EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52002PC0581

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de kwaliteit van het zwemwater

/* COM/2002/0581 def. - COD 2002/0254 */

PB C 45E van 25/02/2003, p. 127–149 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52002PC0581

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de kwaliteit van het zwemwater /* COM/2002/0581 def. - COD 2002/0254 */

Publicatieblad Nr. 045 E van 25/02/2003 blz. 0127 - 0149


Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de kwaliteit van het zwemwater

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. Inleiding

De bescherming van het zwemwater is een van de eerste en meest succesvolle onderdelen van het Europese waterbeleid geweest. De zwemwaterrichtlijn van 1976 [1] heeft niet alleen bindende normen voor het zwemwater in de hele Europese Unie vastgesteld, maar ook tot een ongekende bewustwording van het publiek geleid, aangezien de kwaliteit van het zwemwater door de burger als van directe invloed op zijn of haar dagelijks leven wordt beschouwd. Het jaarlijkse verslag over het zwemwater, dat elk jaar vóór de start van het badseizoen door de Commissie wordt gepubliceerd, benadrukt duidelijk de substantiële vorderingen die bij de verbetering van de kwaliteit van ons zwemwater worden geboekt.

[1] Richtlijn 76/160/EEG van de Raad van 8 december 1975 betreffende de kwaliteit van het zwemwater, PB L 31 van 5.2.1976.

Uit het meest recente verslag - over het badseizoen 2001 - blijkt dat er een hoge mate van naleving is en dat de waterkwaliteit de afgelopen tien jaar significant verbeterd is. Vooral in de badzones aan de kust zijn de verbeteringen indrukwekkend, maar ook voor het zwemwater in het binnenland (rivieren en meren) is de naleving nu op een goed peil gekomen.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Vanwege veranderingen in wetenschap en technologie en ervaringen met het beheer moet de Commissie de EU-milieuwetgeving nu echter waar nodig herzien. De zwemwaterrichtlijn van 1976 is wat de technisch-wetenschappelijke basis, de beheersaanpak en de participatie van het publiek betreft duidelijk gebaseerd op de kennis en ervaring van het begin van de jaren 70 .

Al in 1994 zijn er initiatieven genomen om de zwemwaterrichtlijn te herzien en heeft de Commissie een voorstel tot herziening ingediend. Het voorstel is in eerste lezing door het Parlement behandeld, maar is nooit door de Raad besproken. Men gaf de voorkeur aan de ontwikkeling van een nieuwe richtlijn op basis van nieuwe wetenschappelijke gegevens en raadpleging in brede kring. Dit voorstel gaf echter de aanzet tot nieuw onderzoek en nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de kwaliteit van het zwemwater, zowel bij de parameters als bij de beheersaanpak.

Bovendien heeft de Europese Unie onlangs het EU-waterbeleid volledig geherstructureerd door de vaststelling van de kaderrichtlijn inzake water [2], die een coherent beheerskader vormt voor alle EU-wetgeving op het gebied van water. De bepalingen van de zwemwaterrichtlijn moeten volledig verenigbaar zijn met dit nieuwe kader.

[2] Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid, PB L 327 van 22.12.2000.

Uit een in 1999 door de Commissie (DG Milieu en DG Voorlichting, communicatie en cultuur) uitgevoerd onderzoek [3] bleek dat 71% van de Europeanen zich zorgen maakt over de verontreiniging van water, lucht en bodem. Vooral de verontreiniging van zeeën, kusten, rivieren en meren baart zorgen. Bij de beoordeling van hun directe leefomgeving hechten de Europeanen zelfs meer waarde aan een goede zwemwaterkwaliteit dan aan enig ander aspect van water.

[3] Eurobarometer 51.1: http://europa.eu.int/comm/public_opinion/archives/eb/ebs_131_fr.pdf

Deze hoge waardering blijkt ook uit de Europese zwemwater-website [4]. In 2001 zijn er meer dan 2 miljoen verzoeken geregistreerd, waarvan meer dan 60% in de periode waarin de mensen hun vakantie plannen (mei tot juli) en nog eens 9% in augustus.

[4] http://www.europa.eu.int/water/water-bathing/index_en.html.

De Commissie baseert haar voorstel voor een herziene zwemwaterrichtlijn op de volgende overwegingen, redenen en beginselen:

- Samenhang met de strategie voor duurzame ontwikkeling, het zesde milieuactieprogramma en de door de Europese Raad geselecteerde doelstellingen voor toekomstige ontwikkelingen op prioriteitsgebieden zoals "volksgezondheid" en "natuurlijke hulpbronnen" [5].

[5] Overeenkomst hierover werd bereikt tijdens de triloog van maart 2002; de formele vaststelling door de plenaire vergadering van het Europees Parlement en de Raad wordt verwacht in mei 2002.

- Samenhang met andere EU-wetgeving op het gebied van water die sinds 1976 is vastgesteld, met name de kaderrichtlijn inzake water, moet worden gewaarborgd.

- De voor de normstelling gebruikte parameters moeten worden herzien en gestroomlijnd, waarbij de nadruk ligt op robuuste microbiologische indicatoren en rekening wordt gehouden met het bij de kaderrichtlijn inzake water ingevoerde monitoringsysteem; de parameters en waarden moeten, mede met het oog op kwetsbare bevolkingsgroepen zoals kinderen, worden gebaseerd op de meest recente wetenschappelijke gegevens en een hoog beschermingsniveau.

- De zorg voor ons zwemwater moet van alleen monsterneming en monitoring worden opgevoerd tot geïntegreerde kwaliteitszorg.

- Om voor een betere en snellere voorlichting aan het publiek te zorgen moet gebruik worden gemaakt van zowel lokaal en regionaal beschikbare mogelijkheden als technologie zoals het internet en geografische informatiesystemen.

- De participatieprocessen moeten worden verbeterd en uitgebreid. Bij de uitvoering moeten niet alleen de lidstaten en de Commissie maar met name lokale en regionale instanties, stakeholders en NGO's en de wetenschappelijke wereld worden betrokken.

- Bij de herziening moet opnieuw een voorbeeld van goede Europese governance worden gegeven, zoals geschetst in het witboek van de Commissie van oktober 2001.

2. De context voor een nieuwe richtlijn

2.1. De Europese waterwetgeving

2.1.1. De kaderrichtlijn inzake water

Op 23 oktober 2000 hebben het Europees Parlement en de Raad de kaderrichtlijn inzake water [6] tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid vastgesteld.

[6] Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid, PB L 327 van 22.12.2000.

De zwemwaterrichtlijn, die weliswaar een duidelijke bijdrage levert tot de integratie van beleidsmaatregelen op het gebied van milieu en toerisme en een duidelijke eigen identiteit heeft, zal toch nauw moeten worden gecoördineerd met de kaderrichtlijn inzake water. Deze aanpak wordt in praktijk gebracht via bepalingen krachtens de kaderrichtlijn inzake water met als algemene doelstelling het bereiken van een "goede ecologische toestand" voor alle wateren en specifieke doelstellingen voor zogenaamde "beschermde gebieden" zoals zwemwater [7].

[7] In bijlage IV van de kaderrichtlijn Water worden de volgende gebieden genoemd: gebieden die zijn aangewezen voor de onttrekking van drinkwater of voor de bescherming van economisch significante in het water levende planten- en diersoorten, waterlichamen die als recreatiewater zijn aangewezen, met inbegrip van zwemwater, nutriëntengevoelige gebieden (met inbegrip van die welke overeenkomstig de Nitraatrichtlijn of de richtlijn inzake stedelijk afvalwater zijn aangewezen als kwetsbare gebieden) en gebieden die voor de bescherming van habitats of van soorten zijn aangewezen.

2.1.2. De richtlijn inzake stedelijk afvalwater

In de richtlijn inzake stedelijk afvalwater [8] komen de belangrijkste puntbronnen van de verontreiniging door lozingen door steden en de industrie aan de orde. Stedelijke lozingen hebben effecten op de waterkwaliteit door de in het afvalwater aanwezige biologisch afbreekbare materialen en nutriënten die tot eutrofiëring leiden. In veel meren en delen van onze regionale zeeën (de Noordzee, de Oostzee en delen van de Middellandse Zee) is er sprake van significante eutrofiëring met hoge concentraties microscopische en macroscopische algen, die tot duidelijke veranderingen in het ecosysteem leidt. Deze omstandigheden zijn onaangenaam voor baders en hebben een negatief effect op de reputatie van het zwemwater en op de toerisme-industrie.

[8] Richtlijn 91/271/EEG van 21 mei 1991, PB L 135 van 30.5.1991

De richtlijn beoogt een hoog beschermingsniveau, in het algemeen secundaire (biologische) zuivering en een nog geavanceerdere behandeling in "kwetsbare gebieden" (verwijdering van nutriënten). De termijnen voor de uitvoering lopen, afhankelijk van de omvang van de lozing en de kenmerken van het desbetreffende water, van 1998 tot 2005.

De richtlijn inzake stedelijk afvalwater bevat een bepaling met betrekking tot de berekening van de belasting waarbij rekening wordt gehouden met een mogelijk toename tijdens het toeristenseizoen. Het niet-naleven van deze bepaling is een veel voorkomende oorzaak van bacteriologische verontreiniging van het zwemwater

2.1.3. De richtlijn inzake de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen

De nitraatrichtlijn [9] is gericht op de beperking van de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen en een verdere preventie van deze verontreiniging. Nitraatverontreiniging is van invloed op de eutrofiëring van zowel binnenwateren als kustwateren (met de bovengeschetste effecten).

[9] Richtlijn 91/676/EEG van 12 december 1991, PB L 275 van 31.12.1991

In gebieden met eutrofiëring of mogelijke eutrofiëring moeten er juridisch bindende maatregelen worden genomen (opslaginstallaties voor mest, beperkingen bij het opbrengen van mest enz.).

Uit recente ervaringen van de lidstaten is gebleken dat afspoeling, lekkage en een directe toegankelijkheid van rivieren voor vee een significante diffuse microbiologische verontreiniging van zwemwater kunnen veroorzaken [10] [11]. Dit betekent dat de controle op de kwaliteit van het zwemwater zal bijdragen tot de invoering van goede landbouwpraktijken, zoals in de nitraatrichtlijn is bepaald.

[10] Faecal Indicator Organism Sources and Budgets for the Irvine and Girvan catchments, Ayrshire - een verslag aan de West of Scotland Water, Sepa and South Ayrshire Council van het Centre of Environment and Health, 1999

[11] Economic Evaluation of the Bathing water Directive (76/160), Fylde Coast case study, Europese Commissie, 2001-2002.

2.2. Verwant beleid van de Europese Unie

2.2.1. De toegang tot milieu-informatie

Sinds 1976 zijn er belangrijke ontwikkelingen geweest in het beleid en de wetgeving voor milieu-informatie en de participatie van het publiek De richtlijn van 1990 inzake de vrije toegang tot milieu-informatie [12] is een hoeksteen van de EU-wetgeving voor bewustmaking en betrokkenheid van het publiek, aangezien deze een katalysator is geweest voor de aanpak van de overheid op het gebied van openheid en doorzichtigheid.

[12] Richtlijn 90/313/EEG van de Raad van 7 juni 1990, PB L 158 van 23.6.1990, blz.56.

Met de ondertekening in 1998 en de lopende ratificatie van het VN/ECE-Verdrag inzake toegang tot informatie, inspraak door de bevolking en mogelijkheid verhaal in milieuzaken (het "Verdrag van Aarhus") hebben de Europese Unie en haar lidstaten zich vastgelegd op meer voorlichting en participatie. De Commissie heeft een nieuw voorstel goedgekeurd voor een richtlijn inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie, dat de richtlijn van 1990 moet aanpassen aan de elektronische media en de toezeggingen van de EU in het kader van het Verdrag van Aarhus moet waarmaken [13]. De nieuwe zwemwaterrichtlijn moet in overeenstemming met dit voorstel zijn. In de praktijk zal betere voorlichting neerkomen op real-time informatie over de strandsituatie, beheerpraktijken en de zwemwaterkwaliteit. Dit moet op lokaal niveau en afgezien van het lokale niveau ook op het internet gebeuren.

[13] Voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie, COM(2000)402 van 29 juni 2000.

2.2.2. Geïntegreerd beheer van kustgebieden [14]

[14] COM(2000)547.

