EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52001SC0977

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad over de ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie - Alarmsysteem n° 5/2001

/*SEC/2001/0977 def. */

52001SC0977

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad over de ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie - Alarmsysteem n° 5/2001 /*SEC/2001/0977 def. */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN AAN DE RAAD over de ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie - Alarmsysteem n° 5/2001

INHOUDSOPGAVE

1. Gewijzigde en aanvullende begroting (GAB) nr. 1/2001

2. Algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven

3. Besteding van de kredieten (voorlopige cijfers)

4. Toelichting:

5. Conclusies

BIJLAGE 1 : Wijziging van het uitgavenprofiel voor het begrotingsjaar 2001

1. Inleiding

2. Berekeningsmethode

BIJLAGE 2 : Profiel 2001 - GAB - Gecumuleerde percentages

1. Gewijzigde en aanvullende begroting (GAB) nr. 1/2001

De procedure voor de vaststelling van GAB nr. 1/2001 is op 28 februari 2001 afgesloten. Deze GAB voorziet in extra kosten ten bedrage van 971 miljoen EUR in verband met de BSE-crisis, d.w.z. kosten die verbonden zijn aan de maatregelen ter ondersteuning van de rundvleesmarkt als uitvloeisel van de besluiten van de Landbouwraad van 4 december 2000. De belangrijkste met de GAB gedekte posten zijn:

- in december door de Landbouwraad goedgekeurde extra kosten met betrekking tot de regeling voor de vernietiging van dieren van meer dan 30 maanden (begrotingspost B1-2129: 700 miljoen EUR),

- de interventie voor de openbare opslag van rundvlees (begrotingsposten B1-2111 t/m 2114: 238 miljoen EUR) en

- de medefinanciering van de BSE-tests (begrotingspost B1-2129: 33 miljoen EUR).

De verordening inzake de begrotingsdiscipline legt de Commissie de verplichting op de wisselkoersen aan te passen wanneer een GAB wordt vastgesteld die consequenties heeft voor rubriek 1 van de financiële vooruitzichten. Op grond van dit voorschrift is de wisselkoers herzien en vastgesteld op 1 EUR = 0,87 $, terwijl voor de begroting 2001 was uitgegaan van een pariteit 1 EUR = 0,91 $. Deze nieuwe pariteit heeft geresulteerd in een verlaging van de kredieten met 245 miljoen EUR, waarvan:

- Hoofdstuk B1-10 : Akkerbouwgewassen

- Hoofdstuk B1-11 : Suiker

- Hoofdstuk B1-14: Vezelgewassen

- Hoofdstuk B1-18: Andere sectoren of plantaardige producten (rijst)

- Hoofdstuk B1-31 : Voedselprogramma's (voedselhulp)

- Hoofdstuk B1-32: POSEI-programma's // 178 mln EUR

22 mln EUR

24 mln EUR

16 mln EUR

4 mln EUR

1 mln EUR.

De extra kredieten bedragen dus 726 miljoen EUR, na aftrek van de gerealiseerde besparing van 245 miljoen EUR in verband met de dollarpariteit.

Het aangepaste bedrag van de kredieten voor rubriek 1 van de begroting bedraagt 44 023,7 miljoen EUR (inclusief een bedrag van 40 miljoen EUR op hoofdstuk B0-40) [1].

[1] Exclusief een bedrag van 500 mln EUR dat is ingeschreven in de monetaire reserve (B1-6).

De kredieten

- van subrubriek "Uitgaven in het kader van het GLB, exclusief plattelandsontwikkeling" (subrubriek 1a genoemd, met de titels B1-1 tot en met B1-3) bedragen 39 528,7 miljoen EUR. Dit bedrag ligt 506,3 miljoen EUR lager dan het maximum dat is vastgesteld bij het interinstitutioneel akkoord van 6 mei 1999 [2],

[2] Interinstitutioneel akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure (1999/C 172/01).

- van subrubriek "Plattelandsontwikkeling en begeleidende maatregelen" (subrubriek 1b genoemd, met titel B1-4) bedragen 4 495,0 miljoen EUR, welk bedrag gelijk is aan het bij het interinstitutioneel akkoord vastgestelde maximum.

