperkingen en de vaartuigen waarop deze van toepassing waren, vergeleken met de beperkingen en vaartuigen waarop deze verordening betrekking heeft. De nieuwe beperkingen mogen niet groter zijn dan de vroegere.

Deel 5: Slotopmerking

De overeenkomstig deel 3, punt h, berekende aantallen kilowattdagen zijn de maximaal toelaatbare aantallen kilowattdagen voor vaartuigen van de in artikel 11 bedoelde lijst.

Top