EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52003PC0020

Voorstel voor een Verordening van de Raad inzake het optreden van de douaneautoriteiten ten aanzien van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten en de door de bevoegde autoriteiten te nemen maatregelen ten aanzien van goederen waarvan is vastgesteld dat zij inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten

/* COM/2003/0020 def. - ACC 2003/0003 */

52003PC0020

Voorstel voor een Verordening van de Raad inzake het optreden van de douaneautoriteiten ten aanzien van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten en de door de bevoegde autoriteiten te nemen maatregelen ten aanzien van goederen waarvan is vastgesteld dat zij inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten /* COM/2003/0020 def. - ACC 2003/0003 */


Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD inzake het optreden van de douaneautoriteiten ten aanzien van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten en de door de bevoegde autoriteiten te nemen maatregelen ten aanzien van goederen waarvan is vastgesteld dat zij inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. INLEIDING

Op 22 december 1994 heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan Verordening 3295/94 waarin de voorwaarden voor het optreden van de douaneautoriteiten en de door de bevoegde autoriteiten te nemen maatregelen ten aanzien van nagemaakte of door piraterij verkregen goederen zijn vastgesteld. Deze tekst bevat de bepalingen ter uitvoering van de WTO-Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom die door de Gemeenschap werd aangenomen bij besluit van de Raad nr. 94/800/EG van 22 december 1994 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap voor wat betreft de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden, van de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguay-Ronde (1986-1994) voortvloeiende overeenkomsten. Sedertdien is de fraude voortdurend toegenomen. In de periode van 1998 tot 2001 is het aantal door de douane aan de buitengrenzen van de Unie aangehouden voorwerpen dat inbreuk maakt op de intellectuele-eigendomsrechten met 900% toegenomen, namelijk van 10 tot 100 miljoen in vier jaar.

Zowel de aard van de nagemaakte en door piraterij verkregen producten als de door de internationale fraudeorganisaties gebruikte transportmethoden veranderen voortdurend. De statistieken die door de Commissie werden gepubliceerd in het kader van het jaarlijks verslag betreffende de activiteiten van de douanediensten van de Gemeenschap op het gebied van de strijd tegen namaak en piraterij bevestigen deze permanente ontwikkeling en brengen twee tendensen aan het licht. De eerste is dat het kwantitatieve aspect voor de namakers belangrijker is geworden dan het kwalitatieve aspect. Het zijn niet langer voorwerpen met een hoge toegevoegde waarde die bij voorkeur door de fraudeorganisaties worden verhandeld, doch veeleer gewone voorwerpen van uiteenlopende aard die op commerciële schaal worden vervaardigd. De tweede tendens houdt verband met de aard van de producten zelf. Zo is bijvoorbeeld in 2001 het aantal vervalste levensmiddelen, dat ten opzichte van 2000 met bijna 75% is toegenomen, bijna even groot geworden als het aantal vervalste kledingstukken, terwijl in dezelfde periode het aantal nagemaakte of door piraterij verkregen CD's met 15300% is toegenomen ten opzichte van 1999.

Het feit dat de georganiseerde misdaad steeds meer betrokken raakt bij de grote internationale transacties met nagemaakte en door piraterij verkregen producten bewijst dat deze activiteiten bijzonder lucratief zijn en dat de fraude thans professioneel georganiseerd is.

Het is wat dit betreft bijzonder belangrijk dat de nodige wetgeving ter verbetering en harmonisatie van de douane-interventie tot stand wordt gebracht zodat inbreuken op het intellectuele eigendomsrecht voortaan op meer doeltreffende wijze kunnen worden bestreden. Ter verbetering van de rechtszekerheid en de toegankelijkheid van de wetgeving voor de rechthebbenden en teneinde een doeltreffender rechtsinstrument ten behoeve van de fraudebestrijding tot stand te brengen, is het wenselijk Verordening (EG) nr. 3295/94 van 22 december 1994 in te trekken en deze door een nieuwe tekst te vervangen.

2. DOEL VAN DE ONTWERPVERORDENING

2.1 In de huidige verordening zijn de voorwaarden vastgesteld waaronder de douaneautoriteiten kunnen optreden wanneer er een vermoeden is dat goederen inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten, alsmede de maatregelen die de bevoegde autoriteiten kunnen nemen wanneer wordt vastgesteld dat deze goederen inderdaad inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten waarop deze verordening van toepassing is. Deze verordening heeft in eerste instantie ten doel de interne markt en de consumenten in een uitgebreide gemeenschap beter te beschermen.

2.2 De bijzonder snelle ontwikkeling van deze vorm van fraude, die thans uit het oogpunt van de douane-interventie statistisch kwantificeerbaar is, maakt een hervorming van de wetgeving noodzakelijk die de vrije concurrentie, de veiligheid en de bescherming van de consument en de eerbiediging van de intellectuele-eigendomsrechten waarborgt en de financiële belangen van de Gemeenschap veilig stelt. Een dergelijke herziening zou het mogelijk moeten maken het innoverend vermogen en de concurrentiepositie van de ondernemingen te bevorderen, de werkgelegenheid in stand te houden en, tezelfdertijd, de nationale economieën te beschermen.

2.3 De economische, financiële en sociale schade die deze praktijken veroorzaken, neemt voortdurend in omvang toe en benadeelt ten zeerste de deelnemers aan het economisch verkeer. De voorgestelde wijzigingen zijn er bovendien op gericht de fraudebestrijding aan de buitengrenzen en op alle plaatsen in het douanegebied te verbeteren zonder het internationale handelsverkeer te hinderen. Deze doelstellingen worden naast een aantal andere eveneens genoemd in Besluit nr. 210/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 houdende goedkeuring van een actieprogramma voor de douane in de Gemeenschap.

2.4 Aan deze verordening liggen dezelfde beginselen ten grondslag als aan de voorgaande: de douanediensten kunnen goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten enige tijd vasthouden wanneer de houder van het recht een daartoe strekkend verzoek indient bij de douane. In de verordening zijn tevens de maatregelen vastgesteld die de bevoegde instanties kunnen nemen wanneer is vastgesteld dat goederen inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten. Het nieuwe ontwerp doet geen afbreuk aan de basisbeginselen van de vorige verordening, doch verbetert de werking daarvan en breidt het toepassingsgebied ervan uit tot nieuwe intellectuele eigendomsrechten.