Het geïntegreerd beheer van kustgebieden (GBKG) is een multidisciplinaire benadering om het duurzame beheer van kustgebieden te bevorderen. Het bestrijkt de volledige cyclus van verzameling van informatie, planning (in de ruimste zin), besluitvorming, beheer en monitoring. GBKG gebruikt geïnformeerde participatie en samenwerking van alle stakeholders om de maatschappelijke doelstellingen in een bepaald kustgebied te evalueren. De herziene zwemwaterrichtlijn zal rekening houden met de GBKG-beginselen.

3. De respons op de raadpleging over een nieuwe zwemwaterrichtlijn

3.1. De Raad

In december 2000 heeft de Commissie een mededeling over "De ontwikkeling van een nieuw zwemwaterbeleid" [15] gepubliceerd. De Raad heeft naar aanleiding van de mededeling van de Commissie in de conclusies van de Raad van 8 maart 2001 geantwoord dat hij:

[15] COM(2000)860.

- zich verheugt over de voorgenomen herziening en erom verzoekt dat het voorstel voor wetgeving aan bepaalde beginselen voldoet;

- de nadruk op waterkwaliteitsbeheer en tendensen op lange termijn steunt;

- vraagt om duidelijke en ondubbelzinnige definities, een verdere verduidelijking van het verband met andere waterrichtlijnen en een kosten/baten-afweging;

- een vroegtijdige en betere voorlichting van het publiek steunt.

3.2. Het Europees Parlement

Het Europees Parlement heeft geen verslag over de mededeling van de Commissie over "De ontwikkeling van een nieuw zwemwaterbeleid" [16] aangenomen, maar bij eerdere gelegenheden het belang van de bescherming van het zwemwater en de noodzaak van samenhang met de kaderrichtlijn inzake water benadrukt. Daarnaast heeft het Europees Parlement verzocht het toepassingsgebied van de richtlijn tot recreatieve wateren uit te breiden [17]. Met het akkoord tussen de Raad en het Europees Parlement over het zesde milieuactieprogramma werd de steun voor een herziening van de zwemwaterrichtlijn bevestigd [18].

[16] COM(2000)860.

[17] Europees Parlement, plenaire vergadering van december 1996, eerste lezing van het voorstel van de Commissie voor de aanpassing van Richtlijn 76/160/EEG, document A4-0395/96.

[18] Overeenkomst hierover werd bereikt tijdens de triloog van maart 2002; de formele vaststelling door de plenaire vergadering van het Europees Parlement en de Raad wordt verwacht in mei 2002.

3.3. Het Comité van de Regio's

Het Comité van de Regio's stelt dat het bijzonder veel belang hecht aan de monitoring en evaluatie van eutrofiëring die wordt veroorzaakt door natuurlijke bronnen of de effecten van menselijke activiteiten. Het benadrukt dat bij de specificatie van bijvoorbeeld de lengte van het badseizoen of de monsternemingsregeling rekening moet worden gehouden met regionale verschillen [19].

[19] COM-4/048 van 14 juni 2001.

3.4. De raadpleging van het Wetenschappelijk Comité voor de toxiciteit, de ecotoxiciteit en het milieu (WCTEM)

De Commissie heeft het Wetenschappelijk Comité geraadpleegd over de keuze van de parameters en de waarden daarvoor. Over de vraag "Is het Wetenschappelijk Comité van mening dat de twee gekozen indicatoren [20] (in mededeling COM(2000)860) en de voorgestelde grenswaarden afdoende zijn voor de bescherming van de mens?" heeft het WCTEM het volgende advies uitgebracht [21]:

[20] Escherichia coli en intestinale enterokokken

[21] Advies vastgesteld tijdens de 23e plenaire vergadering van het WCTEM op 24 april 2001.

- Hoewel de twee door de Commissie in aanmerking genomen studies wetenschappelijk verantwoord zijn, beveelt het WCTEM aan om gebruik te maken van alle beschikbare gegevens.

- De twee parameters zijn representatief voor de meest gerapporteerde periodes van verontreiniging en zijn aan gezondheidsproblemen gecorreleerd. Een bepaling van beide indicatoren in kustwateren en zoet water zal meer informatie opleveren en kan bijdragen tot een identificatie van de bronnen van verontreiniging. Desalniettemin blijft onderzoek naar virale indicatoren nodig. Bij de huidige stand van de kennis is het moeilijk een grenswaarde te bepalen voor Escherichia coli en intestinale enterokokken (waarbij geen schadelijke effecten worden waargenomen als deze niet wordt overschreden) en zal geen enkele gekozen grenswaarde in alle gevallen universeel geldig zijn. Het comité bevestigt overigens dat bij de huidige stand van de kennis de voorstellen van de Commissie in het juiste interval lijken te liggen, maar bij de vaststelling van waarden aan de hand van gegevens uit verschillende testmethodes kan een vraagteken worden geplaatst.

- Indicatororganismen moeten worden getest door middel van onderling gekalibreerde en gestandaardiseerde procedures zoals ISO/CEN-methodes.

- In het voorstel moet rekening worden gehouden met de uiteenlopende omstandigheden waaronder in Europa kan worden gebaad.

3.5. Verdere raadpleging van de lidstaten, de stakeholders, deskundigen, niet-gouvernementele organisaties en het grote publiek

Na de mededeling [22] heeft de Commissie een uitgebreide inspraakronde voor alle belanghebbende en betrokken partijen georganiseerd. Schriftelijk, via e-mail en via het internet maar ook tijdens specifieke bijeenkomsten zijn opmerkingen en suggesties ontvangen. Een van de hoogtepunten van de inspraakronde was een driedaagse conferentie over zwemwater tijdens de "Green week" in april 2000.

[22] COM(2000)860.

De belangrijkste conclusies van deze inspraakronde waren:

- algemene steun voor de ontwikkeling van een nieuwe zwemwaterrichtlijn;

- parameters en waarden op basis van de meest recente wetenschappelijke gegevens;

- samenhang met de nieuwe kaderrichtlijn inzake water ten aanzien van monitoring, beheersaanpak en verplichtingen alsmede participatie van het publiek;

- meer, betere en snellere voorlichting aan het publiek;

- verschillen van mening over het toepassingsgebied van een nieuwe zwemwaterrichtlijn: moeten bepaalde soorten recreatieve wateren (voor windsurfen enz.) al dan niet in het toepassingsgebied worden opgenomen?

Tussen juli 2001 en februari 2002 heeft de Commissie daarnaast vergaderingen van deskundigen georganiseerd met de lidstaten en de regio's, de stakeholders, niet-gouvernementele organisaties en de wetenschappelijke wereld. De aanvullende resultaten hiervan kunnen als volgt worden samengevat:

- Het toepassingsgebied van de richtlijn: veel lidstaten maken een voorbehoud ten aanzien van een uitbreiding van het toepassingsgebied van de richtlijn tot recreatieve wateren (voor windsurfen, kanoën enz.); dit voorbehoud houdt vooral verband met gevolgen voor de kosten.

- Parameters: algemene overeenstemming over een beperking van de keus tot een beperkt aantal microbiologische parameters; overeenstemming over de epidemiologische correlatie tussen de getalswaarden voor deze parameters en de daaraan verbonden risico's voor de gezondheid, zoals beschreven in hoofdstuk 4. De beschikbare epidemiologische correlatie zorgt voor een coherente basis. Overeenstemming dat de vaststelling van een toelaatbaar risico een politieke en geen wetenschappelijke beslissing is; de Commissie benadrukt in dit verband de noodzaak van een hoog beschermingsniveau (artikel 174 van het Verdrag).

- Beheersaanpak: overeenstemming dat in de richtlijn beginselen moeten worden vastgesteld maar dat de verdere details bij de uitvoering moeten worden geregeld. Algemene steun voor een brede participatie van de nationale instanties, de regionale en lokale instanties, de stakeholders, de niet-gouvernementele organisaties en de Commissie bij de uitvoering.

4. De hoofdlijnen van het voorstel voor een nieuwe zwemwaterrichtlijn

4.1. Het blijvend belang van het EU-beleid inzake zwemwater; samenhang met het zesde milieuactieprogramma

Het blijft belangrijk de burger te beschermen tegen de risico's van baden in water met een onvoldoende kwaliteit. Wateren houden zich niet aan bestuurlijke en politieke grenzen en ook de effecten van verontreiniging op deze wateren doen dit niet. Adequate maatregelen moeten worden gebaseerd op gemeenschappelijke kwaliteitsnormen die een hoog beschermingsniveau waarborgen (artikel 174 van het Verdrag). Terwijl het kader en de normen op coherente wijze op EU-niveau moeten worden geregeld, moet de aanpak ook voldoende flexibiliteit op lokaal en regionaal niveau mogelijk maken. Op dit niveau kunnen adequate en kosteneffectieve beheersmaatregelen worden genomen.

4.2. De samenhang met het EU-waterbeleid en met name de kaderrichtlijn inzake water

De EU heeft haar beleid voor waterbescherming onlangs grondig geherstructureerd. Een nieuwe zwemwaterrichtlijn moet voor samenhang met de kaderrichtlijn inzake water zorgen en een integraal onderdeel van dit beleid voor waterbescherming vormen. Deze aanpak wordt enerzijds in praktijk gebracht via bepalingen krachtens de kaderrichtlijn inzake water (wat als algemene doelstelling een "goede ecologische toestand" voor alle wateren met aanvullende doelstellingen voor zogenaamde "beschermde gebieden" zoals zwemwateren impliceert, in combinatie met beheersplannen voor rivierbekkens en maatregelenprogramma's als beheersinstrument) en anderzijds door voor de herziene zwemwaterrichtlijn parameters, maatregelen, beheersbenaderingen en termijnen te kiezen die verenigbaar zijn met die welke bij de werkzaamheden uit hoofde van de kaderrichtlijn worden toegepast.

4.3. Toepassingsgebied

De richtlijn van 1976 was vooral bedoeld om de kwaliteit van het water te verbeteren en zodoende de gezondheid te beschermen van de burgers die in natuurlijke wateren baden. In die tijd betekende baden vooral "zwemmen". In de afgelopen 25 jaar hebben zich veel sociale en technische veranderingen voorgedaan. Nieuwe wateractiviteiten hebben zich ontwikkeld, zoals surfen, windsurfen en kajakken. Bij al deze activiteiten komt het heel vaak voor dat mensen in het water vallen, kopje onder gaan en water inslikken. Dit geldt ook voor kanoën en kajakken op zoet water, vooral wanneer deze sport in familieverband wordt beoefend, d.w.z. door onervaren gebruikers die al gauw in het water vallen en kopje onder gaan.

Deze nieuwe vormen van recreatief watergebruik stellen ons voor significante uitdagingen. In de eerste plaats worden windsurfen en kajakken vaak op een behoorlijke afstand (1 km of meer) van de kust beoefend. Baden/zwemmen gebeurt daarentegen meestal binnen een afstand van 50 tot 100 meter. In de tweede plaats zijn beoefenaars van deze fysiek veeleisender sporten vaak bereid om naar plaatsen te gaan die niet geschikt zijn voor baden/zwemmen. In de derde plaats kunnen recreatieve watersporten met de ontwikkeling van nieuwe materialen nu gedurende een langere periode worden beoefend: veel langer dan het traditionele badseizoen. Ten slotte zijn sommige nieuwe vormen van recreatief watergebruik niet altijd verenigbaar met baden en zwemmen en moet een badzone dus in verschillende zones worden gesplitst.

In het licht van bovenstaande overwegingen is het legitiem om zich af te vragen of het momenteel aan baders geboden beschermingsniveau (qua waterkwaliteit en beheerspraktijk) moet worden uitgebreid tot personen die andere vormen van recreatief watergebruik beoefenen, ongeacht de locatie of de tijd van het jaar.

De Commissie is van mening dat het geen goede zaak zou zijn om de nieuwe vormen van recreatief watergebruik op te nemen in de definitie van zwemwater, aangezien dat voor de lidstaten zou inhouden dat zij de omvang van de verplichtingen inzake bescherming, monitoring en beheer van de waterkwaliteit, zowel fysiek als qua tijd, aanzienlijk zouden moeten uitbreiden.

