EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52002IG0802(03)

Initiatief van het Koninkrijk Denemarken met het oog op de aanneming van een kaderbesluit van de Raad inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot confiscatie

PB C 184 van 02/08/2002, p. 8–14 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52002IG0802(03)

Initiatief van het Koninkrijk Denemarken met het oog op de aanneming van een kaderbesluit van de Raad inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot confiscatie

Publicatieblad Nr. C 184 van 02/08/2002 blz. 0008 - 0014


Initiatief van het Koninkrijk Denemarken met het oog op de aanneming van een kaderbesluit van de Raad inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot confiscatie

(2002/C 184/05)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, met name op artikel 31, onder a), en artikel 34, lid 2, onder b),

Gezien het initiatief van het Koninkrijk Denemarken,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Europese Raad heeft tijdens zijn bijeenkomst in Tampere op 15 en 16 oktober 1999 onderstreept dat het beginsel van wederzijdse erkenning de hoeksteen van de justitiële samenwerking binnen de Unie zou moeten worden in zowel burgerrechtelijke als strafzaken.

(2) In punt 51 van de conclusies van de Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999 wordt gesteld dat het witwassen van geld nauw verweven is met de georganiseerde criminaliteit, dat witwassen dient te worden uitgeroeid, ongeacht waar het zich voordoet, en dat de Europese Raad vastbesloten is ervoor te zorgen dat concrete maatregelen worden genomen om opbrengsten van misdrijven op te sporen, te bevriezen, in beslag te nemen en te confisqueren. Bovendien verlangt de Europese Raad in punt 55 van de conclusies dat het strafrecht en het strafprocesrecht van de lidstaten inzake het witwassen van geld (bijv. de opsporing, bevriezing en confiscatie van middelen) onderling worden aangepast.

(3) Alle lidstaten hebben het Verdrag van de Raad van Europa van 8 november 1990 inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven bekrachtigd. Het Verdrag verplicht de verdragsluitende partijen ertoe, beslissingen tot confiscatie van een andere verdragsluitende partij te erkennen en ten uitvoer te leggen of de zaak voor te leggen aan hun eigen autoriteiten teneinde een beslissing tot confiscatie te verkrijgen, en de beslissing ten uitvoer te leggen. De partijen kunnen verzoeken om confiscatie weigeren, onder meer wanneer het feit waarop het verzoek betrekking heeft niet strafbaar is krachtens de nationale wetgeving van de aangezochte partij of wanneer het strafbare feit waarop het verzoek betrekking heeft, krachtens de nationale wetgeving van de aangezochte partij geen grondslag kan vormen voor confiscatie.

(4) In het kaderbesluit 2001/500/JBZ van de Raad van 26 juni 2001(1) zijn bepalingen vastgesteld over het witwassen van geld, de identificatie, opsporing, bevriezing, inbeslagneming en confiscatie van hulpmiddelen en van opbrengsten van misdrijven. Krachtens het kaderbesluit zijn de lidstaten bovendien verplicht ervoor te zorgen dat er geen voorbehoud wordt gemaakt of gehandhaafd bij de confiscatiebepaling in het Verdrag van de Raad van Europa, voorzover het feit strafbaar is gesteld met een maximale vrijheidsstraf of detentiemaatregel van meer dan één jaar.

(5) De Raad heeft op 30 november 2000 een programma van maatregelen aangenomen om uitvoering te geven aan het beginsel van wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen, dat de hoogste prioriteit (maatregelen 6 en 7) geeft aan de aanneming van een instrument waarin het beginsel van wederzijdse erkenning wordt toegepast op de bevriezing van bewijsmiddelen en vermogensbestanddelen. Bovendien wordt volgens punt 3.3 van het programma beoogd de tenuitvoerlegging in een lidstaat van een in een andere lidstaat gegeven beslissing tot confiscatie te verbeteren, met name ter fine van teruggave aan het slachtoffer van een strafbaar feit, rekening houdend met het Europees Verdrag van 8 november 1990 inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven. Om dat doel te bereiken moet in het bijzonder worden bestudeerd of alle gronden tot weigering van een confiscatiemaatregel, als bedoeld in artikel 18 van het Verdrag van 1990, verenigbaar zijn met het beginsel van wederzijdse erkenning.

