This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52000SC1814
Lettre rectificative n° 2 à l'avant-projet de budget pour 2001 partie III - Commission
Lettre rectificative n° 2 à l'avant-projet de budget pour 2001 partie III - Commission
Lettre rectificative n° 2 à l'avant-projet de budget pour 2001 partie III - Commission
NOTA VAN WIJZIGINGEN nr. 2 BIJ HET VOORONTWERP VAN BEGROTING VOOR 2001 AFDELING III - COMMISSIE (ingediend door de Commissie) Overeenkomstig het bepaalde in: - artikel 272 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, - artikel 78 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, - artikel 177 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, - artikel 14 van het Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen [1], laatstelijk gewijzigd bij Verordening nr. 2673/1999 [2] van 13 december 1999, [1] PB L 356 van 31.12.1977, blz. 1. [2] PB L 326 van 18.12.1999, blz. 1. dient de Europese Commissie, om de redenen die zijn aangevoerd in de toelichting, nota van wijzigingen nr. 2 bij het voorontwerp van begroting 2001 in. Een technische bijlage betreffende de financiering van deze nota van wijzigingen wordt afzonderlijk opgesteld. INHOUD 1. ALGEMENE INLEIDING 2. SUBRUBRIEK 1a: MARKTORDENINGEN EN BIJKOMENDE MAATREGELEN 2.1. Ontwikkeling van de landbouwconjunctuur 2.2. Ontwikkeling van de wetgeving 2.3. De pariteit tussen de euro en de dollar 2.4. Ontwikkelingen per sector 3. SUBRUBRIEK 1b: PLATTELANDSONTWIKKELING 4. WIJZIGING VAN DE NOMENCLATUUR EN DE BEGROTINGSTOELICHTING - SCHRAPPING VAN EEN POST 4.1. Wijziging van nomenclatuur en toelichting 4.2. Schrapping van begrotingsplaatsen 4.3. Internationale visserijovereenkomsten I. TOELICHTING Inleiding (1) Overeenkomstig het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 zendt de Commissie deze nota van wijzigingen-ad hoc aan de begrotingsautoriteit toe om de achterliggende gegevens van de in het voorontwerp van begroting opgenomen raming van de landbouwuitgaven bij te werken wat betreft de marktordeningen en bijbehorende maatregelen (subrubriek 1a). De behoeften voor subrubriek 1a zullen naar verwachting 932,5 miljoen EUR lager zijn dan aanvankelijk werd geraamd. In vergelijking met het VOB is de situatie op vrijwel alle landbouwmarkten verbeterd. Dit leidt tot aanzienlijke besparingen voor akkerbouwgewassen (-335 miljoen EUR), suiker (-105 miljoen EUR), groenten en fruit (-130 miljoen EUR), zuivelproducten (-399 miljoen EUR) en schapenvlees (-174 miljoen EUR). Daarentegen moeten de kredieten voor olijfolie (+89 miljoen EUR), vezelgewassen (+97 miljoen EUR) en rundvlees (+82 miljoen EUR) worden verhoogd. In deze nota van wijzigingen wordt tevens rekening gehouden met rechtsgrondslagen die na de indiening van het VOB zijn goedgekeurd en standpunten die de begrotingsautoriteit tijdens de begrotingsdiscussie heeft ingenomen, bv. inzake schoolmelk, vezelvlas en hennep en afzetbevordering. Ongeveer de helft van alle besparingen kan worden toegeschreven aan het effect van de dollarkoers. Bij de opstelling van het VOB in mei 2000 werd de koers van 0,99 USD voor 1 EUR gebruikt. Overeenkomstig de nieuwe verordening betreffende de begrotingsdiscipline die sinds 1 oktober van kracht is, is deze wisselkoers voor nota van wijzigingen nr. 2/2000 bijgesteld tot 0,91. Dit leidt in vergelijking met het VOB tot rechtstreekse besparingen van ongeveer 430 miljoen EUR, voornamelijk wegens aanzienlijk lagere uitvoerrestituties uitgedrukt in EUR. Daarnaast heeft de marktsituatie zich voor de meeste sectoren verder gestabiliseerd, zouden de openbare voorraden kunnen worden verminderd en zouden de opslagkosten derhalve naar verwachting dalen. Wat subrubriek 1b betreft, kan de Commissie, die eind september de ramingen van de lidstaten heeft ontvangen, de cijfers van het VOB bevestigen, d.w.z. dat de kredieten volledig in de begroting moeten worden opgenomen, tot aan het maximum. (2) Overeenkomstig het Interinstitutioneel Akkoord corrigeert de Commissie tevens de hoogte en de verdeling van de kredieten voor internationale visserijovereenkomsten. De operationele begrotingspost B7-8000 wordt verhoogd met ongeveer 42,3 EUR aan vastleggings- en aan betalingskredieten voor drie overeenkomsten die zijn geparafeerd en die spoedig aan de begrotingsautoriteit zullen worden voorgelegd (Groenland, Angola en Ivoorkust). Voorts wordt voorgesteld de kredieten voor de overeenkomst met Marokko ongewijzigd te laten, aangezien deze overeenkomst wellicht begin 2001 in werking zal treden en om geen negatief politiek signaal te geven in dit belangrijke stadium van de onderhandelingen. Rekening houdend met de overeenkomsten die in 2000 zijn verlengd, kunnen de voorzieningen in B0-40 worden verlaagd met ongeveer 45 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en 43 miljoen EUR aan betalingskredieten. Het totale netto-effect is dus een verlaging met ongeveer 2.665.000 EUR aan vastleggingskredieten en 681.000 EUR aan betalingskredieten voor internationale visserijovereenkomsten in vergelijking met het VOB. Ter vergelijking: dit betekent een nettotoename van ongeveer 4 miljoen EUR ten opzichte van eerdere ramingen die destijds in de ontwerp-begroting waren opgenomen en die ongeveer 7 miljoen EUR lager waren dan het VOB. Bij deze eerdere ramingen werd altijd uitdrukkelijk vermeld dat zij later konden worden gewijzigd in het licht van de verdere onderhandelingsresultaten. (3) Aan deze twee gebruikelijke onderdelen van de nota van wijzigingen-ad hoc wil de Commissie een onderdeel toevoegen met betrekking tot het saldo van het jaar 2000. Overeenkomstig artikel 32 van het Financieel Reglement wordt het saldo van elk begrotingsjaar, naar gelang het een overschot of een tekort betreft, in de begroting van het volgende jaar opgenomen bij de ontvangsten of de uitgaven. Volgens de tweede alinea van dit artikel worden de ramingen van deze ontvangsten of uitgaven in de begroting opgenomen tijdens de begrotingsprocedure en, in voorkomend geval, door middel van een nota van wijzigingen. De Commissie is van oordeel dat een geraamd overschot van 900 miljoen EUR bij de ontvangsten in het VOB 2001 kan worden opgenomen. Deze extra ontvangsten zijn voornamelijk het gevolg van de stijging van de geïnde traditionele eigen middelen gedurende het begrotingsjaar, alsmede van een eerste raming van de totale gevolgen van de aanpassingen van de BTW-grondslagen en de BNP-gegevens naar aanleiding