Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52001PC0564(02)

    Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim

    /* COM/2001/0564 def. - COD 2001/0236 */

    PB C 25E van 29/01/2002, p. 506–511 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    52001PC0564(02)

    Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim /* COM/2001/0564 def. - COD 2001/0236 */

    Publicatieblad Nr. 025 E van 29/01/2002 blz. 0506 - 0511


    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim

    (Door de Commissie ingediend)

    2001/0236 (COD)

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim

    (Voor de EER relevante tekst)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2,

    Gezien het voorstel van de Commissie [1],

    [1] PB C [...] van [...], blz. [...].

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [2],

    [2] PB C [...] van [...], blz. [...].

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's [3],

    [3] PB C [...] van [...], blz. [...].

    Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag [4],

    [4] PB C [...] van [...], blz. [...].

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim is een geharmoniseerde aanpak van de regelgeving betreffende de organisatie en het gebruik van het luchtruim vereist.

    (2) Het verslag van de groep op hoog niveau inzake het gemeenschappelijk Europees luchtruim heeft de behoefte bevestigd aan regels op communautair niveau voor ontwerp, regelgeving en strategisch beheer van het luchtruim op Europese basis en voor de verbetering van het luchtverkeersstromenbeheer.

    (3) In de mededeling van de Commissie over de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim [5] wordt aangedrongen op een structurele hervorming om de totstandkoming van het gemeenschappelijk luchtruim mogelijk te maken door middel van een geïntegreerd beheer van het luchtruim en de ontwikkeling van nieuwe concepten en procedures van luchtverkeersbeheer.

    [5] PB C [...] van [...], blz. [...].

    (4) Verordening (EEG) nr. XXX/XX van het Europees Parlement en van de Raad stelt een kader vast voor de totstandbrenging van een gemeenschappelijk Europees luchtruim [6].

    [6] PB C [...] van [...], blz. [...].

    (5) Het luchtruim is een gemeenschappelijke hulpbron die flexibel moet worden gebruikt, daarbij zorgend voor een eerlijke en transparante behandeling van alle gebruikers en rekening houdend met de behoeften inzake veiligheid en defensie van de lidstaten en hun verplichtingen in het kader van internationale organisaties.

    (6) Een efficiënt beheer van het luchtruim is van fundamenteel belang om de capaciteit van het luchtverkeersdienstensysteem te vergroten, om optimaal te kunnen beantwoorden aan de verschillende behoeften van gebruikers en om het best mogelijke flexibele gebruik van het luchtruim tot stand te brengen.

    (7) Uit de activiteiten van EUROCONTROL blijkt duidelijk dat het niet realistisch is het routenetwerk en de luchtruimstructuur geïsoleerd te willen ontwikkelen, aangezien elke individuele staat een integrerend deel uitmaakt van het Europees luchtverkeersbeheernetwerk.

    (8) Er dient een gemeenschappelijk luchtruim tot stand te worden gebracht voor luchtverkeer in de routes in het bovenste luchtruim; de interface tussen dat luchtruim en regionaal en lokaal luchtruim moet overeenkomstig worden bepaald.

    (9) Bij de afbakening van het luchtruim waarbinnen luchtverkeersdiensten worden geleverd, moet worden uitgegaan van de behoefte aan efficiënte diensten in plaats van nationale grenzen.

    (10) Luchtruimgebruikers zien zich geplaatst tegenover uiteenlopende voorwaarden van toegang tot en vrijheid van verkeer binnen het communautaire luchtruim; dit is een gevolg van het gebrek aan harmonisatie bij de indeling van het luchtruim in klassen.

    (11) Beperkingen bij de definitie van het routenetwerk leiden tot concentratie van luchtverkeersstromen bij vaste overgangs- of verbindingspunten van luchtwegen, terwijl het beginsel van directe routering de voorkeur verdient, als een economisch zinvollere en milieuvriendelijkere manier om gebruik te maken van het Europese luchtruim.

    (12) Het is van wezenlijk belang een gemeenschappelijke, geharmoniseerde luchtruimstructuur tot stand te brengen, de huidige en toekomstige toewijzing van het luchtruim te baseren op gemeenschappelijke beginselen, en het luchtruim te ontwerpen en te beheren in overeenstemming met overeengekomen regels.

