EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52000PC0566

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende meetinstrumenten

/* COM/2000/0566 def. - COD 2000/0233 */

PB C 62E van 27/02/2001, p. 1–78 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52000PC0566

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende meetinstrumenten /* COM/2000/0566 def. - COD 2000/0233 */

Publicatieblad Nr. 062 E van 27/02/2001 blz. 0001 - 0078


Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende meetinstrumenten

(door de Commissie ingediend)

INHOUDSTAFEL

TOELICHTING

1 ACHTERGROND

1.1. Kader

1.2. Markteigenschappen

1.3. Bestaande wettelijke regeling

1.4. De noodzaak van vervanging

1.5. De richtlijn Meetinstrumenten

2. HET VOORSTEL

3. SAMENHANG MET COMMUNAUTAIRE BEGINSELEN

3.1. Evenredigheid

3.2. Subsidiariteit

4. SAMENHANG MET HET COMMUNAUTAIR BELEID

4.1. Industriebeleid

5. ANALYSE VAN DE GEVOLGEN

5.1. Het effect op de consumenten

5.2. Het effect op de fabrikant

5.3. Openbare nutsbedrijven

5.4. Andere sectoren dan die van de nutsbedrijven

6. VERWIJZING NAAR HET WERKPROGRAMMA

7. BELANG VOOR DE EER

8. EXTERN OVERLEG

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake meetinstrumenten

HOOFDSTUK I - WERKINGSSFEER EN VOORWERP

HOOFDSTUK II - WETTELIJKE METROLOGISCHE CONTROLE

HOOFDSTUK III - OVEREENSTEMMINGSBEOORDELING

HOOFDSTUK IV - VERMOEDEN VAN OVEREENSTEMMING

HOOFDSTUK V - COMITÉS

HOOFDSTUK VI - MARKERINGEN

HOOFDSTUK VII - ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

BIJLAGE I - Fundamentele voorschriften

BIJLAGE II - Beproevingsprogramma's

BIJLAGE III - Criteria waaraan de door de lidstaten aangemelde instanties voor het verrichten van de taken in verband met de conformiteitsbeoordelingsmodules moeten voldoen

BIJLAGE IV - Technische documentatie

BIJLAGE A - Op interne fabricagecontrole plus productcontrole door een aangemelde instantie gebaseerde verklaring van overeenstemming

BIJLAGE A1 - Op interne fabricagecontrole plus productcontrole door een aangemelde instantie gebaseerde verklaring van overeenstemming

BIJLAGE B - Typeonderzoek

BIJLAGE C - Op interne fabricagecontrole gebaseerde verklaring van overeenstemming met het type

BIJLAGE C1 - Op interne fabricagecontrole plus productcontrole door een aangemelde instantie gebaseerde verklaring van overeenstemming met het type

BIJLAGE D - Op productiekwaliteitsborging gebaseerde verklaring van overeenstemming met het type

BIJLAGE D1 - Op productiekwaliteitsborging gebaseerde verklaring van overeenstemming

BIJLAGE E - Op kwaliteitsborging van de eindproductcontrole en beproeving gebaseerde verklaring van overeenstemming met het type

BIJLAGE E1 - Op kwaliteitsborging van de eindproductcontrole en beproeving gebaseerde verklaring van overeenstemming

BIJLAGE F - Op productkeuring gebaseerde verklaring van overeenstemming met het type

BIJLAGE F1 - Op productkeuring gebaseerde verklaring van overeenstemming

BIJLAGE G - Op eenheidskeuring gebaseerde verklaring van overeenstemming

BIJLAGE H - Op volledige kwaliteitsborging gebaseerde verklaring van overeenstemming

BIJLAGE H1 - Op volledige kwaliteitsborging plus ontwerp-onderzoek gebaseerde verklaring van overeenstemming

Bijlage MI-001 - Watermeters

Bijlage MI-002 - Gasmeters

Bijlage MI-003 - Wattuurmeters en meettransformators

Bijlage MI-004 - Warmteverbruiksmeters

BijLage MI-005 - Meetsystemen voor de continue en dynamische meting van hoeveelheden andere vloeistoffen dan water

Bijlage MI-006 - Automatische weeginstrumenten 108

HOOFDSTUK I - Eisen die gelden voor een of meer automatische weeginstrumenten 109

HOOFDSTUK II - Automatische vangwegers 110

HOOFDSTUK III - Automatische gravimetrische vulinstrumenten 113

HOOFDSTUK IV - Discontinue totalisators 115

HOOFDSTUK V - Continue totalisators 116

HOOFDSTUK VI - Automatische spoorwegweegbruggen 118

Bijlage MI-007 - Taximeters 118

BijLage MI-008 - Stoffelijke maten 123

Hoofdstuk I - Lengtemeters 123

Hoofdstuk II - Inhoudsmaten 125

Bijlage MI-009 Dimensionale meetinstrumenten 127

HOOFDSTUK I - Voor alle dimensionale meetinstrumenten gemeenschappelijke eisen 127

hoofdstuk II - Lengtemeters 128

hoofdstuk III - Oppervlaktemeetinstrumenten 130

HOOFDSTUK IV - Multidimensionale meetinstrumenten 130

Bijlage MI-010 - Ademanalysatoren 131

Bijlage MI-011 - Uitlaatgasanalysatoren 134

FINANCIEEL MEMORANDUM 139

BEOORDELING VAN HET EFFECT OP HET BEDRIJFSLEVEN HET EFFECT VAN HET VOORSTEL OP HET BEDRIJFSLEVEN met speciale aandacht voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) 144

TOELICHTING

1. ACHTERGROND

1.1. Kader

Wetgeving inzake het slaan van munten en die inzake meten en meetinstrumenten behoren tot de oudste ter wereld, waarin tot uiting komt dat de nauwkeurigheid van meetresultaten het dagelijkse leven van de burgers in vele opzichten rechtstreeks of onrechtstreeks beïnvloedt. Alle ontwikkelde landen hebben derhalve metrologische instituten die zijn belast met de taak een verband te leggen tussen meetresultaten en internationale metrologische standaards, die zijn neergelegd bij het Bureau International des Poids et Mesures [1].

[1] Het Bureau International des Poids et Mesures (BIPM) zorgt voor mondiale harmonisatie van fysische metingen. In het kader hiervan worden een aantal taken uitgevoerd, waarvan er een is de vaststelling van de fundamentele standaards en schalen voor de meting van de voornaamste fysische grootheden en het bewaren van internationale prototypen. Het BIPM staat uitsluitend onder supervisie van het Comité International des Poids et Mesures (CIPM) dat zelf onder de Conférence Général des Poids et Mesures (CGPM) valt, de hoogste autoriteit belast met de uitvoering van de Convention du Mètre, dat bestaat uit afgevaardigden uit alle lidstaten van de Convention du Mètre. Alle EU-lidstaten zijn aangesloten bij de Convention du Mètre, behalve Griekenland en Luxemburg.

Indien meetresultaten worden verkregen met behulp van een meetinstrument waarbij een minimumniveau van meetnauwkeurigheid voorgeschreven is vanwege het algemeen belang, wordt dit gerealiseerd door het voorschrijven van wettelijke eisen aan het meetinstrument die een minimumnauwkeurigheid garanderen onder normaliter te verwachten bedrijfs omstandigheden. Alle lidstaten beschikken reeds lang voordat de Gemeenschap in 1957 tot stand werd gebracht over dergelijke wetgeving.

De nationale wetgeving inzake de prestaties van meetinstrumenten is verenigbaar met de beginselen van artikel 30 van het EG-Verdrag aangezien het uitgangspunt het algemeen belang is. Wanneer dergelijke nationale wetgeving onverenigbaar met elkaar zijn en tot handelsbelemmeringen leiden moet een internationale markt voor meetinstrumenten tot stand worden gebracht door de nationale wetgevingen te harmoniseren.

Met deze harmonisatiewet is in 1971 een aanvang gemaakt. Het bestaande Gemeenschapsrecht op dit gebied is echter in vele opzichten ontoereikend en dit voorstel vervangt de bestaande wetgeving voorzover dit noodzakelijk is.

1.2. Markteigenschappen

De reden waarom juridische metrologie bestaat is de bescherming van afzonderlijke partijen (voornamelijk) bij handelstransacties, en om ervoor te zorgen dat de handelsmarkten functioneren. Dit doel wordt bereikt door wettelijke voorschriften voor de nauwkeurigheid van het instrument en andere prestatie-eigenschappen.

Handelsmarkten zijn zeer uiteenlopend. Wettelijke metrologische voorschriften hebben derhalve betrekking op meetinstrumenten die variëren van meters van nutsbedrijven, weegschalen in winkels, bandweegmachines, vulinstallaties voor voorverpakte producten, blaaspijpjes, tot vele anderen.

De marktsector waarop metrologische voorschriften derhalve betrekking hebben is buitengewoon divers en de fabrikanten en verbruikers in deze sector lopen even sterk uiteen als de meetinstrumenten zelf.

De meettechnologie die bij het ontwerp van meetinstrumenten wordt toegepast heeft zich de laatste tientallen jaren grote veranderingen ondergaan, met name de verandering van (elektro-) mechanica tot elektronica en zeer geavanceerde digitale micro-elektronica. Tegelijkertijd met deze technologische veranderingen heeft zich een verandering in specificatie voorgedaan waarbij fabrikanten steeds meer producenten van belangrijke onderdelen en samenstellen van onderdelen van meetinstrumenten werden of de assemblage van meetinstrumenten voor hun rekening nemen.

De technologische veranderingen en de specialisatie hebben ook geleid tot een grotere concentratie in deze sector. Universele meetinstrumenten en belangrijke onderdelen worden steeds vaker door grote vaak multinationale bedrijven gemaakt terwijl het MKB actief is op kleinere markten voor zeer speciale toepassingen.

Ondanks deze veranderingen op de markt is de basis voor de fabricage nog steeds zeer divers.

1.3. Bestaande wettelijke regeling

De wetgeving inzake meetinstrumenten is opgebouwd uit de kaderrichtlijn 71/316/EEG plus 23 bijzondere richtlijnen (16 basisrichtlijnen plus 7 wijzigingsrichtlijnen). Van deze richtlijnen worden er 17 (11 basisrichtlijnen en 6 wijzigingsrichtlijnen) ingetrokken en vervangen door het voorstel voor een richtlijn, hierna de richtlijn Meetinstrumenten te noemen.

In een later stadium kunnen er meer richtlijnen worden ingetrokken en onder het toepassingsgebied van de richtlijn Meetinstrumenten worden gebracht.

1.4. De noodzaak van vervanging

Het grootste gedeelde van het Gemeenschapsrecht moet worden vervangen als een direct gevolg van de oude aanpak en het facultatieve karakter.

De bijzondere richtlijnen zijn productrichtlijnen, waarin uitvoerige technische specificaties zijn opgenomen die gezien de huidige situatie van snel veranderende meettechnologieën te beperkend zijn. Het permanent bijwerken van de specificaties is onuitvoerbaar gebleken, hetgeen verklaart waarom de technische inhoud van een aantal richtlijnen grotendeels verouderd is en waarom er geen richtlijnen bestaan voor de nieuwere soort meetinstrumenten die onder de huidige wettelijke controlevoorschriften vallen.

De overeenstemmingsbeoordelingsprocedures in het Gemeenschapsrecht zijn over het algemeen ook te beperkend en geen van de hedendaagse moderne procedures worden aan de fabrikant aangeboden. Er bestaat met name geen mogelijkheid van een goedgekeurd en gecontroleerd kwaliteitssysteem als een alternatief voor controle van het eindproduct door derden.

Tenslotte heeft het facultatieve karakter van de richtlijnen geleid tot parallelle nationale wetgevingen voor alle instrumenten die niet in voldoende mate onder het Gemeenschapsrecht vallen. Hierbij moet vooral worden gedacht aan de elektronische instrumenten die tegenwoordig de meerderheid van alle instrumenten vormen.

1.5. De richtlijn Meetinstrumenten

De voorgestelde richtlijn Meetinstrumenten beoogt vele van de hierboven beschreven tekortkomingen recht te zetten.

Het voorstel is een richtlijn in het kader van de nieuwe aanpak gericht op de totstandbrenging van een interne markt voor meetinstrumenten die onder wettelijk vastgestelde metrologische controle vallen waarbij

-essentiële eisen voor het product en de overeenstemmingsgbeoordeling worden vastgesteld terwijl de reeds bestaande hoge graad van consumentenbescherming blijft bestaan, en

-een systeem van wederzijdse erkenning wordt opgezet tussen de lidstaten van de resultaten van de overeenstemmingsbeoordeling.

De essentiële eisen krijgen gestalte als prestatie-eisen in plaats van ontwerp-specificaties. Als zodanig zijn zij grotendeels ongevoelig voor de ontwikkeling van de technologie waardoor de noodzaak voor verdere aanpassing aan de technische vooruitgang aanzienlijk wordt beperkt.

De overeenstemmingsbeoordelingsprocedures zijn moderne procedures overgenomen uit de globale aanpak voor beproeving en certificatie. Zij versterken de rol en de verantwoordelijkheid van de fabrikant bij de overeenstemmingsbeoordeling en hebben aangepaste kwaliteitsgarantiebeginselen.

De richtlijn Meetinstrumenten heeft ook een totaal karakter hetgeen inhoudt dat na de inwerkingtreding geen parallelle nationale stelsels van wettelijke controle van meetinstrumenten in de lidstaten mogen bestaan.

De richtlijn Meetinstrumenten heeft als rechtsgrondslag artikel 95 van het EG-Verdrag en wordt vastgesteld door het Parlement en de Raad na overleg met het Economisch en Sociaal Comité.

2. HET VOORSTEL

2.1. Er kunnen vele soorten meetinstrumenten worden gebruikt voor een verscheidenheid aan meettaken. Het is niet nodig dat het meetinstrument voor al deze taken wettelijk moet worden gecontroleerd om redenen van het openbaar belang.

Aan de wetgeving van de lidstaten inzake meetinstrumenten ligt derhalve het beginsel ten grondslag dat de meettaak waarvoor het meetinstrument is bedoeld bepaalt of een meetinstrument al dan niet onder wettelijke metrologische voorschriften valt. Dit is ook het uitgangspunt in dit voorstel.

2.2. Het besluit om het gebruik van wettelijk gecontroleerde meetinstrumenten voor bepaalde meettaken voor te schrijven zijn besluiten ten aanzien van het beschermingsniveau dat een lidstaat wenst vast te stellen voor zijn burgers. Een aantal lidstaten hebben wellicht goede redenen om het gebruik van wettelijk gecontroleerde instrumenten voor bepaalde meettaken te gebruiken terwijl andere deze niet hebben en vice versa. De meettaken waarvoor het gebruik van wettelijk gecontroleerde meetinstrumenten noodzakelijk is zijn derhalve ongeharmoniseerd gebleven in dit voorstel en kunnen derhalve van lidstaat tot lidstaat verschillen.

Wanneer er voor bepaalde soorten meetinstrumenten twee gemeenschappelijke markten door deze benadering ontstaan, een voor wettelijk gecontroleerde instrumenten en een voor niet-gecontroleerde instrumenten, is het aan de fabrikant om te besluiten meetinstrumenten te ontwerpen en te vervaardigen voor de ene of de ander markt.

2.3. Indien een lidstaat besluit het gebruik van een wettelijk gecontroleerd meetinstrument voor een bepaalde meettaak voor te schrijven, zijn de bepalingen van deze richtlijn ten aanzien van wettelijk gecontroleerde meetinstrumenten zonder enige beperking van toepassing. Anderzijds kan de lidstaat besluiten om het gebruik van een wettelijk gecontroleerd meetinstrument voor de desbetreffende meettaak niet voor te schrijven in welk geval er geen wettelijke metrologische voorschriften van toepassing zijn die een technische handelsbelemmering zouden kunnen vormen.

2.4. De bepalingen van de richtlijn ten aanzien van de wettelijke metrologische controle zijn beperkt tot het vrije verkeer van meetinstrumenten. De bepalingen zijn derhalve van toepassing op het recht om gebruikt te worden voor de desbetreffende meettaken (het in gebruik nemen), en alle fasen die eindigen met het in gebruik nemen, d.w.z. het in de handel brengen.

De richtlijn bevat geen bepalingen gericht op de harmonisatie van de nationale controle en hercontrolesystemen inzake meetinstrumenten gedurende de levensduur [2]. Net als de besluiten inzake het voorschrijven van het gebruik van wettelijk gecontroleerde meetinstrumenten (zie punt 2) zijn deze controle en hercontrolesystemen alleen van invloed op het beschermingsniveau dat de lidstaten hun burgers wensen te bieden, en niet op de interne markt voor meetinstrumenten.

[2] Diverse soorten meetinstrumenten zijn onderhevig aan veranderingen in de tijd voor wat betreft hun metrologische prestaties met name de nauwkeurigheid ook al wordt het instrument zorgvuldig en op de juiste wijze gebruikt. De lidstaten hebben derhalve nationale controlesystemen in het leven geroepen om dergelijke instrumenten gedurende de levensduur te controleren.

2.5. Niet alle meetinstrumenten die in de lidstaten wettelijk moeten worden gecontroleerd vallen onder deze richtlijn. Alleen die meetinstrumenten die van belang zijn voor de hele Gemeenschap vallen onder deze richtlijn.

Meetinstrumenten die een wettelijke metrologische controle moeten ondergaan in een of meer lidstaten en die niet onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, vallen onder de bepaling van artikel 28-30 van het Verdrag aangaande evenredigheid en wederzijdse erkenning.

2.6. In de richtlijn worden de beginselen van de nieuwe aanpak van standaardisatie en technische harmonisatie toegepast. De metrologische voorschriften waaraan wettelijk gecontroleerde meetinstrumenten moeten voldoen zijn derhalve beperkt tot essentiële punten zonder vooruit te lopen op technische oplossingen of het belemmeren van de technologische vooruitgang door te specifiek te zijn. De voorschriften hebben derhalve de vorm van prestatie-eisen.

7. De overeenstemming van een meetinstrument met de metrologische voorschriften moet derhalve eerst en vooral duidelijk zijn door de aanwezigheid van de EG-overeenstemmingsmarkering. Met de bepalingen ten aanzien van de EG-markering van overeenstemming worden de beginselen van Besluit 93/465/EEG van 22 juli 1993 toegepast.

Zoals reeds in het voorafgaande werd opgemerkt hangt het van de meettaak af waarvoor het meetinstrument wordt gebruikt of een meetinstrument al dan niet wettelijk gecontroleerd moet worden. Een meetinstrument dat wordt gebruikt voor een meettaak waarvoor geen wettelijk gecontroleerd instrument voorgeschreven is hoeft derhalve niet te worden gecertificeerd zodat er krachtens deze richtlijn geen EG-merkteken op wordt aangebracht. Ook al is een meetinstrument niet gecertificeerd krachtens deze richtlijn kan een meetinstrument echter toch voorzien zijn van een EG-merkteken omdat een of meerdere andere richtlijnen die een EG-merkteken voorschrijven erop van toepassing zijn. Om het voor de controleurs en controlefunctionarissen duidelijk te maken dat een meetinstrument voorzien is van een EG-markering krachtens deze richtlijn of een andere, vereist de wettelijk gecontroleerde status van een meetinstrument dat er behalve het EG-merkteken ook het aanvullende metrologische merkteken als bedoeld in artikel 5 van deze richtlijn op is aangebracht.

2.8. De richtlijn past ook de beginselen van de globale aanpak voor beproeving en certificatie toe. De basisovereenstemmingsbeoordelingsprocedure die voor elk soort meetinstrument wordt voorgesteld versterkt derhalve de rol van de fabrikant zoveel als aanvaardbaar. Een en ander vindt plaats door de rol van een certificatie-instantie zo gering mogelijk te houden en door een procedure voor te staan die gebaseerd is op het gebruik van een kwaliteitssysteem waarbij een certificatie-instantie wel optreedt bij de productie of eindproductcontrole.

De certificatie-instanties worden aangewezen door de lidstaten en bij de andere lidstaten en de Commissie aangemeld. In verband met de aanwijzing door de lidstaten moeten een aantal minimumvoorwaarden worden toegepast waaraan de certificatie-instanties moeten voldoen.

De overeenstemmingsbeoordelingsprocedures die van toepassing zijn op elk soort meetinstrument zijn in overeenstemming met Besluit 93/465/EEG betreffende de modules voor de verschillende fasen van de overeenstemmings beoordelings procedures.

2.9. Eventuele technische oplossingen die voldoen aan de metrologische voorschriften moeten opgenomen zijn in een gestructureerd aantal geharmoniseerde Europese normen en internationale documenten met een normatief karakter, waarvan de opstelling wordt toevertrouwd door de Commissie aan de bevoegde Europese en internationale instellingen. Wanneer deze worden toegepast door de fabrikanten leidt dit tot het vermoeden van overeenstemming met de voorschriften. Het vrijwillige karakter van deze documenten zal het gebruik van technische oplossingen die er niet in beschreven zijn niet belemmeren voor welke reden dan ook (creativiteit van de fabrikant, vooruitgang van de techniek enz.).

2.10. Een aantal voorschriften waaraan de meetinstrumenten moeten voldoen zijn afhankelijk van de ontwikkeling van de technologie. De verklaring ligt hierin dat de eisen van deze richtlijn geen veiligheidseisen zijn maar metrologische voorschriften. Het meest prominente voorbeeld van een voorschrift dat afhankelijk is van de ontwikkeling van de technologie is de meetnauwkeurigheid die een soort meetinstrument als minimum moet hebben. De lijst van overeenstemmings beoordelingsprocedures die als adequaat worden beschouwd voor de verschillende soorten meetinstrumenten zijn eveneens afhankelijk van de ontwikkeling van de technologie.

In verband met de aanpassing aan de technische vooruitgang wordt deze taak in de richtlijn aan de Commissie gedelegeerd op voorwaarde dat de Commissie advies inwint bij het raadgevend comité meetinstrumenten.

2.11. De bepalingen voor het toezicht op de markt bevat een vrijwaringsclausule, waarin op de gebruikte wijze gevallen van systematische niet-naleving van alle of een gedeelte van een bepaald model meetinstrument wordt behandeld. De bepalingen omvatten eveneens voorschriften voor die gevallen waarbij de vrijwaringsclausule niet van toepassing is d.w.z. indien de niet-naleving niet systematisch is maar incidenteel.

2.12. De bijzondere richtlijnen aangaande de onder de nieuwe richtlijn vallende meetinstrumenten worden herroepen.

Er zijn overgangsregelingen opgenomen om de fabrikanten in staat te stellen hun marktrechten volledig te exploiteren die zij reeds hadden krachtens de nationale voorschriften vóór de inwerkingtreding van de geharmoniseerde voorschriften gedurende de resterende geldigheidsduur na de vankrachtwording van de geharmoniseerde voorschriften.

3. SAMENHANG MET COMMUNAUTAIRE BEGINSELEN

De wettelijke controle van de meetinstrumenten heeft betrekking op twee verschillende bevoegdheidsgebieden: enerzijds eerlijke handel, consumentenbescherming, volksgezondheid en dergelijke en aan de andere kant het vrije verkeer van meetinstrumenten (d.w.z. de interne markt). Beide gebieden overlopen elkaar.

3.1. Evenredigheid

De doelstellingen van eerlijke handel, consumentenbescherming enz. liggen ten grondslag aan de noodzaak voor wettelijke en metrologische controle. Om op deze behoefte in te spelen

-schrijven de lidstaten voor bepaalde meettaken wettelijk gecontroleerde meetinstrumenten gebruikt moeten worden;

-verlangen zij dat die meetinstrumenten alleen in de handel mogen worden gebracht en gebruikt indien zij voldoen aan toereikende prestatie-eisen;

-hebben zij bepaald dat meetinstrumenten gedurende de gebruiksperiode periodiek gecontroleerd moeten worden.

Dergelijke nationale wetgeving is onverenigbaar met de bepalingen van artikel 30 van het Verdrag.

Verschillen tussen de nationale wetgevingen voor wat betreft het onder het tweede streepje genoemde leiden tot handelsbelemmeringen en staan het vrije verkeer van producten dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Commissie valt in de weg. Om aan de doelstelling van het vrije verkeer tegemoet te komen moeten essentiële eisen en overeenstemmings beoordelingsvoorschriften worden vastgesteld.

Aangezien de handelsbelemmeringen die moeten worden weggenomen nationale wetten zijn in overeenstemming met artikel 30 van het Verdrag is een rechtsmiddel noodzakelijk. Van de verschillende rechtsmiddelen die de Commissie ter beschikking staan is een richtlijn de beste. Een verordening kan niet de mate van flexibiliteit bieden die de lidstaten nodig hebben om de geharmoniseerde eisen ten uitvoer te leggen, met name die aangaande de overeenstemmings beoordeling. Een verordening zou ook niet aansluiten bij de behoeften van het industriebeleid van de Commissie.

Het voorstel bevat derhalve een richtlijn gericht op harmonisatie die een hoge mate van consumentenbescherming biedt hetgeen wordt voorgeschreven in artikel 95, lid 3 van het Verdrag.

3.2. Subsidiariteit

De aspecten van de consumentenbescherming bij het hierboven genoemde eerste en derde streepje vallen onder de bevoegdheid van de lidstaten. Overeenkomstig het beginsel van de subsidiariteit worden in de richtlijn Meetinstrumenten alleen essentiële eisen vastgelegd alsmede overeenstemmingsbeoordelingsprocedures die overeenkomen met het tweede streepje en de consumentenbescherming van het eerste en derde streepje overlaten aan de lidstaten. (zie eveneens hoofdstuk 2, de punten 2 en 4).

4. SAMENHANG MET HET COMMUNAUTAIR BELEID

4.1. Industriebeleid

De richtlijn Meetinstrumenten zorgt voor een interne markt voor wettelijk gecontroleerde meetinstrumenten. Als zodanig is het een element in de voltooiing van de interne markt voor industrieproducten, die zelf deel uitmaakt van het industriebeleid van de Gemeenschap.

Het doel van het industriebeleid is een industriële omgeving in Europa tot stand te brengen die de concurrentie bevordert. Een en ander moet worden gerealiseerd door een aantal specifieke maatregelen en programma's die elk specifieke elementen van de concurrentie behandelen. Het tot stand brengen van een interne markt voor industrieproducten is een dergelijke maatregel.

De concurrentieaspecten zijn productkwaliteit, rendement van de fabricage/productiviteit, productinnovatie en snelle aanpassing aan structurele wijzigingen in de industriële omgeving.

Er zijn technische voorschriften voor meetinstrumenten nodig om te zorgen voor gelijke kansen op de markt (eerlijke handel en consumentenbescherming). Wanneer de noodzaak hiervan wordt ingezien is de enige weg naar een interne markt via de harmonisering van technische voorschriften.

De totstandbrenging van de interne markt hoewel noodzakelijk is niet voldoende. Er moet voor worden gezorgd dat de voordelen van de interne markt niet worden tenietgedaan door negatieve effecten op de concurrentie als gevolg van (geharmoniseerde) technische voorschriften. Met ander woorden de totstandbrenging van de interne markt kan niet plaatsvinden ten kosten van andere concurrentieaspecten. Voor zover mogelijk moeten geharmoniseerde technische voorschriften derhalve bijdragen tot de verschillende aspecten van de concurrentie, of mogen tenminste de fabrikanten niet hinderen bij hun streven naar concurrentie.

De bepalingen van de richtlijn Meetinstrumenten houden rekening met deze beginselen. Er wordt gezorgd voor de kwaliteit van de meetinstrumenten door de essentiële eisen die zodanig zijn dat een hoge mate van bescherming wordt geboden als voorgeschreven in artikel 95, lid 3 van het Verdrag. Tegelijkertijd zijn de productinnovatie en aanpassing aan de veranderingen van de industriële omgeving niet beperkt door de eisen aangezien het hier gaat om prestatie-eisen die los staan van technische oplossingen en geen belemmering vormen voor de technologische vooruitgang. Het fabricagerendement of de productiviteit komen niet rechtstreeks in het geding maar de overeenstemmingsbeoordeling door de fabrikant uitgaande van een kwaliteitsgarantie maakt het mogelijk dat producten sneller op de markt komen dan het geval zou zijn bij een overeenstemmingsbeoordeling door derden.

5. ANALYSE VAN DE GEVOLGEN

De wettelijke controle van meetinstrumenten is gericht op de bescherming van de partijen die te maken hebben met de resultaten van meetinstrumenten, voornamelijk in geval van handelstransacties (eerlijke handel). Het gevolg van de wettelijke controle gaat in feite verder dan alleen maar consumentenbescherming: bijzonder wettelijke metrologische controle is de werking van de markt onmogelijk.

De waarde van de producten die per gewicht, volume of lengte worden behandeld is enorm. Ramingen liggen in de orde van grootte van 10 % van het BNP. Zorgen voor eerlijke handel op de markt als de markt een dergelijke omvang heeft is een economisch en sociale noodzaak.

De wettelijke controle bestaat echter al. De voorgestelde richtlijn Meetinstrumenten vervangt de huidige wetgeving om de hierboven uiteengezette redenen, terwijl de hoge mate van de bestaande bescherming wordt behouden. Er komen geen extra lasten voor de fabrikanten. De vraag is dan wat het effect van de veranderingen in de wetgeving is op de consument en de fabrikanten.