De Commissie is echter wel van mening dat het een goede zaak zou zijn als de lidstaten de bescherming van personen die deze nieuwere watersporten beoefenen, zouden verbeteren. Daartoe moeten de lidstaten ervoor zorgen dat er relevante voorlichting aan het publiek wordt verstrek, waarbij duidelijk wordt aangegeven of monitoring van de waterkwaliteit en andere beheerspraktijken een gelijkwaardige bescherming voor de beoefenaars van deze sporten waarborgen. Dit zal gevolgen hebben voor de indeling (kwaliteitskeurmerk) van het zwemwater.

4.4. De parameters

De richtlijn van 1976 bevat 19 parameters, gebaseerd op de toen beschikbare achtergrond qua kennis en ervaring, de bestaande problemen met de waterkwaliteit en het feit dat de richtlijn een van de eerste elementen van de EU-waterwetgeving was. De Commissie stelt nu voor het aantal parameters drastisch te beperken van 19 parameters tot 2 essentiële microbiologische parameters in de nieuwe richtlijn, aangevuld met visuele inspectie (algenbloei, olie) en meting van de pH in zoet water.

Er zijn twee redenen voor deze drastische beperking in het voorstel: in de eerste plaats leidt een evaluatie van de monitoringresultaten en van de trends tot de conclusie dat microbiologische verontreiniging in verreweg de meeste gevallen de beperkende factor voor het bereiken van een goede zwemwaterkwaliteit is. In de tweede plaats wordt met de kaderrichtlijn inzake water een uitgebreid chemisch en biologisch monitoringsysteem voor alle wateren ingevoerd, met inbegrip van kustwateren, dat eind 2006 operationeel moet zijn.

In de richtlijn van 1976 werden er drie microbiologische parameters gemeten (totale colibacteriën, fecale colibacteriën en fecale streptokokken), maar bij de twee eerste parameters gaat het om dezelfde bacteriefamilie en met de derde (fecale streptokokken) werd alleen rekening gehouden als richtwaarde voor een betere kwaliteit.

De twee fecale indicatorparameters die in de herziene richtlijn worden opgenomen, zijn intestinale enterokokken (IE) en Escherichia coli (EC), die de best beschikbare koppeling opleveren tussen de fecale verontreiniging en gezondheidseffecten in recreatieve wateren. De keuze van de microbiologische parameters en de waarden is gebaseerd op de beschikbare wetenschappelijke gegevens uit epidemiologisch onderzoek [23].

[23] Instituut voor algemene en milieuhygiëne van de universiteit van Tübingen (DE) (2000,2001), Wereldgezondheids organisatie (Farnham-rapport) (2001), Institut de Veille Sanitaire (F) (2001), Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu (NL) (1997).

Het is derhalve duidelijk dat de drastische vermindering van het aantal parameters in de nieuwe zwemwaterrichtlijn voor een aanzienlijke kostenbesparing zal zorgen en dubbel werk zal voorkomen maar toch geen enkele verlaging van het beschermingsniveau voor de burger tot gevolg zal hebben.

4.5. Parameterwaarden

Tijdens een epidemiologisch onderzoek van de WHO [24] is het verband onderzocht tussen de mate van microbiologische verontreiniging (op basis van intestinale enterokokken (IE) als parameter) en het aantal ziektegevallen bij mensen die in dit verontreinigde water baden. De WHO heeft een risico van 1% op het oplopen van een ziekte door baden gedefinieerd als "een ziektetoename van één incidentie per 100 blootstellingen" in vergelijking met niet-baders.

[24] Uitgevoerd in het VK van 1989 tot 1992 (Kay et al., 1994).

De dosis/respons-relatie tussen het verontreinigingsrisico en de 95-percentielwaarde van de IE-indicator voor het oplopen van gastro-enteritis en AFRI [25] door baden in microbiologisch verontreinigd water wordt weergegeven in de volgende grafiek:

[25] Acute ademhalingsstoornis met koorts ("Acute febrile respiratory illness") (Fleisher, 1996).

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Bij een aselect epidemiologisch onderzoek naar gezondheidsrisico's ten gevolge van het baden in Duitse zoetwater-badzones [26] met hetzelfde protocol is het WHO-onderzoek met IE bevestigd en is gebleken dat een EC/IE-verhouding van 2 tot 3 een adequate afspiegeling van gelijke risico's zou zijn.

[26] Uitgevoerd door Wiedenmann et al. (2000,2001).

Op basis van de meest recente studies en rekening houdend met de Verdragsverplichting om een hoog beschermingsniveau te waarborgen, stelt de Commissie met betrekking tot de concentratie van intestinale enterokokken en Escherichia coli in zwemwater een juridisch bindende waarde voor "goede kwaliteit" en een richtwaarde voor "uitstekende kwaliteit" voor, overeenkomstig de onderstaande tabel.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4.6. Overwegingen in verband met gezondheidsrisico's

De voorgestelde normen komen overeen met een risico van 5% (norm voor "goede kwaliteit") en 3% voor het oplopen van gastro-enteritis en een risico van 2,5% (norm voor "goede kwaliteit") en 1% voor het oplopen van AFRI.

Deze cijfers komen overeen met het meest recente WHO-onderzoek [27]. Daarnaast is het deskundig advies van het Wetenschappelijk Comité voor de toxiciteit, de ecotoxiciteit en het milieu (WCTEM) ingewonnen en dit comité heeft met beide parameters ingestemd. Het comité was van oordeel dat de waarden die werden voorgesteld in de mededeling over de zwemwaterkwaliteit [28] binnen een aanvaardbaar bereik leken te liggen, hoewel er op basis van de beschikbare gegevens geen wetenschappelijk betrouwbare grenswaarden konden worden vastgesteld. Desalniettemin kan het risico alarmerend hoog lijken. Er zijn geen ouders die hun kind rustig zouden laten baden als er een infectiekans van 1 op 20 was. Bovengenoemde risicocijfers zijn echter gebaseerd op een herhaalde blootstelling aan concentraties verontreinigingen die overeenkomen met de normen voor "goede kwaliteit". In werkelijkheid zal de kwaliteit van het zwemwater in veel gevallen "uitstekend" of beter zijn en het bereiken van de norm voor "uitstekende kwaliteit" zal een duidelijk positief punt voor het betrokken zwemwater zijn. Bovendien zullen de risiconiveaus nog verder worden verlaagd door afdoende voorlichting aan de burger op of in de buurt van het strand en de op basis van zowel het profiel voor het specifieke zwemwater als de resultaten van monitoring genomen beheersmaatregelen.

[27] Uitgevoerd in het VK van 1989 tot 1992 (Kay et al., 1994).

[28] In COM(2000) 860 werden 50 IE en 400 EC genoemd.

Een vergelijkende beoordeling van de oude en nieuwe normen heeft de volgende conclusies opgeleverd: zwemwater dat aan de richtwaarden van de richtlijn van 1976 voldoet, levert een risico op gastro-enteritis van 5% op, en zwemwater dat alleen aan de verplichte normen voldoet een risico van ongeveer 12% tot 15%. De meeste zwemwateren voldoen aan de richtwaarden van de richtlijn van 1976 (meer dan 85% van de zones aan de kust en meer dan 70% van de zones in zoetwater).

4.7. Monitoring van zwemwater

De lidstaten hebben in het kader van de zwemwaterrichtlijn van 1976 een ruime ervaring opgebouwd met de monitoring van het zwemwater, die nu bovendien wordt aangevuld door de toepassing van de richtlijn inzake stedelijk afvalwater, de Nitraatrichtlijn en de kaderrichtlijn Water. Er zullen monitoringpunten worden opgezet bij de bepaling van het zwemwaterprofiel op plaatsen die representatief zijn voor de waterkwaliteit waaraan baders worden blootgesteld.

Er zal enige flexibiliteit voor de monitoringfrequentie moeten zijn, zodat de monsterneming van zwemwater zonder grote problemen kan worden beperkt en de monitoring van "probleemwater" met de normale frequentie kan worden uitgevoerd, met name om voor een snelle en afdoende voorlichting aan de burger te zorgen. Daarnaast moet er door maatregelen voor kwaliteitsborging naar worden gestreefd op betrouwbare wijze een deugdelijke basis te verkrijgen voor de voorlichting van het publiek en beheersmaatregelen wanneer dit nodig is.

4.8. Normen voor de behandeling van monsters

Bij de vaststelling van grenswaarden op basis van verschillende testmethodes kan een vraagteken worden geplaatst. Bij de normen voor de parameterwaarden horen geharmoniseerde methodes voor de behandeling van de monsters. De resultaten van de microbiologische analyse kunnen worden beïnvloed door de manier waarop het monster wordt genomen en de manier waarop de opslag en het vervoer worden georganiseerd. Om te komen tot een maximale vergelijkbaarheid van de analyses die in de verschillende lidstaten worden uitgevoerd, is het dan ook wenselijk dat richtsnoeren voor de behandeling van monsters worden vastgesteld. Het is de bedoeling dat deze worden aangepast aan nieuwe ISO/CEN-normen [29], waaraan momenteel wordt gewerkt.

[29] (ISO 19458), nog niet aangekondigd maar verwacht in 2004.

4.9. Van monsterneming en monitoring tot een adequaat beheer van ons zwemwater

Het beheer van de zwemwaterkwaliteit moet meer omvatten dan alleen monsterneming en monitoring. In de voorgestelde herziening krijgen instanties een belangrijke taak bij de ontwikkeling van zwemwaterprofielen, het identificeren van potentiële bronnen van verontreiniging (en de nodige remediërende maatregelen), het verzamelen, analyseren en interpreteren van gegevens over de waterkwaliteit en het verstrekken van informatie aan het publiek. Ook moeten de instanties kunnen ingrijpen bij noodsituaties en met name het publiek kunnen informeren wanneer baden niet raadzaam is.

4.10. Van getalsmatige 'overeenstemming' naar beheergestuurde conformiteit

Aan het eind van elk badseizoen vindt een beoordeling plaats van de controlegegevens die de laatste drie jaar zijn verzameld, zoals nader wordt uiteengezet in bijlage I. Afhankelijk van de uitkomst van de berekening wordt zwemwater ingedeeld (zie bijlage II) als "slecht", "goed" of "uitstekend". De classificatie "uitstekend" kan alleen worden verkregen als de kwaliteit in overeenstemming is met de in de richtlijn vastgestelde normen en als voor de beheermaatregelen rekening is gehouden met de vormen van waterrecreatie die in het betreffende zwemwater worden beoefend.

Om te voldoen aan de conformiteitsvoorwaarden van de richtlijn moet zwemwater minimaal als "goed" zijn ingedeeld en moeten alle parameters volledig worden gemonitord. Als een indeling als "goed" niet wordt gehaald, wordt het zwemwater toch beschouwd als zijnde in overeenstemming met de richtlijn, op voorwaarde dat de nodige beheermaatregelen zijn genomen om de waterkwaliteit binnen drie jaar met de normen in overeenstemming te brengen. Daarnaast moeten maatregelen worden genomen om het publiek te informeren en blootstelling van de mens aan verontreiniging te voorkomen.

4.11. Het belang van onderzoek en technische ontwikkeling

Onderzoek en technische ontwikkeling hebben in het verleden bijgedragen tot meer kennis en inzicht, met name op het gebied van epidemiologische correlaties. Tevens moet er op dit gebied worden doorgewerkt aan de verdere ontwikkeling van parameters en analysemethoden die voor een nog hogere betrouwbaarheid en snellere en minder dure resultaten zorgen en moeten ook nieuwe uitdagingen inzake de waterkwaliteit worden aangepakt. Er wordt met name gewerkt aan onderzoek naar methoden voor virusdetectie. Verdere activiteiten binnen de EU-onderzoekprogramma's [30] zullen hiertoe bijdragen, zodat de richtlijn aan de vorderingen van wetenschap en techniek kan worden aangepast.

[30] Voorstel van de Commissie voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het meerjarenkaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese Onderzoekruimte van 21 februari 2001, COM(2001) 94 def.

4.12. Regelgevend comité

Een regelgevend comité zal de Commissie waar nodig bijstaan bij aanpassingen aan de vorderingen van wetenschap en techniek. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om nieuwe parameters die voor eenzelfde beschermingsniveau zorgen en nog betrouwbaarder en minder duur zijn dan de huidige, analysemethoden of de ontwikkeling van richtsnoeren voor bepaalde uitvoeringsaspecten.