    (13) Er moet worden gezorgd voor de totstandbrenging van goede interfaces tussen het bovenste en het onderste luchtruim en het is wenselijk dat de geharmoniseerde aanpak ook tot het lagere luchtruim wordt uitgebreid.

    (14) Verschillen in de organisatie van de civiel/militaire samenwerking in de Gemeenschap verhinderen een uniform en snel reagerend luchtruimbeheer en de invoering van veranderingen; het succes van het gemeenschappelijk luchtruim zal afhangen van een daadwerkelijke samenwerking tussen de civiele en militaire autoriteiten.

    (15) Het concept van het flexibel gebruik van het luchtruim moet effectief functioneren en bij het beheer moet worden samengewerkt teneinde militaire opleidingsvluchten af te stemmen op het burgerluchtvaartverkeer; het is nodig dat de locatie, omvang en gebruikstijden van sectoren van het luchtruim die zijn toegewezen aan militaire behoeften worden geoptimaliseerd, met name gedurende piektijden voor burgerluchtvaartverkeer en in luchtruim met een hoge verkeersdichtheid.

    (16) Er moet worden voorzien in garanties voor militaire operaties wanneer de toepassing van gemeenschappelijke beginselen en criteria zoals voorgeschreven in deze verordening nadelige gevolgen kan hebben voor de veilige en efficiënte uitvoering ervan.

    (17) Er moet worden gezorgd voor passende maatregelen om de effectiviteit van het luchtverkeersstromenbeheer te verbeteren; in overeenstemming met de conclusies van de groep op hoog niveau inzake het gemeenschappelijk Europees luchtruim is EUROCONTROL de organisatie die beschikt over de nodige deskundigheid om de Gemeenschap bij te staan in haar rol als regelgever; de ontwikkeling van ontwerp-maatregelen kan derhalve door EUROCONTROL worden verricht in het kader van geschikte overeenkomsten, op voorwaarde dat EUROCONTROL de nog in een samenwerkingskader tussen de Commissie en EUROCONTROL vast te leggen voorwaarden naleeft.

    (18) Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel als neergelegd in artikel 5 van het Verdrag kunnen de doelstellingen van deze verordening, namelijk het tot stand brengen van een Europees luchtruim als één gemeenschappelijk operationeel luchtruim, niet voldoende door de afzonderlijke lidstaten worden verwezenlijkt en derhalve, vanwege de transnationale omvang van deze maatregel, beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat in de uitvoeringsprocedures rekening wordt gehouden met de specifieke plaatselijke omstandigheden.

    (19) Aangezien de voor de tenuitvoerlegging van deze verordening vereiste maatregelen maatregelen van algemene strekking zijn in de zin van artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [7], dienen zij te worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure van artikel 5 van dat besluit,

    [7] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Deel I

    Algemene aspecten

    Artikel 1 (Werkingssfeer)

    1. Deze verordening betreft de organisatie en het gebruik van het luchtruim in overeenstemming met en binnen de werkingssfeer van Verordening (EEG) nr. XXX/XX [kaderverordening] tot vaststelling van een kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijk luchtruim.

    2. Deze verordening is van toepassing op het luchtruim waarvoor lidstaten luchtvaartnavigatiedienstverleners aanwijzen overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EEG) nr. XXX/XX [dienstverleningsverordening].

    Artikel 2 (Doel)

    Het doel van deze verordening is het tot stand brengen van een communautair luchtruim als één gemeenschappelijk operationeel luchtruim waar gemeenschappelijke procedures voor ontwerp, planning en beheer ervoor zorgen dat het luchtverkeersbeheer efficiënt en veilig functioneert. Het communautair luchtruim moet zo worden gebruikt dat de exploitatie van luchtvaartnavigatiediensten als samenhangend en consistent geheel wordt ondersteund in overeenstemming met de bepalingen van Verordening (EEG) nr. XXX/XX [dienstverleningsverordening].

