EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52002PC0290

Voorstel voor een Verordening van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op het 9e Europees Ontwikkelingsfonds

/* COM/2002/0290 def. */

PB C 262E van 29/10/2002, p. 533–567 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52002PC0290

Voorstel voor een Verordening van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op het 9e Europees Ontwikkelingsfonds /* COM/2002/0290 def. */

Publicatieblad Nr. 262 E van 29/10/2002 blz. 0533 - 0567


Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD houdende het Financieel Reglement van toepassing op het 9e Europees Ontwikkelingsfonds

(Door de Commissie ingediend)

INHOUDSOPGAVE

TOELICHTING

1. Een essentieel element voor de uitvoering van het EOF: het financieel reglement van het EOF

2. De politieke context van het nieuwe EOF: de interne hervorming en de herziening van het Financieel Reglement

3. De essentiële elementen van de herziening van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting

4. Het specifieke karakter van het financieel beheer van het EOF

4.1. Parallellen tussen het EOF en de begroting

4.2. Verschillen tussen het EOF en de begroting

4.3. Wijzen van beheer van het EOF

5. De mogelijkheden om de herziening op het EOF toe te passen

5.1. Begrotingsbeginselen

5.2. Financiële actoren en procedures; functie van intern controleur

5.3. Vastlegging van uitgaven en beheersmethoden

5.4. Opdrachten en subsidies

5.5. Rekeningen, Rekenkamer en kwijting

6. Conclusie

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD houdende het Financieel Reglement van toepassing op het 9e Europees Ontwikkelingsfonds

DEEL I HOOFDBEPALINGEN

TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN

HOOFDSTUK 1 DOEL

HOOFDSTUK 2 REKENEENHEIDSBEGINSEL

HOOFDSTUK 3 SPECIALITEITSBEGINSEL

HOOFDSTUK 4 BEGINSEL VAN GOED FINANCIEEL BEHEER

HOOFDSTUK 5 TRANSPARANTIEBEGINSEL

TITEL II SAMENSTELLING EN STRUCTUUR VAN DE MIDDELEN VAN HET EOF

HOOFDSTUK 1 SAMENSTELLING VAN DE MIDDELEN VAN HET EOF

HOOFDSTUK 2 BIJDRAGEN AAN HET EOF

TITEL III UITVOERING VAN DE MIDDELEN VAN HET EOF

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

HOOFDSTUK 2 WIJZE VAN UITVOERING

HOOFDSTUK 3 FINANCIËLE ACTOREN

Afdeling 1: Beginsel van scheiding van functies

Afdeling 2: Ordonnateur

Afdeling 3: Rekenplichtige

Afdeling 4: Betalingsgemachtigden

HOOFDSTUK 4 VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE FINANCIËLE ACTOREN

Afdeling 1: Algemene regels

Afdeling 2: Regels betreffende de ordonnateurs

Afdeling 3: Regels betreffende de rekenplichtigen

HOOFDSTUK 5 - ONTVANGSTEN

Afdeling 1: Terbeschikkingstelling van de middelen van het EOF

Afdeling 2: Raming van schuldvorderingen

Afdeling 3: Vaststelling van schuldvorderingen

Afdeling 4: Invorderingsbeginsel

Afdeling 5: Invorderingsopdracht

Afdeling 6: Invordering

HOOFDSTUK 6 UITGAVEN

Afdeling 1: Algemene regels

Afdeling 2: Vastlegging: beginselen en definities

Afdeling 3: vastlegging van uitgaven en gecentraliseerd beheer

Afdeling 4: vastlegging van uitgaven en gedecentraliseerd beheer

Afdeling 5: Betaalbaarstelling

Afdeling 6: Betalingsopdracht

Afdeling 7: Betaling van de uitgaven

Afdeling 8: Termijnen van de uitgavenverrichtingen

HOOFDSTUK 7 COMPUTERSYSTEMEN

HOOFDSTUK 8 INTERNE CONTROLEUR

TITEL IV OVERHEIDSOPDRACHTEN

HOOFDSTUK 1 TOEPASSINGSGEBIED

HOOFDSTUK 2 PROCEDURES EN BEGINSELEN INZAKE DE PLAATSING VAN OPDRACHTEN

HOOFDSTUK 3 DEELNAME AAN DE OPDRACHTEN

HOOFDSTUK 4 BEKENDMAKING

TITEL V EIGEN BEHEER

TITEL VI SUBSIDIES

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

HOOFDSTUK 2 BEGINSELEN VOOR DE TOEKENNING VAN SUBSIDIES

HOOFDSTUK 3 TOEKENNINGSPROCEDURE

HOOFDSTUK 4 BETALING

HOOFDSTUK 5 UITVOERING

TITEL VII BOEKHOUDING

HOOFDSTUK 1 REKENING EN VERANTWOORDING

HOOFDSTUK 2 INFORMATIE OVER DE UITVOERING VAN DE -MIDDELEN VAN HET EOF

HOOFDSTUK 3 BOEKHOUDING

TITEL VIII EXTERNE CONTROLE EN KWIJTING

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

HOOFDSTUK 2 EXTERNE CONTROLE

HOOFDSTUK 3 KWIJTING

DEEL TWEE SPECIFIEKE BEPALINGEN BETREFFENDE DE DOOR DE EIB BEHEERDE MIDDELEN VAN HET EOF

DEEL DRIE OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

TITEL I OVERGANGSBEPALINGEN

HOOFDSTUK 1 OVERDRACHT VAN RESTBEDRAGEN VAN EERDERE EOF'S

HOOFDSTUK 2 REGELS BETREFFENDE DE EERDERE EOF'S EN DE OVERGEDRAGEN RESTBEDRAGEN

HOOFDSTUK 3 OVERGANGSPERIODE

TITEL II SLOTBEPALINGEN

BIJLAGE

TOELICHTING

1. Een essentieel element voor de uitvoering van het EOF: het financieel reglement van het EOF

De opeenvolgende Europese Ontwikkelingsfondsen (EOF) worden ingesteld bij interne akkoorden tussen de lidstaten die moeten worden geratificeerd.

Bij deze akkoorden stellen de lidstaten vast welke financiële middelen nodig zijn om te voldoen aan hun verplichtingen jegens de staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS). Zij stellen tevens de financiële middelen vast die gereserveerd zijn voor de landen en gebieden overzee (LGO) in het kader van associatiebesluiten.

Bij het Intern Akkoord van 18 september 2000 [1] hebben de lidstaten het 9e EOF vastgesteld dat dient voor de financiële uitvoering van:

[1] PB L 314 van 30.11.2001, blz. 1.

- de partnerschapsovereenkomst die in 2000 te Cotonou (Benin) met de ACS-landen is gesloten; [2]

[2] PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

- het besluit betreffende de associatie van de LGO dat in november 2001 door de Raad is goedgekeurd. [3]

[3] PB L 314 van 30.11.2001, blz. 1 en PB L 324 van 7.12.2001, blz. 1.

In artikel 31 van dit Intern Akkoord is bepaald dat "de uitvoeringsbepalingen van dit akkoord worden nedergelegd in een Financieel Reglement, dat vóór de inwerkingtreding van de ACS-EG-overeenkomst door de Raad met... gekwalificeerde meerderheid van stemmen wordt vastgesteld op basis van een voorstel van de Commissie...".

Opdat de acties ten gunste van de ACS-staten en de LGO van start kunnen gaan, is het dus nodig dat het Financieel Reglement tijdig wordt goedgekeurd.

2. De politieke context van het nieuwe EOF: de interne hervorming en de herziening van het Financieel Reglement

Het voorstel voor het nieuwe Financieel Reglement van het EOF wordt opgesteld in de dynamische context van de interne hervorming die de Commissie op gang heeft gebracht en die met name de herziening en modernisering van haar financiële procedures betreft. Dit proces komt vooral tot uiting door het voorstel tot herziening van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Gemeenschappen, dat de Commissie in juli 2000 heeft goedgekeurd en waarvan de behandeling door de wetgevende autoriteit in de laatste fase is [4]. De Europese Raad heeft de wens geuit dat het herziene Financieel Reglement voor eind 2002 definitief wordt goedgekeurd.

[4] Met het oog op de procedure van overleg met het Parlement heeft de Raad op 22 mei 2002 een gemeenschappelijke beleidslijn goedgekeurd (zie document 8730/02 FIN 169).

Aangezien het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting de regels inzake financieel beheer en controle bevat, is de herziening ervan onlosmakelijk verbonden met het administratieve hervormingsproces. De voornaamste elementen van deze hervorming kunnen niet worden doorgevoerd zonder het Financieel Reglement ingrijpend te wijzigen.

Voor verschillende elementen van de hervorming geldt hetzelfde voor het EOF. De goedkeuring van het nieuwe Financieel Reglement voor het 9e EOF biedt dus de gelegenheid om, in een mate die verenigbaar is met de door het juridisch kader (Overeenkomst van Cotonou, associatiebesluiten, Intern Akkoord) gestelde grenzen, rekening te houden met de wijzigingen die in het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting zijn aangebracht.

3. De essentiële elementen van de herziening van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting

Het oorspronkelijke herzieningsvoorstel van juli 2000 [5] en het in december 2001 goedgekeurde gewijzigde voorstel [6] zijn voornamelijk gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

[5] COM (2000) 461 def. van 17 oktober 2001.

[6] COM (2001) 691 def. 2 van 10 januari 2002 - hier wordt verwezen naar het gewijzigde voorstel.

De herziening van het Financieel Reglement is een essentieel onderdeel van het interne hervormingsproces dat de Commissie op gang heeft gebracht. De voornaamste elementen van deze hervorming, zoals de bevestiging van de verantwoordelijkheid van de ordonnateurs, onder toezicht van de interne auditdienst, gekoppeld aan de afschaffing van de gecentraliseerde controles vooraf (met name het visum van de financieel controleur) worden bij het herzieningsvoorstel in de wetgeving opgenomen [7].

[7] Met het oog op de procedure van overleg met het Parlement heeft de Raad op 22 mei 2002 een gemeenschappelijke beleidslijn goedgekeurd (zie document 8730/02 FIN 169).

De herziening gaat echter verder dan de doelstellingen van de interne hervorming van de Commissie en behelst alle onderwerpen die thans worden bestreken door het Financieel Reglement, het basisinstrument voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen in al haar aspecten: opstelling, uitvoering, boekhouding, externe controleprocedures en kwijting. De herziening heeft dus ook als doel de beheermethodes van de Commissie te moderniseren om de doeltreffendheid van de begrotingsuitvoering te verbeteren en te zorgen voor een betere inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer.

4. Het specifieke karakter van het financieel beheer van het EOF

Voordat wordt ingegaan op de wijze waarop de Commissie voorstelt de inhoud van de herziening op het Financieel Reglement van het EOF toe te passen, moeten de essentiële kenmerken van het systeem van financiële samenwerking tussen de EU en de ACS-staten en LGO kort worden beschreven.

De lange geschiedenis van deze samenwerking, die teruggaat tot de overeenkomsten van Yaoundé van de jaren 60 en 70, heeft het mogelijk gemaakt een bijzonder, zo niet uniek financieel samenwerkingssysteem uit te werken. Het feit dat dit gebied zich naast de communautaire begroting heeft ontwikkeld en dat het EOF naast het stelsel van eigen middelen en de algemene begroting blijft bestaan, heeft het bijzondere karakter versterkt.

4.1. Parallellen tussen het EOF en de begroting

Op het eerste gezicht deelt het beheersysteem van het EOF verschillende kenmerken met het beheersysteem dat op de algemene begroting van toepassing is. De taken van de verschillende financiële actoren (ordonnateur, rekenplichtige, financieel controleur) zijn hetzelfde, zowel voor de handelingen in verband met de uitgave als voor de handelingen in verband met de schuldvorderingen, aangezien het Financieel Reglement van het 8e EOF [8] is geïnspireerd op het thans geldende algemene Financieel Reglement. Een belangrijke overeenkomst is dat de verrichtingen van de Commissie in het kader van het EOF aan dezelfde regels onderworpen zijn als de begroting, voor wat betreft de externe controle door de Rekenkamer en de op aanbeveling van de Raad door het Europees Parlement verleende kwijting.

[8] PB L 191 van 7.7.1998, blz. 53.

4.2. Verschillen tussen het EOF en de begroting

De EOF-middelen zijn echter niet in de algemene begroting opgenomen, en de besteding ervan is dus niet aan de procedure voor de opstelling van de algemene begroting onderworpen, en evenmin aan de diverse mechanismen ter uitvoering van de begroting. Elk jaar verstrekt de Commissie de "ramingen" van de vastleggingen en de betalingen voor het volgende begrotingsjaar, die een indicatief karakter hebben. Indien de werkelijke besteding van de vastleggingen of de betalingen niet het verwachte niveau bereikt, heeft dit geen enkele juridische consequentie voor het gebruik van de betrokken middelen.

Het EOF kent dus niet dezelfde beperkingen als de begroting, die op het jaarperiodiciteitsbeginsel en het begrip "begrotingsjaar" is gebaseerd.

4.3. Wijzen van beheer van het EOF

Wat de wijze van uitvoering betreft, kan het EOF-systeem in de terminologie van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting als een zeer geavanceerde vorm van "gedecentraliseerd beheer" [9] worden beschouwd. De uitvoeringsbevoegdheden zijn namelijk bij de Overeenkomst van Cotonou reeds aan de ACS-staten toevertrouwd. Het grootste deel van de beschikbare middelen wordt direct door de betrokken staten besteed, in de vorm van specifieke programma's en projecten. De rol van de Commissie bestaat er met name in de financieringsbesluiten te nemen met betrekking tot de met de begunstigde staten gesloten financieringsovereenkomsten. In het kader van de overeenkomsten verloopt de gedecentraliseerde uitvoering vervolgens grotendeels onder hun verantwoordelijkheid, waarbij de Commissie evenwel via de hoofden van de delegaties ter plaatse en haar centrale diensten steun verleent en vooraf controle uitoefent.

[9] Zie de artikelen 53 en 165 in het gewijzigde voorstel, COM (2001) 691.

Deze grote mate van decentralisatie weerspiegelt de doelstellingen van de associatie en het partnerschap waardoor de betrekkingen tussen de ACS-staten en de lidstaten worden gekenmerkt. Dit komt ook tot uiting in de permanente gezamenlijke instellingen en hun vermogen om in bepaalde gevallen bindende regels vast te stellen voor de partners.

Er hebben zich complexe mechanismen en procedures ontwikkeld tot zelfs de functies van ordonnateur in de overeenkomsten van Lomé en de huidige partnerschapsovereenkomst zijn neergelegd. Er is uitdrukkelijk voorzien in een zeer grote betrokkenheid van de hoofden van de delegaties van de Gemeenschap bij het financieel beheer. Dit gaat van de gezamenlijke voorbereiding van projecten tot de goedkeuring van de gunning van opdrachten en andere door de nationaal ordonnateur ingediende financieringsaanvragen. De ACS-EG-samenwerking beschikt tevens over specifieke regels met betrekking tot de plaatsing en de uitvoering van opdrachten [10].

[10] Besluit 3/90 van 29 maart 1990 van de ACS-EEG-Raad van ministers tot vaststelling en toepassing van de algemene voorschriften en de algemene voorwaarden, PB L 382 van 31.12.1990, blz. 1.

Geen enkel ander door de Commissie beheerd uitgavenprogramma op het gebied van buitenlandse betrekkingen kent een zo nauw financieel partnerschap met de betrokken derde landen als dat in het kader van het EOF.

5. De mogelijkheden om de herziening op het EOF toe te passen

Voorzover het specifieke juridische kader van het EOF zulks niet verhindert, zullen op het financieel beheer van het EOF dezelfde hervormingen worden toegepast als op de door de algemene begroting gefinancierde programma's. Het voorstel van de Commissie beoogt dus zoveel mogelijk dezelfde regels toe te passen als die welke vanaf 1 januari 2003 voor de algemene begroting zullen gelden, en wel op de volgende wijze:

5.1. Begrotingsbeginselen

Wegens het ontbreken van een begrotingsbesluit zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting, is het niet mogelijk het eenheids-, het jaarperiodiciteits-, het evenwichts- en het universaliteitsbeginsel op de EOF-middelen toe te passen. Het specialiteits- (art. 3) en het doorzichtigheidsbeginsel (art. 5) worden evenwel voor het eerst opgenomen, en het beginsel van goed financieel beheer is geënt op de herziening van het Financieel Reglement van toepassing op de begroting (art. 4).

Enkele aspecten van de jaarperiodiciteit zijn echter versterkt. Volgens de huidige voorschriften moet de Commissie slechts haar "ramingen" van de uitgaven voor het komende jaar aan de Raad mededelen. Deze ramingen moeten nu in het Publicatieblad worden bekendgemaakt (art. 5) en zowel de vastleggingen als de betalingen omvatten (art. 8 - tot nog toe waren alleen de ramingen voor de betalingen verplicht). Elke betalingsopdracht moet nu ook het begrotingsjaar waarop hij wordt aangewezen vermelden (art. 62).

5.2. Financiële actoren en procedures; functie van intern controleur

De regels voor financiële actoren (ordonnateur, rekenplichtige: zie artikelen 10-11 en 18 - 37) zijn precies dezelfde als die in het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting, en dit geldt ook voor de basisregels inzake betaalbaarstelling, betalingsopdracht en betaling (artikelen 56-69). De regels inzake schuldvorderingen en de inning van schulden zijn geënt op het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting (artikelen 42 - 48). De interne controleur krijgt dezelfde taken met betrekking tot het EOF als met betrekking tot de algemene begroting (zie artikelen 70 -72).

Vastgelegde uitgaven van eerdere EOF's zullen volgens de eerdere financiële reglementen worden beheerd, evenwel met uitzondering van de gecentraliseerde financiële controle vooraf, die wordt afgeschaft ten gunste van het nieuwe reglement (art. 132). De interne hervorming zal het EOF dus volledig omvatten, zodat binnen de Commissie een uniform systeem kan worden toegepast op alle uitgaven die zij beheert, met inachtneming van de door de ACS-EG-Overeenkomst erkende specifieke functies van ordonnateur.

5.3. Vastlegging van uitgaven en beheersmethoden

Voor het EOF worden dezelfde definities van de verschillende beheerswijzen gehanteerd als die welke in het kader van de herziening van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting bestaan (zie artikelen 13-17). De belangrijkste categorie is het gedecentraliseerd beheer door de ACS-staten (art. 14). Er is ook een kleinere categorie van gecentraliseerd beheer door de Commissie (art. 15) waarvoor dezelfde regels inzake externalisering zullen gelden als voor de begroting. De regels inzake de vastlegging van uitgaven (art. 49-55) zijn gedifferentieerd naar gelang van de betrokken wijze van beheer:

- bij gecentraliseerd beheer door de Commissie gelden voor de vastlegging van uitgaven precies dezelfde regels als in de begroting (art. 49-54) en dezelfde uitvoeringstermijnen (art. 54).

- bij gedecentraliseerd beheer is de financieringsovereenkomst met het ACS-partnerland aan dezelfde basisregel onderworpen (sluiting voor het einde van het jaar N+1, waarbij het jaar N het jaar is waarin de Commissie de financiële vastlegging verricht). Vervolgens moeten de individuele juridische verbintenissen ter uitvoering van de financieringsovereenkomst ook de contractualisatietermijn van 3 jaar na de financiële vastlegging in acht nemen.

Zoals in het kader van de hervormingen in verband met de herziening van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting het geval is, blijft de uitvoering van deze nieuwe bepalingen niet zonder gevolgen voor de interne organisatie van de Commissie en haar personeel. De Commissie zal alles in het werk stellen om te zorgen voor een doeltreffende uitvoering van dit nieuwe beheersysteem, dat nieuwe taken voor haar diensten meebrengt, zowel in de zetel van de Commissie als in de delegaties ter plaatse. Zij behoudt zich het recht voor alle nodige voorstellen in te dienen, ook met betrekking tot de bepalingen van het Intern Akkoord, om ervoor te zorgen dat zij over voldoende middelen beschikt voor de administratieve uitgaven in verband met de uitvoering van het EOF.