4.13. Participatie bij de ontwikkeling en uitvoering van de richtlijn - een voorbeeld van goede Europese governance; subsidiariteit

De Commissie heeft bij de ontwikkeling van het voorstel voor herziening van de zwemwaterrichtlijn uitgebreid overleg gevoerd met alle belanghebbende en betrokken partijen. Deze aanpak moet niet alleen bij de ontwikkeling, maar ook bij de uitvoering van EU-milieuwetgeving worden gehanteerd. Bij de uitvoering moeten niet alleen de lidstaten en de Commissie worden betrokken, maar vooral lokale en regionale instanties, handhavingsinstanties, stakeholders, NGO's en de wetenschappelijke wereld. Deze initiatieven moeten opnieuw een voorbeeld geven van goede Europese governance, zoals geschetst in het witboek van de Commissie van juli 2001 [31].

[31] Witboek van de Commissie over "Goede Europese governance" van 25 juli 2001, COM(2001) 428 def.

De nieuwe zwemwaterrichtlijn zal voor samenhangende taken zorgen, gedeeld tussen de EU en de lidstaten en hun regio's. Er moeten coherente doelstellingen inzake milieu en gezondheid op EU-niveau worden geformuleerd, alsmede vergelijkbare methoden voor bemonstering, analyse en evaluatie, waarbij er toch wordt gezorgd voor flexibiliteit bij aspecten als de monitoringfrequentie of beheersmaatregelen om problemen bij de kwaliteit van het zwemwater aan te pakken, rekening houdend met de lokale en regionale situatie en een optimaal gebruik makend van in de desbetreffende regio beschikbare kennis en ervaring.

5. Rechtsgrondslag

De Commissie baseert haar voorstel op artikel 175, lid 1, van het Verdrag.

6. Evaluatie van de gevolgen voor de economie en het bedrijfsleven

Het EU-zwemwaterbeleid heeft in het verleden op basis van de richtlijn van 1976 belangrijke resultaten opgeleverd, zowel voor de bevordering van het toerisme als voor de verbetering van de waterkwaliteit. In veel regio's heeft een goede kwaliteit van het zwemwater een belangrijke rol gespeeld bij de bevordering van het toerisme; dit blijkt ook uit de enorme belangstelling van het publiek en de media voor het jaarlijkse verslag van de Commissie over het zwemwater. Het streven naar een betere bescherming van water heeft echter tevens kosten met zich meegebracht voor de verbetering van de infrastructuur voor de zuivering van afvalwater.

Er is in Europa maar weinig specifiek onderzoek gedaan met een uitgebreide economische evaluatie van de veranderingen in de kwaliteit van het zwemwater, maar er zijn wel verschillende studies verricht naar de economische aspecten die gedeeltelijk verband houden met de verbetering van de waterkwaliteit. Uit onderzoek blijkt het economische belang van verbeteringen in de kwaliteit van het zwemwater voor specifieke regio's en badzones en voor specifieke economische sectoren en bedrijven. Globaal leidt een verbetering van de kwaliteit van het zwemwater tot minder gevaren voor de gezondheid van de mens en behandelingskosten, een stijging van de omzet in bepaalde economische sectoren (vooral het toerisme maar ook de visserij), een stijging van de waarde van onroerend goed en de economische waarde van grond en bepaalde niet in geld uit te drukken effecten, zoals een verhoging van esthetische en culturele waarden. Ter illustratie:

- In een studie van GESAMP [32]/WHO [33] - op basis van globale ramingen van het aantal badende toeristen wereldwijd en WHO-ramingen betreffende de relatieve risico's bij verschillende besmettingsniveaus - wordt geraamd dat baden in verontreinigd zeewater jaarlijks zo'n 250 miljoen gevallen van gastro-enteritis en ziekten van de bovenste luchtwegen veroorzaakt. Een deel van deze personen zal daar op termijn een blijvende handicap aan overhouden. Het totale effect kan worden gemeten door het aantal gezonde levensjaren dat verloren gaat door ziekte, handicaps en overlijden bij elkaar op te tellen met gebruikmaking van de nieuwe, door de WHO en de Wereldbank ontwikkelde DALY-methode (Disability Adjusted Life Year). Daaruit blijkt dat ziekte als gevolg van baden in zee wereldwijd circa 400.000 DALY's kost, wat vergelijkbaar is met het wereldwijde effect van difterie en lepra. Dit kost de samenleving wereldwijd jaarlijks naar schatting USD 1,6 miljard.

[32] GESAMP is een advieslichaam van gespecialiseerde deskundigen, die benoemd zijn door de sponsors (IMO, FAO, UNESCO-IOC, WMO, WHO, IAEA, VN, UNEP).

[33] A Sea of Troubles, ISBN 82-7701-010-9

- Studies voor de Opaalkust in het rivierbekken Artois-Picardie [34] in Frankrijk hebben becijferd dat de toeristische sector een economisch verlies van 300 tot 500 miljoen euro per jaar zou lijden als de kwaliteit van het zwemwater achteruit zou gaan. Deze economische verliezen kunnen worden vergeleken met de investeringen van in totaal 150 miljoen euro in riolering en afvalwaterzuivering van de afgelopen tien jaar om de huidige kwaliteit van het zwemwater te bereiken.

[34] Agence de l'Eau Artois-Picardie: Qualité de l'eau, tourisme et activités récréatives: la recherche d'un développement durable (1997).

- In een studie voor het eiland Rhodos [35] in Griekenland wordt geraamd wat de algehele baten zijn wanneer wordt voorkomen dat het kustmilieu door een steeds sterkere druk door het toerisme verslechtert. In totaal zou dit leiden tot baten (voorkomen schadeposten) van 15 miljoen euro per jaar of 3% van het BBP van het eiland.

[35] Constantinides, G. 1993: Costs and benefits of measures for the reduction of degradation of the environment from land based sources of pollution in coastal areas. Case study of the Island of Rhodes.

- Studies in het Verenigd Koninkrijk [36] hebben voor verscheidene locaties bepaald hoeveel de mensen bereid zijn te betalen voor de verlaging van het ziekterisico door herziening van de huidige zwemwaterrichtlijn. Volgens de ramingen zouden de mensen gemiddeld bereid zijn EUR 25-45 per jaar te betalen.

[36] Georgiou, S. et al. 2000: Coastal bathing water health risks: developing a means of assessing the adequacy of proposals to amend the 1976 EC Directive. Risk Decision and Policy, vol.5, blz. 49-68.

Bij de voorbereiding van het voorstel voor de herziening van de zwemwaterrichtlijn heeft de Commissie in 2001 opdracht gegeven voor een economisch onderzoek [37] . Voor het onderzoek zijn casestudies gekozen in verschillende regio's met uiteenlopende omstandigheden:

[37] Europese Commissie. Economische evaluatie van Richtlijn 76/160/EEG inzake de kwaliteit van het zwemwater en de herziening daarvan. Uitgevoerd door WRC in opdracht van DG Milieu van de Europese Commissie in 2001 en 2002. Deze studie kan worden geraadpleegd op http://forum.europa.eu.int en http://forum.europa.eu.int/Public/irc/env/Home/main (registratie verplicht).

- kustwateren en zoet water;

- wateren in het noorden en in het zuiden;

- wateren met veel en met weinig toerisme.

Het onderzoek is in samenwerking met de lidstaten en de regionale en lokale instanties uitgevoerd, waarbij de nadruk lag op de volgende casestudies:

- de kust van Fylde in Engeland (Verenigd Koninkrijk),

- de omgeving van Barcelona in de regio Catalonië (Spanje),

- de rivier Célé in de regio Aquitaine (Frankrijk) en

- de kust van Ayrshire in Schotland (Verenigd Koninkrijk).

De resultaten van de casestudies leiden tot de conclusie dat strengere kwaliteitsnormen dan de huidige voor de meeste locaties haalbaar zijn tegen lagere kosten dan de verwachte baten. Gelet op het belang van toerisme bij de bepaling van de baten zullen de baten hoger zijn waar toerisme belangrijk is, zelfs bij zeer strenge normen.

In gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid en/of met gecombineerde riooloverstort [38] in de onmiddellijke nabijheid van zwemwater, zijn in de eerste plaats verbeterde opslagfaciliteiten en uitgebreide behandeling van stedelijk afvalwater noodzakelijke maatregelen. In stroomgebieden met aanzienlijke effecten van diffuse verontreiniging zal de toepassing van codes voor goede landbouwpraktijk (overeenkomstig de bestaande wetgeving) al helpen bij een verbetering van de kwaliteit van het zwemwater.

[38] Gecombineerde riooloverstort is een overstort in een rivier of zee (of een ander ontvangend waterlichaam) van een rioolsysteem dat bedoeld is om zowel regenwater als afvalwater op te vangen, als gevolg van weersomstandigheden zoals hevige regenval.

In een beperkt aantal gevallen, waar drastische ingrepen en oplossingen nodig zijn en waar het aantal bezoekers van de badzones heel laag is (en derhalve de baten laag zijn), kunnen er bepaalde problemen blijven bestaan.

Deze algemene conclusies kunnen met de volgende voorbeelden worden geïllustreerd:

- Voor de omgeving van Barcelona (Spanje), waar het toerisme een belangrijk deel van de economie uitmaakt, zijn de baten bij alle geteste scenario's hoger dan de kosten. De baten worden bijvoorbeeld geraamd op EUR 12 per bezoeker per seizoen, terwijl de eraan verbonden kosten op EUR 4 per bezoeker per seizoen bedragen, bij een norm die wordt vastgesteld op 200 FS [39] waarbij 95% van de monsters aan de norm voldoet.

[39] De studie werd uitgevoerd voor FS (fecale streptokokken), die equivalent zijn met IE (intestinale enterokokken)

- Voor de kust van Fylde (Engeland) liggen de geraamde baten per seizoenbezoek hoger dan de kosten bij een norm van 500 FS (bij 95% van de monsters), maar lager dan de baten per persoon bij de norm van 200 FS (bij 95% van de monsters). In de praktijk zullen er echter maatregelen noodzakelijk zijn om de effecten van diffuse verontreiniging uit de landbouw te reduceren in verband met de Kaderrichtlijn Water, de richtlijn Stedelijk Afvalwater, de Nitraatrichtlijn en de richtlijn Schelpdierwater [40]. Een verlaging van parameterwaarden voor deze richtlijnen zal een gunstig effect hebben op fecale besmetting. Deze maatregelen kunnen de totale kosten van de bestrijding van diffuse verontreiniging in het kader van de Zwemwaterrichtlijn omlaag brengen.

[40] "Costing of the Revision to the Bathing Water Directive" , rapport opgesteld door DEFRA, VK, mei 2002

- In Ayrshire, waar minder baders komen, liggen de kosten per seizoen boven de baten. Hier is het grote probleem dat substantiële inspanningen noodzakelijk zijn om aan de kwaliteitseisen van de huidige Zwemwaterrichtlijn te voldoen.

- In de streek van de rivier de Célé brengt de norm van 200 FS (bij 95% van de monsters) geen kosten met zich mee, terwijl er beperkte kosten verbonden zijn aan de inspanningen om de stringentste norm van 40 FS (bij 95% van de monsters) te halen.

- Bij een vergelijking van de casestudies blijkt dat er in de verschillende badzones een breed scala van maatregelen zou moeten worden overwogen om tot strengere kwaliteitsnormen voor het zwemwater te komen en de belangrijkste bronnen van verontreiniging aan te pakken. Deze variëren van de meer klassieke maatregelen, zoals een uitbreiding van de overstort-opslag in Barcelona (Spanje) of een uitbreiding van het rioleringssysteem om 100% van de bevolking aan te sluiten in de streek van de rivier de Célé (Frankrijk), tot de verwijdering van dieren uit zoutmoerassen aan de kust van Fylde (Engeland) of de ontwikkeling van netwerkopslag voor de drainage van weidegebieden in het Ayrshire-stroomgebied (Schotland).

Het onderzoek illustreert ook de effecten van het voorstel op de monitoringkosten. De huidige monitoringkosten voor de zwemwaterrichtlijn van 1976 zijn geraamd op 15 miljoen euro per jaar. De kosten van monitoring en beheer zullen op korte termijn waarschijnlijk stijgen doordat de monsternemingsfrequentie moet worden opgevoerd. Op langere termijn zal de herziening van de richtlijn echter tot een kleine daling van de monitoringkosten leiden naarmate de badzones schoner worden en de monitoringfrequentie afneemt.