Het in hoofdstuk B0-40 "Reserves en voorzieningen" opgenomen bedrag van 40 miljoen EUR zal pas na overschrijving beschikbaar zijn. Het wordt opgevoerd op:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2. ALGEMENE ONTWIKKELING VAN DE MAANDELIJKSE UITGAVEN

De onderstaande tabellen geven de algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven ten opzichte van het uitgavenprofiel aan. De cijfers zijn gebaseerd op de uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 2000 tot en met 31 maart 2001.

Voorts is het uitgavenprofiel voor een aantal posten van GAB nr. 1/2001 bijgesteld. De desbetreffende uitleg is te vinden in de bijlage bij dit verslag.

2.1. Subrubriek 1a "Uitgaven in het kader van het GLB, excl. plattelandsontwikkeling"

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2.2. Subrubriek 1b « Plattelandsontwikkeling en begeleidende maatregelen »

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. BESTEDING VAN DE KREDIETEN (VOORLOPIGE CIJFERS)

De besteding van de kredieten (voorlopige cijfers) voor de eerste vijf maanden van het begrotingsjaar 2001 is aangegeven in de volgende tabel:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4. TOELICHTING

4.1. Besteding van de kredieten voor mei 2001

Voor mei 2001 (uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 2000 tot en met 31 maart 2001) is van de kredieten van onderafdeling B1 van de begroting een bedrag van 29 331,6 miljoen EUR, d.w.z. 67%, besteed. De uitgaven liggen

- voor subrubriek 1a (uitgaven GLB excl. plattelandsontwikkeling) 842,3 miljoen EUR onder de indicator,

- voor subrubriek 1b (plattelandsontwikkeling en begeleidende maatregelen) 512,1 miljoen EUR onder de indicator.

4.2. Monetaire factoren

4.2.1. Dollarpariteit

Het bovenstaande totale uitgavenbedrag is inclusief de ontwikkeling van de dollarpariteit van de euro. Voor een groot deel van de uitvoerrestituties voor landbouwproducten, met name die voor granen en suiker, en voor bepaalde vormen van interne steun, zoals die voor katoen, is het uitgavenpeil afhankelijk van de ontwikkeling van de dollarkoers.

Overeenkomstig de verordening van de Raad inzake de begrotingsdiscipline (Verordening nr. 2040/2000 van de Raad van 26.9.2000), is GAB nr. 1/2001 opgesteld op basis van een gemiddelde pariteit van 1 EUR = 0,87 $.

4.2.2. Effect van de dubbele omrekeningskoers

De met de dubbele omrekeningskoers gemoeide kosten zijn voor het EOGFL-Garantie geraamd op 77 miljoen EUR.

4.3. Marktfactoren

4.3.1. Subrubriek 1a

Voor subrubriek 1a komt drievierde van de onderbesteding (- 636 miljoen EUR) voor rekening van de dierlijke productie. De meest significante afwijkingen van de indicator worden hieronder toegelicht:

Hoofdstuk B1-11 : Suiker // Verschil : - 120 mln EUR (-7,0%)

// (uitgaven : 777 mln EUR)

(indicator : 897 mln EUR)

De onderbesteding is toe te schrijven aan het feit dat eind februari 2001 slechts 80% was uitgevoerd van de hoeveelheid die toen normaliter had moeten zijn uitgevoerd. Bovendien bedraagt de gemiddelde restitutie sinds het begin van het begrotingsjaar 95% van het bedrag waarvan is uitgegaan in de hypothesen voor de opstelling van de begroting 2001.

Hoofdstuk B1-12 : Olijfolie // Verschil : -77 mln EUR (-3,1%)

// (uitgaven : 2 062 mln EUR)

(indicator : 2 139 mln EUR)

Het profiel voor dit jaar is berekend op basis van het betalingstempo voor 2000. De onderbesteding houdt verband met het feit dat, hoewel Italië bijna alle steunvoorschotten voor de olijfolieproductie voor het verkoopseizoen 1999/2000 had uitbetaald, er op dit punt nog een belangrijke betalingsachterstand is in Griekenland en Frankrijk en in Spanje en Portugal.

