EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52002PC0356

Voorstel voor Verordening van de Raad tot vaststelling van bepaalde controlemaatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 3943/90, (EG) nr. 66/98 en (EG) nr. 1721/1999

/* COM/2002/0356 def. - CNS 2002/0137 */

PB C 262E van 29/10/2002, p. 310–320 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52002PC0356

Voorstel voor Verordening van de Raad tot vaststelling van bepaalde controlemaatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 3943/90, (EG) nr. 66/98 en (EG) nr. 1721/1999 /* COM/2002/0356 def. - CNS 2002/0137 */

Publicatieblad Nr. 262 E van 29/10/2002 blz. 0310 - 0320


Voorstel voor VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling van bepaalde controlemaatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 3943/90, (EG) nr. 66/98 en (EG) nr. 1721/1999

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

De Gemeenschap is sinds 1981 verdragsluitende partij bij het verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren. Zij moet de bij dit verdrag vastgestelde maatregelen inzake de instandhouding en het beheer van de visserijhulpbronnen in gemeenschapsrecht omzetten.

De door de Commissie voor de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (CCAMLR) vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen omvatten vele regels inzake de controle op de visserijactiviteit. Tot dusver zijn de meeste van deze maatregelen in gemeenschapsrecht omgezet via Verordening (EG) nr. 66/98 van de Raad van 18 december 1997 houdende bepaalde instandhoudings- en controlemaatregelen voor de visserij in de Antarctische wateren en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2113/96 (PB L 6 van 10.1.1998, blz. 1).

De regeling inzake de controle op de visserijactiviteit in het verdragsgebied is in gemeenschapsrecht omgezet via Verordening (EEG) nr. 3943/90 van de Raad van 19 december 1990 betreffende de toepassing van de waarnemings- en inspectieregeling die is ingesteld op grond van artikel XXIV van het verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (PB L 379 van 31.12.1990, blz. 45).

De communautaire regelgeving inzake de controle in het verdragsgebied is tenslotte vervolledigd bij Verordening (EG) nr. 1721/1999 van de Raad van 29 juli 1999 houdende vaststelling van controlemaatregelen ten aanzien van vaartuigen die de vlag voeren van landen die geen partij zijn bij het verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (PB L 203 van 3.8.1999, blz. 14).

Deze drie teksten moeten worden bijgewerkt om ze aan te passen aan de wijzigingen die zijn aangebracht in de overeenkomstige maatregelen van de CCAMLR, die de laatste vier jaren (zittingen XVII - 1998 tot en met XX - 2001) bijzonder belangrijk zijn geworden. De vangstbeperkingen en -verboden voor de in het verdrag bedoelde soorten zijn reeds sedert 1998 in gemeenschapsrecht omgezet in het kader van de jaarlijkse vaststelling van de TAC's en quota, terwijl deze beperkingen voordien waren opgenomen in de voornoemde Verordening 66/98. Wat de andere maatregelen betreft die bij deze verordening worden vastgesteld zijn, in het kader van de CCAMLR, aanzienlijke wijzigingen aangebracht in de maatregelen betreffende de toegang tot de visserijactiviteit in het gebied en in de verschillende regelingen inzake vangstaangiften en visserij-inspanning, zowel met betrekking tot de te volgen procedures als met betrekking tot de soorten ten aanzien waarvan deze regelingen, naar gelang van de visserijzone, worden toegepast. Zo zijn met name bijzondere regels vastgesteld voor de visserij op krabben en pijlinktvissen.

Wat de controleregeling betreft, heeft de CCAMLR wijzigingen aangebracht om, met name, de inspectieactiviteiten los te koppelen van de wetenschappelijke waarneming die gericht is op het verzamelen van gegevens. Dat vereist een volledige herziening van Verordening (EEG) nr. 3943/1999. Bij deze herziening wordt ook rekening gehouden met het feit dat de basisverantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van de inspectieregeling berust bij de lidstaten en dat de verantwoordelijkheid van de Commissie erin bestaat "de controleurs te controleren", waartoe zij zich ten aanzien van de Raad en het Europese Parlement heeft verbonden in haar mededeling aan de Raad en aan het Europees Parlement betreffende de deelneming van de Gemeenschap aan regionale visserijorganisaties (RVO), COM(1999) 613 def. van 8 december 1999.

Wat ten slotte de controle betreft op vaartuigen die niet de vlag van een verdragsluitende partij voeren, is bij Verordening (EG) nr. 1721/1999 een CCAMLR-maatregel van 1998 omgezet, die in 1999 sterk is gewijzigd en dus ook moet worden bijgewerkt.

De Commissie wil daarom alle bepalingen betreffende de controle op de visserijactiviteiten door vaartuigen uit de Gemeenschap in het verdragsgebied bundelen in één tekst. Het hierna volgende voorstel omvat de volgende zeven hoofdstukken:

-algemene bepalingen;

-regeling inzake de toegang tot de visserij in het verdragsgebied;

-mededeling van gegevens betreffende de vangsten en de visserij-inspanning;

-maatregelen betreffende de controle en de inspectie op zee van vaartuigen die de vlag van een verdragsluitende partij voeren;

-maatregelen betreffende de inspectie in de haven van vaartuigen die de vlag van een verdragsluitende partij voeren;

-controlemaatregelen die gelden voor vaartuigen die de vlag van niet-verdragsluitende partijen voeren;

-slotbepalingen.

Het onderhavige voorstel zal samen met een ontwerp-verordening betreffende technische maatregelen voor de uitoefening van de visserij in het verdragsgebied, met inbegrip van voorschriften inzake vistuigen en de regeling voor de wetenschappelijke waarneming aan boord, worden ingediend.

Voor beide voorstellen wordt een beroep gedaan op de zogenoemde "comitologieprocedures" die zijn ingesteld bij Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999. De bij artikel 4 van dat besluit ingestelde beheersprocedure is bedoeld om de voor de tenuitvoerlegging van bepaalde delen van de regeling noodzakelijke maatregelen vast te stellen.

De Commissie stelt de Raad derhalve voor de bijgevoegde verordening goed te keuren.

2002/0137 (CNS)

Voorstel voor VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling van bepaalde controlemaatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 3943/90, (EG) nr. 66/98 en (EG) nr. 1721/1999

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie [1],

[1] PB C ... van ...., blz. ...

Gezien het advies van het Europees Parlement [2],

[2] PB C ... van ...., blz. ...

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen van de Antarctische wateren, hierna "het verdrag" te noemen, is door de Gemeenschap goedgekeurd bij Besluit 81/691/EEG van de Raad [3] en is er in werking getreden op 21 mei 1982.

[3] PB L 252 van 5.9.1981, blz. 26.

(2) Met dit verdrag is een kader vastgesteld voor regionale samenwerking met het oog op de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen in de Antarctische Oceaan via de instelling van een Commissie voor de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren, hierna "CCAMLR" te noemen, en voor de vaststelling door deze laatste van instandhoudingsmaatregelen die voor de verdragsluitende partijen verplicht worden.