(6) Tenslotte hebben de Franse Republiek, het Koninkrijk Zweden en het Koninkrijk België op 30 november 2000 een voorstel voor een kaderbesluit inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot bevriezing van vermogensbestanddelen of bewijsstukken ingediend.

(7) De voornaamste drijfveer van georganiseerde criminaliteit is financieel gewin. Een effectieve voorkoming en bestrijding van georganiseerde criminaliteit dient daarom te worden toegespitst op de opsporing, bevriezing, inbeslagneming en confiscatie van opbrengsten van misdrijven. Met de wederzijdse erkenning in de Europese Unie van voorlopige maatregelen zoals bevriezing en inbeslagneming alleen kan niet worden volstaan, omdat een effectieve bestrijding van economische criminaliteit ook vereist dat beslissingen tot confiscatie van opbrengsten van misdrijven wederzijds worden erkend.

(8) Met het onderhavige kaderbesluit wordt beoogd de samenwerking tussen de lidstaten inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen tot confiscatie van opbrengsten te vergemakkelijken, in dier voege dat een lidstaat een door een rechterlijke autoriteit van een andere lidstaat gegeven beslissing tot confiscatie moet erkennen en op zijn grondgebied ten uitvoer moet leggen. Dit kaderbesluit past in dezelfde context als het kaderbesluit inzake de confiscatie van opbrengsten van misdrijven. Het doel van dit kaderbesluit is ervoor te zorgen dat alle lidstaten effectieve regels hebben om te bepalen wanneer opbrengsten van misdrijven kunnen worden geconfisqueerd, onder meer inzake de bewijslast voor de herkomst van voorwerpen in het bezit van een persoon die is veroordeeld voor een delict dat te maken heeft met georganiseerde criminaliteit.

(9) Samenwerking tussen de lidstaten, op basis van het beginsel van wederzijdse erkenning en onmiddellijke tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, veronderstelt dat erop vertrouwd wordt dat de te erkennen en ten uitvoer te leggen beslissingen steeds zullen worden gegeven overeenkomstig de beginselen van wettelijkheid, subsidiariteit en evenredigheid. Bovendien is het een voorwaarde dat de rechten van partijen of derden te goeder trouw geëerbiedigd worden.

(10) Dit kaderbesluit eerbiedigt de grondrechten en voldoet aan de beginselen die worden erkend bij artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en zijn weergegeven in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name in hoofdstuk VI. Niets in dit kaderbesluit staat eraan in de weg dat de confiscatie kan worden geweigerd van voorwerpen waarvoor een beslissing tot confiscatie is gegeven, indien er objectieve redenen bestaan om aan te nemen dat de beslissing is gegeven met het oog op vervolging of bestraffing van een persoon op grond van zijn geslacht, ras, godsdienst, etnische afstamming, nationaliteit, taal, politieke overtuiging of seksuele gerichtheid of dat de positie van die persoon kan worden aangetast om een van deze redenen.

(11) Dit kaderbesluit laat de toepassing door de lidstaten van hun grondwettelijke bepalingen betreffende onder meer een eerlijke rechtsgang onverlet,

HEEFT HET VOLGENDE KADERBESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Doel

1. Met dit kaderbesluit wordt beoogd de samenwerking tussen de lidstaten inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen tot confiscatie te vergemakkelijken, in dier voege dat een lidstaat een door een rechterlijke autoriteit van een andere lidstaat gegeven beslissing tot confiscatie moet erkennen en op zijn grondgebied ten uitvoer moet leggen.

2. Dit kaderbesluit laat de verplichting tot eerbiediging van de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen, zoals neergelegd in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, onverlet.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van dit kaderbesluit wordt verstaan onder:

a) beslissingsstaat: de lidstaat waarin een rechterlijke autoriteit als omschreven in het nationale recht van de beslissingsstaat, in een strafprocedure een beslissing tot confiscatie heeft gegeven, geldig heeft verklaard of op enigerlei wijze heeft bevestigd;

b) tenuitvoerleggingsstaat: de lidstaat op het grondgebied waarvan de voorwerpen die geconfisqueerd moeten worden, zich bevinden;

c) confiscatie: een sanctie of maatregel opgelegd door een rechter na een procedure in verband met één of meer strafbare feiten, welke straf of maatregel leidt tot het blijvend ontnemen van de beschikkingsbevoegdheid over voorwerpen;