5.1. Het effect op de consumenten

De consument zal niets merken van de gevolgen van nieuwe wetgeving aangezien dezelfde hoge graad van consumentenbescherming wordt geboden die reeds bestaat.

5.2. Het effect op de fabrikant

Voor de fabrikanten betekent de richtlijn een fundamentele verbetering van hun werkomgeving:

-de essentiële eisen alsmede de wederzijdse erkenning van de overeenstemmingsbeoordelingsresultaten maken meerdere overeenstemmings beoordelingen overbodig;

-de essentiële eisen zijn toegespitst op de prestaties zodat de innovatie niet wordt belemmerd;

-de overeenstemmingsbeoordelingsprocedure versterken de rol en de verantwoordelijkheid van de fabrikant en erkennen de kwaliteitsgarantie van de fabrikant; bovendien hebben de fabrikanten de keus uit een aantal overeenstemmingsbeoordelingsprocedures.

De gevolgen van deze verbetering op de werkomgeving zijn echter niet merkbaar. Desalniettemin werden gegevens over toekomstige trends verzameld met behulp van vragenlijsten die nar de bij het overleg betrokken organisaties werden gestuurd (zie de lijst bij de notitie over het effect op het bedrijfsleven).

5.3. Openbare nutsbedrijven

De nutsbedrijven zijn goed vertegenwoordigd zowel door fabrikanten als afnemers. Er bestaan groepen voor elektriciteits-, gas-, water- en warmtemeters. Onder de fabrikanten is een klein aantal multinationals of de dochterondernemingen daarvan die 50 % van het marktaanbod voor hun rekening nemen. De rest van de markt wordt voorzien door enige tientallen KMO's [3]

[3] Het is niet altijd duidelijk bij indelingen of kleine dochterondernemingen van multinationals als KMO beschouwd worden.

Zowel de fabrikanten als de gebruikers van gas- en watermeters hebben opgemerkt dat de liberalisering van de markt en de grotere concurrentie een grotere vraag naar instrumenten teweeg heeft gebracht.

De huishoudelijke instrumenten op de markt - waar het grootste aantal gecontroleerde instrumenten onder valt - wordt gedomineerd in deze sectoren door mechanische en elektromechanische technologie. Een vervangende technologie moet zorgen voor eenzelfde betrouwbaarheid gedurende een lange levensduur met een economisch voordeel ten opzichte van de bestaande technologieën. Bij bepaalde instrumenten, bijvoorbeeld elektriciteitsmeters, wijzen de Britse fabrikanten op een vraag naar meer geavanceerde meters met een grotere flexibiliteit voor de gebruiker om van elektriciteitsleverancier te veranderen gedurende een periode van vierentwintig uur. Verwacht wordt dat dergelijke veranderingen op de markt de noodzaak van innovatieve oplossingen zal blijven stimuleren.

5.4. Andere sectoren dan die van de nutsbedrijven

Andere instrumentsectoren zijn op Europees niveau door diverse groepen vertegenwoordigd; de meeste leden daarvan behoren tot het klein- en middenbedrijf. De groep van fabrikanten van weeginstrumenten, CECIP, heeft verklaard dat zij verwachten dat de uitvoering van de richtlijn de concurrentie zal vergroten waarbij factoren als kwaliteit, eigenschappen en prijs een rol spelen. De reorganisatie van de sector zal worden vergemakkelijkt door een betere toegang tot de markt, hetgeen zal leiden tot een grotere concentratie van bedrijven en een vermindering van de werkgelegenheid. Dit verlies aan werkgelegenheid kan in een aantal lidstaten worden gecompenseerd door nieuwe vestigingen of distributeurs. Andere instrumentsectoren konden niets zeggen over het vermoedelijke effect.

6. VERWIJZING NAAR HET WERKPROGRAMMA

De indiening van dit voorstel bij de Raad en het Europees Parlement is opgenomen in het werkprogramma van de Commissie voor 1998 onder nummer 96/254.

7. BELANG VOOR DE EER

Dit voorstel is van belang voor de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. De deskundigen van de partijen bij de EER-overeenkomst hebben aan alle vergaderingen van de werkgroep van deskundigen deelgenomen. Het besluit van het EER Gemengd Comité om de richtlijn in de EER-overeenkomst op te nemen zal worden genomen na de vereiste raadpleging van het Secretariaat van de Europese Vrijhandelsassociatie.

8. EXTERN OVERLEG

De diensten van de Commissie hebben de verschillende versies van dit voorstel uitvoerig in een aantal vergaderingen, waarvoor alle betrokken partijen waren uitgenodigd, besproken. De vergaderingen waren plenair met alle betrokken partijen, of vergaderingen van deskundigen in kleiner verband.

De partijen zijn de lidstaten, de EER-lidstaten, de federaties van fabrikanten van meetinstrumenten, van gebruikers van meetinstrumenten, van consumentenbelangen en de normalisatie-instituten.

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake meetinstrumenten

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie [4],

[4] PB C [...] van [...], blz. [...].

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [5],

[5] PB C [...] van [...], blz. [...].

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag [6],

[6] PB C [...] van [...], blz. [...].

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Een aantal meetinstrumenten valt onder bijzondere richtlijnen die zijn aangenomen op basis van Richtlijn 71/316/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende voor meetmiddelen en metrologische controlemethoden geldende algemene bepalingen [7]. Bijzondere richtlijnen die technisch verouderd zijn, zouden moeten worden ingetrokken en vervangen moeten worden door een onafhankelijke richtlijn, die geënt is op de resolutie van de Raad van 7 mei 1985 betreffende een nieuwe aanpak op het gebied van de technische harmonisatie en normalisatie [8]. Bijzondere richtlijnen die niet verouderd zijn, zouden op Richtlijn 71/316/EEG gebaseerd moeten blijven.

[7] PB L 202 van 6.9.1971, blz. 1.

[8] PB C 136 van 4.6.1985, blz. 1.

(2) Meetinstrumenten kunnen voor een verscheidenheid van metingen worden gebruikt. Als deze metingen worden verricht om redenen van openbaar belang en op vele wijzen direct en indirect van invloed zijn op het dagelijkse leven van de burgers, is het noodzakelijk dat wettelijk gecontroleerde meetinstrumenten worden gebruikt.

(3) Wettelijke metrologische controle mag niet tot belemmering van het vrije verkeer van meetinstrumenten leiden. De desbetreffende bepalingen moeten in alle lidstaten dezelfde zijn en certificaten van overeenstemming moeten overal in de Gemeenschap worden aanvaard.

(4) Wettelijke metrologische controle verlangt dat aan bepaalde prestatie-eisen wordt voldaan. De prestatie-eisen waaraan de meetinstrumenten moeten voldoen, moeten een hoge graad van bescherming bieden. De overeenstemmingsbeoordeling moet een hoge graad van betrouwbaarheid bieden.

(5) De prestaties van meetinstrumenten zijn vooral gevoelig voor de elektromagnetische omgeving. De immuniteit van meetinstrumenten voor elektromagnetische storingen vormt een integraal deel van deze richtlijn en de bepalingen aangaande immuniteit van Richtlijn 89/336/EEG van 3 mei 1989 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit [9], laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 93/68/EEG [10], zijn derhalve niet van toepassing.

[9] PB L 139 van 23.5.1989, blz. 19.

[10] PB L 220 van 30.8.1993, blz. 1.

(6) In de wetgeving moeten essentiële eisen worden vastgelegd, die de technische vooruitgang niet in de weg staan. De wettelijke voorschriften moeten derhalve bij voorkeur prestatie-eisen zijn. Bij voorschriften om technische handelsbelemmeringen weg te nemen, moet de nieuwe aanpak worden gevolgd van de Resolutie van de Raad van 7 mei 1985 betreffende een nieuwe aanpak op het gebied van de technische harmonisatie en normalisatie.

(7) Daarom moeten Europese technische normen worden opgesteld waarvan de technische en prestatie-eisen aan de in deze richtlijn vastgelegde essentiële eisen voldoen. Wanneer overeenstemming met de specificaties van die normen bestaat, moet dit tot het vermoeden leiden dat overeenstemming bestaat met de essentiële eisen in deze richtlijn. Op Europees vlak worden geharmoniseerde normen opgesteld door particuliere instanties en deze moeten hun niet-verplichte status behouden. Hiertoe zijn de Europese Commissie voor normalisatie (CEN) en het Europees Comité voor elektrotechnische normalisatie (CENELEC) erkend als de instanties die bevoegd zijn om geharmoniseerde normen vast te stellen overeenkomstig de op 13 november 1984 ondertekende algemene richtsnoeren voor samenwerking tussen de Commissie en deze twee instanties.

(8) De opstelling door het CEN of het CENELEC van geharmoniseerde normen moet op verzoek van de Commissie gebeuren overeenkomstig Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij [11], gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG [12]. In verband met de normalisatie verdient het aanbeveling dat de Commissie door het bij Richtlijn 98/34/EG ingestelde comité wordt bijgestaan. Dit comité raadpleegt zo nodig technische deskundigen.

[11] PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.

[12] PB L 217 van 5.8.1998, blz. 18.

(9) Op bepaalde gespecialiseerde gebieden kunnen de technische en prestatiespecificaties van internationaal overeengekomen normatieve documenten eveneens geheel of gedeeltelijk overeenstemmen met de productspecificaties in de wettelijke regeling. In die gevallen kan het gebruik van deze internationaal overeengekomen normatieve documenten een alternatief zijn voor het gebruik van Europese technische normen. Het gebied van de wettelijke metrologie is een dergelijk gespecialiseerd gebied.

(10) Er kan ook voor overeenstemming met de essentiële eisen van deze richtlijn worden gezorgd door specificaties die niet in een Europese technische norm of een internationaal overeengekomen normatief document zijn vastgelegd. Het gebruik van Europese technische normen of internationaal overeengekomen normatieve documenten moet derhalve facultatief zijn.

(11) De stand van de meettechnologie is aan voortdurende verandering onderhevig wat tot veranderingen in de behoeften ten aanzien van de overeenstemmingsbeoordeling kan leiden. Daarom is voor elke meetcategorie een toereikende procedure of keuze uit verschillende, even strenge procedures nodig. De vastgestelde procedures worden genoemd in Besluit 93/465/EEG van de Raad van 22 juli 1993 betreffende de modules voor de verschillende fasen van de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures en de voorschriften inzake het aanbrengen en het gebruik van de CE-markering van overeenstemming [13], die bedoeld zijn om te worden gebruikt bij de technische-harmonisatierichtlijnen.

[13] PB L 220 van 30.8.1993, blz. 23.

(12) Overeenkomstig artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [14] moeten maatregelen tot uitvoering van deze richtlijn worden goedgekeurd door middel van de raadplegingsprocedure van artikel 3 van dit besluit.

[14] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(13) De lidstaten moeten actief toezicht houden op hun markt en alle passende maatregelen nemen om te voorkomen dat niet overeenstemmende instrumenten in de handel worden gebracht of worden gebruikt. Een toereikende samenwerking tussen de instanties voor het toezicht op de markt in de lidstaten is derhalve noodzakelijk om markttoezicht met werking in de gehele Gemeenschap te verzekeren.

(14) De lidstaten moeten alle passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat meetinstrumenten waarop de CE-markering van overeenstemming en andere merktekens zijn aangebracht, op de juiste wijze in de handel worden gebracht. Aan de fabrikanten moeten de gronden worden meegedeeld waarop negatieve besluiten ten aanzien van hun producten zijn genomen alsmede de juridische mogelijkheden tot beroep die hun ter beschikking staan.

(15) Bij deze richtlijn wordt de communautaire wetgeving inzake meetinstrumenten ingetrokken, die bestaat uit de volgende richtlijnen van de Raad:

-Richtlijn 71/318/EEG van 26 juli 1971 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake gasmeters [15], laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 82/623/EEG van de Commissie [16];

[15] PB L 202 van 6.9.1971, blz. 21.

[16] PB L 252 van 27.8.1982, blz. 5.

-Richtlijn 71/319/EEG van 26 juli 1971 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake vloeistofmeters, watermeters uitgezonderd [17];

[17] PB L 202 van 6.9.1971, blz. 32.

-Richtlijn 71/348/EEG van 12 oktober 1971 betreffende de onderlinge aanpassing der wetgevingen van de lidstaten inzake hulpinrichtingen voor vloeistofmeters, watermeters uitgezonderd [18], gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden;

[18] PB L 239 van 25.10.1971, blz. 9.

-Richtlijn 73/362/EEG van 19 november 1973 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake stoffelijke lengtematen [19], laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 85/146/EEG van de Commissie [20];

[19] PB L 335 van 5.12.1973, blz. 56.

[20] PB L 54 van 23.2.1985, blz. 29.

-Richtlijn 75/33/EEG van 17 december 1974 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake koudwatermeters [21];

[21] PB L 14 van 20.1.1975, blz. 1.

-Richtlijn 75/410/EEG van de Raad van 24 juni 1975 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake continu totaliserende bandwegers [22];

[22] PB L 183 van 14.7.1975, blz. 25

-Richtlijn 76/891/EEG van 4 november 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake kilowatt-uurmeters [23];

[23] PB L 336 van 4.12.1976, blz. 30.

-Richtlijn 77/95/EEG van 21 december 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake taxameters [24];

[24] PB L 26 van 31.1.1977, blz. 59.

-Richtlijn 77/313/EEG van 5 april 1977 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake meetinstallaties voor andere vloeistoffen dan water [25], gewijzigd bij Richtlijn 82/625/EEG van de Commissie [26];

[25] PB L 105 van 28.4.1977, blz. 18.

[26] PB L 252 van 27.8.1982, blz. 10.

-Richtlijn 78/1031/EEG van 5 december 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake automatische weegwerktuigen, uitgevoerd als gewichtscontrolemachines en gewichtssorteermachines [27];

[27] PB L 364 van 27.12.1978, blz. 1.

-Richtlijn 79/830/EEG van 11 september 1979 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake warmwatermeters [28];

[28] PB L 259 van 15.10.1979, blz. 1.

(16) Fabrikanten moeten de mogelijkheid krijgen gedurende een redelijke periode van hun vóór de inwerkingtreding van deze richtlijn verkregen rechten gebruik te blijven maken. Overgangsmaatregelen zijn derhalve noodzakelijk,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I - WERKINGSSFEER EN VOORWERP

Artikel 1 Werkingssfeer

Deze richtlijn is van toepassing op de in de instrument-specifieke bijlagen MI-001 tot MI-011 omschreven apparaten en systemen met een meetfunctie.

Artikel 2 Voorwerp

Deze richtlijn stelt de essentiële eisen vast waaraan de in artikel 1 bedoelde apparaten en systemen moeten voldoen wanneer zij in een lidstaat aan een wettelijke metrologische controle worden onderworpen, en beschrijft de overeenstemmingsbeoordeling die in dat geval moet worden verricht voordat zij in de handel worden gebracht en in gebruik worden genomen.

Deze richtlijn is een specifieke richtlijn in de zin van artikel 2, lid 2, van Richtlijn 89/336/EEG.

HOOFDSTUK II - WETTELIJKE METROLOGISCHE CONTROLE

Artikel 3 Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) "meetinstrument": een apparaat of systeem met een meetfunctie dat binnen de in de artikel 1 omschreven werkingssfeer en het in artikel 2 omschreven voorwerp van deze richtlijn valt;

b) "onderdeel": een apparaat dat onafhankelijk functioneert en samen met andere compatibele onderdelen een meetinstrument vormt;

c) "wettelijke metrologische controle": de controle op de meettaken van een meetinstrument die de lidstaten heeft voorgeschreven uit overwegingen van volksgezondheid, openbare veiligheid, openbare orde, milieubescherming, heffing van belastingen en andere heffingen, consumentenbescherming en eerlijke handel;

d) "Fabrikant": de natuurlijke of rechtspersoon die:

-het technische ontwerp van een meetinstrument maakt of in zijn opdracht laat maken, en

-het meetinstrument vervaardigt of in opdracht laat vervaardigen, en

-het rechtmatig onder eigen naam in de handel brengt;

dan wel

de natuurlijke of rechtspersoon die:

-de verantwoordelijkheid voor de overeenstemming van het meetinstrument met de daarop van toepassing zijnde eisen van deze richtlijn op zich neemt, en

-alle nodige maatregelen heeft genomen om die verantwoordelijkheden te dragen, en

-het meetinstrument rechtmatig onder eigen naam in de handel brengt;

e) "in de handel brengen": de eerste overgang van een product van de fabricagefase naar de distributie- en/of gebruiksfase op de gemeenschappelijke markt;

f) "in gebruik nemen": het eerste gebruik door een eindgebruiker van een product voor het doel waarvoor het was bestemd;

g) "gemachtigde": de natuurlijke of rechtspersoon die schriftelijk door een fabrikant is gemachtigd namens deze voor specifieke taken op te treden. Een gemachtigde moet, wanneer hij uit hoofde van deze richtlijn optreedt, in de Gemeenschap zijn gevestigd;

h) "geharmoniseerde norm": een door het Europees Comité voor normalisatie (CEN) of het Europees comité voor elektrotechnische normalisatie (CENELEC) of door beide gezamenlijk op verzoek van de Commissie op grond van Richtlijn 98/34/EG vastgestelde en overeenkomstig de door de Commissie en de Europese normalisatieorganisaties overeengekomen Algemene Richtsnoeren voorbereide technische specificatie.

i) "normatief document": een document met normatieve elementen dat door de Internatioale Organisatie voor Wettelijke Metrologie is opgesteld;

Artikel 4 Essentiële eisen en overeenstemmingsbeoordeling

1. Een meetinstrument voldoet aan de in bijlage I en de desbetreffende instrument-specifieke bijlage vermelde essentiële eisen.

2. De overeenstemming van een meetinstrument met de essentiële eisen wordt beoordeeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 7.

3. Wanneer een meetinstrument uit verscheidene onderdelen bestaat en een specifieke bijlage bestaat waarin de essentiële eisen voor alle onderdelen die samen het meetinstrument vormen, zijn vastgelegd: zijn de bepalingen van deze richtlijn van overeenkomstige toepassing op elk van deze onderdelen;

Artikel 5 Overeenstemmingsmarkering

1. De overeenstemming van een meetinstrument met alle in deze richtlijn vervatte eisen blijkt uit de aanwezigheid daarop van de CE-markering van overeenstemming en de aanvullende metrologische markering zoals bedoeld in artikel 13.

2. De CE-markering van overeenstemming en de aanvullende metrologische markering worden door de fabrikant of onder diens verantwoordelijkheid aangebracht.

3. Het is verboden op een meetinstrument markeringen aan te brengen die derden omtrent de betekenis of de grafische vorm van de CE-markering of van de aanvullende metrologische markering kunnen misleiden. Op de meetinstrumenten mogen andere markeringen worden aangebracht, mits deze de zichtbaarheid en de leesbaarheid van de CE-markering en van de aanvullende metrologische markering niet verminderen.

Artikel 6 In de handel brengen en in gebruik nemen

1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 13 en 14 mogen de lidstaten niet uit hoofde van deze richtlijn het in de handel brengen en in gebruik nemen beletten van een meetinstrument waarop overeenkomstig artikel 5 de CE-markering van overeenstemming en de aanvullende metrologische markering zijn aangebracht.

2. De lidstaten dragen ervoor zorg, dat het gebruik van een meetinstrument waarop overeenkomstig artikel 5 de CE-markering van overeenstemming en de aanvullende metrologische markering zijn aangebracht, niet wordt belet door regels of voorwaarden inzake onder deze richtlijn vallende aspecten, die door aanbestedende diensten worden opgelegd voor de uitvoering van de in artikel 2 van Richtlijn 93/38/EEG [29] bedoelde relevante activiteiten.

[29] PB L 199 van 9.8.1993, blz. 84.

HOOFDSTUK III - OVEREENSTEMMINGSBEOORDELING

Artikel 7 Overeenstemmingsbeoordeling

De beoordeling van de overeenstemming van een meetinstrument met de essentiële eisen wordt, naar keuze van de fabrikant, verricht volgens een der overeenstemmingsbeoordelingsprocedures die in de instrument-specifieke bijlage voor dat meetinstrument zijn vermeld.

De modules voor de overeenstemmingsbeoordelingprocedures zijn beschreven in de bijlagen A tot en met H1.

Artikel 8 Aanmelding

1. De lidstaten melden bij de andere lidstaten en de Commissie de instanties aan, die zij hebben aangewezen om de met de in artikel 7 bedoelde overeenstemmingsbeoordelingsmodules verband houdende taken te verrichten; voorts melden zij de door de Commissie overeenkomstig lid 4 toegekende identificatienummers aan, het soort meetinstrument of de soorten meetinstrumenten waarvoor iedere instantie is aangewezen alsmede, in voorkomend geval, de categorieën instrumenten, het meetbereik, de meettechnologie en eventuele andere instrumentkenmerken die de werkingssfeer van de aanmelding beperken.

2. De lidstaten passen voor de aanwijzing van deze instanties de in bijlage III vermelde criteria toe.

3. Wanneer een lidstaat vaststelt dat een door hem aangemelde instantie niet meer aan de in lid 2 bedoelde criteria voldoet, trekt hij die aanmelding in. De lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie onmiddellijk in kennis van de intrekking van een aanmelding.

4. De Commissie kent aan elk der aangemelde instanties een identificatienummer toe. De Commissie maakt de lijst van de aan te melden instanties, alsmede de in lid 1 bedoelde gegevens over de werkingssfeer van de aanmelding, in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend en zorgt ervoor dat deze lijst bijgewerkt blijft.

HOOFDSTUK IV - VERMOEDEN VAN OVEREENSTEMMING

Artikel 9 Geharmoniseerde normen en normatieve documenten

1. De lidstaten gaan uit van het vermoeden dat een meetinstrument in overeenstemming is met de in artikel 4 bedoelde essentiële eisen, wanneer het voldoet aan de elementen van de nationale normen ter uitvoering van de geharmoniseerde Europese norm voor dat meetinstrument die overeenkomen met die elementen van deze geharmoniseerde Europese norm waarvan de referenties in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen zijn bekendgemaakt.

Wanneer een meetinstrument slechts gedeeltelijk aan de in de eerste alinea bedoelde elementen van de nationale normen voldoet, gaan de lidstaten uit van het vermoeden van overeenstemming met de essentiële eisen voor de elementen van de normen waaraan het meetinstrument voldoet.

De lidstaten maken de referenties van de in de eerste alinea bedoelde nationale normen bekend.

2. De lidstaten gaan uit van het vermoeden dat een meetinstrument met de in artikel 4 bedoelde essentiële eisen in overeentemming is, wanneer het voldoet aan het in artikel 11, lid 2, onder c), genoemde normatieve document waarvan de referenties in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen zijn bekendgemaakt.

Wanneer een meetinstrument slechts gedeeltelijk aan het in de eerste alinea bedoelde document voldoet, gaan de lidstaten uit van het vermoeden van overeenstemming met de essentiële eisen voor de normatieve elementen waaraan het meetinstrument voldoet.

De lidstaten maken de referenties van het in de eerste alinea bedoelde document bekend.

HOOFDSTUK V - COMITÉS

Artikel 10 Comité voor normen en technische voorschriften

Wanneer een lidstaat of de Commissie van mening is dat een Europese geharmoniseerde norm als bedoeld in artikel 9, lid 1, niet geheel in overeenstemming is met de in artikel 4 bedoelde essentiële eisen, legt de betrokken lidstaat of de Commissie de aangelegenheid met opgave van redenen voor aan het bij Richtlijn 98/34/EG ingestelde permanente comité. Het comité brengt onverwijld advies uit.

In het licht van het advies van dit comité deelt de Commissie de lidstaten mede of de referenties van de nationale normen al dan niet uit de in artikel 9, lid 1, derde alinea, bedoelde bekendmaking moeten worden geschrapt.

Artikel 11 Comité "meetinstrumenten"

1. De Commissie wordt bijgestaan door een permanent comité, het Comité meetinstrumenten, dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten en dat wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

2. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, is de raadplegingsprocedure van artikel 3 van Besluit 1999/468/EG met inachtneming van artikel 7, lid 3, en artikel 8 van dat besluit van toepassing.

Artikel 12 Taken van het Comité meetinstrumenten

1. De Commissie kan, op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief, volgens de in artikel 11, lid 2, genoemde procedure passende maatregelen nemen teneinde:

a. de instrument-specifieke bijlagen te wijzigen met betrekking tot:

-de maximaal toelaatbare fouten en de nauwkeurigheidsklassen;

-de nominale bedrijfsomstandigheden;

-de waarden voor de kritische verandering;

-de lijst van overeenstemmingsbeoordelingsprocedures als bedoeld in artikel 7;

b. de in bijlage II vastgestelde beproevingsprogramma's te wijzigen.

c. de Internationale Organisatie voor Wettelijke Metrologie te verzoeken een normatief document op te stellen waarin normatieve elementen zijn opgenomen die in geval van overeenstemming resulteren in het vermoeden van overeenstemming met de desbetreffende essentiële eisen van deze richtlijn;

d. de referenties van het onder c) genoemde normatieve document in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend te maken.

2. Wanneer een lidstaat of de Commissie van mening is dat een normatief document waarvan de referenties overeenkomstig lid 2, onder d), in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen zijn bekendgemaakt, niet volledig aan de essentiële eisen van artikel 4 voldoet, legt de lidstaat of de Commissie de aangelegenheid met opgave van redenen aan het comité "meetinstrumenten" voor.

De Commissie, deelt de lidstaten, volgens de in artikel 11, lid 2, genoemde procedure, mede of het al dan niet noodzakelijk is de overeenkomstig artikel 9, lid 2, derde alinea bekendgemaakte referenties van het desbetreffende normatieve document, te laten vervallen.

HOOFDSTUK VI - MARKERINGEN

Artikel 13 Markeringen

1. De in artikel 5 bedoelde CE-markering van overeenstemming bestaat uit de letters CE volgens het model van punt I.B.d) van de bijlage bij Besluit 93/465/EEG van de Raad. De CE-markering is ten minste 5 mm hoog.

2. De in artikel 5 bedoelde aanvullende metrologische markering bestaat uit een rechthoek met daarin de hoofdletter M en het jaar van aanbrenging. De hoogte van de rechthoek is gelijk aan de hoogte van de CE-markering van overeenstemming. De aanvullende metrologische markering volgt onmiddellijk op de CE-markering van overeenstemming.

3. Wanneer zulks bij de overeenstemmingsbeoordelingsprocedure is voorgeschreven, volgt het in artikel 8 bedoelde identificatienummer van de aangemelde instantie op de CE-markering van overeenstemming en op de aanvullende metrologische markering. Wanneer zulks bij de overeenstemmingsbeoordelingsprocedure niet is voorgeschreven, wordt op het meetinstrument geen identificatienummer van een aangemelde instantie vermeld.

4. Wanneer een meetinstrument uit een aantal samenwerkende apparaten bestaat, worden de markeringen aangebracht op het belangrijkste apparaat van het instrument.

Wanneer een meetinstrument te klein of te gevoelig is om de in lid 1 bedoelde markeringen erop aan te brengen, worden deze aangebracht op de verpakking waarin het instrument te koop wordt aangeboden of, in voorkomend geval, op de houder waarin het meetinstrument wordt geleverd.

5. De CE-markering van overeenstemming en de aanvullende metrologische markering moeten onuitwisbaar zijn. Het identificatienummer van de aangemelde instantie moet onuitwisbaar zijn of niet zonder beschadiging kunnen worden verwijderd. Alle markeringen moeten duidelijk zichtbaar of gemakkelijk toegankelijk zijn.

Artikel 14 Markttoezicht

1. De lidstaten treffen alle dienstige maatregelen om te verzekeren dat meetinstrumenten waarop de CE-markering van overeenstemming en de aanvullende metrologische markering overeenkomstig artikel 5 zijn aangebracht, slechts in de handel worden gebracht en in gebruik worden genomen indien zij, bij een juiste installatie en bij gebruik volgens de instructies van de fabrikant, aan de in lid 4 bedoelde essentiële eisen en de voor het meetinstrument geldende instrument-specifieke bijlage voldoen en indien zij een overeenstemmingsbeoordeling overeenkomstig artikel 7 hebben ondergaan.

2. De bevoegde instanties van de lidstaten verlenen elkaar bij het toezicht op de markt bijstand.

De bevoegde instanties wisselen met name informatie uit over de mate waarin de door hen onderzochte instrumenten aan de eisen van deze richtlijn voldoen en over de resultaten van die onderzoeken.

Elke lidstaat deelt de andere lidstaten en de Commissie mede welke bevoegde instanties hij voor deze informatieuitwisseling heeft aangewezen.

De krachtens dit artikel uitgewisselde informatie blijft vertrouwelijk.

3. Wanneer een lidstaat vaststelt dat alle of een deel van de meetinstrumenten van een specifiek model waarop de CE-markering van overeenstemming en de aanvullende metrologische markering zijn aangebracht, niet aan de voorwaarden van lid 1 voldoen, neemt hij alle dienstige maatregelen om die instrumenten uit de handel te nemen en verbiedt of beperkt hij het verder in de handel brengen dan wel het verdere gebruik daarvan.