(3) De Gemeenschap moet, als verdragsluitende partij, ervoor zorgen dat de door de CCAMLR vastgestelde instandhoudingsmaatregelen op de vissersvaartuigen uit de Gemeenschap worden toegepast.

(4) Onder voornoemde maatregelen zijn talrijke regels en bepalingen in verband met de controle op de visserij in het verdragsgebied, die in het gemeenschapsrecht moeten worden opgenomen als bijzondere bepalingen ter aanvulling van die van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid [4] in de zin van artikel 1, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2847/93.

[4] PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2846/98 van de Raad (PB L 358 van 31.12.1998, blz. 5).

(5) Sommige van deze bijzondere bepalingen zijn in gemeenschapsrecht omgezet bij Verordening (EEG) nr. 3943/90 van de Raad van 19 december 1990 betreffende de toepassing van de waarnemings- en inspectieregeling die is ingesteld op grond van artikel XXIV van het verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren [5], bij Verordening (EG) nr. 66/98 van de Raad van 18 december 1997 houdende bepaalde instandhoudings- en controlemaatregelen voor de visserij in de Antarctische wateren en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2113/96 [6] en bij Verordening (EG) nr. 1721/1999 van de Raad van 29 juli 1999 houdende vaststelling van controlemaatregelen ten aanzien van vaartuigen die de vlag voeren van landen die geen partij zijn bij het verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren [7].

[5] PB L 379 van 31.12.1990, blz. 45.

[6] PB L 6 van 10.1.1998, blz. 1, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2479/98 van de Raad (PB L 309 van 19.11.1998, blz. 1).

[7] PB L 203 van 3.8.1999, blz. 14.

(6) Om de nieuwe instandhoudingsmaatregelen die door de CCAMLR zijn vastgesteld ten uitvoer te kunnen leggen, moeten de vorengenoemde verordeningen worden gewijzigd. Om de communautaire regelgeving duidelijker te maken, moeten deze verordeningen worden ingetrokken en vervangen door één enkele verordening waarin alle bijzondere bepalingen inzake de controle op de visserij, die voortvloeien uit de verplichtingen van de Gemeenschap als verdragsluitende partij bij het verdrag, worden samengebracht.

(7) Daar de voor de tenuitvoerlegging van deze verordening vereiste maatregelen beheersmaatregelen in de zin van artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [8] zijn, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 4 van dat besluit bepaalde beheersprocedure.

[8] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk I - Algemene bepalingen

Artikel 1 Voorwerp en toepassingsgebied

1. Bij deze verordening worden de algemene beginselen en de voorwaarden vastgesteld met het oog op de toepassing door de Gemeenschap van:

a) de controlemaatregelen die gelden voor vissersvaartuigen die de vlag van een van de verdragsluitende partijen bij het verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren, hierna "het verdrag" te noemen, voeren en die in het verdragsgebied vissen in buiten de grenzen van de nationale jurisdicties gelegen gebieden;

b) de regeling om te bevorderen dat vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen de instandhoudingsmaatregelen van de Commissie voor de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren, hierna "CCAMLR" te noemen, naleven.

2. Deze verordening geldt onverminderd de bepalingen van het verdrag en wordt toegepast met inachtneming van de doelstellingen en de beginselen van het verdrag, overeenkomstig de bepalingen van de Slotakte van de Conferentie waarop het verdrag is aangenomen.

Artikel 2 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a) "verdragsgebied": het gebied waarin het verdrag wordt toegepast, zoals omschreven in artikel I;

b) "Antarctische convergentie": de lijn die de volgende punten verbindt langs breedte- en lengtecirkels: 50° ZB, 0°; 50° ZB, 30° OL; 45° ZB, 30° OL; 45° ZB, 80° OL; 55° ZB, 80° OL; 55° ZB, 150° OL; 60° ZB, 150° OL; 60° ZB, 50° WL; 50° ZB, 50° WL; 50° ZB, 0°;

c) "communautair vissersvaartuig": een vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat van de Gemeenschap voert en in de Gemeenschap is geregistreerd, en dat van de levende rijkdommen in het verdragsgebied afkomstige mariene organismen vangt en aan boord bewaart;

d) "VMS-systeem": het overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 aan boord van vissersvaartuigen geïnstalleerde satellietvolgsysteem;

e) "nieuwe visserij": de visserij op een bepaalde soort, volgens een bepaalde methode, in een FAO-deelgebied van de Antarctische wateren, waarvoor de CCAMLR

i) nooit via uitvoerige onderzoekingen of via experimentele visserijcampagnes vergaarde gegevens heeft ontvangen over de verspreiding, omvang van de bestanden, populatieontwikkeling, de potentiële opbrengst of de identiteit van het bestand, of

ii) nooit gegevens over vangsten of visserij-inspanning heeft ontvangen, of

iii) nooit gegevens over vangsten of visserij-inspanning heeft ontvangen voor de laatste twee visserijcampagnes;

f) "experimentele visserij": de visserij die niet meer wordt beschouwd als een "nieuwe visserij" in de zin van punt e), en waarvan het experimentele karakter blijft bestaan totdat de CCAMLR voldoende informatie heeft verkregen om:

i) de verspreiding, omvang van de bestanden en populatieontwikkeling van de doelsoort te evalueren met het oog op een raming van de potentiële opbrengst;

ii) de potentiële gevolgen van de visserij voor afhankelijke en verwante soorten te meten, en

iii) het Wetenschappelijk Comité van de CCAMLR in staat te stellen adviezen te formuleren met betrekking tot de wenselijk geachte vangstniveaus en visserij-inspanningen, en het te gebruiken vistuig;

g) "CCAMLR-inspecteur": een inspecteur die door een verdragsluitende partij is aangesteld voor de tenuitvoerlegging van de in artikel 1, lid 1, bedoelde controleregeling;

h) "CCAMLR-controleregeling": het aldus genoemde document dat door de CCAMLR is ingesteld ten behoeve van de controle en de inspectie op zee van vaartuigen die de vlag van een verdragsluitende partij voeren;

i) "vaartuig van een niet-verdragsluitende partij": een vissersvaartuig dat de vlag voert van een niet-verdragsluitende partij, dat is waargenomen terwijl het viste in het verdragsgebied;

j) "waarneming": de waarneming van een vaartuig van een niet-verdragsluitende partij door een vissersvaartuig dat de vlag van een verdragsluitende partij voert en dat actief is in het verdragsgebied of door een vliegtuig dat is ingeschreven in een staat die verdragsluitende partij is en dat boven het verdragsgebied vliegt of door een CCAMLR-inspecteur.