d) voorwerpen: goederen van enigerlei aard, lichamelijk of onlichamelijk, roerend of onroerend, alsmede rechtsbescheiden waaruit de eigendom of andere rechten ten aanzien van die goederen blijken, en ten aanzien waarvan de bevoegde rechterlijke autoriteit van de beslissingsstaat van mening is dat deze de opbrengst zijn van een strafbaar feit dan wel in waarde geheel of gedeeltelijk met die opbrengst overeenstemmen;

e) opbrengst: elk economisch voordeel dat uit strafbare feiten is verkregen. Dit kunnen alle voorwerpen zijn;

f) beslissing: een onherroepelijke sanctie of maatregel opgelegd door een bevoegde rechterlijke autoriteit wegens een strafbaar feit, waarbij tot confiscatie wordt beslist.

Artikel 3

Bevoegde autoriteiten

1. De verzoekende rechterlijke autoriteit is de rechter van de beslissingsstaat die de beslissing tot confiscatie heeft gegeven.

2. De uitvoerende rechterlijke autoriteit is de rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat die bevoegd is krachtens het recht van die staat.

3. Iedere lidstaat deelt het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie mee welke autoriteiten volgens zijn recht bevoegd zijn. Indien een lidstaat zulks wenst, kan hij het secretariaat-generaal van de Raad meedelen via welke centrale autoriteit een verzoek om tenuitvoerlegging van een beslissing tot confiscatie kan worden toegezonden.

Artikel 4

Toezending van de beslissing tot confiscatie

1. Een beslissing tot confiscatie in de zin van dit kaderbesluit, vergezeld van het in dit artikel bedoelde certificaat, kan worden toegezonden aan een lidstaat waar de natuurlijke of rechtspersoon tegen wie de beslissing is gegeven, eigendom heeft of inkomsten geniet, gewoonlijk verblijf houdt of, in geval van een rechtspersoon, geregistreerd is, of waar de statutaire zetel van de rechtspersoon gevestigd is.

2. Het certificaat, waarvan het modelformulier in bijlage staat, wordt ondertekend door de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat, die verklaart dat de inhoud juist is.

3. De bevoegde rechterlijke autoriteit van de beslissingsstaat zendt de beslissing of een gewaarmerkt afschrift daarvan, vergezeld van het certificaat, rechtstreeks toe aan de rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingstaat die bevoegd is de beslissing ten uitvoer te leggen, op zodanige wijze dat zij schriftelijk kan worden vastgelegd en de tenuitvoerleggingsstaat de echtheid ervan kan vaststellen.

4. Indien de rechterlijke autoriteit van de beslissingsstaat niet weet welke rechterlijke autoriteit bevoegd is om de beslissing ten uitvoer te leggen, doet die autoriteit, onder meer via de contactpunten van het Europees justitieel netwerk, het nodige om die informatie van de tenuitvoerleggingsstaat te verkrijgen.

5. Wanneer de rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingstaat die een beslissing ontvangt geen rechtsmacht heeft om deze beslissing te erkennen en de nodige maatregelen te nemen om haar ten uitvoer te leggen, zendt zij de beslissing ambtshalve toe aan de voor tenuitvoerlegging bevoegde rechterlijke autoriteit en stelt zij de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat hiervan in kennis.

Artikel 5

Strafbare feiten

1. Tot tenuitvoerlegging op grond van een beslissing tot confiscatie kunnen leiden, zonder toetsing van de dubbele strafbaarheid van het feit, de navolgende strafbare feiten, indien daarop in de beslissingsstaat een vrijheidsstraf staat met een maximum van ten minste drie jaar en zoals omschreven in het recht van de beslissingsstaat:

- deelneming aan een criminele organisatie,

- terrorisme,

- mensenhandel,

- seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie,

- illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen,

- illegale handel in wapens, munitie en explosieven,

- corruptie,

- fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap worden geschaad zoals bedoeld in de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen,

- witwassen van opbrengsten van misdrijven,

- vervalsing en namaak van de euro,

- informaticacriminaliteit,

- milieumisdrijven, met inbegrip van de illegale handel in bedreigde diersoorten en bedreigde planten- en boomsoorten,

- hulp bij illegale binnenkomst en illegaal verblijf,

- moord en doodslag, zware mishandeling,

- illegale handel in menselijke organen en weefsels,

- ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling,

- racisme en vreemdelingenhaat,

- georganiseerde of gewapende diefstal,

- illegale handel in cultuurgoederen, waaronder antiquiteiten en kunstvoorwerpen,

- oplichting,

- racketeering en afpersing,

- namaak van producten en productpiraterij,

- vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten,

- vervalsing van betaalmiddelen,

- illegale handel in hormonale stoffen en andere groeibevorderaars,

- illegale handel in nucleaire en radioactieve stoffen,

- handel in gestolen voertuigen,

- verkrachting,

- brandstichting,

- misdrijven die onder de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof vallen,

- kaping van vliegtuigen/schepen,

- sabotage.