Deze onderbesteding voor de productiesteun voor het verkoopseizoen 1999/2000 zal normaliter worden weggewerkt in het kader van de betaling van de steunsaldi. De uitgaven in verband met de productiesteun zouden echter kunnen leiden tot een overschrijding van de beschikbare kredieten als gevolg van betalingsachterstallen voor het verkoopseizoen 1998/99 in Griekenland en Spanje.

Hoofdstuk B1-14 : Vezelgewassen en zijderupsen // Verschil : -87 mln EUR (-10,5%)

// (uitgaven : 571 mln EUR)

(indicator : 658 mln EUR)

De onderbesteding is toe te schrijven aan het feit dat in verband met de hoge katoenprijzen op de wereldmarkt de steunvoorschotten tot en met december 2000 zijn verlaagd. De voor rekening van de begroting gedeclareerde uitgaven lagen daardoor lager dan de indicator.

Hoofdstuk B1-16 : Wijnbouwproducten // Verschil : + 90 mln EUR (+ 7,8%)

// (uitgaven : 394 mln EUR)

(indicator : 304 mln EUR)

De overschrijding van de indicator is hieraan toe te schrijven dat de indicator voor de distillatie van tafelwijn voor de drinkalcoholmarkt (nieuwe maatregel sinds de hervorming van de wijnmarkt in 1999) is bepaald op basis van een lineair model voor een periode van tien maanden, te beginnen met januari 2001. Door de toeneming van de tafelwijnproductie hebben de lidstaten hun procedures voor de uitvoering van deze maatregel echter versneld. De distillaties voor de drinkalcoholmarkt hadden namelijk reeds plaatsgehad in november 2000, toen de eerste bedragen voor Spanje, Italië en Duitsland zijn uitbetaald.

Bij de huidige stand van uitvoering van de begroting is er onzekerheid over het uitgavenniveau tegen het einde van het begrotingsjaar. Enerzijds is er een factor die kostenverhogend werkt voor de distillatie, namelijk de aanzienlijke te distilleren hoeveelheden. Anderzijds zou het kunnen dat als gevolg van de herstructureringsregeling in het eerste jaar van toepassing van de maatregel de uitgaven achterblijven bij de ramingen. De lidstaten moeten de gegevens over de tenuitvoerlegging van deze maatregel vóór 30 juni 2001 meedelen.

Hoofdstuk B1-21 : Rundvlees // Verschil : - 636 mln EUR (-9,1%)

// (uitgaven : 2 987 mln EUR)

(indicator : 3 623 mln EUR)

Ten aanzien van de onderbesteding kan voor specifieke maatregelen een aantal opmerkingen worden gemaakt:

Uitvoerrestituties :

De uitgaven waren lager dan verwacht. Dat is toe te schrijven aan de daling van het exportvolume: slechts 56% van het volume in het vorige begrotingsjaar, een gevolg van de sluiting van de uitvoermarkten voor rundvlees.

Openbare opslag in de sector rundvlees :

In de uitgaven per 31.3.2001 zijn zeer waarschijnlijk alleen de transacties tot en met de eerste week van januari 2001, voor een totale hoeveelheid van ongeveer 19 000 ton, verdisconteerd. Eind januari 2001 was de totale hoeveelheid opgeslagen rundvlees toegenomen tot 43 000 ton, eind februari 2001 waren reeds aankopen voor in totaal 76 000 ton rundvlees aanbesteed; deze aankopen zijn nog niet zichtbaar in de rekeningen van het EOGFL.

Rundvleespremie :

De indicator voor de rundvleespremie is aanvankelijk bepaald uitgaande van de hypothese dat de lidstaten als premievoorschot het in december 2000 vastgestelde verhoogde percentage van 80% zouden uitbetalen. Dat is in feite niet gebeurd. Daarom wordt voortaan opnieuw gewerkt met het driejaarlijkse gemiddelde van de premies. Ook dan nog blijven de betalingen voor de slachtpremie op een laag peil, als gevolg van de zwakke prijzen en de onstabiele markt en, recentelijk, de vervoersbeperkingen die de landbouwers ertoe hebben gedwongen hun dieren op het bedrijf te houden.