2.5 De nieuwe verordening houdt rekening met de wensen van de beroepsorganisaties, de belangen van de kleine en middelgrote industriële ondernemingen en van het midden- en kleinbedrijf (hierna KMIO/MKB genoemd), evenals met de ervaring die, wat de regelgeving betreft, met de vorige verordening is opgedaan. De tenuitvoerlegging van de verordening is vereenvoudigd en stelt minder hoge eisen aan de gebruikers. De houders van de betrokken rechten, die vooraf werden geraadpleegd, hebben een aantal van de voorgestelde verbeteringen gunstig onthaald. In deze verordening wordt derhalve voorgesteld:

- het toepassingsgebied van de verordening uit te breiden tot nieuwe intellectuele-eigendomsrechten, met name het kwekersrecht, de geografische aanduidingen en de benamingen van oorsprong,

- de kwaliteit van de door de houder van de rechten bij zijn verzoek om interventie aan de douanediensten verstrekte informatie te verbeteren. Bovendien worden de geldigheidsduur en de vorm van het verzoek om interventie geharmoniseerd en worden de aanvragers aangemoedigd gebruik te maken van systemen voor elektronische gegevensverwerking,

- wanneer de door de douanediensten aan de houder van het recht verstrekte informatie wordt misbruikt of voor andere dan de in de verordening beoogde doeleinden wordt gebruikt, kan het verzoek om interventie voor de resterende geldigheidsduur worden opgeschort of, in de meest ernstige gevallen, niet worden verlengd,

- de vergoedingen en waarborgen worden afgeschaft zodat met name de KMIO/MKB deze verordening zonder kosten kunnen doen toepassen. De zekerheidstelling wordt vervangen door een verbintenis van de houder van de rechten,

- het toepassingsgebied van de ambtshalve toegepaste procedure die de douanediensten de mogelijkheid geeft zonder voorafgaand interventieverzoek op te treden, wordt uitgebreid. Het gebruik daarvan, met name door KMIO's/MKB's die houders zijn van rechten zal hierdoor aanzienlijk toenemen,

- de door de douanediensten aan de houder van het recht verstrekte informatie zal nauwkeuriger en omvangrijker zijn,

- aan de houder van het recht kunnen, uitsluitend voor analyse, monsters ter beschikking worden gesteld teneinde de voortzetting van de procedure mogelijk te maken,

- doordat de houder van de rechten volgens de nieuwe procedure niet verplicht is de resultaten van een procedure over de grond van de zaak af te wachten, terwijl hij toch de mogelijkheid heeft goederen die inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten met toestemming van de houder van de goederen of de aangever te doen vernietigen zullen bepaalde opslagproblemen zich vermoedelijk niet meer voordoen,

- het artikel betreffende het verkeer van niet-commerciële goederen die in aanmerking komen voor douanevrijstelling is voor de betrokken bedrijfstakken van bijzonder belang. Dit soort goederenverkeer was van het toepassingsgebied van de voorgaande verordening uitgesloten doch de nieuwe verordening maakt een beter toezicht op het sluipverkeer mogelijk door ervoor te zorgen dat dit niet meer als dekmantel voor grootschaliger transacties kan worden gebruikt.

2.6 De strijd tegen namaak en piraterij vereist een zeer nauwe samenwerking met de houders van de rechten en een sterke toename van het aantal interventieverzoeken.

2.7 Opdat deze verordening zo goed mogelijk zou functioneren is het dienstig te bepalen dat binnen twee jaar na de inwerkingtreding de eventueel noodzakelijke wijzigingen en aanvullingen kunnen worden aangebracht.

2.8 De Raad wordt verzocht zijn goedkeuring te hechten aan de nieuwe verordening van de Gemeenschap houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder de douane kan interveniëren ten aanzien van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten en van de maatregelen die de bevoegde autoriteiten dienen te nemen ten aanzien van goederen die inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten.

3. ANALYSE VAN DE BELANGRIJKSTE ARTIKELEN

Artikel 1:

In deze verordening is bepaald wanneer de douanediensten moeten interveniëren ten aanzien van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten en zijn de maatregelen omschreven die de bevoegde autoriteiten moeten nemen met betrekking tot goederen waarvan is vastgesteld dat zij inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten.

Artikel 2, lid 1

Volgens het laatste verslag (2001) van de werkzaamheden van de douanediensten op het gebied van de strijd tegen namaak en piraterij is het aantal namaakartikelen in de sector van de levensmiddelen, de alcoholhoudende dranken en de andere dranken zeer sterk toegenomen (75% ten opzichte van 2000 of 4 miljoen voorwerpen). Bepaalde van deze producten kunnen zeer gevaarlijk zijn voor de consument. Het lijkt derhalve wenselijk, mede gezien de door de douanediensten opgedane ervaring bij de strijd tegen namaak en piraterij, het toepassingsgebied van de nieuwe verordening uit te breiden tot het kwekersrecht, de benamingen van oorsprong en de geografische aanduidingen.

Voor de toepassing van deze verordening is het derhalve noodzakelijk deze nieuwe soorten rechten nader te omschrijven en ze op te nemen in het hoofdstuk getiteld "goederen die inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten". Hierin moeten ook de gemeenschapsmodellen opgenomen worden.

Artikel 3, lid 1

Het is wenselijk goederen die van een beschermde benaming van oorsprong of geografische aanduiding zijn voorzien en die weliswaar met toestemming van de houder van het recht zijn vervaardigd, doch zich zonder toestemming van laatstgenoemde in een van de in de verordening bedoelde omstandigheden bevinden, van het toepassingsgebied van deze verordening uit te sluiten.

Artikel 3, lid 2

De vertegenwoordigers van het bedrijfsleven hebben altijd voor de schrapping van deze uitsluitingsclausule gepleit. Dit soort goederenverkeer, dat zij beschouwen als een onaanvaardbare tolerantie die het "toeristenverkeer" bevordert, is echter zeer moeilijk te bestrijden met behulp van de aanhoudingsprocedure. Uit de jaarlijkse statistieken betreffende het optreden van de douane tegen namaak en piraterij blijkt niettemin dat meer dan 45% van de door de douanediensten ingeleide procedures betrekking heeft op reizigersverkeer.

Hoewel deze clausule de verordening niet van toepassing verklaart op niet-commerciële goederen die zich in de persoonlijke bagage van reizigers bevinden en die de toegestane hoeveelheid niet overschrijden (175 euro), geeft zij ook een ongewenst signaal aan de reizigers.

Dit soort goederenverkeer dient enkel van het toepassingsgebied van deze verordening te worden uitgesloten indien het geen grootschalige transacties verhult.

Artikel 4:

In artikel 4 worden de maatregelen vastgesteld die voorafgaan aan een verzoek om interventie van de douanediensten.

Dit artikel wijzigt de voorwaarden waaronder de douaneautoriteiten kunnen interveniëren wanneer geen voorafgaand verzoek om interventie is ingediend en biedt aanzienlijk meer mogelijkheden tot interventie van ambtswege. Teneinde de douane meer mogelijkheid tot interventie te geven en deze verordening uit te breiden tot de KMIO/MKB kunnen de douanediensten, wanneer zij een gegrond vermoeden hebben dat bepaalde producten inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten, deze goederen gedurende drie werkdagen vasthouden. Tijdens deze drie dagen kan de houder bij de bevoegde dienst een verzoek om interventie indienen.

Dank zij deze procedure kan de houder van een recht die er nog niet van op de hoogte is dat zijn intellectuele-eigendomsrechten mogelijkerwijze zijn geschonden en die derhalve tot dan toe nog geen verzoek om interventie heeft ingediend, er door de douane van in kennis worden gesteld dat verdachte voorwerpen zijn aangehouden die inbreuk maken op zijn recht.

In de artikelen 5, 6 en 7 wordt vastgesteld hoe een verzoek om interventie van de douanediensten ingediend en behandeld moet worden:

Artikel 5:

Het verzoek om douane-interventie, dat voor de douane een onontbeerlijk hulpmiddel is omdat het informatie en een technische beschrijving bevat van de vermoedelijk illegaal gereproduceerde of nagemaakte producten waarvoor om interventie van de douane wordt verzocht, kan door middel van systemen voor elektronische gegevensverwerking bij de ter zake bevoegde douanediensten worden ingediend.