Deze voorstellen moeten tevens bijdragen tot de verwezenlijking van de andere doelstellingen die zijn vermeld in de mededeling van de Commissie over de hervorming van het beheer van de buitenlandse steun (SEC 2000 (814)) van 16 mei 2000. Zij moeten met name een geslaagde integratie van de ACS-delegaties in het deconcentratieproces beogen.

5.4. Opdrachten en subsidies

Om twee redenen is het niet gepast het Financieel Reglement van het EOF te gebruiken om de regels voor uit de EOF-middelen gefinancierde opdrachten vast te leggen. In de eerste plaats bevat de Overeenkomst van Cotonou zelf uitvoerige regels (bijlage IV, artikelen 20-31). In de tweede plaats bepaalt de Overeenkomst van Cotonou dat de regels voor opdrachten worden neergelegd in een specifiek instrument dat door de ACS-EG-Raad van ministers moet worden goedgekeurd (art. 28 van bijlage IV). Volgens dezelfde bepaling moeten de ACS-regels echter in overeenstemming zijn met de EG-regels. De Commissie heeft reeds een voorstel ingediend voor het specifieke instrument voor ACS-opdrachten (COM(2002)183 def. van 12 april). Voorgesteld wordt de bestaande Relex-handleiding van 1999 als basis voor de onderhandelingen met de ACS-landen te nemen. Artikel 3 van het ontwerp-ACS-EG-besluit maakt het mogelijk de ACS-regels aan te passen om ervoor te zorgen dat zij in overeenstemming zijn met het nieuwe Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting, zodra dit in januari 2003 in werking treedt.

In het huidige voorstel voor het Financieel Reglement van het EOF beperkt de Commissie zich derhalve (artikelen 73-79) tot bepaalde essentiële definities en een verwijzing naar de regels die door de ACS-EG-Raad van ministers zullen worden vastgesteld (art. 75).

Wat subsidies betreft, gelden in het kader van het gecentraliseerd beheer door de Commissie precies dezelfde regels als voor de algemene begroting (artikelen 82-94). Bij gedecentraliseerd beheer, waarbij de ACS-landen subsidies toekennen, zal de Commissie streven naar toepassing van dezelfde normen (art. 95).

Overeenkomstig een tijdens de kwijtingsprocedure 2000 aangegane verbintenis bevat dit voorstel regels inzake uitvoering in eigen beheer ("marchés en régie"), waarbij werken die normaliter aan de regels voor opdrachten zijn onderworpen, rechtstreeks door de ACS-staat, d.w.z. door zijn ministeries of organen, worden uitgevoerd (artikelen 80-81). Een bijzonder probleem bij deze wijze van uitvoering is dat de ACS-staten vaak gebruikmaken van bureaus voor technische bijstand (BTB's), hetgeen door de Overeenkomst van Cotonou wordt toegestaan (bijlage IV, art. 35, lid 1). Artikel 81 van het voorstel verplicht de Commissie er echter toe zich ervan te vergewissen dat de overeenkomsten tussen een ACS-staat en een BTB een serie minimumvoorwaarden bevat. Bovendien zal, wanneer de Commissie namens de ACS-staat optreedt, het gebruik van een BTB nog steeds verboden zijn, precies zoals wanneer de Commissie in eigen naam handelt (art. 80, lid 3).

5.5. Rekeningen, Rekenkamer en kwijting

De bepalingen inzake de rekeningen (artikelen 96-111) en inzake de controle- en kwijtingsprocedures (artikelen 112-120) passen dezelfde regels en termijnen toe als die in de herziening van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting.

Wat betreft de bevoegdheden inzake toegang van de Rekenkamer, bepaalt artikel 52, lid 4, naast het bepaalde in artikel 115, naar het voorbeeld van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting, dat in alle financieringsovereenkomsten moet worden vermeld dat de Rekenkamer het recht van toegang tot alle uit het EOF gefinancierde contractanten en subcontractanten heeft en dat erkenning van dit recht een voorwaarde is voor financiering (artikel 115, lid 6).

Een andere kwestie in dit verband betreft de regels voor de Europese Investeringsbank. Het Intern Akkoord (art. 32) geeft de Commissie verantwoordelijkheid voor de indiening van de rekeningen van het EOF bij de Raad. Datzelfde Intern Akkoord vertrouwt echter het beheer van de EOF-investeringsfaciliteit, inclusief rentesubsidies, toe aan de Europese Investeringsbank (zie artikelen 121-128).

Artikel 9 maakt duidelijk wat de respectieve verantwoordelijkheden van de EIB en de Commissie zijn in het kader van het Financieel Reglement. Artikel 112 verwijst naar de mogelijkheid om de tripartiete overeenkomst tussen de Commissie, de Rekenkamer en de EIB aan te passen.

De bepalingen met betrekking tot de bijdragen van de lidstaten (artikelen 39 - 41), de rekeningen en de controle- en kwijtingsprocedures weerspiegelen dan ook de nieuwe verdeling van verantwoordelijkheden.

6. Conclusie

De Commissie heeft goede hoop dat het financieel beheer van het EOF op lange termijn doorzichtiger en efficiënter kan worden door dezelfde hervormingen als die welke in het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting zijn vervat, op het EOF toe te passen. Dit voornemen van de Commissie moet ook worden gezien in de context van de uiteindelijke opneming van het EOF in de algemene begroting, waarnaar de Commissie blijft streven.

Om bovengenoemde redenen stelt de Commissie voor het bijgevoegde Financieel Reglement van toepassing op het Europees Ontwikkelingsfonds goed te keuren:

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

houdende het Financieel Reglement van toepassing op het 9e Europees Ontwikkelingsfonds

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 [11],

[11] PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

Gelet op Besluit 2001/822/EG van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee (LGO) met de Europese Gemeenschap ("LGO-besluit") [12],

[12] PB L 314 van 30.11.2001, blz. 1.

Gelet op het Intern Akkoord tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het financieel protocol bij de partnerschapsovereenkomst tussen de staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, ondertekend te Cotonou (Benin) op 23 juni 2000 en de toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van het vierde deel van het EG-Verdrag van toepassing zijn [13], en met name op artikel 31,

[13] PB L 317 van 15.12.2000, blz. 355.

Gezien het voorstel van de Commissie [14],

[14] PB C [...] van [...], blz. [...].

Gezien het advies van de Rekenkamer [15],

[15] PB C [...] van [...], blz. [...].

Gezien het advies van de Europese Investeringsbank [16],

[16] PB C [...] van [...], blz. [...].

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het is dienstig vast te leggen op welke wijze de lidstaten hun bijdragen storten in het 9e Europees Ontwikkelingsfonds, hierna "EOF" genoemd, ingesteld bij het Intern Akkoord tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het financieel protocol bij de partnerschapsovereenkomst tussen de staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, ondertekend te Cotonou (Benin) op 23 juni 2000 en de toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van het vierde deel van het EG-Verdrag van toepassing zijn, hierna "Intern Akkoord" genoemd.

(2) Voorts dient de wijze waarop de Rekenkamer haar bevoegdheden ten aanzien van het EOF moet uitoefenen, te worden bepaald.

(3) De behandeling van eventuele resterende saldi van eerdere EOF's moet worden geregeld, met name wat betreft de overdracht ervan naar het 9e EOF, de toewijzing ervan aan de verschillende samenwerkingsinstrumenten waarin de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000, hierna "ACS-EG-Overeenkomst" genoemd, en het LGO-besluit voorzien, alsook de regels voor de tenuitvoerlegging ervan.

(4) Het is noodzakelijk de samenhang tussen deze verordening en de door de Commissie vastgestelde maatregelen tot uitvoering het het LGO-besluit te waarborgen.

(5) Er dient te worden gezorgd voor een adequate, snelle en doeltreffende uitvoering van de in het kader van de ACS-EG-Overeenkomst gefinancierde programma's en projecten en van doorzichtige en gemakkelijk toe te passen beheersprocedures die decentralisatie van de taken en verantwoordelijkheden mogelijk moeten maken.

(6) Bij besluit [... /...] van de ACS-EG-Raad van Ministers van [...] betreffende de uitvoering van de artikelen 28, 29 en 30 van bijlage IV bij de Overeenkomst van Cotonou [17] zijn de algemene voorschriften, de algemene voorwaarden en de procedurevoorschriften voor bemiddeling en arbitrage inzake door het EOF gefinancierde opdrachten voor werken, leveringen en diensten vastgesteld.

[17] PB C [...] van [...], blz. [...].

(7) Er dient te worden geregeld op welke wijze de door de Commissie aangewezen hoofdordonnateur van het EOF, die met name verantwoordelijk is voor de controle van de uit het EOF gefinancierde uitgaven, in nauwe samenwerking met de nationale ordonnateur de maatregelen neemt die nodig zijn voor een goede uitvoering van de activiteiten.

(8) Voor zover mogelijk dient Verordening (EG, Euratom) nr. [.../...] van de Raad van [...] houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen [18] als centraal element van de hervorming van het intern beheer van de Commissie in aanmerking te worden genomen bij de opstelling van het Financieel Reglement van het EOF, met name met het oog op een eventuele opneming van de middelen van het EOF in de algemene begroting van de Gemeenschappen. Door de Commissie kunnen bij de Raad voorstellen tot wijziging van deze verordening worden ingediend in het licht van de ervaring met de toepassing ervan,

[18] PB L [...] van [...], blz. [...].

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

DEEL I HOOFDBEPALINGEN

TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN

HOOFDSTUK 1 DOEL

Artikel 1

1. Deze verordening regelt de vaststelling en de financiële uitvoering van de middelen van het 9e Europees Ontwikkelingsfonds, hierna "EOF" genoemd.

2. Tenzij anders vermeld, worden verwijzingen in deze verordening naar ACS-staten geacht ook betrekking te hebben op organen of hun vertegenwoordigers als omschreven in de artikelen 13 en 14 bij de ACS-EG-Overeenkomst, die zij naar behoren hebben gemachtigd tot uitoefening van hun verantwoordelijkheden in het kader van die overeenkomst.

HOOFDSTUK 2 REKENEENHEIDSBEGINSEL

Artikel 2

De middelen van het EOF worden in euro vastgesteld, uitgevoerd en onderworpen aan rekening en verantwoording.

Voor de in artikel 27 bedoelde kasbehoeften is de rekenplichtige evenwel gemachtigd transacties in euro, in andere valuta en in de nationale valuta te verrichten.

HOOFDSTUK 3 SPECIALITEITSBEGINSEL

Artikel 3

De middelen van het EOF worden gespecificeerd volgens de voornaamste samenwerkingsinstrumenten, dat wil zeggen steun voor langetermijnontwikkeling, steun voor regionale samenwerking en integratie en de investeringsfaciliteit.

Voor de staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, hierna "ACS-staten" genoemd, zijn deze instrumenten vastgesteld bij het financieel protocol in bijlage I bij de ACS-EG-Overeenkomst. Deze specificatie is tevens gebaseerd op de bepalingen van het Intern Akkoord en houdt rekening met de in artikel 2, lid 2, van het Intern Akkoord bedoelde reserve en de middelen die overeenkomstig artikel 4 van dat akkoord voor uitvoeringskosten worden gereserveerd.

Voor de landen en gebieden overzee, hierna "LGO" genoemd, zijn deze instrumenten vastgesteld in bijlage II A bij het LGO-besluit. Deze specificatie houdt tevens rekening met de in artikel 3, lid 3, van die bijlage bedoelde reserve en met de middelen die overeenkomstig artikel 1, lid 1, onder c), van die bijlage voor studies of technische bijstand zijn bestemd.

HOOFDSTUK4 BEGINSEL VAN GOED FINANCIEEL BEHEER

Artikel 4

1. De middelen van het EOF worden aangewend volgens het beginsel van goed financieel beheer, dat zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid inhoudt.

2. Zuinigheid betekent dat de voor de activiteiten ingezette middelen tijdig, in passende hoeveelheid en kwaliteit en tegen de best mogelijke prijs beschikbaar worden gesteld.

Efficiëntie betekent dat de beste verhouding tussen de ingezette middelen en de verkregen resultaten wordt nagestreefd.

Doeltreffendheid betekent dat de gestelde doelen en de beoogde resultaten worden bereikt.

3. De doelstellingen worden vastgesteld en op de verwezenlijking ervan wordt toegezien door middel van meetbare indicatoren. Daartoe moet een maatregel vóór het gebruik van middelen van het EOF aan een beoordeling worden onderworpen om na te gaan of de verwachte resultaten de gebruikte middelen rechtvaardigen.

4. De programma's of maatregelen worden geregeld aan een onderzoek onderworpen, met name met het oog op de raming van de in artikel 39, lid 1, bedoelde afroepingen van bijdragen, om te verifiëren dat zij verantwoord zijn.

HOOFDSTUK 5 TRANSPARANTIEBEGINSEL

Artikel 5

1. De middelen van het EOF worden vastgesteld, uitgevoerd en aan rekening en verantwoording onderworpen met inachtneming van het transparantiebeginsel.

2. De in artikel 10 van het Intern Akkoord bedoelde jaarlijkse ramingen van de vastleggingen en betalingen en de in artikel 96 van deze verordening bedoelde rekeningen van het EOF worden in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt.

TITEL II SAMENSTELLING EN STRUCTUUR VAN DE MIDDELEN VAN HET EOF

HOOFDSTUK 1 SAMENSTELLING VAN DE MIDDELEN VAN HET EOF

Artikel 6

1. Het EOF is als volgt samengesteld:

a) Het in artikel 1 van het Intern Akkoord vastgestelde bedrag;

b) De eventuele resterende middelen van eerdere EOF's die overeenkomstig artikel 1, lid 2, onder b), van het Intern Akkoord worden vastgesteld, zoals gedefinieerd in deel III, titel I, van deze verordening.

2. De rentebaten uit de in lid 1 bedoelde deposito's bij de in artikel 37 van bijlage IV bij de ACS-EG-Overeenkomst bedoelde betalingsgemachtigden in Europa worden gecrediteerd op een of meer op naam van de Commissie geopende bankrekeningen en gebruikt overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 van het Intern Akkoord en deze verordening.

3. De verdeling van de toewijzingen zoals vastgesteld door de ACS-EG-Overeenkomst en het Intern Akkoord, wordt ter indicatie in de bijlage vermeld.

Artikel 7

Het in artikel 4 van het Intern Akkoord vastgestelde bedrag dient ter financiering van de kosten die de Commissie maakt ter uitvoering van de ACS-EG-Overeenkomst. Dit bedrag wordt overeenkomstig de beginselen van artikel 9 van het Intern Akkoord gebruikt.

Deze middelen worden met name gebruikt ter versterking van de administratieve capaciteit van de Commissie en van haar delegaties, teneinde te voorzien in een soepele voorbereiding en uitvoering van de verrichtingen die uit het EOF worden gefinancierd.

HOOFDSTUK 2 BIJDRAGEN AAN HET EOF

Artikel 8

1. Ieder jaar stelt de Commissie de staat van de voor het volgende begrotingsjaar te verwachten betalingen, alsook het tijdschema voor het afroepen van de bijdragen vast en stelt zij de Raad hiervan uiterlijk 15 oktober in kennis, met inachtneming van de ramingen waarvan de Europese Investeringsbank (EIB) haar overeenkomstig artikel 121 in kennis stelt betreffende de door de Bank beheerde verrichtingen, inclusief rentesubsidies.

De Commissie verantwoordt het gevraagde bedrag op basis van haar vermogen om de voorgestelde middelen daadwerkelijk uit te geven. De EIB verantwoordt het gevraagde bedrag op basis van haar operationele behoeften. De Raad spreekt zich over deze verantwoordingen en over elke afroeping van een bijdrage uit overeenkomstig het bepaalde in artikel 10 van het Intern Akkoord en artikel 39 van deze verordening.

2. Voor de resterende middelen van eerdere EOF's die overeenkomstig artikel 6 naar het 9e EOF worden overgemaakt, worden de bijdragen van elke lidstaat berekend naar rata van zijn bijdrage aan het betrokken EOF.

3. De jaarlijkse ramingen van de bijdragen van de Commissie omvatten:

a) haar ramingen van de vastleggingen voor het volgende begrotingsjaar, alsmede die van de EIB;

b) haar ramingen van de vastleggingen en betalingen voor elk van de vier jaren volgende op het jaar waarop de afroeping van bijdragen betrekking heeft, alsmede die van de EIB. Het tijdschema wordt elk jaar opnieuw door de Raad onderzocht en goedgekeurd.

4. Indien de bijdragen niet toereikend zijn om tijdens het desbetreffende begrotingsjaar in de daadwerkelijke behoeften van het EOF te voorzien, kan overeenkomstig artikel 10, lid 4, van het Intern Akkoord tot eventuele aanvullende stortingen worden besloten.

5. De storting van de bijdragen door de lidstaten geschiedt overeenkomstig artikel 39.

TITEL III UITVOERING VAN DE MIDDELEN VAN HET EOF

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 9

1. De Commissie neemt de in artikel 57 van de ACS-EG-Overeenkomst en in het LGO-besluit omschreven verantwoordelijkheden op zich. Daartoe draagt zij zorg voor de financiële uitvoering van de verrichtingen met de middelen van het EOF die in de vorm van niet-terugvorderbare steun worden toegekend, met uitzondering van rentesubsidies, en verricht zij de betalingen overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

Bij de toepassing van deze verordening handelt de Commissie op eigen verantwoordelijkheid, binnen de grenzen van de toegekende middelen.

2. Namens de Gemeenschap beheert de EIB de investeringsfaciliteit, alsmede de rentesubsidies, en voert zij de desbetreffende verrichtingen uit overeenkomstig de voorschriften van deel II. Hierbij handelt de EIB uit naam en voor risico van de Gemeenschap.

De EIB zorgt voor de financiële uitvoering van de verrichtingen in verband met leningen uit eigen middelen, in voorkomend geval gecombineerd met rentesubsidies uit de middelen van het EOF.

3. Dit deel en deel III zijn uitsluitend van toepassing op de financiële uitvoering van de door de Commissie beheerde middelen van het EOF. Deze bepalingen mogen niet aldus worden uitgelegd dat zij voor de Commissie verplichtingen meebrengen voor de financiële uitvoering van de door de EIB beheerde middelen van het EOF.

Artikel 10

De Commissie kan haar bevoegdheden tot uitvoering van de middelen van het EOF binnen haar diensten delegeren onder de in deze verordening bepaalde voorwaarden en binnen de grenzen die zij in het delegatiebesluit vaststelt. De delegatieverkrijgers kunnen slechts handelen binnen de grenzen van de hun uitdrukkelijk verleende bevoegdheden.

Artikel 11

Het is alle financiële actoren zoals gedefinieerd in hoofdstuk 3 verboden enige handeling tot uitvoering van de middelen van het EOF te verrichten waarbij hun eigen belangen in conflict kunnen komen met die van de Gemeenschap. Indien een dergelijk geval zich voordoet, dient de betrokken actor van deze handeling af te zien en zich tot het bevoegde gezag te wenden.

Artikel 12

1. Teneinde de gang van zaken te bespoedigen, dient de Commissie, volgens de in artikel 24, leden 1 en 3, van het Intern Akkoord bedoelde procedures voor financieringsvoorstellen, financieringsvoorstellen in betreffende de goedkeuring van de algemene bedragen voor de financiering van de in artikel 16, lid 7, van bijlage IV bij de ACS-EG-Overeenkomst bedoelde activiteiten. Na goedkeuring van het voorstel kan de Commissie op grond van de algemene machtiging financieringsbesluiten nemen.