Uitzonderlijke steunmaatregelen :

- betalingsachterstand in het Verenigd Koninkrijk.

BSE-maatregelen :

- de bestedingen voor deze maatregelen zijn op dit moment niet significant. Volgens hun ramingen zullen de lidstaten pas vanaf mei 2001 grote uitgaven beginnen te declareren.

Bij de huidige stand van zaken kan men op basis van de verslagen van de lidstaten stellen dat van de regeling voor de aankoop van dieren met het oog op vernietiging minder gebruik is gemaakt dan was gepland. Daarom wordt verwacht dat de uitgaven lager zullen blijven dan geraamd in het kader van de GAB en is het zeer waarschijnlijk dat op deze begrotingslijn bedragen zullen kunnen worden bespaard.

Hoofdstuk B1-30 : Niet in bijlage I vermelde producten // Verschil : + 36 mln EUR (+ 8,6%)

// (uitgaven : 231 mln EUR)

(indicator : 195 mln EUR)

De overschrijding van de indicator is toe te schrijven aan een toename van het gebruik van magere-melkpoeder (IRL, NL), volle melkpoeder (IRL, NL), suiker (NL, UK, D, SP), granen en rijst (F, NL), en boter (B, NL, D).

Aangezien een groot deel van de betalingen betrekking had op de afwikkeling van dossiers van het vorige verkoopseizoen, toen de restituties hoger lagen dan momenteel, zal de geconstateerde overschrijding normaliter voortduren tot het einde van het begrotingsjaar.

Hoofdstuk B1-32: POSEI-programma's // Verschil : - 20 mln EUR (-7,7%)

// (uitgaven : 92 mln EUR)

(indicator : 112 mln EUR)

De onderbesteding is vooral toe te schrijven aan de in Frankrijk opgelopen vertraging met de tenuitvoerlegging van het POSEIDOM-programma.

Hoofdstuk B1-39 : Andere maatregelen // Verschil : + 27 mln EUR (+ 6,6%)

// (uitgaven : 271 mln EUR)

(indicator : 244 mln EUR)

De overschrijding van de indicator houdt gedeeltelijk verband met de betaling, in het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Zweden, van de saldi voor de eerste en de tweede tranche met betrekking tot deze maatregelen, en met betalingen in het Verenigd Koninkrijk in verband met de definitieve regeling. In Italië tenslotte is een bedrag van 6 mln EUR uitbetaald voor de regeling van vóór 1999.

Te verwachten valt dat de kredieten voor dit hoofdstuk aan het einde van het begrotingsjaar ontoereikend zullen zijn, met name als gevolg van significante revaluaties van de munt in het Verenigd Koninkrijk en Zweden in 2000.

4.3.2. Subrubriek 1b

Hoofdstuk B1-40 : Plattelandsontwikkeling // Verschil : - 512 mln EUR (-11,4%)

// (uitgaven : 1 217 mln EUR)

(indicator : 1 729 mln EUR)

De onderbesteding is toe te schrijven aan het feit dat de meeste lidstaten, behalve Portugal, voor maart 2001 minder hebben uitbetaald dan werd verwacht. Voorts blijken de lidstaten voortgang te hebben gemaakt met de regelmatige uitvoering van de oude maatregelen, in tegenstelling tot wat geldt voor de nieuwe maatregelen die onder dit hoofdstuk vallen voor 2000. Het betreft met name:

- vervroegde uittreding (B1-403) : bijna alle uitgaven hadden betrekking op de maatregelen van de oude regeling,

- milieumaatregelen in de landbouw (B1-405) : 82% van de uitgaven hadden betrekking op maatregelen van de oude regeling,

- bebossing (B1-407) : 60% van de uitgaven betrof de oude regeling.

5. CONCLUSIES

5.1. Besteding van de kredieten voor subrubriek 1a per 31 mei 2001

Per 31 mei 2001 is van de kredieten 28 114,2 miljoen EUR, d.w.z. 71%, besteed (uitgaven van de lidstaten tussen 16 oktober 2000 en 31 maart 2001).