De lidstaat houdt bij zijn beslissing over deze maatregelen rekening met het systematische of incidentele karakter van de niet-nakoming. Wanneer de lidstaat heeft vastgesteld dat de niet-nakoming van systematische aard is, stelt hij de Commissie onmiddellijk van de genomen maatregelen in kennis onder opgave van de redenen voor zijn beslissing.

4. De Commissie raadpleegt de betrokkenen zo spoedig mogelijk.

Ingeval de Commissie na raadpleging vaststelt dat de door de betrokken lidstaat genomen maatregelen gerechtvaardigd zijn, stelt zij de lidstaat die de maatregelen heeft genomen en de overige lidstaten daarvan onmiddellijk in kennis.

De bevoegde lidstaat neemt de passende maatregelen tegen degene die de markeringen heeft aangebracht en stelt de andere lidstaten en de Commissie daarvan in kennis.

Wanneer de Commissie na raadpleging vaststelt dat de door de betrokken lidstaat genomen maatregelen niet gerechtvaardigd zijn, stelt zij de lidstaat die de maatregelen heeft genomen, alsmede de betrokken fabrikant of diens gemachtigde daarvan onmiddellijk in kennis.

Wanneer niet-nakoming te wijten is aan leemten in de normen, legt de Commissie de aangelegenheid, na overleg met de betrokken partijen, zo spoedig mogelijk aan het in artikel 10 bedoelde Comité voor normen en technische voorschriften voor.

De Commissie draagt ervoor zorg dat de lidstaten van het verloop en de resultaten van deze procedure op de hoogte worden gehouden.

HOOFDSTUK VII - ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 15 Besluiten tot weigering of beperking

Ieder krachtens deze richtlijn door een lidstaat genomen besluit dat het uit de handel nemen van een meetinstrument of een verbod of een beperking met betrekking tot het in de handel brengen of het in gebruik nemen van een instrument verlangt, noemt de precieze gronden waarop het is gebaseerd. Het wordt zo spoedig mogelijk ter kennis van de betrokkenen gebracht, die tegelijkertijd worden ingelicht over de beroepsmogelijkheden waarover zij volgens de wetgeving van de betrokken lidstaat beschikken en over de termijnen waaraan deze beroepsmogelijkheden zijn onderworpen.

Artikel 16 Intrekking

Onverminderd het bepaalde in artikel 17 worden de volgende richtlijnen met ingang van [1 juli 2002] ingetrokken:

-Richtlijn 71/318/EEG;

-71/319/EEG;

-71/348/EEG;

-73/362/EEG;

-75/33/EEG;

-75/410/EEG;

-76/891/EEG;

-77/95/EEG;

-77/313/EEG;

-78/1031/EEG;

-79/830/EEG.

Artikel 17 Overgangsbepalingen

In afwijking van artikel 18, lid 2, staan de lidstaten voor meettaken waarvoor zij het gebruik van een wettelijk gecontroleerd meetinstrument hebben voorgeschreven, het in de handel brengen en in gebruik nemen van meetinstrumenten die voldoen aan de vóór [1 juli 2002] toepasselijke voorschriften toe, tot het verstrijken van de geldigheidsduur van de EG-typegoedkeuring van die meetinstrumenten of, in geval van een EG-typegoedkeuring van onbeperkte duur, voor een periode van tien jaar vanaf [1 juli 2002].

Artikel 18 Omzetting

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om voor [1 juli 2002] aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan dadelijk in kennis.

In de bepalingen die de lidstaten aannemen, dan wel bij de officiële bekendmaking ervan, wordt naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden door de lidstaten vastgesteld.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 20 Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, op [...]

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitster De Voorzitter

BIJLAGE I Fundamentele voorschriften

Een meetinstrument moet een hoge graad van metrologische betrouwbaarheid hebben zodat een betrokken partij vertrouwen kan hebben in de meetresultaten en moet zodanig zijn ontworpen en gebouwd dat de meettechniek en beveiliging van de meetgegevens een hoog kwaliteitsniveau hebben.

De eisen waaraan meetinstrumenten moeten voldoen om deze doelstellingen te bereiken zijn hieronder beschreven en waar passend aangevuld met specifieke instrumenteisen in de bijlagen MI-001 tot MI-011, waarin nader wordt ingegaan op bepaalde aspecten van de algemene eisen.

Uitgangspunten bij het kiezen van de oplossingen om te voldoen aan deze eisen zijn het beoogde gebruik van het instrument en het redelijkerwijs te voorziene misbruik.

Instrumenten worden geacht aan de desbetreffende deeleisen te voldoen indien de fabrikanten kunnen aantonen dat het(de) desbetreffende beproevingsprogramma('s) van bijlage II is(zijn) uitgevoerd en bevredigende resultaten heeft(hebben) opgeleverd.

Definities

Te meten grootheid

De te meten grootheid is een bepaalde aan een meting onderworpen grootheid.

Beïnvloedende grootheid

Een beïnvloedende grootheid is een grootheid die niet de te meten grootheid is, maar wel van invloed is op de resultaten van een meting.

Nominale bedrijfsomstandigheden

De nominale bedrijfsomstandigheden zijn de waarden van de te meten grootheid en de beïnvloedende grootheden die samen de normale bedrijfsomstandigheden van een instrument vormen.

Storing

Een storing is een beïnvloedende grootheid die normaliter niet behoort tot de bedrijfsomstandigheden van het instrument waarvoor waarden en prestatie-eisen worden vastgesteld.

Kritische veranderingswaarde

De kritische veranderingswaarde is de waarde waarbij de verandering in het meetresultaat ongewenst wordt geacht. De waarde is uitgedrukt in de meeteenheid waarin het meetresultaat zelf wordt uitgedrukt.

Stoffelijke maat

Een stoffelijke maat is een toestel, bestemd om bij gebruik zonder onderbreking een of meer waarden van een bepaalde grootheid reproduceert of levert.

Rechtstreekse verkooptransacties

Bij een handelstransactie is sprake van rechtstreekse verkoop indien:

-het meetresultaat dient als uitgangspunt voor de te betalen prijs; en

-de bij de transactie betrokken partijen ter plaatse akkoord moeten gaan met het meetresultaat; en

-de eigendomsovergang en de betaling ter plaatse plaatsvinden, of wanneer hun verplichtingen ter plaatse worden vastgesteld als uitvloeisel van het door betrokken partijen aanvaarden van het meetresultaat.

Eisen

1. Toelaatbare fouten

1.1 Onder nominale en storingsvrije bedrijfsomstandigheden mag de meetfout de maximaal toelaatbare foutwaarde die wordt genoemd in de toepasselijke specifieke instrumenteisen, niet te boven gaan.

Tenzij anders is vermeld wordt de maximaal toelaatbare fout uitgedrukt in een waarde waarmee de meetwaarde naar boven of naar beneden mag afwijken van de werkelijke meetwaarde.

1.2 De prestatie-eisen voor instrumenten die werken onder nominale bedrijfsomstandigheden waarbij een storing optreedt, zijn vastgelegd in de toepasselijke specifieke instrumenteisen.

1.3 De fabrikant dient op te geven voor welke klimaat-, mechanische en elektromagnetische omgevingen het instrument is bedoeld, waarbij rekening gehouden dient te worden met de eisen voor de bedrijfsomstandigheden die zijn vastgelegd in de toepasselijke specifieke instrumenteisen.

1.3.1 De klimaat- en mechanische omgevingen worden onderverdeeld in de hieronder beschreven klassen A tot en met I.

C Klimaatomgevingen

C1 Onder deze klasse vallen besloten ruimten met ononderbroken temperatuurregeling zonder vochtigheidsregeling. Indien nodig worden deze ruimten verwarmd, gekoeld of bevochtigd om de vereiste omstandigheden in stand te houden. De meetinstrumenten kunnen blootstaan aan zonnestraling, warmtestraling en aan omgevingsluchtstromen als gevolg van tocht door airconditioning of open ramen; de instrumenten staan niet bloot aan condenswater, neerslag of ijsvorming. Typische voorbeelden van de hier bedoelde omstandigheden zijn de omstandigheden in kantoren waar altijd iemand aanwezig is, bepaalde werkplaatsen en andere ruimten voor bijzondere toepassingen.

C2 Onder deze klasse vallen besloten ruimten zonder temperatuur- en vochtigheidsregeling. De ruimten worden eventueel verwarmd om lage temperaturen wat op te krikken, hetgeen vooral gebeurt bij grote verschillen tussen de hier bedoelde omstandigheden en die in de open lucht. De meetinstrumenten kunnen blootstaan aan zonne- en warmtestraling en tocht, alsook aan condenswater, water in een andere vorm dan regen en aan ijsvorming. Typische voorbeelden van de hier bedoelde omstandigheden zijn de omstandigheden in bepaalde ingangen en trappenhuizen van gebouwen en in garages, kelders van bepaalde werkplaatsen, fabrieksgebouwen en gebouwen in de verwerkende industrie, normale opslagruimten voor vorstbestendige producten, gebouwen van landbouwbedrijven enz.

C3 Onder deze klasse vallen open ruimten met gemiddelde klimaatomstandigheden, d.w.z. geen woestijn- en polaire omgevingen.

M Mechanische omgevingen

M1 Onder deze klasse vallen ruimten met lichte trillingen en schokken, bijvoorbeeld omgevingen waar instrumenten zijn bevestigd op lichte ondersteunende structuren die blootstaan aan verwaarloosbaar kleine trillingen en schokken als gevolg van werkzaamheden in de nabije omgeving zoals heien of werkzaamheden waarbij explosies plaatsvinden, dichtslaande deuren enz.

M2 Onder deze klasse vallen ruimten met middelzware of zware trillingen en schokken, die bijvoorbeeld worden veroorzaakt door machines en passerende voertuigen in de nabije omgeving of die zich voordoen in de onmiddellijke nabijheid van zware machines, transportbanden enz.

M3 Onder deze klasse vallen ruimten met zware en zeer zware trillingen en schokken, bijvoorbeeld omgevingen waar instrumenten direct zijn gemonteerd op machines, transportbanden enz.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 1

1.3.2 De elektromagnetische omgevingen zijn ingedeeld als E1 of E2:

E1 Huishoudelijke, handels- en licht-industriële omgeving,

E2 Industriële omgeving

2. Reproduceerbaarheid

De toepassing van dezelfde te meten grootheid in een andere ruimte of door een andere gebruiker moet, bij verder gelijkblijvende omstandigheden, leiden tot nauw bij elkaar aansluitende opeenvolgende meetresultaten.

3. Herhaalbaarheid

3.1 De toepassing van dezelfde te meten grootheid bij verder gelijkblijvende omstandigheden, leiden tot nauw bij elkaar aansluitende opeenvolgende meetresultaten. Bij vergelijking met de maximaal toelaatbare fout moet het verschil tussen de meetresultaten gering zijn.

3.2 Wanneer een instrument onderhevig is aan significante willekeurige fouten, dient het verschil tussen de gemiddelde waarden van opeenvolgende reeksen resultaten gering te zijn bij vergelijking met de maximaal toelaatbare fout.

4. Onderscheidingsvermogen en gevoeligheid

De gevoeligheid van een meetinstrument dient toereikend te zijn; de onderscheidingsdrempel dient zo laag te zijn dat hij toereikend is voor de beoogde meetactiviteit.

5. Duurzaamheid

Een meetinstrument dient zodanig te zijn ontworpen dat de metrologische eigenschappen ervan voldoende stabiel blijven gedurende een redelijke periode, mits het op de juiste wijze wordt geïnstalleerd, onderhouden en gebruikt volgens de aanwijzingen van de fabrikant in de omgevingsomstandigheden waarvoor het is bedoeld.

6. Betrouwbaarheid

Een meetinstrument dient zodanig ontworpen te zijn dat het effect van een storing die een onnauwkeurig meetresultaat tot gevolg heeft voor zover mogelijk wordt beperkt, tenzij de aanwezigheid van een dergelijke storing duidelijk waarneembaar is of eenvoudig en gemakkelijk kan worden gecontroleerd met behulp van niet van het instrument zelf deel uitmakende apparatuur.

7. Geschiktheid

7.1 Een meetinstrument mag geen eigenschappen hebben die frauduleus gebruik ervan in de hand werken, terwijl ook de kans op onopzettelijk verkeerd gebruik zo klein mogelijk dient te zijn.

7.2 Uitgaande van de praktische werkomstandigheden moet een meetinstrument geschikt zijn voor het beoogde gebruik en geen onredelijke eisen stellen aan de beoogde gebruiker die het verkrijgen van een correct meetresultaat bemoeilijken.

7.3 Indien de te meten grootheid deel uitmaakt van een product dat afhankelijk is van het meetinstrument, moet dit afhankelijke verband toereikend zijn, waarbij rekening wordt gehouden met de maximaal toelaatbare meetfout.

7.4 Indien een meetinstrument is ontworpen voor de meting van waarden van een te meten grootheid die constant in de tijd zijn, moet het meetinstrument ongevoelig zijn voor kleine schommelingen in de waarde van de te meten grootheid of moet op passende wijze reageren.

7.5 Een meetinstrument moet stevig zijn en de gebruikte materialen moeten geschikt zijn voor de omstandigheden waaronder het bedoeld is om te worden gebruikt.

8. Beveiliging tegen verminking van gegevens

8.1 De metrologische eigenschappen van een meetinstrument mogen niet op ontoelaatbare wijze beïnvloed kunnen worden door het op het instrument aansluiten van een ander apparaat, enige eigenschap van het aangesloten apparaat of door welk apparaat op afstand dan ook dat in verbinding staat met het meetinstrument.

8.2 Hardwarecomponenten die metrologische eigenschappen in belangrijke mate kunnen beïnvloeden dienen zo te zijn ontworpen dat zij kunnen worden beveiligd. De aangebrachte beveiligingsvoorzieningen dienen zodanig te zijn dat een eventuele ingreep niet onopgemerkt blijft.

8.3 Software die in belangrijke mate invloed kan uitoefenen op metrologische eigenschappen dient als zodanig te worden aangemerkt en te worden beveiligd. Deze identificatie moet gemakkelijk toegankelijk zijn. Bewijsstukken van eventuele ingrepen moeten gedurende een redelijke periode beschikbaar blijven.

8.4 Opgeslagen of doorgegeven meetgegevens en metrologisch belangrijke parameters moeten afdoende worden beveiligd tegen al dan niet opzettelijke verminking.

8.5 De schaalaflezing van meetinstrumenten van nutsbedrijven mag tijdens het gebruik niet opnieuw kunnen worden ingesteld.

9. Op het instrument aan te geven en in de begeleidende documentatie op te nemen gegevens

9.1 Een meetinstrument dient van de volgende opschriften te zijn voorzien:

-merk of naam van de fabrikant;

-gegevens over de nauwkeurigheid;

plus eventueel

-bijbehorende gegevens over de gebruiksomstandigheden;

-een merkteken dat aangeeft om wat voor instrument het gaat;

-nummer van het controlecertificaat van het type.

9.2 Bij een instrument dat te klein of te delicaat van samenstelling is om de desbetreffende gegevens daarop aan te brengen, moeten de gegevens op het bijbehorende foedraal worden aangebracht en/of in de bijbehorende documentatie worden opgenomen.

9.3 Een meetinstrument dient vergezeld te gaan van informatie over de werking ervan. Indien van toepassing omvat deze informatie:

-nominale bedrijfsomstandigheden;

-klasse van de klimaat-, mechanische en elektromagnetische omgeving;

-aanwijzingen betreffende installatie, onderhoud, reparatie en toegestane instellingen;

-aanwijzingen voor het juiste gebruik van het instrument en eventuele bijzondere gebruiksvoorwaarden.

9.4 Afzonderlijke gebruikershandleidingen zijn niet per se noodzakelijk voor instrumenten die worden gebruikt voor metingen door nutsbedrijven of in groepen instrumenten.

9.5 Behoudens andere specificaties in een specifieke instrumentbijlage moet het schaalinterval van een gemeten waarde de vorm 1x10n, 2x10n of 5x10n hebben, waarbij n een geheel getal of nul is. De meeteenheid of het symbool ervan dient in de onmiddellijke nabijheid van de getalswaarde te worden vermeld.

9.6 Op een stoffelijke maat dient de nominale waarde of een schaal te worden aangebracht, met vermelding van de meeteenheid.

9.7 De gebruikte meeteenheden en de symbolen daarvoor moeten voldoen aan de communautaire wettelijke bepalingen inzake meeteenheden en de symbolen daarvoor.

9.8 Alle krachtens een eis voorgeschreven markeringen, merken en opschriften dienen duidelijk, onuitwisbaar, ondubbelzinnig en niet-overdraagbaar te zijn.

10. Aanduiding van een resultaat

10.1 De aanduiding van een resultaat dient te geschieden met behulp van een display of een afdruk.

10.2 De aanduiding van een resultaat moet duidelijk en ondubbelzinnig zijn en vergezeld gaan van die merktekens en opschriften welke noodzakelijk zijn om de gebruiker in kennis te stellen van wat het resultaat aangeeft. Onder normale omstandigheden moet het weergegeven resultaat gemakkelijk afleesbaar zijn. Aanvullende aanduidingen mogen worden aangegeven mits deze niet kunnen worden verward.

10.3 Ingeval van een afdruk moet de weergave of registratie eveneens duidelijk leesbaar en onuitwisbaar zijn.

10.4 Een meetinstrument bestemd voor rechtstreekse verkooptransacties moet zodanig ontworpen zijn dat, wanneer het instrument op de beoogde wijze is geïnstalleerd, het meetresultaat aan beide bij de verkooptransactie betrokken partijen kenbaar wordt gemaakt.

10.5 Een voor nutsbedrijfmetingen in woningen bestemd meetinstrument waarvan de meetgegevens kunnen worden opgenomen met behulp van een mobiele gegevensvergaringseenheid of op afstand via een transmissieverbinding, dient te zijn voorzien van een voor de consument toegankelijk afleesvenster. De opgenomen waarde van dit afleesvenster is het meetresultaat dat dient als basis voor het te betalen bedrag.

11. Verdere gegevensverwerking ter afsluiting van de handelstransactie

11.1 Een ander dan een voor nutsbedrijfmetingen bestemd meetinstrument dient het meetresultaat vast te leggen met behulp van een duurzaam middel, vergezeld van informatie ter identificatie van de betreffende transactie, wanneer:

-het meetinstrument wordt gebruikt voor rechtstreekse verkooptransacties;

-de meting niet kan worden herhaald; en

-het meetinstrument normaliter wordt gebruikt in afwezigheid van een van de bij de transactie betrokken partijen.

11.2 Bovendien moeten een duurzaam bewijsstuk van het meetresultaat en de informatie ter identificatie van de transactie beschikbaar zijn wanneer daarnaar wordt gevraagd op het moment van afsluiting van de meting.

12. Conformiteitsbeoordeling

Een meetinstrument dient zodanig te zijn ontworpen dat eenvoudig kan worden nagegaan of het in overeenstemming is met de eisen van deze richtlijn.

--------------------

BIJLAGE II Beproevingsprogramma's

Inleiding

Indien de beproevingsprogramma's bevredigende resultaten hebben opgeleverd, wordt ervan uitgegaan dat is voldaan aan het desbetreffende aspect van de essentiële eis in kwestie. Ingeval van een bepaald instrument kunnen de waarden toegekend aan bepaalde niveaus van beproeving of combinaties van niveaus van beproeving voor de klimaat- en mechanische klassen A-I worden gewijzigd middels een verwijzing in de specifieke instrumentbijlage.

Proefopstellingen en -procedures dienen in overeenstemming te zijn met internationaal goedgekeurde documenten.

1. Beproevingsprogramma's

Naar gelang van de bedrijfsomstandigheden zijn de beproevingsprogramma's als volgt onderverdeeld:

Programma 1: Elektromagnetische omgeving

Programma 2: Klimaatomgeving

Programma 3: Mechanische omgeving

Programma 4: Voeding

Programma 5 heeft betrekking op duurzaamheid.

1.1 Toepasselijkheid van beproevingsprogramma's

Een instrument of onderdeel wordt beproefd onder de nominale bedrijfsomstandigheden, die in overeenstemming moeten zijn met de eisen van de specifieke instrumentbijlage.

1.2.1 Klimaat- en mechanische klassen

De klimaat- en mechanische klassen A-I zijn beschreven in tabel 1 van bijlage I.

In tabel 1 zijn de toepasselijke niveaus van de beproeving vermeld.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 1 Beproevingsniveaus

1.2.2 Klassen van elektromagnetische omgeving

Klasse E1 - Huishoudelijke, handels- en licht-industriële omgeving

Klasse E2 - Industriële omgeving

1.3 Grondregels voor de bepaling van fouten

Fouten dienen te worden bepaald onder normale proefomstandigheden. Bij de beoordeling van het effect van één beïnvloedende grootheid moeten alle andere factoren relatief constant worden gehouden op een waarde die dicht bij de normale waarde ligt.

1.4 Grondregels voor de beproeving

Elke beïnvloedende grootheid wordt afzonderlijk toegepast en het effect ervan wordt afzonderlijk beoordeeld. Afhankelijk van de normale bedrijfsstatus van het instrument op het moment dat de beïnvloedende grootheid gewoonlijk optreedt, dient de metrologische proef tijdens of na de toepassing van die grootheid te worden verricht.

2. Programma 1: ELEKTROMAGNETISCHE OMGEVING

Bij het in de Tabellen 2, 3 en 4 beschreven beproevingsprogramma wordt voor het instrument of onderdeel onderscheid gemaakt naar de elektromagnetische omgeving - E1 of E2 - waarvoor het bedoeld is.

Indien het instrument of onderdeel bedoeld is voor gebruik in een permanent, ononderbroken elektromagnetisch veld, moeten de toegestane prestaties tijdens de beproeving met het uitgestraalde elektromagnetische veld met amplitudemodulatie binnen de maximaal toelaatbare fout blijven; in alle andere gevallen gelden de kritische veranderingswaarde en het toelaatbare effect die zijn vastgelegd in de specifieke instrumentbijlage.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 2

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 3:Radiofrequentie - common mode

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 4: Spanningspulsen

3. PROGRAMMA 2: KLIMAATOMGEVING

Dit programma dient om na te gaan of het betrokken instrument bij bedrijf onder de toepasselijke klimaatomgevingsomstandigheden binnen de maximaal toelaatbare fout blijft.

3.1 Statische temperatuur

Voorzover mogelijk mogen de proeven "Warmte bij droge lucht" en "Koude" in één cyclus worden gecombineerd.

3.1.1 Warmte bij droge lucht

Deze proef dient om na te gaan of het betrokken instrument bij bedrijf bij hoge temperaturen binnen de maximaal toelaatbare fout blijft.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3.1.2 Koude

Deze proef dient om na te gaan of het betrokken instrument bij bedrijf bij lage temperaturen binnen de maximaal toelaatbare fout blijft.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3.2 Omgevingsvochtigheid

Afhankelijk van de bedrijfsklimaatomgeving waarvoor het instrument bedoeld is, is de proef betreffende warmte bij vochtige lucht (stabiele toestand, zonder condensatie) dan wel de proef betreffende warmte bij vochtige lucht (cyclisch, met condensatie) geschikt. Laatstgenoemde proef is geschikt wanneer er in belangrijke mate condensatie optreedt of wanneer de damppenetratie wordt versneld door de ademhaling.

Eerstgenoemde proef is geschikt wanneer er sprake is van vochtigheid zonder condensatie.

3.2.1 Warmte bij vochtige lucht, stabiele toestand (zonder condensatie)

Deze proef dient om na te gaan of het betrokken instrument bij bedrijf bij een hoge vochtigheidsgraad en een constante temperatuur binnen de maximaal toelaatbare fout blijft.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3.2.2 Warmte bij vochtige lucht, cyclisch (met condensatie)

Deze proef dient om na te gaan of het betrokken instrument bij bedrijf bij een hoge vochtigheidsgraad en cyclische temperatuurveranderingen binnen de maximaal toelaatbare fout blijft.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4. PROGRAMMA 3: MECHANISCHE OMGEVING

Dit programma dient om na te gaan of het betrokken instrument bij bedrijf onder de toepasselijke mechanische-omgevingsomstandigheden binnen de maximaal toelaatbare fout blijft.

4.1 Trillingen

De onregelmatige-trillingsproef is geschikt voor de beoordeling van omstandigheden waarin de omvang van de beïnvloedende grootheid niet stabiel is. De proef betreffende sinustrillingen is geschikt voor de beoordeling van omstandigheden waarin de frequentie(s) en het(de) niveau(s) van de effectieve versnelling bekend en stabiel zijn, of wanneer een toepasselijke resonantiefrequentie bekend is.

4.1.1 Onregelmatige trillingen

Deze proef dient om na te gaan of het betrokken instrument bij bedrijf bij onregelmatige trillingen binnen de maximaal toelaatbare fout blijft.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4.1.2 Sinustrillingen

Deze proef dient om na te gaan of het betrokken instrument bij bedrijf bij consistente trillingen binnen de maximaal toelaatbare fout blijft.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4.2 Mechanische schokken

Deze proef dient om na te gaan of het betrokken instrument bij bedrijf bij mechanische schokken binnen de maximaal toelaatbare fout blijft.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

5. PROGRAMMA 4: VOEDING

Dit programma dient om na te gaan of het betrokken instrument bij bedrijf onder normale voedingsomstandigheden binnen de maximaal toelaatbare fout blijft.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

6. PROGRAMMA 5: DUURZAAMHEID

Dit programma dient om na te gaan of er mogelijk defecten optreden gedurende de verwachte levensduur van het instrument of onderdeel.

6.1. Gasmeters

6.1.1 Diafragmameters

6.1.1.1 Proefspecificatie: 5.000 uur bij Qmax

6.1.1.2 Toelaatbare fout

Gedurende en na de test bij een stroomsnelheid Qmin, 2Qmin, 0,1Qmax, 0,4Qmax, 0,7Qmax en Qmax:

-mag de aanwijsfout bij alle stroomsnelheden tussen Qt en Qmax niet meer afwijken van de overeenkomstige aanvankelijke waarde dan 2 % bij die stroomsnelheid

-moet de aanwijsfout binnen twee maal de maximaal toelaatbare fout liggen.

6.1.2 Waaier- en turbulente-stromingsmeters

6.1.2.1 Testspecificatie: 1.000 uur, de totale duur mag niet meer bedragen dan twee maanden.

6.1.2.2 Toelaatbare fout

Na een test bij een stroomsnelheid Qmin, 0,05Qmax, 0,15Qmax, 0,25Qmax, 0,4Qmax, 0,7Qmax en Qmax:

-mag de aanwijsfout bij alle stroomsnelheden tussen Qt en Qmax niet meer afwijken van de overeenkomstige aanvankelijke waarde dan eenderde van de maximaal toelaatbare fout bij die stroomsnelheid

-moet de aanwijsfout binnen de maximaal toelaatbare fout liggen.

6.2. Watermeters

6.2.1 Watermeters moeten aan twee opeenvolgende reeksen tests worden onderworpen.

-Q3 kleiner dan of gelijk aan 16m3/h

-Eerste reeks (cyclische test): 100.000 discontinue cycli gedurende welke de stroomsnelheid tussen nul en Q3 mag variëren. Elke cyclus omvat ten minste een periode tijdens welke de stroomsnelheid nul is en minstens een periode gedurende welke de stroomsnelheid Q3 bedraagt.

-Tweede reeks (continue test): continue stroomsnelheid Q4 gedurende 100 uur.

-Q3 groter dan 16 m3/h

-Eerste reeks: continue stroomsnelheid Q3 gedurende 750 uur.

-Tweede reeks: continue stroomsnelheid Q4 gedurende 200 uur.

6.2.2 Toelaatbare fout

6.2.2.1 De afwijking van de meetfout na elke reeks tests in vergelijking met de aanvankelijke meetfout mag niet meer bedragen dan:

-3 % van het gemeten volume van Q1 inclusief tot Q2.

-1.5 % van het gemeten volume van Q2 inclusief tot Q4.

6.2.2.2 De meetfout bij de meting van het volume na elke reeks tests mag niet meer bedragen dan:

-+/- 6 % van het gemeten volume van Q1 inclusief tot Q2

-+/- 2.5 % van het gemeten volume van Q2 (inclusief) tot en met Q4 bij watermeters bestemd voor de meting van water met een temperatuur die ligt tussen 0.1°C en 30°C,

-+/- 3.5 % van het gemeten volume van Q2 inclusief tot en met Q4 bij watermeters bestemd voor de meting van water met een temperatuur die ligt tussen 30°C en 90°C.

6.2.3 Watervolume

De hoeveelheid water die door elke geteste meter stroomt in verband met de twee testreeksen van punt 2.1 moet minstens de volgende zijn:

600 x Q3 (in m3) bij Q3 < 16 m3/h

1.000 x Q3 (in m3) bij Q3 > 16 m3/h

6.2.4 De geteste stroomsnelheden

De meetfout bij de meting van een hoeveelheid water moet voor iedere geteste meter voor en na iedere testreeks worden bepaald onder referentie-omstandigheden bij de volgende stroomsnelheden:

Q1 - (Q1+ Q2)/2 - Q2 - 0,1Q3 - 0,3Q3 - 0,5Q3 - Q3 - Q4.