2. De Raad kan te allen tijde met eenparigheid van stemmen en na raadpleging van het Europees Parlement overeenkomstig artikel 39, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie besluiten andere categorieën van strafbare feiten aan de lijst van lid 1 toe te voegen. De Raad overweegt in het licht van het door de Commissie overeenkomstig artikel 19 ingediende verslag of deze lijst moet worden uitgebreid of gewijzigd.

3. Ten aanzien van andere dan de in lid 1 genoemde strafbare feiten kan de tenuitvoerleggingstaat de erkenning en tenuitvoerlegging van de beslissing tot confiscatie afhankelijk stellen van de voorwaarde dat de beslissing berust op een feit waarvoor naar het recht van de tenuitvoerleggingstaat confiscatie kan worden opgelegd, ongeacht de bestanddelen of de kwalificatie ervan volgens het recht van de beslissingsstaat.

Artikel 6

Erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen

1. De bevoegde autoriteiten van de tenuitvoerleggingsstaat gaan zonder enige andere formaliteit over tot de erkenning en tenuitvoerlegging van een overeenkomstig artikel 4 toegezonden beslissing en nemen onverwijld de nodige maatregelen met het oog op de tenuitvoerlegging ervan, tenzij de bevoegde autoriteiten beslissen zich te beroepen op een van de in artikel 7 genoemde gronden om de beslissing niet te erkennen of ten uitvoer te leggen.

2. Indien een verzoek om confiscatie betrekking heeft op een bepaald voorwerp, kunnen de staten overeenkomen dat de tenuitvoerleggingstaat kan overgaan tot confiscatie in de vorm van een verplichting een geldbedrag te betalen dat overeenkomt met de waarde van het voorwerp.

Artikel 7

Gronden tot weigering van de erkenning of tenuitvoerlegging

1. De bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat kan weigeren de beslissing te erkennen en ten uitvoer te leggen indien het in artikel 4 bedoelde certificaat niet wordt overgelegd, onvolledig is, niet is vertaald in een van de officiële talen van de tenuitvoerleggingsstaat of kennelijk niet overeenstemt met de beslissing.

2. De bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat kan tevens weigeren de beslissing te erkennen en ten uitvoer te leggen indien vaststaat dat:

a) voor dezelfde feiten tegen de betrokkene een beslissing tot confiscatie is gegeven in

- de tenuitvoerleggingsstaat, of

- in een andere staat dan de beslissings- of de tenuitvoerleggingsstaat, en deze beslissing ten uitvoer is gelegd of op dat tijdstip ten uitvoer wordt gelegd dan wel volgens het recht van de staat van veroordeling niet meer ten uitvoer kan worden gelegd;

b) het feit dat aan de beslissing tot confiscatie ten grondslag ligt, in een van de in artikel 5, lid 3, bedoelde gevallen, naar het recht van de tenuitvoerleggingsstaat niet strafbaar is; terzake van retributies en belastingen, douane en deviezen mag de tenuitvoerlegging van een beslissing tot confiscatie niet worden geweigerd op grond van het feit dat de tenuitvoerleggingstaat niet dezelfde soort retributies of belastingen heft, of niet dezelfde soort regelgeving inzake retributies, belastingen, douane en deviezen kent als de beslissingsstaat;

c) het recht van de tenuitvoerleggingsstaat voorziet in een voorrecht of immuniteit die de tenuitvoerlegging van de beslissing tot confiscatie onmogelijk maakt;

d) de rechten van derden naar het recht van de tenuitvoerleggingsstaat de tenuitvoerlegging van de beslissing tot confiscatie onmogelijk maken;

e) de beslissing tot confiscatie wegens een strafbaar feit tegen een natuurlijke of rechtspersoon bij verstek is gegeven en de betrokkene niet persoonlijk gedagvaard of anderszins in kennis is gesteld van datum en plaats van de terechtzitting die tot het verstekvonnis heeft geleid, mits de betrokkene niet de gelegenheid heeft gehad in de beslissingsstaat verzet of hoger beroep aan te tekenen tegen de beslissing;

f) de beslissing tot confiscatie een gevolg is van een strafbaar feit dat:

- naar het recht van de tenuitvoerleggingsstaat geacht wordt geheel of ten dele te zijn gepleegd op zijn grondgebied of op een daarmee gelijk te stellen plaats, of

- buiten het grondgebied van de beslissingsstaat is gepleegd en er naar het recht van de tenuitvoerleggingsstaat geen vervolging zou kunnen worden ingesteld indien eenzelfde feit buiten het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat zou zijn gepleegd;

g) de rechterlijke autoriteiten van de tenuitvoerleggingsstaat hebben besloten geen vervolging in te stellen wegens het strafbaar feit dat aan de beslissing tot confiscatie ten grondslag ligt, dan wel wanneer in een lidstaat tegen de persoon voor dezelfde feiten een andere onherroepelijke beslissing is gegeven die verdere vervolging onmogelijk maakt;

h) de mogelijkheid om een beslissing tot confiscatie op te leggen of ten uitvoer te leggen wegens het strafbaar feit dat aan de beslissing tot confiscatie ten grondslag ligt, volgens het recht van de tenuitvoerleggingsstaat verjaard is en de feiten volgens het recht van de tenuitvoerleggingsstaat onder zijn rechtsmacht vallen.

3. Voordat de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat besluit een beslissing niet te erkennen en niet ten uitvoer te leggen raadpleegt zij de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat. De bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat wordt daarbij verzocht de tenuitvoerleggingsstaat onverwijld de gegevens te verstrekken die nodig zijn voor het besluit over de erkenning en tenuitvoerlegging van de beslissing tot confiscatie. Indien de beslissing tot confiscatie kennelijk niet ten uitvoer gelegd kan worden, is raadpleging van de beslissingsstaat niet vereist.

Artikel 8

Rechtsmiddelen

1. De lidstaten treffen de nodige regelingen teneinde elke betrokkene, met inbegrip van derden te goeder trouw, in staat te stellen bij een rechter in de beslissingsstaat of in de tenuitvoerleggingsstaat, overeenkomstig het nationale recht van de betrokken staat, tegen een overeenkomstig artikel 6 ten uitvoer gelegde beslissing tot confiscatie een vordering zonder schorsende werking in te stellen om zijn rechtmatige belangen te beschermen. De tenuitvoerleggingsstaat treft de nodige regelingen voor de bewaring van het voorwerp in afwachting van de uitspraak.

2. De materiële gronden voor het geven van de beslissing tot confiscatie kunnen alleen bij een rechter in de beslissingsstaat worden aangevochten.

3. Indien de vordering in de tenuitvoerleggingsstaat wordt ingesteld, wordt de rechterlijke autoriteit van de beslissingsstaat van de ingestelde vordering en de aangevoerde middelen in kennis gesteld, zodat zij de argumenten naar voren kan brengen die zij nodig acht. Zij wordt in kennis gesteld van het resultaat van de vordering.

4. De beslissings- en de tenuitvoerleggingsstaat nemen de nodige maatregelen om de uitoefening van de in lid 1 bedoelde vordering te vergemakkelijken, in het bijzonder door de betrokkenen passende informatie te verstrekken.

5. De beslissingsstaat zorgt ervoor dat de termijnen voor de uitoefening van het in lid 1 bedoelde vorderingsrecht zodanig worden toegepast dat ze de betrokkenen de mogelijkheid van een doeltreffende voorziening in rechte waarborgen.

Artikel 9

Uitstel van de tenuitvoerlegging

1. De bevoegde rechterlijke autoriteit kan de tenuitvoerlegging van een overeenkomstig artikel 4 toegezonden beslissing tot confiscatie uitstellen:

a) in de in artikel 8 bedoelde gevallen, of

b) indien de tenuitvoerlegging een lopend strafrechtelijk onderzoek kan schaden, zolang zij dat nodig acht, of

c) indien de gehele of gedeeltelijke vertaling van de beslissing nodig wordt geacht, totdat de vertaling beschikbaar is.

