This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52002PC0126(01)
Proposal for a Decision of the European Parliament, the Council, the Commission, the Court of Justice, the Court of Auditors, the Economic and Social Committee, the Committee of the Regions and the ombudsman establishing a European Communities Recruitment Office
Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de rekenkamer, het Economisch en Sociaal Comite, het Comité van de regio's en de ombudsman betreffende de oprichting van het Aanwervingsbureau van de Europese Gemeenschappen
Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de rekenkamer, het Economisch en Sociaal Comite, het Comité van de regio's en de ombudsman betreffende de oprichting van het Aanwervingsbureau van de Europese Gemeenschappen
/* COM/2002/0126 def. */
PB C 151E van 25/06/2002, p. 249–259
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de rekenkamer, het Economisch en Sociaal Comite, het Comité van de regio's en de ombudsman betreffende de oprichting van het Aanwervingsbureau van de Europese Gemeenschappen /* COM/2002/0126 def. */
Publicatieblad Nr. 151 E van 25/06/2002 blz. 0249 - 0259
Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, DE COMMISSIE, HET HOF VAN JUSTITIE, DE REKENKAMER, HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE, HET COMITÉ VAN DE REGIO'S EN DE OMBUDSMAN betreffende de oprichting van het Aanwervingsbureau van de Europese Gemeenschappen (door de Commissie ingediend) TOELICHTING Op grond van artikel 2 van het statuut, zoals gewijzigd bij Verordening nr. 3947/92 van de Raad, kunnen "twee of meer instellingen (...) aan een van hen of aan een interinstitutioneel orgaan de uitoefening toekennen van de bevoegdheden die aan het tot aanstelling bevoegde gezag zijn verleend op het gebied van de aanwerving". Dit artikel vormt dus een passende rechtsgrond voor een gezamenlijk besluit van de instellingen tot oprichting van een bureau. Ten tijde van de vorige twee uitbreidingen hebben de instellingen op dit gebied al samengewerkt, bijvoorbeeld door samen vergelijkende onderzoeken voor onder andere linguïsten, boekhoudkundigen en secretariaatsmedewerkers te organiseren. Het bestaande kader voor interinstitutionele samenwerking heeft echter zijn beperkingen, met name doordat iedere instelling eigen procedures toepast, bepaalde vergelijkende onderzoeken zelfstandig organiseert, en een eigen dienst voor vergelijkende onderzoeken en selectie heeft. Het is derhalve dienstig een eenvormig kader voor het organiseren van vergelijkende onderzoeken te ontwikkelen en de daarvoor gebruikte middelen te bundelen. Een dergelijk kader biedt schaalvoordelen, met name in de context van de toekomstige uitbreiding. Het zal ook een positieve invloed hebben op de harmonisering en professionalisering van de door de instellingen toegepaste selectieprocedures. Dit komt niet alleen de instellingen ten goede, maar ook de burgers van de Unie die bij de instellingen solliciteren en voor wie de selectieprocedure vaak het eerste en enige contact met de instellingen is. Al sinds maart 2000 worden stappen ondernomen in het kader van het Witboek over de hervorming van de Commissie. Zo heeft de Commissie op 26 februari 2001 een voorstel ingediend voor de oprichting van een interinstitutioneel aanwervingsbureau. De interinstitutionele ontwerp-besluiten zijn het resultaat van de werkzaamheden van een interinstitutionele werkgroep die is opgericht op initiatief van de Secretarissen-generaal. De conclusies van deze werkzaamheden hebben de Secretarissen-generaal in juli 2001 goedgekeurd. Vervolgens zijn de ontwerp-besluiten op 30 oktober 2001 door de Commissie goedgekeurd en op 7 december 2001 ter raadpleging aan het Comité voor het Statuut voorgelegd. Nu is het aan de instellingen om het besluit tot oprichting van het bureau goed te keuren. Daartoe moeten de secretarissen-generaal, overeenkomstig de bepalingen van het statuut inzake aanwerving, in onderling overleg de nodige maatregelen voor de tenuitvoerlegging van dit besluit nemen. Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, DE COMMISSIE, HET HOF VAN JUSTITIE, DE REKENKAMER, HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE, HET COMITÉ VAN DE REGIO'S EN DE OMBUDSMAN betreffende de oprichting van het Aanwervingsbureau van de Europese Gemeenschappen HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, HET HOF VAN JUSTITIE, DE REKENKAMER, HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE, HET COMITÉ VAN DE REGIO'S EN DE OMBUDSMAN, Gelet op het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen, met name op artikel 2, derde alinea, en op de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Gemeenschappen, vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 [1], [1] PB L 56 van 4.3.1968 Gelet op van het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen, Gezien het advies van het Comité voor het statuut, Overwegende hetgeen volgt : (1) Ter wille van de doeltreffendheid en met het oog op een zuiniger gebruik van de middelen, is het nodig de selectie van ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen aan één enkel interinstitutioneel orgaan toe te vertrouwen. (2) De taak van dit interinstitutioneel orgaan moet erin bestaan om, naar gelang van de behoeften en met inachtneming van het bepaalde in het statuut, reservelijsten vast te stellen van kandidaten die voor algemene vergelijkende onderzoeken zijn geslaagd; het besluit tot aanstelling van geslaagde kandidaten blijft de bevoegdheid van het tot aanstelling bevoegde gezag van de betrokken instelling. (3) Tevens moet dit interinstitutioneel orgaan de instellingen, organen en agentschappen die bij het Verdrag of krachtens het afgeleide recht zijn opgericht, bijstaan bij de organisatie van interne vergelijkende onderzoeken en bij de selectie van andere personeelsleden. BESLUITEN : Artikel 1 Oprichting van het Bureau Er wordt een Aanwervingsbureau van de Europese Gemeenschappen opgericht, hierna te noemen "het Bureau". Artikel 2 Bevoegdheden 1. Het Bureau oefent de bevoegdheden uit die krachtens artikel 30, eerste alinea, van het statuut en bijlage III bij het statuut toekomen aan het tot aanstelling bevoegde gezag van de instellingen die dit besluit ondertekenen. Alleen in uitzonderlijke gevallen mogen de instellingen, met de toestemming van het Bureau, zelf algemene vergelijkende onderzoeken organiseren wanneer zich zeer specifieke en gespecialiseerde behoeften voordoen. 2. Het Bureau oefent deze bevoegdheden ook uit wanneer deze toekomen aan het tot aanstelling bevoegde gezag van een van de organen of agentschappen die bij het Verdrag of krachtens het afgeleide recht zijn opgericht, wanneer het betrokken orgaan of agentschap daarom verzoekt. 3. De besluiten betreffende de aanstelling van geslaagde kandidaten worden genomen door het tot aanstelling bevoegde gezag van het Europees Parlement, van de Raad, van de Commissie, van het Hof van Justitie, van de Rekenkamer, van het Economische en Sociaal Comité, van het Comité van de regio's of van de ombudsman, of van enig orgaan of agentschap dat bij het Verdrag of krachtens het afgeleide recht is opgericht. Artikel 3 Taken 1. Op basis van de verzoeken die het van het betrokken tot aanstelling bevoegde gezag als bedoeld in artikel 2 ontvangt, stelt het Bureau de in artikel 30, eerste alinea, van het statuut bedoelde lijsten van geschikte kandidaten op volgens de procedure van bijlage III bij het statuut. 2. Het Bureau kan de instellingen, organen en agentschappen die bij het Verdrag of krachtens het afgeleide recht zijn opgericht, bijstand verlenen bij de organisatie van interne vergelijkende onderzoeken of bij de selectie van andere personeelsleden. Artikel 4 Verzoeken en klachten, beroep Overeenkomstig artikel 91 bis van het statuut, dienen verzoeken en klachten die betrekking hebben op de uitoefening van de krachtens artikel 2, leden 1 en 2, verleende bevoegdheden, bij het Bureau worden ingediend. Beroepen op dit gebied worden tegen de Commissie gericht. Artikel 5 Tenuitvoerlegging De Secretarissen-generaal van het Europees Parlement, van de Raad en van de Commissie, de Griffier van het Hof van Justitie, de Secretarissen-generaal van de Rekenkamer, van het Economische en Sociaal Comité en van het Comité van de regio's, en de vertegenwoordiger van de ombudsman stellen in onderlinge overeenstemming de maatregelen vast die voor de tenuitvoerlegging van dit besluit moeten worden genomen. Artikel 6 Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking op ....... Gedaan te Brussel en te Luxemburg, Voor de Raad Voor het Europees Parlement De voorzitter De voorzitter Voor de Commissie Voor het Hof van Justitie De voorzitter De president Voor het Economisch en Sociaal Comité Voor het Comité van de regio's De voorzitter De voorzitter Voor de Rekenkamer De voorzitter De ombudsman