    Artikel 3 (Definities)

    Ten behoeve van deze verordening gelden naast de definities in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. XXX/XX [kaderverordening] de volgende definities:

    (a) "gemeenschappelijk operationeel luchtruim", uniforme luchtruimbeheerprocedures en -veiligheidsnormen bij de levering van luchtverkeerscontrole;

    (b) "luchtruimontwerp", een geschikt, efficiënt en doeltreffend proces voor het structureren, indelen en categoriseren van luchtruim, samen met de planning van routes en luchtruim;

    (c) "vluchtinformatiegebied", een luchtruim van gegeven afmetingen waarbinnen vluchtinformatiediensten en alarmdiensten worden geleverd;

    (d) "scheidingsniveau", de grens tussen het bovenste en het onderste luchtruim;

    (e) "bovenste luchtruim", het luchtruim boven een bepaalde vlieghoogte;

    (f) "onderste luchtruim", het luchtruim onder een bepaalde vlieghoogte;

    (g) "vlieghoogte", een oppervlak met constante atmosferische druk dat is gespecificeerd met betrekking tot de specifieke druk van 1.013,2 hectopascal en dat van andere dergelijke oppervlakken is gescheiden door specifieke drukintervallen;

    (h) "functioneel luchtruimblok", een luchtruim van optimaal vastgestelde afmetingen, boven land of water, waarbinnen luchtvaartnavigatiediensten worden geleverd;

    (i) "gebiedscontrolecentrum", een operationele eenheid die is ingesteld voor de levering van luchtverkeerscontrolediensten aan luchtverkeer in een blok luchtruim dat onder haar jurisdictie valt;

    (j) "luchtruimclassificatie", de ICAO-classificatie van luchtruim, alfabetisch geordend van A tot en met G, zoals gespecificeerd in appendix 4 van de 12e editie van juli 1998 van bijlage 11 van het Verdrag van Chicago van 1944 inzake de internationale burgerluchtvaart, ook gedefinieerd als luchtruim van vastgestelde afmetingen, aangeduid met letters, waarbinnen specifieke soorten vluchten mogen plaatsvinden en waarvoor luchtverkeersdiensten en operationele regels zijn gespecificeerd;

    (k) "directe routering", beweging van een luchtvaartuig waarbij een luchtvaartuig tijdens de vlucht wordt toegestaan rechtstreeks tussen twee punten te vliegen, buiten het normale routestelsel om;

    (l) "routenetwerk", een netwerk van gespecificeerde routes voor het kanaliseren van de luchtverkeersstromen zoals nodig voor de levering van luchtverkeersdiensten;

    (m) "sector", een onderverdeling van het geheel van controletaken in beheersbare luchtruimporties waar doorvoer en capaciteit kunnen worden gemeten;

    (n) "Flexibel gebruik van het luchtruim", een concept van luchtruimbeheer dat wordt toegepast op het gebied van de Europese burgerluchtvaartconferentie, zoals gespecificeerd in de eerste editie van 5 februari 1996 van het door EUROCONTROL uitgegeven "Airspace Management Handbook for the application of the Concept of the Flexible Use of Airspace";

    (o) "luchtruimbeheer", een planningsfunctie met als eerste doelstelling een maximale benutting van beschikbaar luchtruim door dynamische time-sharing en soms de scheiding van luchtruim tussen verschillende categorieën luchtruimgebruikers op basis van kortetermijnbehoeften;

    (p) "luchtverkeersstromenbeheer", een dienst die wordt opgezet met als doel bij te dragen aan een veilige, geordende en snelle doorstroming van het luchtverkeer, door ervoor te zorgen dat de luchtverkeerscontrolecapaciteit optimaal wordt benut en dat het verkeersvolume verenigbaar is met de capaciteiten die zijn opgegeven door de relevante luchtverkeersdienstverleners;

    (q) "besluitvorming in samenwerkingsverband", een proces voor de uitwisseling van informatie tussen luchtverkeersdienstverleners, luchthavenexploitanten, leveranciers van luchtverkeersstromenbeheer en luchtruimgebruikers om te zorgen voor meer flexibiliteit bij de toewijzing van slots/routes en vluchtcoördinatieprocessen teneinde het gebruik van schaarse capaciteit te optimaliseren.