2. In de in lid 1 bedoelde financieringsvoorstellen moeten de doelstellingen worden vermeld en, in voorkomend geval, het verwachte effect van de communautaire bijdrage, de haalbaarheid van de activiteiten, de opgedane ervaring en eerdere evaluaties, alsmede de coördinatie met andere donateurs.

HOOFDSTUK 2 WIJZE VAN UITVOERING

Artikel 13

De Commissie zorgt via gedecentraliseerd beheer met de ACS-staten voor de financiële uitvoering van de middelen van het EOF overeenkomstig de bepalingen van de ACS-EG-Overeenkomst, met name wat betreft de gezamenlijke verantwoordelijkheid zoals bedoeld in artikel 57 van deze Overeenkomst en de artikelen 34, 35 en 36 van bijlage IV bij die Overeenkomst.

De Commissie zorgt via gedecentraliseerd beheer met de LGO voor de financiële uitvoering van de middelen van het EOF overeenkomstig de bepalingen van het LGO-besluit en de maatregelen ter uitvoering van dat besluit.

In bepaalde in de ACS-EG-Overeenkomst, het Intern Akkoord, het LGO-besluit en de maatregelen ter uitvoering van dat besluit bedoelde specifieke gevallen kan de Commissie ook op gecentraliseerde wijze zorgen voor de financiële uitvoering van de middelen van het EOF.

In bepaalde in de ACS-EG-Overeenkomst, het Intern Akkoord, het LGO-besluit en de maatregelen ter uitvoering van dat besluit bedoelde specifieke gevallen kan de Commissie via gezamenlijk beheer met internationale organisaties zorgen voor de financiële uitvoering van de middelen van het EOF.

De middelen van het EOF kunnen worden toegevoegd aan middelen uit andere bronnen om een gezamenlijke doelstelling te verwezenlijken.

Artikel 14

1. In het kader van het gedecentraliseerd beheer zorgt de Commissie overeenkomstig de leden 2, 3 en 4 voor de financiële uitvoering van de middelen van het EOF.

2. De Commissie en de begunstigde ACS-staten of LGO:

a) vergewissen zich er regelmatig van dat de uit de middelen van het EOF gefinancierde acties correct zijn uitgevoerd;

b) nemen de nodige maatregelen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen en stellen, waar van toepassing, vervolging in om ten onrechte betaalde middelen terug te vorderen.

3. Om zich ervan te vergewissen dat de middelen zijn gebruikt overeenkomstig de geldende regelgeving en binnen de grenzen van de bevoegdheden die deze regelgeving haar verleent, past de Commissie procedures voor de goedkeuring van de rekeningen of financiële correctiemechanismen toe die haar in staat stellen haar verantwoordelijkheden op zich te nemen overeenkomstig de ACS-EG-Overeenkomst, met name ingevolge artikel 34, lid 1, van bijlage IV bij die Overeenkomst inzake de controle van de uit de middelen van het EOF gefinancierde uitgaven, alsmede overeenkomstig het LGO-besluit, met name ingevolge de 20 en 32 van dat besluit.

De Commissie oefent controle uit op de uitvoering van uit de middelen van het EOF gefinancierde acties door de ACS-staten en LGO. Deze controle geschiedt door middel van goedkeuring vooraf, controle achteraf of een gemengde procedure overeenkomstig de bepalingen van de ACS-EG-Overeenkomst, het LGO-besluit en de maatregelen ter uitvoering van dat besluit.

4. Met inachtneming van de mate van decentralisatie die in de ACS-EG-Overeenkomst, het LGO-besluit en de maatregelen ter uitvoering van dat besluit is overeengekomen, tracht de Commissie te bevorderen dat de begunstigde ACS-staten en de LGO bij de uitoefening van hun bevoegdheden overeenkomstig de ACS-EG-Overeenkomst en het LGO-besluit het in artikel 4 bedoelde beginsel van goed financieel beheer in acht nemen, en met name wat betreft de geleidelijke toepassing van de volgende punten:

a) daadwerkelijke scheiding van de functies van afgifte van de betalingsopdracht en betaling;

b) een doeltreffend intern systeem voor de controle van de beheerverrichtingen;

c) procedures voor afzonderlijke rekening en verantwoording die aantonen op welke wijze de middelen van het EOF zijn gebruikt;

d) een openbaar of particulier onafhankelijk extern controlesysteem;

e) doorzichtige, niet-discriminerende en belangenconflicten uitsluitende procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten;

f) voor de in artikel 80, lid 2, bedoelde uitvoering in direct eigen beheer passende bepalingen inzake beheer en controle van de rekeningen en de omschrijving van de verantwoordelijkheden van de beheerder en de rekenplichtige.

Voor de toepassing van de eerste alinea neemt de Commissie in overleg met de begunstigde ACS-staten en LGO in de in artikel 52, lid 3, bedoelde financieringsovereenkomsten passende bepalingen op.

Artikel 15

1. Wanneer de Commissie de middelen van het EOF op gecentraliseerde wijze uitvoert, worden de uitvoeringstaken ofwel direct door haar diensten, ofwel indirect overeenkomstig de leden 2 tot en met 7 van dit artikel en de artikelen 16 en 17 verricht.

2. De Commissie mag de uitvoeringsbevoegdheden die zij krachtens de ACS-EG-Overeenkomst of het LGO-besluit bezit, niet aan derden toevertrouwen wanneer zij een ruime beoordelingsmarge inhouden die door politieke keuzen kan worden bepaald.

Het in de eerste alinea bepaalde geldt met name voor de in artikel 52, lid 2, bedoelde financieringsbesluiten.

3. Binnen de grenzen van lid 2 mag de Commissie overheidstaken en met name financiële uitvoeringstaken toevertrouwen aan:

a) uitvoeringsorganen in de zin van artikel 16;

b) nationale publiekrechtelijke organen of privaatrechtelijke entiteiten met een openbare dienstverleningstaak die voldoende financiële garanties bieden voor de uitvoering van de taken die hun overeenkomstig dit lid worden toevertrouwd.

De Commissie kan in het in de eerste alinea, onder b), bedoelde geval van programma's of projecten die door de lidstaten of hun uitvoeringsorganen worden medegefinancierd en die in overeenstemming zijn met de prioriteiten welke worden genoemd in de in hoofdstuk III van het Intern Akkoord en artikel 20 van het LGO-besluit bedoelde nationale samenwerkingsstrategieën, het beheer van de steun van de Gemeenschap aan de lidstaten of hun uitvoeringsorganen toevertrouwen. De Commissie kan uit de in artikel 1, lid 2, onder a), punten i) en ii), van het Intern Akkoord bedoelde middelen van het EOF een financiële vergoeding betalen voor de administratieve lasten.

De in de eerste alinea, onder b), bedoelde organen en entiteiten kunnen slechts met uitvoeringstaken worden belast indien blijkt dat de delegatie van de uitvoeringstaken voldoet aan de via een voorafgaande analyse vastgestelde vereisten van goed financieel beheer en dat het niet-discriminatiebeginsel in acht wordt genomen, en indien de zichtbaarheid van de bijdrage van de Gemeenschap ten volle wordt gewaarborgd. De aldus gedelegeerde uitvoeringstaken mogen geen aanleiding geven tot belangenconflicten. Indien uit deze analyse blijkt dat de delegatie aan de vereisten van goed financieel beheer voldoet, wint de Commissie, voordat zij tot uitvoering ervan overgaat, het advies in van het in artikel 21 van het Intern Akkoord bedoelde Comité van het EOF. Het Comité van het EOF kan zich tevens uitspreken over de voorgenomen toepassing van de selectiecriteria.

De in de eerste alinea, onder b), bedoelde financiële garanties zijn met name van toepassing op de integrale terugvordering van de eventueel door de betrokken organen of entiteiten verschuldigde bedragen.

4. Bij de in lid 3 bedoelde indirecte uitvoeringswijzen moeten de gedelegeerde uitvoeringstaken precies worden omschreven en gecontroleerd. De met uitvoeringstaken belaste organen:

a) vergewissen zich er regelmatig van dat de te financieren acties correct zijn uitgevoerd;

b) nemen de nodige maatregelen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen en stellen, waar van toepassing, vervolging in om verloren gegane, ten onrechte betaalde of slecht bestede middelen terug te vorderen.

5. De in lid 3 bedoelde besluiten waarbij uitvoeringstaken worden gedelegeerd, bevatten alle nodige bepalingen om de doorzichtigheid van de verrichte handelingen te garanderen en voorzien ten minste in:

a) een onafhankelijke externe controle;

b) een doelmatig systeem voor de interne controle van de beheerverrichtingen;

c) een boekhouding van deze verrichtingen en procedures voor rekening en verantwoording om zich te verzekeren van een correct gebruik van de middelen van het EOF en om in de rekeningen de werkelijke benuttingsgraad weer te geven;

d) procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten en het toekennen van subsidies die in overeenstemming zijn met de titels IV en VI.

De Commissie kan de gelijkwaardigheid van de controle- en boekhoudsystemen en de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten van de in lid 3 bedoelde nationale organen met haar eigen regels erkennen, rekening houdend met de internationaal erkende normen.

6 De Commissie zorgt voor bewaking, evaluatie en controle van de uitvoering van de taken die aan de in lid 3 bedoelde organen zijn toevertrouwd. Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) beschikt jegens deze organen over dezelfde bevoegdheden als jegens de diensten van de Commissie. De betrokken organen nemen de nodige maatregelen om het verrichten van interne onderzoeken door het OLAF te vergemakkelijken. Elke door deze organen verrichte handeling in verband met de financiële uitvoering van de middelen van het EOF, en met name elk besluit dat door hen wordt genomen of elke overeenkomst die door hen wordt gesloten, moet uitdrukkelijk voorzien in dezelfde controles als die waarin artikel 52, lid 4, voorziet.

7. De Commissie mag uitvoeringstaken ten aanzien van gelden uit middelen van het EOF, inclusief betaling en invordering, niet aan privaatrechtelijke externe entiteiten of organen opdragen, met uitzondering van de in lid 3, eerste alinea, onder b), bedoelde organen of entiteiten.

Taken die door de Commissie contractueel aan andere privaatrechtelijke externe entiteiten of organen dan de in lid 3, eerste alinea, onder b), bedoelde organen of entiteiten kunnen worden opgedragen, zijn: technische expertises en administratieve, voorbereidende of bijkomende taken die geen overheidstaak of de uitoefening van een discretionaire beoordelingsbevoegdheid inhouden.

Artikel 16

De uitvoeringsorganen zijn bij besluit van de Commissie opgerichte rechtspersonen naar gemeenschapsrecht waaraan, voor rekening en onder verantwoordelijkheid van de Commissie, de uitvoering van middelen van het EOF geheel of gedeeltelijk kan worden gedelegeerd, overeenkomstig de verordening van de Raad tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van de communautaire programma's worden gedelegeerd.

Artikel 17

In het kader van gezamenlijk beheer met internationale organisaties passen deze organisaties inzake boekhouding, audit, controle en overheidsopdrachten normen toe die dezelfde garanties bieden als de internationaal erkende normen. De Commissie oefent controle uit op de uitvoering van uit de middelen van het EOF gefinancierde maatregelen door internationale organisaties. Deze controle geschiedt door middel van goedkeuring vooraf, controle achteraf of een gemengde procedure.

HOOFDSTUK 3 FINANCIËLE ACTOREN

Afdeling 1: Beginsel van scheiding van functies

Artikel 18

1. De functies van ordonnateur en rekenplichtige zijn gescheiden en onderling onverenigbaar.

2. Tenzij anders aangegeven, gelden de verwijzingen in deze verordening naar de ordonnateur of de bevoegde ordonnateur als verwijzingen naar de ordonnateurs van de Commissie, omschreven in afdeling 2. Verwijzingen naar de rekenplichtige gelden als verwijzingen naar de rekenplichtigen van de Commissie, omschreven in afdeling 3.

Afdeling 2: Ordonnateur

Artikel 19

1. In het kader van de financiële uitvoering van de in artikel 9, lid 1, bedoelde verrichtingen oefent de Commissie de functies van ordonnateur uit.

2. De Commissie bepaalt aan welke personeelsleden van het gepaste niveau zij de functies van ordonnateur delegeert, en zij stelt de omvang van de toegekende bevoegdheden vast, alsmede de mogelijkheid voor de delegatieverkrijgers om hun bevoegdheden verder te delegeren.

3. Overeenkomstig artikel 34 van bijlage IV bij de ACS-EG-Overeenkomst wijst de Commissie een gedelegeerd ordonnateur aan als hoofdordonnateur van het EOF. Zij stelt tevens zijn functies met betrekking tot de tenuitvoerlegging van het LGO-besluit vast. De hoofdordonnateur kan zijn bevoegdheden aan gesubdelegeerde ordonnateurs delegeren.

4. Delegatie en subdelegatie van de functies van ordonnateur worden slechts toegestaan aan personeelsleden die onderworpen zijn aan het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Gemeenschappen, hierna "statuut" genoemd..

5. De in deze titel vastgestelde bevoegdheidsregels zijn van toepassing op gedelegeerde en gesubdelegeerde ordonnateurs. De gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateurs kunnen slechts handelen binnen de in het (sub)delegatiebesluit gestelde grenzen. Elk delegatiebesluit vermeldt de grenzen van de delegatie van bevoegdheden en, in voorkomend geval, de duur daarvan. De bevoegde gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateur kan bij de vervulling van zijn taak worden bijgestaan door een of meer functionarissen die, onder de verantwoordelijkheid van eerstgenoemde, bepaalde handelingen verrichten die nodig zijn voor de uitvoering van de begroting en de indiening van de rekeningen.

6. De delegatieverkrijgers, de rekenplichtige, de interne controleur en de Rekenkamer worden in kennis gesteld van de krachtens de leden 2, 3 en 5 genomen besluiten.

Artikel 20

De ordonnateur die met het beheer van de middelen van het EOF is belast, int de ontvangsten en verricht de uitgaven overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer en staat in voor de wettigheid en regelmatigheid ervan.

Artikel 21

1. Voor het verrichten van de uitgaven gaan de hoofdordonnateur en de gesubdelegeerde ordonnateurs vastleggingen aan, stellen zij de uitgaven betaalbaar, geven zij betalingsopdrachten en verrichten zij de voor de uitvoering van de middelen van het EOF vereiste voorafgaande handelingen.

2. De inning van de ontvangsten behelst de opstelling van tegoedenramingen, de vaststelling van de te innen rechten en de afgifte van invorderingsopdrachten. In voorkomend geval kan van het innen van een vastgestelde schuldvordering worden afgezien.

Artikel 22

1. Met uitzondering van de gevallen van gecentraliseerd beheer worden de verrichtingen in verband met de uitvoering van programma's of projecten uitgevoerd door de nationale of regionale ordonnateur zoals gedefinieerd in artikel 35 van bijlage IV bij de ACS-EG-Overeenkomst en de maatregelen ter uitvoering van het LGO-besluit, in nauwe samenwerking, in de ACS-staten, met het hoofd van de delegatie overeenkomstig de artikelen 35 en 36 van die bijlage.

2. Het hoofd van de delegatie is een gesubdelegeerde ordonnateur die bij de uitoefening van de aan hem gedelegeerde bevoegdheden aan deze verordening onderworpen is. Hij ontvangt de nodige instructies en bevoegdheden voor de vervulling van zijn taken zoals omschreven in artikel 36 van bijlage IV bij de ACS-EG-Overeenkomst en de maatregelen ter uitvoering van het LGO-besluit.

Artikel 23

1 De hoofdordonnateur neemt alle nodige maatregelen voor de toepassing van bijlage IV bij de ACS-EG-Overeenkomst en de artikelen 18 en 33 van het LGO-besluit en de bijlagen II A tot en met II D bij dat besluit.

2. De hoofdordonnateur neemt de nodige maatregelen om zich ervan te vergewissen dat de nationale, regionale of territoriale ordonnateurs de taken vervullen waarmee zij krachtens de ACS-EG-Overeenkomst, en met name bijlage IV, en het LGO-besluit of de maatregelen ter uitvoering van dat besluit zijn belast. Hij neemt, in nauwe samenwerking met de nationale ordonnateur, de vastleggingsbesluiten en de financiële maatregelen die nodig zijn voor een in economisch en technisch opzicht goede uitvoering van de activiteiten.

Artikel 24

Indien de hoofdordonnateur kennis draagt van problemen bij de afwikkeling van de procedures voor het beheer van de middelen van het EOF, legt hij, in samenwerking met de nationale of regionale ordonnateur, alle contacten die nodig zijn om deze toestand te verhelpen en neemt hij in voorkomend geval passende maatregelen, waaronder, wanneer de nationale of regionale ordonnateur zijn taken overeenkomstig de ACS-EG-Overeenkomst niet vervult of niet kan vervullen, tijdelijke vervanging door de hoofdordonnateur. In dit geval kan de Commissie voor de extra administratieve last die zij draagt, een financiële vergoeding ontvangen ten laste van de aan de betrokken ACS-staat toegewezen middelen.

Elke maatregel die de hoofdordonnateur krachtens de eerste alinea neemt, wordt genomen namens en voor rekening van de betrokken nationale of regionale ordonnateur.

Artikel 25

1. De hoofdordonnateur voert, overeenkomstig de door de Commissie vastgestelde minimumnormen en rekening houdend met de aan de beheeromstandigheden en de aard van de gefinancierde acties verbonden risico's, de organisatorische structuur en de systemen en procedures voor beheer en interne controle in die passen bij de uitvoering van zijn taken, inclusief, in voorkomend geval, verificaties achteraf. Voordat een verrichting wordt toegestaan, worden de operationele en financiële aspecten ervan gecontroleerd door andere personeelsleden dan degene die de verrichting heeft ingeleid. Inleiding en verificatie vooraf en achteraf van een verrichting zijn gescheiden functies.

2. Elk personeelslid dat verantwoordelijk is voor de controle van het beheer van de financiële verrichtingen, bezit de vereiste beroepsbekwaamheden. Deze personeelsleden respecteren de specifieke beroepscode die door de Commissie wordt vastgesteld.

3. Elk bij het financieel beheer en de controle van de verrichtingen betrokken personeelslid dat oordeelt dat een besluit dat zijn meerdere hem verplicht toe te passen of te accepteren onregelmatig is of strijdig met het beginsel van goed financieel beheer of de beroepsregels waaraan dit personeelslid zich moet houden, deelt dit schriftelijk aan de hoofdordonnateur mede en, als deze laatste niet optreedt, aan de in artikel 36, lid 3, bedoelde instantie. In geval van fraude, corruptie of andere illegale activiteiten die de belangen van de Gemeenschappen kunnen schaden, waarschuwt dit personeelslid het OLAF en de bij het statuut aangewezen instanties.

Artikel 26

De hoofdordonnateur legt aan de Commissie verantwoording af van de uitoefening van zijn functies in een jaarlijks activiteitenverslag, dat vergezeld gaat van de relevante financiële informatie en beheersinformatie. Dit verslag vermeldt de resultaten van zijn verrichtingen in het licht van de hem gestelde doelstellingen, de met deze verrichtingen verbonden risico's, het gebruik van de hem ter beschikking gestelde middelen en de werking van het interne controlesysteem. De interne controleur van de Commissie neemt kennis van het jaarlijkse activiteitenverslag en van de andere genoemde informatie. De Commissie zendt elk jaar uiterlijk op 15 juni een samenvatting van het jaarlijkse activiteitenverslag van het vorige jaar aan het Europees Parlement en de Raad toe.