6.2.5 Testvoorwaarden

De tests dienen te worden uitgevoerd met water van een geschikte temperatuur zodat de meter wordt beproefd voor het temperatuurgebied waarvoor deze is bedoeld. Het voor de test gebruikte water dient schoon te zijn en geen zwevende vaste deeltjes te bevatten; het dient nauwelijks agressief te zijn en een laag gehalte aan calciumcarbonaat te hebben.

--------------------

BIJLAGE III Criteria waaraan de door de lidstaten aangemelde instanties voor het verrichten van de taken in verband met de conformiteitsbeoordelingsmodules moeten voldoen

Hieronder zijn de criteria vermeld die de lidstaten moeten toepassen bij de aanwijzing van de instanties overeenkomstig artikel 8, lid 1.

1. De instantie, de directeur en het bij de conformiteitsbeoordeling betrokken personeel mogen niet de ontwerper, fabrikant, leverancier, installateur of gebruiker van de meetinstrumenten zijn die zij controleren, noch de gevolmachtigde vertegenwoordiger van een van deze personen. Zij mogen evenmin rechtstreeks betrokken zijn bij het ontwerp, de fabricage, het in de handel brengen of het onderhoud van de instrumenten, noch de bij deze activiteiten betrokken partijen vertegenwoordigen. Deze criteria sluiten echter op geen enkele wijze de uitwisseling van technische inlichtingen in verband met de conformiteitsbeoordeling tussen een fabrikant en de instantie uit.

2. De instantie en het bij de conformiteitsbeoordeling betrokken personeel moeten vrij zijn van druk of invloeden van buitenaf, met name invloeden van financiële aard, die van effect zouden kunnen zijn op de beoordeling of het resultaat van de conformiteitscontrole, met name van personen of groepen die belang hebben bij het resultaat van de beoordeling.

3. De conformiteitsbeoordelingstaken dienen uitgevoerd te worden met de grootst mogelijke mate van professionele integriteit en de nodigde vakbekwaamheid op het gebied van de metrologie.

Mocht de instantie bepaalde taken aangaande de controle van de productprestaties of -specificaties door derden laten uitvoeren, dan moet zij eerst nagaan of deze derde partij voldoet aan de bepalingen van deze richtlijn, met name die in de bijlage. De instantie houdt documenten over de beoordeling van de bekwaamheden van derden en de door hem uitgevoerde werkzaamheden in het kader van deze richtlijn ter beschikking van de nationale overheid.

4. De instantie dient alle door hem volgens de bijlage uit te voeren taken, waarvoor zij is aangemeld, te kunnen vervullen, of het nu gaat om taken die de instantie zelf uitvoert of die welke namens haar en onder haar verantwoordelijkheid worden verricht. De instantie dient te beschikken over het nodige personeel en de benodigde faciliteiten om de technische en administratieve taken aangaande de beoordeling en controle naar behoren te kunnen uitvoeren.

5. De instantie dient

-vakbekwaam te zijn opgeleid, hetgeen alle aspecten van de beoordeling en de controle waarvoor de instantie werd aangewezen, omvat;

-over voldoende kennis te beschikken aangaande de voorschriften inzake de controles die zij uitvoert en toereikende ervaring te hebben met dergelijke controles;

-certificaten, dossiers en rapporten te kunnen opstellen om aan te tonen dat de controles werden uitgevoerd.

6. De onpartijdigheid van de instantie moet zijn gegarandeerd. De vergoeding mag niet afhangen van het aantal uitgevoerde controles, noch van de resultaten van de controles.

7. De instantie dient een verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid te sluiten, tenzij de lidstaat overeenkomstig het nationale recht aansprakelijk is of de lidstaat de controles zelf uitvoert.

8. Het personeel van de instantie is gebonden aan het beroepsgeheim ten aanzien van alle gegevens die bij de uitoefening van de taken overeenkomstig deze richtlijn of een bepaling van nationaal recht tot omzetting van deze richtlijn zijn verzameld, behalve ten opzichte van de bevoegde instantie van de lidstaat waar de werkzaamheden werden uitgevoerd.

--------------------

BIJLAGE IV Technische documentatie

De technische documentatie moet inzicht verschaffen in het ontwerp, het fabricageproces en de werking van het meetinstrument; op basis van deze documentatie moet kunnen worden beoordeeld of het instrument in overeenstemming is met de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

De documentatie moet, voorzover dat voor deze beoordeling nodig is, het volgende bevatten:

-een algemene beschrijving van het instrument;

-ontwerp- en fabricagetekeningen alsmede schema's van delen, onderdelen, circuits enz.;

-beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van het bovenstaande, de werking van het instrument inbegrepen;

-een lijst van de in artikel 9 bedoelde normen die geheel of gedeeltelijk zijn toegepast, en beschrijvingen van de oplossingen die zijn gekozen om aan de essentiële eisen te voldoen ingeval de in artikel 9 bedoelde normen niet zijn toegepast;

-de resultaten van de gemaakte faseberekeningen, de verrichte onderzoeken enz.;

-de keuringsrapporten;

-de verklaringen van EG-typeonderzoek of de verklaringen van EG-ontwerp-onderzoek betreffende die instrumenten die elementen bevatten die identiek zijn aan die van het ontwerp.

--------------------

BIJLAGE A Op interne fabricagecontrole plus productcontrole door een aangemelde instantie gebaseerde verklaring van overeenstemming

1. De op interne fabricagecontrole door een aangemelde instantie gebaseerde verklaring van overeenstemming is de conformiteitsbeoordelingsprocedure in het kader waarvan de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde voldoet aan de onderstaande verplichtingen en garandeert en verklaart dat de betrokken meetinstrumenten voldoen aan de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

Technische documentatie

2. De fabrikant stelt de in bijlage IV beschreven technische documentatie samen. Op basis van deze documentatie moet kunnen worden beoordeeld of het instrument in overeenstemming is met de desbetreffende eisen van deze richtlijn. Voorzover dat voor de beoordeling nodig is, dient deze documentatie inzicht te verschaffen in het ontwerp, het fabricageproces en de werking van het instrument.

3. De fabrikant houdt gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument de technische documentatie ter beschikking van de nationale instanties.

Fabricageproces

4. De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de vervaardigde instrumenten in overeenstemming zijn met de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

Verklaring van overeenstemming

5.1. De fabrikant brengt de CE-markering van overeenstemming en de aanvullende metrologische markering aan op elk meetinstrument dat aan de desbetreffende eisen van deze richtlijn voldoet.

5.2. Voor elk instrumentmodel wordt een verklaring van overeenstemming opgesteld, die gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument ter beschikking van de nationale instanties moet worden gehouden. In die verklaring wordt het model van het instrument waarvoor zij is opgesteld, geïdentificeerd.

Tevens wordt een afschrift van deze verklaring toegezonden aan een van de overeenkomstig artikel 8 voor typeonderzoek aangemelde instanties, die ervoor moet zorgen dat de lijst van ontvangen verklaringen van overeenstemming periodiek ter beschikking van alle lidstaten wordt gesteld.

Bij elk meetinstrument dat in de handel wordt gebracht, wordt een exemplaar van die verklaring gevoegd.

Gemachtigde

6. De in de punten 3 en 5.2 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde.

Indien noch de fabrikant noch zijn gemachtigde in de Gemeenschap is gevestigd, is de importeur of degene die het instrument in de Gemeenschap in de handel brengt degene die bovenbedoelde verplichtingen moet nakomen.

--------------------

BIJLAGE A1 Op interne fabricagecontrole plus productcontrole door een aangemelde instantie gebaseerde verklaring van overeenstemming

1. De op interne fabricagecontrole plus productcontrole door een aangemelde instantie gebaseerde verklaring van overeenstemming is de conformiteitsbeoordelings procedure in het kader waarvan de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde voldoet aan de onderstaande verplichtingen en garandeert en verklaart dat de betrokken meetinstrumenten voldoen aan de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

Technische documentatie

2. De fabrikant stelt de in bijlage IV beschreven technische documentatie samen. Op basis van deze documentatie moet kunnen worden beoordeeld of het instrument in overeenstemming is met de desbetreffende eisen van deze richtlijn. Voorzover dat voor de beoordeling nodig is, dient deze documentatie inzicht te verschaffen in het ontwerp, het fabricageproces en de werking van het instrument.

3. De fabrikant houdt gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument de technische documentatie ter beschikking van de nationale instanties.

Fabricageproces

4. De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de vervaardigde instrumenten in overeenstemming zijn met de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

Productcontroles

5. Een door de fabrikant gekozen aangemelde instantie verricht met willekeurige tussenpozen productcontroles of laat deze verrichten. De aangemelde instantie neemt, voordat de producten in de handel worden gebracht, een adequaat monster van de eindproducten, dat aan een onderzoek wordt onderworpen en waarop passende proeven als omschreven in het (de) in artikel 9 bedoelde relevante document(en), of daarmee gelijkstaande proeven, worden verricht teneinde de overeenstemming van de instrumenten met de toepasselijke eisen van deze richtlijn te controleren. Indien er geen relevant document bestaat, beslist de aangemelde instantie over de te verrichten passende proeven.

Is een relevant aantal instrumenten van het monster niet in overeenstemming, dan neemt de aangemelde instantie de nodige maatregelen.

Verklaring van overeenstemming

6.1. De fabrikant brengt de CE-markering van overeenstemming, de aanvullende metrologische markering en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 5 bedoelde aangemelde instantie, diens identificatienummer aan op elk meetinstrument dat aan de desbetreffende eisen van deze richtlijn voldoet.

6.2. Voor elk instrumentmodel wordt een verklaring van overeenstemming opgesteld, die gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument ter beschikking van de nationale instanties moet worden gehouden. In die verklaring wordt het model van het instrument waarvoor zij is opgesteld, geïdentificeerd.

Tevens wordt een afschrift van deze verklaring toegezonden aan een van de overeenkomstig artikel 8 voor typeonderzoek aangemelde instanties, die ervoor moet zorgen dat de lijst van ontvangen verklaringen van overeenstemming periodiek ter beschikking van alle lidstaten wordt gesteld.

Bij elk meetinstrument dat in de handel wordt gebracht, wordt een exemplaar van die verklaring gevoegd.

Gemachtigde

7. De in de punten 3 en 6.2 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde.

Indien noch de fabrikant noch zijn gemachtigde in de Gemeenschap is gevestigd, is de importeur of degene die het instrument in de Gemeenschap in de handel brengt degene die bovenbedoelde verplichtingen moet nakomen.

--------------------

BIJLAGE B Typeonderzoek

1. Typeonderzoek is dat deel van de conformiteitsbeoordelingsprocedure in het kader waarvan een aangemelde instantie het technisch ontwerp van een meetinstrument onderzoekt en garandeert en verklaart dat het technisch ontwerp voldoet aan de desbetreffende bepalingen van deze richtlijn.

2. Het typeonderzoek kan op een van de volgende wijzen worden verricht. De aangemelde instantie beslist over de passende wijze en het vereiste aantal exemplaren.

a) onderzoek van een voor de beoogde productie representatief exemplaar van het gehele meetinstrument;

b) onderzoek van voor de beoogde productie representatieve exemplaren van een of meer kritische delen van het meetinstrument, en een beoordeling van de geschiktheid van het technisch ontwerp van de overige delen van het meetinstrument via onderzoek van de technische documentatie en het ondersteunend bewijsmateriaal als bedoeld in punt 3;

c) beoordeling van de geschiktheid van het technisch ontwerp van het meetinstrument via onderzoek van de technische documentatie en het ondersteunend bewijsmateriaal als bedoeld in punt 3, zonder onderzoek van een exemplaar.

3. De aanvraag voor het typeonderzoek wordt door de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde ingediend bij een aangemelde instantie van zijn keuze.

De aanvraag omvat:

-naam en adres van de fabrikant en, indien de aanvraag wordt ingediend door zijn gemachtigde, ook diens naam en adres;

-een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag bij een andere aangemelde instantie is ingediend;

-de technische documentatie als omschreven in bijlage IV. Op basis van deze documentatie moet kunnen worden beoordeeld of het instrument in overeenstemming is met de desbetreffende eisen van deze richtlijn. Deze documentatie dient, voorzover dat voor die beoordeling nodig is, inzicht te verschaffen in het ontwerp, het fabricageproces en de werking van het instrument;

-de voor de beoogde productie representatieve exemplaren, waar om wordt verzocht door de aangemelde instantie;

-het ondersteunend bewijsmateriaal inzake de geschiktheid van het technisch ontwerp van die delen van het meetinstrument waarvoor geen exemplaren worden verlangd. In dit ondersteunend bewijsmateriaal worden alle toegepaste relevante documenten vermeld, in het bijzonder wanneer de in artikel 9 bedoelde relevante documenten niet volledig zijn toegepast, en het omvat zo nodig de resultaten van de door het daartoe geëigende laboratorium van de fabrikant uitgevoerde proeven, of van de in zijn opdracht en onder zijn verantwoordelijkheid door een ander laboratorium uitgevoerde proeven.

4. De aangemelde instantie gaat

voor de exemplaren:

4.1. over tot het bestuderen van de technische documentatie, tot het controleren of de exemplaren in overeenstemming daarmee zijn vervaardigd en tot het identificeren van die elementen die overeenkomstig de relevante bepalingen van de in artikel 9 bedoelde relevante documenten zijn ontworpen, alsook van die elementen die zijn ontworpen zonder toepassing van de desbetreffende bepalingen van die documenten;

4.2. over tot de passende onderzoeken en noodzakelijke proeven, of laat die verrichten om, ingeval de fabrikant heeft gekozen voor de oplossingen uit de relevante documenten, na te gaan of deze op de juiste wijze zijn toegepast;

4.3. over tot de passende onderzoeken en noodzakelijke proeven, of laat die verrichten om, ingeval de fabrikant niet heeft gekozen voor de oplossingen uit de relevante documenten, na te gaan of de door de fabrikant gekozen oplossingen voldoen aan de desbetreffende essentiële eisen van deze richtlijn;

4.4. in overleg met de aanvrager over tot het vaststellen van de plaats waar de onderzoeken en proeven zullen worden uitgevoerd.

voor de overige delen van het meetinstrument:

4.5. over tot het bestuderen van de technische documentatie en het ondersteunend bewijsmateriaal teneinde te beoordelen of het technisch ontwerp van de overige delen van het meetinstrument toereikend is.

voor het fabricageproces:

4.6. over tot het bestuderen van de technische documentatie teneinde zich ervan te overtuigen dat de fabrikant over toereikende middelen beschikt om een homogene productie te waarborgen.

5. Indien het technisch ontwerp voldoet aan de bepalingen van deze richtlijn die op het meetinstrument van toepassing zijn, verstrekt de aangemelde instantie de aanvrager een verklaring van EG-typeonderzoek. Deze verklaring bevat de naam en het adres van de fabrikant, de conclusies van het onderzoek, de eventuele voorwaarden voor de geldigheid ervan en de noodzakelijke gegevens voor de identificatie van het instrument.

Een lijst van alle relevante delen van de technische documentatie wordt als bijlage bij de verklaring gevoegd en de aangemelde instantie bewaart een exemplaar daarvan.

De verklaring is tien jaar geldig vanaf de datum van afgifte en kan telkens voor een periode van tien jaar worden vernieuwd.

6. De aangemelde instantie die in het bezit is van de technische documentatie betreffende de verklaring van het EG-typeonderzoek, wordt door de aanvrager in kennis gesteld van alle wijzigingen in het instrument die van invloed kunnen zijn op de overeenstemming van het instrument met de fundamentele voorschriften of de voorwaarden voor de geldigheid van de verklaring. Dergelijke wijzigingen vereisen een aanvullende goedkeuring in de vorm van een aanvulling op de oorspronkelijke verklaring van EG-typeonderzoek.

7. Iedere aangemelde instantie stelt periodiek de lijst van de

-afgegeven verklaringen van EG-typeonderzoek;

-geweigerde verklaringen van EG-typeonderzoek;

-aanvullingen en wijzigingen met betrekking tot reeds afgegeven verklaringen ter beschikking van alle lidstaten.

Iedere aangemelde instantie moet alle lidstaten onmiddellijk in kennis stellen van de intrekking van een verklaring van EG-typeonderzoek. Iedere lidstaat moet die informatie ter beschikking van de door hem aangemelde instanties stellen.

8. De overige aangemelde instanties kunnen een afschrift krijgen van de verklaringen van EG- typeonderzoek en/of de aanvullingen daarop. De bijlagen bij de verklaringen worden ter beschikking van de overige aangemelde instanties gehouden.

9. Naast de technische documentatie bewaart de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste meetinstrument ook een afschrift van de verklaring van EG-typeonderzoek en van de aanvullingen daarop.

Indien noch de fabrikant noch zijn gemachtigde in de Gemeenschap is gevestigd, is de importeur of degene die het meetinstrument in de Gemeenschap in de handel brengt degene die de technische documentatie ter beschikking moet houden.

--------------------

BIJLAGE C Op interne fabricagecontrole gebaseerde verklaring van overeenstemming met het type

1. De op interne fabricagecontrole gebaseerde verklaring van overeenstemming met het type is dat deel van een conformiteitsbeoordelingsprocedure in het kader waarvan de fabrikant of zijn gemachtigde voldoet aan de onderstaande verplichtingen en garandeert en verklaart dat de betrokken meetinstrumenten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek, en voldoen aan de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

Fabricageproces

2. De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de vervaardigde instrumenten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek, en met de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

Verklaring van overeenstemming

3.1. De fabrikant brengt de CE-markering van overeenstemming en de aanvullende metrologische markering aan op elk meetinstrument dat in overeenstemming is met het type als beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek, en met de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

3.2. Voor elk instrumentmodel wordt een verklaring van overeenstemming opgesteld, die gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument ter beschikking van de nationale instanties moet worden gehouden. In die verklaring wordt het model van het instrument waarvoor zij is opgesteld, geïdentificeerd.

Bij elk meetinstrument dat in de handel wordt gebracht, wordt een exemplaar van die verklaring gevoegd.

Gemachtigde

4. De in punt 3.2 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde.

Indien noch de fabrikant noch zijn gemachtigde in de Gemeenschap is gevestigd, is de importeur of degene die het instrument in de Gemeenschap in de handel brengt degene die bovenbedoelde verplichtingen moet nakomen.

--------------------

BIJLAGE C1 Op interne fabricagecontrole plus productcontrole door een aangemelde instantie gebaseerde verklaring van overeenstemming met het type

1. De op interne fabricagecontrole plus productcontrole door een aangemelde instantie gebaseerde verklaring van overeenstemming met het type is dat deel van een conformiteitsbeoordelingsprocedure in het kader waarvan de fabrikant of zijn gemachtigde voldoet aan de onderstaande verplichtingen en garandeert en verklaart dat de betrokken meetinstrumenten in overeenstemming zijn met het type zoals beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek, en voldoen aan de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

Fabricageproces

2. De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de vervaardigde instrumenten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek, en met de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

Productcontroles

3. Een door de fabrikant gekozen aangemelde instantie verricht met willekeurige tussenpozen productcontroles of laat deze verrichten. De aangemelde instantie neemt, voordat de producten in de handel worden gebracht, een adequaat monster van de eindproducten, dat aan een onderzoek wordt onderworpen en waarop passende proeven als omschreven in het (de) in artikel 9 bedoelde relevante document(en), of daarmee gelijkstaande proeven, worden verricht teneinde de overeenstemming van de instrumenten met het type als beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek, en met de toepasselijke eisen van deze richtlijn te controleren. Indien er geen relevant document bestaat, beslist de aangemelde instantie over de te verrichten passende proeven.

Is een relevant aantal instrumenten van het monster niet in overeenstemming, dan neemt de aangemelde instantie de nodige maatregelen.

Verklaring van overeenstemming

4.1. De fabrikant brengt de CE-markering van overeenstemming, de aanvullende metrologische markering en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 3 bedoelde aangemelde instantie, diens identificatienummer aan op elk meetinstrument dat in overeenstemming is met het type als beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek, en met de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

4.2. Voor elk instrumentmodel wordt een verklaring van overeenstemming opgesteld, die gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument ter beschikking van de nationale instanties moet worden gehouden. In die verklaring wordt het model van het instrument waarvoor zij is opgesteld, geïdentificeerd.

Bij elk meetinstrument dat in de handel wordt gebracht, wordt een exemplaar van die verklaring gevoegd.

Gemachtigde

5. De in punt 4.2 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde.

Indien noch de fabrikant noch zijn gemachtigde in de Gemeenschap is gevestigd, is de importeur of degene die het instrument in de Gemeenschap in de handel brengt degene die bovenbedoelde verplichtingen moet nakomen.

--------------------

BIJLAGE D Op productiekwaliteitsborging gebaseerde verklaring van overeenstemming met het type

1. De op productiekwaliteitsborging gebaseerde verklaring van overeenstemming met het type is dat deel van een conformiteitsbeoordelingsprocedure in het kader waarvan de fabrikant voldoet aan de onderstaande verplichtingen en garandeert en verklaart dat de betrokken meetinstrumenten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek, en met de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

Fabricageproces

2. De fabrikant hanteert voor productie, eindproductcontrole en beproeving van het betrokken meetinstrument een goedgekeurd kwaliteitssysteem als omschreven in punt 3 en is onderworpen aan het toezicht als omschreven in punt 4.

Kwaliteitssysteem

3.1. De fabrikant dient bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag voor beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in.

Deze aanvraag behelst:

-alle van belang zijnde informatie over de bedoelde categorie instrumenten;

-de documentatie over het kwaliteitssysteem;

-de technische documentatie betreffende het goedgekeurde type en een afschrift van de verklaring van EG-typeonderzoek.

3.2. Het kwaliteitssysteem moet waarborgen dat de instrumenten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek, en met de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

Alle door de fabrikant gevolgde beginselen, eisen en bepalingen moeten systematisch en ordelijk worden aangegeven in een documentatie van schriftelijk vastgelegde maatregelen, procedures en instructies. Deze documentatie over het kwaliteitssysteem dient ervoor te zorgen dat de kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handleidingen en -rapporten op dezelfde manier worden geïnterpreteerd.

Zij dient met name een behoorlijke beschrijving te bevatten van:

-de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de productkwaliteit;

-de fabricageprocédés, de kwaliteitsbeheersings- en kwaliteitsborgings technieken, alsmede de in dat verband systematisch toe te passen technieken en maatregelen;

-de onderzoeken en proeven die vóór, tijdens en na de fabricage worden verricht en de frequentie waarmee dat zal gebeuren;

-de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, beproevingsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz.;

-de middelen om controle uit te oefenen op het bereiken van de vereiste productkwaliteit en de doeltreffende werking van het kwaliteitsysteem.

3.3. De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan wanneer het gaat om een kwaliteitssysteem dat voldoet aan de overeenkomstige specificaties van de nationale norm ter uitvoering van de desbetreffende geharmoniseerde norm.

Het beoordelingsteam moet leden omvatten met ervaring in het beoordelen van de instrumenttechnologie in kwestie en met ervaring als wettelijk metrologisch controleur. De beoordelingsprocedure omvat een inspectiebezoek aan de installaties van de fabrikant.

De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit.

3.4. De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

3.5. De aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de fabrikant op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem nog steeds voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit.

Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie

4.1. Het toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem.

4.2. De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor inspectiedoeleinden toegang tot de fabricage-, controle-, beproevings- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name:

-de documentatie over het kwaliteitssysteem;

-de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, beproevingsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz..

4.3. De aangemelde instantie verricht periodieke controles om erop toe te zien dat de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en bezorgt de fabrikant een controleverslag.

4.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de fabrikant. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig productproeven verrichten of laten verrichten om zich van de goede werking van het kwaliteitssysteem te vergewissen. Zij verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, indien proeven hebben plaatsgevonden, een beproevingsverslag.

Verklaring van overeenstemming

5.1. De fabrikant brengt de CE-markering van overeenstemming, de aanvullende metrologische markering en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 3.1 bedoelde aangemelde instantie, diens identificatienummer aan op elk meetinstrument dat in overeenstemming is met het type als beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek, en met de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

5.2. Voor elk instrumentmodel wordt een verklaring van overeenstemming opgesteld, die gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument ter beschikking van de nationale instanties moet worden gehouden. In die verklaring wordt het model van het instrument waarvoor zij is opgesteld, geïdentificeerd.

Bij elk meetinstrument dat in de handel wordt gebracht, wordt een exemplaar van die verklaring gevoegd.

6. De fabrikant houdt gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste meetinstrument de volgende gegevens ter beschikking van de nationale autoriteiten:

-de in punt 3.1, tweede streepje, bedoelde documentatie;

-de in punt 3.5 bedoelde aanpassingen zoals deze zijn goedgekeurd;

-de in de punten 3.5, 4.3 en 4.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie.

7. Iedere aangemelde instantie stelt alle lidstaten periodiek de lijst ter beschikking van de afgegeven of geweigerde kwaliteitssysteemgoedkeuringen, en stelt alle lidstaten onmiddellijk in kennis van de intrekking van een kwaliteitssysteemgoedkeuring.

Iedere lidstaat moet die informatie ter beschikking van de door hem aangemelde instanties stellen.

Gemachtigde

8. De in de punten 3.1, 3.5, 5.2 en 6 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde.

--------------------

BIJLAGE D1 Op productiekwaliteitsborging gebaseerde verklaring van overeenstemming

1. De op productiekwaliteitsborging gebaseerde verklaring van overeenstemming is de conformiteitsbeoordelingsprocedure in het kader waarvan de fabrikant voldoet aan de onderstaande verplichtingen en garandeert en verklaart dat de betrokken meetinstrumenten voldoen aan de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

Technische documentatie

2. De fabrikant stelt de in bijlage IV beschreven technische documentatie samen. Op basis van deze documentatie moet kunnen worden beoordeeld of het instrument in overeenstemming is met de desbetreffende eisen van deze richtlijn. Voorzover dat voor de beoordeling nodig is, dient deze documentatie inzicht te verschaffen in het ontwerp en de werking van het instrument.

3. De fabrikant houdt gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument de technische documentatie ter beschikking van de nationale instanties.

Fabricageproces

4. De fabrikant hanteert voor productie, eindproductcontrole en beproeving van het betrokken meetinstrument een goedgekeurd kwaliteitssysteem als omschreven in punt 5 en is onderworpen aan het toezicht als omschreven in punt 6.

Kwaliteitssysteem

5.1. De fabrikant dient bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag voor beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in.

Deze aanvraag behelst:

-alle van belang zijnde informatie over de bedoelde categorie instrumenten;

-de documentatie over het kwaliteitssysteem;

-de in punt 2 bedoelde technische documentatie.

5.2. Het kwaliteitssysteem moet waarborgen dat de instrumenten in overeenstemming zijn met de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

Alle door de fabrikant gevolgde beginselen, eisen en bepalingen moeten systematisch en ordelijk worden aangegeven in een documentatie van schriftelijk vastgelegde maatregelen, procedures en instructies. Deze documentatie over het kwaliteitssysteem dient ervoor te zorgen dat de kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handleidingen en -rapporten op dezelfde manier worden geïnterpreteerd.

Zij dient met name een behoorlijke beschrijving te bevatten van:

-de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de productkwaliteit;

-de fabricageprocédés, de kwaliteitsbeheersings- en kwaliteitsborgings technieken, alsmede de in dat verband systematisch toe te passen technieken en maatregelen;

-de onderzoeken en proeven die vóór, tijdens en na de fabricage worden verricht en de frequentie waarmee dat zal gebeuren;

-de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, beproevingsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz.;

-de middelen om controle uit te oefenen op het bereiken van de vereiste productkwaliteit en de doeltreffende werking van het kwaliteitsysteem.

5.3. De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 5.2 bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan wanneer het gaat om een kwaliteitssysteem dat voldoet aan de overeenkomstige specificaties van de nationale norm ter uitvoering van de desbetreffende geharmoniseerde norm.

Het beoordelingsteam moet leden omvatten met ervaring in het beoordelen van de instrumenttechnologie in kwestie en met ervaring als wettelijk metrologisch controleur. De beoordelingsprocedure omvat een inspectiebezoek aan de installaties van de fabrikant.

De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit.

5.4. De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

5.5. De aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de fabrikant op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem nog steeds voldoet aan de in punt 5.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit.

Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie

6.1. Het toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem.

6.2. De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor inspectiedoeleinden toegang tot de fabricage-, controle-, beproevings- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name:

-de documentatie over het kwaliteitssysteem;

-de in punt 2 bedoelde technische documentatie;

-de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, beproevingsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz..

6.3. De aangemelde instantie verricht periodieke controles om erop toe te zien dat de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en bezorgt de fabrikant een controleverslag.

6.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de fabrikant. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig productproeven verrichten of laten verrichten om zich van de goede werking van het kwaliteitssysteem te vergewissen. Zij verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, indien proeven hebben plaatsgevonden, een beproevingsverslag.

Verklaring van overeenstemming

7.1. De fabrikant brengt de CE-markering van overeenstemming, de aanvullende metrologische markering en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 5.1 bedoelde aangemelde instantie, diens identificatienummer aan op elk meetinstrument dat voldoet aan de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

7.2. Voor elk instrumentmodel wordt een verklaring van overeenstemming opgesteld, die gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument ter beschikking van de nationale instanties moet worden gehouden. In die verklaring wordt het model van het instrument waarvoor zij is opgesteld, geïdentificeerd.