van de door de lidstaten aangekondigde wijzigingen. Deze aanpassingen moeten uiterlijk op 1 december 2000 in de rekening van de Commissie worden opgenomen. Het bedrag van 900 miljoen EUR zal derhalve voorlopig in de begroting worden opgenomen onder artikel 300 "overschot van het vorige begrotingsjaar". Na de sluiting van de rekeningen van het begrotingsjaar 2000 zal het verschil ten opzichte van de in deze nota van wijzigingen opgenomen raming in de begroting 2001 worden opgenomen door middel van een gewijzigde of aanvullende begroting, overeenkomstig de derde alinea van artikel 32 van het Financieel Reglement. Overzichtstabel Effect van de nota van wijzigingen voor de financiële vooruitzichten >RUIMTE VOOR DE TABEL> (*) inclusief 163 miljoen EUR aan bijdragen van het personeel in de financiering van de pensioenregeling, overeenkomstig voetnoot nr. 2 in de tabellen van de financiële vooruitzichten en het financieel kader voor de EU-21, gehecht aan het IIA van 6/5/1999. (**) De Commissie neemt akte van een bedrag van 16.883 miljoen euro aan besparingen als gevolg van de herziening van de ramingen (économies de constatation), dat aan de marge moet worden toegevoegd. II - UITGAVEN RUBRIEK 1 - EOGFL-GARANTIE 1. ALGEMENE INLEIDING Het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 mei 1999 over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure bepaalt uit hoofde van de interinstitutionele samenwerking dat, indien zij zulks nodig acht, de Commissie bij de begrotingsautoriteit een nota van wijzigingen-ad hoc kan indienen, teneinde de achterliggende gegevens van de in het voorontwerp van begroting opgenomen raming van de landbouwuitgaven bij te werken. Deze nota van wijzigingen moet vóór eind oktober bij de begrotingsautoriteit worden ingediend. De bedoeling van deze nota van wijzigingen is om de landbouwbegroting op zo actueel mogelijke economische en wetgevingsgegevens te baseren. Voor de Commissie betekent de indiening van een nota van wijzigingen in het najaar een belangrijk element bij het opstellen van een zo realistisch mogelijke begroting, dat ervoor zou moeten zorgen dat de vaststelling van de begroting 2001 onder de beste omstandigheden plaatsvindt. Zoals in het verleden heeft de Commissie een volledige bijwerking per begrotingsplaats uitgevoerd van haar prognoses inzake de landbouwuitgaven. Behalve de marktgegevens worden door de nota van wijzigingen eveneens de sedert de opstelling van het voorontwerp van begroting (VOB) genomen wetgevingsbesluiten op landbouwgebied in de begroting opgenomen. Hierbij gaat het met name om de besluiten die in juli 2000 door de ministers van Landbouw zijn genomen. Wat de marktordeningen en bijkomende maatregelen (subrubriek 1a) betreft, leidt de herziening van de uitgaven tot een vermindering van de in het VOB voorgestelde kredieten. Dit is het gevolg van de relatief goede marktsituatie voor de grote meerderheid van de sectoren enerzijds en de stijging van de dollar ten opzichte van de euro anderzijds. De behoefte aan kredieten wordt geraamd op ongeveer 38 670 miljoen euro. Dit is ongeveer 930 miljoen minder (-2,4%) dan in het VOB, zodat een marge onder het maximum van subrubriek 1a van de financiële vooruitzichten wordt vrijgelaten van ongeveer 1 360 miljoen euro. Overeenkomstig de recente verordening van de Raad betreffende de begrotingsdiscipline is de nota van wijzigingen gebaseerd op de tussen 1 juli en 30 september 2000 geconstateerde wisselkoers tussen de euro en de dollar. Deze koers bedraagt 0,91 (1 EUR = 0,91 $), hetgeen aanzienlijk lager is dan de in het VOB gehanteerde koers (1 EUR = 0,99 $). Ten opzichte van het VOB levert dit ongeveer 430 miljoen euro aan besparingen op. Bijna de helft van de vermindering van de in de nota van wijzigingen gevraagde kredieten ten opzichte van het VOB kan dus worden toegeschreven aan de ontwikkeling van de wisselkoers. Wat de plattelandsontwikkeling (subrubriek 1b) betreft, handhaaft de Commissie haar voorstel om in de begroting 2001 kredieten ter hoogte van het maximum van de financiële vooruitzichten op te nemen. Dit is in overeenstemming met de mededelingen van de lidstaten van 30 september 2000 met hun uitgavenramingen voor de begroting 2001. De volgende tabel geeft een overzicht van de begrotingsraming voor de verschillende hoofdstukken van het EOGFL-Garantie. >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> 2. SUBRUBRIEK 1a: MARKTORDENINGEN EN BIJKOMENDE MAATREGELEN 2.1. Ontwikkeling van de landbouwconjunctuur Sinds de indiening van het voorontwerp van begroting is de marktsituatie in de meeste sectoren verbeterd. Dit geldt in de eerste plaats voor de dierlijke sectoren, met uitzondering van de sector rundvlees (-534 miljoen EUR in totaal voor de dierlijke sectoren). Aanzienlijke besparingen worden tevens verwacht voor akkerbouwgewassen (-335 miljoen EUR), suiker (-105 miljoen EUR) en groenten en fruit (-130 miljoen EUR). Zoals hierboven reeds is vermeld, houden sommige van deze besparingen verband met de stijging van de dollar ten opzichte van de euro, waardoor de wereldprijzen en de communautaire prijzen dichter bij elkaar komen te liggen en dus de uitvoerrestituties en sommige soorten steun dalen. Daarentegen zijn de geraamde uitgaven voor olijfolie hoger wegens een betrekkelijk grote productie (+89 miljoen EUR). Wat de sector vezelgewassen betreft (+97 miljoen EUR), is 69 miljoen EUR van het hoofdstuk akkerbouwgewassen naar het hoofdstuk vezelgewassen overgeheveld als gevolg van het besluit van de Raad Landbouw van juli 2000 om de tenuitvoerlegging van de hervorming van de regeling voor vezelvlas en hennep een jaar uit te stellen. Voor de sector rundvlees ten slotte verwacht de Commissie een lichte stijging van de behoeften (+82 miljoen EUR), voornamelijk in het kader van de uitroeiing van BSE (gekkekoeienziekte). De andere verschillen zijn kleiner; het betreft hier met name de niet in bijlage I opgenomen producten (-29 miljoen EUR, als gevolg van de lagere uitvoerrestituties), de voedselprogramma's (+35 miljoen EUR, met name als gevolg van het besluit van de Raad van juli 2000 betreffende het schoolmelkprogramma) en ten slotte de agromonetaire steun (-53 miljoen EUR). 