Afdeling 3: Rekenplichtige

Artikel 27

1. De rekenplichtige is belast met:

a) de goede uitvoering van de betalingen, de inning van de ontvangsten en de invordering van de vastgestelde schuldvorderingen;

b) de voorbereiding en de indiening van de financiële staten en de staten over de financiële uitvoering overeenkomstig de artikelen 100 en 101;

c) het voeren van de boekhouding:

i) van de in artikel 6 bedoelde toewijzingen, met uitzondering van de investeringsfaciliteit en de rentesubsidies;

ii) de in artikel 52 bedoelde vastleggingen;

iii) de betalingen, ontvangsten en vorderingen;

d) het vaststellen van de boekhoudregels en -methoden en het rekeningstelsel overeenkomstig titel VII ;

e) het vaststellen en valideren van de boekhoudsystemen, alsmede, waar van toepassing, het valideren van de door de hoofdordonnateur vastgestelde systemen die tot doel hebben boekhoudkundige gegevens te verstrekken of te motiveren;

f) het beheer van de kasmiddelen.

2. De rekenplichtige ontvangt van de hoofdordonnateur en de EIB, die de betrouwbaarheid ervan garanderen, elk voor hun deel, alle gegevens die nodig zijn voor de opstelling van rekeningen die een getrouw beeld geven van de financiële uitvoering van de middelen van het EOF.

3. De rekenplichtige is hij als enige bevoegd het beheer te voeren over de kasmiddelen en waardepapieren. Hij is aansprakelijk voor de bewaring ervan.

Artikel 28

De rekenplichtige wordt door de Commissie benoemd. Hij kan voor de uitvoering van zijn taken sommige van zijn functies delegeren aan onder zijn hiërarchische verantwoordelijkheid geplaatste personeelsleden die zijn onderworpen aan het statuut. In het delegatiebesluit worden de aan de delegatie verkrijgende personeelsleden toevertrouwde taken omschreven.

De delegatieverkrijgers, de hoofdordonnateur, de interne controleur en de Rekenkamer worden in kennis gesteld van de krachtens de eerste alinea genomen besluiten.

Afdeling 4: Betalingsgemachtigden

Artikel 29

Met het oog op het verrichten van betalingen als bedoeld in artikel 37, leden 1 en 4, van bijlage IV bij de ACS-EG-Overeenkomst of de maatregelen ter uitvoering van het LGO-besluit, opent de rekenplichtige rekeningen bij financiële instellingen in de ACS-staten en de LGO, voor de betalingen in nationale valuta van de ACS-staten of in plaatselijke valuta van de LGO, en bij financiële instellingen in de lidstaten, voor de betalingen in euro en andere valuta's. Behoudens de bepalingen van artikel 37, lid 2, van genoemde bijlage, zijn de deposito's op deze rekeningen rentedragend. Deze rente wordt gecrediteerd op de in artikel 1, lid 3, van het Intern Akkoord bedoelde rekening.

Artikel 30

De betrekkingen tussen de Commissie en de in artikel 37 van bijlage IV bij de ACS-EG-Overeenkomst en de maatregelen ter uitvoering van het LGO-besluit bedoelde betalingsgemachtigden worden bij overeenkomst geregeld. Zodra deze overeenkomsten zijn ondertekend, wordt een exemplaar ervan ter informatie aan de Rekenkamer toegezonden.

Artikel 31

1. De Commissie schrijft van de overeenkomstig artikel 41, lid 3, geopende speciale rekeningen de bedragen over die nodig zijn voor het opbouwen van een tegoed op de krachtens artikel 29 op haar naam geopende rekeningen. Deze overschrijvingen worden verricht naar gelang van de behoeften aan kasmiddelen in verband met de projecten en programma's.

2. De Commissie tracht de bedragen die van de in artikel 41, lid 3, eerste alinea, bedoelde speciale rekeningen worden afgeschreven zodanig te verdelen dat de verdeling van haar tegoeden tussen deze rekeningen overeenkomstig de verhouding waarin de lidstaten aan het EOF bijdragen, gehandhaafd blijft.

Artikel 32

De handtekeningen van de ambtenaren en personeelsleden van de Commissie die gemachtigd zijn tot het uitvoeren van verrichtingen voor rekening van het EOF, worden bij de betrokken banken neergelegd bij de opening van de rekeningen of, voor nadien gemachtigde ambtenaren en personeelsleden, bij hun aanwijzing. Deze procedure is eveneens van toepassing voor het neerleggen van de handtekeningen van nationale en regionale ordonnateurs en hun delegatieverkrijgers voor verrichtingen op in de ACS-staten of de LGO geopende rekeningen van de betalingsgemachtigden en eventueel op in de lidstaten geopende rekeningen.

HOOFDSTUK 4 VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE FINANCIËLE ACTOREN

Afdeling 1: Algemene regels

Artikel 33

1. Onverminderd eventuele tuchtrechtelijke maatregelen, kunnen de hoofdordonnateur en de gesubdelegeerde ordonnateurs te allen tijde door het gezag dat hen heeft benoemd, tijdelijk of definitief van hun delegatie of subdelegatie worden ontheven.

2. Onverminderd eventuele tuchtrechtelijke maatregelen, kunnen de rekenplichtigen te allen tijde door de Commissie tijdelijk of definitief van hun functies worden ontheven.

Artikel 34

1. De bepalingen van dit hoofdstuk doen niets af aan de eventuele strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de in artikel 33 bedoelde personeelsleden krachtens het toepasselijke nationale recht en de geldende bepalingen aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen en de bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten betrokken zijn.

2. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 35, 36 en 37, is elke ordonnateur of rekenplichtige tuchtrechtelijk verantwoordelijk en geldelijk aansprakelijk onder de voorwaarden vastgesteld in het statuut. In geval van fraude, corruptie of andere illegale activiteiten die de belangen van de Gemeenschap kunnen schaden, worden het OLAF en de bij het statuut aangewezen instanties ingeschakeld.

Afdeling 2: Regels betreffende de ordonnateurs

Artikel 35

Elke ordonnateur is geldelijk aansprakelijk overeenkomstig de voorwaarden van het statuut die bepalen dat de ambtenaar kan worden verplicht de schade die de Gemeenschappen door grove schuld zijnerzijds in de uitoefening van zijn functie of ter gelegenheid daarvan hebben geleden, geheel of gedeeltelijk te vergoeden, met name wanneer hij in te vorderen rechten vaststelt, invorderingsopdrachten afgeeft, een uitgave vastlegt of een betalingsopdracht ondertekent op een wijze die in strijd is met deze verordening en de uitvoeringsvoorschriften daarvan. Ditzelfde geldt wanneer hij, door grove schuld zijnerzijds, nalaat een schuldvordering vast te stellen, wanneer hij zonder geldige reden de afgifte van een invorderingsopdracht achterwege laat of vertraagt of wanneer hij zonder geldige reden de afgifte van een betalingsopdracht achterwege laat of vertraagt, waardoor een civielrechtelijke aansprakelijkheid van de Commissie tegenover derden kan ontstaan.

Artikel 36

1. Wanneer de hoofdordonnateur of een subgedelegeerde ordonnateur oordeelt dat een door hem te nemen besluit onregelmatig is of tegen het beginsel van goed financieel beheer indruist, deelt hij dat schriftelijk mede aan het delegatieverlenend gezag. Indien dit schriftelijk de met redenen omklede opdracht geeft het genoemde besluit te nemen, is de hoofdordonnateur of de subgedelegeerde ordonnateur van zijn verantwoordelijkheid ontslagen.

2. In geval van subdelegatie binnen zijn diensten blijft de hoofdordonnateur verantwoordelijk voor de doelmatigheid van het ingestelde systeem voor beheer en interne controle en de keuze van de gesubdelegeerde ordonnateur.

3. De door de Commissie ingestelde gespecialiseerde instantie overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. [.../...], hierna "algemeen Financieel Reglement" genoemd, is bevoegd om het bestaan van een financiële onregelmatigheid en de eventuele gevolgen ervan in het kader van het EOF vast te stellen. Wat het beheer van de middelen van het EOF door de Commissie betreft, wordt deze instantie ingeschakeld in de omstandigheden als bepaald in de uitvoeringsvoorschriften van het algemeen Financieel Reglement.

Op grond van het advies van deze instantie neemt de Commissie een beslissing over het instellen van een procedure wegens tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid of geldelijke aansprakelijkheid. Als zij systeemproblemen ontdekt, zendt zij de hoofdordonnateur en de interne controleur een verslag met aanbevelingen toe.

Afdeling 3: Regels betreffende de rekenplichtigen

Artikel 37

De rekenplichtige kan, onder de voorwaarden en volgens de procedures vastgesteld in het statuut, met name tuchtrechtelijk verantwoordelijk of geldelijk aansprakelijk worden gesteld voor de volgende fouten:

a) middelen, waarden en documenten die hij onder zijn hoede heeft, verloren laten gaan of aantasten;

b) bankrekeningen of postrekeningen ten onrechte wijzigen;

c) invorderingen of betalingen verrichten die niet in overeenstemming zijn met de invorderings- of betalingsopdrachten;

d) nalaten verschuldigde ontvangsten te innen.

HOOFDSTUK 5 - ONTVANGSTEN

Afdeling 1: Terbeschikkingstelling van de middelen van het EOF

Artikel 38

De ontvangsten van het EOF bestaan uit de overeenkomstig het Intern Akkoord en deze verordening door de lidstaten verrichte betalingen, de opbrengsten van de overeenkomstig artikel 6, lid 2, van deze verordening gedeponeerde gelden en elk ander bedrag dat de Raad besluit te accepteren en dat voor dezelfde doeleinden moet worden gebruikt als de in artikel 6, lid 2, en artikel 7 van deze verordening bedoelde middelen.

Artikel 39

1. De jaarlijkse bijdragen van de lidstaten worden op basis van een voorstel van de Commissie door de Raad vastgesteld met de in artikel 21 van het Intern Akkoord vastgestelde gekwalificeerde meerderheid van stemmen, in vier tranches die opeisbaar zijn op:

a) 20 januari;

b) 1 april;

c) 1 juli;

d) 1 november.

De Commissie dient deze voorstellen uiterlijk 15 werkdagen voor de vervaldagen bij de Raad in.

De aanvullende bijdragen waartoe de Raad heeft besloten overeenkomstig artikel 10, lid 4, van het Intern Akkoord zijn, tenzij de Raad anders besluit, opeisbaar en worden verricht binnen een zo kort mogelijke termijn, die in het besluit tot afroeping van deze bijdragen is vastgesteld en die niet meer dan drie maanden mag bedragen.

2. Elke afroeping van een bijdrage vermeldt, overeenkomstig artikel 9:

a) het bedrag van de bijdragen dat nodig is om de verrichtingen van het EOF te financieren die door de Commissie worden beheerd;

b) het bedrag van de bijdragen dat nodig is om de verrichtingen van het EOF te financieren die door de EIB worden beheerd, inclusief rentesubsidies.

3. De door elke lidstaat te betalen bedragen, bedoeld in lid 2 van dit artikel, worden zo vastgesteld dat zij evenredig zijn met de bijdragen van de betrokken lidstaat aan het EOF, zoals die in artikel 1, lid 2, van het Intern Akkoord zijn bepaald en in de bijlage bij deze verordening zijn vermeld, en wel voor elk van de in lid 2 van dit artikel bedoelde bedragen.

Artikel 40

Dit deel en deel III zijn uitsluitend van toepassing op de ontvangsten die uit hoofde van artikel 41 door de Commissie worden geïnd.

Artikel 41

1. De bijdragen van de lidstaten luiden in euro.

2. Elke lidstaat stort het bedrag van zijn bijdrage in euro.

3. Wat betreft het bedrag dat aan de Commissie verschuldigd is, als bedoeld in artikel 39, lid 2, onder a), worden de bijdragen door elke lidstaat gestort op een speciale rekening die onder de benaming "Commissie van de Europese Gemeenschappen - Europees Ontwikkelingsfonds" bij de centrale bank van de betrokken lidstaat of bij de door hem aangewezen financiële instelling is geopend. Deze bijdragen blijven op de speciale rekeningen totdat zij nodig zijn voor betalingen zoals bedoeld in artikel 37 van bijlage IV bij de ACS-EG-Overeenkomst of de maatregelen ter uitvoering van het LGO-besluit.

Wat betreft het bedrag dat aan de EIB verschuldigd is, als bedoeld in artikel 39, lid 2, onder b), worden de bijdragen overeenkomstig het bepaalde in artikel 122 door elke lidstaat op een op naam van de lidstaat bij de EIB geopende rekening gecrediteerd.

De Commissie verleent in voorkomend geval alle passende technische bijstand ter uitvoering van de in artikel 39 bedoelde besluiten van de Raad.

4. Indien een overeenkomstig dit artikel te betalen bijdragentranche op de vervaldag niet is betaald, is de betrokken lidstaat over het niet-betaalde bedrag rente verschuldigd tegen een percentage dat twee procentpunt hoger is dan het door de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringstransacties toegepaste percentage dat op de eerste werkdag van de maand van de vervaldag wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, reeks C. Dit percentage wordt met 0,25 % per maand vertraging verhoogd. Het verhoogde percentage geldt voor de gehele periode van achterstalligheid.

Wat betreft het bedrag dat aan de Commissie verschuldigd is, als bedoeld in artikel 39, lid 2, onder a), wordt deze achterstandsrente op een van de in artikel 6, lid 2, bedoelde rekeningen gecrediteerd.

Wat betreft het bedrag dat aan de EIB verschuldigd is, als bedoeld in artikel 39, lid 2, onder b), wordt deze achterstandsrente aan de EIB gecrediteerd.

5. Na het verstrijken van het financieel protocol in bijlage I bij de ACS-EG-Overeenkomst wordt het gedeelte van de bijdragen dat de lidstaten nog verschuldigd zijn overeenkomstig artikel 39, door de Commissie naar gelang van de behoeften afgeroepen onder de in deze verordening vastgestelde voorwaarden.

Afdeling 2: Raming van schuldvorderingen

Artikel 42

Elke handeling of situatie waardoor een schuldvordering van het EOF, die door de nationale ordonnateur ter kennis van de Commissie is gebracht of waarvan de Commissie zelf kennis heeft genomen, ontstaat of wordt gewijzigd, wordt voorafgegaan door een schuldvorderingsraming van de bevoegde ordonnateur. Deze ramingen worden voor registratie aan de rekenplichtige toegezonden. Zij vermelden de aard en de aanwijzing van de ontvangst in de boekhouding, alsmede, zo mogelijk, het geraamde bedrag en de debiteur. Bij de opstelling van de schuldvorderingsramingen verifieert de bevoegde ordonnateur:

a) de juistheid van de aanwijzing;

b) de rechtmatigheid en juistheid van de schuldvorderingsraming ten aanzien van de bepalingen die gelden voor het beheer van het EOF, alsmede alle besluiten die ter uitvoering van deze bepalingen en van het in artikel 4 bedoelde beginsel van goed financieel beheer zijn genomen.

Afdeling 3: Vaststelling van schuldvorderingen

Artikel 43

De vaststelling van een schuldvordering is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur:

a) het bestaan van de schuld van de debiteur verifieert;

b) het voorwerp en het bedrag van de schuld vaststelt of verifieert;

c) de invorderbaarheid van de schuld verifieert.

Afdeling 4: Invorderingsbeginsel

Artikel 44

1. Ten onrechte betaalde bedragen worden teruggevorderd.

2. De Commissie stelt de voorwaarden vast waaronder aan de Gemeenschap achterstandsrente verschuldigd is.

Afdeling 5: Invorderingsopdracht

Artikel 45

1. De opdracht tot invordering is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur de rekenplichtige opdraagt een schuldvordering die hij heeft vastgesteld in te vorderen.

2. Onverminderd de verantwoordelijkheid van de ACS-staten of de LGO, kan de Commissie de vaststelling van een schuldvordering jegens andere personen dan staten formeel neerleggen in een besluit dat een executoriale titel in de zin van artikel 256 van het Verdrag vormt.

Artikel 46

Elke in het kader van de uitvoering van de middelen van het EOF als zeker, vaststaand en invorderbaar aangemerkte schuldvordering wordt vastgesteld door middel van een invorderingsopdracht aan de rekenplichtige, gevolgd door een aan de debiteur gerichte debetnota, welke beide worden opgesteld door de bevoegde ordonnateur. De invorderingsopdracht gaat vergezeld van bewijsstukken ter staving van de vastgestelde rechten. Bij de opstelling van de invorderingsopdracht verifieert de bevoegde ordonnateur:

a) de juistheid van de aanwijzing;

b) de regelmatigheid en juistheid van de invorderingsopdracht ten aanzien van de toepasselijke bepalingen;

c) de regelmatigheid van de bewijsstukken;

d) de juiste aanduiding van de debiteur;

e) de vervaldatum;

f) de verenigbaarheid met het in artikel 4 bedoelde beginsel van goed financieel beheer;

g) de juistheid van het in te vorderen bedrag en van de valuta.

Deze invorderingsopdrachten worden door de rekenplichtige geregistreerd.

Afdeling 6: Invordering

Artikel 47

1. De rekenplichtige neemt de door de bevoegde ordonnateur naar behoren opgestelde invorderingsopdrachten in behandeling. Hij draagt zorg voor het innen van de ontvangsten van het EOF op de in de invorderingsopdrachten vermelde vervaldag en ziet toe op het behoud van de rechten van de Gemeenschappen.

2. Indien op de in de invorderingsopdracht genoemde vervaldag geen inning heeft plaatsgevonden, stelt de rekenplichtige de bevoegde ordonnateur hiervan in kennis, en start hij onverwijld de procedure tot inning met gebruikmaking van alle ter beschikking staande juridische middelen, waaronder, waar van toepassing, verrekening en, indien dit niet mogelijk is, dwanginvordering.

3. De rekenplichtige gaat over tot invordering door verrekening van de schuldvorderingen van het EOF of de Europese Gemeenschappen wanneer de debiteur zelf een zekere, vaststaande en invorderbare vordering op het EOF of de Europese Gemeenschappen heeft.

4. Indien in het kader van de in titel V bedoelde uitvoering in direct eigen beheer schuldvorderingen die het EOF via de overheids- of semi-overheidsinstellingen van de betrokken ACS-staat of het betrokken LGO op de nationale ordonnateur heeft, niet binnen de voorgeschreven termijnen worden geïnd, neemt de bevoegde ordonnateur alle nodige maatregelen om de daadwerkelijke inning van de verschuldigde bedragen te bewerkstelligen, inclusief, in voorkomend geval, stopzetting door de hoofdordonnateur van het gebruik van dit soort opdrachten voor die staat of dat LGO.

Artikel 48

1. Wanneer de bevoegde ordonnateur overweegt van het invorderen van een vastgestelde schuldvordering af te zien, verifieert hij of dit regelmatig is en strookt met het beginsel van goed financieel beheer en het evenredigheidsbeginsel volgens de procedures en de criteria die daartoe van tevoren door de Commissie zijn vastgesteld. Het besluit wordt gemotiveerd en genomen door de hoofdordonnateur, die het slechts mag delegeren onder de door de Commissie vastgestelde voorwaarden.

2. De uitvoeringsvoorschriften van het algemeen Financieel Reglement zijn van overeenkomstige toepassing op de uitvoering van dit artikel.

HOOFDSTUK 6 UITGAVEN

Afdeling 1: Algemene regels

Artikel 49

1. Elke uitgave is voorwerp van een vastlegging, een betaalbaarstelling, een betalingsopdracht en een betaling.

2. De besluiten en procedures voor de vastlegging van uitgaven door de Commissie worden in dit hoofdstuk gedefinieerd.

Afdeling 2: Vastlegging: beginselen en definities

Artikel 50

De vastlegging van een uitgave wordt voorafgegaan door een financieringsbesluit van de Commissie of de door haar gedelegeerde autoriteiten.

Artikel 51

1. De financiële vastlegging door de Commissie is de handeling waarbij de kredieten worden gereserveerd die nodig zijn voor de latere betalingen ter uitvoering van een juridische verbintenis.

Het aangaan van een juridische verbintenis door de Commissie is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur een verbintenis jegens derden doet ontstaan die tot een uitgave ten laste van het EOF kan leiden.