De resultaten van de kosten/batenanalyse wijzen erop dat bij een aantal bestaande badstranden het water hoe dan ook niet aan de voorgestelde normen kan voldoen als gevolg van aan de locatie inherente natuurlijke bacteriologische verontreiniging (bijvoorbeeld door vogels). Het is duidelijk dat de voorgestelde regelgeving ertoe kan leiden dat die stranden door de lidstaten als "slecht" worden ingedeeld of zelfs van de lijst van zwemwateren worden afgevoerd.

De zwemwaterprofielen zullen tot nieuwe aanloop- en onderhoudskosten leiden die worden geraamd op 13 miljoen euro per jaar. Er wordt echter verwacht dat de lidstaten zullen zorgen voor een optimale integratie en synergie tussen de ontwikkeling van strandprofielen en de analyse van effecten en druk, zoals voor 2004 vereist krachtens de kaderrichtlijn inzake water, en de beheersplannen voor rivierbekkens in 2008-2009. De extra kosten ten gevolge van de ontwikkeling van strandprofielen zullen tot een minimum beperkt blijven. De totale kosten voor monitoring en strandprofielen zullen heel laag blijven in vergelijking met de kosten van maatregelen die nodig zijn voor de verbetering van de kwaliteit van het zwemwater.

Het is niet mogelijk gebleken een volledige kosten/batenanalyse uit te voeren van de gevolgen van de voorgestelde regelgeving voor de EU als geheel. De regering van het Verenigd Koninkrijk heeft echter onlangs twee studies gepubliceerd die uitgebreidere kosten/batenramingen bevatten voor 470 stranden in het VK. De conclusie van de batenanalyse, die gebaseerd was op een enquête naar de bereidheid van het publiek om extra te betalen, was dat er sprake was van baten in de sfeer van de belevingswaarde in de orde van £60 miljoen en van gezondheidsbaten ten bedrage van £62 miljoen, dus in totaal £122 miljoen. In de studie werden de kosten voor de uitvoering van de voorgestelde norm van 200 FS (95%) berekend op circa £250 miljoen per jaar [41]. Een aanzienlijk deel van deze geraamde kosten heeft echter betrekking op maatregelen ter vermindering van diffuse verontreiniging door de landbouw. Het rapport vermeldt dat de geraamde kosten met betrekking tot de verontreiniging door de landbouw weinig betrouwbaar worden geacht. Voorts worden deze kostenramingen in het rapport aangemerkt als "conservatieve overschattingen".

[41] Berekend op basis van de discontovoet van de UK Treasury van 6% : de huidige nettokosten van de normen bedragen respectievelijk £9,7 miljoen en £3500 miljoen.

2002/0254 (COD)

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de kwaliteit van het zwemwater

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie [42],

[42] PB C ... van ..., blz. ...

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [43],

[43] PB C ... van ..., blz. ...

Gezien het advies van het Comité van de Regio's [44],

[44] PB C ... van ..., blz. ...

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag [45],

[45] PB C ... van ..., blz. ...

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Voortbouwend op de mededeling van de Commissie over duurzame ontwikkeling [46] heeft de Europese Raad doelstellingen geformuleerd als algemene richtsnoeren voor de toekomstige ontwikkeling op prioritaire gebieden zoals "volksgezondheid" en "natuurlijke hulpbronnen".

[46] COM(2001) 264.

(2) Water is een schaarse natuurlijke hulpbron die als zodanig moet worden beschermd, behoed en behandeld. Met name oppervlaktewateren zijn hernieuwbare bronnen met een beperkt vermogen om te herstellen van de schadelijke effecten van menselijke activiteiten.

(3) Het beleid van de EU ten aanzien van het milieu moet gericht zijn op een hoog beschermingsniveau en bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen voor het behoud, de bescherming en de verbetering van de kwaliteit van het milieu en de bescherming van de gezondheid van de mens.

(4) Het onverminderde belang van het Europees beleid ten aanzien van het zwemwater blijkt elk badseizoen opnieuw uit het feit dat het publiek bescherming wordt geboden tegen incidentele en chronische verontreiniging als gevolg van lozingen in of bij Europese badzones, en uit het feit dat de algehele kwaliteit van het zwemwater sinds de inwerkingtreding van Richtlijn 76/160/EEG van 8 december 1975 betreffende de kwaliteit van het zwemwater [47] aanzienlijk is verbeterd. De richtlijn is evenwel gebaseerd op de stand van de kennis en de ervaring in het begin van de jaren zeventig. Het recreatieve watergebruik is structureel veranderd, evenals de stand van de wetenschappelijke en technische kennis.

[47] Richtlijn 76/160/EEG van de Raad van 8 december 1975 betreffende de kwaliteit van het zwemwater, PB L 31 van 5.2.1976, blz. 1. De richtlijn is laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/692/EEG (PB L 377 van 31.12.1991, blz. 48)

(5) In december 2000 heeft de Commissie een mededeling aan het Europees Parlement en de Raad over de ontwikkeling van een nieuw zwemwaterbeleid [48] goedgekeurd en een breed overleg op gang gebracht met alle belanghebbende en betrokken partijen. Het belangrijkste resultaat van dit overleg was algemene steun voor de ontwikkeling van een nieuwe zwemwaterrichtlijn op basis van de meest recente wetenschappelijke gegevens en met meer aandacht voor een bredere publieksparticipatie.

[48] COM(2000) 860 def.

(6) In Besluit [3618/1/02] van het Europees Parlement en de Raad van 3 mei 2002 tot vaststelling van het zesde milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap, is de toezegging opgenomen dat de Commissie zou komen met een voorstel voor een herziening van Richtlijn 76/160/EEG.

(7) In het kader van deze richtlijn moet gebruik worden gemaakt van wetenschappelijke gegevens bij de implementatie van de betrouwbaarste indicatorparameters om bacteriologische gezondheidsrisico's te voorspellen en een hoog beschermingsniveau te bereiken.

(8) Teneinde de doelmatigheid en een verstandig gebruik van hulpbronnen te verbeteren, dient deze richtlijn nauw te worden gecoördineerd met andere communautaire wetgeving op het gebied van water, zoals Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid [49], Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater [50] en Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen [51].

[49] PB L 327 van 22.12.2000, p. 1. Directive as amended by Decision No 2455/2001/EC (PB L 331, 15.12.2001, blz.1).

[50] PB L 135 van 30.5.1991, p. 40. Directive as last amended by Commission Directive 98/15/EC (PB L 67 , 7.3.1998, blz. 29).

[51] PB L 375 van 31.12.1991, blz. 1.

(9) In de gemeenschap van belanghebbenden moet goede informatie over de voorgenomen maatregelen en de voortgang van de implementatie worden verspreid. Er moet gebruik worden gemaakt van nieuwe technologieën waarmee het publiek doelmatig en op vergelijkbare* wijze kan worden voorgelicht over het zwemwater in de gehele Gemeenschap.

(10) In deze richtlijn moet rekening worden gehouden met nieuwe vormen van waterrecreatie die als gevolg van maatschappelijke veranderingen en het gebruik van nieuwe sportmaterialen en -uitrusting door een groter publiek worden beoefend.

(11) Voor de controle moeten geharmoniseerde analysemethoden en -praktijken worden toegepast. Om een realistische indeling van zwemwater te verkrijgen, is observatie en kwaliteitsbeoordeling over een langere periode noodzakelijk. De controles en de frequentie moeten op hun beurt gerelateerd zijn aan de voorgeschiedenis en de indeling van het zwemwater, waarbij de nadruk moet liggen op zwemwater waar zich risico's kunnen voordoen. De conformiteit moet een zaak zijn van adequate beheersmaatregelen en kwaliteitsborging en niet uitsluitend van metingen en berekeningen. Tegelijkertijd moet bijzondere aandacht worden besteed aan de inachtneming van kwaliteitsnormen en een samenhangende overgang van Richtlijn 76/160/EEG naar de nieuwe richtlijn.

(12) Om het publiek tijdig te beschermen tegen en te informeren over uitzonderlijke gebeurtenissen zoals overstromingen of defecten in de infrastructuur, moeten rampenplannen worden ontwikkeld, met inbegrip van systemen voor vroegtijdige waarschuwing.

(13) In het VN/ECE-Verdrag inzake toegang tot informatie, inspraak door de bevolking en mogelijkheid verhaal in milieuzaken (Verdrag van Aarhus [52]), wordt "milieu-informatie" gerelateerd aan de gezondheid en de veiligheid van de mens, en "sociaal-economische factoren" aan besluitvorming op milieugebied. Deze richtlijn moet in overeenstemming zijn met Richtlijn [53] [.../.../...] van het Europees Parlement en de Raad van [...] inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie [54].

[52] UNITED NATIONS, ECONOMIC COMMISSION FOR EUROPE, Fourth Ministerial Conference, "Environment for Europe", Aarhus, Denmark, 23-25 June 1998, ECE/CEP/43

[53] Tweede lezing, mei 2002

[54] COM(2000) 402.

(14) De maatregelen die noodzakelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [55].

[55] PB C 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(15) Aangezien de doelstellingen van de voorgestelde maatregel, namelijk het bereiken van een goede zwemwaterkwaliteit een hoog beschermingsniveau in de gehele Gemeenschap, bij gebrek aan gemeenschappelijke normen niet in voldoende mate door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter op communautair niveau kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen nemen, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel als neergelegd in artikel 5 van het Verdrag. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde proportionaliteitsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(16) Richtlijn 76/160/EEG dient te worden ingetrokken.

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Doelstellingen

Met het oog op het behoud, de bescherming en de verbetering van de kwaliteit van het milieu en de bescherming van de menselijke gezondheid, worden in deze richtlijn bepalingen neergelegd met betrekking tot de monitoring en de indeling van de zwemwaterkwaliteit alsmede de verstrekking van informatie daarover aan het publiek.

Deze richtlijn vormt een aanvulling op de doelstellingen en de maatregelen van Richtlijn 2000/60/EG, met bijzondere nadruk op het milieu en de gezondheid.

Artikel 2

Toepassingsgebied

Deze richtlijn is van toepassing op alle zwemwateren, met uitzondering van:

(1) water dat voor therapeutische doeleinden wordt gebruikt;

(2) water dat in zwembaden en gezondheidsbaden wordt gebruikt;

(3) ingesloten wateren die worden behandeld;

(4) wateren in ingesloten oppervlaktewateren, die kunstmatig zijn gecreëerd en niet in verbinding staan met natuurlijk water zoals grondwater, oppervlaktewater of kustwater.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:

(1) "Zwemwater": alle stromende en stilstaande binnenlandse oppervlaktewateren, overgangswater en kustwateren (of delen daarvan) waar:

(a) zwemmen niet verboden is en traditioneel door een groot aantal baders wordt beoefend, of

(b) zwemmen door publieke instanties of vanwege commerciële belangen actief wordt bevorderd.

(2) "Badseizoen": de periode waarin, gelet op de plaatselijke gebruiken en plaatselijke voorschriften en rekening houdend met de klimatologische en topologische omstandigheden, baders kunnen worden verwacht.

(3) "Beheermaatregelen": de volgende maatregelen die worden genomen met betrekking tot zwemwater :

(a) vaststelling en onderhoud van een zwemwaterprofiel;

(b) vaststelling van een tijdschema voor monitoring;

(c) monitoring van het zwemwater;

(d) beoordeling van de zwemwaterkwaliteit;

(e) indeling van het zwemwater;

(f) beoordeling van de gevaren van bronnen van verontreiniging;

(g) opzetten van rampenplannen en bewakingssystemen;

(h) verstrekken van informatie over de zwemwaterkwaliteit aan het publiek;

(i) uitvoeren van maatregelen om blootstelling van mensen aan verontreiniging te voorkomen;

(j) uitvoeren van maatregelen om het gevaar van verontreiniging en besmetting te beperken.

(4) "Andere recreatieve activiteiten": die activiteiten waarbij instrumenten worden gebruikt om zich over het water te bewegen en waarbij een significant risico bestaat dat water wordt ingeslikt, zoals surfen, windsurfen en kajakken.

(5) "Overgangswater" en "kustwateren" hebben dezelfde betekenis als in het kader van Richtlijn 2000/60/EG.