2.2. Ontwikkeling van de wetgeving Terwijl de gevolgen van het besluit betreffende het "prijzenpakket" voor het verkoopseizoen 2000/2001 gering waren (+9 miljoen EUR), heeft de Raad Landbouw in juli 2000 enkele belangrijke besluiten vastgesteld. De gevolgen ervan zijn in deze nota van wijzigingen verwerkt. Hierbij gaat het in de eerste plaats om de hervorming van het "schoolmelkprogramma" (B1-312), waarvan de kosten worden geraamd op 41 miljoen EUR meer dan in het VOB. De Raad heeft tevens een beslissing genomen over de hervorming van de sector vezelvlas en hennep (B1-140). Deze zal in werking treden met ingang van het verkoopseizoen 2001/02 (d.w.z. een jaar later dan de Commissie had voorgesteld). Voor het verkoopseizoen 2000/01 (gevolgen voor de begroting 2001) heeft de Raad in totaal 88 miljoen EUR uitgetrokken. In vergelijking met het VOB, dat uitging van het hervormingsvoorstel van de Commissie, stijgen de behoeften over het geheel genomen met 9 miljoen EUR (+78 miljoen EUR in hoofdstuk B1-14 - Vezelgewassen en -69 miljoen EUR in het hoofdstuk akkerbouwgewassen als gevolg van het besluit om het in dit hoofdstuk opnemen van de steun voor vezelvlas en hennep een jaar uit te stellen.). Ten slotte heeft de Raad Landbouw besloten de speciale regeling voor dopvruchten (B1-1507: +24 miljoen EUR) met een jaar te verlengen. De nota van wijzigingen houdt rekening met de gevolgen voor de begroting 2001 van het feit dat de Raad in dit stadium nog geen beslissing heeft genomen over de hervorming van de sectoren katoen en bananen. In de katoensector leidt dit tot 68 miljoen EUR aan extra behoeften. In de bananensector daarentegen levert dit een nettobesparing op van 30 miljoen EUR. Meer informatie is te vinden in het punt waarin de ontwikkelingen per sector worden beschreven. 2.3. De pariteit tussen de euro en de dollar De goedkeuring door de Raad van de nieuwe verordening betreffende de begrotingsdiscipline (Verordening (EG) nr. 2040/2000 van 26.9.2000) betekent een fundamentele verandering van de regels inzake de wisselkoers die bij de vaststelling van de landbouwbegroting moet worden gehanteerd. Terwijl in het verleden een vaste koers moest worden gebruikt gedurende de gehele begrotingsprocedure en de uitvoering van de begroting (het ging hierbij om de gemiddelde wisselkoers in de periode januari-maart van het jaar dat aan het begrotingsjaar voorafging), is in artikel 8, lid 1, van de nieuwe verordening bepaald dat de gemiddelde wisselkoers moet worden gehanteerd van het meest recente kwartaal dat ten minste 20 dagen voor de aanneming van het begrotingsdocument door de Commissie is geëindigd. Voor deze nota van wijzigingen is dat de periode 1 juli-20 september 2000. De gemiddelde wisselkoers is 1 EUR = 0,91 $, hetgeen veel lager is dan de koers die bij de opstelling van het VOB is gehanteerd (1 EUR = 0,99 $). Als gevolg hiervan dalen de gevraagde kredieten met ongeveer 430 miljoen EUR. Ter herinnering: in artikel 8, lid 2, van de nieuwe verordening is bepaald dat voor eventuele gewijzigde en aanvullende begrotingen (GAB) een wisselkoers moet worden gehanteerd die is gebaseerd op de daadwerkelijk geconstateerde koers. 2.4. Ontwikkelingen per sector Hierna worden per hoofdstuk de belangrijkste oorzaken voor de verschillen in kredieten tussen de nota van wijzigingen (NvW) en het VOB toegelicht. Hoofdstuk 10 - Akkerbouwgewassen (- 335 miljoen EUR) kredieten VOB: 18 361 miljoen EUR kredieten na NvW: 18 026 miljoen EUR De tijdens de opstelling van het VOB geraamde behoeften zijn gedaald met 1,8%. De marktuitgaven dalen met 242 miljoen EUR en de rechtstreekse steun per hectare met 93 miljoen EUR. De marktuitgaven varen wel bij de stijging van de dollar ten opzichte van de euro. De besparing wordt geraamd op ongeveer 300 miljoen EUR. De besparing betreft zowel de uitgaven voor uitvoerrestituties als de uitgaven voor openbare opslag (verkoopverliezen en waardevermindering). De gevraagde kredieten uit hoofde van de uitvoerrestituties zijn in vergelijking met het VOB niet veel veranderd (-25 miljoen EUR). De uitgevoerde hoeveelheden zijn namelijk verhoogd met 25,5 à 30 miljoen ton. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat een deel van de uitvoer zonder restitutie kan geschieden. De restituties zelf zijn verlaagd voor zachte tarwe en gerst, maar verhoogd voor maïs. De kosten in verband met openbare opslag geven aanzienlijke besparingen te zien (-279 miljoen EUR). Deze kunnen worden toegeschreven aan het feit dat de voorraden aan het begin van het begrotingsjaar naar beneden zijn bijgesteld (8 i.p.v. 17 miljoen ton) en aan de lagere aankopen (11 i.p.v. 17 miljoen ton), hetgeen een logisch gevolg is van de toename van de uitgevoerde hoeveelheden. Ten slotte komen de verwachte uitgaven voor de restituties bij de productie van zetmeel van 299 op 361 miljoen EUR (+62 miljoen EUR) als gevolg van de aanzienlijke daling van de wereldmarktprijzen voor maïs. Wat de rechtstreekse steun betreft, zijn de behoeften over het geheel genomen 93 miljoen EUR lager. Deze daling kan voornamelijk aan twee ontwikkelingen worden toegeschreven. Ten eerste zal de opneming van de steun per hectare voor vezelvlas en hennep in de algemene regeling voor akkerbouwgewassen als gevolg van het besluit van de Raad van juli 2000 om de hervorming van de sector vezelvlas en hennep een jaar uit te stellen, pas in 2001/2002 plaatsvinden, hetgeen gevolgen heeft voor de begroting 2002. Hierdoor dalen voor 2001 de uitgaven in de sector akkerbouwgewassen met ongeveer 69 miljoen EUR. Ten tweede heeft de Commissie de uitgaven bijgesteld naar aanleiding van de mededelingen van de lidstaten over de premieaanvragen. Dit leidt tot een verlaging van de verwachte uitgaven met 24 miljoen EUR. Voor vier lidstaten heeft de Commissie de cijfers niet kunnen bijstellen omdat de mededelingen onvolledig waren. Voor deze lidstaten zijn de cijfers van het VOB gehandhaafd. Hoofdstuk 11 - Suiker (-105 miljoen EUR) kredieten VOB: 1 831 miljoen EUR kredieten na NvW: 1 726 miljoen EUR In de suikersector dalen de verwachte uitgaven met 105 miljoen EUR in vergelijking met het VOB 2001, met name wegens de stijging van de wereldmarktprijzen. Bij de berekening van de hoogte van de restituties is in de nota van wijzigingen uitgegaan van een wereldmarktprijs van 235 USD/ton in plaats van 170 USD/ton in het VOB. Dit leidt tot een restitutie van 439 i.p.v. 525 EUR/ton. Wat betreft de uitvoer boven het WTO-maximum [3] (een hoeveelheid die gelijk is aan de invoer van ACS-suiker): de hoeveelheden blijven gelijk en de ontwikkeling van de prijzen levert een besparing op van 131 miljoen EUR. Voor de overige uitvoer van suiker