De financiële vastlegging en de juridische verbintenis worden door dezelfde ordonnateur aangegaan. Van deze regel kan in de volgende gevallen worden afgeweken:

a) bij administratieve uitgaven van de Commissie in de zin van lid 4 waarvoor de financiële vastleggingen overeenkomstig lid 3 zijn verdeeld;

b) bij globale vastleggingen die betrekking hebben op financieringsovereenkomsten in de zin van artikel 52, lid 3.

2. Bij een individuele financiële vastlegging door de Commissie zijn de begunstigde en het bedrag van de uitgave bepaald.

Van een globale financiële vastlegging door de Commissie is sprake als ten minste een van de elementen die nodig zijn voor de identificatie van de individuele vastlegging, niet bepaald is.

3. Financiële vastleggingen voor administratieve uitgaven van de Commissie mogen in jaartranches over verschillende begrotingsjaren worden verdeeld. Deze verdeling wordt in de bijbehorende juridische verbintenissen vermeld.

4. Als administratieve uitgaven in de zin van lid 1, derde alinea, onder a), worden beschouwd de uitgaven voor:

a) andere personele middelen dan statutair personeel,

b) opleiding,

c) dienstreizen,

d) representatie,

e) vergaderingen,

f) freelance tolken en/of vertalers,

g) uitwisseling van ambtenaren,

h) huur van roerende en onroerende goederen van terugkerende aard,

i) diverse verzekeringen,

j) schoonmaak en onderhoud,

k) gebruik van telecommunicatiediensten,

l) water, gas en elektriciteit,

m) periodieke publicaties.

Artikel 52

1. De bevoegde ordonnateur verricht een financiële vastlegging voordat hij een juridische verbintenis van de Commissie met derden sluit.

2. Aanleiding tot financiële vastleggingen van de Commissie zijn de financieringsbesluiten die de Commissie neemt overeenkomstig de bepalingen van de ACS-EG-Overeenkomst of het LGO-besluit die haar machtigen om financiële steun te verlenen uit hoofde van het EOF.

3. Juridische verbintenissen van de Commissie zijn:

a) een financieringsovereenkomst tussen de Commissie, die namens de Gemeenschap optreedt, en de begunstigde ACS-staat of -staten of LGO of de door hen aangewezen organen;

b) een subsidieovereenkomst tussen de Commissie en de organisaties naar nationaal of internationaal publiekrecht of de natuurlijke of rechtspersonen die met de uitvoering ervan zijn belast.

4. In elke financieringsovereenkomst of subsidieovereenkomst wordt uitdrukkelijk bepaald dat de Commissie, inclusief het OLAF, en de Rekenkamer bevoegd zijn bij alle contractanten en subcontractanten die financiering uit middelen van het EOF hebben ontvangen, controles op stukken en controles ter plaatse uit te voeren.

Artikel 53

Bij elke financiële vastlegging vergewist de bevoegde ordonnateur zich van:

a) de juistheid van de aanwijzing in de boekhouding;

b) de beschikbaarheid van de kredieten;

c) de overeenstemming van de uitgave met de geldende bepalingen, in het bijzonder de ACS-EG-Overeenkomst, het LGO-besluit, het Intern Akkoord en deze verordening, alsmede alle besluiten die ter uitvoering van deze bepalingen zijn genomen;

d) de naleving van het beginsel van goed financieel beheer.

Afdeling 3: vastlegging van uitgaven en gecentraliseerd beheer

Artikel 54

1. In het kader van het gecentraliseerde beheer en het gezamenlijke beheer van middelen van het EOF door de Commissie zijn op de vastlegging van uitgaven de bepalingen van deze afdeling van toepassing.

2. De individuele juridische verbintenissen betreffende individuele financiële vastleggingen worden vóór 31 december van het jaar N door de Commissie gesloten, waarbij N het jaar is waarin de Commissie de individuele financiële vastleggingen heeft verricht, behoudens artikel 51, lid 3.

De globale financiële vastleggingen dekken in de regel de totale kosten van de bijbehorende individuele juridische verbintenissen die door de Commissie worden gesloten tot 31 december van het jaar N+1, waarbij N het jaar is waarin de Commissie de globale financiële vastleggingen heeft verricht, behoudens artikel 51, lid 3.

Bij de uitvoering van de in artikel 52, lid 3, bedoelde globale vastleggingen worden de bijbehorende individuele overeenkomsten evenwel uiterlijk drie jaar na de datum van de financiële vastlegging door de Commissie gesloten. Individuele overeenkomsten die betrekking hebben op audit en evaluatie kunnen later worden gesloten.

Bij het verstrijken van de in de eerste en de tweede alinea bedoelde perioden wordt het niet-gebruikte saldo van deze financiële vastleggingen door de bevoegde ordonnateur vrijgemaakt.

3. Elke individuele juridische verbintenis van de Commissie die volgt op een globale vastlegging wordt vóór ondertekening door de bevoegde ordonnateur in de financiële boekhouding van het EOF ingeschreven ten laste van de globale vastlegging.

4. Voor juridische verbintenissen die worden aangegaan voor acties waarvan de tenuitvoerlegging zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, alsook de desbetreffende financiële vastleggingen, behalve wanneer het gaat om de in artikel 51, lid 3, bedoelde administratieve uitgaven, geldt een uiterste uitvoeringsdatum die overeenkomstig de eisen van goed financieel beheer wordt bepaald.

De delen van deze verbintenissen die zes maanden na deze datum niet zijn uitgevoerd, worden vrijgemaakt, hetgeen leidt tot annulering van de betrokken kredieten.

Indien een juridische verbintenis gedurende een periode van drie jaar tot geen enkele betaling heeft geleid, gaat de bevoegde ordonnateur over tot vrijmaking van de desbetreffende financiële vastlegging en tot annulering van de kredieten.

5. Het project wordt afgesloten en de overeenkomstig de leden 1 tot en met 4 vastgelegde middelen worden vrijgemaakt zodra de juridische verbintenissen die de Commissie uit hoofde van het project ten aanzien van derden is aangegaan, zijn beëindigd en de daarmee samenhangende betalingen en invorderingen zijn geboekt.

Afdeling 4: vastlegging van uitgaven en gedecentraliseerd beheer

Artikel 55

1. In het kader van het gedecentraliseerde beheer van middelen van het EOF zijn op de vastlegging van uitgaven door de Commissie de bepalingen van deze afdeling van toepassing.

2. Financieringsovereenkomsten met begunstigde ACS-staten of LGO worden uiterlijk op 31 december van het jaar N + 1 gesloten, waarbij N het jaar is waarin de financiële vastlegging van de Commissie is goedgekeurd.

Indien de financieringsovereenkomst niet binnen de in de eerste alinea genoemde termijn wordt gesloten, worden de betrokken kredieten vrijgemaakt.

3. Voor de Commissie ontstaat een verplichting tot betaling uit de middelen van het EOF indien door het hoofd van de delegatie dat als gesubdelegeerd ordonnateur optreedt, worden goedgekeurd:

a) de in artikel 80, lid 4, van deze verordening bedoelde contracten en programmabestekken, overeenkomstig artikel 36, lid 2, onder i), van bijlage IV bij de ACS-EG-Overeenkomst of de desbetreffende bepalingen van de maatregelen ter uitvoering van het LGO-besluit;

b) subsidieovereenkomsten.

Het bedrag van de goedgekeurde contracten, programmabestekken of subsidies wordt door de bevoegde ordonnateur in het boekhoudsysteem geregistreerd als zogenoemde gedelegeerde kredieten.

De aldus geregistreerde gedelegeerde kredieten worden door de Commissie ten laste van de bij de betrokken financieringsovereenkomsten behorende globale vastleggingen gebracht.

4. Overeenkomstig het in artikel 4 bedoelde beginsel van goed financieel beheer en met inachtneming van haar bevoegdheden, streeft de Commissie ernaar dat:

a) de individuele juridische verbintenissen waarmee de in lid 2 bedoelde financieringsovereenkomsten ten uitvoer worden gelegd, uiterlijk drie jaar na de datum van de bijbehorende financiële vastlegging door de Commissie worden gesloten;

b) de gedelegeerde kredieten die betrekking hebben op de individuele juridische verbintenissen die voor de uitvoering van een in lid 2 bedoelde financieringsovereenkomst worden gesloten en die gedurende een periode van drie jaar tot geen enkele betaling hebben geleid, worden vrijgemaakt.

Individuele juridische verbintenissen in de zin van de eerste alinea zijn contracten, subsidieovereenkomsten of programmabestekken die door de ACS-staat of het LGO, zijn autoriteiten of de Commissie in naam en voor rekening van deze autoriteiten worden gesloten.

Voor de toepassing van de eerste en de tweede alinea neemt de Commissie, in overleg met de begunstigde ACS-staten en LGO, passende bepalingen op in de in lid 2, bedoelde financieringsovereenkomsten.

5. Het project wordt afgesloten en de overeenkomstig de leden 1 tot en met 4 vastgelegde middelen worden vrijgemaakt zodra de juridische verbintenissen die door de ACS-staat of het LGO, zijn autoriteiten en/of de Commissie in naam en voor rekening van deze autoriteiten uit hoofde van het project ten aanzien van derden werden aangegaan, zijn beëindigd en de daarmee samenhangende betalingen en invorderingen zijn geboekt.

Afdeling 5: Betaalbaarstelling

Artikel 56

De betaalbaarstelling is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur:

a) het bestaan van de rechten van de schuldeiser verifieert;

b) het bestaan en het bedrag van de schuldvordering vaststelt en verifieert;

c) de opeisbaarheid van de schuldvordering verifieert.

Artikel 57

1. Betaalbaarstelling van een uitgave vindt slechts plaats op grond van geldige bewijsstukken waaruit de rechten van de schuldeiser blijken op basis van daadwerkelijk verleende diensten, daadwerkelijk verrichte leveringen of daadwerkelijke uitgevoerde werken, of op grond van andere stukken die de betaling rechtvaardigen. De aard van de bij de betalingsopdracht te voegen bewijsstukken en de daarin te vermelden gegevens moeten de in de artikelen 56, 59 en 61 bedoelde controles mogelijk maken.

2. De bevoegde ordonnateur onderzoekt de bewijsstukken persoonlijk of verifieert onder eigen verantwoordelijkheid dat dit onderzoek is verricht, voordat hij het besluit tot betaalbaarstelling van de uitgave neemt.

3. Het besluit tot betaalbaarstelling leidt tot de ondertekening van een verklaring "betaalbaar" door de bevoegde ordonnateur.

Artikel 58

De criteria voor de ondertekening van de betaalbaarverklaring worden door de hoofdordonnateur vastgesteld naar analogie van de overeenkomstige bepalingen van de uitvoeringsvoorschriften van het algemeen Financieel Reglement.

Artikel 59

In een niet-geïnformatiseerd systeem heeft de betaalbaarverklaring de vorm van een stempel met de handtekening van de bevoegde ordonnateur. In een geïnformatiseerd systeem heeft de betaalbaarverklaring de vorm van een validering waarvoor de bevoegde ordonnateur zijn persoonlijke wachtwoord gebruikt.

Afdeling 6: Betalingsopdracht

Artikel 60

De betalingsopdracht is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur de rekenplichtige opdraagt een uitgave te betalen die door hem betaalbaar is gesteld.

Artikel 61

Bij de opstelling van de betalingsopdracht verifieert de bevoegde ordonnateur:

a) de regelmatigheid van de afgifte van de betalingsopdracht, die een voorafgaand besluit tot betaalbaarstelling in de vorm van een betaalbaarverklaring vergt;

b) de overeenstemming van de betalingsopdracht met de financiële vastlegging ten laste waarvan hij wordt gebracht;

c) de juistheid van de aanwijzing;

d) de beschikbaarheid van de kredieten;

e) de juistheid van de naam van de begunstigde.

Artikel 62

In de betalingsopdracht worden vermeld:

a) het begrotingsjaar van de aanwijzing;

b) het instrument en de toewijzing waarop de aanwijzing plaatsvindt, overeenkomstig artikel 3;

c) een verwijzing naar de juridische verbintenis die recht geeft op de betaling;

d) een verwijzing naar de financiële vastlegging ten laste waarvan deze wordt gebracht,

e) een verwijzing naar de andere betalingsopdrachten die eerder in het kader van dezelfde financiële vastlegging zijn afgegeven;

f) het te betalen bedrag, in cijfers, onder vermelding van de valuta;

g) de naam en het adres van de begunstigde;

h) de te crediteren bankrekening;

i) het voorwerp van de uitgave;

j) de wijze van betaling.

De betalingsopdracht wordt door de bevoegde ordonnateur gedateerd en ondertekend en vervolgens aan de rekenplichtige toegezonden.

Artikel 63

De bewijsstukken worden door de bevoegde ordonnateur bewaard.

Afdeling 7: Betaling van de uitgaven

Artikel 64

1. Een betaling wordt slechts uitgevoerd indien is aangetoond dat de actie overeenkomstig het basisbesluit of het contract is uitgevoerd en betrekking heeft op een van de volgende verrichtingen:

a) betaling van het volledige verschuldigde bedrag;

b) betaling van de verschuldigde bedragen door middel van:

i) een voorfinanciering, eventueel verdeeld in verschillende stortingen;

ii) een of meer tussentijdse betalingen;

iii) betaling van het saldo van de verschuldigde bedragen.

2. In de boekhouding wordt onderscheid gemaakt tussen de in lid 1 bedoelde soorten betalingen op het ogenblik waarop zij worden verricht.

3. Voorfinancieringen worden geheel of gedeeltelijk ten laste van de in lid 1, onder b), punt ii), bedoelde tussentijdse betalingen gebracht.

4. Het totaal van de voorfinanciering en de tussentijdse betalingen wordt ten laste van de betaling van het in lid 1, onder b), punt iii), bedoelde saldo gebracht.

Artikel 65

Deze betalingen worden door de rekenplichtige binnen de grenzen van de beschikbare middelen verricht.

Artikel 66

De betalingen worden via de in artikel 29 bedoelde bankrekeningen verricht. De Commissie stelt de voorschriften inzake opening, beheer en aanwending van deze rekeningen vast.

Deze voorschriften bepalen met name dat voor overschrijvingen de handtekening van twee naar behoren gemachtigde functionarissen vereist is, waaronder die van de rekenplichtige. Tevens wordt in deze voorschriften bepaald voor welke uitgaven betaling dient te geschieden per cheque dan wel door middel van overschrijving.

Artikel 67

1. Indien het hoofd van de delegatie overeenkomstig artikel 22, lid 2, de functie van gesubdelegeerd ordonnateur vervult, kunnen de desbetreffende betalingen door een gesubdelegeerd rekenplichtige worden verricht, eventueel ter plaatse.

De rekenplichtige kan betalingen verrichten in nationale valuta op de rekening van de betalingsgemachtigde in de ACS-staat of het LGO en, in voorkomend geval, betalingen in deviezen op één of meer rekeningen van betalingsgemachtigden in de Gemeenschap.

2. Bij betalingen die door de gesubdelegeerde rekenplichtige in de delegatie worden uitgevoerd, vergewist de bevoegde ordonnateur zich ervan dat passende controles worden uitgevoerd voor of na de uitvoering en tijdens de boeking ervan.

Afdeling 8: Termijnen van de uitgavenverrichtingen

Artikel 68

De procedures inzake betaalbaarstelling, betalingsopdrachten en betaling van de uitgaven moeten afgewikkeld zijn binnen een termijn van negentig dagen na de datum waarop de betaling verschuldigd wordt. Uiterlijk vijfenveertig dagen vóór het verstrijken van deze termijn geeft de nationale ordonnateur opdracht tot betaling en stelt hij het hoofd van de delegatie daarvan in kennis.

Claims inzake betalingsachterstanden waarvoor overenkomstig artikel 37 van bijlage IV bij de ACS-EG-Overeenkomst de Commissie verantwoordelijk is, worden door de Commissie betaald met de middelen op de in artikel 6, lid 2, van deze verordening bedoelde rekening of rekeningen.

HOOFDSTUK 7 COMPUTERSYSTEMEN

Artikel 69

1. Wanneer de ontvangsten en uitgaven met behulp van computersystemen worden beheerd, kunnen de handtekeningen door middel van een geautomatiseerde of elektronische procedure worden aangebracht.

2. Indien voor de verwerking van de financiële uitvoeringsverrichtingen computersystemen en -subsystemen worden gebruikt, is een volledige beschrijving van elk systeem of subsysteem vereist.

Elke beschrijving definieert de inhoud van alle gegevensvelden en de wijze waarop het systeem elke individuele verrichting verwerkt. Voorts wordt gedetailleerd de wijze beschreven waarop het systeem waarborgt dat voor elke verrichting een volledig controletraject bestaat.

3. De gegevens van de computersystemen en -subsystemen worden periodiek opgeslagen en op een veilige plaats bewaard.

HOOFDSTUK 8 INTERNE CONTROLEUR

Artikel 70

De interne controleur van het EOF is de interne controleur van de Commissie. De interne controleur oefent zijn functie overeenkomstig de relevante internationale normen uit. Hij is jegens de Commissie verantwoordelijk voor de verificatie van de goede werking van de systemen en procedures voor de uitvoering van de middelen van het EOF die de Commissie overeenkomstig artikel 9 beheert. De interne controleur kan noch ordonnateur noch rekenplichtige zijn.

Artikel 71

1. De interne controleur staat de Commissie bij in het beheersen van de risico's door onafhankelijke adviezen uit te brengen over de kwaliteit van de beheer- en controlesystemen en aanbevelingen te formuleren ter verbetering van de uitvoeringsvoorwaarden van de verrichtingen en ter bevordering van een goed financieel beheer. Hem kan worden verzocht de autoriteiten van de ACS-landen of de LGO over dezelfde onderwerpen advies te geven.

Hij is met name belast met:

a) het beoordelen van de toereikendheid en doeltreffendheid van de interne beheersystemen, alsmede de prestaties van de diensten bij de uitvoering van de beleidsmaatregelen, programma's en acties in relatie tot de ermee verbonden risico's;

b) het beoordelen van de toereikendheid en kwaliteit van de interne controlesystemen die worden toegepast op de verrichtingen tot uitvoering van de middelen van het EOF.

2. De interne controleur heeft volledige en onbeperkte toegang tot alle informatie die hij voor de uitvoering van zijn taken nodig heeft, zo nodig ter plaatse, inclusief in de lidstaten en in derde landen.

3. De interne controleur brengt aan de Commissie verslag uit van zijn bevindingen en aanbevelingen. De Commissie zorgt ervoor dat de uit de controles voortvloeiende aanbevelingen worden opgevolgd. De interne controleur dient tevens jaarlijks een intern controleverslag in bij de Commissie waarin het aantal en de soorten uitgevoerde controles, de gedane aanbevelingen en het aan die aanbevelingen gegeven gevolg worden vermeld.

4. De Commissie zendt het met de kwijting belaste gezag jaarlijks een verslag toe waarin een samenvatting wordt gegeven van het aantal en de soorten uitgevoerde interne controles, de gedane aanbevelingen en het aan die aanbevelingen gegeven gevolg.

Artikel 72

Voor de interne controleur gelden bijzondere voorschriften welke zijn vervat in de uitvoeringsvoorschriften van het algemeen Financieel Reglement, met name wat betreft de onafhankelijkheid van zijn functie en de voorwaarden waaronder hij verantwoordelijk is.

TITEL IV OVERHEIDSOPDRACHTEN

HOOFDSTUK 1 TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 73

1. Overheidsopdrachten zijn overeenkomsten onder bezwarende titel die schriftelijk door een aanbestedende dienst in de zin van artikel 74 worden gesloten om tegen een geheel of gedeeltelijk ten laste van de middelen van het EOF komende prijs de levering van roerende zaken, de uitvoering van werken of de verrichting van diensten te verkrijgen.

