This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52000SC1356
Commission Report to the European Parliament and the Council on EAGGF Guarantee Section expenditure - Early warning system No 8/2000
Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie - Alarmsysteem N° 8/2000
Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie - Alarmsysteem N° 8/2000
/* SEC/2000/1356 def. */
Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie - Alarmsysteem N° 8/2000 /* SEC/2000/1356 def. */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie Alarmsysteem N° 8/2000 INHOUDSOPGAVE 1. Algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven 2. Besteding van de kredieten (voorlopige cijfers) 3. Toelichting 4. Conclusies 1. Algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven De onderstaande tabellen geven de algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven ten opzichte van het uitgavenprofiel aan. De cijfers zijn gebaseerd op de uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 1999 tot en met 30 juni 2000. 1.1. Subrubriek 1a "Traditionele uitgaven van het EOGFL-Garantie en veterinaire uitgaven" >RUIMTE VOOR DE TABEL> 1.2. Subrubriek 1b « Plattelandsontwikkeling en begeleidende maatregelen » >RUIMTE VOOR DE TABEL> 3. Toelichting 3.1. Besteding van de kredieten voor augustus 2000 Voor augustus 2000 (uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 1999 tot en met 30 juni 2000) is van de kredieten van rubriek 1 van de begroting een bedrag van 33 972 mln euro, d.w.z. 82,9 %, besteed. De uitgaven liggen - voor subrubriek 1a (traditionele uitgaven van het EOGFL-Garantie en veterinaire uitgaven) 111 miljoen EUR boven de indicator, - voor subrubriek 1b (plattelandsontwikkeling en begeleidende maatregelen) 1 466 miljoen EUR onder de indicator. 3.2. Monetaire factoren 3.2.1. Dollarpariteit Het bovenstaande totale uitgavenbedrag is inclusief de ontwikkeling van de dollarpariteit van de euro. Voor een groot deel van de uitvoerrestituties voor landbouwproducten, met name die voor granen en suiker, en voor bepaalde vormen van interne steun, zoals die voor katoen, is het uitgavenpeil afhankelijk van de ontwikkeling van de dollarkoers. Overeenkomstig de beschikking van de Raad betreffende de begrotingsdiscipline is voor het opstellen van de landbouwbegroting 2000 uitgegaan van de gemiddelde dollarpariteit van januari, februari en maart 1999, en die is 1 EUR = 1,12 $. De reële koersen van de euro waren aanzienlijk lager dan de pariteit waarvan is uitgegaan voor de begroting. De gemiddelde notering van de dollar over de periode 1 augustus 1999 - 31 juli 2000 (de referentieperiode voor het bepalen van het effect van de dollarkoers) zal verschillen van de dollarpariteit waarvan is uitgegaan voor de begroting en de uitgaven van de lidstaten zullen als gevolg van de ontwikkeling van de dollarkoers lager uitkomen [1]. De besparing zal naar schatting 400 - 500 miljoen EUR bedragen. [1] De gemiddelde dollarnotering in de periode van 1 augustus 1999 tot en met 18 juli 2000 is 1 EUR = 1 $. Als de koers van 18 juli (1 EUR = 0,95 $) onveranderd blijft tot het einde van het begrotingsjaar zal de gemiddelde pariteit uitkomen op ongeveer 1 $. Deze besparing komt echter slechts gedeeltelijk ten goede aan het EOGFL-Garantie. Er zij namelijk op gewezen dat besparingen boven de op grond van de regels van de begrotingsdiscipline geldende franchise van 200 miljoen EUR niet gebruikt mogen worden voor de financiering van andere maatregelen, maar aan het einde van het begrotingsjaar worden overgeschreven naar de monetaire reserve. 