zijn daarentegen de hoeveelheden naar boven bijgesteld (+237 000 ton), waardoor de behoeften stijgen met 13 miljoen EUR. [3] Wereldhandelsorganisatie. Eveneens als gevolg van de ontwikkeling van de prijzen dalen de behoeften aan kredieten voor restituties voor het gebruik van suiker en isoglucose in de chemische industrie (-14 miljoen EUR). Daarentegen zijn de geraamde uitgaven uit hoofde van de vergoeding van de opslagkosten hoger (+ 24 miljoen EUR) omdat de geraamde voorraden naar boven zijn verhoogd van 94,1 miljoen ton/maand tot 101,6 miljoen ton/maand. Hoofdstuk 12 - Olijfolie (+89 miljoen EUR) kredieten VOB: 2 384 miljoen EUR kredieten na NvW: 2 473 miljoen EUR De kredieten voor olijfolie zijn hoger, met name door de toename van de productie van olijfolie. Bij het ramen van de behoeften van het VOB was ervan uitgegaan dat alle producerende lidstaten hun "gegarandeerde nationale hoeveelheid" (GNH) zouden bereiken. Volgens de verklaringen betreffende de definitieve productie, heeft Italië zijn GNH overschreden (productie van 700.000 ton, GNH van 543.000 ton). De verlaging van de productiesteun is echter niet proportioneel, omdat het stabilisatiemechanisme voorziet in de overdracht van 80% van de niet-gebruikte hoeveelheid van het voorafgaande verkoopseizoen, hetgeen voor dit verkoopseizoen op Italië van toepassing is. Per saldo bedraagt de toename van de kredieten voor productiesteun 76 miljoen EUR. Wegens een hogere productie dan in het VOB werd verwacht, heeft de Commissie de gevraagde kredieten voor particuliere opslag verhoogd van 13 tot 24 miljoen EUR. Hoofdstuk 13 - Gedroogde voedergewassen en peulvruchten (-1 miljoen EUR) kredieten VOB: 385 miljoen EUR kredieten na NvW: 384 miljoen EUR Op basis van de in het verleden opgedane ervaring heeft de Commissie de hoeveelheid in de zon gedroogde voedergewassen verlaagd (van 0,25 tot 0,20 miljoen ton). Alle andere gegevens blijven ongewijzigd ten opzichte van het VOB. Hoofdstuk 14 - Vezelgewassen en zijderupsen (+97 miljoen EUR) kredieten VOB: 758 miljoen EUR kredieten na NvW: 855 miljoen EUR Wat vezelvlas en hennep (B1-140) betreft, ging het VOB uit van het voorstel van de Commissie voor een ingrijpende hervorming van de sector: opneming van de premie in het systeem voor steun per hectare voor akkerbouwgewassen en de aanvulling op de premie die ten laste van de sector blijft komen. Het was de bedoeling dat de hervorming met ingang van het verkoopseizoen 2000/2001 in werking zou treden, d.w.z. dat de gevolgen zich volledig zouden doen gelden vanaf de begroting 2001. De Raad Landbouw heeft tijdens zijn vergadering van juli 2000 een beslissing genomen over de hervorming. Hij heeft besloten de hervorming een verkoopseizoen uit te stellen en als overgangsmaatregel voor het verkoopseizoen 2000/2001 in totaal 88 miljoen EUR uit te trekken. De Commissie stelt dan ook voor dit bedrag in de nota van wijzigingen 2001 op te nemen. De extra uitgaven (78 miljoen EUR ten laste van B1-140) in vergelijking met het VOB worden gedeeltelijk gecompenseerd door een verlaging van de kredieten voor rechtstreekse steun met 69 miljoen EUR (B1-1044 en B1-1054) van het hoofdstuk akkerbouwgewassen. De geraamde behoeften voor katoen (766 miljoen EUR) zijn hoger (+ 19 miljoen EUR) dan die van het VOB, omdat de Raad nog geen beslissing heeft genomen over de hervorming. Het VOB was gebaseerd op het hervormingsvoorstel van de Commissie, dat met name een verhoging van 50% tot 60% behelsde van het percentage waarmee de streefprijs wordt gekort bij overschrijding van de GMH [4]. Indien de hervorming zou zijn goedgekeurd, zouden de behoeften slechts 698 miljoen EUR hebben bedragen dankzij de waardestijging van de dollar en de hogere wereldmarktprijs voor geëgreneerde katoen. [4] Gegarandeerde maximumhoeveelheid. Hoofdstuk 15 - Groenten en fruit (-130 miljoen EUR) kredieten VOB: 1 714 miljoen EUR kredieten na NvW: 1 584 miljoen EUR De Commissie heeft de voor uitvoerrestituties uitgetrokken kredieten met 10 miljoen EUR verlaagd om rekening te houden met de verlaging van de restituties waartoe in juli 2000 werd besloten. Wat de verwerking van tomaten betreft, was het bedrag van de productiesteun voor het verkoopseizoen 2000/01 nog niet bekend toen het VOB werd ingediend; daarom heeft de Commissie het bedrag van het verkoopseizoen 1999/00 gebruikt. Het bedrag van de gemiddelde gewogen steun voor 2000/01 bedraagt 85,6 EUR/ton, tegen 107,7 EUR/ton voor het voorgaande verkoopseizoen, hetgeen leidt tot een besparing van 56 miljoen EUR. Deze vermindering van de steun is met name het gevolg van de stijging van de wereldmarktprijzen. De compenserende steun voor bananen, die beoogt de communautaire producenten schadeloos te stellen voor het verlies aan inkomen dat het gevolg is van de openstelling van de Gemeenschapsmarkt en de daaruit voortvloeiende prijsdaling, is verlaagd (-30 miljoen EUR). De geraamde uitgaven van het VOB 2001 waren namelijk gebaseerd op de veronderstelling dat de hervorming van de bananensector zou zijn goedgekeurd en reeds gevolgen zou hebben voor de in 2000 op de markt gebrachte bananen, hetgeen zou hebben geleid tot een daling van de groothandelsprijzen en een even grote stijging van de compenserende steun. De productiesteun voor verwerkte producten op basis van fruit is eveneens verlaagd wegens de stijging van de wereldmarktprijzen, met name wanneer deze worden uitgedrukt in euro (-19 miljoen EUR). Bij de opstelling van VOB 2001 ging de Commissie ervan uit dat voor de moderniseringsprogramma's een restant van 15 miljoen EUR ten laste van het begrotingsjaar 2001 zou komen. Momenteel lijkt in 2001 geen sprake meer te zijn van significante uitgaven (-15 miljoen EUR). Daarentegen zijn de uitgaven voor steun voor dopvruchten verhoogd. Dit is het gevolg van een versnelde betaalbaarstelling in 2000 van de uit hoofde van de oude programma's verschuldigde bedragen (-10 miljoen EUR) en een verhoging (+24 miljoen EUR) als gevolg van het besluit van de Raad Landbouw om de betalingen aan de producenten uit hoofde van de programma's die normaliter in 2000 aflopen, in het kader van de begroting 2001 voort te zetten. Hoofdstuk 16 - Wijn (+10 miljoen EUR) kredieten VOB: 1 143 miljoen EUR kredieten na NvW: 1 153 miljoen EUR De nieuwe behoeften liggen zeer dicht bij de in het VOB opgenomen kredieten; dit is het gevolg van iets hogere behoeften dan geraamd voor de opslag van wijn en druivenmost (+2 miljoen