Deze opdrachten kunnen betrekking hebben op:

a) leveringen,

b) uitvoering van werken,

c) diensten.

2. Subsidies vallen niet onder deze titel.

Artikel 74

1. Aanbestedende diensten in de zin van deze titel zijn:

a) de begunstigde ACS-staten of de door hen naar behoren gemachtigde organen of hun vertegenwoordigers;

b) de Commissie, voor de voor haar eigen rekening geplaatste opdrachten;

c) de Commissie namens of voor rekening van een of meer begunstigde ACS-staten;

d) organen naar nationaal of internationaal recht of natuurlijke of rechtspersonen die met één of meer ACS-staten of met de Commissie een financierings- of subsidieovereenkomst voor de uitvoering van een programma of project hebben gesloten.

2. De procedures voor de plaatsing van opdrachten worden vermeld in de in artikel 52, lid 3, genoemde financieringsovereenkomsten.

HOOFDSTUK 2 PROCEDURES EN BEGINSELEN INZAKE DE PLAATSING VAN OPDRACHTEN

Artikel 75

1. De procedures voor de gunning van opdrachten met betrekking tot de door het EOF ten behoeve van de ACS-staten gefinancierde operaties zijn omschreven in artikel 28 van bijlage IV bij de ACS-EG-Overeenkomst.

De procedures voor de gunning van opdrachten met betrekking tot de door het EOF ten behoeve van de LGO gefinancierde operaties zijn omschreven in de maatregelen ter uitvoering van het LGO-besluit.

2. De Commissie is verplicht de communautaire voorschriften inzake de plaatsing van opdrachten in acht te nemen wanneer zij de functie van aanbestedende dienst uitoefent voor de tenuitvoerlegging van de humanitaire hulp en de spoedhulp in het kader van de ACS-EG-Overeenkomst of het LGO-besluit.

HOOFDSTUK 3 DEELNAME AAN DE OPDRACHTEN

Artikel 76

1. De deelname aan aanbestedingen voor door het EOF gefinancierde opdrachten staat op gelijke voorwaarden open overeenkomstig de in artikel 20 van bijlage IV bij de ACS-EG-Overeenkomst vastgestelde voorwaarden.

2. De deelname van onderdanen van andere landen dan de ACS-staten en de lidstaten, met inbegrip van de LGO, kan worden toegestaan onder de voorwaarden van artikel 22 van bijlage IV bij de ACS-EG-Overeenkomst.

Artikel 77

Binnen de grenzen van de haar bij de ACS-EG-Overeenkomst verleende bevoegdheden en onder de in artikel 21 van bijlage IV bij die Overeenkomst gestelde voorwaarden zorgt de Commissie voor een zo uitgebreid mogelijke deelname, op gelijke voorwaarden, aan de aanbesteding voor door het EOF gefinancierde opdrachten en ziet zij toe op de naleving van het transparantiebeginsel, het evenredigheidsbeginsel, het beginsel van gelijke behandeling en het beginsel van non-discriminatie.

HOOFDSTUK 4 BEKENDMAKING

Artikel 78

Binnen de grenzen van de haar door de ACS-EG-Overeenkomst verleende bevoegdheden en onder de in de artikelen 21 en 34 van bijlage IV bij die Overeenkomst gestelde voorwaarden neemt de Commissie de nodige maatregelen om internationale aanbestedingen bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen en via internet.

Artikel 79

1. Binnen de grenzen van de haar bij de ACS-EG-Overeenkomst verleende bevoegdheden neemt de Commissie alle passende maatregelen voor een doelmatige informatieverstrekking aan de belanghebbende economische kringen, met name door de uit middelen van het EOF te financieren programma's en projecten regelmatig bekend te maken.

2. De Commissie zorgt met name voor bekendmaking, met de meest gepaste middelen en met vermelding van voorwerp, inhoud en bedrag van de opdrachten, van:

a) de identificatiebladen van de projecten;

b) een samenvatting van de financieringsvoorstellen die de Commissie, nadat het Comité van het EOF advies heeft uitgebracht, vaststelt.

3. Binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de ACS-EG-Overeenkomst zijn verleend zorgt de Commissie voor een spoedige bekendmaking van de uitkomst van de aanbestedingen.

TITEL V EIGEN BEHEER

Artikel 80

1. Deze titel regelt de uitvoering in eigen beheer, als bedoeld in artikel 24 van bijlage IV bij de ACS-EG-Overeenkomst. Deze titel is van overeenkomstige toepassing op de financiële samenwerking met de LGO.

2. Bij uitvoering in direct eigen beheer worden de projecten en programma's rechtstreeks uitgevoerd door de overheidsdiensten van de betrokken ACS-staten.

De Gemeenschap draagt in de uitgaven van de betrokken diensten bij door het verschaffen van ontbrekende uitrusting en/of materieel en/of middelen waarmee het nodige aanvullende personeel kan worden aangeworven, zoals deskundigen die onderdaan zijn van de betrokken ACS-staat of van andere ACS-staten. De bijdrage van de Gemeenschap dekt slechts de kosten van aanvullende middelen en tijdelijke uitvoeringsuitgaven die uitsluitend verband houden met het betrokken project.

Het financiële beheer van een in eigen beheer uitgevoerd project overeenkomstig de eerste en de tweede alinea geschiedt door middel van rekeningen die worden beheerd door een beheerder en een rekenplichtige, waarvan de benoeming door de nationale ordonnateur vooraf moet worden goedgekeurd door het hoofd van de delegatie.

3. Bij uitvoering in indirect eigen beheer dragen de in artikel 74, lid 1, onder a), bedoelde aanbestedende diensten de met de uitvoering van de projecten of programma's verbonden taken op aan overheids- of semi-overheidsinstellingen of particuliere organisaties die juridisch gescheiden zijn van de betrokken ACS-staten. In dit geval zorgt de betrokken organisatie voor het beheer en de uitvoering van het project of programma in de plaats van de nationale ordonnateur. De aldus gedelegeerde taken kunnen de bevoegdheid omvatten om namens en voor rekening van de betrokken ACS-staten contracten te sluiten en als beheerder en opdrachtgever op te treden.

4. Uitvoering in eigen beheer geschiedt in de vorm van een programma van acties en een raming van hun kosten, hierna "programmabestek" genoemd. Het programmabestek is een document waarin de vereiste materiële en personele middelen, het budget en de technische en administratieve modaliteiten worden vastgesteld voor de uitvoering van een project in een bepaalde tijd door middel van eigen beheer en eventueel door plaatsing van overheidsopdrachten en toekenning van subsidies. Elk programmabestek wordt opgesteld door de in lid 2 bedoelde beheerder en rekenplichtige in geval van direct eigen beheer of door de in lid 3 bedoelde derde instelling of organisatie in geval van indirect eigen beheer, en vervolgens goedgekeurd door de nationale ordonnateur en het hoofd van de delegatie vóór de aanvang van de in het document vermelde activiteiten.

5. Bij de uitvoering van de in lid 4 bedoelde programmabestekken dienen de procedures voor het plaatsen van opdrachten en het toekennen van subsidies in overeenstemming te zijn met die welke zijn vermeld in de titel IV respectievelijk titel VI. De voorstellen tot gunning van opdrachten worden door het hoofd van de delegatie goedgekeurd overeenkomstig artikel 36 van bijlage IV bij de ACS-EG-Overeenkomst. Hetzelfde geldt voor de voorstellen tot toekenning van subsidies.

6. In de in artikel 52, lid 3, bedoelde financieringsovereenkomsten wordt vermeld of de projecten of programma's in eigen beheer worden uitgevoerd.

Artikel 81

Bij uitvoering in indirect eigen beheer sluit de in artikel 74, lid 1, onder a), bedoelde aanbestedende dienst een dienstenovereenkomst met een derde. De Commissie ziet erop toe dat in het contract het volgende wordt vermeld:

a) passende voorschriften betreffende de controle van het gebruik van de middelen van het EOF door de hoofdordonnateur, het hoofd van de delegatie, het OLAF, de nationale ordonnateur, alsook de Rekenkamer en de nationale controle-instanties van de betrokken ACS-staten;

b) een duidelijke omschrijving en exacte afbakening van de bevoegdheden die aan de betrokken instantie worden gedelegeerd en van de bevoegdheden die de nationale ordonnateur behoudt;

c) de procedures die moeten worden nageleefd bij de uitoefening van de aldus gedelegeerde bevoegdheden, zoals de selectie van de te financieren acties, de aanbesteding van de opdrachten en de controle over de werkzaamheden;

d) de mogelijkheid tot herziening achteraf en tot oplegging van financiële sancties, indien de toekenning van subsidies en gunning van opdrachten niet in overeenstemming zijn met de onder c) bedoelde procedures;

e) dat de functies betalingsopdracht en betaling gescheiden zijn;

f) het bestaan van een doeltreffend intern systeem voor de controle van het beheer;

g) het bestaan van gescheiden procedures voor de boekhouding van het beheer en voor het afleggen van rekening en verantwoording, waarmee het gebruik van de middelen van het EOF kan worden verantwoord.

TITEL VI SUBSIDIES

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 82

1. In het kader van het gecentraliseerde beheer zijn subsidies rechtstreekse financiële bijdragen ten laste van de middelen van het EOF, door de Commissie bij wijze van schenking verleend voor de financiering van:

a) een actie die moet bijdragen tot de verwezenlijking van een doelstelling in het kader van de ACS-EG-Overeenkomst of het LGO-besluit, of in het kader van een overeenkomstig de bepalingen hiervan vastgesteld programma of project; of

b) de werking van een instelling die een dergelijke doelstelling nastreeft.

Subsidies zijn voorwerp van een schriftelijke overeenkomst.

2. Geen subsidies in de zin van deze titel zijn:

a) de in artikel 52, lid 3, onder a), bedoelde financieringsovereenkomsten;

b) de in titel IV bedoelde overheidsopdrachten en uitvoering in eigen beheer als bedoeld in titel V;

c) de door de EIB beheerde leningen, garanties, participaties, rentesubsidies en andere financiële steunverlening;

d) de directe of indirecte begrotingssteun en de steun uit hoofde van schuldverlichting of ondersteuning van de exportopbrengsten in geval van schommelingen op korte termijn;

e) de betalingen aan de in de artikelen 15 en 16 bedoelde organen die delegatie verkrijgen van de Commissie of in het kader van het in artikel 17 bedoelde gezamenlijke beheer.

HOOFDSTUK 2 BEGINSELEN VOOR DE TOEKENNING VAN SUBSIDIES

Artikel 83

1. De toekenning van subsidies geschiedt met inachtneming van het transparantiebeginsel, het beginsel van gelijke behandeling, het cumulatieverbod, het verbod van werking met terugwerkende kracht en het medefinancieringsbeginsel.

2. De subsidie mag niet tot doel of tot gevolg hebben dat zij de begunstigde winst oplevert.

Artikel 84

1. Wanneer een actie in het kader van het gecentraliseerde beheer voorziet in financiering door middel van subsidies, bevat de operationele planning van de actie een programmering, behoudens voor de hulp in crisissituaties en de humanitaire hulp.

Deze programmering wordt ten uitvoer gelegd door middel van publicatie van oproepen tot het indienen van voorstellen, behalve in uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde spoedeisende gevallen of indien de kenmerken van de begunstigde hem tot enige keuze voor een bepaalde actie maken.

2. Jaarlijks wordt een overzicht van de toegekende subsidies gepubliceerd, waarbij rekening wordt gehouden met de eisen van vertrouwelijkheid en veiligheid.

Artikel 85

1. Voor eenzelfde actie kan slechts één subsidie ten laste van de middelen van het EOF aan eenzelfde begunstigde worden toegekend.

2. Per boekjaar van de begunstigde kan hem slechts één werkingssubsidie uit de middelen van het EOF worden toegekend.

Artikel 86

1. Subsidiëring van een reeds begonnen actie kan slechts worden aanvaard indien de aanvrager kan aantonen dat het noodzakelijk was met de actie te beginnen vóór de ondertekening van de overeenkomst.

In dit geval mogen de voor financiering in aanmerking komende uitgaven evenwel niet vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag zijn gedaan, behalve in uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde gevallen of indien de uitgaven noodzakelijk zijn voor het goede verloop van de steunverlening in crisissituaties en de humanitaire operaties, zulks onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de ACS-EG-Overeenkomst of het LGO-besluit.

Subsidiëring met terugwerkende kracht van reeds voltooide acties is niet mogelijk.

2. De overeenkomst over een werkingssubsidie wordt uiterlijk vier maanden na het begin van het boekjaar van de begunstigde ondertekend. De voor financiering in aanmerking komende uitgaven mogen niet vroeger gedaan zijn dan de datum van indiening van de subsidieaanvraag en het begin van het boekjaar van de begunstigde.

Artikel 87

Een actie kan slechts volledig uit de middelen van het EOF worden gefinancierd indien dat noodzakelijk is voor de uitvoering ervan.

HOOFDSTUK 3 TOEKENNINGSPROCEDURE

Artikel 88

1. Voor toekenning komen in aanmerking schriftelijke subsidieaanvragen van rechtspersonen die passen in het kader van de ACS-EG-Overeenkomst of het LGO-besluit, of in het kader van een volgens de bepalingen daarvan vastgesteld programma of project. Bij wijze van uitzondering kan, op grond van de aard van de actie of het door de aanvrager nagestreefde doel, een subsidie worden toegekend aan natuurlijke personen, onder de voorwaarden die zijn gesteld in die overeenkomst en dat besluit.

2. Van aanspraak op subsidies zijn uitgesloten aanvragers die ten tijde van de procedure voor het toekennen van een subsidie in een situatie van uitsluiting van deelname verkeren overeenkomstig de communautaire regels inzake overheidsopdrachten.

De aanvragers moeten bewijzen dat zij niet in een in de eerste alinea bedoelde situatie verkeren.

3. Aan de aanvragers die ingevolge lid 2 zijn uitgesloten, kunnen door de hoofdordonnateur administratieve en financiële sancties worden opgelegd die doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

Artikel 89

1. Aan de hand van de selectiecriteria wordt beoordeeld of de aanvrager de voorgestelde actie of het voorgestelde werkprogramma tot een goed einde kan brengen.

2. Aan de hand van de toekenningscriteria wordt de kwaliteit van de ingediende voorstellen beoordeeld in het licht van de doelstellingen en prioriteiten.

Artikel 90

1. De voorstellen worden door een daartoe ingesteld evaluatiecomité op basis van vooraf bekendgemaakt selectie- en toekenningscriteria beoordeeld om te bepalen welke voorstellen voor financiering in aanmerking komen.

2. De bevoegde ordonnateur stelt vervolgens, op basis van de in lid 1 bedoelde beoordeling, de lijst van de begunstigden en de aangehouden bedragen vast.

3. De bevoegde ordonnateur brengt de aanvrager schriftelijk op de hoogte van het gevolg dat aan zijn aanvraag is gegeven. Indien de gevraagde subsidie niet wordt verleend, deelt hij de redenen voor de verwerping van de aanvraag mede, met name in het licht van de vooraf bekendgemaakte selectie- en toekenningscriteria.

HOOFDSTUK 4 BETALING

Artikel 91

Het betalingstempo is afhankelijk van de financiële risico's, de duur en het vorderingsstadium van de actie of de door de begunstigde gemaakte kosten.

Artikel 92

De bevoegde ordonnateur kan van de begunstigde een voorafgaande zekerheidstelling verlangen om de aan de voorfinanciering verbonden financiële risico's te beperken.

Artikel 93

1. Het bedrag van de subsidie wordt eerst definitief vastgesteld nadat de Commissie de eindverslagen en -rekeningen heeft aanvaard, onverminderd latere controles door de Commissie.

2. Indien de begunstigde zijn wettelijke en contractuele verplichtingen niet nakomt, wordt de subsidie opgeschort; zij kan vervolgens worden verlaagd of ingetrokken, nadat de begunstigde in de gelegenheid is gesteld zijn opmerkingen te formuleren.

HOOFDSTUK 5 UITVOERING

Artikel 94

1. Wanneer voor de uitvoering van de actie door de begunstigde overheidsopdrachten moeten worden geplaatst, worden de procedures volgens communautaire regels voor het plaatsen van opdrachten die van toepassing zijn op de samenwerking met derde landen, in de in artikel 82, lid 1, bedoelde subsidieovereenkomsten vermeld.

2. In elke subsidieovereenkomst wordt uitdrukkelijk vermeld dat de Commissie, inclusief het OLAF, en de Rekenkamer bevoegd zijn bij alle contractanten en subcontractanten die financiële steun uit de middelen van het EOF hebben ontvangen, controles op stukken en controles ter plaatse uit te voeren.

Artikel 95

Bij gedecentraliseerd beheer als bedoeld in artikel 14 tracht de Commissie bij de begunstigde ACS-staten en LGO een beheer te bevorderen waarbij bepalingen worden toegepast die gelijkwaardig zijn aan die van deze titel.

TITEL VII BOEKHOUDING

HOOFDSTUK 1 REKENING EN VERANTWOORDING

Artikel 96

1. De Commissie stelt uiterlijk op 31 juli van elk jaar de rekeningen van het EOF op, waarin de financiële situatie op 31 december van het afgelopen jaar wordt beschreven. De rekeningen van het EOF omvatten:

a) de in artikel 100 bedoelde financiële staten;

b) de in artikel 101 bedoelde staten van de financiële uitvoering;

c) de door de EIB verstrekte financiële staten en informatie als bedoeld in artikel 125, lid 2.

2. De rekeningen van het EOF gaan vergezeld van een verslag over het financieel beheer van het afgelopen begrotingsjaar, dat een getrouwe uiteenzetting bevat over:

a) de verwezenlijking van de doelstellingen van het begrotingsjaar overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer;

b) de financiële situatie en de gebeurtenissen die een belangrijke invloed hebben gehad op de activiteiten van het begrotingsjaar.

Artikel 97

De rekeningen moeten regelmatig, waarheidsgetrouw en volledig zijn en een getrouw beeld geven van:

a) wat de financiële staten betreft: de activa, de passiva, de lasten en baten, de rechten en verplichtingen die niet bij de activa en passiva zijn opgenomen, alsmede de kasstromen;

b) wat de staten van de financiële uitvoering betreft: de elementen van de uitvoering van het EOF aan de ontvangstenzijde en aan de uitgavenzijde.

Artikel 98

De in artikel 100 bedoelde financiële staten worden opgemaakt volgens de hierna opgesomde, algemeen erkende boekhoudbeginselen:

a) continuïteit van de activiteiten;

b) voorzichtigheid;

c) bestendigheid van de boekhoudmethoden;

d) vergelijkbaarheid van de informatie;

e) relatief belang;

f) niet-compensatie;

g) het wezen gaat boven de vorm;

h) periodetoerekening per begrotingsjaar.

Artikel 99

1. Volgens het beginsel van de periodetoerekening worden in de in artikel 100 bedoelde financiële staten de lasten en baten van het begrotingsjaar opgenomen, ongeacht de datum van betaling of inning.

2. De waarde van de actief- en passiefbestanddelen wordt bepaald volgens de waarderingsregels die zijn vastgesteld in de in artikel 111 bedoelde boekhoudmethoden.

Artikel 100

1. De financiële staten worden opgesteld door de rekenplichtige en zijn uitgedrukt in miljoen euro. Zij omvatten:

a) de financiële balans, die de vermogenssituatie en de financiële situatie, alsook het economisch resultaat van het EOF op 31 december van het afgelopen begrotingsjaar weergeven; de balans wordt ingericht volgens de structuur die is vastgesteld in de richtlijn van de Raad betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, evenwel met inachtneming van de bijzondere aard van de activiteiten van het EOF;

b) de tabel van de kasstromen, die de inningen en uitbetalingen van het begrotingsjaar en de eindstand weergeeft, en een staat van de middelen en bestedingen van het afgelopen begrotingsjaar;

c) een staat van de vorderingen van het EOF, waarin worden vermeld:

i) de aan het begin van het begrotingsjaar nog te innen vorderingen,

ii) de in de loop van het begrotingsjaar vastgestelde vorderingen,

iii) de in de loop van het begrotingsjaar geïnde vorderingen,

iv) de annuleringen van vastgestelde vorderingen,

v) de aan het einde van het begrotingsjaar nog te innen vorderingen.