(6) "Noodtoestand": een uitzonderlijke situatie die van invloed is op de waterkwaliteit en die niet het gevolg is van normale weersomstandigheden zoals regenval of veranderingen in het debiet* (river flow) die in de regel eens in de vijf jaar optreden.

(7) "Reeks waterkwaliteitsgegevens": de verzameling van door monitoring verkregen gegevens.

(8) "Zwemwaterkwaliteitbeoordeling": het proces van de beoordeling van de zwemwaterkwaliteit, volgens de in bijlage I en bijlage II omschreven berekeningsmethode.

Artikel 4

Kwaliteitstoestand

1. De lidstaten zorgen ervoor dat alle zwemwateren een "goede kwaliteit" bereiken, op basis van waarden voor de microbiologische parameters die niet minder stringent dan die welke voor de parameters 1 en 2 in kolom C van bijlage I worden genoemd, en die gebaseerd zijn op een beoordeling en berekening volgens de in bijlage II beschreven methode.

2. De lidstaten bevorderen, door middel van maatregelen die zij noodzakelijk achten, het bereiken van kwaliteitsnormen die in overeenstemming zijn met die welke in kolom B, "uitstekende kwaliteit", van bijlage I worden genoemd, en die gebaseerd zijn op een beoordeling en berekening volgens de in bijlage II beschreven methode.

Artikel 5

Lijst van zwemwateren

1. Binnen twee jaar na inwerkingtreding van deze richtlijn, stellen de lidstaten een lijst van wateren op die als zwemwateren zijn aangewezen.

2. De lijst wordt jaarlijks herzien en bijgewerkt, waarbij rekening wordt gehouden met:

(a) nieuw aangewezen zwemwateren;

(b) wateren die van de lijst zijn afgevoerd omdat zij niet langer voldeden aan de vereisten om als zwemwater te worden aangewezen.

3. De lidstaten maken de in lid 1 genoemde lijst ieder jaar voor het begin van het badseizoen aan de Commissie en aan het publiek bekend. Tegelijkertijd delen zij aan de Commissie en aan het publiek mee welke veranderingen er in de lijst zijn aangebracht, en om welke redenen zwemwateren van de lijst zijn verwijderd.

De redenen waarom zwemwateren van de lijst zijn verwijderd kunnen veranderingen in gewoonten, veranderingen in samenstelling en gebruik van zwemgebieden en veranderingen in de topografische omstandigheden van de badzone betreffen.

Artikel 6

Zwemwaterprofiel

1. De lidstaten zorgen ervoor dat een zwemwaterprofiel wordt opgesteld voor elk zwemwater overeenkomstig bijlage 3. Het eerste zwemwaterprofiel wordt opgesteld binnen drie jaar na de datum die is vastgelegd in artikel 22, lid 1.

2. Het zwemwaterprofiel wordt herzien overeenkomstig bijlage III, onder (f), dan wel wanneer er belangrijke bouwwerken zijn uitgevoerd of belangrijke veranderingen in de infrastructuur zijn aangebracht in of in de nabijheid van het zwemwater, die van invloed kunnen zijn op de kwaliteitsindeling van het water.

Artikel 7

Monitoring

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de in kolom A van bijlage I genoemde parameters worden gecontroleerd overeenkomstig bijlage IV.

2. Voor het begin van elk badseizoen en voor de eerste maal twee jaar na inwerkingtreding van deze richtlijn wordt een tijdschema voor de monitoring van elk zwemwater vastgesteld en bekendgemaakt overeenkomstig artikel 16, lid 2, onder b).

3 De lidstaten kunnen een begin maken met de controle op de parameters van bijlage I tijdens het eerste volledige badseizoen dat volgt op de inwerkingtreding van deze richtlijn, en kunnen de resultaten daarvan gebruiken voor de opstelling van de in artikel 8 genoemde reeksen van waterkwaliteitsgegevens. Zodra de lidstaat beginnen met de monitoring in het kader van deze richtlijn, kunnen zij de controle op de parameters van de bijlage van Richtlijn 76/160/EEG beëindigen.

4. Tijdens noodsituaties kan het in lid 2 bedoelde tijdschema voor de monitoring worden opgeschort. De uitvoering wordt hervat zodra dat na afloop van de noodsituatie praktisch gezien mogelijk is.

5. De lidstaten brengen bij de eerste gelegenheid aan de Commissie verslag uit over de opschorting van het tijdschema voor de monitoring. In het verslag wordt een beeld gegeven van de omstandigheden van de noodsituatie en, indien deze verband houden met de weersomstandigheden, wordt aan de hand van een berekening aangegeven met welke regelmaat de regenval of het extreme debiet die tot de verslechtering van de waterkwaliteit hebben geleid, kunnen optreden.

Artikel 8

Zwemwaterkwaliteitsbeoordeling

1. Op basis van de monitoring van de parameters 1 en 2 in kolom A van bijlage I stellen de lidstaten reeksen van waterkwaliteitsgegevens op.

2. Er vindt een waterkwaliteitsbeoordeling plaats op basis van de reeksen van waterkwaliteitsgegevens die tijdens de voorgaande drie badseizoenen zijn verkregen en overeenkomstig de procedure van bijlage II.

3. De eerste zwemwaterkwaliteitsbeoordeling vindt plaats uiterlijk drie jaar na de in artikel 22, lid 1, genoemde datum.

4. De beoordeling wordt ieder jaar na afloop van het badseizoen herhaald, waarbij rekening wordt gehouden met de gegevens die in het laatste badseizoen zijn verzameld en met de gegevens voor de badseizoenen van de twee voorgaande jaren.

5. Wanneer er belangrijke bouwwerken zijn uitgevoerd of belangrijke veranderingen in de infrastructuur zijn aangebracht in of in de nabijheid van het zwemwater, die van invloed kunnen zijn op de kwaliteitsindeling van het water, worden nieuwe zwemwaterkwaliteitsgegevens verzameld en wordt een beoordeling uitgevoerd waarbij geen rekening meer wordt gehouden met de zwemwaterkwaliteitsgegevens die vóór voltooiing van de betrokken infrastructuur werden verzameld.

Artikel 9

Indeling van de zwemwaterkwaliteit

Op basis van de resultaten van de jaarlijkse beoordeling van de reeksen van waterkwaliteitsgegevens, delen de lidstaten de waterkwaliteit van het zwemwater in als "slecht", "goed" of "uitstekend", overeenkomstig de criteria van bijlage II. De eerste indeling vindt plaats uiterlijk drie jaar na de in artikel 22, lid 1, genoemde datum.

Artikel 10

Onderzoek en analyse na de indeling

1. Zwemwater dat als "slecht" is ingedeeld, wordt onderworpen aan een grondig onderzoek en analyse van alle bronnen en omstandigheden die de verontreiniging of besmetting van het water hebben kunnen veroorzaakt of ertoe hebben kunnen bijgedragen. Deze onderzoeken en analyses worden periodiek herhaald, met een minimum van eenmaal per jaar. De onderzoeken en analyses dienen om het in artikel 6 en bijlage III bedoelde zwemwaterprofiel te actualiseren, en om inzicht in de risico's te verkrijgen als basis voor gerichte beheermaatregelen als omschreven in artikel 3, lid 3, onder f) tm. j).

2. Zwemwater dat als "goed" is ingedeeld, wordt onderworpen aan een tweejaarlijkse analyse van alle bronnen en omstandigheden die de verontreiniging of besmetting van het water hebben kunnen veroorzaakt of ertoe hebben kunnen bijgedragen. Deze analyse dient om het in artikel 6 en bijlage III bedoelde zwemwaterprofiel te actualiseren, en om inzicht in de risico's te verkrijgen als basis voor gerichte preventieve beheermaatregelen.

3. Zwemwater dat als "uitstekend" is ingedeeld, wordt onderworpen aan een driejaarlijkse analyse van het zwemwaterprofiel, teneinde meer inzicht te verkrijgen in alle mogelijke bronnen en risico's van verontreiniging en besmetting, en daar passende maatregelen tegen te nemen.

4. In de onderzoeken en analyses als genoemd in de leden 1, 2 en 3 wordt optimaal gebruik gemaakt van de gegevens die zijn verkregen in het kader van de monitoring en de beoordelingen krachtens Richtlijn 2000/60/EG, en wordt ten minste een beoordeling opgenomen van:

(a) de omstandigheden stroomopwaarts in het geval van stromende binnenwateren, en

(b) de omstandigheden ter plaatste, met inbegrip van de situatie in het stroomgebied in het geval van stilstaande binnenwateren en kustwateren.

Artikel 11

Geharmoniseerde normen voor de behandeling van monsters

De lidstaten zorgen ervoor dat geharmoniseerde normen worden toegepast voor behandeling, analyse, opslag en transport van monsters als beschreven in kolom D van bijlage I en in bijlage V, teneinde het risico van verontreiniging van monsters te beperken.

De Commissie kan richtsnoeren aannemen voor geharmoniseerde normen voor behandeling, analyse, opslag en transport van monsters, volgens de in artikel 20, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 12

Rampenplannen

1. De lidstaten stellen rampenplannen op voor situaties zoals overstromingen, ongevallen of defecten in de infrastructuur die een negatief effect op de zwemwaterkwaliteit kunnen hebben. In deze plannen worden de mogelijke oorzaken en risico's van effecten geïdentificeerd, bewakingssystemen en/of systemen voor vroegtijdige waarschuwing vastgelegd en richtsnoeren gegeven inzake preventie of beperking van schade.

2. De lidstaten dragen er zorg voor dat uitgebreide nationale en/of lokale bewakingssystemen en systemen voor vroegtijdige waarschuwing worden opgezet, verbeterd en onderhouden, die :

(a) verontreinigingsincidenten of een significante risico's van dergelijke incidenten die een negatief effect kunnen hebben op de zwemwaterkwaliteit, identificeren, met inbegrip van de gevolgen van extreme weersomstandigheden;

(b) van dergelijke incidenten of dreigingen een snelle en duidelijke melding geven aan de bevoegde overheidsinstanties;

(c) bij dreigend gevaar voor de volksgezondheid, de inwoners die gevaar lopen alle relevante informatie verstrekken die bij de overheid beschikbaar is en die het publiek kan helpen schade te voorkomen of te beperken;

(d) aanbevelingen doen aan de betrokken instanties en, zonodig, aan het publiek met betrekking tot preventieve en herstelmaatregelen.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde overheidsinstanties de noodzakelijke capaciteit hebben om op dergelijke incidenten of risico's te reageren overeenkomstig het betrokken rampenplan.

4. Bewakingssystemen en systemen voor vroegtijdige waarschuwing, rampenplannen en reactiecapaciteiten met betrekking tot incidenten en bedreigingen voor de zwemwaterkwaliteit, kunnen worden gecombineerd met voorzieningen die met het oog op andere zaken getroffen zijn.

Artikel 13

Conformiteit

1. Zwemwater wordt geacht aan deze richtlijn te voldoen indien:

(a) het zwemwater aan het eind van het badseizoen minimaal als "goed" is ingedeeld, en

(b) de in kolom A van bijlage I genoemde parameters zijn gemonitord overeenkomstig bijlage IV.

2. Zwemwater dat als "slecht" is ingedeeld, kan niettemin als tijdelijk in overeenstemming met de bepalingen van deze richtlijn worden beschouwd indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

(a) er zijn in de loop van het badseizoen beheermaatregelen genomen teneinde menselijke blootstelling aan verontreiniging en besmetting te voorkomen en het risico van verontreiniging en besmetting te beperken of op te heffen, en

(b) de oorzaken en redenen van de niet-conformiteit zijn geïdentificeerd, en

(c) er worden maatregelen uitgevoerd om de verontreiniging en besmetting te voorkomen, te beperken of op te heffen, en deze maatregelen zullen naar verwachting binnen drie jaar positieve resultaten opleveren, en

(d) het publiek wordt op de hoogte gebracht van de oorzaken van de verontreiniging en besmetting en van alle genomen maatregelen.

Indien zwemwater binnen drie jaar nog steeds niet als "goed" is ingedeeld, wordt het beschouwd als zijnde niet in overeenstemming met deze richtlijn.