3.2.2. Effect van de dubbele omrekeningskoers Aan de hantering van de dubbele omrekeningskoers zullen veel lagere uitgaven verbonden zijn dan in de voorbije jaren. De afschaffing van de groene koersen heeft tot gevolg dat het effect van de dubbele omrekeningskoers wegvalt in de landen die deelnemen aan de euro, hetgeen dus aanzienlijke besparingen oplevert. De met de dubbele omrekeningskoers gemoeide kosten zijn voor het EOGFL-Garantie bij het opstellen van de nota van wijzigingen op 119 miljoen EUR geraamd. Volgens een recente berekening zouden deze kosten echter 240 miljoen EUR bedragen, dus 121 miljoen EUR meer. 3.3. Marktfactoren 3.3.1. Subrubriek 1a: traditionele uitgaven van het EOGFL-Garantie en veterinaire uitgaven Hoofdstuk B1-10 : Akkerbouwgewassen // + 280 mln EUR // (uitgaven : 16 285 mln EUR) (indicator : 16 005 mln EUR) De overbesteding is toe te schrijven aan: - de lineaire verlaging van de kredieten door de Begrotingsautoriteit bij de vaststelling van de begroting; vooral voor bepaalde begrotingslijnen die betrekking hebben op hectaresteun is er een overschrijding van de indicator, - de hogere restituties voor de productie van zetmeel en aardappelmeel (grotere hoeveelheden), - de hogere uitvoerrestituties, ondanks besparingen als gevolg van de gunstige ontwikkeling van de dollarkoers. De ramingen van de lidstaten geven evenwel voor de komende maanden een laag uitgavenpeil voor de restituties aan. Daarentegen is er een onderbesteding voor de steun voor durumtarwe, hetgeen een gevolg is van het lagere betalingstempo in Italië. De Commissie verwacht dat de uitgaven aan het einde van het begrotingsjaar lager zullen blijken dan de begrotingskredieten. De onderbesteding zal zijn toe te schrijven aan de lagere uitgaven voor openbare opslag, uitvoerrestituties en steun voor durumtarwe. Daar staat tegenover dat de uitgaven voor hectaresteun de daarvoor in de begroting opgenomen bedragen zullen overschrijden (als gevolg van de lineaire verlaging van de kredieten), en dat zal ook het geval zijn voor de restituties voor de productie van zetmeel en aardappelmeel. Er zij evenwel op gewezen dat in het uitgavenpeil aan het einde van het begrotingsjaar de besparingen zullen zijn verdisconteerd die voortvloeien uit de gunstige ontwikkeling van de dollarkoers en dat bijgevolg een aanzienlijk bedrag zal moeten worden overgeschreven naar de monetaire reserve. Hoofdstuk B1-12 : Olijfolie // - 35 mln EUR // (uitgaven : 1 990 mln EUR) (indicator : 2 026 mln EUR) De onderbesteding ten opzichte van de indicator is het gevolg van de lager uitvallende uitgaven voor steun voor de productie van olijfolie. Doordat de lidstaten de kwantitatieve gegevens te laat hebben doorgegeven en die gegevens bovendien in een aantal gevallen nog sterk afweken van vroegere mededelingen, zodat een nader onderzoek door de diensten van de Commissie nodig was, heeft de Commissie het voor het verkoopseizoen 1998/1999 te betalen saldo pas later dan in de voorbije jaren kunnen vaststellen. Een en ander heeft tot gevolg dat er op dit ogenblik een onderbesteding is, en dat kan ook het geval zijn aan het einde van dit begrotingsjaar, omdat de late vaststelling van de verordening ook als consequentie heeft dat de termijn voor de uitbetaling van het saldo van de productiesteun van het huidige begrotingsjaar naar 2001 moet worden verschoven. Hoofdstuk B1-15 : Groenten en fruit // - 150 mln EUR // (uitgaven : 1 114 mln EUR) (indicator : 1 264 mln EUR) De onderbesteding ten opzichte van de indicator heeft vooral betrekking op de sector verwerkte groenten en fruit en houdt voornamelijk verband met de minder hoge uitgaven voor de financiële vergoedingen om de verwerking van citrus te stimuleren. Voor een deel moet deze onderbesteding zijn toe te schrijven aan te late betaling en waarschijnlijk zullen de oorspronkelijk voor het begrotingsjaar 2000 geplande uitgaven gedeeltelijk pas in het volgende begrotingsjaar plaatsvinden. Hoofdstuk B1-17 : Tabak // - 151 mln EUR // (uitgaven : 805 mln EUR) (indicator : 955 mln EUR) De onderbesteding ten opzichte van de indicator is toe te schrijven aan de lage uitgaven voor premies voor de oogst 1999 in Italië. De door de lidstaten medegedeelde ramingen wijzen op een onderbesteding aan het einde van het begrotingsjaar. In de veronderstelling dat de meegedeelde ramingen betrouwbaar zijn, zouden de toegewezen quota voor een groot deel ongebruikt blijven. Hoofdstuk B1-20 : Melk en zuivelproducten // - 60 mln EUR // (uitgaven : 2 025 mln EUR) (indicator : 2 084 mln EUR) Er valt een aanzienlijke onderbesteding te constateren voor de openbare opslag van mageremelkpoeder. De winsten uit de verkoop