Hoofdstuk II - Regeling inzake de toegang tot de visserijactiviteiten in het verdragsgebied

Artikel 3 Deelname van de Gemeenschap

1. Alleen communautaire vissersvaartuigen die in het bezit zijn van een door hun vlaggenstaat overeenkomstig Verordening (EG) 1627/94 afgegeven speciaal visdocument mogen, op de in het visdocument vermelde voorwaarden, uit het verdragsgebied afkomstige visserijhulpbronnen vissen, aan boord hebben, overladen en aanlanden.

2. De lidstaten delen de Commissie, per elektronische gegevensuitwisseling, binnen drie dagen na de toekenning van het in lid 1 genoemde visdocument de volgende gegevens betreffende het vaartuig waarvoor het visdocument is afgegeven mee:

a) de naam van het betrokken vaartuig;

b) de periode waarin het vaartuig in het verdragsgebied mag vissen, met vermelding van de datum voor het begin en het einde van de activiteiten;

c) het vangstgebied of de vangstgebieden;

d) de doelsoort of doelsoorten;

e) de gebruikte vistuigen.

De Commissie geeft deze informatie onverwijld door aan het secretariaat van de CCAMLR.

3. De door de lidstaten aan de Commissie meegedeelde informatie bevat ook het intern registratienummer van de inschrijving in het communautaire gegevensbestand van vissersvaartuigen, overeenkomstig artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2090/98 van de Commissie [9], alsook de thuishaven en de naam van de reder of de huurder van het vaartuig en een verklaring dat de kapitein van het vaartuig in kennis is gesteld van de maatregelen die gelden in het deel of de delen van het verdragsgebied waar het vaartuig de visserij zal beoefenen.

[9] PB L 266 van 1.10.1998, blz. 27.

4. De leden 1, 2 en 3 zijn van toepassing onverminderd het bepaalde in de artikelen 5 tot en met 8.

5. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 31, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 4 Algemene gedragsregels

1. Het in artikel 3 vermelde speciaal visdocument, of een gewaarmerkt afschrift van dit document, moet aan boord van het vissersvaartuig zijn en moet te allen tijde voor een CCAMLR-inspecteur kunnen worden gecontroleerd.

2. Elke lidstaat zorgt ervoor dat elk vissersvaartuig dat zijn vlag voert hem meedeelt wanneer hij een haven verlaat of binnenvaart, wanneer hij het verdragsgebied verlaat of binnenvaart en tussen welke FAO-deelgebieden van de Antarctische wateren het zich verplaatst.

3. De lidstaten verifiëren deze gegevens aan de hand van de gegevens die zij hebben verkregen via de VMS-systemen aan boord van de vaartuigen. Zij delen deze gegevens via elektronische gegevensuitwisseling binnen twee dagen na de ontvangst aan de Commissie mee. De Commissie zendt deze gegevens onverwijld door naar het uitvoerend secretariaat van de CCAMLR.

4. Wanneer een VMS-systeem aan boord van een communautair vaartuig defect raakt, stelt de vlaggenlidstaat de CCAMLR, zo spoedig mogelijk in kennis van de naam van het vaartuig, de datum en de positie van het vaartuig toen het VMS-systeem defect is geraakt en zendt een afschrift van deze kennisgeving aan de Commissie. Zodra het VMS-systeem opnieuw functioneert, meldt de vlaggenlidstaat dit onverwijld aan de CCAMLR, en zendt een afschrift van deze melding aan de Commissie.

Artikel 5 Bijzondere bepalingen inzake de toegang tot de krabbenvisserij

1. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van het voornemen van een communautair vissersvaartuig om in FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren op krabben te vissen. Deze kennisgeving geschiedt vier maanden voor de datum waarop de visserijactiviteit in kwestie wordt aangevangen en omvat het interne nummer van inschrijving in het vlootregister en de onderzoek- en visserijplannen van het betrokken vaartuig.

2. De Commissie onderzoekt de kennisgeving, gaat na of ze voldoet aan de toepasselijk voorschriften en stelt de lidstaat in kennis van haar bevindingen. De lidstaat kan het speciale visdocument na ontvangst van de bevindingen van de Commissie of tien dagen na de kennisgeving afgeven. De Commissie stelt de CCAMLR hiervan binnen drie maanden voor de datum waarop de visserijactiviteit in kwestie wordt aangevangen, in kennis.

3. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 31, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 6 Bijzondere bepalingen inzake de toegang tot nieuwe visserijactiviteiten

1. De uitoefening van nieuwe visserijactiveiten in het verdragsgebied is verboden, tenzij daarvoor toestemming is gegeven overeenkomstig het bepaalde in lid 5.

2. De betrokken lidstaat meldt de Commissie uiterlijk vier maanden voor de jaarvergadering van de CCAMLR het voornemen van een communautair vissersvaartuig om in het verdragsgebied een nieuwe visserijactiviteit te ontwikkelen.

Tezamen met deze melding verstrekt de lidstaat alle informatie waarover hij beschikt over:

a) de aard van de nieuwe visserijactiviteit en, met name, de doelsoorten, visserijmethoden, het voorgestelde visserijgebied en het met het oog op levensvatbaarheid van de activiteit vereiste minimale vangstpeil;

b) via uitvoerige onderzoekingen en bestandsopnamen verzamelde biologische informatie over, onder meer, verspreiding, omvang van de betrokken bestanden, populatieontwikkeling en informatie over de identiteit van het bestand;

c) nadere bijzonderheden over afhankelijke soorten en verwante soorten, en over de mate waaraan in de nieuwe visserijactiviteit vermoedelijk consequenties zijn verbonden voor de betrokken bestanden;

d) gegevens over andere visserijactiviteiten in het gebied of over soortgelijke visserijactiviteiten in andere gebieden, die van nut kunnen zijn voor de bepaling van de waarde van de potentiële opbrengst.

3. De Commissie doet de CCAMLR de overeenkomstig het bepaalde in lid 3 verstrekte informatie, tezamen met alle andere relevante gegevens terzake, voor onderzoek toekomen.

4. Zodra de CCAMLR een beslissing heeft genomen wordt de nieuwe visserijactiviteit toegelaten door de Commissie, indien de CCAMLR geen instandhoudingsmaatregelen heeft vastgesteld in verband met de voorgenomen nieuwe visserijactiviteit, of door de Raad, op voorstel van de Commissie en met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, in alle andere gevallen.

5. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 31, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 7 Bijzondere bepalingen inzake de toegang tot experimentele visserijactiviteiten

1. Uitoefening van experimentele visserijactiviteiten in het verdragsgebied is verboden, tenzij daarvoor toestemming is gegeven overeenkomstig het bepaalde in de leden 2 tot en met 6.

2. Iedere lidstaat die deelneemt aan een experimentele visserijactiviteit of voornemens is een vaartuig toestemming te verlenen om aan een dergelijke activiteit deel te nemen stelt een onderzoek- en visserijplan op dat hij rechtstreeks toezendt aan de CCAMLR vóór de door deze vastgestelde datum, en zendt een kopie aan de Commissie.