EUR), de openbare (+ 5 miljoen EUR) en particuliere opslag (+3 miljoen EUR) van alcohol en de steun voor druivenmost (+ 4 miljoen EUR) en de iets lagere behoeften voor distillatie (- 4 miljoen EUR). Daarentegen blijven de geraamde behoeften voor restituties (35 miljoen EUR), rooiprogramma's (14 miljoen EUR) en herstructureringsprogramma's (380 miljoen EUR) ongewijzigd. De wijnbouwsector wordt gekenmerkt door zeer aanzienlijke schommelingen in de uitgaven van begrotingsjaar tot begrotingsjaar, wegens de zowel kwantitatief als kwalitatief wisselende oogsten. De wijnproductie voor 99/2000 die bij de opstelling van het VOB is gebruikt, is aanzienlijk verhoogd (van 173 tot 184 miljoen hl). Daarentegen zal de wijnproductie in 2000/2001 op basis van de eerste door de lidstaten verstrekte gegevens waarschijnlijk lager zijn; het in het VOB gehanteerde cijfer is naar beneden bijgesteld (van 174 tot 171 miljoen hl). Hieruit volgt dat de hoeveelheid wijn die uit de markt zal moeten worden genomen (en gedistilleerd) waarschijnlijk lager zal uitvallen. De uitgaven voor 2001 worden echter sterk beïnvloed door de omvang van de bestaande voorraden, die de beschikbaar komende hoeveelheden doen toenemen. Hoofdstuk 17 - Tabak (-2 miljoen EUR) kredieten VOB: 1 002 miljoen EUR kredieten na NvW 1 000 miljoen EUR Sinds de hervorming van de tabaksector zijn de uitgaven betrekkelijk stabiel. De twee enige nog bestaande instrumenten zijn de premies, die worden toegekend in het kader van een systeem van productiequota per soort tabak, en het communautair fonds voor onderzoek en informatie. De verlaging van de geraamde uitgaven in de nota van wijzigingen met 2 miljoen EUR ten opzichte van het VOB betreft de premies. Zij houdt verband met een zekere verschuiving van de quota tussen tabakssoorten en de stijging van de drachme ten opzichte van de euro ("effect van de dubbele koers"). Hoofdstuk 18 -Andere plantaardige sectoren (+12 miljoen EUR) kredieten VOB: 312 miljoen EUR kredieten na NvW: 324 miljoen EUR Uit dit hoofdstuk worden diverse soorten maatregelen gefinancierd: steun voor de productie van zaaizaad, steun per hectare voor hop en de maatregelen inzake interventie en inkomenssteun in het kader van de gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt. Voor zaaizaad wordt verwacht dat de behoeften met 3 miljoen EUR zullen stijgen als gevolg van een verhoging van de voor steun in aanmerking komende hoeveelheden (350 000 ton in plaats van 339 200 ton in het VOB). Ook voor rijst stijgen de geraamde uitgaven, en wel met een bedrag van circa 9 miljoen EUR, als gevolg van twee ontwikkelingen: - enerzijds een daling van de steun per hectare (-4 miljoen EUR), voornamelijk wegens een afname van de oppervlakten waarvoor steun moet worden betaald (394 927 ha in plaats van 408 034 ha in het VOB), - anderzijds een verhoging van de kredieten voor opslag (+13 miljoen EUR), voornamelijk wegens de stijging van de waardevermindering aan het begin en aan het einde van het begrotingsjaar (+ 14 miljoen EUR). Hoofdstuk 20 - Melk en zuivelproducten (-399 miljoen EUR) kredieten VOB: 2 744 miljoen EUR kredieten na NvW: 2 345 miljoen EUR In vergelijking met het VOB is de situatie op de zuivelmarkt verbeterd. Dankzij de goede situatie op de zuivelmarkt, met name wat betreft mageremelkpoeder, heeft de Commissie verschillende restituties en steunbedragen kunnen verlagen. Zij heeft tevens haar hypothesen inzake interventie kunnen herzien. Een verlaging van de restituties voor mageremelkpoeder en "andere producten" levert besparingen op van respectievelijk 67 en 122 miljoen EUR. Wat de interventies in de vorm van steun voor het gebruik van ondermelk betreft, levert een verlaging van de steunbedragen en een lichte vermindering van de hoeveelheden waarvoor steun wordt betaald, een besparing op van 53 miljoen EUR voor het gebruik van mageremelkpoeder voor de voedering van kalveren en 64 miljoen EUR voor het gebruik van ondermelk voor de productie van caseïne. Wat openbare opslag van mageremelkpoeder betreft, leiden een lagere beginvoorraad (3 265 ton in plaats van 127 000 ton) en veel lagere interventieaankopen dan aanvankelijk verwacht (5 000 ton in plaats van 90 000 ton) ertoe dat de behoeften 69 miljoen EUR lager zijn. Voor de openbare opslag van boter levert voornamelijk de grotere verkochte hoeveelheid (43 000 ton in plaats van 13 000 ton) een besparing van 42 miljoen EUR op. Ook de verlaging van de waardeverminderingspercentages bij het toevoegen aan de voorraad hadden een gunstige invloed op de hoogte van de besparing. De Commissie heeft dus rekening gehouden met de kritiek van de Rekenkamer op deze te hoge percentages. Daarentegen is er een extra behoefte van 15 miljoen EUR om rekening te houden met het arrest van het Hof van Justitie van 27/1/2000 in het kader van de schadeloosstelling van de SLOM-producenten die het aanbod van een forfaitaire vergoeding hebben geweigerd. Hoofdstuk 21 - Rundvlees (+82 miljoen EUR) kredieten VOB: 5 925 miljoen EUR kredieten na NvW: 6 007 miljoen EUR De voornaamste extra behoeften zijn nodig voor de buitengewone maatregelen ter ondersteuning van de rundvleesmarkt en voor de verplichte slachting in het kader van BSE (gekkekoeienziekte) (+ 134 miljoen EUR) en, in mindere mate, voor de speciale premies voor mannelijke runderen (+22 miljoen EUR). Deze extra behoeften worden gedeeltelijk gecompenseerd door met name geringere behoeften uit hoofde van de restituties (-66 miljoen EUR). Wat uitvoerrestituties betreft, zullen de behoeften waarschijnlijk aanzienlijk lager zijn, gezien de daling van de restituties voor de meeste producten in vergelijking met het VOB. Voor de premieregelingen liggen de geraamde behoeften zeer dicht bij die van het VOB. Voor de speciale premie voor mannelijke runderen wordt een lichte stijging van de behoeften 2001 verwacht nu de meest recente door de lidstaten verstrekte gegevens zijn verwerkt, die een stijging van het aantal dieren te zien geven. De behoeften voor de slachtpremie zijn echter kleiner, met name omdat het aantal geslachte dieren in de eerste zes maanden van 2000 kleiner is geweest dan in het VOB was geraamd. Wat de maatregelen in het kader van de uitroeiing van BSE betreft, zijn de behoeften voor het programma voor vrijwillige slacht in het Verenigd Koninkrijk ten opzichte van het VOB aanzienlijk bijgesteld tot 346 miljoen EUR (+131 miljoen EUR). Deze sterke toename is te wijten aan de