De mededeling van sommige van deze gegevens is een voorwaarde voor de aanvaarding en de registratie van de aangifte. Bij de indiening van het verzoek om interventie moet namelijk de volgende informatie worden verstrekt: een gedetailleerde technische beschrijving van de goederen, een nauwkeurige omschrijving van het soort fraude en, indien bekend, de personalia van de door de houder van het recht aangewezen contactpersoon en een bewijsstuk waaruit blijkt dat de aanvrager de houder van het recht is voor de goederen waarop de aanvraag betrekking heeft. Bovendien kunnen ter informatie nog andere gegevens worden medegedeeld die de douanediensten van nut kunnen zijn bij hun onderzoek.

De voor de registratie van deze verzoeken bevoegde douanedienst heeft 30 werkdagen tijd om de aanvrager schriftelijk in kennis te stellen van zijn besluit.

Het specifieke karakter van bepaalde intellectuele-eigendomsrechten, zoals dat in verband met de plantenrassen, kan voor de bevoegde douanediensten aanleiding zijn specifieke informatie te verlangen.

Artikel 6:

Het in verordening (EG) nr. 3295/94 neergelegde beginsel van de zekerheidstelling waarbij in bepaalde lidstaten door de houder van het recht een geldbedrag moet worden gestort, wordt opgeheven en vervangen door een bij de indiening van het verzoek om interventie aangegane schriftelijke verbintenis van de houder van het recht waarin diens aansprakelijkheid wordt vastgelegd en waardoor de betaling van alle uit het douanetoezicht op de betrokken goederen voortvloeiende kosten wordt gewaarborgd.

Artikel 8:

In dit artikel is bepaald onder welke voorwaarden een verzoek om interventie wordt ingewilligd. Het formulier van de aanvraag wordt geharmoniseerd. De geldigheidsduur daarvan bedraagt ten hoogste een jaar en is jaarlijks verlengbaar.

Artikel 9:

Dit artikel stelt de voorwaarden vast waaronder de douanediensten kunnen interveniëren en voorziet in opschorting van de vrijgave of de aanhouding van goederen waarvan wordt vermoed dat zij door namaak of piraterij zijn verkregen.

Dit artikel maakt het mogelijk de houder van de rechten nieuwe onontbeerlijke informatie te verstrekken, zoals de werkelijke of veronderstelde aard van de verdachte goederen en de werkelijke of veronderstelde hoeveelheid van de aangehouden goederen. Dit soort informatie kan in alle gevallen zonder enige voorafgaande verplichting worden verstrekt. Tezelfdertijd kunnen overeenkomstig de nationale rechtsvoorschriften op grond waarvan wordt vastgesteld of er sprake is van een inbreuk op de intellectuele-eigendomsrechten, aan de houders van de rechten verschillende soorten gegevens worden verstrekt, zoals de oorsprong of de herkomst van de verdachte producten.

Ter vereenvoudiging van de analyse van de verdachte producten voorziet de nieuwe verordening onder bepaalde voorwaarden in de terbeschikkingstelling van een representatief monster van alle goederen. Deze monsters moeten in elk geval voor de vrijgave van de goederen of voor de beëindiging van de aanhoudingsprocedure worden teruggegeven.

Artikel 11:

Teneinde de toepassing van de douanewetgeving voor de KMIO's of MKB's die houders zijn van rechten te vereenvoudigen en de betrokkenen de economische voordelen van de namaak en de piraterij te ontnemen, werd een vereenvoudigde procedure voor de vernietiging van de goederen op verzoek en onder verantwoordelijkheid van de houder opgenomen. Deze procedure treedt in werking wanneer de douaneautoriteiten van de aangever of de houder van de goederen binnen tien werkdagen een schriftelijke toestemming tot vernietiging ontvangen.

Deze vereenvoudigde procedure biedt een oplossing voor het opslagprobleem en de daaruit voortvloeiende kosten. Terwijl in het verleden rechtszaken ter verkrijging van een uitspraak ten gronde van de bevoegde autoriteiten dikwijls zonder gevolg bleven omdat noch de afzender noch de geadresseerde zich op het grondgebied van de Gemeenschap bevonden, zal het thans mogelijk zijn goederen die inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten en die worden doorgevoerd of op het douanegebied van de Gemeenschap worden overgeladen te vernietigen. Deze procedure vormt geen alternatief voor die van artikel 13 van deze verordening, doch maakt het mogelijk frauduleuze goederen in bepaalde omstandigheden uit de handel te nemen. Ingeval van betwisting of bezwaar van de zijde van de aangever of de houder treedt de in artikel 13 omschreven procedure in werking.

Artikel 12:

Hoewel de houders van rechten thans een aanzienlijke hoeveelheid nieuwe informatie ontvangen, kunnen zij deze niet gebruiken voor andere dan de in de artikelen 8 en 10 van de verordening omschreven doeleinden. In geval van misbruik kan de houder burgerlijk aansprakelijk worden gesteld en kan zijn verzoek om interventie voor de resterende geldigheidsduur worden opgeschort of zelfs, in de meest ernstige gevallen, niet worden verlengd.

Artikel 13:

Teneinde de rechten van alle bij deze verordening betrokken partijen te waarborgen en te eerbiedigen, geven de douane-instanties de goederen vrij indien zij er niet binnen tien werkdagen van in kennis zijn gesteld dat een procedure is ingeleid om te bepalen of inbreuk is gemaakt op intellectuele-eigendomsrechten.

Voor aan bederf onderhevige goederen waarop intellectuele-eigendomsrechten in de zin van deze verordening van toepassing zijn, bijvoorbeeld kwekersrechten of geografische aanduidingen, mag de aanhouding of de opschorting van de vrijgave niet meer dan drie werkdagen in beslag nemen.

Sommige goederen waarop intellectuele-eigendomsrechten van toepassing zijn, kunnen op bepaalde voorwaarden onder voorbehoud van zekerheidstelling worden vrijgegeven.

Artikel 14:

Artikel 14 is in dezelfde bewoordingen gesteld als artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 3295/94.

Artikel 15:

De omstandigheden waaronder goederen tijdens de aanhouding of de opschorting van de vrijgave worden bewaard, worden door de lidstaten vastgesteld.

Artikel 16:

Teneinde de interventiemogelijkheden van de douane te vergroten, dient het toepassingsgebied van deze verordening te worden uitgebreid tot goederen die het douanegebied van de Gemeenschap verlaten.

Artikel 17:

Goederen die inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten worden in het algemeen vernietigd doch kunnen ook aan de schatkist worden afgestaan.

Artikel 18:

In dit artikel wordt de aansprakelijkheid van de douanediensten en van de houder van het recht gedefinieerd.

Artikel 19:

In dit artikel worden de sancties bepaald die de bevoegde overheid kan opleggen; deze moeten doeltreffend zijn, in verhouding staan tot de begane overtreding en een afschrikkende werking hebben.

Artikel 23:

De Commissie zal het Europees Parlement en de Raad jaarlijks informeren omtrent de toepassing van deze verordening.