Het plan bevat alle informatie waarover de lidstaat beschikt:

a) een toelichting over de overeenstemming tussen de activiteiten van de lidstaat en het door het Wetenschappelijk Comité van de CCAMLR opgestelde plan voor de inzameling van de gegevens;

b) de aard van de experimentele visserij en, met name de doelsoorten, visserijmethoden, beoogd visserijgebied en de maximale vangsten in de toekomstige visserijcampagne;

c) de biologische gegevens die zijn verkregen bij ten behoeve van studies en onderzoek uitgevoerde visserijactiviteiten, die bijvoorbeeld betrekking hebben op de verspreiding, de omvang van de betrokken bestanden, de populatiestructuur en de identiteit van de bestanden;

d) nadere bijzonderheden over afhankelijke soorten en verwante soorten, en over de waarschijnlijkheid dat de overwogen visserijactiviteiten nadelige gevolgen zullen hebben voor deze bestanden;

e) gegevens over andere visserijactiviteiten in het gebied of over soortelijke visserijactiviteiten in andere gebieden, die een evaluatie van de potentiële opbrengst kunnen vergemakkelijken.

3. Elke lidstaat die aan experimentele visserijactiviteiten deelneemt verstrekt de CCAMLR vóór het einde van de in de CCAMLR overeengekomen termijn, de gegevens die zijn bepaald in het door het Wetenschappelijk Comité van de CCAMLR voor de betrokken visserijtak opgestelde plan voor het verzamelen van gegevens, en zendt een afschrift daarvan aan de Commissie.

De lidstaat die de in het plan voor het verzamelen van gegevens voor het laatste visseizoen bepaalde gegevens niet heeft meegedeeld mag de experimentele visserijactiviteit niet verder uitoefenen, zolang hij de betrokken gegevens niet aan de CCAMLR heeft meegedeeld en een afschrift van deze mededeling aan de Commissie heeft gezonden en het Wetenschappelijk Comité van de CCAMLR niet de gelegenheid heeft gehad deze gegevens te onderzoeken.

4. Voordat een lidstaat zijn vaartuigen toestaat aan een reeds aan de gang zijnde experimentele visserijactiviteit deel te nemen, meldt hij dit ten minste vier maanden voor de volgende gewone vergadering van de CCAMLR aan de CCAMLR en zendt een afschrift van deze melding aan de Commissie. De lidstaat die de melding doet wacht tot deze vergadering is beëindigd voordat hij de vaartuigen toestemming geeft hun activiteiten aan te vangen.

5. De lidstaat deelt de naam, het type, de afmetingen, het registratienummer en de radioroepnaam van de aan de experimentele visserij deelnemende vaartuigen ten minste drie maanden voor het begin van elk visseizoen rechtstreeks mee aan de CCAMLR en zendt een kopie van deze mededeling aan de Commissie.

6. De vangstcapaciteit en de visserij-inspanning worden bij wijze van voorzorgsmaatregel beperkt tot een niveau dat niet hoger is dan hetgeen noodzakelijk is om de gegevens van het informatieplan te verzamelen en de in artikel 2, onder f) bedoelde evaluaties te verrichten.

7. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 31, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 8 Bijzondere bepalingen inzake de toegang tot visserijactiviteiten in het kader van wetenschappelijk onderzoek

1. De lidstaat waarvan de vaartuigen voornemens zijn wetenschappelijk onderzoek te verrichten waarbij de verwachte vangst minder dan 50 ton bedraagt, waarvan ten hoogste 10 ton Dissostichus spp, deelt de volgende gegevens rechtstreeks mee en de CCAMLR en zendt een afschrift ervan aan de Commissie:

a) de naam van het betrokken vaartuig;

b) de externe kentekens van het vaartuig;

c) het gebied en het deelgebied waarin het onderzoek zal plaatsvinden;

d) de vermoedelijke data van binnenvaren en verlaten van het verdragsgebied;

e) het doel van het onderzoek;

f) het vistuig dat vermoedelijk zal worden gebruikt.

2. De in lid 1 bedoelde communautaire vaartuigen zijn vrijgesteld van toepassing van de instandhoudingsmaatregelen betreffende maaswijdten, verboden vistuig, gesloten gebieden, visseizoenen, minimumafmetingen en vangstaangiften met uitzondering van de maatregelen vastgesteld in artikel 9, lid 6, en in artikel 16, lid 1.

3. De lidstaat waarvan vaartuigen voornemens zijn wetenschappelijk onderzoek te verrichten waarbij de verwachte vangst meer dan 50 ton of de verwachte vangst aan Dissostichus spp. meer dan 10 ton bedraagt, stelt de CCAMLR ten minste zes maanden voor de geplande begindatum van de onderzoekactiviteiten in kennis van het onderzoekprogramma en zendt een afschrift ervan aan de Commissie. De in het kader van het betrokken onderzoek uit te voeren visserijactiviteiten mogen niet worden aangevat voordat de CCAMLR haar onderzoek heeft voltooid en haar besluit heeft meegedeeld.

4. De betrokken lidstaat deelt voor elke trek in het kader van de onder de leden 1, 2 en 3 vallende wetenschappelijke onderzoekactiviteiten de vangst- en inspanningsgegevens mede en zendt een afschrift ervan aan de Commissie. Binnen 180 dagen na de beëindiging van de onderzoekactiviteiten doet de lidstaat een beknopt verslag aan de CCAMLR en een afschrift ervan aan de Commissie toekomen. Binnen 12 maanden verstrekt hij een volledig verslag van de onderzoekresultaten aan de CCAMLR en zendt hij een afschrift ervan aan de Commissie.

5. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 31, lid 2, bedoelde procedure.

Hoofdstuk III - Mededeling van de vangst- en visserij-inspanningsgegevens

Deel 1 - Melding van vangsten en visserij-inspanning

Artikel 9 Melding van vangsten en visserij-inspanning

1. Voor de communautaire vissersvaartuigen gelden de drie stelsel van meldingen van de vangsten en de visserij-inspanning, die zijn bepaald in de artikelen 10, 11 en 12, voor de betrokken soorten en gebieden, deelgebieden of sectoren van de FAO.

2. In de vangst- en visserij-inspanningsmelding moeten voor de betrokken periode de volgende gegevens worden vermeld:

a) de naam van het betrokken vaartuig,

b) de externe kentekens van het betrokken vaartuig,

c) de totale vangst van de doelsoort,

d) het totaal aantal dagen en uren dat er is gevist,

e) de gedurende de aangifteperiode aan boord gehouden vangsten van alle soorten en bijvangsten,

f) het aantal haken, wanneer met de beug wordt gevist.

3. De kapiteins van communautaire vissersvaartuigen melden de vangsten en visserij-inspanningen uiterlijk één dag na het einde van elke aangifteperiode aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarvan de vaartuigen de vlag voeren.