zijn duidelijk hoger dan verwacht doordat grote hoeveelheden uit de openbare interventievoorraden zijn verkocht en geen mageremelkpoeder is aangekocht bij interventie. Deze onderbesteding wordt voor een deel gecompenseerd door overschrijdingen van de indicator voor de uitgaven voor openbare opslag van boter (grotere hoeveelheden aangekocht) en de steun voor het gebruik van ondermelk en mageremelkpoeder (met name steun voor ondermelk voor de vervaardiging van caseïne). Verwacht wordt dat de uitgaven aan het einde van het begrotingsjaar lager zullen uitkomen dan de begrotingskredieten. Dat zal een gevolg zijn van de lagere uitgaven voor de openbare opslag van mageremelkpoeder en de hoger dan verwachte opbrengst van de extra heffingen voor melk. De uitgaven voor de openbare opslag van boter en voor steun voor het gebruik van ondermelk zullen waarschijnlijk hoger uitkomen dan de daarvoor uitgetrokken begrotingsmiddelen. Hoofdstuk B1-21 : Rundvlees // + 161 mln EUR // (uitgaven : 4 250 mln EUR) (indicator : 4 089 mln EUR) De overbesteding is toe te schrijven aan: - hogere uitgaven voor premies, als gevolg van de lineaire verlaging van de kredieten door de Begrotingsautoriteit, - de hoger dan verwachte uitgaven voor buitengewone ondersteuningsmaatregelen (slacht en destructie van dieren in het Verenigd Koninkrijk in het kader van de uitroeiing van BSE), - hogere uitgaven voor openbare opslag, vanwege de lagere winst op de verkoop. Verwacht wordt dat, gezien het vorenstaande, de uitgaven aan het einde van het begrotingsjaar hoger zullen uitkomen dan de kredieten. Hoofdstuk B1-22 : Schapen- en geitenvlees // + 48 mln EUR // (uitgaven : 1 238 mln EUR) (indicator : 1 189 mln EUR) De overbesteding is een gevolg van de in vergelijking met de voorbije jaren snellere uitbetaling van het saldo van de ooipremies voor 1999, maar dit is louter tijdelijk. Te verwachten valt juist dat de uitgaven voor dit hoofdstuk zullen dalen omdat voor 1999 en 2000 minder geld nodig zal zijn voor de ooipremie (prijspeil op de markt van de Gemeenschap hoger dan verwacht). Hoofdstuk B1-30 : Niet in bijlage I vermelde producten // + 23 mln EUR // (uitgaven : 416 mln EUR) (indicator : 393 mln EUR) De overbesteding is toe te schrijven aan de hogere uitgaven voor verschillende basisproducten (producten op basis van graan, boter en ondermelk). Er zijn vooral grotere hoeveelheden geëxporteerd. Om de uitgaven te beperken, heeft de Commissie midden mei de afgifte van uitvoercertificaten die recht geven op betaling van de uitvoerrestitutie geschorst. De besteding aan het einde van het begrotingsjaar ten opzichte van de uitgetrokken middelen hangt met name af van de mate waarin de vóór die datum afgegeven certificaten gebruikt zullen zijn en van het tempo waarin de betaalorganen van de lidstaten de betalingen uitvoeren. Hoofdstuk B1-37 : Goedkeuring van de rekeningen en verlaging van de voorschotten // Onder dit hoofdstuk, dat buiten het systeem van de indicator wordt gehouden, vallen de financiële correcties waartoe in het kader van de goedkeuring van de rekeningen wordt besloten, en ook de verlagingen en schorsingen van voorschotten (verlaging/schorsing van maandelijks te vergoeden bedragen) voor de lidstaten. Aan het einde van het begrotingsjaar zullen de geboekte uitgaven ongeveer op het niveau van de begrotingsmiddelen uitkomen. De ontvangsten in verband met de goedkeuring van de rekeningen zullen iets lager zijn dan geraamd, maar dit zal worden gecompenseerd door hogere bedragen uit de verlagingen van de voorschotten. Deze verlagingen houden met name verband met: - het niet innen van de extra heffing voor melk voor het melkprijsjaar 1998/1999 in Italië (- 64 miljoen EUR), - tekortkomingen bij de toepassing van het geïntegreerde systeem in Griekenland ( - 75 miljoen EUR), - correcties voor verschillende lidstaten in verband met overschrijdingen van de betalingstermijnen (- 10 miljoen EUR). 