2003/0003 (ACC)

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD inzake het optreden van de douaneautoriteiten ten aanzien van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten en de door de bevoegde autoriteiten te nemen maatregelen ten aanzien van goederen waarvan is vastgesteld dat zij inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 133,

gezien het voorstel van de Commissie [1],

[1] PB C

gezien het advies van het Europees Parlement [2],

[2] PB C

gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité [3],

[3] PB C

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Teneinde het functioneren van het bij de genoemde verordening ingestelde systeem te verbeteren moeten conclusies worden getrokken uit de ervaring die is opgedaan met de toepassing van Verordening (EEG) nr. 3295/94 van de Raad van 22 december 1994 tot vaststelling van maatregelen om het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer, de wederuitvoer en de plaatsing onder een schorsingsregeling van nagemaakte of door piraterij verkregen goederen te verbieden [4], laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 241/1999 [5]. Omwille van de duidelijkheid moet de genoemde verordening vervangen worden.

[4] PB L 341 van 30.12.1994, blz.8.

[5] PB L 27 van 2.2.1999, blz. 2.

(2) De handel in namaakartikelen, door piraterij verkregen producten en, in het algemeen, van alle goederen die inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten, brengt de bonafide handelaren en houders van rechten aanmerkelijke schade toe. Bovendien wordt de consument bedrogen en worden in bepaalde gevallen zijn gezondheid en veiligheid in gevaar gebracht. Dergelijke goederen dienen zoveel mogelijk uit de handel te worden gehouden. Er dienen derhalve maatregelen te worden getroffen die op doeltreffende wijze een einde maken aan deze illegale activiteiten, zonder de vrijheid van het bonafide handelsverkeer in het gedrang te brengen. Deze doelstelling ligt bovendien in de lijn van de op internationaal niveau geleverde inspanningen.

(3) Wanneer nagemaakte en door piraterij verkregen goederen en, in het algemeen, goederen die inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten van oorsprong of van herkomst zijn uit derde landen, is het noodzakelijk het binnenbrengen van dergelijke goederen in het douanegebied van de Gemeenschap, met inbegrip van de overlading, het in het vrije verkeer brengen in de Gemeenschap, de plaatsing onder een opschortende regeling en de opslag in een vrije zone of een vrij entrepot, te verbieden en een procedure in te stellen die de douane-instanties de mogelijkheid geeft deze verboden op de meest doeltreffende wijze te handhaven;

(4) De douane moet eveneens kunnen optreden wanneer nagemaakte of door piraterij verkregen goederen en goederen die inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten uitgevoerd of wederuitgevoerd worden of het douanegebied van de Gemeenschap verlaten.

(5) Het optreden van de douanediensten moet er in bestaan, hetzij de vrijgave voor het vrije verkeer en de uitvoer of de wederuitvoer te verbieden van goederen waarvan wordt vermoed dat zij door middel van namaak of piraterij zijn verkregen of inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten, hetzij deze goederen, wanneer zij onder een opschortende regeling worden geplaatst, in een vrije zone of een vrij entrepot worden opgeslagen, met kennisgeving wederuitgevoerd worden, het douanegebied worden binnengebracht of dit verlaten, vast te houden gedurende de tijd die nodig is om te onderzoeken of het daadwerkelijk om dergelijke goederen gaat.

(6) De in het verzoek om interventie te verstrekken informatie, evenals de geldigheidsduur en de vorm daarvan, moeten worden vastgesteld en in alle lidstaten geharmoniseerd worden. Voorts is het dienstig, eveneens in een streven naar harmonisatie, de voorwaarden vast te stellen waaronder een verzoek wordt ingewilligd door de daartoe bevoegde douanediensten en kantoren die zijn aangewezen om deze verzoeken te ontvangen, te behandelen en te registreren.

(7) Het verdient aanbeveling de lidstaten te machtigen de betrokken goederen gedurende een bepaalde periode vast te houden nog voor de houder van het recht een verzoek heeft ingediend of een dergelijk verzoek is ingewilligd, teneinde deze laatste in staat te stellen een verzoek om interventie in te dienen bij de douane-instanties.

(8) Wanneer een procedure wordt ingeleid om vast te stellen of volgens de nationale rechtsvoorschriften inbreuk is gemaakt op intellectuele-eigendomsrechten, worden de betrokken producten getoetst aan de criteria die in de betrokken lidstaat worden gehanteerd om vast te stellen of aldaar vervaardigde producten inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten. Deze verordening doet geen afbreuk aan de rechtsvoorschriften van de lidstaten inzake de bevoegdheden van de rechtbanken of de gerechtelijke procedures.

(9) Teneinde de toepassing van deze verordening voor zowel de douane-instanties als de houders van rechten te vereenvoudigen, verdient het aanbeveling, wanneer er geen betwisting is en de houder van het recht of de aangever zich schriftelijk akkoord verklaart, te voorzien in een meer flexibele procedure waarbij de goederen die inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten op verzoek en onder de exclusieve verantwoordelijkheid van de houder van het recht worden vernietigd, zonder dat een procedure moet worden ingeleid om vast te stellen of krachtens de nationale wetgeving inbreuk is gemaakt op intellectuele-eigendomsrechten.

(10) Het is dienstig de maatregelen vast te stellen waaraan de betrokken goederen dienen te worden onderworpen wanneer wordt vastgesteld dat deze namaakartikelen of door piraterij verkregen goederen zijn dan wel in het algemeen inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten. Deze maatregelen zijn er niet enkel op gericht de personen die verantwoordelijk zijn voor het in de handel brengen van dergelijke goederen de economische voordelen van de transactie te ontnemen en hen te bestraffen, doch dienen ook voldoende afschrikkingseffect te hebben om dergelijke praktijken in de toekomst te voorkomen.

(11) Om te voorkomen dat de douaneafhandeling van goederen die zich in de persoonlijke bagage van reizigers bevinden wordt verstoord, verdient het aanbeveling, behalve wanneer er aanwijzingen zijn dat het om grootschalige transacties gaat, te bepalen dat deze verordening niet van toepassing is op uit derde landen ingevoerde of uitgevoerde goederen die mogelijkerwijze namaakartikelen of door piraterij verkregen goederen zijn of goederen die inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten, voor zover de in de communautaire wetgeving vastgestelde grenzen voor douanevrijstellingen niet worden overschreden.

(12) In het belang van de doeltreffendheid van de verordening is het dienstig de uniforme toepassing van de daarin neergelegde gemeenschappelijke bepalingen te waarborgen en de wederzijdse bijstand tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie te intensiveren, met name door toepassing van Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften [6].

[6] PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1.

(13) Het is dienstig, met name in het licht van de met de toepassing van deze verordening opgedane ervaring, na te gaan of de lijst van intellectuele-eigendomsrechten waarop deze betrekking heeft kan worden uitgebreid.

(14) De maatregelen ter uitvoering van deze verordening dienen te worden vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [7].

[7] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

Verordening (EEG) nr. 3295/94 dient te worden ingetrokken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

Doel en toepassingsgebied

Artikel 1

1. In deze verordening zijn de voorwaarden vastgesteld waaronder de douaneautoriteiten kunnen interveniëren wanneer er een vermoeden is dat bepaalde goederen inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten, met name wanneer zij:

a) voor het vrije verkeer, ten uitvoer of tot wederuitvoer worden aangegeven overeenkomstig artikel 61 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad [8];

[8] PB L 302 van 19. 10. 1992, blz. 1.

b) worden aangetroffen bij een controle van goederen die het grondgebied van de Gemeenschap binnenkomen of verlaten overeenkomstig de artikelen 37 en 183 van Verordening (EEG) nr. 2913/92, onder een opschortende regeling zijn geplaatst in de zin van artikel 84, lid 1, onder a) van de genoemde verordening, na kennisgeving wederuitgevoerd worden of in een vrije zone of een vrij entrepot worden opgeslagen in de zin van artikel 166 van de genoemde verordening.