De uitgaven liggen 840 miljoen EUR onder de indicator. De geconstateerde verschillen tussen uitgaven en indicator zijn dus ongeveer even groot als vorige maand. Deze verschillen houden verband met een verschil in het betalingstempo in de lidstaten ten opzichte van de ramingen voor de indicator, om redenen die hierboven zijn aangegeven. In sommige gevallen, die in dit verslag reeds zijn besproken, wordt echter verwacht dat de verschillen zullen voortduren tot aan het einde van het begrotingsjaar.

5.2. Besteding van de kredieten voor subrubriek 1b per 31 mei 2001

Per 31 mei 2001 is van de kredieten 1 217,4 miljoen EUR, d.w.z. 27%, besteed (uitgaven van de lidstaten tussen 16 oktober 2000 en 31 maart 2001).

De uitgaven liggen 512 miljoen EUR onder de indicator. De geconstateerde verschillen tussen uitgaven en indicator zijn dus groter dan vorige maand. Het is evenwel nog te vroeg om te concluderen dat dit negatieve verschil zal voortduren tot het einde van het begrotingsjaar. Een "inhaalbeweging" in de komende maanden is altijd mogelijk.

BIJLAGE 1 Wijziging van het uitgavenprofiel voor het begrotingsjaar 2001

1. Inleiding

In februari 2001 heeft de Begrotingsautoriteit GAB nr. 1/2001 goedgekeurd, waarbij de kredieten zijn aangepast met een bedrag van 726 mln EUR.

Voor de begrotingslijnen waarvoor de kredieten zijn verlaagd in verband met de ontwikkeling van de euro is het profiel niet aangepast.

Voor de hoofdstukken B1-21 en B1-33, waarvoor de kredieten zijn verhoogd, zal het profiel worden gewijzigd.

2. Berekeningsmethode

2.1. Hoofdstuk 21 - Rundvlees

B1-2111 - Technische kosten openbare opslag

B1-2112 - Financieringskosten openbare opslag

Rekening houdend met het feit dat de eerste interventieaankopen in december hebben plaatsgehad en met de tijd die verloopt voordat de producten worden ingeslagen en geboekt, wordt een lineair profiel geconstrueerd voor de maanden februari tot en met oktober.

B1-2114 - Waardevermindering van de voorraden

Rekening houdend met het feit dat de eerste interventieaankopen in december hebben plaatsgehad en dat vooral aan het begin van de interventieperiode wordt aangekocht als gevolg van de slappe markt, wordt het profiel als volgt geconstrueerd : 20% in februari, 20% in maart, en lineair van april tot en met oktober.

B1-2120 - Premies voor zoogkoeien

B1-2122 - Speciale premies

In tegenstelling met de hypothese waarvan de Commissie was uitgegaan, maken de lidstaten geen gebruik van de mogelijkheid om voorschotten te betalen. Bijgevolg wordt weer gewerkt met het klassieke profiel, gebaseerd op een periode van drie jaar.

B1-2129 - Andere

Aangezien het om een nieuwe maatregel gaat (Verordening (EG) nr. 2777/2000 van 18 december 2000 van de Commissie tot vaststelling van buitengewone maatregelen ter ondersteuning van de rundvleesmarkt), die op 1 januari 2001 in werking is getreden en loopt tot en met 30 juni 2001, en rekening houdend met de tijd die nodig is voor het uitvoeren van de betalingen, wordt een lineair profiel opgebouwd voor de maanden maart tot en met oktober.

3. Hoofdstuk 33 - Veterinaire en fytosanitaire maatregelen

B1-330 - Programma's voor de uitroeiing en de bewaking van dierziekten

B1-331 - Andere maatregelen op veterinair gebied

B1-332 - Noodfonds voor veterinaire aandoeningen

B1-333 - Fytosanitaire maatregelen

B1-339 - Andere

Aangezien het gaat om rechtstreekse betalingen wordt het profiel gebaseerd op de uitgavenramingen voor het jaar 2001.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Top