2. Aan de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat wordt onverwijld kennis gegeven van het uitstel van de tenuitvoerlegging, met inbegrip van de gronden voor het uitstel en, zo mogelijk, de verwachte duur van het uitstel, op zodanige wijze dat de kennisgeving schriftelijk kan worden vastgelegd.

3. Zodra de gronden voor uitstel zijn vervallen, neemt de bevoegde rechterlijke autoriteit onverwijld de nodige maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de beslissing tot confiscatie en stelt zij de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat daarvan in kennis op zodanige wijze dat de kennisgeving schriftelijk kan worden vastgelegd.

Artikel 10

Beslissing in geval van samenloop van verzoeken

1. Indien twee of meer lidstaten elk een of meer beslissingen tot confiscatie hebben gegeven tegen één of meer personen en de betrokkenen in de tenuitvoerleggingsstaat niet over voldoende middelen beschikken voor de tenuitvoerlegging van alle beslissingen, beslist de rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat welke van deze beslissingen tot confiscatie ten uitvoer gelegd zal of zullen worden, met inachtneming van alle omstandigheden en met name de eventuele bevriezing van middelen in de zaak, de ernst van de strafbare feiten, de plaats waar ze zijn gepleegd, de vraag in hoeverre de geconfisqueerde bedragen tot dekking van schadevergoedingsvorderingen moeten worden gebruikt en de tijdstippen waarop de respectieve beslissingen gegeven zijn.

2. De rechterlijke autoriteit kan met het oog op een beslissing als bedoeld in lid 1 advies van Eurojust inwinnen.

Artikel 11

Het op de tenuitvoerlegging toepasselijke recht

1. Onverminderd lid 3 van dit artikel wordt de tenuitvoerlegging van de beslissing beheerst door het recht van de tenuitvoerleggingsstaat, en de autoriteiten van die staat zijn bij uitsluiting bevoegd voor de procedures betreffende de tenuitvoerlegging en alle daarop betrekking hebbende maatregelen.

2. In geval van confiscatie van opbrengsten worden de delen van het bedrag die op enigerlei wijze reeds in een andere staat dan de tenuitvoerleggingsstaat zijn geïnd, volledig in mindering gebracht op het bedrag dat in de tenuitvoerleggingsstaat geconfisqueerd moet worden.

3. Een beslissing tot confiscatie tegen een rechtspersoon wordt ten uitvoer gelegd, zelfs indien de tenuitvoerleggingsstaat het beginsel van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen niet erkent.

4. Een beslissing tot confiscatie moet ten uitvoer worden gelegd, zelfs als de natuurlijke persoon tegen wie de beslissing is gegeven, later overlijdt, of de rechtspersoon tegen wie de beslissing is gegeven, later ontbonden wordt.

5. De tenuitvoerleggingsstaat kan geen vrijheidsstraf of andere tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen opleggen als vervangende sanctie ingevolge een verzoek overeenkomstig artikel 4, tenzij de beslissingsstaat daartoe toestemming verleent in het verzoek.

Artikel 12

Amnestie, gratie en herziening

1. Amnestie en gratie kunnen worden verleend door de beslissingsstaat en door de tenuitvoerleggingsstaat.

2. Alleen de beslissingsstaat kan beschikken op een verzoek tot herziening van de beslissing.

Artikel 13

Beëindiging van de tenuitvoerlegging

De bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat stelt de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat onverwijld in kennis van iedere beslissing of maatregel waardoor de beslissing niet meer uitvoerbaar is of om een andere reden aan de tenuitvoerleggingsstaat onttrokken wordt.

De tenuitvoerleggingsstaat beëindigt de tenuitvoerlegging van de beslissing zodra hij door de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat in kennis is gesteld van die beslissing of maatregel.

Artikel 14

Verdeling van vermogensbestanddelen

Geconfisqueerde voorwerpen of inkomsten uit de verkoop van geconfisqueerde voorwerpen vallen, na aftrek van de kosten van de tenuitvoerleggingsstaat, toe aan de beslissingsstaat, tenzij de beslissingsstaat en de tenuitvoerleggingsstaat anderszins zijn overeengekomen.