2. In deze verordening zijn tevens de maatregelen omschreven die de bevoegde autoriteiten kunnen nemen wanneer wordt vastgesteld dat de in het eerste lid bedoelde goederen inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten.

Artikel 2:

In deze verordening wordt onder "goederen die inbreuk maken op een intellectueel eigendomsrecht" verstaan:

1. a) "nagemaakte goederen", dat wil zeggen:

i) goederen, met inbegrip van hun verpakking, waarop zonder toestemming een fabrieks- of handelsmerk is aangebracht dat identiek is aan het voor een zelfde soort goederen geregistreerde fabrieks- of handelsmerk of dat daarvan niet wezenlijk verschilt, en die zodoende, volgens de communautaire wetgeving bedoeld in Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad [9] (gemeenschapsmerk) of de wetgeving van de lidstaat waar het verzoek om douane-interventie wordt ingediend, inbreuk maken op de rechten van de houder van het betrokken merk;

[9] PB L 11 van 14.01.1994, blz. 1.

ii) beeldmerken (logo, etiket, sticker, prospectus, gebruiksaanwijzing, garantiebewijs), zelfs indien deze afzonderlijk worden aangeboden, waarvoor hetzelfde geldt als voor de onder punt i) bedoelde goederen;

iii) afzonderlijk aangeboden verpakkingen waarop de merken van nagemaakte goederen zijn aangebracht en waarvoor hetzelfde geldt als voor de onder punt i) bedoelde goederen;

b) "door piraterij verkregen goederen", dat wil zeggen: goederen die kopieën zijn of kopieën bevatten die zijn vervaardigd zonder toestemming van, hetzij de houder van het auteursrecht of van naburige rechten, hetzij de houder van een recht op een al dan niet overeenkomstig het nationale recht geregistreerde tekening of model, hetzij een door de houder in het productieland gemachtigd persoon, wanneer de vervaardiging van deze kopieën volgens Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad [10] (gemeenschapsmodellen) of de wetgeving van de lidstaat waar het verzoek om douane-interventie wordt ingediend, inbreuk maakt op het betrokken recht;

[10] PB L 3 van 5.1.2002, blz. 1.

c) goederen die in de lidstaat waar het verzoek om douane-interventie wordt ingediend, inbreuk maken op:

i) een octrooi waarop de wetgeving van die lidstaat van toepassing is;

ii) een aanvullend beschermingscertificaat als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 1768/92 van de Raad [11] of Verordening (EG) nr. 1610/96 van het Europees Parlement en de Raad [12] (certificaat);

[11] PB L 182 van 2.7.1992, blz. 1.

[12] PB L 198 van 8. 8. 1996, blz. 30

iii) een krachtens het nationale kwekersrecht van de betrokken lidstaat afgegeven certificaat of een communautair certificaat als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2100/94 van de Raad [13];

[13] PB L 227 van 1.9.1994, blz. 1.

iv) de benamingen van oorsprong en de geografische aanduidingen overeenkomstig de wetgeving van die lidstaat of als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad [14] en Verordening (EG) nr. 1493/99 van de Raad [15];

[14] PB L 208 van 24.7.1992, blz. 1.

[15] PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1.

v) de geografische aanduidingen als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 1576/89 van de Raad [16];

[16] PB L 160 van 12.6.1989, blz. 1.

2. In deze verordening wordt onder "houder van het recht" verstaan de houder van een fabrieks- of handelsmerk, een tekening of model, een octrooi of certificaat, een kwekersrecht, een beschermde geografische aanduiding, een beschermde benaming van oorsprong en/of in het algemeen een van de in lid 1 bedoelde rechten, evenals elke andere persoon die gemachtigd is dit merk, octrooi, certificaat, kwekersrecht, deze benaming van oorsprong, geografische aanduiding en/of deze rechten te gebruiken, of hun vertegenwoordiger;

3. Met goederen die inbreuk maken op een intellectueel eigendomsrecht worden gelijkgesteld mallen of matrijzen die specifiek vervaardigd of aangepast zijn voor de vervaardiging van dergelijke goederen, voorzover het gebruik van deze mallen of matrijzen volgens de communautaire wetgeving of de wetgeving van de lidstaat waar het verzoek om douane-interventie wordt ingediend inbreuk maakt op de rechten van de houder van het recht.

Artikel 3

1. Deze verordening is niet van toepassing op goederen die met toestemming van de houder van een fabrieks- of handelsmerk van een dergelijk merk zijn voorzien, noch op goederen waarop een beschermde benaming van oorsprong of geografische aanduiding voorkomt en die met toestemming van de houder van het recht zijn vervaardigd, doch zich zonder toestemming van deze laatste in een van de omstandigheden bedoeld in artikel 1, lid 1, bevinden. Deze verordening is evenmin van toepassing op de in de eerste alinea bedoelde goederen die onder octrooi zijn vervaardigd, van een merk zijn voorzien of worden beschermd door een octrooi of certificaat, een auteursrecht of een naburig recht, een recht betreffende een tekening of model of een kwekersrecht, dan wel door een benaming van oorsprong of een geografische aanduiding, onder andere voorwaarden dan die welke met de houder van het recht zijn overeengekomen.

2. Wanneer zich in de persoonlijke bagage van reizigers niet-commerciële goederen bevinden waarvan de hoeveelheid de vrijgestelde hoeveelheid niet overschrijdt en er geen bijzondere reden is om te veronderstellen dat dergelijke goederen deel uitmaken van een grotere transactie, gaan de douaneautoriteiten er van uit dat deze goederen niet onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen.

HOOFDSTUK II

Verzoek om interventie van de douaneautoriteiten

Deel 1

Maatregelen voorafgaand aan een verzoek om interventie van de douaneautoriteiten

Artikel 4

1. Wanneer een controle in het kader van een van de in artikel 1, lid 1, onder a), bedoelde douaneprocedures die plaatsvindt vooraleer de houder van het recht een verzoek heeft ingediend of een dergelijk verzoek is ingewilligd, voldoende aanwijzingen oplevert dat de goederen inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten, kunnen de douaneautoriteiten, na voltooiing van de controle, de vrijgave opschorten of de goederen vasthouden gedurende een termijn van drie werkdagen die ingaat op de datum van de kennisgeving aan de houder van het recht en aan de aangever of de houder van de goederen, indien deze bekend zijn.

2. De houder van het recht kan de binnen de eerdergenoemde termijn van drie werkdagen een verzoek om interventie indienen bij de bevoegde douanedienst.

3. Rekening houdend met de in de betrokken lidstaat geldende voorschriften kunnen de douaneautoriteiten, zonder ooit enige andere informatie dan het veronderstelde of werkelijke aantal voorwerpen bekend te maken en vooraleer de houder er van in kennis is gesteld dat zijn rechten mogelijkerwijze zullen worden geschonden, deze laatste verzoeken hen alle informatie te verstrekken die hun vermoedens kan bevestigen.