Bij elk meetinstrument dat in de handel wordt gebracht, wordt een exemplaar van die verklaring gevoegd.

8. De fabrikant houdt gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste meetinstrument de volgende gegevens ter beschikking van de nationale autoriteiten:

-de in punt 5.1, tweede streepje, bedoelde documentatie;

-de in punt 5.5 bedoelde aanpassingen zoals deze zijn goedgekeurd;

-de in de punten 5.5, 6.3 en 6.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie.

9. Iedere aangemelde instantie stelt alle lidstaten periodiek de lijst ter beschikking van de afgegeven of geweigerde kwaliteitssysteemgoedkeuringen, en stelt alle lidstaten onmiddellijk in kennis van de intrekking van een kwaliteitssysteemgoedkeuring.

Iedere lidstaat moet die informatie ter beschikking van de door hem aangemelde instanties stellen.

Gemachtigde

10. De in de punten 5.1, 5.5, 7.2 en 8 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde.

--------------------

BIJLAGE E Op kwaliteitsborging van de eindproductcontrole en beproeving gebaseerde verklaring van overeenstemming met het type

1. De op kwaliteitsborging van de eindproductcontrole en beproeving gebaseerde verklaring van overeenstemming met het type is dat deel van een conformiteitsbeoordelingsprocedure in het kader waarvan de fabrikant voldoet aan de onderstaande verplichtingen en garandeert en verklaart dat de betrokken meetinstrumenten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek, en voldoen aan de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

Fabricageproces

2. De fabrikant hanteert voor de eindproductcontrole en beproeving van het betrokken meetinstrument een goedgekeurd kwaliteitssysteem als omschreven in punt 3 en is onderworpen aan het toezicht als omschreven in punt 4.

Kwaliteitssysteem

3.1. De fabrikant dient bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag voor beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in.

Deze aanvraag behelst:

-alle van belang zijnde informatie over de bedoelde categorie instrumenten;

-de documentatie over het kwaliteitssysteem;

-de technische documentatie over het goedgekeurde type en een afschrift van de verklaring van EG-typeonderzoek.

3.2. Het kwaliteitssysteem moet waarborgen dat de instrumenten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek, en met de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

Alle door de fabrikant gevolgde beginselen, eisen en bepalingen moeten systematisch en ordelijk worden aangegeven in een documentatie van schriftelijk vastgelegde maatregelen, procedures en instructies. Deze documentatie over het kwaliteitssysteem dient ervoor te zorgen dat de kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handleidingen en -rapporten op dezelfde manier worden geïnterpreteerd.

Zij dient met name een behoorlijke beschrijving te bevatten van:

-de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijk heden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de productkwaliteit;

-de onderzoeken en proeven die na de fabricage worden verricht;

-de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, beproevingsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz.;

-de middelen om controle uit te oefenen op de doeltreffende werking van het kwaliteitsysteem.

3.3. De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan wanneer het gaat om een kwaliteitssysteem dat voldoet aan de overeenkomstige specificaties van de nationale norm ter uitvoering van de desbetreffende geharmoniseerde norm.

Het beoordelingsteam moet leden omvatten met ervaring in het beoordelen van de instrumenttechnologie in kwestie en met ervaring als wettelijk metrologisch controleur. De beoordelingsprocedure omvat een inspectiebezoek aan de installaties van de fabrikant.

De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit.

3.4. De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

3.5. De aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de fabrikant op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem nog steeds voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit.

Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie

4.1. Het toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem.

4.2. De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor inspectiedoeleinden toegang tot de controle-, beproevings- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name:

-de documentatie over het kwaliteitssysteem;

-de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, beproevingsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz.

4.3. De aangemelde instantie verricht periodieke controles om erop toe te zien dat de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en bezorgt de fabrikant een controleverslag.

4.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de fabrikant. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig productproeven verrichten of laten verrichten om zich van de goede werking van het kwaliteitssysteem te vergewissen. Zij verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, indien proeven hebben plaatsgevonden, een beproevingsverslag.

Verklaring van overeenstemming

5.1. De fabrikant brengt de CE-markering van overeenstemming, de aanvullende metrologische markering en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 3.1 bedoelde aangemelde instantie, diens identificatienummer aan op elk meetinstrument dat in overeenstemming is met de verklaring van EG-typeonderzoek, en voldoet aan de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

5.2. Voor elk instrumentmodel wordt een verklaring van overeenstemming opgesteld, die gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument ter beschikking van de nationale instanties moet worden gehouden. In die verklaring wordt het model van het instrument waarvoor zij is opgesteld, geïdentificeerd.

Bij elk meetinstrument dat in de handel wordt gebracht, wordt een exemplaar van die verklaring gevoegd.

6. De fabrikant houdt gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste meetinstrument de volgende gegevens ter beschikking van de nationale autoriteiten:

-de in punt 3.1, tweede streepje, bedoelde documentatie;

-de in punt 3.5,, tweede alinea, bedoelde aanpassingen zoals deze zijn goedgekeurd;

-de in de punten 3.5, laatste alinea, 4.3 en 4.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie.

7. Iedere aangemelde instantie stelt alle lidstaten periodiek de lijst ter beschikking van de afgegeven of geweigerde kwaliteitssysteemgoedkeuringen, en stelt alle lidstaten onmiddellijk in kennis van de intrekking van een kwaliteitssysteemgoedkeuring.

Iedere lidstaat moet die informatie ter beschikking van de door hem aangemelde instanties stellen.

Gemachtigde

8. De in de punten 3.1, 3.5, 5.2 en 6 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde.

--------------------

BIJLAGE E1 Op kwaliteitsborging van de eindproductcontrole en beproeving gebaseerde verklaring van overeenstemming

1. De op kwaliteitsborging van de eindproductcontrole en beproeving gebaseerde verklaring van overeenstemming is de conformiteitsbeoordelingsprocedure in het kader waarvan de fabrikant voldoet aan de onderstaande verplichtingen en garandeert en verklaart dat de betrokken meetinstrumenten voldoen aan de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

Technische documentatie

2. De fabrikant stelt de in bijlage IV beschreven technische documentatie samen. Op basis van deze documentatie moet kunnen worden beoordeeld of het instrument in overeenstemming is met de desbetreffende eisen van deze richtlijn. Voorzover dat voor de beoordeling nodig is, dient deze documentatie inzicht te verschaffen in het ontwerp, het fabricageproces en de werking van het instrument.

3. De fabrikant houdt gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste meetinstrument de technische documentatie ter beschikking van de nationale instanties.

Fabricageproces

4. De fabrikant hanteert voor de eindproductcontrole en beproeving van het betrokken meetinstrument een goedgekeurd kwaliteitssysteem als omschreven in punt 5 en is onderworpen aan het toezicht als omschreven in punt 6.

Kwaliteitssysteem

5.1. De fabrikant dient bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag voor beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in.

Deze aanvraag behelst:

-alle van belang zijnde informatie over de bedoelde categorie instrumenten;

-de documentatie over het kwaliteitssysteem;

-de in punt 2 bedoelde technische documentatie.

5.2. Het kwaliteitssysteem moet waarborgen dat de instrumenten in overeenstemming zijn met de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

Alle door de fabrikant gevolgde beginselen, eisen en bepalingen moeten systematisch en ordelijk worden aangegeven in een documentatie van schriftelijk vastgelegde maatregelen, procedures en instructies. Deze documentatie over het kwaliteitssysteem dient ervoor te zorgen dat de kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handleidingen en -rapporten op dezelfde manier worden geïnterpreteerd.

Zij dient met name een behoorlijke beschrijving te bevatten van:

-de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijk heden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de productkwaliteit;

-de onderzoeken en proeven die na de fabricage worden verricht;

-de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, beproevingsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz.;

-de middelen om controle uit te oefenen op de doeltreffende werking van het kwaliteitsysteem.

5.3. De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 5.2 bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan wanneer het gaat om een kwaliteitssysteem dat voldoet aan de overeenkomstige specificaties van de nationale norm ter uitvoering van de desbetreffende geharmoniseerde norm.

Het beoordelingsteam moet leden omvatten met ervaring in het beoordelen van de instrumenttechnologie in kwestie en met ervaring als wettelijk metrologisch controleur. De beoordelingsprocedure omvat een inspectiebezoek aan de installaties van de fabrikant.

De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit.

5.4. De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

5.5. De aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de fabrikant op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem nog steeds voldoet aan de in punt 5.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit.

Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie

6.1. Het toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem.

6.2. De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor inspectiedoeleinden toegang tot de controle-, beproevings- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name:

-de documentatie over het kwaliteitssysteem;

-de in punt 2 bedoelde technische documentatie;

-de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, beproevingsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz..

6.3. De aangemelde instantie verricht periodieke controles om erop toe te zien dat de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en bezorgt de fabrikant een controleverslag.

6.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de fabrikant. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig productproeven verrichten of laten verrichten om zich van de goede werking van het kwaliteitssysteem te vergewissen. Zij verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, indien proeven hebben plaatsgevonden, een beproevingsverslag.

Verklaring van overeenstemming

7.1. De fabrikant brengt de CE-markering van overeenstemming, de aanvullende metrologische markering en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 5.1 bedoelde aangemelde instantie, diens identificatienummer aan op elk meetinstrument dat voldoet aan de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

7.2. Voor elk instrumentmodel wordt een verklaring van overeenstemming opgesteld, die gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument ter beschikking van de nationale instanties moet worden gehouden. In die verklaring wordt het model van het instrument waarvoor zij is opgesteld, geïdentificeerd.

Bij elk meetinstrument dat in de handel wordt gebracht, wordt een exemplaar van die verklaring gevoegd.

8. De fabrikant houdt gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste meetinstrument de volgende gegevens ter beschikking van de nationale autoriteiten:

-de in punt 5.1, tweede streepje, bedoelde documentatie;

-de in punt 5.5 bedoelde aanpassingen zoals deze zijn goedgekeurd;

-de in de punten 5.5, 6.3 en 6.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie.

9. Iedere aangemelde instantie stelt alle lidstaten periodiek de lijst ter beschikking van de afgegeven of geweigerde kwaliteitssysteemgoedkeuringen, en stelt alle lidstaten onmiddellijk in kennis van de intrekking van een kwaliteitssysteemgoedkeuring.

Iedere lidstaat moet die informatie ter beschikking van de door hem aangemelde instanties stellen.

Gemachtigde

10. De in de punten 5.1, 5.5, 7.2 en 8. vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde.

--------------------

BIJLAGE F Op productkeuring gebaseerde verklaring van overeenstemming met het type

1. De op productkeuring gebaseerde verklaring van overeenstemming met het type is dat deel van een conformiteitsbeoordelingsprocedure in het kader waarvan de fabrikant of zijn gemachtigde voldoet aan de onderstaande verplichtingen en garandeert en verklaart dat de aan de bepalingen van punt 3 onderworpen meetinstrumenten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek, en voldoen aan de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

Fabricageproces

2. De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de vervaardigde instrumenten in overeenstemming zijn met het goedgekeurde type als beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek, en met de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

Keuring

3. De door de fabrikant gekozen aangemelde instantie verricht passende onderzoeken en proeven, of laat die verrichten, teneinde na te gaan of de instrumenten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek, en met de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

De onderzoeken en proeven om de overeenstemming met de metrologische eisen na te gaan worden, naar keuze van de fabrikant, verricht via onderzoek en beproeving van elk afzonderlijk instrument zoals aangegeven in punt 4, dan wel via onderzoek en beproeving op statistische basis zoals aangegeven in punt 5.

4. Keuring van de overeenstemming met de metrologische eisen door onderzoek en beproeving van ieder afzonderlijk instrument

4.1. Alle instrumenten worden afzonderlijk onderzocht en er worden passende proeven als omschreven in de in artikel 9 bedoelde van belang zijnde documenten, of daarmee gelijkwaardige proeven, verricht teneinde na te gaan of zij in overeenstemming zijn met de op die instrumenten van toepassing zijnde metrologische eisen. Indien er geen van belang zijnd document bestaat, beslist de aangemelde instantie over de te verrichten passende proeven.

4.2. De aangemelde instantie geeft een verklaring van overeenstemming af betreffende de verrichte onderzoeken en proeven, en brengt haar identificatienummer aan op elk goedgekeurd instrument of laat dit onder haar verantwoordelijkheid doen.

De fabrikant houdt de verklaringen van overeenstemming voor inspectiedoeleinden ter beschikking van de nationale instanties.

5. Statistische controle van de overeenstemming met de metrologische eisen

5.1. De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricageproces de homogeniteit van iedere geproduceerde partij waarborgt, en biedt zijn instrumenten in homogene partijen ter keuring aan.

5.2. Van iedere partij wordt overeenkomstig het bepaalde in punt 5.3 een willekeurig monster genomen. Alle instrumenten van het monster worden afzonderlijk onderzocht en er worden passende proeven als omschreven in de in artikel 9 bedoelde van belang zijnde documenten, of daarmee gelijkwaardige proeven, verricht, teneinde na te gaan of zij in overeenstemming zijn met de op die instrumenten van toepassing zijnde metrologische eisen, om te bepalen of de partij wordt goed- dan wel afgekeurd. Indien er geen van belang zijnd document bestaat, beslist de aangemelde instantie over de te verrichten passende proeven.

5.3. De statistische procedure moet aan de volgende eisen voldoen:

De statistische controle wordt gebaseerd op kenmerken. Het bemonsteringsschema moet waarborgen dat:

-het kwaliteitspeil overeenkomt met een goedkeuringskans van 95 %, met een non-conformiteitspercentage van minder dan 1 %;

-de grenskwaliteit overeenkomt met een goedkeuringskans van 5 %, met een non-conformiteitspercentage van minder dan 7 %.

5.4. Indien een partij wordt goedgekeurd, worden alle instrumenten van de partij goedgekeurd, behalve die instrumenten van het monster die de proeven niet hebben doorstaan.

De aangemelde instantie geeft een verklaring van overeenstemming af betreffende de verrichte onderzoeken en proeven, en brengt haar identificatienummer aan op elk goedgekeurd instrument of laat dit onder haar verantwoordelijkheid doen.

De fabrikant houdt de verklaringen van overeenstemming voor inspectiedoeleinden ter beschikking van de nationale instanties.

5.5. Indien een partij wordt afgekeurd, neemt de aangemelde instantie passende maatregelen om te voorkomen dat die partij in de handel wordt gebracht. Ingeval het vaak voorkomt dat partijen worden afgekeurd, kan de aangemelde instantie de statistische keuring staken.

Verklaring van overeenstemming

6.1. De fabrikant brengt de CE-markering van overeenstemming en de aanvullende metrologische markering aan op elk meetinstrument dat in overeenstemming is met het goedgekeurde type en voldoet aan de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

6.2. Voor elk instrumentmodel wordt een verklaring van overeenstemming opgesteld, die gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument ter beschikking van de nationale instanties moet worden gehouden. In die verklaring wordt het model van het instrument waarvoor zij is opgesteld, geïdentificeerd.

Bij elk meetinstrument dat in de handel wordt gebracht, wordt een exemplaar van die verklaring gevoegd.

Mits de in punt 3 bedoelde aangemelde instantie daarmee akkoord gaat, brengt de fabrikant onder verantwoordelijkheid van deze aangemelde instantie tevens haar identificatienummer op de meetinstrumenten aan.

7. Mits de aangemelde instantie daarmee akkoord gaat, kan de fabrikant onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie haar identificatienummer tijdens het fabricageproces op de meetinstrumenten aanbrengen.

Gemachtigde

8. Met uitzondering van de in de punten 2 en 5.1 vervatte verplichtingen, kunnen de verplichtingen van de fabrikant namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde.

--------------------

BIJLAGE F1 Op productkeuring gebaseerde verklaring van overeenstemming

1. De op productkeuring gebaseerde verklaring van overeenstemming is de conformiteitsbeoordelingsprocedure in het kader waarvan de fabrikant of zijn gemachtigde voldoet aan de onderstaande verplichtingen en garandeert en verklaart dat de aan de bepalingen van punt 5 onderworpen meetinstrumenten voldoen aan de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

Technische documentatie

2. De fabrikant stelt de in bijlage IV beschreven technische documentatie samen. Op basis van deze documentatie moet kunnen worden beoordeeld of het instrument in overeenstemming is met de desbetreffende eisen van deze richtlijn. Voorzover dat voor de beoordeling nodig is, dient deze documentatie inzicht te verschaffen in het ontwerp, het fabricageproces en de werking van het instrument

3. De fabrikant houdt gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument de technische documentatie ter beschikking van de nationale instanties.

Fabricageproces

4. De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de vervaardigde instrumenten in overeenstemming zijn met de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

Keuring

5. De door de fabrikant gekozen aangemelde instantie verricht passende onderzoeken en proeven, of laat die verrichten, teneinde na te gaan of de instrumenten voldoen aan de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

De onderzoeken en proeven om de overeenstemming met de metrologische eisen na te gaan worden, naar keuze van de fabrikant, verricht via onderzoek en beproeving van elk afzonderlijk instrument, zoals aangegeven in punt 6, dan wel via onderzoek en beproeving op statistische basis, zoals aangegeven in punt 7.

6. Keuring van de overeenstemming met de metrologische eisen door onderzoek en beproeving van ieder afzonderlijk instrument

6.1. Alle instrumenten worden afzonderlijk onderzocht en er worden passende proeven als omschreven in de in artikel 9 bedoelde van belang zijnde documenten, of daarmee gelijkwaardige proeven, verricht, teneinde na te gaan of zij in overeenstemming zijn met de op die instrumenten van toepassing zijnde metrologische eisen. Indien er geen van belang zijnd document bestaat, beslist de aangemelde instantie over de te verrichten passende proeven.

6.2. De aangemelde instantie geeft een verklaring van overeenstemming af betreffende de verrichte onderzoeken en proeven, en brengt haar identificatienummer aan op elk goedgekeurd instrument of laat dit onder haar verantwoordelijkheid doen.

De fabrikant houdt de verklaringen van overeenstemming voor inspectiedoeleinden ter beschikking van de nationale instanties.

7. Statistische controle van de overeenstemming met de metrologische eisen

7.1. De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricageproces de homogeniteit van iedere geproduceerde partij waarborgt, en biedt zijn instrumenten in homogene partijen ter keuring aan.

7.2. Van iedere partij wordt overeenkomstig het bepaalde in punt 7.3 een willekeurig monster genomen. Alle instrumenten van het monster worden afzonderlijk onderzocht en er worden passende proeven als omschreven in de in artikel 9 bedoelde van belang zijnde documenten, of daarmee gelijkwaardige proeven, verricht, teneinde na te gaan of zij in overeenstemming zijn met de op die instrumenten van toepassing zijnde metrologische eisen, om te bepalen of de partij wordt goed- dan wel afgekeurd. Indien er geen van belang zijnd document bestaat, beslist de aangemelde instantie over de te verrichten passende proeven.

7.3. De statistische procedure moet aan de volgende eisen voldoen:

De statistische controle wordt gebaseerd op kenmerken. Het bemonsteringsschema moet waarborgen dat:

-het kwaliteitspeil overeenkomt met een goedkeuringskans van 95 %, met een non-conformiteitspercentage van minder dan 1 %;

-de grenskwaliteit overeenkomt met een goedkeuringskans van 5 %, met een non-conformiteitspercentage van minder dan 7 %.

7.4. Indien een partij wordt goedgekeurd, worden alle instrumenten van de partij goedgekeurd, behalve die instrumenten van het monster die niet in overeenstemming werden bevonden.

De aangemelde instantie geeft een verklaring van overeenstemming af betreffende de verrichte onderzoeken en proeven, en brengt haar identificatienummer aan op elk goedgekeurd instrument of laat dit onder haar verantwoordelijkheid doen.

De fabrikant houdt de verklaringen van overeenstemming voor inspectiedoeleinden ter beschikking van de nationale instanties.

7.5. Indien een partij wordt afgekeurd, neemt de aangemelde instantie passende maatregelen om te voorkomen dat die partij in de handel wordt gebracht. Ingeval het vaak voorkomt dat partijen worden afgekeurd, kan de aangemelde instantie de statistische keuring staken.

Verklaring van overeenstemming

8.1. De fabrikant brengt de CE-markering van overeenstemming en de aanvullende metrologische markering aan op elk meetinstrument dat voldoet aan de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

8.2. Voor elk instrumentmodel wordt een verklaring van overeenstemming opgesteld, die gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument ter beschikking van de nationale instanties moet worden gehouden. In die verklaring wordt het model van het instrument waarvoor zij is opgesteld, geïdentificeerd.

Bij elk meetinstrument dat in de handel wordt gebracht, wordt een exemplaar van die verklaring gevoegd.

Mits de in punt 5 bedoelde aangemelde instantie daarmee akkoord gaat, brengt de fabrikant onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie tevens haar identificatienummer op de meetinstrumenten aan.

9. Mits de aangemelde instantie daarmee akkoord gaat, kan de fabrikant onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie haar identificatienummer tijdens het fabricageproces op de meetinstrumenten aanbrengen.

Gemachtigde

10. Met uitzondering van de in de punten 4 en 7.1 vervatte verplichtingen, kunnen de verplichtingen van de fabrikant namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde.

--------------------

BIJLAGE G Op eenheidskeuring gebaseerde verklaring van overeenstemming

1. De op eenheidskeuring gebaseerde verklaring van overeenstemming is de conformiteitsbeoordelingsprocedure in het kader waarvan de fabrikant voldoet aan de onderstaande verplichtingen en garandeert en verklaart dat een aan de bepalingen van punt 4 onderworpen meetinstrument voldoet aan de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

Technische documentatie

2. De fabrikant stelt de in bijlage IV beschreven technische documentatie samen en stelt deze ter beschikking van de in punt 4. bedoelde aangemelde instantie. Op basis van deze documentatie moet kunnen worden beoordeeld of het instrument in overeenstemming is met de desbetreffende eisen van deze richtlijn. Voorzover dat voor de beoordeling nodig is, dient deze documentatie inzicht te verschaffen in het ontwerp, het fabricageproces en de werking van het instrument.

Fabricageproces

3. De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het vervaardigde instrument in overeenstemming is met de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

Keuring

4. De door de fabrikant gekozen aangemelde instantie verricht passende onderzoeken en proeven zoals beschreven in de in artikel 9 bedoelde van belang zijnde documenten, of daarmee gelijkwaardige proeven, of laat deze verrichten, teneinde na te gaan of het instrument in overeenstemming is met de desbetreffende eisen van deze richtlijn. Indien er geen van belang zijnd document bestaat, beslist de aangemelde instantie over de te verrichten passende proeven.

De aangemelde instantie brengt haar identificatienummer aan op het goedgekeurde instrument of laat dit onder haar verantwoordelijkheid doen.

Verklaring van overeenstemming

5.1. De fabrikant brengt de CE-markering van overeenstemming en de aanvullende metrologische markering aan op elk meetinstrument dat voldoet aan de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

5.2. Er wordt een verklaring van overeenstemming opgesteld, die gedurende tien jaar na de vervaardiging van het instrument ter beschikking van de nationale instanties moet worden gehouden. In die verklaring wordt het instrument waarvoor zij is opgesteld, geïdentificeerd.

Bij het meetinstrument wordt een exemplaar van die verklaring gevoegd.

Gemachtigde

6. De in punt 5.2 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde.

--------------------

BIJLAGE H Op volledige kwaliteitsborging gebaseerde verklaring van overeenstemming

1. De op volledige kwaliteitsborging gebaseerde verklaring van overeenstemming is de conformiteitsbeoordelingsprocedure in het kader waarvan de fabrikant voldoet aan de onderstaande verplichtingen en garandeert en verklaart dat de betrokken meetinstrumenten voldoen aan de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

Fabricageproces

2. De fabrikant hanteert voor ontwerp, fabricage, eindproductcontrole en beproeving van het betrokken meetinstrument een goedgekeurd kwaliteitssysteem als omschreven in punt 3, en is onderworpen aan het in punt 4 bedoelde toezicht.

Kwaliteitssysteem

3.1. De fabrikant dient bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag om beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in.

Deze aanvraag omvat:

-alle van belang zijnde informatie voor de bedoelde categorie instrumenten;

-de documentatie over het kwaliteitssysteem.

3.2. Het kwaliteitssysteem moet waarborgen dat de instrumenten voldoen aan de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

Alle door de fabrikant gevolgde beginselen, voorschriften en bepalingen moeten systematisch en ordelijk worden aangegeven in een documentatie van schriftelijk vastgelegde maatregelen, procedures en instructies. Deze documentatie over het kwaliteitssysteem zorgt ervoor dat de kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handleidingen en -rapporten op dezelfde manier worden geïnterpreteerd. Zij dient met name een passende beschrijving te bevatten van:

-de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijk heden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de productkwaliteit;

-de technische ontwerp-specificaties, met inbegrip van de normen die worden toegepast en, indien de in artikel 9 bedoelde normen niet volledig worden toegepast, de middelen die zullen worden aangewend om te waarborgen dat aan de op die instrumenten van toepassing zijnde essentiële eisen van deze richtlijn wordt voldaan;

-de controle- en keuringstechnieken voor het ontwerp, de procédés en systematische maatregelen die zullen worden toegepast bij het ontwerpen van de tot de betrokken categorie instrumenten behorende meetinstrumenten;

-de daarbij gebruikte fabricage-, kwaliteitsbeheersings- en kwaliteitsborgings technieken en -procédés, alsmede de in dat verband systematisch toe te passen maatregelen;

-de onderzoeken en proeven die vóór, tijdens of na de fabricage worden verricht en de frequentie waarmee dat zal gebeuren;

-de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, beproevingsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz.;

-de middelen om controle uit te oefenen op het bereiken van de vereiste ontwerp- en productkwaliteit en op de doeltreffende werking van het kwaliteitsysteem.

3.3. De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan wanneer het gaat om een kwaliteitssysteem dat voldoet aan de overeenkomstige specificaties van de nationale norm ter uitvoering van de desbetreffende geharmoniseerde norm.

Het beoordelingsteam moet leden omvatten met ervaring in het beoordelen van de instrumenttechnologie in kwestie en met ervaring als wettelijk metrologisch controleur. De beoordelingsprocedure omvat een inspectiebezoek aan de installaties van de fabrikant.

De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit.

3.4. De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

3.5. De aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de fabrikant op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem nog steeds voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit.

Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie

4.1. Het toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem.

4.2. De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor inspectiedoeleinden toegang tot de fabricage-, controle-, beproevings- en opslagruimten, en verstrekt haar alle nodige informatie, met name:

-de documentatie over het kwaliteitssysteem;

-de kwaliteitsrapporten als bedoeld in het deel van het kwaliteitssysteem dat betrekking heeft op het ontwerp, zoals resultaten van analyses, berekeningen, proeven enz.;

-de kwaliteitsrapporten als bedoeld in het deel van het kwaliteitssysteem dat betrekking heeft op de fabricage, zoals controleverslagen, beproevings gegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz.

4.3. De aangemelde instantie verricht periodieke controles om erop toe te zien dat de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast, en bezorgt de fabrikant een controleverslag.

4.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de fabrikant. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig productproeven verrichten of onder haar verantwoordelijkheid laten verrichten om zich van de goede werking van het kwaliteitssysteem te vergewissen. Zij verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, indien proeven hebben plaatsgevonden, een beproevingsverslag.

Verklaring van overeenstemming

5.1. De fabrikant brengt de CE-markering van overeenstemming, de aanvullende metrologische markering en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 3.1 bedoelde aangemelde instantie, diens identificatienummer aan op elk meetinstrument dat voldoet aan de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

5.2. Voor elk instrumentmodel wordt een verklaring van overeenstemming opgesteld, die gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument ter beschikking van de nationale instanties moet worden gehouden. In die verklaring wordt het model van het instrument waarvoor zij is opgesteld, geïdentificeerd.

Tevens wordt een afschrift van deze verklaring toegezonden aan een van de overeenkomstig artikel 8 voor typeonderzoek aangemelde instanties die ervoor moet zorgen dat de lijst van ontvangen verklaringen van overeenstemming periodiek ter beschikking van alle lidstaten wordt gesteld.

Bij elk meetinstrument dat in de handel wordt gebracht, wordt een exemplaar van die verklaring gevoegd.

6. De fabrikant houdt gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste meetinstrument de volgende gegevens ter beschikking van de nationale autoriteiten:

-de in punt 3.1, tweede streepje, bedoelde documentatie over het kwaliteitssysteem;

-de in punt 3.5 bedoelde aanpassingen zoals deze zijn goedgekeurd;

-de in de punten 3.5, 4.3 en 4.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie.

7. Iedere aangemelde instantie stelt alle lidstaten periodiek de lijst ter beschikking van de afgegeven of geweigerde kwaliteitssysteemgoedkeuringen, en stelt alle lidstaten onmiddellijk in kennis van de intrekking van een kwaliteitssysteemgoedkeuring.

Iedere lidstaat moet die informatie ter beschikking van de door hem aangemelde instanties stellen.