stijging van het aantal te slachten dieren, het per dier betaalde bedrag en de achterstallige betalingen. Wat het programma voor verplichte selectieve slachting betreft, wordt de aanvankelijke raming, rekening houdend met de voortdurende onzekerheid enerzijds en de uitvoering van deze maatregel in 2000 anderzijds, verhoogd van 10 miljoen EUR tot 13 miljoen EUR. De totale behoeften voor de maatregelen in verband met BSE bedragen in 2001 359 miljoen EUR. De totale kosten voor de marktuitgaven in verband met deze crisis worden momenteel geraamd op 4 159 miljoen EUR voor de periode 1996-2001, waarvan 237 miljoen EUR in de begroting 2000 en 359 miljoen EUR in deze nota van wijzigingen 2001. Hoofdstuk 22 - Schapen- en geitenvlees (-174 miljoen EUR) kredieten VOB: 1 794 miljoen EUR kredieten na NvW: 1 620 miljoen EUR De ooipremie vertegenwoordigt nagenoeg de totaliteit van de uitgaven voor dit hoofdstuk, en het is dus als gevolg van de daling van de behoeften voor deze premie dat die van het hoofdstuk als geheel zijn verminderd ten opzichte van het VOB. De ramingen van de uitgaven houden hoofdzakelijk verband met de ontwikkeling van de marktprijzen en met de omvang van de voor premies in aanmerking komende schapenstapel. De premies uit hoofde van een landbouwjaar worden betaald over twee verschillende begrotingsjaren. De uitgaven in de loop van het begrotingsjaar 2001 betreffen de betaling van ongeveer 70% van de premie van het landbouwjaar 2000 (2e voorschot en saldo) en van 30% van de premie van het landbouwjaar 2001 (1e voorschot). Het VOB was gebaseerd op een verwachte marktprijs van 3 350 EUR per ton voor de landbouwjaren 2000 en 2001. In werkelijkheid zijn de recente prijsontwikkeling en de vooruitzichten beter, en de Commissie is van oordeel dat mag worden uitgegaan van een gemiddelde prijs van 3 560 EUR per ton voor het landbouwjaar 2000. De behoeften voor de premie, die wordt berekend aan de hand van het verschil tussen de basisprijs en de marktprijs, zullen dus wegens deze stijging van de marktprijs geringer uitvallen dan die welke werden berekend voor het VOB. Voor het landbouwjaar 2001 gaat de Commissie uit van 3 400 EUR per ton, hetgeen beter overeenstemt met het gemiddelde niveau over een lange periode. In het algemeen zijn de prognoses betreffende de voor premies in aanmerking komende schapenstapel gebaseerd op de meest recente gegevens betreffende de werkelijke gebruikmaking van het recht op premie. In april 2000 beschikte de Commissie voor het landbouwjaar 1999 slechts over gedeeltelijke gegevens. Momenteel zijn de uit hoofde van het landbouwjaar 1999 betaalde premies praktisch bekend, zodat men daaruit conclusies kan trekken ten aanzien van de omvang van de stapel waarvan bij de ramingen dient te worden uitgegaan. Aan de hand van deze gegevens is de Commissie van mening dat de voor premies in aanmerking komende schapenstapel kan worden geschat op 73,2 miljoen dieren in 2000 en 2001, wat een stijging van 650 000 dieren ten opzichte van het VOB betekent. Voorts zijn de behoeften voor particuliere opslag wegens de reeds genoemde verbetering van de marktsituatie sterk gedaald (van 5 miljoen EUR tot 1 miljoen EUR). Hoofdstuk 23 - Varkensvlees, eieren en pluimvee (-43 miljoen EUR) kredieten VOB: 213 miljoen EUR kredieten na NvW: 170 miljoen EUR De uitgaven van dit hoofdstuk bestaan uit uitvoerrestituties en, voor varkensvlees, eveneens uit uitgaven in verband met interventies in het kader van particuliere opslag. Het verschil ten opzichte van het VOB is uitsluitend toe te schrijven aan een vermindering van de restituties naar aanleiding van een betere situatie op de interne markt. De behoeften voor restituties dalen met 33 miljoen EUR voor varkensvlees en met 10 miljoen EUR voor pluimvee. Hoofdstuk 30 - Niet in bijlage I opgenomen producten I (-29 miljoen EUR) kredieten VOB: 444 miljoen EUR kredieten na NvW: 415 miljoen EUR Dit hoofdstuk betreft bepaalde producten die worden verkregen door de verwerking van landbouwproducten zoals granen, suiker, zuivelproducten en eieren. Het gaat met name om alcoholhoudende dranken op basis van granen, producten op basis van chocolade, bereidingen voor diëten of voor culinair gebruik, alsmede deegwaren, fijn bakkerswerk, banketbakkerswerk en biscuits, enz. De restituties voor deze verwerkte producten zijn verlaagd, met name voor magere melk en suiker (zie de toelichting met betrekking tot deze sectoren). Dankzij deze verlaging kunnen de met restituties uitgevoerde hoeveelheden worden verhoogd: >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> Hoofdstuk 31 - Voedselprogramma's (+35 miljoen EUR) kredieten VOB: 292 miljoen EUR kredieten na NvW: 327 miljoen EUR De nieuwe regeling voor "schoolmelk" die in juli 2000 door de Raad is vastgesteld, voorziet in een medefinancieringspercentage van de steun van 75% in plaats van 50% zoals de Commissie had voorgesteld. Voorts heeft de Raad besloten dat de nieuwe regeling op 1 januari 2001 in werking treedt, hetgeen betekent dat de landbouwbegroting 2001 nog een aanzienlijk deel (naar raming 50%) van het oude programma tegen het medefinancieringspercentage van 95% moet financieren. Ten slotte is de lijst met in aanmerking komende producten uitgebreid. Voor het begrotingsjaar 2001 leidt dit tot een stijging van de behoeften met naar raming 41 miljoen EUR, waardoor de kredieten van de nota van wijzigingen op 89 miljoen EUR komen. Voor de uitreiking aan de meest behoeftigen stelt de Commissie voor de kredieten te handhaven op het traditionele niveau, namelijk 200 miljoen EUR. Deze maatregel behelst uitdeling van producten uit de openbare voorraden aan de meest behoeftigen. Aangezien deze voorraden betrekkelijk klein zijn, lijkt het niet wenselijk de kredieten te verhogen. De behoeften voor de gratis uitreiking van groenten en fruit zijn naar beneden bijgesteld (-5 miljoen EUR) om rekening te houden met de geringere uit de markt genomen hoeveelheden en de geringere uitgereikte hoeveelheden. De kredieten voor de restituties voor voedselhulpacties zijn verminderd (-3 miljoen EUR) in overeenstemming met de daling van bepaalde restituties in de betrokken sectoren. Ten slotte heeft de Commissie 2 miljoen EUR opgenomen om de audit te financieren overeenkomstig artikel 4, lid 1, vierde alinea van Verordening (EG) nr. 2802/98 van de Raad betreffende een programma om de Russische Federatie van landbouwproducten te voorzien. Door de vertraging