Deel 2

Indiening en behandeling van het verzoek om interventie van de douanediensten

Artikel 5

1. De houder van het recht kan de onder de douaneautoriteiten ressorterende dienst in elke lidstaat schriftelijk om interventie van de douaneautoriteiten verzoeken wanneer goederen zich in een van de in artikel 1, lid 1, onder a), bedoelde omstandigheden bevinden (verzoek om interventie).

2. De lidstaten wijzen de onder de douaneautoriteiten ressorterende dienst aan die bevoegd is voor het ontvangen en behandelen van deze verzoeken.

3. Wanneer systemen voor elektronische gegevensuitwisseling beschikbaar zijn, zullen de lidstaten belanghebbenden aanmoedigen hun verzoek via de computer in te dienen.

4. Wanneer de aanvrager houder is van een gemeenschapsmerk, een gemeenschapsmodel, een kwekersrecht, een communautaire benaming van oorsprong of een geografische aanduiding, kan hij naast de interventie van de douaneautoriteiten van de lidstaat waar het verzoek wordt ingediend, de interventie van de douaneautoriteiten van een of meer andere lidstaten inroepen.

5. Een dergelijk verzoek om interventie wordt gesteld op het formulier dat wordt opgesteld volgens de procedure bedoeld in artikel 21, lid 2, en dient alle informatie te bevatten die de douaneautoriteiten nodig hebben om de goederen met zekerheid te identificeren, met name:

a) een nauwkeurige en gedetailleerde technische beschrijving van de goederen;

b) bijzonderheden betreffende het type of patroon van de fraude indien de houder van de rechten daarvan op de hoogte is;

c) de personalia van de door de houder van de rechten aangewezen contactpersoon.

Bij het verzoek om interventie moet ook de in artikel 6 bedoelde verbintenis van de verzoeker gevoegd worden, evenals het bewijs dat deze de houder is van het recht voor de betrokken goederen.

In het in lid 4 bedoelde verzoek dienen de lidstaat of lidstaten te worden vermeld waar om interventie van de douaneautoriteiten wordt verzocht.

De houder van het recht of zijn vertegenwoordiger dient, voorzover hij daarover beschikt, de hiernavolgende aanvullende informatie te verstrekken:

a) de waarde, exclusief belastingen, van de oorspronkelijke goederen op de legale nationale markt van de lidstaat waar het verzoek om interventie werd ingediend;

b) de plaats waar de goederen zich bevinden of de beoogde plaats van bestemming;

c) gegevens ter identificatie van de zending of de colli;

d) de beoogde datum van aankomst of vertrek van de goederen;

e) de gebruikte vervoermiddelen;

f) de identiteit van de importeur, de exporteur of de houder van de goederen;

g) het land of de landen waar de goederen zijn vervaardigd, de gevolgde trajecten;

h) de technische verschillen tussen authentieke goederen en andere.

6. Er kunnen bijzondere en specifieke gegevens worden gevraagd betreffende het type intellectueel eigendomsrecht waarvoor een verzoek om interventie wordt ingediend.

7. De bevoegde douanedienst die een verzoek ontvangt, neemt dit in behandeling en stelt de verzoeker binnen dertig werkdagen schriftelijk in kennis van zijn besluit. De kosten van de administratieve afhandeling worden de houder van het recht niet aangerekend.

8. Wanneer het verzoek om interventie onvoldoende nauwkeurig geformuleerd is of niet de krachtens lid 5 verplichte gegevens bevat, kunnen de douanediensten dit bij met redenen omkleed besluit afwijzen. Tegen deze afwijzing is beroep mogelijk.

Artikel 6

1. De lidstaten dienen te eisen dat verzoeken om interventie vergezeld gaan van een verklaring van de houder van het recht of diens vertegenwoordiger, waarin deze zich borg stelt voor de personen die betrokken zijn bij een in artikel 1, lid 1, bedoelde situatie wanneer de overeenkomstig artikel 9, lid 1, ingeleide procedure niet wordt vervolgd ingevolge een handeling of verzuim van de houder van het recht of wanneer achteraf wordt vastgesteld dat de betrokken goederen geen inbreuk maken op een intellectueel eigendomsrecht. Met deze verklaring verbindt de houder zich er eveneens toe alle uit de toepassing van deze verordening voortvloeiende kosten te betalen en met name de kosten van het douanetoezicht uit hoofde van artikel 9, met inbegrip van de kosten van de vernietiging van goederen die inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten als bedoeld in artikel 11, lid 1, tweede streepje, en artikel 17, lid 1, onder a).

2. Wanneer het verzoek om interventie in overeenstemming met artikel 5, lid 4, ingediend wordt, omvat de verbintenis de kosten van de vertaling en wordt zij aangegaan in alle lidstaten waar het besluit tot inwilliging van het verzoek van toepassing is.

Artikel 7

De artikelen 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op elk verzoek om verlenging.

Deel 3

Inwilliging van het verzoek om interventie

Artikel 8

1. Wanneer de douanedienst het verzoek inwilligt, stelt hij het tijdsinterval vast waarbinnen de douaneautoriteiten interveniëren. Deze periode wordt op ten hoogste een jaar vastgesteld en kan op verzoek van de houder van het recht, na betaling van alle bedragen die deze krachtens de verordening verschuldigd is, jaarlijks worden verlengd door de dienst die het oorspronkelijke besluit heeft genomen. De houder van het recht is verplicht de bevoegde douanedienst en, in voorkomend geval, de in lid 2, tweede alinea, bedoelde dienst(en) te informeren wanneer zijn recht niet meer geldig geregistreerd of verstreken is.

2. Het besluit tot inwilliging wordt onmiddellijk medegedeeld aan de douanekantoren van de lidstaat of lidstaten die mogelijkerwijze geconfronteerd zullen worden met de daarin genoemde goederen die inbreuk maken op een intellectueel eigendomsrecht. Indien het overeenkomstig artikel 5, lid 4, ingediende verzoek om interventie wordt ingewilligd, bedraagt de periode tijdens welke de douaneautoriteiten interveniëren één jaar. Deze termijn kan op schriftelijk verzoek van de houder van het recht jaarlijks verlengd worden door de dienst die het oorspronkelijke besluit heeft genomen. Artikel 250, eerste streepje, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 is van overeenkomstige toepassing op het besluit tot inwilliging van het genoemde verzoek evenals op de besluiten tot verlenging of intrekking daarvan. Wanneer het verzoek om interventie wordt ingewilligd, is de verzoeker gehouden het daartoe strekkende besluit, vergezeld van alle andere nuttige informatie en in voorkomend geval de nodige vertalingen, te doen toekomen aan de bevoegde douanedienst van de lidstaat of lidstaten waar de verzoeker om interventie van de douaneautoriteiten heeft verzocht. Het besluit kan evenwel met toestemming van de verzoeker rechtstreeks worden toegezonden door de dienst die ressorteert onder de douaneautoriteit die het besluit heeft genomen. Op verzoek van de douaneautoriteiten van de betrokken lidstaten verstrekt de verzoeker alle aanvullende informatie die vereist is voor de uitvoering van het genoemde besluit.