Artikel 14

Beoordeling van fytoplanktonbloei en proliferatie van macroalgen en van fysisch-chemische parameters

1. Voor zwemwater dat fysisch gevoelig is gebleken voor specifieke toxische fytoplanktonbloei of proliferatie van macroalgen, worden analytische metingen uitgevoerd om de toestand van het zwemwater in relatie tot de microbiologische parameter 3 in kolom A van bijlage I vast te stellen. Wanneer bij de tests voor deze parameter, als genoemd in kolom D van bijlage 1, positieve resultaten worden verkregen, wordt zonodig onderzoek uitgevoerd of worden herstelmaatregelen genomen, met inbegrip van participatie van het publiek overeenkomstig artikel 15.

2. Er worden visuele inspecties en analytische metingen, overeenkomstig de in kolom D van bijlage I genoemde tests, uitgevoerd om de toestand van het zwemwater in relatie tot de fysische-chemische parameters 4 tm. 6 van bijlage I vast te stellen. Wanneer bij de tests voor deze parameters, als genoemd, in kolom D van bijlage 1, resultaten worden verkregen die afwijken van de specificaties in kolom C van bijlage I, wordt zonodig onderzoek uitgevoerd of worden herstelmaatregelen genomen, met inbegrip van participatie van het publiek overeenkomstig artikel 15.

Artikel 15

Participatie van het publiek

De lidstaten zeggen ervoor dat alle belanghebbende partijen worden geraadpleegd en de mogelijkheid hebben om deel te nemen aan de opstelling, de herziening en de actualisering van de lijst van zwemwateren, het zwemwaterprofiel en de beheermaatregelen.

Artikel 16

Voorlichting van het publiek

1. De volgende informatie over het zwemwater wordt door de lidstaten in de onmiddellijke nabijheid van elk zwemwater en zo spoedig mogelijk beschikbaar gemaakt en actief verspreid:

(a) een niet-technisch overzicht van het zwemwaterprofiel en de classificatie van het zwemwater in de afgelopen drie jaar;

(b) een oordeel over de vraag of de bij de monitoring verkregen gegevens relevant zijn voor andere recreatieve activiteiten;

(c) indien een badzone van de lijst van badzones wordt geschrapt, wordt tijdens het badseizoen waarin dit gebeurt alsmede in het badseizoen van het daaropvolgende jaar in de onmiddellijke nabijheid van het betrokken water een mededeling opgehangen waarmee het publiek op de hoogte wordt gebracht van het schrappen van de badzone en de redenen daarvoor. In de mededeling wordt ook de dichtstbijzijnde badzone vermeld.

2. De lidstaten gebruiken geschikte media en technologieën, zoals internet, om de in lid 1 bedoelde informatie over de kwaliteit van het zwemwater, alsmede de hieronder genoemde informatie, actief en snel te verspreiden:

(a) het zwemwaterprofiel en de indeling van het zwemwater, met inbegrip van informatie met betrekking tot andere recreatieve activiteiten,

(b) het tijdschema voor monitoring,

(c) een chronologisch overzicht van incidenten waarbij beheermaatregelen noodzakelijk waren, met name gerichte preventieve beheermaatregelen, teneinde de zwemwaterkwaliteit op peil te houden of te verbeteren, water tegen kwaliteitverslechtering te beschermen en maatregelen die tijdens het badseizoen zijn uitgevoerd om menselijke blootstelling aan verontreiniging/besmetting te voorkomen en het risico van verontreiniging/besmetting te verkleinen of op te heffen.

3. De in de leden 1 en 2 bedoelde informatie wordt voor de eerste ,maal beschikbaar gemaakt drie jaar na de in artikel 22, lid 1, vastgestelde datum.

4. De lidstaten moedigen actieve betrokkenheid van alle belanghebbende partijen bij de publieksvoorlichting, alsmede de betrokkenheid van het publiek bij vraagstukken in verband met een goede zwemwaterkwaliteit, aan.

Artikel 17

Rapportage

1. Voor elk zwemwater verstrekken de lidstaten aan de Commissie ieder jaar, uiterlijk op 31 december en voor de eerste maal binnen drie jaar na de in artikel 22, lid 1, vastgestelde datum, de resultaten van de bij de monitoring verkregen gegevens, tezamen met een indicatie van de mate waarin deze gegevens relevant zijn voor andere recreatieve activiteiten in water in de buurt van de monsternemingspunten. De lidstaten verstrekken de beoordeling van de zwemwaterkwaliteit ieder jaar, uiterlijk op 31 december en voor de eerste maal drie jaar na de in artikel 22, lid 1, vastgestelde datum, aan de Commissie.

2. Wanneer een begin is gemaakt met de monitoring in het kader van deze richtlijn, wordt de jaarlijkse rapportage aan de Commissie zoals omschreven in lid 1 voortgezet overeenkomstig Richtlijn 76/160/EEG, totdat een reeks waterkwaliteitsgegevens voor drie jaar beschikbaar is en een eerste beoordeling kan worden uitgevoerd in het kader van deze richtlijn.

Tijdens deze driejarige periode wordt in het jaarlijkse rapport en in het kader van de rapportage geen rekening gehouden met parameter 1 van de bijlage van Richtlijn 76/160/EEG, en worden de parameters 2 en 3 van de bijlage van Richtlijn 76/160/EEG beschouwd als zijnde gelijkwaardig met de parameters 2 en 1 van kolom A in bijlage I van deze richtlijn.

3. De Commissie publiceert een jaarlijks rapport over de zwemwaterkwaliteit in de Gemeenschap, waarin nader wordt ingegaan op de indeling van zwemwateren, de overeenstemming met de richtlijn en belangrijke beheermaatregelen die zijn genomen. De Commissie publiceert dit rapport vier maanden nadat zij de rapporten van de lidstaten heeft ontvangen. Bij de opstelling van het rapport maakt de Commissie voor zover mogelijk een optimaal gebruik van de systemen voor het verzamelen van gegevens, beoordeling en presentatie in het kader van aanverwante Gemeenschapswetgeving, in het bijzonder Richtlijn 2000/60/EG.

Overeenkomstig de in artikel 20, lid 2, bedoelde procedure kunnen richtsnoeren inzake het gebruik van dergelijke systemen worden uitgewerkt.

4. De lidstaten en de Commissie verstrekken aan het publiek waar mogelijk informatie op basis van meetnettechnologie, gepresenteerd op geharmoniseerde wijze en in geharmoniseerde formaten, overeenkomstig artikel 16.

Artikel 18

Samenwerking inzake grensoverschrijdende wateren

Wanneer lidstaten rivierbekkens delen waarbij grensoverschrijdende effecten op de zwemwaterkwaliteit optreden, werken de betrokken lidstaten samen bij de uitvoering van deze richtlijn.

Artikel 19

Technische aanpassingen van de richtlijn

1. De in bijlage I genoemde analysemethodes voor de parameters kunnen volgens de in artikel 20, lid 2, bedoelde procedure aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang worden aangepast.

2. Daarbij kan volgens de in artikel 20, lid 2, bedoelde procedure tevens rekening worden gehouden met de wetenschappelijke resultaten op het gebied van virusdetectie ter aanvulling van de lijst van parameters in bijlage 1.

3. De Commissie kan volgens de in artikel 20, lid 2, bedoelde procedure technische richtsnoeren vaststellen voor specifieke uitvoeringsvraagstukken in verband met de beheerstrategie voor het zwemwater, en de strategie en benadering inzake voorlichting en rapportage.

Artikel 20

Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door een Comité (hierna te noemen "het comité"), bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

2. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG met inachtneming van artikel 8 van dat besluit van toepassing.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt op drie maanden vastgesteld.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 21

Intrekking

1. Richtlijn 76/160/EEG wordt drie jaar na de in artikel 22, lid 1, genoemde datum ingetrokken. Onverminderd het bepaalde in lid 2 is deze intrekking niet van invloed op de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in de ingetrokken richtlijn vastgestelde termijnen voor de omzetting en toepassing.

2. Zodra een lidstaat alle nodige wettelijke, bestuursrechtelijke en praktische maatregelen heeft genomen om aan deze richtlijn te voldoen, is deze richtlijn van toepassing en vervangt zij Richtlijn 76/160/EEG.

3. Verwijzingen naar Richtlijn 76/160/EEG worden gelezen als verwijzingen naar deze richtlijn.

Artikel 22

Uitvoering

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op [...]* aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst mede van de belangrijkste bepalingen van intern recht die zij vaststellen teneinde deze richtlijn uit te voeren.

* Er moeten specifieke datums worden ingevuld, waarbij de lidstaten twee jaar de tijd krijgen voor de uitvoering van de richtlijn.

Artikel 23

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 24

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

BIJLAGE I

Parameters voor de zwemwaterkwaliteit

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De 95-percentielwaarde wordt als volgt berekend [56].

[56] Bartram, J and Rees, G (Eds) Monitoring Bathing Waters. E and F N Spon, London.

Uitgaande van een beoordeling van het 95-percentiel van de normale waarschijnlijkheids verdeling van log10 van de microbiologische gegevens van een zwemwater wordt het 95-percentiel als volgt afgeleid:

(i) neem de log10-waarde van alle bacterietellingen in de te beoordelen gegevensreeks,

(ii) bepaal het rekenkundig gemiddelde van de log10-waarden (µ),

(iii) bepaal de standaardafwijking van de log10-waarden (ó).

Het hoogste 95-percentielpunt van de waarschijnlijkheidsverdeling van de gegevens wordt berekend met de volgende vergelijking:

95-percentiel = antilog ((ì)+(1,65 x ó))

BIJLAGE II

Beoordeling en indeling van zwemwateren

Zwemwateren waarvan de 95-percentielwaarden van microbiologische tellingen, op basis van de reeksen zwemwaterkwaliteitsgegevens die gedurende de drie voorgaande kalenderjaren zijn verzameld, slechter [57] zijn dan de waarde voor "goede kwaliteit" van de microbiologische parameters 1 of 2 als opgenomen in bijlage I (kolom C), worden ingedeeld als zijnde van "slechte kwaliteit".

[57] Dit betekent: "hogere concentratie uitgedrukt in kve/100 ml".

Zwemwateren waarvan de 95-percentielwaarden van microbiologische tellingen, op basis van de reeksen zwemwaterkwaliteitsgegevens die gedurende de drie voorgaande kalenderjaren zijn verzameld, gelijk zijn aan of beter zijn dan de waarde voor "goede kwaliteit" van de microbiologische parameters 1 en 2 als opgenomen in bijlage I (kolom C), worden ingedeeld als zijnde van "goede kwaliteit".

De lidstaten kunnen zwemwater indelen als zijnde van "uitstekende kwaliteit" indien

* de 95-percentielwaarden van de microbiologische tellingen, op basis van de gegevens die gedurende de drie voorgaande kalenderjaren zijn verzameld, gelijk zijn aan of beter [58] zijn dan de waarde voor "uitstekende kwaliteit" van de microbiologische parameters 1 en 2 als opgenomen in bijlage I (kolom A) en,

[58] Dit betekent: "lagere concentratie uitgedrukt in kve/100 ml".

* de lengte van het badseizoen en de beheersmaatregelen zijn afgestemd op andere recreatieve activiteiten die worden beoefend.

BIJLAGE III

Het zwemwaterprofiel

Rekening houdend met artikelen 6 bestaat het zwemwaterprofiel uit

a) een beschrijving van de fysische, geografische en hydrologische kenmerken van het zwemwater;

b) een beschrijving - kwantitatief en kwalitatief - van alle mogelijke bronnen van verontreiniging;

c) een beoordeling van het gevaar dat deze bronnen het zwemwater verontreinigen en zo schade toebrengen aan de gezondheid van baders. Bij deze beoordeling moet worden gelet op de tijdsfactor - incidentele of chronische risico's - en op de aard en de omvang van alle verontreinigende en potentieel verontreinigende lozingen en de effecten daarvan, rekening houdend met de afstand tot het zwemwater.

De elementen a) en b) moeten ook op een gedetailleerde kaart worden aangegeven.