Gemachtigde

8. De in de punten 3.1, 3.5, 5.2 en 6 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde.

--------------------

BIJLAGE H1 Op volledige kwaliteitsborging plus ontwerp-onderzoek gebaseerde verklaring van overeenstemming

1. De op volledige kwaliteitsborging plus ontwerp-onderzoek gebaseerde verklaring van overeenstemming is de conformiteitsbeoordelingsprocedure in het kader waarvan de fabrikant voldoet aan de onderstaande verplichtingen en garandeert en verklaart dat de betrokken meetinstrumenten voldoen aan de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

Fabricageproces

2. De fabrikant hanteert een goedgekeurd kwaliteitssysteem voor ontwerp, fabricage, eindproductcontrole en beproeving van het betrokken meetinstrument als omschreven in punt 3, en is onderworpen aan het in punt 5 bedoelde toezicht. De geschiktheid van het technisch ontwerp van het meetinstrument wordt onderzocht overeenkomstig het bepaalde in punt 4.

Kwaliteitssysteem

3.1. De fabrikant dient bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag om beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in.

Deze aanvraag omvat:

-alle van belang zijnde informatie voor de bedoelde categorie instrumenten;

-de documentatie over het kwaliteitssysteem.

3.2. Het kwaliteitssysteem moet waarborgen dat de instrumenten voldoen aan de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

Alle door de fabrikant gevolgde beginselen, voorschriften en bepalingen moeten systematisch en ordelijk worden aangegeven in een documentatie van schriftelijk vastgelegde maatregelen, procedures en instructies. Deze documentatie over het kwaliteitssysteem zorgt ervoor dat de kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handleidingen en -rapporten op dezelfde manier worden geïnterpreteerd. Zij dient met name een passende beschrijving te bevatten van:

-de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de ontwerp- en productkwaliteit;

-de technische ontwerp-specificaties, met inbegrip van de normen die worden toegepast en, indien de in artikel 9 bedoelde normen niet volledig worden toegepast, de middelen die zullen worden aangewend om te waarborgen dat aan de op die instrumenten van toepassing zijnde essentiële eisen van deze richtlijn wordt voldaan;

-de controle- en keuringstechnieken voor het ontwerp, de procédés en systematische maatregelen die zullen worden toegepast bij het ontwerpen van de tot de betrokken categorie instrumenten behorende meetinstrumenten;

-de daarbij gebruikte fabricage-, kwaliteitsbeheersings- en kwaliteitsborgings technieken en -procédés, alsmede de in dat verband systematisch toe te passen maatregelen;

-de onderzoeken en proeven die vóór, tijdens of na de fabricage worden verricht en de frequentie waarmee dat zal gebeuren;

-de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, beproevingsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz.;

-de middelen om controle uit te oefenen op het bereiken van de vereiste ontwerp- en productkwaliteit en op de doeltreffende werking van het kwaliteitsysteem.

3.3. De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan wanneer het gaat om een kwaliteitssysteem dat voldoet aan de overeenkomstige specificaties van de nationale norm ter uitvoering van de desbetreffende geharmoniseerde norm.

Het beoordelingsteam moet leden omvatten met ervaring in het beoordelen van de instrumenttechnologie in kwestie en met ervaring als wettelijk metrologisch controleur. De beoordelingsprocedure omvat een inspectiebezoek aan de installaties van de fabrikant.

De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit.

3.4. De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

3.5. De aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de fabrikant op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem nog steeds voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit.

Ontwerp-onderzoek

4.1. De fabrikant dient bij de in punt 3.1 bedoelde aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag om een ontwerp-onderzoek in.

4.2. De aanvraag moet inzicht verschaffen in het ontwerp, het fabricageproces en de werking van het instrument, en beoordeling van de overeenstemming met de desbetreffende eisen van deze richtlijn mogelijk maken. De aanvraag omvat:

-naam en adres van de fabrikant;

-een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag bij een andere aangemelde instantie is ingediend;

-de technische documentatie als omschreven in bijlage IV. Op basis van deze documentatie moet kunnen worden beoordeeld of het instrument in overeenstemming is met de desbetreffende eisen van deze richtlijn. Voorzover dat voor die beoordeling nodig is, dient deze documentatie inzicht te verschaffen in het ontwerp en de werking van het instrument;

-het ondersteunend bewijsmateriaal voor de geschiktheid van het technisch ontwerp. Hierin moeten de toegepaste normen worden vermeld, in het bijzonder wanneer de in artikel 9 bedoelde normen niet volledig zijn toegepast, en moeten zo nodig de resultaten worden vermeld van de proeven die door het geëigend laboratorium van de fabrikant of in zijn opdracht en onder zijn verantwoordelijkheid door een ander laboratorium zijn uitgevoerd.

4.3. De aangemelde instantie onderzoekt de aanvraag, en indien het ontwerp voldoet aan de op het meetinstrument van toepassing zijnde eisen van de richtlijn, verstrekt zij de aanvrager een verklaring van EG-ontwerp-onderzoek. Deze verklaring bevat naam en adres van de fabrikant, de conclusies van het onderzoek, de eventuele voorwaarden voor de geldigheid van de verklaring en de noodzakelijke gegevens voor de identificatie van het goedgekeurde instrument.

Een lijst van alle van belang zijnde onderdelen van de technische documentatie wordt als bijlage bij de verklaring gevoegd en de aangemelde instantie bewaart een afschrift daarvan.

De verklaring is tien jaar geldig vanaf de datum van afgifte en kan telkens voor een periode van tien jaar worden vernieuwd.

Indien aan de fabrikant een verklaring van ontwerp-onderzoek wordt geweigerd, geeft de aangemelde instantie de gedetailleerde redenen voor een dergelijke weigering op.

4.4. De aangemelde instantie die de verklaring van EG-ontwerp-onderzoek heeft afgegeven, wordt door de fabrikant in kennis gesteld van elke in het goedgekeurde ontwerp aangebrachte wijziging. Voor deze wijzigingen moet aanvullende goedkeuring worden verleend door de aangemelde instantie die de verklaring van EG-ontwerp-onderzoek heeft afgegeven wanneer die wijzigingen van invloed kunnen zijn op de overeenstemming met de essentiële eisen van deze richtlijn, de voorwaarden voor de geldigheid van de verklaring of de voorgeschreven gebruiksomstandigheden van het instrument. Deze aanvullende goedkeuring wordt gegeven in de vorm van een aanvulling op de oorspronkelijke verklaring van EG-ontwerp-onderzoek.

4.5. Iedere aangemelde instantie stelt periodiek voor alle lidstaten de lijst ter beschikking van:

-de afgegeven verklaringen van EG-ontwerp-onderzoek;

-de geweigerde verklaringen van EG-ontwerp-onderzoek;

-de aanvullingen en wijzigingen met betrekking tot reeds afgegeven verklaringen.

Iedere aangemelde instantie moet alle lidstaten onmiddellijk in kennis stellen van de intrekking van een verklaring van EG-ontwerp-onderzoek.

Iedere lidstaat moet deze informatie ter beschikking van de door hem aangemelde instanties stellen.

4.6. De overige aangemelde instanties kunnen een afschrift krijgen van de verklaringen van EG-ontwerp-onderzoek en/of de aanvullingen daarop. De bijlagen van de verklaringen worden ter beschikking gehouden van de overige aangemelde instanties.

4.7. Naast de technische documentatie bewaart de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste meetinstrument een afschrift van de verklaring van EG-ontwerp-onderzoek en van de aanvullingen daarop.

Indien noch de fabrikant noch zijn gemachtigde in de Gemeenschap is gevestigd, is de importeur of degene die het meetinstrument in de Gemeenschap in de handel brengt degene die de technische documentatie ter beschikking moet houden.

Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie

5.1. Het toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem.

5.2. De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor inspectiedoeleinden toegang tot de ontwerp-, fabricage-, controle-, beproevings- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name:

-de documentatie over het kwaliteitssysteem;

-de kwaliteitsrapporten als bedoeld in het deel van het kwaliteitssysteem dat betrekking heeft op het ontwerp, zoals resultaten van analyses, berekeningen, proeven enz.;

-de kwaliteitsrapporten als bedoeld in het deel van het kwaliteitssysteem dat betrekking heeft op de fabricage, zoals controleverslagen, beproevings gegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz.

5.3. De aangemelde instantie verricht periodieke controles om erop toe te zien dat de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en bezorgt de fabrikant een controleverslag.

5.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de fabrikant. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig productproeven verrichten of onder haar verantwoordelijkheid laten verrichten om zich van de goede werking van het kwaliteitssysteem te vergewissen. Zij verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, indien proeven hebben plaatsgevonden, een beproevingsverslag.

Verklaring van overeenstemming

6.1. De fabrikant brengt de CE-markering van overeenstemming, de aanvullende metrologische markering en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 3.1 bedoelde aangemelde instantie, diens identificatienummer aan op elk meetinstrument dat voldoet aan de desbetreffende eisen van deze richtlijn.

6.2. Voor elk instrumentmodel wordt een verklaring van overeenstemming opgesteld, die gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument ter beschikking van de nationale instanties moet worden gehouden. In die verklaring wordt het model van het instrument waarvoor zij is opgesteld, geïdentificeerd en wordt het nummer van de verklaring van ontwerp-onderzoek vermeld.

Bij elk meetinstrument dat in de handel wordt gebracht, wordt een exemplaar van die verklaring gevoegd.

7. De fabrikant houdt gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste meetinstrument de volgende gegevens ter beschikking van de nationale autoriteiten:

-de in punt 3.1, tweede streepje, bedoelde documentatie;

-de in punt 3.5 bedoelde aanpassingen zoals deze zijn goedgekeurd;

-de in de punten 3.5, 5.3 en 5.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie.

8. Iedere aangemelde instantie stelt alle lidstaten periodiek de lijst ter beschikking van de afgegeven of geweigerde kwaliteitssysteemgoedkeuringen, en stelt alle lidstaten onmiddellijk in kennis van de intrekking van een kwaliteitssysteemgoedkeuring.

Iedere lidstaat moet die informatie ter beschikking van de door hem aangemelde instanties stellen.

Gemachtigde

9. De in de punten 3.1, 3.5, 6.2 en 7 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde.

--------------------

Bijlage MI-001 Watermeters

De relevante eisen van bijlage I, de specifieke eisen van deze bijlage en de in deze bijlage genoemde conformiteitsbeoordelingsprocedures gelden voor watermeters bestemd voor de meting van hoeveelheden schoon, koud of warm water die gebruikt worden bij transacties waar niet over onderhandeld is.

Definities

Watermeter

Een instrument dat is bedoeld voor het meten, in een geheugen opslaan en weergeven van het volume bij meting van water dat door een meetopnemer stroomt.

Minimale stroomsnelheid (Q1)

De laagste stroomsnelheid waarbij de watermeter gegevens verschaft die voldoen aan de eisen inzake de maximaal toelaatbare fouten.

Overgangsstroomsnelheid (Q2)

De overgangsstroomsnelheid is de tussen de permanente en minimale stroomsnelheid optredende stroomsnelheidswaarde waarbij het stroomsnelheidsbereik in twee zones is verdeeld, de "bovenste zone" en de "onderste zone". Elke zone heeft een eigen maximaal toelaatbare fout.

Permanente stroomsnelheid (Q3)

De hoogste stroomsnelheid waarbij de watermeter op bevredigende wijze functioneert onder normale gebruiksomstandigheden, d.w.z. onder stabiele of intermitterende stroomomstandigheden.

Overbelastingsstroomsnelheid (Q4)

De overbelastingsstroomsnelheid is de hoogste stroomsnelheid waarbij de meter op bevredigende wijze gedurende een korte periode zonder verslechtering functioneert.

Specifieke eisen

Nominale bedrijfsomstandigheden

De fabrikant dient de nominale bedrijfsomstandigheden voor het instrument aan te geven, met name:

1. Het stroomsnelheidsbereik van het water.

De waarden voor het stroomsnelheidsbereik dienen aan de volgende voorwaarden te voldoen:

Q3/Q1 ( 10

Q2/Q1 = 1,6

Q4/Q3 = 1,25

Tot 5 jaar na de aanneming van deze richtlijn mag de verhouding Q2/Q1 de volgende waarden hebben: 1,5, 2,5, 4 of 6,3.

2. Het temperatuurbereik van het water.

De waarden voor het temperatuurbereik dienen aan de volgende voorwaarden te voldoen:

0,1°C tot ten minste 30°C of

30°C tot een hoge temperatuur, d.w.z. een temperatuur van ten minste 90°C.

De meter kan ontworpen zijn voor bedrijf binnen beide bereiken.

3. Het bereik van de relatieve waterdruk, waarbij dit bereik van 0,3 bar tot ten minste 10 bar loopt;

4. De klimaat- en mechanische-omgevingsklasse B, C, E of F waarvoor het instrument bedoeld is volgens tabel 1 van bijlage I;

5. Voor de voeding: de nominale spanning van de wisselstroombron en/of de grenswaarden van de gelijkstroomvoeding.

Maximaal toelaatbare fout

6 De positieve of negatieve maximaal toelaatbare fout voor volumes die worden geleverd bij stroomsnelheden tussen de overgangsstroomsnelheid (Q2) (inbegrepen) en de overbelastingsstroomsnelheid (Q4) is:

2 % voor water met een temperatuur <= 30 °C,

3 % voor water met een temperatuur ( 30 °C.

7 De positieve of negatieve maximaal toelaatbare fout voor volumes die worden geleverd bij stroomsnelheden tussen de minimale stroomsnelheid (Q1) en de overgangsstroomsnelheid (Q2) (niet inbegrepen) is 5 % voor water van welke temperatuur dan ook.

Toelaatbaar effect van storingen

8.1 Elektromagnetische immuniteit

8.1.1 De fabrikant dient aan te geven voor welke elektromagnetische omgeving - E1 of E2 - het instrument bedoeld is om te worden gebruikt overeenkomstig de eisen van punt 1.3.2 van bijlage I.

8.1.2 Het effect van een elektromagnetische storing op een watermeter dient zodanig te zijn dat:

-de verandering in het meetresultaat niet groter is dan de in punt 8.1.4 bedoelde kritische veranderingswaarde, of

-de weergave van het meetresultaat zodanig is dat dit niet kan worden opgevat als een geldig resultaat, zoals een kortstondige afwijking die niet kan worden opgevat, in een geheugen opgeslagen of doorgegeven als meetresultaat.

8.1.3 Nadat de watermeter een elektromagnetische storing heeft ondergaan, dient hij:

-weer over te kunnen gaan naar bedrijf binnen de maximaal toelaatbare fout,

-alle meetfuncties te hebben veiliggesteld, en

-alle meetgegevens terug te kunnen halen die bestonden vlak vóór de storing.

8.1.4 De kritische veranderingswaarde is de waarde van de maximaal toelaatbare fout die wordt toegepast op de hoeveelheid die overeenkomt met één minuut bij stroomsnelheid Q3.

Geschiktheid

9.1 Tenzij duidelijk anders is aangegeven, moet de meter geschikt zijn voor installatie in welke stand dan ook.

9.2 De fabrikant dient aan te geven of de meter ontworpen is voor de meting van de terugstroom. Is dat het geval, dan moet het volume van deze stroom worden afgetrokken van het totale volume of afzonderlijk worden geregistreerd. Voor de normale en terugstroom geldt dezelfde maximaal toelaatbare fout.

Watermeters die niet zijn ontworpen voor de meting van de terugstroom, dienen zodanig bestand te zijn tegen een onbedoelde terugstroom dat er geen verslechtering of wijziging van de metrologische eigenschappen optreedt en tegelijkertijd de omkering van de stroom te registreren.

Meeteenheden

10. Het gemeten volume dient te worden weergegeven in kubieke meter, symbool m3.

Conformiteitsbeoordeling

De in artikel 7 bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedures zijn de volgende:

B+F, B+H en H1

--------------------

Bijlage MI-002 Gasmeters

De relevante eisen van bijlage I, de specifieke eisen van deze bijlage en de in deze bijlage genoemde conformiteitsbeoordelingsprocedures gelden voor gasmeters als hieronder gedefinieerd die gebruikt worden bij transacties waar niet over onderhandeld is.

Definities

Gasmeter

Een instrument dat is bedoeld voor het meten, in een geheugen opslaan en weergeven van de hoeveelheid gas die door een meetopnemer stroomt.

Omzetter

Een aan een gasmeter bevestigde inrichting die automatisch de onder meetomstandigheden gemeten hoeveelheid omzet in een hoeveelheid onder basisomstandigheden.

Minimale stroomsnelheid (Qmin)

De laagste stroomsnelheid waarbij de gasmeter gegevens verschaft die voldoen aan de eisen inzake de maximaal toelaatbare fout.

Maximale stroomsnelheid (Qmax)

De hoogste stroomsnelheid waarbij de gasmeter gegevens verschaft die voldoen aan de eisen inzake de maximaal toelaatbare fout.

Overgangsstroomsnelheid (Qt)

De overgangsstroomsnelheid is de tussen de maximale en minimale stroomsnelheid optredende stroomsnelheid waarbij het stroomsnelheidsbereik in twee zones is verdeeld, de "bovenste zone" en de "onderste zone". Elke zone heeft een eigen maximaal toelaatbare fout.

Overbelastingsstroomsnelheid (Qr)

De overbelastingsstroomsnelheid is de hoogste stroomsnelheid waarbij de meter gedurende een korte periode zonder verslechtering functioneert.

Basisomstandigheden

De gespecificeerde waarden waarin de gemeten hoeveelheid wordt omgezet.

Specifieke eisen

Nominale bedrijfsomstandigheden

De fabrikant dien de nominale bedrijfsomstandigheden voor het instrument aan te geven, met name:

1. Het stroomsnelheidsbereik van het gas.

De waarden voor het stroomsnelheidsbereik dienen aan de volgende voorwaarden te voldoen:

Qmax/Qmin >

Qmax/Qt >

Qr/Qmax = 1,2

2. Het temperatuurbereik van het gas, met een minimumbereik van 40°C.

3. De met het gas samenhangende omstandigheden.

Het instrument moet zijn ontworpen voor de verschillende gassen en de gasdruk van het land van bestemming. De fabrikant dient in het bijzonder het volgende aan te geven

-de gasfamilie of -groep

-de maximale werkdruk.

4. de klimaat- en mechanische-omgevingsklasse waarvoor het instrument of de samenstellende delen zijn bedoeld volgens tabel 1 van bijlage I, met een minimumtemperatuurbereik van 60°C;

5. Voor de voeding: de nominale spanning van de wisselstroombron en/of de grenswaarden van de gelijkstroomvoeding.

Basisomstandigheden voor omgezette waarden

6. De fabrikant dient de basisomstandigheden voor omgezette waarden aan te geven.

Maximaal toelaatbare fout

7.1 Gasmeter

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 1

Indien de fouten tussen Qt en Qmax alle hetzelfde teken hebben, mogen ze niet hoger zijn dan 1 % voor klasse 1,5 en 0,5 % voor klasse 1.

7.2 Verandering in de maximaal toelaatbare fout door toedoen van een omzetter

7.2.1 Ingeval van een geïntegreerde temperatuuromzetter die volumes uitsluitend afhankelijk van de temperatuur omzet en alleen het omgezette volume weergeeft, wordt de maximaal toelaatbare fout van de meter met 0,5 % verhoogd in een bereik van 10°C aan weerszijden van de door de fabrikant opgegeven temperatuur die ligt tussen 15°C en 25°C . Buiten dit bereik is een extra stijging van 0,5 % toegestaan.

7.2.2 Ingeval van andere omzetters dan bedoeld in punt 7.2.1 wordt de maximaal toelaatbare fout verhoogd met 1 %.

Toelaatbaar effect van storingen

8.1 Elektromagnetische immuniteit

8.1.1 De fabrikant dient aan te geven voor welke elektromagnetische omgeving - E1 of E2 - het instrument bedoeld is om te worden gebruikt overeenkomstig de eis van punt 1.3.2 van bijlage I.

8.1.2 Het effect van een elektromagnetische storing op een gasmeter dient zodanig te zijn dat:

i) de verandering in de meting niet groter is dan de in punt 4.1.4 bedoelde kritische veranderingswaarde, of

ii) de weergave van het meetresultaat zodanig is dat dit niet kan worden opgevat als een geldig resultaat, zoals een kortstondige afwijking die niet kan worden opgevat, in een geheugen opgeslagen of doorgegeven als meetresultaat.

8.1.3 Na een storing in de gasmeter, dient deze:

-weer over te kunnen gaan naar bedrijf binnen de maximaal toelaatbare fout,

-alle meetfuncties te hebben veiliggesteld, en

-alle meetgegevens terug te kunnen halen die bestonden vlak vóór de storing.

8.1.4 De kritische veranderingswaarde is de waarde van de maximaal toelaatbare fout die wordt toegepast op de hoeveelheid die overeenkomt met één minuut bij stroomsnelheid Qmax.

Geschiktheid

9.1 Bij een op netvoeding (wisselstroom of gelijkstroom) werkend instrument dient van een noodstroominstallatie of ander middel te worden voorzien, teneinde te waarborgen dat alle meetfuncties worden veiliggesteld bij uitvallen van de hoofdvoedingsbron.

9.2 Een speciale voedingsbron dient een levensduur te hebben van ten minste vijf jaar. Wanneer 90 % van deze levensduur is verstreken, dient dit op passende wijze te worden gemeld.

9.3 Elk telwerk moet zoveel cijfers hebben dat een hoeveelheid die in ten minste twee jaar bij normaal bedrijf langs de meter stroomt, niet leidt tot de nulstand van die cijfers.

9.4 Tenzij duidelijk anders is aangegeven, moet de meter geschikt zijn voor installatie in welke stand dan ook.

9.5 Een elektronische omzetter moet kunnen detecteren of hij buiten het(de) door de fabrikant opgegeven bedrijfsbereik(en) werkt voor wat betreft parameters die relevant zijn voor de meetnauwkeurigheid. In dat geval moet de omzetter het integreren van de omgezette hoeveelheid staken en de omgezette hoeveelheid eventueel apart optellen gedurende de tijd dat hij zich buiten het(de) bedrijfsbereik(en) bevindt.

Meeteenheden

10. Het gemeten volume dient te worden weergegeven in kubieke meter, symbool m3.

Conformiteitsbeoordeling

De in artikel 7 bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedures zijn de volgende:

B+F, B+D en H1

--------------------

Bijlage MI-003 Wattuurmeters en meettransformators

De relevante eisen van bijlage I, de specifieke eisen van deze bijlage en de in deze bijlage genoemde conformiteitsbeoordelingsprocedures gelden voor wattuurmeters van nauwkeurigheidsklasse 1 en 2 en voor meettransformators die worden gebruikt in combinatie met een dergelijke wattuurmeter.

Definities

Een wattuurmeter is een apparaat dat de binnen een stroomkring verbruikte watturen meet vanaf het moment dat het afleesvenster nul aangeeft. Afhankelijk van de toegepaste meettechniek kan een wattuurmeter samen met een meettransformator worden gebruikt.

Een meettransformator is een apparaat dat is bedoeld voor gebruik met een wattuurmeter en dat de meter een lagere spanningswaarde levert dan die van de aan de stroomkring geleverde elektriciteit, en/of een lagere waarde van de stroom die door de stroomkring gaat, waarbij sprake is van gelijkblijvende verlagingsfactoren.

I = de elektrische stroom die door de meter gaat;

In = de nominale waarde van I waarvoor de meter is ontworpen;

Ist = de laagste waarde van I waarbij de meter de elektrische energie nog meet;

Imin = de waarde van I vanaf waar het de bedoeling is dat de fout binnen de voorgeschreven grenswaarden ligt;

Itr = de waarde van I vanaf waar beoogd wordt dat de fout binnen de fouttolerantie ligt die overeenkomt met de voor de meter opgegeven nauwkeurigheidsklasse;

Imax = de maximumwaarde van I waarvoor de meter is ontworpen;

U = de potentiaal van de aan de meter toegevoerde elektriciteit;

Un = de nominale waarde van U waarvoor de meter is ontworpen;

f = de frequentie van de elektrische stroom die door de meter gaat;

f n = de nominale waarde van f waarvoor de meter is ontworpen;

PF = vermogensfactor = cos ( = het faseverschil tussen I en U;

T = omgevingstemperatuur.

Specifieke eisen

Deel 1 - Meters

1. De fabrikant dient de waarden van fn, Un, In, Imin, Itr en Imax waarvoor de meter is ontworpen, op te geven. Deze waarden moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:

Imin/Ist (

Itr/Ist (

Imax/Ist ( 200

Ontwerpvoorschriften

2. Bij wattuurmeters die zijn ontworpen voor gebruik met een meettransformator, moet Imax gelijk zijn aan 1,2.In.

Kwaliteit van de elektriciteit

3. Een meter moet in geval van elektriciteit van een hieronder aangegeven kwaliteit aan de nauwkeurigheidseisen van deze bijlage voldoen.

Er zijn geen wettelijke voorschriften voor de metrologische prestaties van toepassing wanneer de elektriciteit van een kwaliteit is - al is het maar even - die minder is dan de hieronder aangegeven kwaliteit.

De waarden voor de spanning en de frequentie liggen binnen de volgende grenzen:

0,9.Un <= U <= 1,1.Un;

0,98.fn <= f <= 1,02.fn.

De vermogensfactor ligt binnen de onderstaande grenzen:

Van cos( = 0,5 inductief tot cos( = 0,8 capacitief.

Nominale bedrijfsomstandigheden

4. De fabrikant dient de klimaat- en mechanische-omgevingsklasse B of C waarvoor de meter is ontworpen, te specificeren overeenkomstig tabel 1 van bijlage I.

Nauwkeurigheidsklassen

5. De volgende nauwkeurigheidsklassen zijn vastgesteld: klasse 1 en klasse 2.

Maximaal toelaatbare fout

6. Tabel 1 geeft de in een percentage van de werkelijke waarde uitgedrukte maximale fout die onder de nominale bedrijfsomstandigheden voor elektriciteit van een kwaliteit binnen de in eis 3 van deze bijlage aangegeven grenswaarden niet door de wattuurmeter mag worden overschreden.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 1: Maximaal toelaatbare fout (percentage van de werkelijke waarde)

( = k1+k2+k3(T-Tn), waarbij de waarden voor k1, k2 and k3 vermeld zijn in tabel 2.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 2: k-waarden voor het gebruik in Tabel 1

Toelaatbaar effect van storingen

7.1. Elektromagnetische immuniteit

7.1.1. De fabrikant dient de elektromagnetische omgeving E1 of E2 aan te geven waarvoor de wattuurmeter is ontworpen overeenkomstig punt 1.3.2 van bijlage I

7.1.2. De verandering van de nauwkeurigheid van een wattuurmeter als gevolg van de aanwezigheid van een elektromagnetische storing moet kleiner zijn dan de in tabel 3 aangeven kritische waarde of de aanduiding van het meetresultaat moet zodanig zijn dat deze niet kan worden opgevat als een geldig meetresultaat. Een kortstondige schommeling kan derhalve niet worden opgevat, in het geheugen worden opgeslagen of doorgegeven als een meetresultaat.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 3: Kritische waarden voor de verandering van de nauwkeurigheid (procentuele waarden zijn een percentage van de werkelijke waarde)

7.1.3. Na een elektromagnetische storing dient de wattuurmeter

-weer over te kunnen gaan naar bedrijf binnen de maximaal toelaatbare fout,

-alle meetfuncties te hebben veiliggesteld, en

-alle meetgegevens terug te kunnen halen die bestonden vlak vóór de storing.

Overige eisen

8. Elke meter dient voorzien te zijn van een afleesvenster dat zichtbaar is voor de consument, mits de meter is geïnstalleerd in de normale, door de fabrikant aangegeven stand.

9. Het afleesvenster moet een voldoende aantal cijfers omvatten om ervoor te zorgen dat de aanduiding niet weer de oorspronkelijke waarde aangeeft wanneer de hoeveelheid verbruikte elektrische energie in de stroomkring overeenkomt met het gebruik van de meter gedurende 1500 h bij I = Imax, U = Un, en PF=1.

10. Wanneer de gemeten elektrische energie wordt aangeven op verschillende afleesvensters waarvoor verschillende tarieven gelden, moet de meter het actieve tarief aangeven.

11. Tijdens het gebruik moet het onmogelijk zijn de weergegeven hoeveelheid gemeten elektrische energie opnieuw in te stellen.

12. Een meter met een apparaat voor vooruitbetaling dient het saldo van de vooruitbetaling te tonen.

De fout in de waarde van de verbruikte hoeveelheid elektrische energie per eenheid verminderd saldo moet <= 1 schaalinterval zijn.

13. Bij spanningsverlies in de stroomkring moeten de gemeten hoeveelheden elektrische energie gedurende ten minste 4 maanden voor opneming beschikbaar blijven.

Eenheid

14. De gemeten hoeveelheden elektrische energie dient te worden weergegeven in kilowattuur, symbool kWh.

Deel 2 - Meettransformators

Kwaliteit van de elektriciteit

15 Een meettransformator moet in geval van elektriciteit van een in eis 3 van deze bijlage aangegeven kwaliteit aan de nauwkeurigheidseisen van deze bijlage voldoen.

Er zijn geen wettelijke voorschriften voor de metrologische prestaties van toepassing wanneer de elektriciteit van een kwaliteit is - al is het maar even - die minder is dan de in eis 3 van deze bijlage aangegeven kwaliteit.