3. De in lid 2, tweede alinea, bedoelde termijn gaat in op de datum van het besluit waarbij het verzoek wordt ingewilligd. Dit besluit treedt in de lidstaat of lidstaten waarvoor het bestemd is, pas in werking na de in lid 2, derde alinea, bedoelde toezending en nadat de houder van het recht of zijn vertegenwoordiger de in artikel 6 bedoelde verbintenissen zijn aangegaan. Het besluit wordt vervolgens onmiddellijk medegedeeld aan de nationale douanekantoren die mogelijkerwijze geconfronteerd zullen worden met de betrokken goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten. Het bepaalde in dit lid is van overeenkomstige toepassing op het besluit tot verlenging van het oorspronkelijke besluit.

HOOFDSTUK IV

Voorwaarden waaronder de douaneautoriteiten kunnen interveniëren en de bevoegde autoriteit een besluit ten gronde kan nemen

Artikel 9

1. Wanneer een douanekantoor waaraan een besluit tot inwilliging van het verzoek van de houder van het recht overeenkomstig artikel 8 is toegezonden, vaststelt, in voorkomend geval na overleg met de indiener van het verzoek, dat goederen die zich in een van de in artikel 1, lid 1, bedoelde situaties bevinden, inbreuk maken op een intellectueel eigendomsrecht, schort dit kantoor de vrijgave op of houdt het de goederen vast. Het douanekantoor informeert onmiddellijk de bevoegde douanedienst die het verzoek om interventie heeft behandeld.

2. De bevoegde douanedienst of het douanekantoor bedoeld in lid 1 informeert onmiddellijk de houder van het recht en de aangever of de houder van de goederen in de zin van artikel 38 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 en is gemachtigd deze in kennis te stellen van de werkelijke of geraamde hoeveelheid evenals van de werkelijke of vermoede aard van de goederen waarvan de vrijgave is opgeschort of die worden vastgehouden, zonder dat de bekendmaking van deze informatie hen ertoe verplicht de zaak voor te leggen aan de autoriteit die bevoegd is een besluit ten gronde te nemen.

3. Teneinde vast te stellen of inbreuk is gemaakt op een intellectueel-eigendomsrecht in de zin van de nationale rechtsvoorschriften en de nationale bepalingen betreffende de bescherming van persoonsgegevens, van het commercieel en industrieel geheim en van het beroeps- en administratief geheim, stelt het douanekantoor of de dienst die het verzoek heeft behandeld de houder van het recht op zijn verzoek en voorzover deze informatie beschikbaar is, in kennis van de namen en adressen van zowel de geadresseerde en de afzender, als de aangever of de houder van de goederen, alsmede van de oorsprong en/of de herkomst van de goederen die inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten. Het douanekantoor geeft de verzoeker en de personen die betrokken zijn bij een situatie als bedoeld in artikel 1, lid 1, de mogelijkheid de goederen waarvan de vrijgave is opgeschort of die worden vastgehouden, aan een onderzoek te onderwerpen. Het douanekantoor kan bij het onderzoek van de goederen monsters nemen en deze op uitdrukkelijk verzoek van de houder van het recht of zijn vertegenwoordiger overeenkomstig de in de betrokken lidstaat geldende voorschriften aan de genoemde personen overhandigen of doen toekomen. Deze monsters, die uitsluitend bestemd zijn voor analyse en enkel ten doel hebben het verdere verloop van de procedure te vereenvoudigen, moeten na de technische analyse en voor de eventuele vrijgave van de goederen of voor het einde van de termijn gedurende welke zij worden vastgehouden, worden teruggegeven.

Artikel 10

Aan de hand van de bepalingen die van toepassing zijn in de lidstaat op het grondgebied waarvan de goederen zich in een van de in artikel 1, lid 1, bedoelde situaties bevinden, wordt vastgesteld of krachtens de nationale bepalingen inbreuk is gemaakt op een intellectueel eigendomsrecht.

Deze bepalingen gelden ook voor de onmiddellijke kennisgeving van de inleiding van de in artikel 13 bedoelde procedure aan het kantoor of de dienst bedoeld in artikel 9, lid 1, tenzij deze de procedure zelf hebben ingeleid.

Artikel 11

1. Wanneer goederen die inbreuk maken op een intellectueel eigendomsrecht, aan controle werden onderworpen terwijl zij zich in een van de in artikel 16 bedoelde situaties bevonden, dienen de lidstaten erin te voorzien dat de douaneautoriteiten de vastgehouden goederen op verzoek van de houder van het recht van ambtswege onder douanetoezicht doen vernietigen, zonder dat het noodzakelijk is te bepalen of volgens de nationale rechtsvoorschriften een inbreuk is begaan op een intellectueel eigendomsrecht, op voorwaarde dat:

- de houder van het recht binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de datum van de kennisgeving de betrokken dienst schriftelijk ervan in kennis stelt dat de aan de in artikel 9 bedoelde procedure onderworpen goederen inbreuk maken op een intellectueel eigendomsrecht en de douaneautoriteiten de schriftelijke toestemming van de aangever of de houder ontvangen om de goederen die worden vastgehouden of waarvan de vrijgave was opgeschort aan de schatkist af te staan. Deze termijn kan in bepaalde gevallen met tien werkdagen worden verlengd.

- de vernietiging geschiedt op kosten van de houder van het recht en onder zijn verantwoordelijkheid en wordt in alle gevallen voorafgegaan door monsterneming, waarbij de monsters door de douaneautoriteiten worden bewaard onder voorwaarden die hen in staat stellen bewijsmateriaal te verzamelen dat toelaatbaar is in de gerechtelijke procedures van de lidstaat waar het mogelijkerwijze zal moeten worden gebruikt. De douaneautoriteiten kunnen niet aansprakelijk worden gesteld voor de uit de vernietiging voortvloeiende schade.

2. In alle andere gevallen of wanneer de houder of de aangever zich tegen de vernietiging verzetten of deze betwisten, is de in artikel 13 bedoelde procedure van toepassing.

Artikel 12

De in artikel 9, lid 3, eerste alinea, bedoelde informatie die de houder van het recht ontvangt, mag door deze uitsluitend voor de in de artikelen 10, 11 en 13, lid 1, omschreven doeleinden worden gebruikt.

Voor elk ander gebruik, zoals een minnelijke schikking, kan de houder burgerlijk aansprakelijk worden gesteld naar het recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan de betrokken goederen zich bevinden en kan het verzoek om interventie worden opgeschort voor de geldigheidsduur die resteert voor de verlenging in de lidstaat waar de feiten zich hebben voorgedaan.

Ingeval van herhaling en in bijzonder ernstige gevallen kan de bevoegde douanedienst de verlenging weigeren. Bij verzoeken om interventie overeenkomstig artikel 5, lid 4, moeten de op het formulier vermelde lidstaten eveneens op de hoogte worden gebracht.

Artikel 13

1. Wanneer het in artikel 9, lid 1, bedoelde douanekantoor er niet binnen tien werkdagen, te rekenen vanaf de kennisgeving van de opschorting van de vrijgave of de vasthouding, van in kennis is gesteld dat overeenkomstig artikel 10 een procedure is ingeleid om te bepalen of volgens de nationale rechtsvoorschriften een intellectueel eigendomsrecht is geschonden of dit kantoor het in artikel 11 bedoelde schriftelijke verzoek van de houder tot vernietiging van de goederen niet heeft ontvangen, worden de goederen vrijgegeven op voorwaarde dat alle douaneformaliteiten zijn vervuld en de vasthouding wordt beëindigd. Deze termijn kan in bepaalde gevallen met ten hoogste tien werkdagen worden verlengd.