die dit programma heeft opgelopen, is deze audit nog niet uitgevoerd. Het totale bedrag van 20,4 miljoen EUR dat de begrotingsautoriteit had uitgetrokken voor follow-up, audit, controle en evaluatie van het programma, wordt met deze 2 miljoen EUR niet overschreden. Hoofdstuk 32 - Ultraperifere gebieden (+16 miljoen EUR) kredieten VOB: 230 miljoen EUR kredieten na NvW: 246 miljoen EUR In de nieuwe raming komen de extra behoeften voor de regeling voor de bevoorrading van de Canarische eilanden (+ 15 miljoen EUR) en in mindere mate Madeira (+ 1 miljoen EUR) tot uiting. Deze hogere raming is gebaseerd op de resultaten van de uitvoering van deze regeling voor het begrotingsjaar 2000, die met name bij het POSEICAN-programma een hoog uitvoeringspercentage van de balansen vertonen. Hoofdstuk 33 - Veterinaire en fytosanitaire maatregelen (-4,5 miljoen EUR) kredieten VOB: 110 miljoen EUR kredieten na NvW: 105,5 miljoen EUR De kredieten voor veterinaire maatregelen zijn met 4,5 miljoen EUR verlaagd wegens lagere behoeften voor artikel 330 "Programma's voor de uitroeiing en bewaking van dierziekten". In het VOB heeft de Commissie namelijk een bedrag van 10 miljoen EUR opgenomen uit hoofde van de communautaire bijdrage in de financiering van BSE-tests. Dit bedrag is in de reserve (B0-40) opgenomen in afwachting van de mededelingen van de lidstaten over de omvang van deze actie. Thans blijkt uit deze mededelingen dat een bedrag van 5,5 miljoen EUR volstaat voor de medefinanciering door de Gemeenschap van de in aanmerking komende programma's. De Commissie stelt dan ook voor, - de reserve van 10 miljoen EUR te schrappen, en - 5,5 miljoen EUR aan extra kredieten op te nemen in artikel B1-330, waardoor het totaal van 45,2 op 50,7 miljoen EUR komt. Hoofdstuk 38 - Afzetbevordering (+2 miljoen EUR) kredieten VOB: 64,5 miljoen EUR kredieten na NvW: 66,5 miljoen EUR De behoeften van de nota van wijzigingen zijn hoger omdat een bedrag van 2 miljoen EUR is opgenomen voor afzetbevorderingsacties binnen de Unie, bijvoorbeeld voor levende planten en bloemen, waarin het VOB niet voorzag. Hoofdstuk 39 - Andere maatregelen (agromonetaire steun) (-53 miljoen EUR) kredieten VOB: 470 miljoen EUR kredieten na NvW: 417 miljoen EUR Het gaat in de eerste plaats om steunmaatregelen waartoe is besloten in het kader van het oude systeem, dat gold vóór de invoering van de euro. In haar VOB heeft de Commissie de uitgaven hiervoor geraamd op 88 miljoen EUR. Dit bedrag was bedoeld voor de betaling van steun aan Italië naar aanleiding van de aanzienlijke revaluatie van de lire in 1997. De raming was gebaseerd op de hypothese dat uitkering van de tweede tranche door Italië ten laste zou komen van de begroting 2001. Italië heeft de betalingen echter versneld, zodat een deel van deze tranche reeds in 2000 is betaald, hetgeen een verhoging van de kredieten in 2000 vergde. Zelfs wanneer rekening wordt gehouden met de betaling van een gedeelte van de derde tranche in 2001, alsmede met geringe resterende uitgaven voor Ierland, blijken de behoeften voor dit type steun ongeveer 16 miljoen EUR lager te zijn. Het tweede type steun wordt toegekend naar aanleiding van de invoering van de euro en de gelijktijdige opheffing van de "groene koersen". Op basis van recente gegevens zouden de uitgavenramingen van het VOB nog steeds gelden. In de nota van wijzigingen is een bedrag van 256 miljoen EUR opgenomen. Ten slotte is er het derde type agromonetaire steunmaatregelen in het kader van het nieuwe systeem. Deze zijn beperkt tot de lidstaten die niet aan de euro deelnemen en dienen ter compensatie van dalingen (in nationale valuta's) van de prijzen en/of rechtstreekse steunmaatregelen die het gevolg zijn van een opwaardering van de betrokken valuta ten opzichte van de euro. De geraamde uitgaven dalen van 117 miljoen EUR in het VOB tot 81 miljoen EUR in de nota van wijzigingen. Het Verenigd Koninkrijk, de voornaamste begunstigde van deze steun, heeft namelijk afgezien van de betaling van de steun op structureel of milieugebied en van de betaling van de tweede tranche van de steun wat betreft de "premies voor schapenvlees". De compensaties uit hoofde van de steun voor akkerbouwgewassen zijn lager naar aanleiding van de devaluatie van het pond ten opzichte van de euro in vergelijking met de situatie op het moment waarop het VOB werd opgesteld. 3. SUBRUBRIEK 1b: PLATTELANDSONTWIKKELING Hoofdstuk 40 - Plattelandsontwikkeling (kredieten ongewijzigd) kredieten VOB: 4 495 miljoen EUR kredieten na NvW: 4 495 miljoen EUR Overeenkomstig de nieuwe regels inzake plattelandsontwikkeling die van toepassing zijn, hebben de lidstaten de Commissie voor 30 september 2000 hun uitgavenramingen voor begrotingsjaar 2001 medegedeeld. In totaal overschrijden deze ramingen het maximum van de financiële vooruitzichten van subrubriek 1b voor 2001. De Commissie stelt dan ook voor om in de begroting 2001 kredieten ter hoogte van dit maximum op te nemen. De Commissie had in haar VOB reeds kredieten ter hoogte van het maximum opgenomen. Hoewel de Commissie haar standpunt over de totale hoogte van de kredieten dus niet heeft gewijzigd, heeft zij de verdeling van de kredieten over de verschillende maatregelen bijgesteld aan de hand van de genoemde mededelingen van de lidstaten. 4. WIJZIGING VAN DE NOMENCLATUUR EN DE BEGROTINGSTOELICHTING - SCHRAPPING VAN EEN POST De volgende wijzigingen zijn hoofdzakelijk het gevolg van het besluit van de Raad Landbouw van juli 2000 om de hervorming van de sector vlas en hennep een jaar uit te stellen. De wijzigingen van de toelichting en de invoering van twee nieuwe begrotingsplaatsen die in het VOB werden voorgesteld, hebben dus geen betrekking op de begroting 2001, maar op die van 2002. Voor 2001 moet de oude nomenclatuur die voor de begroting 2000 gold, dus worden hersteld. Voorts stelt de Commissie voor een toelichting aan artikel B1-319 toe te voegen. Deze toelichting heeft betrekking op Verordening (EG) nr. 2802/98 van de Raad betreffende een programma om de Russische Federatie van landbouwproducten te voorzien. Zoals hierboven met betrekking tot hoofdstuk B1-31 is opgemerkt, heeft de Commissie 2 miljoen EUR opgenomen om de door deze verordening voorgeschreven audit te financieren en is zij van mening dat de begrotingstoelichting moet worden aangevuld. Nogmaals, het totale bedrag van 20,4 miljoen EUR dat de begrotingsautoriteit had uitgetrokken voor follow-up, audit, controle en evaluatie van het programma, wordt met deze 2 miljoen EUR niet overschreden. 