Artikel 15

Kennisgeving van het resultaat van de tenuitvoerlegging

De bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat stelt de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat onverwijld in kennis op zodanige wijze dat de kennisgeving schriftelijk kan worden vastgelegd:

a) zodra de tenuitvoerlegging van de beslissing beëindigd is;

b) wanneer de beslissing geheel of gedeeltelijk niet ten uitvoer wordt gelegd om de in artikel 7, artikel 12, lid 1, of artikel 13 genoemde redenen.

Artikel 16

Talen

1. Het certificaat wordt vertaald in de officiële taal of één der officiële talen van de tenuitvoerleggingsstaat.

2. Elke lidstaat kan bij de aanneming van dit kaderbesluit of later, in een bij het secretariaat-generaal van de Raad neergelegde verklaring meedelen dat hij een vertaling in één of meer andere officiële talen van de instellingen van de Europese Gemeenschappen aanvaardt.

Artikel 17

Kosten

Onverminderd artikel 14 over de verdeling van vermogensbestanddelen vragen de lidstaten van elkaar geen vergoeding van de kosten die voortvloeien uit de toepassing van dit kaderbesluit.

Artikel 18

Verhouding tot andere overeenkomsten en regelingen

Dit kaderbesluit laat de toepassing van gunstiger bepalingen inzake de tenuitvoerlegging van beslissingen tot confiscatie in bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen tussen lidstaten onverlet.

Artikel 19

Omzetting

1. De lidstaten treffen de nodige maatregelen om voor 30 juni 2004 aan dit kaderbesluit te voldoen.

2. De lidstaten delen het secretariaat-generaal van de Raad en de Commissie de tekst mede van de bepalingen waarmee zij hun verplichtingen uit hoofde van dit kaderbesluit in hun nationaal recht omzetten. De Raad gaat op basis van een verslag dat aan de hand van deze gegevens is opgesteld door de Commissie vóór 31 december 2004 na in hoeverre de lidstaten dit kaderbesluit naleven.

3. Het secretariaat-generaal van de Raad stelt de lidstaten en de Commissie in kennis van de verklaringen die krachtens artikel 16, lid 2, zijn afgelegd en van de contactpunten die krachtens artikel 3, lid 3, zijn aangewezen.

Artikel 20

Inwerkingtreding

Dit kaderbesluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad.

Gedaan te ...

Voor de Raad

De voorzitter

...

(1) PB L 182 van 5.7.2001, blz. 1.

BIJLAGE

CERTIFICAAT ALS BEDOELD IN ARTIKEL 4

1. Beslissingsstaat

2. Autoriteit die de beslissing heeft gegeven

2.1. Naam

2.2. Adres

2.3. Telefoon/fax/e-mail (met inbegrip van internationaal telefoonnummer)

2.4. Taal/talen voor contacten met de beslissingsautoriteit

3. Gegevens van de persoon tegen wie de beslissing tot confiscatie is gegeven

3.1. Naam

3.2. Laatste bekende adres

3.3. (indien bekend) Locatie van hetgeen geconfisqueerd moet worden

4. Gegevens over de beslissing

4.1. Soort en omvang van de confiscatie

4.2. Vermelding van de overtreden bepalingen, met inbegrip van de vermelding in hoeverre de bepaling onder de lijst van artikel 5, lid 1, valt

4.3. Beschrijving van de feiten die strafbaar zijn gesteld

5. Status van de beslissing

Bevestigen dat:

5.1. De beslissing onherroepelijk is

5.2. De tenuitvoerlegging van de beslissing niet verjaard is

6. Kennisgeving van de procedures

Bevestigen dat de persoon tegen wie de beslissing tot confiscatie is gegeven, naar behoren in kennis is gesteld van:

6.1. De tegen hem gevoerde procedures

6.2. Eventuele beroepsprocedures en -termijnen

7. Gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de beslissing

Meedelen:

7.1. Of een gedeelte van het te confisqueren bedrag reeds is geconfisqueerd

7.2. Zo ja, hoeveel er reeds is geconfisqueerd

8. Vervangende sanctie

8.1. Staat de beslissingsstaat toe dat vervangende sancties worden opgelegd?

8.2. Stemt de beslissingsstaat erin toe dat in deze zaak een vervangende sanctie wordt opgelegd?

8.2.1. In geval van een bevestigend antwoord moeten de vervangende sancties worden aangegeven, alsmede het maximum voor iedere sanctie.

Gedaan te ... op ...

Handtekening en/of stempel ...

Top