2. Wanneer er een vermoeden is dat aan bederf onderhevige goederen inbreuk maken op een nationaal kwekersrecht, een geografische aanduiding of een benaming van oorsprong wordt de in lid 1 bedoelde termijn vastgesteld op drie werkdagen. Deze termijn kan niet worden verlengd.

Artikel 14

1. Wanneer het goederen betreft waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op octrooien, certificaten, kwekersrechten of rechten in verband met tekeningen of modellen, kan de eigenaar, de importeur, de exporteur, de houder of de geadresseerde van de goederen door middel van zekerheidstelling vrijgave van de goederen of beëindiging van de vasthouding daarvan verkrijgen, op voorwaarde dat:

a) de douanedienst of het douanekantoor bedoeld in artikel 9, lid 1, binnen de in artikel 13, lid 1, bedoelde termijn ervan in kennis is gesteld dat een procedure als bedoeld in artikel 13, lid 1, is ingeleid om te bepalen of krachtens de nationale rechtsvoorschriften een intellectueel eigendomsrecht is geschonden;

b) de hiertoe gemachtigde autoriteit bij het verstrijken van de in artikel 13, lid 1, bedoelde termijn nog geen conservatoire maatregelen heeft genomen;

c) alle douaneformaliteiten zijn vervuld.

2. De in lid 1 bedoelde zekerheid moet toereikend zijn om de belangen van de houder van het recht veilig te stellen. Deze zekerheidstelling staat niet in de weg aan de andere maatregelen die de houder van het recht kan nemen. Wanneer de procedure om te bepalen of volgens het nationale recht een intellectueel eigendomsrecht is geschonden, door een andere persoon dan de houder van het octrooi, het certificaat, het modelrecht, het kwekersrecht, de benaming van oorsprong of de geografische aanduiding is ingeleid, wordt deze zekerheid vrijgegeven indien deze persoon zijn recht om gerechtelijke stappen te ondernemen niet doet gelden binnen twintig werkdagen na de datum waarop hij van de opschorting van de vrijgave of de vasthouding in kennis is gesteld. Wanneer het bepaalde in artikel 13, lid 1, tweede alinea, van toepassing is, kan deze termijn tot ten hoogste dertig werkdagen worden verlengd.

Artikel 15

De voorwaarden waaronder de goederen tijdens de opschorting van de vrijgave of de vasthouding worden opgeslagen, worden door de lidstaten vastgesteld en mogen in geen geval kosten veroorzaken voor de douanediensten.

HOOFDSTUK IV

Bepalingen die van toepassing zijn op goederen waarvan is vastgesteld dat zij inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten

Artikel 16

Goederen waarvan na afloop van de procedure bedoeld in artikel 9 is vastgesteld dat zij inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten, mogen niet:

- in de Gemeenschap worden binnengebracht,

- in het vrije verkeer worden gebracht,

- buiten de Gemeenschap worden gebracht,

- uitgevoerd worden,

- wederuitgevoerd worden,

- onder een opschortende regeling worden geplaatst, of

- in een vrije zone of een vrij entrepot worden opgeslagen.

Artikel 17

1. Onverminderd de andere rechtsmiddelen waarvan de houder van het recht gebruik kan maken, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen:

a) overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het nationale recht, goederen waarvan wordt vastgesteld dat zij inbreuk maken op een intellectueel eigendomsrecht op zodanige wijze te vernietigen of uit de handel te nemen dat de houder van het recht geen schade lijdt, zonder enige compensatie en zonder kosten voor de schatkist.

b) ten aanzien van dergelijke goederen alle andere maatregelen te nemen die nodig zijn om de betrokkenen de economische voordelen van de transactie te ontnemen.

Behalve in uitzonderlijke gevallen wordt het verwijderen van de handelsmerken die zonder toestemming op nagemaakte goederen zijn aangebracht niet geacht de betrokkenen de economische voordelen van de transactie te ontnemen.

2. Goederen waarvan is vastgesteld dat zij inbreuk maken op een intellectueel eigendomsrecht kunnen aan de schatkist worden afgestaan. In dit geval is het bepaalde in lid 1, onder a), van toepassing.

HOOFDSTUK V

Aansprakelijkheid van de douaneautoriteiten en van de houder van het recht

Artikel 18

1. Wanneer een verzoek om interventie wordt ingewilligd en de goederen die inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten aan het toezicht van een douanekantoor ontsnappen als gevolg van de vrijgave van de goederen of omdat geen besluit tot vasthouding is genomen overeenkomstig artikel 9, lid 1, heeft de houder van het recht enkel recht op schadeloosstelling onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de wetgeving van de lidstaat waar het verzoek is ingediend of, wanneer dit verzoek overeenkomstig artikel 5, lid 4, is gedaan, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de wetgeving van de lidstaat waar de genoemde goederen aan het toezicht van een douanekantoor ontsnappen.

2. De douanekantoren of andere naar behoren gemachtigde autoriteiten die de hen verleende bevoegdheden uitoefenen om maatregelen te nemen ten aanzien van goederen die inbreuk maken op een intellectueel eigendomsrecht zijn ten aanzien van de personen waarop de in artikel 1, lid 1, bedoelde situaties of de in artikel 4 bedoelde maatregelen betrekking hebben enkel aansprakelijk wanneer hun interventies deze personen schade toebrengen, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de wetgeving van de lidstaat waar het verzoek is ingediend of, wanneer het verzoek overeenkomstig artikel 5, lid 4, is gedaan, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de wetgeving van de lidstaat waar de schade is geleden.

3. De eventuele burgerlijke aansprakelijkheid van de houder van het recht wordt bepaald door de wetgeving van de lidstaat waar de betrokken goederen zich in een van de in artikel 1, lid 1, bedoelde omstandigheden bevinden.

Hoofdstuk VI

Slotbepalingen

Artikel 19

Elke lidstaat stelt de bij overtreding van artikel 17 te nemen sancties vast. Deze sancties moeten doeltreffend zijn, in verhouding staan tot de begane overtreding en een afschrikkende werking hebben.

Artikel 20

De voor de tenuitvoerlegging van deze verordening noodzakelijke maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 21, lid 2.

Artikel 21

1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité Douanewetboek.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing. De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt op drie maanden vastgesteld.

Artikel 22

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle terzake dienende informatie in verband met de toepassing van deze verordening.

De Commissie deelt deze informatie aan de andere lidstaten mede.

De bepalingen van Verordening (EG) nr. 515/97 zijn van overeenkomstige toepassing.

De bepalingen van de procedure voor de uitwisseling van gegevens worden in het kader van de uitvoeringsbepalingen vastgesteld overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 21, lid 2.

Artikel 23

De Commissie brengt het Europees Parlement en de Raad op basis van de in artikel 22 bedoelde informatie jaarlijks op de hoogte van de toepassing van deze verordening.

Artikel 24

Verordening (EEG) nr. 3295/94 wordt ingetrokken met ingang van ...

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening worden geacht te zijn gedaan naar de onderhavige verordening.

Artikel 25

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van ...

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, [...]

Voor de Raad

De voorzitter

Top