4.1. Wijziging van nomenclatuur en toelichting artikelen B1-1044 en B1-1054: - Nieuwe omschrijving: "Steun voor de producenten van lijnzaad" - Schrapping van de tweede alinea van de toelichting artikel B1-319: - Toevoeging van de volgende toelichting aan het einde van het artikel: "De in dit artikel opgenomen kredieten dienen ter financiering van de uitvoering van de audit van het programma om de Russische Federatie van landbouwproducten te voorzien. Deze audit wordt voorgeschreven door artikel 4, lid 1, vierde alinea van Verordening (EG) nr. 2802/98 van de Raad. De audit zal voor het einde van het begrotingsjaar 2001 zijn voltooid." 4.2. Schrapping van begrotingsplaatsen - Artikel B1-1401 - Steun voor de verwerking van lange vlasvezels - Artikel B1-1403 - Steun voor de verwerking van korte vlasvezels en hennepvezels. RUBRIEK 4 -EXTERN BELEID 4.3. Internationale visserijovereenkomsten De Commissie stelt voor de bedragen van het VOB als volgt te wijzigen: Post B7-8000: 191.253.000 EUR aan vastleggingskredieten (in vergelijking met 149.000.000 EUR in het VOB) en 197.853.000 EUR aan betalingskredieten (in vergelijking met 155.600.000 EUR in het VOB) voor lopende overeenkomsten. Hoofdstuk B0-40 (reserve): 78.382.000 EUR aan vastleggingskredieten (in vergelijking met 123.300.000 EUR in het VOB) en 73.766.000 EUR aan betalingskredieten (in vergelijking met 116.700.000 EUR in het VOB). In totaal betekent dit een nettoverlaging met bijna 2,7 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en 681.000 EUR aan betalingskredieten in vergelijking met het VOB. Ten opzichte van de ontwerp-begroting van 2000 is dit een nettoverhoging met ongeveer 4 miljoen EUR in vergelijking met de destijds gemaakte ramingen. De belangrijkste redenen voor de voorgestelde wijzigingen in de toewijzingen van kredieten zijn de volgende: a) Naar aanleiding van de afronding van de onderhandelingen met Groenland en de parafering van een vierde financieel protocol stelt de Commissie voor om in post B7-8000 voor Groenland iets hogere bedragen op te nemen dan aanvankelijk voorzien. Dit geldt ook voor Ivoorkust, waarvoor de kredieten voor 2000 ook licht zijn verhoogd. Anderzijds zijn de kredieten met betrekking tot de overeenkomst met Angola enigszins verlaagd. b) Een klein bedrag dat bestemd is voor Equatoriaal-Guinea, wordt van post B7-8000 naar hoofdstuk B0-40 overgeheveld, aangezien de eerdere overeenkomst slechts met een jaar is verlengd in plaats van met de aanvankelijk geplande langere periode. Over deze overeenkomst moet derhalve in 2001 opnieuw worden onderhandeld. c) Wegens de onzekerheid met betrekking tot de onderhandelingen over nieuwe overeenkomsten met landen zoals Argentinië, Mozambique en Rusland of in de Zuidelijke Stille Oceaan, wordt voorgesteld de reserve (hoofdstuk B0-40) te verlagen met ongeveer 7 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en 4,9 miljoen EUR aan betalingskredieten. d) De Commissie stelt voor om de voor de overeenkomst met Marokko bestemde kredieten in post B7-8000 te laten omdat de verwachting nog steeds is dat de overeenkomst begin 2001 in werking treedt. De Commissie heeft onlangs op hoog niveau contract gehad met de koning en de premie van Marokko, hetgeen tot een doorbraak lijkt te hebben geleid. De technische onderhandelingen zullen spoedig worden hervat. Overeenkomstig de bepalingen van het Interinstitutioneel Akkoord verwacht de Commissie ter staving van de in de nota van wijzigingen opgenomen bedragen in november bijgewerkte vooruitzichten inzake het sluiten of verlengen van overeenkomsten aan de begrotingsautoriteit toe te zenden. III. ONTVANGSTEN Saldo van het begrotingsjaar 2000 In artikel 32, eerste alinea, van het Financieel Reglement van 21 december 1977 (PB L 356 van 31.12.77 en opeenvolgende wijzigingen) is bepaald dat het saldo van elk begrotingsjaar, naar gelang het een overschot of een tekort betreft, in de begroting van het volgende begrotingsjaar bij de ontvangsten of de uitgaven wordt opgenomen. In de tweede alinea van dit artikel wordt hieraan toegevoegd dat de ramingen van deze ontvangsten of uitgaven in de begroting worden opgenomen tijdens de begrotingsprocedure en, in voorkomend geval, door middel van de procedure van een nota van wijzigingen, die wordt ingediend overeenkomstig artikel 14 van het Financieel Reglement. De Commissie is van oordeel dat een geraamd saldo van in totaal 900 miljoen EUR bij de ontvangsten in de begroting 2001 kan worden opgenomen. Dit overschot is voornamelijk het gevolg van de stijging van de geïnde traditionele eigen middelen gedurende het begrotingsjaar, alsmede van een eerste raming van de totale gevolgen van de aanpassingen van de BTW- en BNP-grondslagen naar aanleiding van de door de lidstaten aangekondigde wijzigingen. Deze aanpassingen moeten uiterlijk op 1 december 2000 in de rekening van de Commissie worden opgenomen. Dit bedrag is als voorlopig bedrag in artikel 300 "Overschot van het vorige begrotingsjaar" opgenomen. Na de sluiting van de rekeningen van het begrotingsjaar 2000 zal het verschil ten opzichte van de ramingen in de begroting 2001 worden opgenomen door middel van een gewijzigde en/of aanvullende begroting, overeenkomstig artikel 32, derde alinea, van het Financieel Reglement. >RUIMTE VOOR DE TABEL> ALGEMENE STAAT VAN ONTVANGSTEN TITEL 3 OVERSCHOTTEN HOOFDSTUK 30 OVERSCHOT VAN HET VORIGE BEGROTINGSJAAR 300 OVERSCHOT VAN HET VORIGE BEGROTINGSJAAR >RUIMTE VOOR DE TABEL> Toelichting: ongewijzigd STAAT VAN UITGAVEN AFDELING III - COMMISSIE Wijziging van nomenclatuur en toelichting artikelen B1-1044 en B1-1054: - Nieuwe omschrijving: "Steun voor de producenten van lijnzaad" - Schrapping van de tweede alinea van de toelichting artikel B1-319: - Toevoeging van de volgende toelichting aan het einde van het artikel: "De in dit artikel opgenomen kredieten dienen ter financiering van de uitvoering van de audit van het programma om de Russische Federatie van landbouwproducten te voorzien. Deze audit wordt voorgeschreven door artikel 4, lid 1, vierde alinea van Verordening (EG) nr. 2802/98 van de Raad. De audit zal voor het einde van het begrotingsjaar 2001 zijn voltooid." Schrapping van begrotingsplaatsen - Artikel B1-1401 - Steun voor de verwerking van lange vlasvezels - Artikel B1-1403 - Steun voor de verwerking van korte vlasvezels en hennepvezels.