2. De bijlage bij de financiële staten vult de in lid 1 bedoelde informatie aan en licht deze toe en bevat aantekeningen over de boekhoudbeginselen die bij de opstelling en de inrichting van de rekeningen werden gehanteerd.

Artikel 101

1. De staten van de financiële uitvoering worden opgesteld door de rekenplichtige en zijn uitgedrukt in miljoen euro. Zij omvatten de resultatenrekening van de financiële uitvoering, die een samenvatting is van alle financiële verrichtingen van het begrotingsjaar aan de ontvangsten- en de uitgavenzijde. De bijlage bij de resultatenrekening van de financiële uitvoering vult de daarin gegeven informatie aan en licht deze toe.

2. De staten van de financiële uitvoering omvatten tabellen, uitgedrukt in miljoen euro, welke door de hoofdordonnateur samen met de rekenplichtige zijn opgesteld, te weten:

a) een tabel waarin de ontwikkeling van de in de bijlage vermelde toewijzingen tijdens het afgelopen begrotingsjaar wordt beschreven;

b) een tabel waarin per toewijzing het totale bedrag van de vastleggingen, de gedelegeerde kredieten en de betalingen tijdens het begrotingsjaar en de gecumuleerde bedragen daarvan sedert de inwerkingtreding van het EOF zijn vermeld;

c) tabellen waarin per toewijzing, land, gebied, regio of subregio het totale bedrag van de vastleggingen, de gedelegeerde kredieten en de betalingen van het begrotingsjaar en de gecumuleerde bedragen daarvan sedert de inwerkingtreding van het EOF zijn vermeld.

Artikel 102

De Commissie zendt het ontwerp van de rekeningen uiterlijk op 31 maart van het volgende begrotingsjaar toe aan de Rekenkamer. Zij doet uiterlijk op 30 april het verslag van het financieel beheer van het begrotingsjaar als bedoeld in artikel 96 toekomen aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.

Artikel 103

1. Uiterlijk op 15 juni maakt de Rekenkamer haar opmerkingen over het ontwerp van de rekeningen wat betreft het deel van de middelen van het EOF waarvan de Commissie de financiële uitvoering verzekert overeenkomstig artikel 9, lid 1, teneinde de Commissie in de gelegenheid te stellen de correcties aan te brengen die nodig worden geacht om de definitieve rekeningen op te stellen.

2. De Commissie keurt de definitieve rekeningen goed en zendt deze uiterlijk op 31 juli van het volgende begrotingsjaar toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.

3. De definitieve rekeningen worden tegen 31 oktober van het volgende begrotingsjaar in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt, vergezeld van de betrouwbaarheidsverklaring die door de Rekenkamer wordt verstrekt voor het deel van de middelen van het EOF waarvan de Commissie de financiële uitvoering verzekert overeenkomstig artikel 9, lid 1.

HOOFDSTUK 2 INFORMATIE OVER DE UITVOERING VAN DE MIDDELEN VAN HET EOF

Artikel 104

1. De Commissie en de EIB zien, elk voor wat hun bevoegdheden betreft, toe op het gebruik van de EOF-steun door de ACS-staten, de LGO of andere begunstigden, alsook op de uitvoering van de door het EOF gefinancierde projecten en letten daarbij met name op de in de artikelen 55 en 56 van de ACS-EG-Overeenkomst bedoelde doelstellingen en de overeenkomende bepalingen van het LGO-besluit.

2. De EIB houdt de Commissie regelmatig op de hoogte van de uitvoering van de uit de middelen van het EOF gefinancierde projecten die zij beheert, overeenkomstig de procedures die zijn vastgesteld in de operationele richtsnoeren van de investeringsfaciliteit.

3. De Commissie en de EIB verschaffen het Comité van het EOF informatie over de operationele besteding, op het niveau van de in de bijlage vermelde nationale en regionale toewijzingen, van de middelen van het EOF. Deze informatie betreft ook de projecten en programma's die uit hoofde van de investeringsfaciliteit worden gefinancierd. Deze informatie wordt door de Commissie aan de Rekenkamer medegedeeld overeenkomstig artikel 32, lid 4, van het Intern Akkoord.

HOOFDSTUK 3 BOEKHOUDING

Artikel 105

1. De boekhouding is een systeem van ordening van de financiële informatie om kwantitatieve gegevens te behandelen, in te delen en te registreren.

2. De boekhouding bestaat uit een algemene boekhouding en een financiële boekhouding. Deze boekhoudingen worden per begrotingsjaar en in euro gevoerd.

3. Aan het einde van het financiële jaar worden de gegevens van de algemene boekhouding en de financiële boekhouding afgesloten met het oog op de opstelling van de in hoofdstuk 1 bedoelde rekeningen.

4. De leden 2 en 3 vormen geen beletsel voor de hoofdordonnateur om een analytische boekhouding te voeren.

Artikel 106

De rekenplichtige controleert en boekt de overmakingen en andere ontvangsten van de lidstaten.

Artikel 107

De algemene boekhouding volgt op chronologische wijze, volgens de methode van dubbel boekhouden, de gebeurtenissen en verrichtingen die van invloed zijn op de economische, financiële en vermogenssituatie van het EOF, waarvan de saldi de balans van het EOF vormen.

Artikel 108

1. Alle verrichtingen per rekening en de saldi worden in de boekhouding geregistreerd.

2. Iedere boeking, inclusief de boekhoudkundige correcties, wordt gestaafd met bewijsstukken waarnaar zij verwijst.

3. Het boekhoudsysteem maakt het mogelijk alle boekingen terug te vinden.

Artikel 109

De rekenplichtige brengt tussen de afsluiting van het begrotingsjaar en de dag van aflegging van rekening en verantwoording de correcties aan die, zonder tot een betaling of inning voor het begrotingsjaar te leiden, nodig zijn voor een regelmatige, getrouwe en juiste opmaak van de rekeningen.

Artikel 110

1. De financiële boekhouding maakt het mogelijk de financiële uitvoering van de middelen van het EOF in detail te volgen.

In deze boekhouding worden alle handelingen geregistreerd met betrekking tot:

a) de toewijzingen;

b) de vastleggingen;

c) de gedelegeerde kredieten;

d) de betalingen, de vastgestelde vorderingen en de inningen van het begrotingsjaar, voor het volledige bedrag en zonder onderlinge verrekening.

2. Wanneer vastleggingen, betalingen en vorderingen in nationale valuta zijn uitgedrukt, maakt het boekhoudsysteem, ingeval dat nodig is, het mogelijk deze zowel in nationale valuta als in euro te boeken.

3. De in artikel 52 bedoelde vastleggingen worden in euro geboekt voor de waarde van de door de Commissie genomen financieringsbesluiten.

De in artikel 55, lid 3, bedoelde gedelegeerde kredieten worden in euro geboekt voor de tegenwaarde van de opdrachten, subsidies en programmabestekken die door de begunstigde ACS-staten of LGO of door de Commissie in het kader van de uitvoering van het project zijn aangenomen. Bij de vaststelling van deze tegenwaarde wordt eventueel rekening gehouden met voorzieningen voor:

a) vergoeding van kosten, op overlegging van bewijsstukken;

b) prijsherziening en onverwachte gebeurtenissen, als omschreven in de door het EOF gefinancierde contracten;

c) wisselkoersschommelingen.

4. Voor de definitieve boeking van de betalingen in het kader van de projecten of programma's bedoeld in deel 4 van de ACS-EG-Overeenkomst en bijlage IV bij die Overeenkomst of het LGO-besluit worden de omrekeningskoersen toegepast die golden op de dag waarop de rekeningen van de Commissie als bedoeld in artikel 29 werden gedebiteerd.

5. Alle boekhoudstukken die betrekking hebben op de uitvoering van een vastlegging worden bewaard gedurende een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de datum van het in artikel 119 bedoelde besluit tot kwijting voor de financiële uitvoering van de middelen van het EOF in het begrotingsjaar waarin de vastlegging boekhoudkundig werd afgesloten. Bewijsstukken met betrekking tot verrichtingen die niet definitief zijn afgesloten, worden echter langer bewaard, en wel tot het einde van het jaar dat volgt op de afsluiting van de genoemde verrichtingen.

Artikel 111

1. De rekenplichtige stelt de toepasselijke boekhoudregels en -methoden vast. Na raadpleging van de hoofdordonnateur stelt hij het rekeningstelsel op dat wordt toegepast voor de EOF-verrichtingen, uitgaande van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de openbare sector, waarvan hij mag afwijken als de bijzondere aard van de EOF-activiteiten dat wettigt.

2. De boekingen worden verricht overeenkomstig het rekeningstelsel. De nomenclatuur van het rekeningstelsel brengt een duidelijke scheiding aan tussen de algemene boekhouding en de financiële boekhouding. Het rekeningstelsel wordt medegedeeld aan de Rekenkamer.

TITEL VIII EXTERNE CONTROLE EN KWIJTING

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 112

De uit de middelen van het EOF gefinancierde operaties die overeenkomstig artikel 9, lid 2, door de EIB worden beheerd, zijn onderworpen aan de controle- en kwijtingsprocedures waarin het statuut van de EIB voorziet voor al haar verrichtingen. De bestaande specifieke bepalingen die in onderlinge overeenstemming tussen de Rekenkamer, de EIB en de Commissie zijn vastgesteld, blijven van toepassing en worden eventueel bijgewerkt om rekening te houden met de bijzondere kenmerken van de investeringsfaciliteit, met inbegrip van de rentesubsidies.

Over de uit de middelen van het EOF gefinancierde verrichtingen die overeenkomstig artikel 9, lid 1, door de Commissie worden beheerd, oefent de Rekenkamer haar bevoegdheden uit overeenkomstig de bepalingen van deze titel.

HOOFDSTUK 2 EXTERNE CONTROLE

Artikel 113

De Commissie stelt de Rekenkamer zo spoedig mogelijk in kennis van alle beslissingen en besluiten die zij ter uitvoering van deze verordening heeft genomen.

Artikel 114

Ter vervulling van haar taak deelt de Rekenkamer aan de Commissie en de autoriteiten waarop deze verordening van toepassing is, de namen mede van de personeelsleden die bevoegd zijn bij hen controles te verrichten en de taken die zij hen heeft opgedragen.

Artikel 115

1. De Rekenkamer onderzoekt de wettigheid en regelmatigheid van de ontvangsten en uitgaven in het licht van de bepalingen van de ACS-EG-Overeenkomst, het LGO-besluit, deze verordening en alle besluiten tot uitvoering ervan.

2. Bij de vervulling van haar taak kan de Rekenkamer onder de in lid 6 vastgestelde voorwaarden kennis nemen van alle documenten en inlichtingen betreffende het financieel beheer van de diensten of organen die betrokken zijn bij de uit de middelen van het EOF gefinancierde of medegefinancierde operaties. Zij is bevoegd ieder personeelslid dat verantwoordelijkheid draagt voor uitgaven- of ontvangstenverrichtingen te horen en alle controlemogelijkheden te benutten die aan de bedoelde diensten en organen zijn toegekend.

Teneinde alle gegevens te verzamelen die nodig zijn voor de vervulling van haar taak, kan de Rekenkamer op haar verzoek aanwezig zijn bij de controleverrichtingen die in het kader van de financiële uitvoering door of voor rekening van de Commissie worden uitgevoerd.

3. De Rekenkamer ziet erop toe dat alle waardepapieren en middelen welke gedeponeerd zijn of zich in kas bevinden, worden gecontroleerd aan de hand van verklaringen, ondertekend door de depothouders, of van processen-verbaal van de stand van de kas en de portefeuille. Zij kan deze controles zelf verrichten.

4. Op verzoek van de Rekenkamer geeft de Commissie de financiële instellingen die houder zijn van tegoeden van het EOF toestemming om de Rekenkamer in staat te stellen na te gaan of de externe gegevens overeenstemmen met de boekhoudkundige situatie.

5. De Commissie verleent de Rekenkamer alle faciliteiten en verstrekt haar alle inlichtingen welke zij bij de vervulling van haar taak nodig meent te hebben. Zij houdt ter beschikking van de Rekenkamer alle bescheiden inzake plaatsing en uitvoering van overheidsopdrachten en alle geld- en goederenrekeningen, alle boekingsbescheiden en bewijsstukken, alsmede de daarop betrekking hebbende administratieve documenten, alle documentatie betreffende de ontvangsten en uitgaven, alle inventarislijsten en alle organigrammen welke de Rekenkamer voor de controle van het verslag over het resultaat van de financiële uitvoering aan de hand van stukken of ter plaatse nodig meent te hebben en, voor hetzelfde doel, alle op geautomatiseerde gegevensdragers opgestelde of bewaarde documenten en gegevens.

De aan de controle van de Rekenkamer onderworpen personeelsleden zijn gehouden:

a) hun kas te openen, hun gelden, waardepapieren en andere goederen te tonen, alsmede de bewijsstukken van hun beheer die zij onder zich hebben, alsook elk boek, register of ander document dat daarop betrekking heeft;

b) inzage de geven in de correspondentie en ieder ander document dat noodzakelijk is voor de volledige uitvoering van de in lid 1 bedoelde controle.

Om mededeling van de in de tweede alinea, punt b), bedoelde inlichtingen kan slechts door de Rekenkamer worden verzocht.

De Rekenkamer is bevoegd de documenten betreffende de ontvangsten en uitgaven van het EOF die bij de diensten van de Commissie berusten te verifiëren.

6. De controle van de wettigheid en regelmatigheid van de ontvangsten en uitgaven en de controle van het goed financieel beheer strekken zich uit tot het gebruik van de overeenkomstig titel VI als subsidie ontvangen middelen van het EOF door niet onder de Commissie ressorterende organen. Een communautaire financiering uit de middelen van het EOF waarvan de ontvanger niet onder de Commissie ressorteert, mag slechts worden toegekend mits de ontvangers, of indien zij zulks verzuimen, de contractanten en subcontractanten, schriftelijk de controle van de Rekenkamer van het gebruik van de toegekende middelen aanvaarden.

7. Het gebruik van geïntegreerde informatiesystemen mag niet tot gevolg hebben dat de toegang van de Rekenkamer tot de bewijsstukken wordt beperkt.

Artikel 116

1. Na de afsluiting van het begrotingsjaar stelt de Rekenkamer een jaarverslag op dat onderworpen is aan de leden 2 tot en met 6.

2. De Rekenkamer doet uiterlijk op 15 juni aan de Commissie de opmerkingen toekomen die naar haar mening in het jaarverslag dienen te worden opgenomen. Deze opmerkingen zijn vertrouwelijk. De Commissie zendt haar antwoorden uiterlijk op 30 september aan de Rekenkamer;

3. Het jaarverslag bevat een beoordeling van het financiële beheer.

4. De Rekenkamer kan elke door haar dienstig geachte samenvatting of opmerking van algemene aard aan het jaarverslag toevoegen.

5. De Rekenkamer neemt de nodige maatregelen opdat de antwoorden van de Commissie op haar opmerkingen onmiddellijk na de opmerkingen waarop zij betrekking hebben worden gepubliceerd.

6. De Rekenkamer zendt haar jaarverslag met de antwoorden van de Commissie uiterlijk op 31 oktober toe aan de autoriteiten die kwijting verlenen en aan de Commissie, en draagt zorg voor de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 117

1. De Rekenkamer deelt aan de Commissie alle opmerkingen mede die naar haar mening in een speciaal verslag dienen te worden opgenomen. Deze opmerkingen zijn vertrouwelijk.

De Commissie beschikt over een termijn van twee en een halve maand om de Rekenkamer haar eventuele commentaar op deze opmerkingen mede te delen.

De Rekenkamer stelt in de daaropvolgende maand de definitieve tekst van het betrokken speciaal verslag vast.

2. De in lid 1 bedoelde speciale verslagen worden samen met de antwoorden van de Commissie onverwijld ter kennis gebracht van het Europees Parlement en de Raad, die elk, eventueel samen met de Commissie, bepalen welk gevolg eraan moet worden gegeven.

Indien de Rekenkamer besluit sommige van haar speciale verslagen in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend te maken, laat zij deze vergezeld gaan van de antwoorden van de Commissie.

3. De Rekenkamer kan op verzoek van een van de andere instellingen advies uitbrengen over met het EOF verband houdende aangelegenheden.

Artikel 118

Samen met het in artikel 116 bedoelde jaarverslag legt de Rekenkamer aan het Europees Parlement en de Raad een verklaring voor waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd.

HOOFDSTUK 3 KWIJTING

Artikel 119

1. Vóór 30 april van het jaar n + 2 verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, de Commissie kwijting voor de financiële uitvoering van de middelen van het EOF in het begrotingsjaar n, die zij overeenkomstig artikel 9, lid 1, beheert. Indien deze datum niet in acht kan worden genomen, deelt het Europees Parlement of de Raad de Commissie de redenen mede waarom het besluit moest worden uitgesteld. Ingeval het Europees Parlement het besluit waarbij kwijting wordt verleend uitstelt, tracht de Commissie zo spoedig mogelijk maatregelen te treffen om de factoren die dat besluit in de weg staan, op te heffen.

2. Het kwijtingsbesluit betreft de in artikel 96 bedoelde rekeningen van het EOF, behalve het deel dat door de EIB overeenkomstig artikel 125, lid 2, is verstrekt. Dit besluit bevat een beoordeling van de verantwoordelijkheid van de Commissie bij de uitvoering van het financieel beheer van de afgelopen periode.

3. Met het oog op het verlenen van kwijting onderzoekt het Europees Parlement na de Raad de in artikel 96 bedoelde rekeningen van het EOF. Het onderzoekt tevens het jaarverslag van de Rekenkamer met de antwoorden van de Commissie en haar speciale verslagen met betrekking tot het betrokken begrotingsjaar, alsmede haar verklaring waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd.

4. De Commissie stelt alles in het werk om gevolg te geven aan de opmerkingen waarvan het kwijtingsbesluit van het Europees Parlement vergezeld gaat en aan de opmerkingen waarvan de door de Raad aangenomen aanbeveling tot kwijting vergezeld gaat.

5. Op verzoek van het Europees Parlement of de Raad brengt de Commissie verslag uit over de maatregelen die naar aanleiding van deze opmerkingen zijn genomen, met name over de instructies aan haar diensten die met de financiële uitvoering van de middelen van het EOF zijn belast. Dit verslag wordt ook toegezonden aan de Rekenkamer.

6. Het kwijtingsbesluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 120

De Commissie verstrekt het Europees Parlement op verzoek alle inlichtingen die nodig zijn voor de controle van de uitvoering van de middelen van het EOF van het betrokken begrotingsjaar die zij overeenkomstig artikel 9, lid 1, beheert. De toegang tot en de behandeling van vertrouwelijke informatie geschieden met inachtneming van de grondrechten van de persoon, de bescherming van het zakengeheim, de bepalingen inzake gerechtelijke en tuchtrechtelijke procedures en de belangen van de Gemeenschap.

DEEL II

SPECIFIEKE BEPALINGEN BETREFFENDE DE DOOR DE EIB BEHEERDE MIDDELEN VAN HET EOF

Artikel 121

Elk jaar doet de EIB de Commissie vóór 1 september haar vastleggings- en betalingsramingen toekomen, die nodig zijn voor de opstelling van de in artikel 8 lid 1, bedoelde mededeling van de Commissie, de verrichtingen van de investeringsfaciliteit, en de rentesubsidies, overeenkomstig het Intern Akkoord.