4. De lidstaten delen de vangst- en inspanningsgegevens die ze hebben ontvangen van de vissersvaartuigen die hun vlag voeren of op hun grondgebied geregistreerd zijn, uiterlijk binnen drie dagen na het einde van elke aangifteperiode langs elektronische weg aan de Commissie mede. Daarbij dient duidelijk te worden vermeld om welke aangifteperiode het gaat.

5. De Commissie stelt de CCAMLR uiterlijk binnen vijf dagen na het einde van elke aangifteperiode in kennis van de overeenkomstig lid 3 ontvangen vangst- en inspanningsgegevens.

6. De meldingsstelsels voor de vangsten en de visserij-inspanningen gelden ten aanzien van alle soorten die voor doeleinden van wetenschappelijk onderzoek worden gevangen, indien de vangsten in een bepaalde periode meer dan vijf ton bedragen.

7. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 31, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 10 Stelsel van maandelijkse meldingen van de vangsten en visserij-inspanningen

1. Voor de toepassing van het stelsel van maandelijkse meldingen van de vangsten en visserij-inspanningen is de aangifteperiode de kalendermaand.

2. Het stelsel van maandelijkse meldingen van de vangsten en visserij-inspanningen geldt voor:

a) de visserij op Electrona carlsbergi in FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren;

b) de visserij op Euphausia superba in FAO-gebied 48 en de FAO-sectoren 58.4.2 en 58.4.1 van de Antarctische wateren.

3. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 31, lid 2, bepaalde procedure.

Artikel 11 Stelsel van tiendaagse meldingen van de vangsten en visserij-inspanningen

1. Voor de toepassing van het stelsel van tiendaagse meldingen van de vangsten en visserij-inspanningen wordt de kalendermaand verdeeld in drie aangifteperiodes, aangeduid met de letters A, B en C, respectievelijk de 1ste tot en met de 10de, de 11de tot en met de 20ste en de 21ste tot en met de laatste dag van de maand.

2. Het stelsel van tiendaagse meldingen van de vangsten en visserij-inspanningen geldt voor:

a) de visserij op Champsocephalus gunnari en Dissostichus eleginoides en andere diepwatersoorten in de FAO-sectoren 58.5.2 van de Antarctische wateren;

b) de experimentele visserij op pijlinktvissen Martialia hyadesi in FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren, behalve die uitgevoerd in de eerste fase van de CCAMLR-regeling inzake de experimentele visserij op deze soort in dit deelgebied;

c) de visserij op krabben Paralomis spp. (orde Decapoda, suborde Reptantia) in FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren, behalve die uitgevoerd in de eerste fase van de CCAMLR-regeling inzake de experimentele visserij op deze soort in dit deelgebied.

3. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 31, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 12 Stelsel van vijfdaagse meldingen van de vangsten en visserij-inspanningen

1. Voor de toepassing van het stelsel van vijfdaagse meldingen van de vangsten en visserij-inspanningen wordt elke kalendermaand onderverdeeld in zes aangifteperiodes, aangeduid met de letters A, B, C, D, E en F, die respectievelijk de 1ste tot en met de 5de, de 6de tot en met de 10de, de 11de tot en met de 15de, de 16de tot en met de 20ste, de 21ste tot en met de 25ste en de 26ste tot en met de laatste dag van de maand omvatten.

2. Het stelsel van vijfdaagse meldingen van de vangsten en visserij-inspanningen geldt voor:

a) de visserij op Champsocephalus gunnari in FAO-deelgebied 48.3 voor de Antarctische wateren;

b) de visserij op Dissostichus eleginoides in FAO-deelgebieden 48.3 en 48.4 van de Antarctische wateren.

3. Zodra de CCAMLR heeft bekendgemaakt dat de visserij op bepaalde bestanden is gesloten omdat de in dit artikel bedoelde vangst- en visserij-inspanningsmelding niet heeft plaatsgevonden, stoppen het betrokken vaartuig of de betrokken vaartuigen onmiddellijk de betrokken visserijactiviteiten. Zij mogen hun activiteiten pas opnieuw opnemen als de ontbrekende melding, of eventueel een verklaring van de technische moeilijkheden die het ontbreken van de melding rechtvaardigen, aan de CCAMLR is meegedeeld.

4. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 31, lid 2, bedoelde procedure.

Deel 2 - Maandelijkse melding van gedetailleerde gegevens voor de visserij met de trawl, de beug en met korven

Artikel 13 Maandelijkse melding van gedetailleerde vangst- en visserij-inspanningsgegevens

1. Voor elk visseizoen verstrekken de communautaire vissersvaartuigen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarvan zij de vlag voeren uiterlijk de vijftiende van de maand volgende op die waarin is gevist, de gedetailleerde vangst- en inspanningsgegevens voor de betrokken maand betreffende de trawlvisserij, de beugvisserij of de visserij met korven, voor de volgende soorten en de volgende gebieden:

a) Champsocephalus gunnari in FAO-sector 58.5.2 van de Antarctische wateren en in FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren;

b) Dissostichus eleginoides in FAO-deelgebieden 48.3 en 48.4 van de Antarctische wateren;

c) Dissostichus eleginoides in FAO-sector 58.5.2 van de Antarctische wateren;

d) Electrona carlsbergi in FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren;

e) Martialia hyadesi in FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren,

f) Paralomis spp. (orde Decapoda, sub-orde Reptantia) in FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren, behalve de vangsten die zijn verricht in de eerste fase van de CCAMLR-regeling voor de experimentele visserij voor deze soort in dit deelgebied.

2. De vangstgegevens worden verstrekt per uitzetting, voor de in lid 1, onder a), en in lid 1, onder e), bedoelde vismethoden en per trek in de andere gevallen.

3. Alle vangstgegevens betreffende de doelsoorten en de bijvangstsoorten worden per soort meegedeeld. Ook het aantal zeevogels en zeedieren van elke soort die zijn gevangen en opnieuw zijn vrijgelaten of zijn gedood moet worden meegedeeld.

4. De lidstaten delen de bedoelde gegevens aan het einde van elke maand mede aan de Commissie, die ze onverwijld aan de CCAMLR doorzendt.

5. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 31, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 14 Stelsel van maandelijkse melding van gedetailleerde biologische gegevens

1. De communautaire vissersvaartuigen delen, op dezelfde voorwaarden en voor de visserij op dezelfde soorten als die bedoeld in artikel 13, de lengtesamenstelling mede van een representatief monster van de vangst van doelsoorten en bijvangstsoorten.

2. De te meten lengte is de totale lengte van de vis in centimeter, afgerond naar onderen en het representatief monster moet afkomstig zijn van één visgrond (vakken van 0,5° breedtegraad bij 1° lengtegraad). Indien een vaartuig zich in de loop van eenzelfde maand naar een andere visgrond verplaatst, dan dient voor elke visgrond een lengtesamenstelling van de vangst te worden verstrekt.

3. Voor de gegevens betreffende de in artikel 13, lid 1, onder d), bedoelde visserij moet een representatief monster uit ten minste 500 vissen bestaan.