    Deel II

    Luchtruimarchitectuur

    Artikel 4 (Totstandbrenging van een Europees vluchtinformatiegebied voor het bovenste luchtruim)

    1. Onder inachtneming van de ICAO-eisen, zoals gespecificeerd in de 12e editie van juli 1998 van bijlage 11 bij het Verdrag van Chicago van 1944 inzake de internationale burgerluchtvaart, wordt in het bovenste luchtruim een gemeenschappelijk Europees vluchtinformatiegebied tot stand gebracht, hierna het Europees vluchtinformatiegebied voor het bovenste luchtruim te noemen (EUIR, European Upper Flight Information Region).

    2. Het scheidingsniveau tussen het bovenste en onderste luchtruim wordt vastgesteld op vlieghoogte 285.

    3. Binnen drie jaar na de totstandbrenging van het EUIR, breiden het Europees Parlement en de Raad op basis van een voorstel van de Commissie het concept waarnaar in lid 1 wordt verwezen uit met de totstandbrenging van een Europees vluchtinformatiegebied voor het onderste luchtruim.

    4. De Commissie treft de nodige maatregelen om het EUIR door de ICAO te doen erkennen, als vereist volgens de 10de editie van juli 1997 van bijlage 15 bij het Verdrag van Chicago van 1944 inzake de internationale burgerluchtvaart. De Commissie organiseert tevens, met EUROCONTROL, de publicatie van gemeenschappelijke luchtvaartinformatie met betrekking tot het EUIR op basis van consolidatie van de bestaande nationale luchtvaartinformatie. In deze publicatie worden alle veranderingen aan eisen en procedures opgenomen die worden ingevoerd door de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim.

    Artikel 5 (Herconfiguratie van het bovenste luchtruim)

    1. Het EUIR wordt geherconfigureerd in functionele luchtruimblokken van minimale omvang, waarbij wordt uitgegaan van veiligheids- en efficiency-overwegingen. De grenzen van dergelijke functionele luchtruimblokken behoeven niet samen te vallen met nationale grenzen. Er worden functionele luchtruimblokken ingesteld ter ondersteuning van de levering van luchtverkeersdiensten binnen gebiedscontrolecentra die verantwoordelijk zijn voor een deel met optimale grootte van het luchtruim in het EUIR.

    2. Er worden functionele luchtruimblokken vastgesteld volgens de procedure van artikel 16, lid 2, van deze verordening. De definitie van deze functionele luchtruimblokken moet:

    (i) op efficiënte wijze de bestaande en toekomstige patronen van het luchtverkeer ondersteunen;

    (ii) ervoor zorgen dat elk luchtruimblok zodanig wordt ontworpen dat de efficiency van het Europese luchtruim als geheel wordt gemaximaliseerd;

    (iii) rekening houden met de personele en financiële middelen van de verschillende luchtvaartnavigatiedienstverleners;

    (iv) de transactiekosten tussen de verschillende gebiedscontrolecentra minimaliseren;

    (v) zorgen voor coherentie tussen de bestaande en toekomstige configuraties van het bovenste en onderste luchtruim.

    Artikel 6 (Luchtruimclassificatie)

    1. Het EUIR wordt aangewezen in overeenstemming met een geharmoniseerde luchtruimclassificatie om te zorgen voor de naadloze levering van luchtvaartnavigatiediensten in de gehele Gemeenschap en om één enkele omgevingscategorie in te stellen waarin alle luchtverkeer bekend is bij de leveranciers van luchtverkeersdiensten, zowel wat betreft positie als vluchtintentie.

    2. De indeling waarnaar in lid 1 wordt verwezen, wordt vastgesteld op basis van een gemeenschappelijke en vereenvoudigde toepassing van de classificatie van het luchtruim zoals thans voorgeschreven in hoofdstuk 2 van de 12e editie van juli 1998 van bijlage 11 van het Verdrag van Chicago van 1944 inzake de internationale burgerluchtvaart.

    3. Voor de onder dit artikel vallende gebieden worden de nodige uitvoeringsregels vastgesteld volgens de procedure van artikel 16, lid 2, van deze verordening.

    Artikel 7 (Directe routering in het bovenste luchtruim)

    Na een veiligheidsanalyse organiseren de dienstverleners de gefaseerde invoering van directe routering in het EUIR, als zijnde het optimaal gebruik van het communautair luchtruim vanuit economisch en milieuoogpunt. De dienstverleners brengen regelmatig verslag uit over de toepassing ervan aan de Commissie.