De EIB werkt deze ramingen ieder kwartaal bij. Zij doet de Commissie aan het begin van elk kwartaal en uiterlijk vijfendertig werkdagen vóór de in artikel 39 vermelde data voor de invordering van de bijdragen van de lidstaten haar ramingen toekomen van alle van het EOF te eisen bedragen die nodig zijn voor de financiering van de verrichtingen waarvoor zij verantwoordelijk is.

Artikel 122

1. De in artikel 39 bedoelde en door de Raad vastgestelde bijdragen worden door de lidstaten aan de EIB overgemaakt op een speciale rekening die op naam van elke lidstaat is geopend.

2. Behoudens andersluidend besluit van de Raad met betrekking tot de vergoeding van de EIB overeenkomstig artikel 8 van het Intern Akkoord, worden de door de EIB op het creditsaldo van de in lid 1 van dit artikel bedoelde speciale rekeningen geïnde opbrengsten geboekt op een rekening op naam van de Commissie en besteed voor de in artikel 9 van het Intern Akkoord genoemde doeleinden.

3. De rechten die voortvloeien uit de door de EIB uit de middelen van het EOF verrichte operaties, met name als crediteur of eigenaar, worden uitgeoefend door de lidstaten.

4. De EIB voert het kasbeheer van de in lid 1 bedoelde bedragen op de wijze die is vastgesteld in de in artikel 128 bedoelde beheerovereenkomst.

5. De investeringsfaciliteit wordt beheerd overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de ACS-EG-Overeenkomst, het LGO-besluit en het Intern Akkoord.

Artikel 123

De EIB wordt, volgens een formule van volledige kostendekking, vergoed voor het beheer van de verrichtingen in het kader van de investeringsfaciliteit. De Raad besluit ten aanzien van de middelen en de mechanismen voor de vergoeding van de EIB overeenkomstig artikel 8, lid 2, van het Intern Akkoord. De bepalingen ter uitvoering van dat besluit worden opgenomen in de in artikel 128 bedoelde beheerovereenkomst.

Artikel 124

De EIB houdt de Commissie regelmatig op de hoogte van de verrichtingen in het kader van de investeringsfaciliteit, met inbegrip van de rentesubsidies, het gebruik van elke afroeping van bijdragen en met name van de totale kwartaalbedragen van de vastleggingen, de contracten en de betalingen, op de wijze die is vastgesteld in de in artikel 128 bedoelde beheerovereenkomst.

Artikel 125

1. De EIB voert de boekhouding van de investeringsfaciliteit, met inbegrip van de rentesubsidies, die door het EOF wordt gefinancierd. De EIB en de Commissie stellen in onderlinge overeenstemming de toepasselijke boekhoudregels en -methoden vast en delen deze mede aan de lidstaten.

2. De EIB doet elk jaar aan de Raad en de Commissie een verslag over de uitvoering van de financiële verrichtingen uit de middelen van het EOF die zij beheert toekomen, met inbegrip van de financiële staten die zijn opgesteld volgens de in lid 1 bedoelde regels en methoden en de in artikel 101, lid 2, bedoelde informatie.

Deze documenten worden in ontwerpvorm uiterlijk op 28 februari en in de definitieve versie uiterlijk op 30 juni van het volgende begrotingsjaar ingediend, opdat de Commissie overeenkomstig artikel 32, lid 1, van het Intern Akkoord de in artikel 96 van deze verordening bedoelde rekeningen kan opstellen. Het verslag over het financieel beheer van de door de EIB beheerde middelen wordt door haar uiterlijk op 31 maart van het volgende begrotingsjaar bij de Commissie ingediend.

Artikel 126

Op de opdrachten die worden gefinancierd uit de door de EIB beheerde middelen, zijn de eigen regels van de EIB van toepassing.

Artikel 127

De EIB kan, in geval van programma's of projecten die door de lidstaten of hun uitvoeringsorganen worden medegefinancierd en die in overeenstemming zijn met de prioriteiten welke worden genoemd in de in hoofdstuk III van het Intern Akkoord en artikel 20 van het LGO-besluit bedoelde nationale samenwerkingsstrategieën, het beheer van de steun van de Gemeenschap aan de lidstaten of hun uitvoeringsorganen toevertrouwen.

Artikel 128

De toepassingsvoorschriften van dit deel worden neergelegd in een beheerovereenkomst tussen de Commissie, die optreedt namens de Gemeenschap, en de EIB.

DEEL III OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

TITEL I OVERGANGSBEPALINGEN

HOOFDSTUK 1 OVERDRACHT VAN RESTBEDRAGEN VAN EERDERE EOF'S

Artikel 129

1. De bepalingen van deze titel regelen de overdracht van de restbedragen van de middelen die zijn toegekend in het kader van het Intern Akkoord van het 6e [19], het 7e [20] en het 8e [21]EOF, hierna "eerdere EOF's" genoemd, naar het 9e EOF.

[19] PB L 86 van 31.3.1986, blz. 221.

[20] PB L 229 van 17.8.1991, blz. 288.

[21] PB L 156 van 29.5.1998, blz. 108.

2. De restbedragen van de eerdere EOF's worden gebruikt voor de financiering van projecten, programma's en andere actievormen die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de ACS-EG-Overeenkomst en het LGO-besluit, overeenkomstig de bepalingen van respectievelijk de overeenkomst en het besluit en onder de in deze titel bedoelde voorwaarden.

Daartoe worden alle eventuele restbedragen van eerdere EOF's als vastgesteld op de datum van inwerkingtreding van het financieel protocol in bijlage I bij de ACS-EG-Overeenkomst wat de ACS-staten betreft en op de datum van inwerkingtreding van het Intern Akkoord wat de LGO betreft, alsmede alle vrij te maken bedragen van thans in het kader van de genoemde fondsen uitgevoerde projecten, naar het 9e EOF overgedragen.

Artikel 130

1. Alle middelen die voor de datum van inwerkingtreding van het financieel protocol in bijlage I bij de ACS-EG-Overeenkomst aan het indicatieve programma van een ACS-staat of een ACS-regio waren toegewezen en die naar het 9e EOF zijn overgedragen, blijven toegewezen aan de betrokken staat of regio.

2. De middelen die vóór de inwerkingtreding van het LGO-besluit aan de LGO waren toegewezen, blijven aan de LGO toegewezen. Alle middelen die naar het 9e EOF worden overgedragen na eerder te zijn toegewezen aan het indicatieve programma van een LGO of een regio, blijven toegewezen aan dit LGO of aan de regionale samenwerking in het kader van de tenuitvoerlegging van het LGO-besluit.

3. De restbedragen aan renteopbrengsten op de middelen van eerdere EOF's worden overgedragen naar het 9e EOF en worden voor dezelfde doeleinden bestemd als de in artikel 1, lid 3, van het Intern Akkoord bedoelde ontvangsten. Hetzelfde geldt voor de diverse ontvangsten van eerdere EOF's, bestaande uit achterstandsrente bij laattijdige storting van de bijdragen van de lidstaten ten behoeve van die EOF's en rente op de door de EIB beheerde middelen van het EOF welke aan de Gemeenschap verschuldigd zijn.

Artikel 131

1. Wat de ACS-staten betreft, wordt ieder restbedrag dat niet aan een land of regio is toegewezen, rekening houdend met de overgangsmaatregelen die golden tot de inwerkingtreding van de ACS-EG-Overeenkomst, toegewezen aan het 9e EOF overeenkomstig het in artikel 132 bedoelde besluit.

Het in de eerste alinea bepaalde geldt met name voor:

a) ieder eventueel restbedrag van de middelen van eerdere EOF's die eerder niet waren toegewezen aan een bepaalde ACS-staat of -regio, met inbegrip van eventuele restbedragen van de beschikbare middelen voor spoedhulp, hulp aan vluchtelingen en structurele aanpassing;

b) ieder eventueel restbedrag van de middelen van de instrumenten Stabex en Sysmin.

2. Wat de LGO betreft, wordt ieder restbedrag dat op de datum van inwerkingtreding van het Intern Akkoord niet aan een indicatief programma is toegewezen, bij het niet-toegewezen bedrag van het EOF gevoegd.

Het in de eerste alinea bepaalde geldt met name voor ieder eventueel restbedrag van de globale bedragen bedoeld in de artikelen 118 en 142 van Besluit 91/482/EG van de Raad [22] met betrekking tot, respectievelijk, de middelen van Stabex en Sysmin. Financieringsbesluiten betreffende de restbedragen van Sysmin kunnen echter worden genomen tot de datum van inwerkingtreding van het Intern Akkoord, indien een financieringsaanvraag is ingediend vóór de einddatum van Besluit 91/482/EG.

[22] PB L 263 van 19.9.1991, blz. 1.

Artikel 132

De Commissie stelt de uitvoeringsvoorschriften van deze titel vast met betrekking tot de definitieve behandeling, in het kader van het 9e EOF, van de restbedragen en de vrij te maken bedragen die naar het 9e EOF moeten worden overgedragen.

Deze uitvoeringsvoorschriften worden, na raadpleging van de EIB wat de door haar beheerde middelen betreft, vastgesteld overeenkomstig de regels die zijn vastgesteld in de ACS-EG-Overeenkomst, het LGO-besluit, het Intern Akkoord en deze verordening.

HOOFDSTUK 2 REGELS BETREFFENDE DE EERDERE EOF'S EN DE OVERGEDRAGEN RESTBEDRAGEN

Artikel 133

1. De restbedragen van eerdere EOF's die naar het 9e EOF zijn overgedragen, worden beheerd overeenkomstig het bepaalde in deze titel en de desbetreffende voorschriften van de ACS-EG-Overeenkomst, het LGO-besluit of het Intern Akkoord.

2. Wat de ACS-staten betreft worden de vastleggingen van de eerdere EOF's die vóór de inwerkingtreding van de ACS-EG-Overeenkomst zijn gedaan, verder uitgevoerd overeenkomstig de regels voor deze EOF's, behalve wat betreft de functie van financieel controleur en de rekening en verantwoording, waarop de bepalingen van deze verordening van toepassing zijn. Met ingang van de datum van inwerkingtreding van de ACS-EG-Overeenkomst worden de naar het 9e EOF overgedragen restbedragen gebruikt overeenkomstig het bepaalde in de ACS-EG-Overeenkomst, het Intern Akkoord en deze verordening.

Wat evenwel de overdrachten van eerdere EOF's ten behoeve van nationale of regionale indicatieve programma's als bedoeld in artikel 130 betreft:

a) worden deze middelen, indien zij per land of regio meer dan 10 miljoen euro bedragen, beheerd overeenkomstig de bepalingen van het oorspronkelijke EOF met betrekking tot de mogelijkheid tot deelname aan aanbestedingen en overheidsopdrachten;

b) worden, indien de overgedragen middelen 10 miljoen euro of minder bedragen, de regels voor deelname aan aanbestedingen van het 9e EOF toegepast.

3. Wat de LGO betreft worden de vastleggingen van de eerdere EOF's die vóór de inwerkingtreding van het Intern Akkoord en deze verordening zijn gedaan, verder uitgevoerd overeenkomstig de regels voor deze EOF's, behalve wat betreft de functie van financieel controleur en de rekening en verantwoording, waarop de bepalingen van deze verordening van toepassing zijn. De middelen van de eerdere EOF's worden verder besteed overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van Besluit 91/482/EG, dat voor dit doel van toepassing blijft tot de inwerkingtreding van het Intern Akkoord.

4. De besluiten betreffende de eerdere EOF's waarvan de EIB de financiële uitvoering verricht, worden uitgevoerd overeenkomstig de regels die op deze EOF's van toepassing zijn.

Artikel 134

Om te zorgen dat de vastleggingen van eerdere EOF's met inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer worden uitgevoerd, past de Commissie procedures toe die onder meer bepalen dat, na het van kracht worden van deze verordening, een financieringsovereenkomst slechts eenmaal kan worden verlengd en in geen geval voor een periode van meer dan drie jaar vanaf de uiterste uitvoeringsdatum die op het ogenblik van inwerkingtreding van deze verordening is vastgesteld voor de voltooiing van het programma of project dat in het kader van de betrokken overeenkomst wordt gefinancierd.

HOOFDSTUK 3 OVERGANGSPERIODE

Artikel 135

1. De in de artikelen 102, 103, 116 en 125 bedoelde termijnen zijn voor het eerst van toepassing voor het begrotingsjaar 2005.

Voor de voorafgaande begrotingjaren worden deze termijnen vastgesteld op:

a) 30 april en 31 mei voor artikel 102;

b) 15 juli voor artikel 103, lid 1;

c) 15 oktober voor artikel 103, lid 2;

d) 30 november voor artikel 103, lid 3;

e) 15 juli en 31 oktober voor artikel 116, lid 2;

f) 30 november voor artikel 116, lid 6;

g) 31 maart, 15 september en 30 april voor artikel 125, lid 2, tweede alinea.

2. Titel VII van deel I wordt geleidelijk, naar gelang van de technische mogelijkheden, toegepast, om vol effect te sorteren voor het begrotingsjaar 2005.

TITEL II SLOTBEPALINGEN

Artikel 136

1. Overeenkomstig de artikelen 2 en 34 van het Intern Akkoord gaan de lidstaten vóór het verstrijken van het EOF na in welke mate de vastleggingen en betalingen zijn uitgevoerd. Daarbij evalueren zij tevens de behoeften van de Commissie in het kader van de in de artikelen 4 en 9 van het Intern Akkoord bedoelde middelen gereserveerd voor uitvoeringskosten. De behoefte aan nieuwe middelen voor de ondersteuning van de financiële samenwerking en de in artikel 9 van het Intern Akkoord bedoelde uitvoeringskosten wordt bepaald in het licht van deze evaluatie. Hierbij worden de niet-vastgelegde en niet-betaalde middelen van het EOF naar behoren in aanmerking genomen.

De Commissie houdt ten volle rekening met deze evaluatie wanneer zij de in artikel 16 van het Intern Akkoord bedoelde toewijzing van middelen bijstelt, en zij neemt een besluit over een eventuele nieuwe bestemming van de middelen teneinde een optimaal gebruik van de beschikbare middelen te waarborgen.

2. Vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van het EOF bepalen de lidstaten een datum waarna de middelen van het EOF niet meer kunnen worden vastgelegd.

Artikel 137

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij geldt voor dezelfde periode als het Intern Akkoord.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De Voorzitter

BIJLAGE

FINANCIËLE GEGEVENS OVER HET EOF

1. Overeenkomstig artikel 1 van het Intern Akkoord bedraagt de toewijzing voor het EOF maximaal 13 800 miljoen euro, als volgt gefinancierd door de lidstaten:

Lidstaat // Bijdrage in miljoen euro

België // 540,96

Denemarken // 295,32

Duitsland // 3 223,68

Griekenland // 172,50

Spanje // 805,92

Frankrijk // 3 353,40

Ierland // 85,56

Italië // 1 730,52

Luxemburg // 40,02

Nederland // 720,36

Oostenrijk // 365,70

Portugal // 133,86

Finland // 204,24

Zweden // 376,74

Verenigd Koninkrijk // 1 751,22

// 13 800,00

Van dit bedrag:

i) is 13 500 miljoen euro bestemd voor de ACS-staten;

ii) is 175 miljoen euro bestemd voor de LGO;

iii) is 125 miljoen euro gereserveerd voor de Commissie ter dekking van de kosten in verband met de uitvoering van het EOF.

2.1. Van het in artikel 1, lid 2, onder a), van het Intern Akkoord genoemde totaalbedrag wordt ten hoogste 13 500 miljoen euro als volgt toegewezen aan de ACS-staten:

a) maximaal 10 000 miljoen euro in de vorm van niet-terugvorderbare steun, waarvan:

i) maximaal 9 836 miljoen euro ter ondersteuning van de langetermijnontwikkeling, te programmeren overeenkomstig de artikelen 1 tot 5 van bijlage IV bij de ACS-EG-Overeenkomst. Deze middelen kunnen worden gebruikt voor de financiering van de humanitaire hulp en de spoedhulp op korte termijn, overeenkomstig artikel 72, lid 3, van de ACS-EG-Overeenkomst. 195 miljoen euro hiervan is bestemd voor de financiering van de rentesubsidies als bedoeld in artikel 3, punt c), van bijlage I en de artikelen 2 en 4 van bijlage II van de ACS-EG-Overeenkomst;

ii) 90 miljoen euro voor de financiering van de begroting van het Centrum voor de ontwikkeling van het bedrijfsleven (COB), overeenkomstig het bepaalde in bijlage III van de ACS-EG-Overeenkomst;

iii) 70 miljoen euro voor de financiering van de begroting van het Technisch centrum voor landbouwsamenwerking en plattelandsontwikkeling (TCLP), overeenkomstig het bepaalde in bijlage III van de ACS-EG-Overeenkomst; en

iv) 4 miljoen euro ter dekking van de uitgaven in verband met de Paritaire parlementaire vergadering van de ACS en de EG die is ingesteld bij artikel 17 van de ACS-EG-Overeenkomst;

b) maximaal 1 300 miljoen euro voor de ondersteuning van de regionale samenwerking en integratie van de ACS-staten, overeenkomstig de artikelen 6 tot 14 van bijlage IV bij de ACS-EG-Overeenkomst;

c) maximaal 2 200 miljoen euro voor de financiering van de investeringsfaciliteit, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in bijlage II (financieringsvoorwaarden) van de ACS-EG-Overeenkomst, onverminderd de rentesubsidies als bedoeld in de artikelen 2 en 4 van bijlage II van de overeenkomst, die worden gefinancierd uit de middelen welke worden genoemd onder a), punt i, van dit punt 2.1.

2.2. Van de in punt 2.1 bedoelde 13 500 miljoen euro mag 1 000 miljoen euro eerst worden vrijgegeven na de evaluatie van de resultaten die de Raad in 2004 op basis van een voorstel van de Commissie zal verrichten. Deze middelen worden, indien zij worden vrijgegeven, volgens de behoeften verdeeld over de in punt 2.1, onder a), b) en c), genoemde toewijzingen.

3. Het totale bedrag van de financiële bijstand van de Gemeenschap aan de LGO uit het in artikel 1, lid 2, onder a), van het Intern Akkoord genoemde bedrag wordt vastgesteld op 175 miljoen euro, waarvan 155 miljoen euro in de vorm van niet-terugvorderbare steun, waarvan 1 miljoen euro bestemd is voor de financiering van de rentesubsidies als bedoeld in artikel 3, lid 3, onder d), van bijlage IIA van het LGO-besluit, en 20 miljoen euro in het kader van de investeringsfaciliteit. De voorschriften voor de tenuitvoerlegging van deze bijstand worden gegeven in het besluit van de Raad betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Gemeenschap dat is vastgesteld krachtens artikel 187 van het Verdrag.

4. Voor de financiering van de kosten in verband met de uitvoering van het EOF die de Commissie in het kader van de ACS-EG-Overeenkomst maakt, wordt 125 miljoen euro uitgetrokken. Dit bedrag wordt gebruikt overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in artikel 9 van het Intern Akkoord en wordt verhoogd met de in artikel 1, lid 3, van hetzelfde akkoord bedoelde middelen.

5.1. Het in artikel punt 1, tweede alinea,, vastgestelde bedrag wordt vermeerderd met maximaal 1 720 miljoen euro aan leningen die de EIB uit haar eigen middelen verstrekt. Deze middelen worden toegestaan voor de in bijlage II van de ACS-EG-Overeenkomst en het LGO-besluit genoemde doeleinden, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de statuten van de EIB en de desbetreffende bepalingen van de voorwaarden voor de financiering van investeringen als vastgesteld in bovengenoemde bijlage en besluit.

5.2. Deze leningen zijn bestemd voor:

a) financieringsverrichtingen in de ACS-staten: maximaal 1 700 miljoen euro;

b) financieringsverrichtingen in de LGO: maximaal 20 miljoen euro.

Top