3.3.2. Subrubriek 1b: plattelandsontwikkeling en begeleidende maatregelen Hoofdstuk B1-40 : Plattelandsontwikkeling // - 1 446 mln EUR // (uitgaven : 1 279 mln EUR) (indicator : 2 726 mln EUR) De onderbesteding is een gevolg van het feit dat de Commissie de nieuwe programma's voor 2000-2006 nog niet heeft goedgekeurd. Voorlopig kan de Commissie alleen de uitgaven voor de vroegere begeleidende maatregelen in aanmerking nemen, terwijl de overige uitgaven voor plattelandsontwikkeling pas na de goedkeuring van deze programma's aan de begroting van het EOGFL-Garantie toegerekend kunnen worden. De ramingen van de lidstaten geven aan dat de uitgaven uiteindelijk veel lager zullen uitkomen dan de begrotingskredieten. 4. Conclusies Voor augustus 2000 (uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 1999 tot en met 30 juni 2000) is van de kredieten van rubriek 1 van de begroting een bedrag van 33 972 mln euro, d.w.z. 82,9 %, besteed. 4.1. Besteding van de kredieten voor subrubriek 1a De uitgaven voor subrubriek 1a (traditionele uitgaven van het EOGFL-Garantie en veterinaire uitgaven) liggen 111 miljoen EUR boven de indicator. Een overschrijding van de indicator is er vooral in de volgende sectoren: - akkerbouwgewassen (+ 280 mln EUR), als gevolg van de lineaire verlaging van de kredieten door de Begrotingsautoriteit bij de vaststelling van de begroting en van de hogere uitgaven voor restituties voor zetmeel en aardappelmeel; (wel wordt verwacht dat de uitgaven aan het einde van het begrotingsjaar lager zullen uitkomen dan de kredieten, doordat minder wordt uitgegeven voor de graanmarkt), - rundvlees (+ 161 miljoen EUR), als gevolg van de hoger dan verwachte uitgaven voor de premies en voor slacht en destructie van dieren in het kader van de uitroeiing van BSE in het Verenigd Koninkrijk, alsmede voor openbare opslag, - schapen- en geitenvlees (+ 48 mln EUR), als gevolg van de versnelde uitbetaling van de ooipremie (verwacht wordt dat de uitgaven aan het einde van het begrotingsjaar lager zullen uitkomen dan de kredieten), - niet in bijlage I vermelde producten (+ 23 mln EUR), als gevolg van de grotere geëxporteerde hoeveelheden. Een onderbesteding ten opzichte van de indicator is er vooral in de volgende sectoren: - tabak (- 151 mln EUR), als gevolg van de lagere uitgaven voor de premies in Italië (eventueel betalingsachterstand), - groenten en fruit (- 150 mln EUR), vooral als gevolg van de minder hoge uitgaven voor verwerkte groenten en fruit (gedeeltelijk toe te schrijven aan te late betalingen), - melk en zuivelproducten (- 60 mln EUR), als gevolg van de hogere winsten uit de verkoop van mageremelkpoeder uit openbare opslag, - olijfolie (- 35 mln EUR), als gevolg van het feit dat de verordening op grond waarvan het productiesteunsaldo kan worden uitbetaald later dan in de voorbije jaren wordt vastgesteld. De Commissie verwacht dat de uitgaven aan het einde van het begrotingsjaar voor subrubriek 1a lager zullen uitkomen dan oorspronkelijk verwacht. Dat wordt bevestigd door de uitgavenramingen van de lidstaten. Volgens die ramingen zullen de uitgaven van de lidstaten tot aan het einde van de maand augustus niet meer boven de indicator uitkomen, maar er (ongeveer 200 mln EUR) onder blijven. Voor de resterende weken van september en oktober (15.10) verwacht de Commissie nog verdere onderbestedingen, bij voorbeeld in verband met de hogere ontvangsten uit de extra heffing voor melk. De op de begroting voor 2000 uitgetrokken bedragen zouden dus moeten volstaan om de aan de lidstaten te vergoeden uitgaven en het naar de monetaire reserve over te boeken bedrag (200 à 300 mln EUR) te dekken. 4.2. Besteding van de kredieten voor subrubriek 1b Voor subrubriek 1b (plattelandsontwikkeling en begeleidende maatregelen) liggen de uitgaven 1 446 miljoen EUR onder de indicator. Dit is een gevolg van het feit dat de Commissie de nieuwe programma's voor de periode 2000-2006 nog niet heeft goedgekeurd. Voorlopig kan de Commissie alleen de uitgaven voor de vroegere begeleidende maatregelen in aanmerking nemen, terwijl de overige uitgaven voor plattelandsontwikkeling pas na de goedkeuring van deze programma's aan het EOGFL Garantie toegerekend kunnen worden. De ramingen van de lidstaten geven aan dat de uitgaven uiteindelijk veel lager zullen uitkomen dan de begrotingskredieten.