    Artikel 8 (Uniform ontwerp van het luchtruim)

    Voor de structurering, indeling en categorisering van het luchtruim en voor de planning van routes wordt een uniform, efficiënt en doeltreffend ontwerpproces gevolgd binnen het overeengekomen exploitatieconcept. Daartoe worden luchtruimregels, gemeenschappelijke beginselen en criteria voor sectorontwerp, met name het ontwerp van grensoverschrijdende sectoren, en route-ontwerp vastgesteld op basis van "Concept and Criteria for Medium Term EUR Route Network and Associated Airspace Sectorisation", EATMP ARN versie 4, uitgegeven door EUROCONTROL op 1 april 2001.

    Voor de onder dit artikel vallende gebieden worden de nodige uitvoeringsregels vastgesteld volgens de procedure van artikel 16, lid 2, van deze verordening.

    Artikel 9 (Samenhang met het ontwerp van het onderste luchtruim)

    Op basis van de in artikel 5, lid 2, van deze verordening vermelde criteria worden de planning en ontwerp van het onderste luchtruim zodanig geharmoniseerd dat dit samenhang vertoont met het bovenste luchtruim en dat rekening wordt gehouden met het milieu op en rondom luchthavens, in overeenstemming met de procedure van artikel 16, lid 2, van deze verordening. Overeenkomstig artikel 4, lid 3, wordt het concept van de functionele luchtruimblokken, als gespecificeerd in artikel 5 van deze verordening, uitgebreid door vergelijkbare blokken tot stand te brengen in het onderste luchtruim, in het bijzonder om grensoverschrijdende problemen voor korte tot middellange vluchten te kunnen aanpakken.

    Luchtvaartnavigatiedienstverleners harmoniseren hun werkwijze en praktijken met betrekking tot aanvlieg- en startbewegingen van luchtvaartuigen naar/van luchthavens en hun bewegingen aan de grond in luchthavens. Er wordt een gemeenschappelijke procedure vastgesteld voor de definitie van dergelijke praktijken, in overeenstemming met de procedure van artikel 16, lid 2, van deze verordening, met inbegrip van risicobeoordelingsmethoden om de lokale haalbaarheid van deze procedures te controleren.

    Deel III

    Civiel/militaire coördinatie

    Artikel 10 (Civiel/militaire coördinatie)

    1. De lidstaten zorgen voor een efficiënte toewijzing en gebruik van luchtruim voor civiele en militaire luchtruimgebruikers door middel van de uniforme en volledige toepassing van het concept van het flexibel gebruik van het luchtruim.

    2. De lidstaten bevorderen de organisatie van civiel/militaire samenwerking, met name voor alle aspecten van het luchtruimbeheer en het verkeersstromenbeheer. Civiele en militaire leveranciers van luchtvaartnavigatiediensten wisselen gegevens uit in het kader van de overeenkomsten waarnaar in artikel 10 van Verordening (EEG) nr. XXX/XX [dienstverleningsverordening] wordt verwezen.

    3. Rekening houdend met de algemene voorwaarden voor luchtverkeersstromenbeheer, zoals gedefinieerd in artikel 13 van deze verordening, worden de volgende criteria vastgesteld:

    - voor het gebruik van gescheiden luchtruim, met inbegrip van factoren voor de vaststelling van horizontale en verticale uitbreidingen, de locatie van dat luchtruim, en de onderverdeling ervan in functionele elementen die op verzoek kunnen worden geactiveerd

    - voor de toepassing van het concept van het flexibel gebruik van luchtruim,

    volgens de procedure van artikel 16, lid 2, van deze verordening.

    Deze criteria moeten zorgen voor de tenuitvoerlegging van de in artikel 4 van Verordening (EEG) nr. XXX/XX [kaderverordening] vastgelegde beginselen.

    4. De lidstaten bevorderen de volledige integratie van de luchtdefensie in het luchtruimbeheer, zodat wordt gezorgd voor een volledige benutting van het luchtruim onder bepaalde overeengekomen voorwaarden, terwijl rekening wordt gehouden met de vereisten van de nationale veiligheid.