Eventueel kan andere relevante informatie worden aangehecht of bijgesloten.

d) een beschrijving van de controlepunten;

e) een beoordeling of deze controle ook representatieve informatie oplevert voor andere beoefende recreatieve activiteiten waarbij het risico dat water wordt ingeslikt ongeveer even groot is als bij baden (bijv. windsurfen of kajakken).

f) het zwemwaterprofiel wordt volgens onderstaand schema bijgewerkt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE IV

Frequentie van de controle op het zwemwater

De frequentie voor de routinecontrole bedraagt twee geanalyseerde monsters per maand, waarbij onder één maand een periode van vier weken wordt verstaan en elke begonnen week als een gehele week wordt beschouwd. Afhankelijk van de indeling van het zwemwater bedraagt de controlefrequentie:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Eén week vóór het begin van het badseizoen moet een extra monster worden genomen. Met dit extra monster meegerekend mogen er per badseizoen onder geen enkele omstandigheid minder dan twee monsters worden genomen en geanalyseerd.

BIJLAGE V

Normen voor de behandeling van monsters

1. Monsters moeten worden genomen overeenkomstig de volgende richtsnoeren

Het bemonsteringspunt bevindt zich op de plaats waar over het gehele badseizoen genomen gemiddeld de meeste baders aanwezig zijn.

2. Sterilisatie van de monsterflessen

Sterilisatie in een autoclaaf gedurende ten minste 15 minuten bij 121°C

Of droge sterilisatie bij 160°C - 170°C gedurende ten minste 1 uur

Of gebruik van rechtstreeks van de producent afkomstige doorstraalde monsterhouders

3. Monsterneming

Het volume van de monsterfles/monsterhouder is afhankelijk van de hoeveelheid water die voor iedere te controleren parameter nodig is. De minimuminhoud is in het algemeen 250 ml.

Monsterhouders moeten vervaardigd zijn van doorzichtig en kleurloos materiaal (glas, polyetheen of polypropeen).

Om te voorkomen dat het monster per ongeluk wordt verontreinigd, moet gebruik worden gemaakt van een aseptische techniek om de monsterflessen steriel te houden. Indien dit naar behoren wordt gedaan, behoeft er verder geen steriele uitrusting (zoals steriele "chirurgische" handschoenen, tangen of monsternemers) te worden gebruikt.

Het monster moet duidelijk worden geïdentificeerd met onuitwisbare inkt, zowel op het monster zelf als op het monsterformulier.

4. Bewaring en transport van de monsters vóór analyse

Het watermonster moet in alle fasen van het vervoer worden beschermd tegen blootstelling aan licht, met name direct zonlicht.

Het monster moet tot de aankomst in het laboratorium bij een temperatuur van circa 4°C worden bewaard in een koelbox of koelkast (indien mogelijk). Indien het transport naar het laboratorium waarschijnlijk meer dan 4 uur duurt, wordt transport in een koelkast ten zeerste aanbevolen.

De tijd tussen de monsterneming en de analyse moet zo kort mogelijk zijn. Aanbevolen wordt de monsters op de dag van de monsterneming te analyseren. Indien dit om praktische redenen onmogelijk is, moeten de monsters binnen maximaal 24 uur worden verwerkt, waarbij zij in het donker moeten worden bewaard bij een temperatuur die zo dicht mogelijk bij 4°C ligt.

COMMENTAAR OP "HET FINANCIEEL MEMORANDUM BIJ HET BESLUIT"

Dit voorstel beoogt een herziening van de bestaande zwemwaterrichtlijn van 1976, in overeenstemming met de verbintenissen van de Commissie krachtens het 6de Milieuactieprogramma. Er zijn geen additionele middelenimplicaties voor de Commissie dan de huidige krachtens de richtlijn van 1976. Dit geldt voor zowel de budgettaire als de personele middelen

EFFECTBEOORDELINGSFORMULIER EFFECT VAN HET VOORSTEL OP HET BEDRIJFSLEVEN, MET NAME OP HET MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF (MKB)

Titel van het voorstel

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de kwaliteit van het zwemwater

Referentienummer van het document

Voorstel

Waarom is, gelet op het subsidiariteitsbeginsel, communautaire wetgeving op dit gebied noodzakelijk en wat zijn de voornaamste doelstellingen?

Het onderhavige voorstel voorziet in een herziening van de zwemwaterrichtlijn van 1976, een van de meest succesvolle onderdelen van het Europese waterbeleid. De richtlijn van 1976 heeft tot een ongekende bewustwording van het publiek geleid, aangezien de kwaliteit van het zwemwater door de burger als van directe invloed op zijn of haar dagelijks leven wordt beschouwd. Het jaarlijkse verslag over het zwemwater, dat elk jaar vóór de start van het badseizoen door de Commissie wordt gepubliceerd, benadrukt duidelijk de substantiële vorderingen die bij de verbetering van de kwaliteit van ons zwemwater worden geboekt.

De nieuwe zwemwaterrichtlijn zal voor samenhangende taken zorgen, gedeeld tussen de EU en de lidstaten en hun regio's. Er moeten coherente doelstellingen inzake milieu en gezondheid op EU-niveau worden geformuleerd, alsmede vergelijkbare methoden voor bemonstering, analyse en evaluatie, waarbij er toch wordt gezorgd voor flexibiliteit bij aspecten als de monitoringfrequentie of beheersmaatregelen om problemen bij de kwaliteit van het zwemwater aan te pakken, rekening houdend met de lokale en regionale situatie en een optimaal gebruik makend van in de desbetreffende regio beschikbare kennis en ervaring.

Effect op het bedrijfsleven

Het EU-zwemwaterbeleid heeft in het verleden op basis van de richtlijn van 1976 belangrijke resultaten opgeleverd, zowel voor de bevordering van het toerisme als voor de verbetering van de waterkwaliteit. In veel regio's heeft een goede kwaliteit van het zwemwater een belangrijke rol gespeeld bij de bevordering van het toerisme; dit blijkt ook uit de enorme belangstelling van het publiek en de media voor het jaarlijkse verslag van de Commissie over het zwemwater. Het streven naar een betere bescherming van water heeft echter tevens kosten met zich meegebracht voor de verbetering van de infrastructuur voor de zuivering van afvalwater. Er is in Europa maar weinig specifiek onderzoek gedaan met een uitgebreide economische evaluatie van de veranderingen in de kwaliteit van het zwemwater, maar er zijn wel verschillende studies die de economische aspecten van de verbetering van de waterkwaliteit gedeeltelijk hebben onderzocht. Uit onderzoek blijkt het economische belang van verbeteringen in de kwaliteit van het zwemwater voor specifieke regio's en badzones en voor specifieke economische sectoren en bedrijven. Globaal leidt een verbetering van de kwaliteit van het zwemwater tot minder gevaren voor de gezondheid van de mens en behandelingskosten, een stijging van de omzet in bepaalde economische sectoren (vooral het toerisme maar ook de visserij), een stijging van de waarde van onroerend goed en de economische waarde van grond en bepaalde niet in geld uit te drukken effecten, zoals een verhoging van esthetische en culturele waarden. Ter illustratie:

- In een studie van GESAMP [59]/WHO [60] - op basis van globale ramingen van het aantal badende toeristen wereldwijd en WHO-ramingen betreffende de relatieve risico's bij verschillende besmettingsniveaus - wordt geraamd dat baden in verontreinigd zeewater jaarlijks zo'n 250 miljoen gevallen van gastro-enteritis en ziekten van de bovenste luchtwegen veroorzaakt. Een deel van deze personen zal daar op termijn een blijvende handicap aan overhouden. Het totale effect kan worden gemeten door het aantal gezonde levensjaren dat verloren gaat door ziekte, handicaps en overlijden bij elkaar op te tellen met gebruikmaking van de nieuwe, door de WHO en de Wereldbank ontwikkelde DALY-methode (Disability Adjusted Life Year). Daaruit blijkt dat ziekte als gevolg van baden in zee wereldwijd circa 400.000 DALY's kost, wat vergelijkbaar is met het wereldwijde effect van difterie en lepra. Dit kost de samenleving wereldwijd jaarlijks naar schatting USD 1,6 miljard.

[59] GESAMP is een advieslichaam van gespecialiseerde deskundigen, die benoemd zijn door de sponsors (IMO, FAO, UNESCO-IOC, WMO, WHO, IAEA, VN, UNEP).

[60] A Sea of Troubles, ISBN 82-7701-010-9

- Studies voor de Opaalkust in het rivierbekken Artois-Picardie [61] in Frankrijk hebben becijferd dat de toeristische sector een economisch verlies van 300 tot 500 miljoen euro per jaar zou lijden als de kwaliteit van het zwemwater achteruit zou gaan. Deze economische verliezen kunnen worden vergeleken met de investeringen van in totaal 150 miljoen euro in riolering en afvalwaterzuivering van de afgelopen tien jaar om de huidige kwaliteit van het zwemwater te bereiken.

[61] Agence de l'Eau Artois-Picardie: Qualité de l'eau, tourisme et activités récréatives: la recherche d'un développement durable (1997).

- In een studie voor het eiland Rhodos [62] in Griekenland wordt geraamd wat de algehele baten zijn wanneer wordt voorkomen dat het kustmilieu door een steeds sterkere druk door het toerisme verslechtert. In totaal zou dit leiden tot baten (voorkomen schadeposten) van 15 miljoen euro per jaar of 3% van het BBP van het eiland.

[62] Constantinides, G. 1993: Costs and benefits of measures for the reduction of degradation of the environment from land based sources of pollution in coastal areas. Case study of the Island of Rhodes.

- Studies in het Verenigd Koninkrijk [63] hebben bepaald wat de mensen bereid zijn te betalen voor de verlaging van het risico op ziekte die een gevolg zou zijn ven een herziening van de bestaande richtlijn inzake de kwaliteit van het zwemwater. Volgens de ramingen zouden de mensen gemiddeld bereid zijn EUR 25-45 per jaar te betalen.

[63] Georgiou, S. et al. 2000: Coastal bathing water health risks: developing a means of assessing the adequacy of proposals to amend the 1976 EC Directive. Risk Decision and Policy, vol.5, blz. 49-68.

Bij de voorbereiding van het voorstel voor een nieuwe zwemwaterrichtlijn heeft de Commissie in 2001 opdracht gegeven voor een economisch onderzoek [64] om de inzichten verder te ontwikkelen. Voor het onderzoek zijn casestudies gekozen in verschillende regio's met uiteenlopende omstandigheden:

[64] Europese Commissie. Economische evaluatie van Richtlijn 76/160/EEG inzake de kwaliteit van het zwemwater en de herziening daarvan. Uitgevoerd door WRC in opdracht van DG Milieu van de Europese Commissie.

- kustwateren en zoet water;

- wateren in het noorden en in het zuiden;

- wateren met veel en met weinig toerisme.

De resultaten van de casestudies leiden tot de conclusie dat strengere kwaliteitsnormen dan de huidige voor de meeste locaties haalbaar zijn tegen lagere kosten dan de verwachte baten. Gelet op het belang van toerisme bij de bepaling van de baten zullen de baten hoger zijn waar toerisme belangrijk is, zelfs bij zeer strenge normen. In stroomgebieden met aanzienlijke effecten van diffuse verontreiniging zal de toepassing van codes voor goede landbouwpraktijk (overeenkomstig de bestaande wetgeving) al helpen bij een verbetering van de kwaliteit van het zwemwater. In een beperkt aantal gevallen, waar drastische ingrepen en oplossingen nodig zijn en waar het aantal bezoekers van de badzones heel laag is (en derhalve de baten laag zijn) en/of waar verdere investeringen noodzakelijk zijn om het niveau van de normen van de huidige Zwemwaterrichtlijn te bereiken, kunnen er bepaalde problemen blijven bestaan.

Raadpleging

De Commissie heeft bij de ontwikkeling van het voorstel voor de nieuwe zwemwaterrichtlijn uitgebreid overleg gevoerd met alle belanghebbende en betrokken partijen, waarbij onder de andere de lijn is doorgetrokken die is gevolgd bij de succesvolle vaststelling van de kaderrichtlijn inzake water. Een dergelijke nieuwe participatie-aanpak moet niet alleen bij de ontwikkeling, maar ook bij de uitvoering van EU-milieuwetgeving worden gehanteerd - net als bij de lopende werkzaamheden voor de kaderrichtlijn inzake water. Bij de uitvoering moeten niet alleen de lidstaten en de Commissie worden betrokken, maar vooral lokale en regionale instanties, handhavingsinstanties, stakeholders, NGO's en de wetenschappelijke wereld. Deze uitvoeringswerkzaamheden moeten opnieuw een voorbeeld geven van goede Europese governance, zoals geschetst in het witboek van de Commissie van juli 2001.

Top