Nominale bedrijfsomstandigheden

16. De fabrikant dient de klimaat- en mechanische-omgevingsklasse B of C waarvoor de meter is ontworpen, aan te geven overeenkomstig tabel 1 van bijlage I.

Nauwkeurigheidsklassen

17. Voor meettransformators die bedoeld zijn voor gebruik met een wattuurmeter gelden de volgende nauwkeurigheidsklassen: 0,1 - 0,2 - 0,5.

Maximaal toelaatbare fout

18. Tabel 4 geeft de in een percentage van de werkelijke waarde van de gemeten watturen uitgedrukte maximale fout die onder de nominale bedrijfsomstandigheden voor elektriciteit van een in eis 3 van deze bijlage aangegeven kwaliteit niet door de meettransformator mag worden overschreden.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 4: Maximaal toelaatbare fout (percentage van de werkelijke waarde)

Conformiteitsbeoordeling

De in artikel 7 bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedures zijn de volgende:

B+F, B+D en H1

--------------------

Bijlage MI-004 Warmteverbruiksmeters

De terzake dienende essentiële eisen van bijlage I, de specifieke voorschriften van deze bijlage en de conformiteitsbeoordelingsprocedures van deze bijlage zijn van toepassing op de hieronder gedefinieerde warmteverbruiksmeters.

Definities

Een warmteverbruiksmeter is een instrument bestemd voor de meting van warmte die in een warmtewisselaar wordt geabsorbeerd of afgegeven door een vloeistof die de warmteoverdrachtsvloeistof heet.

Een warmteverbruiksmeter is hetzij een volledig instrument hetzij een instrument dat bestaat uit de onderdelen stroomsensor, temperatuursensorpaar en rekeneenheid als gedefinieerd in artikel 3.2 of een combinatie hiervan.

-= de temperatuur van de warmteoverdrachtsvloeistof;

-in = de waarde van - bij de inlaat van de warmtewisselaar;

-uit = de waarde van - bij de uitlaat van de warmtewisselaar;

(- = -in - -uit;

-max = de hoogste waarde van - waarbij de warmteverbruiksmeter goed functioneert;

-min = de laagste waarde van - waarbij de warmteverbruiksmeter goed functioneert;

(-max = de hoogste waarde van (- waarbij de warmteverbruiksmeter goed functioneert;

(-min = de laagste waarde van (- waarbij de warmteverbruiksmeter goed functioneert;

q = het debiet van de warmteoverdrachtsvloeistof;

qs = de hoogste waarde van q die is toegestaan voor een korte periode waarbij de warmteverbruiksmeter goed functioneert;

qp = de hoogste waarde van q die permanent is toegestaan, waarbij de warmteverbruiksmeter goed functioneert;

qi = de laagste waarde van q die is toegestaan waarbij de warmteverbruiksmeter goed functioneert;

P = het thermisch vermogen van de warmtewisselaar;

Ps = de hoogste waarde van P die is toegestaan, waarbij de warmteverbruiksmeter goed functioneert.

Specifieke voorschriften

Deel 1 - Meters

Nominale bedrijfsomstandigheden

1. De fabrikant dient de nominale bedrijfsomstandigheden voor het instrument als volgt aan te geven:

1.1. Voor de temperatuur van de vloeistof:

-max, -min, (-max, (-min, met de volgende beperkingen.

(-max/(-min ( 10;

(-min = 2K.

1.2. Voor de druk van de vloeistof:

De maximale inwendige overdruk die de meter permanent kan weerstaan bij de hoogste waarde voor de temperatuur.

1.3. Voor het debiet van de vloeistof:

qs, qp, qi, waarin de waarden qp en qi afhankelijk zijn van de volgende beperking:

qp/qi ( 10.

1.4. Voor het thermisch vermogen:

Ps.

1.5. Voor de klimaat- en mechanische grootheden die van invloed zijn:

De omgevingsklasse B, C, E of F waarvoor de meter is ontworpen overeenkomstig tabel 1 van bijlage I.

Nauwkeurigheidsklasse

2. De volgende nauwkeurigheidsklassen zijn gedefinieerd voor warmteverbruiksmeters: klasse 2 en klasse 3.

Maximaal toelaatbare fout

3. De maximaal toelaatbare fout voor de nauwkeurigheidsklasse uitgedrukt in het percentage van de werkelijke waarde is:

Voor klasse 2: mpe = (3+4.(- min/(-+0,02.qp/q)

Voor klasse 3: mpe = (4+4.(- min/(-+0,05.qp/q)

Toelaatbaar effect van storingen

4.1. Elektromagnetische immuniteit

4.1.1. De fabrikant dient aan te geven voor welke elektromagnetische omgeving - E1 of E2 - het instrument bedoeld is om te worden gebruikt overeenkomstig de eisen van punt 1.3.2 van bijlage I.

4.1.2. Het effect van een elektromagnetische storing dient zodanig te zijn dat:

de verandering in het meetresultaat niet groter is dan de in punt 4.1.3 bedoelde kritische veranderingswaarde, of

de weergave van het meetresultaat zodanig is dat het niet kan worden opgevat als een geldig resultaat.

4.1.3. De kritische veranderingswaarde bedraagt 0,5 van de mpe.

Deel 2 - Onderdelen

5. Wanneer een warmtemeter bestaat uit onderdelen overeenkomstig artikel 4.3 zijn de fundamentele voorschriften voor de warmteverbruiksmeters in voorkomend geval van toepassing op de onderdelen. Bovendien zijn de volgende eisen van toepassing:

5.1. Voor de stroomsensor:

Klasse 2: Ef = (2 %+0,02 qp/q), maar niet meer dan (5 %

Klasse 3: Ef = (3 %+0,05 qp/q), maar niet meer dan (5 %

waarbij de fout Ef een verband legt tussen de aangegeven waarde en de werkelijke waarde van de betrekking tussen het uitgangssignaal van de stroomsensor en de massa of het volume.

5.2. Voor het temperatuursensorpaar:

Et = (0,5 %+3(-min/(-)

waarin de fout Et een verband legt tussen de aangegeven waarde en de werkelijke waarde van de betrekking tussen het uitgangssignaal van het temperatuursensorpaar en het temperatuurverschil.

5.3. Voor de rekeneenheid:

Ec = (0,5 %+(-min/(-)

waarin de fout Ec een verband legt tussen de waarde van de aangegeven warmte en de werkelijke waarde van de warmte.

5.4. Voor de combinatie van de deelfouten:

Wanneer de fout van een warmteverbruiksmeter wordt bepaald door de fouten van de onderdelen daarvan bedraagt de fout van de warmteverbruiksmeter de rekenkundige som van de fouten van de onderdelen daarvan.

Conformiteitsbeoordeling

De in artikel 7 bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedures zijn de volgende:

B+F, B+D, en H1.

--------------------

BijLage MI-005 Meetsystemen voor de continue en dynamische meting van hoeveelheden andere vloeistoffen dan water

De terzake dienende essentiële eisen van bijlage I, de specifieke voorschriften van deze bijlage en de conformiteitsbeoordelingsprocedures van deze bijlage zijn van toepassing op meetsystemen voor de continue en dynamische meting van hoeveelheden andere vloeistoffen dan water.

Definities

Meter

Een instrument dat is bedoeld voor het continu meten, in een geheugen opslaan en weergeven van het volume bij meting van een vloeistof die door een meetopnemer in een gesloten volledig gevulde leiding stroomt.

Meetsysteem

Een systeem dat de meter zelf en alle benodigde toebehoren omvat om te zorgen voor een correcte meting of bedoeld is om de metingen te vergemakkelijken.

Gemeten minimumhoeveelheid

De gemeten minimumhoeveelheid is de kleinste hoeveelheid vloeistof waarbij de meting uit metrologisch oogpunt aanvaardbaar is voor het meetsysteem.

Basisomstandigheden

De gespecificeerde omstandigheden waarnaar de gemeten hoeveelheid vloeistof wordt teruggerekend.

Overdrachtspunt

Een punt waar de vloeistof wordt afgeleverd of ontvangen.

Specifieke eisen

1. Stroomsnelheidsbereik

Het door de fabrikant aangegeven stroomsnelheidsbereik dient aan de volgende voorwaarden te voldoen:

i) het stroomsnelheidsbereik van een meetsysteem moet binnen het stroomsnelheidsbereik van elk van de samenstellende delen liggen;

ii) Meter

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 1

iii) Meetsysteem

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 2

2. Eigenschappen van de vloeistof

De fabrikant dient de eigenschappen van de vloeistof aan te geven, en wel door aanduiding van de vloeistof of het type vloeistof of de terzake dienende eigenschappen op de volgende wijze:

-Temperatuurbereik;

-Drukbereik;

-Dichtheidbereik;

-Viscositeitbereik.

3. Nominale bedrijfsomstandigheden

De fabrikant dient de nominale bedrijfsomstandigheden voor het instrument aan te geven, met name:

(i) de klimaat- en mechanische-omgevingsklasse B, C of I waarvoor het instrument bestemd is om te worden gebruikt overeenkomstig tabel 1 van bijlage I en waarbij de volgende voorwaarden voor het temperatuurbereik in acht moeten worden genomen:

-minimumbereik van 50ºC voor klasse C en I

-minimumbereik van 30ºC voor klasse B

(ii) voeding: nominale wisselspanningsbron en/of grenswaarden voor gelijk spanningsbron.

(iii) de basisomstandigheden voor omgerekende waarden.

4. Nauwkeurigheidsklasse en maximaal toelaatbare fout

4.1. Voor hoeveelheden groter dan of gelijk aan twee liter of het massa-equivalent daarvan bedraagt de maximaal toelaatbare fout van de aanduiding:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 3

4.2 Voor hoeveelheden kleiner dan twee liter of het massa-equivalent daarvan bedraagt de maximaal toelaatbare fout van de aanduiding:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 4

Opmerking: in liter aangeven waarden worden omgerekend naar het massa-equivalent voor meetinstrumenten die de massa bepalen.

4.3 Ongeacht de gemeten hoeveelheid is de grootte van de maximaal toelaatbare fout echter de grootste van de volgende twee waarden:

-de absolute waarde van de maximaal toelaatbare fout in tabel 3 of tabel 4.

-de absolute waarde van de maximaal toelaatbare fout voor de gemeten minimumhoeveelheid (Emin).

4.4.1 Vmin > 2 liter of het massa-equivalent daarvan

Voor gemeten minimumhoeveelheden groter dan of gelijk aan twee liter of het massa-equivalent daarvan,

Mogelijkheid 1

Emin moet voldoen aan de voorwaarde: Emin > 2R, waarin R de resolutie van het telwerk is.

Mogelijkheid 2

Emin volgt uit de formule: Emin = (2 Vmin) x (A/100), waarin

-Vmin = de gemeten minimumhoeveelheid,

-A = de numerieke waarde als aangegeven onder A in tabel 3.

4.4.2 Vmin < 2 liter of het massa-equivalent daarvan

Voor gemeten minimumhoeveelheden kleiner dan twee liter of het massa-equivalent daarvan is Emin twee maal de waarde van tabel 4 en heeft betrekking op regel A van tabel 3.

4.5 Omrekening naar basisomstandigheden

Bij een omgerekende aanwijzing naar volume onder basisomstandigheden of naar massa is de maximaal toelaatbare fout de onder A in tabel 3 vermelde waarde.

4.6 Omrekeninrichtingen

De maximaal toelaatbare fout bij omgerekende aanduidingen als gevolg van een omrekeninrichting is gelijk aan + (A - B), waarin A en B de in tabel 1 aangeven waarden zijn. De grootte van de maximaal toelaatbare fout mag echter niet kleiner zijn dan de grootste van de volgende twee waarden:

-een half schaalinterval van het telwerk bij omgerekende aanduidingen,

-de helft van de waarde die overeenkomt met Emin.

Onderdelen van omrekeninrichtingen die afzonderlijk kunnen worden getest

a) Rekeneenheid

De maximaal toelaatbare fout bij aanduiding van hoeveelheden vloeistof waarvoor een berekening moet worden uitgevoerd, hetzij positief hetzij negatief, is gelijk aan eentiende van de maximaal toelaatbare fout als vermeld onder A in tabel 3. De grootte van de maximaal toelaatbare fout mag echter niet kleiner zijn dan een half schaalinterval van het meetsysteem waarin de rekeneenheid wordt toegepast.

b) Sensoren

Sensoren moeten een nauwkeurigheid hebben die minstens even goed is als de waarden van tabel 5:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 5

c) Nauwkeurigheid van de rekenfunctie

De maximaal toelaatbare fout voor de berekening van elke karakteristieke hoeveelheid vloeistof, positief of negatief, is gelijk aan tweevijfde van de onder b) vastgestelde waarde. De grootte van de maximaal toelaatbare fout mag echter niet kleiner zijn dan een half schaalinterval van het telwerk bij omgerekende aanduidingen.

5. Maximaal toelaatbare fout bij storingen

5.1. De fabrikant dient aan te geven voor welke elektromagnetische omgeving - E1 of E2 - het instrument bedoeld is om te worden gebruikt overeenkomstig de eisen van punt 1.3.2 van bijlage I.

5.2 Het effect van een elektromagnetische storing op een meetsysteem dient zodanig te zijn dat:

-de verandering in het meetresultaat niet groter is dan de in punt 5.3 bedoelde kritische veranderingswaarde, of

-de weergave van het meetresultaat een kortstondige afwijking vertoont die niet kan worden opgevat, in een geheugen opgeslagen of doorgegeven als meetresultaat. Bovendien kan dit bij een onderbreekbaar systeem ook betekenen dat het onmogelijk is verdere metingen uit te voeren, of

-wanneer de afwijking van het meetresultaat groter is dan de kritische veranderingswaarde, het meetsysteem het meetresultaat terug moet kunnen halen dat bestond vóór de kritische veranderingswaarde zich voordeed en de stroom moet kunnen afsluiten ingeval van een onderbreekbaar systeem.

5.3 De kritische veranderingswaarde is de grootste waarde van de maximaal toelaatbare fout/5 voor een bepaalde gemeten waarde Emin.

6. Duurzaamheid

6.1 Een instrument dient zodanig ontworpen te zijn dat het binnen twee maal de maximaal toelaatbare fout kan blijven zonder opnieuw te hoeven worden afgesteld gedurende een periode van een jaar van normaal gebruik na voor de eerste maal in gebruik genomen te zijn.

7. Geschiktheid

7.1 Voor alle gemeten hoeveelheden met betrekking tot dezelfde meting mag de aanwijzing van de verschillende toestellen onderling niet meer van elkaar afwijken dan een schaalinterval bij toestellen met hetzelfde schaalinterval. Bij toestellen met verschillende schaalintervallen mag de afwijking niet meer bedragen dan het grootste schaalinterval.

Bij zelfbedieningssystemen moet het schaalinterval van alle toestellen die het meetresultaat aangeven hetzelfde zijn en mogen de resultaten onderling niet van elkaar afwijken.

7.2 Een meetsysteem mag normaliter slechts een overdrachtspunt omvatten. Wanneer er meer dan een overdrachtspunt is, mag het onder geen enkele omstandigheid mogelijk zijn om de gemeten vloeistof om te leiden.

7.3 Een percentage lucht of gas dat niet gemakkelijk in de vloeistof aantoonbaar is mag niet leiden tot een afwijking die groter is dan:

-0,5 % bij andere vloeistoffen dan drinkbare vloeistoffen en bij vloeistoffen met een viscositeit van maximaal 1 mPa.s, of

-1 % bij drinkbare vloeistoffen en bij vloeistoffen met een viscositeit van meer dan 1 mPa.s.

-De toegestane afwijking mag echter nooit kleiner zijn dan 1 % van Vmin. Deze waarde is van toepassing bij lucht- of gasbellen.

7.4 Instrumenten voor rechtstreekse verkoop

7.4.1 Een meetsysteem voor rechtstreekse verkoop moet zijn uitgerust met een voorziening waarmee de aflezing op nul kan worden ingesteld.

7.4.2 De aflezing van het volume tijdens de meting moet blijvend zijn.

7.5 Brandstofpompen voor motorvoertuigen

7.5.1 De aflezing bij brandstofpompen voor motorvoertuigen mogen tijdens de meting niet op nul kunnen worden ingesteld.

7.5.2 Een nieuwe meting mag pas kunnen worden verricht als de aflezing weer op nul is ingesteld.

7.5.3 Indien een meetsysteem is uitgerust met een prijsaanduiding, mag het verschil tussen de aangeduide prijs en de prijs berekend op grond van de prijs per eenheid en de aangegeven hoeveelheid niet meer bedragen dan de prijs die overeenkomt met Emin. Dit verschil behoeft echter niet minder te bedragen dan de kleinste valuta-eenheid.

8. Stroomstoring

8.1 Een niet-onderbreekbaar meetsysteem dient te zijn uitgerust met een noodstroomvoorziening die ervoor zorgt dat alle meetfuncties worden verricht gedurende de storing in de hoofdstroombron.

8.2 Een onderbreekbaar meetsysteem dient ofwel te voldoen aan bovenstaand voorschrift voor niet-onderbreekbare meetsystemen of te zijn uitgerust met een voorziening om de op dat moment aanwezige gegevens op te slaan en aan te geven zodat de lopende transactie kan worden afgesloten en met een voorziening om de vloeistofstroom op het moment van de storing van de hoofdstroombron te stoppen.

De absolute waarde van de maximaal toelaatbare fout voor de aangegeven hoeveelheid wordt met 5 % van de gemeten minimumhoeveelheid verhoogd.

9. Nauwkeurigheidsklassen en toepassingen.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

10. Meeteenheden

De gemeten hoeveelheden moeten worden aangegeven in milliliter (ml) of kubieke centimeter (cm3), liter (l), kubieke meter (m3), gram (g), kilogram (kg) of ton (t).

Conformiteitsbeoordeling

De in artikel 7 bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedures zijn de volgende:

Bij mechanische of elektromechanische systemen:

B+F, B+E, B+D, H1 en G.

Bij elektronische systemen of systemen met software:

B+F, B+D, H1 en G.

--------------------

Bijlage MI-006 Automatische weeginstrumenten

De relevante essentiële eisen van bijlage I, de specifieke eisen van deze bijlage en de in de verschillende hoofdstukken van deze bijlage genoemde conformiteitsbeoordelingsprocedures gelden voor automatische weeginstrumenten als hieronder gedefinieerd, die zijn bedoeld voor de bepaling van de massa van een lichaam op grond van de werking van de zwaartekracht op dat lichaam.

Definities

Automatisch weeginstrument

Een instrument dat de massa van een product bepaalt zonder tussenkomst van een bediener en daarbij te werk gaat volgens een vooraf bepaald programma van automatische processen die kenmerkend zijn voor het instrument.

Automatische vangweger

Een automatisch weeginstrument dat de massa van vooraf samengevoegde afzonderlijke ladingen of enkelvoudige ladingen los materiaal bepaalt.

Automatische controleweger

Een automatische vangweger die artikelen met een verschillende massa onderverdeelt in twee of meer subgroepen aan de hand van het verschil in hun massa en een nominaal instelpunt.

Gewichtssorteerder

Een automatische vangweger die artikelen met een verschillende massa onderverdeelt in verschillende subgroepen, die alle worden gekenmerkt door een bepaald massabereik.

Gewichtsetiketteermachine/prijsetiketteermachine

Een automatische vangweger die afzonderlijke artikelen etiketteert c.q. prijst en etiketteert.

Automatisch gravimetrisch vulinstrument

Een automatisch weeginstrument dat houders vult met een vooraf bepaalde en vrijwel constante hoeveelheid van een bulkgoed en dat in hoofdzaak bestaat uit een of meer automatische toevoerinrichtingen die in verbinding staan met een of meer weegeenheden en de bijbehorende regel- en losinrichtingen.

Discontinue totalisator (totaliserende trechterweger)

Een automatisch weeginstrument dat de massa van een bulkgoed bepaalt door het in afzonderlijke ladingen te verdelen. De massa van elke afzonderlijke lading wordt in volgorde bepaald en bij de andere opgeteld. Vervolgens worden alle afzonderlijke ladingen weer in bulk samengebracht.

Continue totalisator

Een automatisch weeginstrument dat ononderbroken de massa van een bulkgoed op een transportband bepaalt, zonder systematische onderverdeling van dat goed en zonder onderbreking van de beweging van de transportband.

Spoorwegweegbrug

Een automatisch weeginstrument met een lastdrager en rails voor de verplaatsing van spoorwagons.

Specifieke eisen

Hoofdstuk I - Eisen die gelden voor een of meer automatische weeginstrumenten

1.1 Nominale bedrijfsomstandigheden

De fabrikant dient de nominale bedrijfsomstandigheden op te geven voor het instrument, in het bijzonder:

i) meetbereik van het instrument in termen van de minimum- en maximumcapaciteit ervan,

ii) voeding; nominale wisselstroom en/of grenswaarden van gelijkstroom,

iii) de klimaat- en mechanische- omgevingsklasse B, C of I waarvoor het instrument of de onderdelen daarvan bedoeld zijn volgens Tabel 1 van bijlage I, met inachtneming van de volgende voorwaarden betreffende het temperatuurbereik:

-minimumbereik van 50°C voor de klassen C en I,

-minimumbereik van 30°C voor klasse B.

1.2 Fabrieksspecificatie

Verder dient de fabrikant het volgende te specificeren:

i) bedrijfssnelheid,

ii) voorzover relevant voor het beoogde gebruik van het instrument, de kenmerken van het te wegen product, zoals:

-temperatuur,

-deeltjesgrootte,

-bulkdichtheid,

-viscositeit,

-of enig ander bepalend kenmerk.

2. Elektromagnetische omgeving

Overeenkomstig de eis van punt 1.3.2 van bijlage I dient de fabrikant op te geven voor welke elektromagnetische omgeving - klasse E1 of E2 - het instrument bedoeld is.

Voor elk type instrument worden de toegestane prestaties en de kritische veranderingswaarde gegeven in het desbetreffende hoofdstuk.

3. Geschiktheid

3.1 Er dient te worden voorzien in middelen die de effecten van kantelen, laden en bedrijfssnelheid zodanig beperken dat de maximaal toelaatbare fouten bij normaal bedrijf niet worden overschreden.

3.2 Er dient te worden voorzien in zodanige passende materiaalbehandelingsinstallaties dat het instrument bij normaal bedrijf binnen de maximaal toelaatbare fouten kan blijven.

3.3 Voorzover aanwezig dient de regeleenheid van de bediener duidelijk en doelmatig te zijn.

3.4 De bediener dient de integriteit van het afleesvenster te kunnen controleren.

3.5 Er dient te worden voorzien in een zodanige passende nulinstellingsmogelijkheid dat het instrument bij normaal bedrijf binnen de maximaal toelaatbare fouten kan blijven.

3.6 Registratiestrook

Een uitdraai van resultaten buiten het meetbereik dient als zodanig te worden geïdentificeerd.

Hoofdstuk II - Automatische vangwegers

1. Nauwkeurigheidsklassen

De instrumenten zijn onderverdeeld in de als volgt aangeduide nauwkeurigheidsklassen:

X(x) of Y(y)

1.1 Klasse X(x)

Klasse X(x) is van toepassing op instrumenten die worden gebruikt voor de controle van voorverpakkingen die zijn samengesteld volgens de eisen van de richtlijnen 75/106/EEG en 76/211/EEG, als gewijzigd.

X behelst de relatie tussen lastgewicht en nauwkeurigheid, terwijl de klasseaanduidingsfactor (x) een vermenigvuldigingsfactor is voor de foutgrenswaarden die zijn gespecificeerd voor klasse X(1).

De fabrikant dient de klasseaanduidingsfactor (x) op te geven. (x) Dient 1 x 10k, 2 x 10k of 5 x 10k te zijn, waarbij k een geheel getal of nul is.

1.2 Klasse Y(y)

Klasse Y(y) is van toepassing op alle andere automatische vangwegers. Klasse Y is onderverdeeld in de subklassen Y(a) of Y(b).

2. Maximaal toelaatbare fout

2.1 Instrumenten van klasse X(x)

2.1.1 Gemiddelde fout

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2.1.2 Standaarddeviatie

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2.2 Instrumenten van klasse Y(y)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Meetbereik

Bij de specificatie van het meetbereik voor instrumenten van klasse Y(y) dient de fabrikant er rekening mee te houden dat de minimumcapaciteit niet lager mag zijn dan:

-20 e voor klasse Y(a),

-10 e voor klasse Y(b),

-5 e voor briefwegers van klasse Y(a) of Y(b).

4. Dynamische instelling

Voorzover aangebracht moet een dynamische-instellingsvoorziening die de dynamische effecten van de bewegende last compenseert:

-niet kunnen werken buiten het gespecificeerde lastbereik, en

-beveiligd kunnen worden.

Deze voorziening dient een door de fabrikant gespecificeerd lastbereik te bestrijken.

5. Prestaties bij elektromagnetische storingen

De kritische veranderingswaarde als gevolg van een storing is één schaalinterval.

Conformiteitsbeoordeling

De in artikel 7 bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedures zijn de volgende:

Bij mechanische of elektromechanische instrumenten:

F1, E1, D1, B+F, B+E, B+D, H en G.

Bij elektronische instrumenten of instrumenten met software:

B+F, B+D, H1 en G.

Hoofdstuk III - Automatische gravimetrische vulinstrumenten

1. Nauwkeurigheidsklassen

1.1 Een instrumenttype wordt aangeduid met de referentienauwkeurigheidsklasse - Ref(x) - die staat voor de optimale nauwkeurigheid van instrumenten van dat type. Na installatie worden de afzonderlijke instrumenten aangewezen voor een of meer operationele nauwkeurigheidsklassen (X(x)), waarbij wordt uitgegaan van de specifieke te wegen producten. De klasseaanduidingsfactor (x) dient de vorm 1 x 10k , 2 x 10k of 5 x 10 k te hebben, waarbij k een geheel getal of nul is.

De fabrikant dient zowel de referentienauwkeurigheidsklasse Ref(x) als de operationele nauwkeurigheidsklasse(n) X(x) op te geven.

1.2 Referentienauwkeurigheidsklasse

De referentienauwkeurigheidsklasse Ref(x) is van toepassing bij statische wegingen waarvoor de maximaal toelaatbare fout de fout is die is aangegeven in punt 2.2, vermenigvuldigd met de klasseaanduidingsfactor (x).

1.3 Operationele nauwkeurigheidsklasse

Bij de operationele nauwkeurigheidsklasse X(x) behelst X de relatie tussen nauwkeurigheid en lastgewicht, terwijl (x) een vermenigvuldigingsfactor is voor de foutgrenswaarden die in punt 2.2 zijn gespecificeerd voor klasse X(1).

2. Maximaal toelaatbare fout

2.1 Maximaal toelaatbare statische-wegingsfout

Voor statische lasten onder nominale bedrijfsomstandigheden dient de maximaal toelaatbare fout voor de referentienauwkeurigheidsklasse Ref(x) 0,36 te zijn van de maximaal toelaatbare afwijking van elke vulling van het gemiddelde als aangegeven in 2.2.

2.2 Afwijking van de gemiddelde vulling

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Opmerking: De maximale afwijking van elke vulling van het gemiddelde mag worden aangepast ingeval van een positieve fout teneinde rekening te houden met het effect van de deeltjesgrootte van het materiaal.

2.3 Maximaal toelaatbare fout ten opzichte van de vooringestelde waarde (instelfout)

Voor instrumenten waarbij het vulgewicht vooraf ingesteld kan worden mag het maximale verschil tussen de vooringestelde waarde en de gemiddelde massa van de vullingen niet hoger zijn dan 0,36 van de maximaal toelaatbare afwijking van elke vulling van het gemiddelde als aangegeven in punt 2.2.

3. Prestaties bij elektromagnetische storingen

De kritische veranderingswaarde is gelijk aan een verandering in de vermelding van het statische gewicht die gelijk is aan de in punt 2.1 genoemde maximaal toelaatbare fout die is berekend voor de nominale minimale vulling, of een verandering die een gelijksoortig effect zou hebben op de vulling ingeval van instrumenten waarbij de vulling bestaat uit meerdere lasten.

Conformiteitsbeoordeling

De in artikel 7 bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedures zijn de volgende:

Bij mechanische of elektromechanische instrumenten:

B+F, B+E, B+D, H1 en G.

Bij elektronische instrumenten of instrumenten met software:

B+F, B+D, H1 en G.Hoofdstuk IV - Discontinue totalisators

1. Maximaal toelaatbare fout

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2.1 Het totalisatie-schaalinterval (dt) dient te liggen in het volgende bereik:

0,01 % max < dt < 0,2 % max.

2.2 De minimale totale last ((min) dient groter te zijn dan de last waarbij de maximaal toelaatbare fout gelijk is aan het totalisatie-schaalinterval (dt) en groter dan de minimale last.

2.3 Nulinstelling

Instrumenten die geen tarra aangeven na elke lossing, moeten zijn uitgerust met een nulinstellingsvoorziening; het automatisch bedrijf dient te worden stopgezet indien de nulindicatie > 0,5 d.

2.4 Regeleenheid van de bediener

Bij automatisch bedrijf dienen instellingen door de bediener onmogelijk te zijn en dient de resetfunctie te zijn uitgeschakeld.

2.5 Registratiestrook

Bij instrumenten die zijn uitgerust met een printvoorziening dient het geven van een reset-totaal onmogelijk te zijn totdat het totaal is geprint. Het totaal dient te worden geprint, wanneer het automatisch bedrijf wordt onderbroken.