    5. Onverminderd internationale overeenkomsten en conventies waarbij de Gemeenschap partij is, kunnen de lidstaten teneinde te zorgen voor de veiligheid in de burgerluchtvaart vragen om de indiening van een vluchtplan voor alle militaire vluchten die het luchtruim betreden waarvoor zij luchtverkeersdienstverleners hebben aangewezen in overeenstemming met de artikelen 8 en 9 van Verordening (EEG) nr. XXX/XX [dienstverleningsverordening].

    Artikel 11 (Tijdelijke ontheffing voor aanpassingen)

    Wanneer militaire operaties ernstig worden verstoord, kunnen de lidstaten de Commissie verzoeken aanpassingen op te stellen van de criteria die in overeenstemming met artikel 10, lid 3, op hun grondgebied zijn gedefinieerd. In afwachting van de vaststelling van dergelijke aanpassingen, stelt de Commissie de lidstaat (lidstaten) tijdelijk vrij van de toepassing van de bepalingen.

    Artikel 12 (Informatieverstrekking)

    Overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EEG) nr. XXX/XX [kaderverordening] dienen de lidstaten de nodige informatie over de vraag naar en het daadwerkelijk gebruik van luchtruim dat om militaire redenen tot verboden gebied is verklaard, is gesloten of is beperkt, bij de Commissie in voor verdere analyse en publicatie.

    Deel IV

    Verkeersstromenbeheer

    Artikel 13 (Luchtverkeersstromenbeheer)

    1. Er worden regels vastgesteld voor het luchtverkeersstromenbeheer, teneinde de beschikbare capaciteiten betreffende het gebruik van het luchtruim te optimaliseren en de verkeersstroombeheerprocessen te verbeteren. Deze regels worden gebaseerd op transparantie en efficiency, en moeten ervoor zorgen dat de capaciteit op flexibele en snelle wijze beschikbaar wordt gesteld. Zij bieden ondersteuning voor een kader voor operationele besluitvorming door luchtvaartnavigatiedienstverleners, eigenaren van luchthavens en luchtruimgebruikers, d.w.z. besluitvorming in samenwerkingsverband. Deze maatregelen betreffen:

    - een samenhangend beleid inzake routering en verkeersoriëntering, vastgelegd in één enkele publicatie;

    - samenhang tussen luchthavenslots en slots die zijn toegewezen door de Central Flow Management Unit;

    - tegenstrijdigheden bij de vluchtplanning;

    - opties voor de omleiding van luchtverkeer uit gebieden waar congestie optreedt naar routes in minder drukke gebieden;

    - voorrangsregels voor de toegang tot luchtruim, met name gedurende congestie- en crisisperiodes.

    De nodige uitvoeringsregels worden vastgesteld in overeenstemming met de procedure van artikel 16, lid 2, van deze verordening.

    Deel V

    Slotbepalingen

    Artikel 14 (Procedures)

    Bij het voorbereiden van uitvoeringsregels die onder deze verordening vallen, kan de Commissie in voorkomend geval EUROCONTROL verzoeken om ontwerp-maatregelen op te stellen op basis van een door de Commissie vastgesteld werkprogramma.

    Artikel 15 (Beoordeling van de maatregelen)

    1. Om de maatregelen in overeenstemming te brengen met technische ontwikkelingen, mogen aanpassingen worden aangebracht aan:

    - de in artikel 4, lid 2, van deze verordening bedoelde vlieghoogte,

    - de verwijzingen naar de ICAO- en EUROCONTROL-documenten, zoals bepaald in de artikelen 3, 4 en 6 van deze verordening,

    volgens de procedure van artikel 16, lid 2 van deze verordening.

    2. De Commissie maakt de op basis van deze verordening vastgestelde uitvoeringsregels bekend in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Artikel 16 (Procedures voor het comité voor het gemeenschappelijk luchtruim)

    1. De Commissie wordt bijgestaan door het "Comité voor het gemeenschappelijk luchtruim", zoals bepaald in artikel 7 van Verordening (EEG) nr. XXX/XX [kaderverordening].

    2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is de regelgevingsprocedure van artikel 5 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 7, lid 3, en artikel 8 van dat besluit.

    3. De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn bedraagt één maand [8]."

    [8] Niet meer dan 3 maanden.

    Deel VI

    Inwerkingtreding

    Artikel 19

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, op [...]

    Voor het Europees Parlement Voor de Raad

    De Voorzitter De Voorzitter

    [...] [...]

    Top