4. De lidstaten delen de ontvangen gegevens aan het einde van elke maand mede aan de Commissie, die ze onverwijld doorzendt aan de CCAMLR.

5. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 31, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel15 Sluiting van een visserij wegens het ontbreken van een melding

Wanneer de CCAMLR een lidstaat meldt dat een visserij gesloten wordt omdat één van de in de artikelen 13 en 14 bedoelde meldingen niet zijn gedaan, draagt die lidstaat zijn vaartuigen die de betrokken visserij uitoefenen op hun activiteiten onmiddellijk stop te zetten.

Deel 3 - Jaarlijkse vangstmelding

Artikel 16 Gegevens betreffende de totale vangsten

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 15 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 melden de lidstaten uiterlijk op 31 juli van elk jaar de Commissie de totale vangsten, per vaartuig, van de communautaire vissersvaartuigen die hun vlag voeren in het voorgaande jaar.

2. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 31, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 17 Gegevens betreffende de krabvangsten in FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren

1. De communautaire vissersvaartuigen die in FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren op krab vissen delen de Commissie uiterlijk 25 september van elk jaar de gegevens betreffende het verloop van de visserijactiviteiten en de vóór 31 augustus van dat jaar gevangen krabben mee.

2. De gegevens betreffende de vangsten vanaf 31 augustus van elk jaar moeten aan de Commissie worden meegedeeld binnen twee maanden na de sluiting van de betrokken visserij.

3. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 31, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 18 Gedetailleerde vangst- en visserij-inspanningsgegevens betreffende de experimentele visserij op pijlinktvis in FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren

1. De communautaire vissersvaartuigen die met de inktvisdreg op pijlinktvissen (Martialia hyadesi) vissen in FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren melden de Commissie uiterlijk op 25 september van elk jaar de gedetailleerde vangst- en visserij-inspanningsgegevens betreffende deze visserij. Deze gegevens omvatten het aantal vissen en zeezoogdieren van elke soort die zijn gevangen en terug zijn vrijgelaten of zijn gedood.

2. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 31, lid 2, bedoelde procedure.

Hoofdstuk IV - Controle en inspectie op zee

Artikel 19 Toepassingsgebied

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op vissersvaartuigen uit de Gemeenschap en op vissersvaartuigen die de vlag van een andere verdragsluitende partij voeren.

Artikel 20 Door de lidstaten voor de controle op zee aangewezen CCAMLR-inspecteurs

1. De lidstaten wijzen de CCAMLR-inspecteurs aan die aan boord kunnen gaan van om het even welk communautair vissersvaartuig of, op grond van met een andere verdragsluitende partij gemaakte afspraken, van een vaartuig van die partij dat vist of op het punt staat te gaan vissen op levende rijkdommen van de zee of voor wetenschappelijke doeleinden met betrekking tot de visbestanden in het verdragsgebied.

2. De CCAMLR-inspecteurs controleren in het verdragsgebied de communautaire vaartuigen om na te gaan of zij de door de CCAMLR vastgestelde instandhoudingsmaatregelen en alle andere communautaire instandhoudings- of controlemaatregelen met betrekking tot de visbestanden die voor deze vaartuigen gelden, worden nageleefd.

3. De CCAMLR-inspecteurs moeten op de hoogte zijn van de activiteiten op het gebied van het wetenschappelijk onderzoek die zij moeten inspecteren, alsmede van bepalingen van het verdrag en van de uit hoofde van het verdrag vastgestelde instandhoudingsmaatregelen. De lidstaten moeten de bevoegdheden van elke door hen aangewezen inspecteur bevestigen.

4. De inspecteurs moeten onderdaan zijn van de verdragsluitende partij die hen aanwijst, en vallen bij de uitvoering van hun controleactiviteiten uitsluitend onder de jurisdictie van deze verdragsluitende partij. Zij moeten de status van scheepsofficier krijgen en moeten zich kunnen uitdrukken in de taal van de vlaggenstaat van de vaartuigen waarop zij hun controleactiviteit uitoefenen.

5. Elke CCAMLR-inspecteur moet in het bezit zijn van een door de CCAMLR erkend of verstrekt identiteitsbewijs dat is afgegeven door de lidstaat die hem heeft aangewezen. In dit document wordt vermeld dat de inspecteur bevoegd is om controles uit te voeren volgens de CCAMLR-controleregeling.

6. De lidstaten moeten de naam van de door hen aangewezen inspecteurs meedelen aan het secretariaat van de CCAMLR, en een afschrift daarvan aan de Commissie zenden, binnen veertien dagen na de aanwijzing.

7. Bij de toepassing van de regeling werken de lidstaten samen met elkaar en met de Commissie.

8. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 31, lid 1, bedoelde procedure.

Artikel 21 Activititeiten die kunnen worden geïnspecteerd

De in het verdragsgebied uitgevoerde activiteiten op het gebied van onderzoek en exploitatie van de levende rijkdommen van de zee kunnen worden geïnspecteerd. Dergelijke activiteiten worden geacht plaats te vinden wanneer een CCAMLR-inspecteur constateert dat de activiteiten van een vissersvaartuig beantwoorden aan ten minste één van de volgende vier criteria, en dat dit niet wordt ontkend:

a) het vistuig is in gebruik, is pas gebruikt of is klaar om te worden gebruikt, op basis van met name de volgende vaststellingen:

-de netten en trawlborden zijn opgetuigd;

-de vishaken, de korven en kommen zijn van aas voorzien of het aas is ontvroren en klaar om te worden gebruikt;

-in het visserijlogboek is een recente visserijactiviteit of een visserijactiviteit in uitvoering vermeld;

b) vis die in het verdragsgebied voorkomt wordt behandeld of is onlangs behandeld op basis van, met name de volgende vaststellingen:

-er is verse vis of er zijn visafvallen aan boord;

-er wordt vis ingevroren;

-in aantekeningen wordt de bewerking of behandeling van het product vermeld;

c) het vistuig van het vaartuig bevindt zich in het water, op basis van met name de volgende vaststellingen:

-op het vistuig zijn de referenties van het vaartuig vermeld;

-het vistuig is identiek aan het vistuig aan boord;

-in het visserijlogboek is vermeld dat het vistuig zich in het water bevindt;

d) vis (of producten daarvan) van in het verdragsgebied voorkomende soorten is aan boord van het vaartuig opgeslagen.

Artikel 22 Kenteken van de vaartuigen die inspecteurs aan boord hebben

1. Vaartuigen die CCAMLR-inspecteurs aan boord hebben moeten een door de CCAMLR goedgekeurde speciale vlag of wimpel voeren om aan te geven dat de inspecteurs aan boord controletaken aan het uitvoeren zijn in overeenstemming met de CCAMLR-controleregeling.

2. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 31, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 23 Procedure bij inspectie op zee

1. Elk vaartuig dat zich in het verdragsgebied bevindt om levende rijkdommen van de zee te vangen of wetenschappelijk onderzoek te verrichten moet, wanneer door een vaartuig dat een CCAMLR-inspecteur aan boord heeft het passende sein uit het internationale seinboek wordt gegeven overeenkomstig het bepaalde in artikel 22, stoppen of alle andere vereiste maatregelen nemen om een veilige en snelle overbrenging van de inspecteur naar het vaartuig te vergemakkelijken, tenzij het vaartuig op dat moment aan het vissen is, in welk geval het een en ander moet doen zodra dit mogelijk is.

2. De kapitein van het vaartuig moet de inspecteur, die vergezeld mag zijn van assistenten, toestaan om aan boord van het vaartuig te komen. De CCAMLR-inspecteur toont het in artikel 20, lid 5, bedoelde document wanneer hij aan boord gaat. De kapitein verleent de CCAMLR-inspecteurs passende bijstand bij de uitvoering van hun taken; dat betekent dat hij hen indien nodig moet toestaan gebruik te maken van de communicatieapparatuur.

3. De controle wordt zo uitgevoerd dat het vaartuig er zo weinig mogelijk hinder en overlast van ondervindt. Het onderzoek dient beperkt te blijven tot de vaststelling van feiten die betrekking hebben op de naleving van de CCAMLR-maatregelen die voor de betrokken vlaggenstaat gelden.

4. activiteiten van visserij en wetenschappelijk onderzoek te controleren; zij mogen ook, voorzover dit voor het verrichten van hun taken noodzakelijk is, inzage vragen van de aantekeningen en verslagen die gegevens bevatten over de vangsten en de plaatsen waar is gevist. De inspecteurs mogen zo nodig foto's en/of een videofilm maken om elk vermoeden van overtreding van de door de CCAMLR vastgestelde instandhoudingsmaatregelen te staven.

5. De CCAMLR-inspecteurs brengen een door de CCAMLR goedgekeurd identificatiemerk aan op elk net of ander vistuig dat in strijd met de geldende instandhoudingsmaatregelen lijkt te zijn gebruikt. Zij maken van dit feit melding in het in artikel 24 bedoelde verslag.

6. Voordat hij het vaartuig dat hij net heeft geïnspecteerd, verlaat overhandigt de CCAMLR-inspecteur de kapitein van het vaartuig een exemplaar van het in artikel 24 bedoelde, volledig ingevulde controleverslag.

7. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 31, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 24 Controleverslag

1. Bij elke inspectie op zee overeenkomstig artikel 23 wordt een controleverslag opgesteld overeenkomstig de volgende bepalingen:

a) de CCAMLR-inspecteur moet elke vermoede overtreding van de geldende instandhoudingsmaatregelen vermelden. De inspecteur geeft de kapitein van het vaartuig de gelegenheid om tijdens de controle op hetzelfde formulier zijn opmerkingen over een willekeurig aspect van de controle te maken;

b) de inspecteur ondertekent het verslag en de kapitein wordt verzocht het verslag te ondertekenen als bewijs dat hij het heeft ontvangen.

2. De CCAMLR-inspecteur verstrekt uiterlijk vijftien dagen na zijn aankomst in de haven een kopie van het controleverslag eventueel vergezeld van de foto's en of de videofilm die hij heeft gemaakt, aan de lidstaat die hem heeft aangewezen.

3. De lidstaat die de CCAMLR-inspecteur heeft aangewezen zendt uiterlijk vijftien dagen na de ontvangst een kopie van het controleverslag, eventueel vergezeld van twee exemplaren van de foto's en van de videofilm aan de CCAMLR. Hij zendt ook een kopie van deze documentatie, alsmede alle aanvullende verslagen of inlichtingen die hij achteraf aan de CCAMLR in verband met het controleverslag zou hebben toegezonden, aan de Commissie.

4. Elke lidstaat die een controleverslag over een vaartuig dat zijn vlag voert heeft ontvangen, meldt dit onverwijld aan de Commissie, en zendt haar tevens een afschrift van alle opmerkingen en/of waarnemingen die hij naar aanleiding van de ontvangst van het controleverslag aan de CCAMLR zou hebben meegedeeld en, eventueel elk aanvullend verslag of aanvullende informatie die hij achteraf zou hebben ontvangen.

5. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 31, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 25 Inbreukprocedure

1. Indien ten gevolge van inspectieactiviteiten die zijn uitgevoerd overeenkomstig de CCAMLR-controleregeling wordt geconstateerd dat de op grond van het verdrag vastgestelde maatregelen zijn overtreden, stelt de vlaggenlidstaat een vervolging in en legt hij eventueel sancties op.

2. De vlaggenlidstaat moet binnen veertien dagen na de dagvaarding of het begin van een rechtsgeding de CCAMLR en de Commissie verwittigen en ze op de hoogte houden van het verloop van de procedure en van de uitslag.

3. De vlaggenlidstaat deelt de CCAMLR ten minste éénmaal per jaar schriftelijk de resultaten van de vervolgingen en de getroffen sancties mee. Wanneer de vervolging nog niet is afgesloten, wordt een verslag opgesteld. Wanneer geen vervolging is ingesteld of de vervolging zonder resultaat is gebleven, moet de reden hiervoor in het verslag worden toegelicht. De vlaggenlidstaat zendt een afschrift van dit verslag aan de Commissie.

4. De door de vlaggenlidstaat voor inbreuken op de CCAMLR-instandhoudingsmaatregelen vastgestelde sancties moeten voldoende streng zijn om de naleving van deze maatregelen te garanderen, om het plegen van dergelijke overtredingen onaantrekkelijk te maken en de overtreders het economische voordeel dat zij met hun overtreding hebben behaald, te ontnemen.

5. De vlaggenlidstaat verzekert zich ervan dat alle vaartuigen die bij de overtreding van CCAMLR-instandhoudingsmaatregelen zijn betrapt, geen enkele visserijactiviteit in het verdragsgebied uitoefenen zolang de opgelegde straffen en sancties niet zijn uitgevoerd.

6. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 31, lid 2, bedoelde procedure.

Hoofdstuk V - Controle en inspectie in de havens

Artikel 26 Controle en inspectie in de havens

1. De lidstaten voeren een controle uit op de communautaire vissersvaartuigen en op de vaartuigen die de vlag van een andere verdragsluitende partij voeren die voornemens zijn Dissostichus spp. in hun havens aan te landen of over te laden.

De controle moet erop gericht zijn vast te stellen dat de aan te landen of over te laden vangst vergezeld gaat van het bij Verordening (EG) nr. 1035/2001 [10] voorgeschreven vangstdocument voor Dissostichus, dat ze beantwoordt aan de vermeldingen in het document en, indien het vaartuig experimentele activiteiten in het verdragsgebied heeft uitgeoefend, dat deze in overeenstemming waren met de instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR.

[10] PB L 145 van 31.5.2001, blz. 1.

2. Om de controle te vergemakkelijken eisen de lidstaten van de betrokken vaartuigen dat zij vooraf melden wanneer zij de haven zullen binnenvaren en dat zij schriftelijk verklaren dat zij geen onwettige, niet-gereglementeerde en niet-aangegeven visserijactiviteiten hebben uitgeoefend in het verdragsgebied of dat zij geen enkele bijdrage tot dit soort activiteiten hebben geleverd. Behoudens dringende gevallen wordt de vaartuigen die niet hebben verklaard dat zij geen deel hebben genomen aan onwettige, niet-gereglementeerde of niet-aangegeven visserijactiviteiten of die geen verklaring hebben verstrekt, de toegang tot de haven geweigerd.

Voor de vaartuigen die toestemming krijgen om de haven binnen te varen, voeren de bevoegde instanties van de lidstaat van de haven zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen 48 uur na het binnenvaren de controle uit.

De controle mag het vaartuig of de bemanning niet overmatig hinderen en moet in overeenstemming zijn met de terzake geldende bepalingen van de CCAMLR-controleregeling.

3. Indien er bewijzen zijn dat het vaartuig bij het vissen CCAMLR-instandhoudingsmaatregelen heeft overtreden, staan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van de haven noch de aanlanding noch de overlading van de vangst toe.

De lidstaat van de haven deelt de vlaggenlidstaat de conclusies van de controle mee en werkt met deze laatste samen om hem in staat te stellen een onderzoek naar de vermoede inbreuk in te stellen en, zo nodig, de sancties toe te passen waarin bij de nationale wetgeving is voorzien.

4. De lidstaten stellen de CCAMLR zo spoedig mogelijk in kennis van alle in dit artikel bedoelde vaartuigen waaraan de toegang tot de haven of de toelating om Dissostichus spp. aan te land of over te laden is geweigerd. Zij verstrekken tegelijk een afschrift van deze kennisgeving aan de Commissie.

5. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 31, lid 2, bedoelde procedure.

Hoofdstuk VI - Controlemaatregelen ten aanzien van vaartuigen die geen verdragsluitende partij zijn

Artikel 27 Waarnemingen op zee

1. Elk vaartuig van een niet-verdragsluitende partij dat wordt waargenomen terwijl het vist in het verdragsgebied wordt geacht de doeltreffendheid van de instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR in gevaar te brengen. Bij overlading waarbij een vaartuig van een niet-verdragsluitende partij betrokken is dat binnen of buiten het verdragsgebied is waargenomen, geldt het vermoeden dat de doeltreffendheid van de instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR in gevaar wordt gebracht voor alle andere vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen die samen met dit vaartuig bij dergelijke activiteiten betrokken waren.

2. De lidstaten delen de informatie betreffende dergelijke waarnemingen onverwijld mee aan de CCAMLR en zenden een afschrift ervan aan de Commissie.

3. De lidstaat die het vaartuig van de niet-verdragsluitende partij heeft waargenomen, tracht dit laatste ervan in kennis te stellen dat het is waargenomen terwijl het in het verdragsgebied viste en dat het derhalve geacht wordt het doel van het verdrag in gevaar te brengen, en tevens dat deze informatie aan alle verdragsluitende partijen en aan de vlaggenstaat van het vaartuig zal worden meegedeeld.

4. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 31, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 28 Verbod op overlading

De communautaire vissersvaartuigen aanvaarden geen vis van een vaartuig van een niet-verdragsluitende partij dat is waargenomen en ten aanzien waarvan is verklaard dat het in het verdragsgebied aan het vissen was.

Artikel 29 Controle in de haven

1. De kapitein van een vaartuig van een niet-verdragsluitende partij die een haven in een lidstaat wil aandoen, stelt de bevoegde autoriteiten van die lidstaat ten minste 72 uur vantevoren in kennis van de vermoedelijke tijd van aankomst, de oorsprong van de vangst aan boord en, indien van toepassing, het vaartuig of de vaartuigen waarvan de vangsten aan boord zijn overgeladen. Het vaartuig mag de haven niet binnenvaren voordat de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat hebben gemeld dat zij de vereiste kennisgeving hebben ontvangen.

2. Vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen mogen, behalve in geval van overmacht of in geval van nood, alleen die havens aandoen die door de lidstaten in het kader van deze verordening zijn aangewezen.

Op de datum waarop deze verordening in werking treedt zenden de lidstaten de Commissie een lijst van de aangewezen havens. In voorkomend geval melden zij alle latere wijzigingen in deze lijst. De Commissie maakt de lijst van deze havens en de daarin aangebrachte wijzigingen bekend in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

3. Als een vaartuig van een niet-verdragsluitende partij als bedoeld in artikel 27, lid 1, een haven van een lidstaat aandoet, wordt het door de bevoegde autoriteiten van deze lidstaat gecontroleerd en krijgt het geen toestemming vangsten aan te landen of over te laden, totdat deze controle heeft plaatsgevonden. Bij deze controles worden onder meer de documenten van het vaartuig, het visserijlogboek, de vistuigen, de vangsten aan boord en alle andere gegevens, met name die welke zijn verkregen via een VMS-systeem, betreffende door het vaartuig in het verdragsgebied uitgevoerde activiteiten gecontroleerd.

4. De aanlanding en de overlading van vis van een vaartuig van een niet-verdragsluitende partij, dat overeenkomstig het bepaalde in lid 2 is gecontroleerd, is verboden in alle havens van de lidstaten, indien uit de controles blijkt dat het vaartuig door de instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR beschermde soorten vervoert, tenzij de kapitein van het vaartuig aantoont dat de vis is gevangen buiten het verdragsgebied of is gevangen met inachtneming van de betrokken instandhoudingsmaatregelen en de beginselen van het verdrag.

5. De resultaten van alle in de havens van de lidstaten uitgevoerde controles van vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen en alle informatie over de maatregelen die naar aanleiding daarvan zijn genomen, worden onmiddellijk meegedeeld aan de CCAMLR en een afschrift ervan wordt aan de Commissie gezonden.

6. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 31, lid 2, bedoelde procedure.

Hoofdstuk VII - Slotbepalingen

Artikel 30 Tenuitvoerlegging

De maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de artikelen 3, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 16, 17, 18, 20, 22, 23, 24, 25, 26, 27 en 29 worden vastgesteld volgens de in artikel 31, lid 2, bedoelde beheersprocedure.

Artikel 31 Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité dat is ingesteld bij artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad [11].

[11] PB L 389 van 31.12.1992, blz. 1.

2. Indien naar dit lid wordt verwezen, is de in artikel 4 van Besluit 1999/468/EG bedoelde beheersprocedure van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7 van dit besluit.

3. De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op [één] maand.

Artikel 32 Intrekking

De Verordeningen (EEG) nr. 3943/1990, (EG) nr. 66/98 en (EG) nr. 1721/1999 worden ingetrokken.

Artikel 33 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De voorzitter

Top