3. Prestaties bij elektromagnetische storingen

De kritische veranderingswaarde als gevolg van een storing is:

a) één schaalinterval van de gewichtsvermelding, of

b) één totalisatie-schaalinterval voor enig opgeslagen totaal.

Conformiteitsbeoordeling

De in artikel 7 bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedures zijn de volgende:

Bij mechanische of elektromechanische instrumenten:

B+F, B+E, B+D, H1 en G.

Bij elektronische instrumenten of instrumenten met software:

B+F, B+D, H1 en G.

Hoofdstuk V - Continue totalisators

1. Meetbereik

Bij de specificatie van het meetbereik dient de fabrikant er rekening mee te houden dat:

i) de minimale momentele netto belasting van de weegeenheid niet lager is dan 20 % van de maximumcapaciteit ;

ii) de minimale totale last (min niet lager is dan de grootste van de volgende waarden:

-2 % van de totale last gerekend over één uur bij de maximale doorstroomsnelheid;

-de last bij de maximale doorstroomsnelheid en één omwenteling van de band;

-de last die overeenstemt met het toepasselijke getal van de totalisatieschaalintervallen:

800e voor klasse 0,5,

400e voor klasse 1,

200e voor klasse 2.

2. Maximaal toelaatbare fout

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Bandsnelheid

De bandsnelheid dient te worden opgegeven door de fabrikant. Deze snelheid mag hoogstens 5 % afwijken van de nominale waarde. Het product dient dezelfde snelheid te hebben als de band.

4. Het dient onmogelijk te zijn de algemene totaliseerinrichting op nul te stellen.

5. Prestaties bij elektromagnetische storingen

De kritische veranderingswaarde als gevolg van een storing is 0,7 x de maximaal toelaatbare fout.

Conformiteitsbeoordeling

De in artikel 7 bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedures zijn de volgende:

Bij mechanische of elektromechanische instrumenten:

B+F, B+E, B+D, H1 en G.

Bij elektronische instrumenten of instrumenten met software:

B+F, B+D, H1 en G.Hoofdstuk VI - Automatische spoorwegweegbruggen

1. Maximaal toelaatbare fout

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bij de weging van gekoppelde wagons mogen hoogstens 10 % van de weegresultaten van een of meer doorgangen van de trein fouten vertonen die groter zijn dan de toepasselijke maximaal toelaatbare fout van bovenstaande tabel, met dien verstande dat zij nooit groter mogen zijn dan tweemaal die waarde.

2. Het schaalinterval mag niet groter zijn dan één tiende van de op het minimum toegepaste aanvankelijke maximaal toelaatbare fout.

3. Prestaties bij elektromagnetische storingen

De kritische veranderingswaarde is gelijk aan één controle-schaalinterval.

Conformiteitsbeoordeling

De in artikel 7 bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedures zijn de volgende:

Bij mechanische of elektromechanische instrumenten:

B+F, B+E, B+D, H1 en G.

Bij elektronische instrumenten of instrumenten met software:

B+F, B+D, H1 en G.

--------------------

Bijlage MI-007 Taximeters

De terzake dienende essentiële eisen van bijlage I, de specifieke voorschriften van deze bijlage en de conformiteitsbeoordelingsprocedures van deze bijlage zijn van toepassing op de hieronder gedefinieerde taximeters die in een taxi zijn geplaatst.

Definities

Een taximeter is een meetinstrument bestemd voor montage in een motorvoertuig dat het tarief voor een rit bepaalt en weergeeft op basis van de afgelegde weg en de tijdsduur van de rit.

Specifieke eisen

Ontwerpeisen

1. Een taximeter moet zodanig worden ontworpen dat de volgende parameters kunnen worden gemeten:

a. de afgelegde weg;

b. de duur;

c. de periode gedurende welke de snelheid van het voertuig beneden een bepaalde drempelwaarde was. Deze drempelwaarde voor de snelheid moet instelbaar zijn en de ingestelde waarde moet kunnen worden vastgezet.

2. Naast de inrichtingen die nodig zijn om de in eis 1 vermelde metingen te kunnen verrichten moet een taximeter de volgende onderdelen omvatten:

-een printerinterface of ingebouwde printer;

-een real-time klok;

-een inrichting voor gegevensuitwisseling met een centraal systeem.

Het moet mogelijk zijn om de functies van alle ondersteunende inrichtingen uit te schakelen en in de uitgeschakelde stand vast te zetten.

3. Een taximeter moet het tarief op de twee volgende wijzen kunnen berekenen:

1. op basis van de parameters a en b van eis 1;

2. op basis van de parameters a en c van eis 1.

Geen van deze twee berekeningsmogelijkheden mag kunnen worden uitgeschakeld noch mag de uitgeschakelde toestand kunnen worden vastgezet.

4. Een taximeter moet kunnen worden aangepast aan de voertuigconstante van de taxi waarin de meter is gemonteerd en deze instelling moet kunnen worden vastgezet.

Nominale bedrijfsomstandigheden

5. De fabrikant dient de nominale bedrijfsomstandigheden voor het instrument aan te geven met name

-de klimaat- en mechanische-omgevingsklasse D, E of F waarvoor het instrument bedoeld is om volgens tabel 1 van bijlage I te worden gebruikt;

-de grenswaarde van een gelijkstroomvoeding waarvoor het instrument is ontworpen.

Maximaal toelaatbare fout

6. De maximaal toelaatbare fout bedraagt:

-Voor de verlopen tijd: +/- 0,1 %;

-Voor de afgelegde weg: +/- 0,2 %;

-Voor de berekening van het tarief: +/- 0,1 %.

Permissible effect of disturbances

7.1. Elektromagnetische immuniteit

7.1.1. De elektromagnetische klasse die van toepassing is overeenkomstig punt 1.3.2 van bijlage I is E2.

7.1.2. De maximaal toelaatbare fout die in eis 6 is vermeld geldt ook wanneer zich een elektromagnetische storing voordoet.

Stroomstoring

8. In het geval van een spanningsdaling van de gelijkstroomvoeding tot een waarde beneden de laagste bedrijfswaarde als aangegeven door de fabrikant moet de taximeter

-de waarde van het tarief op het moment van de spanningsstoring opslaan en weergeven en in de stand "vrij" terugkeren of

-de meetfuncties behouden en binnen de maximaal toelaatbare fout blijven totdat de waarde van het tarief wordt opgeslagen en weergegeven en teruggekeerd is in de stand "vrij".

Overige eisen

9.1. Een taximeter moet voortdurend het tarief in real-time weergeven.

9.2. Indien het tarief een vast bedrag omvat mag dit niet in het aangegeven tarief zijn opgenomen. In dat geval mag de taximeter tijdelijk de waarde van het tarief met het vaste bedrag weergeven.

10. Indien het tarief wordt berekend volgens methode 1 van punt 3 mag de taximeter een extra afleesstand hebben waarin slechts de afgelegde weg en de duur van de rit in real-time wordt weergegeven.

11. Alle voor de passagiers weergegeven waarden moeten dag en nacht duidelijk leesbaar zijn.

12. Indien het te betalen tarief door functiekeuze uit voorgeprogrammeerde gegevens vrij kan worden bepaald moet het mogelijk zijn de instelling van het instrument en de ingevoerde gegevensop te slaan.

13. Een taximeter moet zijn uitgerust met een totalisator voor de volgende waarden:

-de waarde van de in eis 1 genoemde parameters;

-de waarde van het tarief.

De bij elkaar getelde waarden moeten de waarden omvatten die bij een stroomstoring overeenkomstig punt 8 zijn bewaard.

Indien de taximeter wordt losgekoppeld van de stroomvoorziening moeten de totale waarden gedurende ten minste zes maanden bewaard blijven.

14. Het tarief, de tariefstructuur en de berekeningswijze van het tarief met de taximeter in bedrijf moeten kunnen worden gewijzigd buiten de automatische wijzigingen van de meter zelf op basis van

-de in eis 1 genoemde parameters; of

-de tijd van de dag of dag van de week indien de taximeter is uitgerust met een real-time klok.

15. De verbinding van de taximeter met de taxi waarin deze is geïnstalleerd moet kunnen worden geborgd.

16. Het moet mogelijk zijn na te gaan of een taximeter in een taxi voldoet aan de eisen betreffende de maximaal toelaatbare fout.

17. Een taximeter en de montagevoorschriften van de fabrikant moeten zodanig zijn dat, indien de taximeter is gemonteerd overeenkomstig de voorschriften van de fabrikant, frauduleuze wijzigingen van het meetsignaal dat de afgelegde weg weergeeft onmogelijk zijn.

18. Een taximeter moet zodanig zijn ontworpen dat het meetresultaat binnen de maximaal toelaatbare fout blijft zonder opnieuw te worden ingesteld gedurende een periode van één jaar normaal gebruik.

19. Voor de in eis 2 genoemde hulpinrichtingen waarvan de functie niet is uitgeschakeld en vastgezet voor de conformiteitsbeoordeling gelden de volgende bijkomende voorschriften:

voor het printerinterface of de ingebouwde printer:

-de taximeter mag niet meer functioneren wanneer er geen printer is aangesloten of wanneer het printen om andere redenen onmogelijk is;

voor de real-time klok:

-De mogelijkheid om de tijd en de dag in te stellen moet zijn beperkt tot 2 minuten per week. Instelling voor zomer- en wintertijd moet automatisch geschieden.

voor de gegevensuitwisselingsinrichting:

-Overdracht naar een centraal systeem van gegevens die wettelijk gecontroleerd moeten worden overeenkomstig deze richtlijn mag alleen kunnen als de taximeter de gegevens beschermt tegen onopzettelijke of opzettelijke veranderingen gedurende de overdracht.

-De overdracht uit een centraal systeem van gegevens die moeten worden gecontroleerd overeenkomstig deze richtlijn geschiedt onder de volgende voorwaarden:

-de goede ontvangst van gegevens door de taximeter moet gemakkelijk kunnen worden gecontroleerd;

-de taximeter moet een signaal naar het centrale systeem afgeven van de ontvangst in goede orde van de gegevens.

20. De waarden van de afgelegde weg en de verlopen tijd die overeenkomstig deze richtlijn worden weergegeven of afgedrukt meoeten worden uitgedrukt in de volgende eenheden:

afgelegde weg:

-in het Verenigd Koninkrijk en Ierland: tot de datum die wordt vastgesteld door deze lidstaten overeenkomstig artikel 1, onder b) van Richtlijn 80/181/EEG, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 89/617/EEG:kilometer of mijl;

-in alle andere lidstaten: kilometer.

Verlopen tijd:

minuten.

Conformiteitsbeoordeling

De in artikel 7 bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedures zijn de volgende:

B+F, B+D en H1.

--------------------

Bijlage MI-008 Stoffelijke maten

Hoofdstuk I - Lengtemeters

De terzake dienende essentiële eisen van bijlage I, de specifieke voorschriften van deze bijlage en de conformiteitsbeoordelingsprocedures van deze bijlage zijn van toepassing op de hieronder gedefinieerde lengtemeters.

Definities

Lengtemeter

Een instrument waarmee met behulp van de schaalverdeling de lengte van een gemeten object door directe vergelijking wordt bepaald.

Specifieke eisen

Referentieomstandigheden

1.1 Voor linten met een lengte die groter dan of gelijk is aan vijf meter moet binnen de maximaal toelaatbare fout worden gebleven bij een trekkracht van twintig Newton, tenzij anders is opgegeven door de fabrikant en dit is aangegeven.

1.2 De referentietemperatuur bedraagt 20 ºC, tenzij anders is opgegeven door de fabrikant en dit is aangegeven.

Maximaal toelaatbare fout

2 De positieve of negatieve maximaal toelaatbare fout tussen twee niet-opeenvolgende schaaldelen bedraagt L = a + bL, waarin:

-L = de waarde van de lengte afgerond op de dichtst bijgelegen gehele meter en

-a en b overeenkomstig de onderstaande tabel zijn.

Wanneer het laatste schaalinterval wordt begrenst door een vlak wordt de maximaal toelaatbare fout voor een willekeurige afstand vanaf dit punt verhoogd met de waarde c in tabel 1.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 1

De maximaal toelaatbare fout voor de lengte van twee opeenvolgende schaalaanduidingen en het maximaal toelaatbare verschil tussen twee opeenvolgende intervallen staan aangegeven in tabel 2

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 2

Materialen

3.1 De temperatuur van de materialen die worden gebruikt voor het meten van de lengte moet zodanig stabiel zijn dat binnen de maximaal toelaatbare fout kan worden gebleven binnen een gebied van + 8 K

3.2 De vochtigheidsgraad van de materialen die worden gebruikt voor het meten van de lengte moet zodanig stabiel zijn dat binnen de maximaal toelaatbare fout kan worden gebleven tot een relatieve vochtigheid van 85 %.

Aanduidingen

4 Bij de schaalaanduidingen moet de waarde van de lengte worden aangegeven.

Conformiteitsbeoordeling

De in artikel 7 bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedures zijn de volgende:

A1, F1, E1, D1, B+E, B+D, H en G.

Hoofdstuk II - Inhoudsmaten

De terzake dienende essentiële eisen van bijlage I, de specifieke voorschriften van deze bijlage en de conformiteitsbeoordelingsprocedures van deze bijlage zijn van toepassing op de hieronder gedefinieerde inhoudsmaten.

Definities

Inhoudsmaat

Een inhoudsmaat bestemd voor het bepalen van een zekere hoeveelheid vloeistof die wordt verkocht voor onmiddellijk gebruik.

Streepmaat

Een inhoudsmaat met een merkstreep om de nominale inhoud aan te geven.

Randmaat

Een inhoudsmaat waarbij het inwendig volume gelijk is aan de nominale inhoud.

Uitgietmaat

Een inhoudsmaat van waaruit de vloeistof wordt uitgeschonken alvorens te worden gebruikt.

Inhoud

Onder inhoud wordt verstaan het inwendig volume van randmaten of het inwendig volume tot een vulstreep voor lijnmaten.

Specifieke eisen

Referentieomstandigheden

1.1 Temperatuur: de referentietemperatuur voor inhoudsmetingen bedraagt 20º C.

1.2 Stand voor correcte weergave: vrijstaand op een horizontaal vlak.

2 Maximaal toelaatbare fout

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 1

Materialen

3 Inhoudsmaten dienen te zijn vervaardigd van een materiaal dat voldoende star en qua afmetingen stabiel genoeg is om de inhoud binnen de maximaal toelaatbare fout te houden.

Vorm

4.1 Overdrachtsmaten moeten zodanig zijn ontworpen dat een wijziging van de inhoud die gelijk is aan de maximaal toelaatbare fout een verandering van het niveau veroorzaakt van 2 mm aan de rand of vanaf het vulmerkteken.

4.2 Overdrachtsmaten moeten zodanig zijn ontworpen dat het volledig uitschenken van de te meten vloeistof niet wordt gehinderd.

Vulstreep

5.1 De opgegeven nominale inhoud moet duidelijk en onuitwisbaar op het meetinstrument worden aangegeven.

5.2 Inhoudsmaten mogen ook van drie duidelijk te onderscheiden inhoudsaanduidingen worden voorzien die niet met elkaar verward mogen kunnen worden. Een aanvullende vulstreep voor de helft van de inhoud bij één van de aangegeven inhouden is toegestaan mits dit niet tot verwarring leidt.

5.3 Alle vulstrepen moeten duidelijk en duurzaam zijn aangebracht om ervoor te zorgen dat de maximaal toelaatbare fout bij het gebruik niet wordt overschreden.

Conformiteitsbeoordeling

De in artikel 7 bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedures zijn de volgende:

A1, F1, E1, D1, B+E, B+D en H.

--------------------

Bijlage MI-009 Dimensionale meetinstrumenten

De terzake dienende essentiële eisen van bijlage I, de specifieke voorschriften van deze bijlage en de conformiteitsbeoordelingsprocedures van deze bijlage zijn van toepassing op de hieronder gedefinieerde dimensionale meetinstrumenten.

Definities

Lengtemeter

Een lengtemeter dient voor de automatische bepaling van de lengte van materialen in de vorm van banden en kabels gedurende de invoerbeweging van het meetproduct.

Oppervlaktemeetinstrument

Een oppervlaktemeetinstrument dient voor de automatische bepaling van het oppervlak van onregelmatig gevormde voorwerpen, bijvoorbeeld leer.

Multidimensionale meetinstrumenten

Een multidimensionaal meetinstrument dient voor de automatische bepaling van de lengte van de randen (lengte, hoogte, breedte) van het kleinste omhullende rechthoekige parallellepipidum van een product.

Hoofdstuk I - Voor alle dimensionale meetinstrumenten gemeenschappelijke eisen

Mechanische en klimaatomgeving

1 De fabrikant dient aan te geven voor welke klimaat- en mechanische omgevingsklasse het instrument bedoeld is om te worden gebruikt volgens tabel 1 van bijlage I.

Elektromagnetische immuniteit

2.1 De fabrikant dient aan te geven voor welke elektromagnetische omgeving - E1 of E2 - het instrument bedoeld is om te worden gebruikt overeenkomstig de eisen van punt 1.3.2 van bijlage I.

2.2 Het effect van een elektromagnetische storing op een dimensionaal meetinstrument moet zodanig zijn dat:

-de verandering van het meetresultaat niet groter is dan de kritische veranderingswaarde als gedefinieerd in punt 2.3, of

-het onmogelijk is een meting uit te voeren, of

-er tijdelijke schommelingen in de meetresultaten zijn die niet kunnen worden opgevat, in een geheugen opgeslagen of doorgegeven als meetresultaat, of

-er schommelingen in de meetresultaten zijn die zodanig ernstig zijn dat alle belanghebbenden bij het meetresultaat deze opmerken.

2.3 De kritische veranderingswaarde is gelijk aan één schaalinterval.

Duurzaamheid

3 Een meetinstrument dient zodanig ontworpen te zijn dat het binnen een waarde van twee maal de maximaal toelaatbare fout kan blijven zonder opnieuw te hoeven afgesteld gedurende een periode van één jaar van normaal gebruik.

Conformiteitsbeoordeling

De in artikel 7 bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedures zijn de volgende:

Bij mechanische of elektromechanische instrumenten:

F1, E1, D1, B+E, B+D, H en G.

Bij elektronische instrumenten of instrumenten met software:

B+F, B+D, H1 en G.

Hoofdstuk II - Lengtemeters

Eigenschappen van het te meten product

1 Textiel wordt gekenmerkt door de karakteristieke factor K. Deze factor houdt rekening met de rekbaarheid en de kracht per oppervlakte-eenheid van het te meten product en is gedefinieerd door de volgende formule:

K = å.(GA + 2.2 N/m2), waarin

å = de relatieve verlenging van een monster van één meter breed bij een trekkracht van 10 N,

GA = de kracht per oppervlakte-eenheid van een monster in N/m2.

Bedrijfsomstandigheden

2.1. Bereik

Afmetingen en K-factor, indien van toepassing binnen het door de fabrikant voor het instrument aangegeven gebied. Het gebied voor de K-factor staat vermeld in tabel 1:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 1

2.2. Indien het gemeten voorwerp niet door het meetinstrument wordt getransporteerd moet de snelheid daarvan binnen het door de fabrikant voor het instrument aangegeven gebied blijven.

2.3. Indien de meetresultaten afhangen van de dikte, de oppervlaktegesteldheid en de wijze van toevoer (b.v. van een grote rol of van een stapel), worden de desbetreffende grenswaarden door de fabrikant aangegeven.

Maximaal toelaatbare fout

3.1. Instrument

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 2

De maximaal toelaatbare fout mag echter niet minder zijn dan de hieronder gegeven waarden:

Klasse I: 0,005 Lm

Klasse II: 0,01 Lm

Klasse III: 0,02 Lm

waarin Lm de gemeten minimumlengte is, d.w.z. de kleinste lengte die door de fabrikant wordt aangegeven waarvoor het meetinstrument is bedoeld om te worden gebruikt.

Overige eisen

4.1. Het instrument moet ervoor zorgen dat het product ongerekt wordt gemeten overeenkomstig de beoogde rekbaarheid waarvoor het instrument is ontworpen.

Hoofdstuk III - Oppervlaktemeetinstrumenten

Bedrijfsomstandigheden

1.1. Gebied

De afmetingen binnen het door de fabrikant voor het instrument aangegeven gebied.

1.2. Toestand van het product

De fabrikant dient de grenswaarde van het instrument ten aanzien van de snelheid, de dikte en de oppervlaktegesteldheid, indien van toepassing, van het product aan te geven.

Maximaal toelaatbare fout

2.1. Instrument

De aanvankelijke MPE bedraagt ( 1,0 %, maar niet minder dan 1 dm2.

Overige eisen

3. Presentatie van het product

In geval van het terugtrekken of stoppen van het product mag er geen meetfout optreden of moet een blanco meetresultaat worden weergegeven.

4. Schaalinterval

De instrumenten moeten een schaalinterval van 1,0 dm2 hebben. Bovendien moet het schaalinterval voor testdoeleinden 0,1 dm2 kunnen zijn.

Hoofdstuk IV - Multidimensionale meetinstrumenten

Bedrijfsomstandigheden

1.1. Het gebied moet één van de volgende zijn:

-0,5 cm tot 5,0 cm ;

-1,0 cm tot 80 cm ;

-5 cm tot 2 m ;

-50 cm tot 20 m.

1.2. Snelheid van het product

De snelheid moet binnen het door de fabrikant voor het instrument aangegeven gebied blijven.

Maximaal toelaatbare fout

2.1. Instrument:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 1

--------------------

Bijlage MI-010 Ademanalysatoren

De terzake dienende essentiële eisen van bijlage I, de specifieke voorschriften van deze bijlage en de conformiteitsbeoordelingsprocedures van deze bijlage zijn van toepassing op de hieronder gedefinieerde ademanalysatoren.

Definities

Een ademanalysator is een meetinstrument dat dient om de concentratie ethanol in de uitgaande alveolaire lucht te bepalen en dat is bedoeld om bewijsmateriaal te verschaffen.

Specifieke eisen

Nominale bedrijfsomstandigheden

1. De nominale waarden van de bedrijfsomstandigheden dienen als volgt door de fabrikant te worden aangegeven:

1.1. Voor de te meten grootheid:

-Het meetgebied met de volgende beperking:

-Het meetgebied dient van 0 mg/l tot ten minste 1.5 mg/l te lopen.

1.2. Voor de toestand van de uitgeademde lucht:

-Volumegebied 1,5 - 4,5 l;

-Duur van de uitademing 5 - 15 s.

1.3. Voor de klimaat- en de mechanische grootheden:

-Voor een niet-draagbaar instrument is de van toepassing zijnde omgevingsklasse klasse E;

-Voor een draagbaar instrument is de van toepassing zijnde klasse klasse I.

1.4. Voor de elektrische voeding:

-In geval van een wisselstroomvoeding: Het spanningsgebied met de volgende beperkingen:

-De minimumwaarde van het spanningsgebied dient <= nominale waarde - 8 % te zijn;

-De maximumwaarde van het spanningsgebied dient ( nominale waarde + 24 % te zijn.

-In geval van een gelijkstroomvoeding:

-De grenswaarde van de gelijkspanningsbron.

1.5. Voor de omgevingsdruk:

-De minimum- en maximumwaarde van de omgevingsdruk met de volgende beperkingen:

-Min <= 800 hPa

-Max ( 1040 hPa

Maximale toelaatbare fout

2. De maximaal toelaatbare fout onder nominale bedrijfsomstandigheden overeenkomstig punt 3.1 van bijlage I staan vermeld in tabel 1. De procentuele waarden zijn percentages van de werkelijke waarde.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 1

3. Het schaalinterval bij verificatie = 0,001 mg/l.

Toelaatbare effect van storingen

Elektromagnetische immuniteit

4. De fabrikant dient aan te geven voor welke elektromagnetische omgeving - E1 of E2 - het instrument bedoeld is om te worden gebruikt overeenkomstig de eisen van punt 1.3.2 van bijlage I.

5. Het effect van een elektromagnetische storing op een dimensionaal meetinstrument moet zodanig zijn dat

a) de verandering van het meetresultaat niet groter is dan de maximaal toelaatbare fout van het meetresultaat, of

b) de meetresultaten niet kunnen worden opgevat als een geldig resultaat, waarbij

-het ofwel onmogelijk is een meting uit te voeren, of

-er tijdelijke schommelingen in de meetresultaten zijn die niet kunnen worden opgevat, in een geheugen opgeslagen of doorgegeven als meetresultaat, of

-er schommelingen in de meetresultaten zijn die zodanig ernstig zijn dat alle belanghebbenden bij het meetresultaat deze opmerken.

Duurzaamheid

6. Een ademanalysator moet zodanig zijn ontwerpen dat deze binnen een waarde van 1,6 maal de maximum toelaatbare fout kan blijven zonder opnieuw te hoeven worden afgesteld gedurende een periode van 2 jaar na voor de eerste maal in gebruik genomen te zijn.

Overige eisen

7. Een ademanalysator moet het meetresultaat in mg/l aangeven.

8. Bij een concentratie tot 0,4 mg/l, moet de standaarddeviatie van de resultaten van 10 metingen minder dan 0,007 mg/l bedragen.

Bij een concentratie groter dan of gelijk aan 0,4 mg/l en kleiner dan of gelijk aan 2 mg/l, moet de standaarddeviatie van de resultaten van 10 metingen minder dan 1,75 % bedragen.

Bij een concentratie groter dan 2 mg/l, moet de standaarddeviatie van de resultaten van 10 metingen minder dan 6 % bedragen.

9. Een ademanalysator mag alleen een meting uitvoeren indien het genomen monster wordt herkend als representatief voor de alveolaire lucht. Er mag met name geen meting plaatsvinden indien de uitademing discontinu was of indien de uitgeademde lucht adem van de bovenste luchtwegen bevat.

10. Voor een meting moet de ademanalysator automatisch nagaan of het in staat is een correcte meting uit te voeren en moet een automatische afstelling plaatsvinden. Wanneer deze automatische controle aangeeft dat niet aan alle voorwaarden voor de juiste werking wordt voldaan, moeten de metingen automatisch geblokkeerd worden.

11. De gebruiker moet een numerieke waarde kunnen instellen in de ademanalysator. Na iedere meting waarbij een resultaat groter is dan deze vooraf ingestelde waarde, moet de analysator automatisch en vóór het meetresultaat weer te geven de in punt 10 genoemde controle herhalen. Indien deze tweede controle aangeeft dat niet aan alle voorwaarden voor een correcte werking wordt voldaan, mag geen meetresultaat worden weergegeven.

Conformiteitsbeoordeling

De in artikel 7 bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedures zijn de volgende:

B+F, H1 en G.

--------------------

Bijlage MI-011 Uitlaatgasanalysatoren

De terzake dienende essentiële eisen van bijlage I, de specifieke voorschriften van deze bijlage en de conformiteitsbeoordelingsprocedures van deze bijlage zijn van toepassing op de hieronder gedefinieerde uitlaatgasanalysatoren bestemd voor de controle en het onderhoud door deskundigen van in gebruik zijnde motorvoertuigen.

Definities

Een uitlaatgasanalysator is een meetinstrument dat dient om alle volumedelen van de volgende bestanddelen van het uitlaatgas van de motor van een motorvoertuig met elektrische ontsteking te bepalen: koolmonoxide, kooldioxide, koolwaterstoffen en zuurstof.

Een uitlaatgasanalysator mag naast de waarde voor de parameter ( het volgende bepalen:

Specifieke eisen

Instrumentklassen

1. Er zijn twee instrumentklassen voor uitlaatgasanalysatoren gedefinieerd, namelijk I en II, waarvan de meetgebieden vermeld staan in tabel 1.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 1 - Klassen en meetgebieden

Nominale bedrijfsomstandigheden

2. De fabrikant dient de nominale waarde voor de bedrijfsomstandigheden als volgt aan te geven:

2.1. Voor klimaat- en mechanische grootheden die van invloed zijn:

-De van toepassing zijnde omgevingsklasse is klasse B, overeenkomstig tabel 1 van bijlage I.

2.2. Voor het elektrisch vermogen:

-de spanning en het frequentiegebied van de wisselstroomvoeding;

-de grenswaarde voor de gelijkstroomvoeding.

2.3. Voor de omgevingsdruk:

-De minimum- en maximumwaarde van de omgevingsdruk met de volgende beperkingen:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2.4. Voor de concentratie van het koolwaterstofresidu dat vóór de meting aanwezig was:

De maximumwaarde van de concentratie met de volgende beperking: Bij een instrument van klasse I mag deze waarde niet meer dan 20 ppm v/v. bedragen.

Maximaal toelaatbare fout

3. Voor elk van de gemeten delen is de maximaal toelaatbare fout onder nominale bedrijfsomstandigheden overeenkomstig het voorschrift van punt 1.1 van bijlage I de kleinste van de twee in tabel 2 aangegeven waarden. Absolute waarden worden uitgedrukt in %v/v of ppm v/v, procentuele waarden zijn een percentage van de werkelijke waarde.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 2 - Maximaal toelaatbare fout

Toelaatbaar effect van storingen

4. Elektromagnetische immuniteit

De fabrikant dient aan te geven voor welke elektromagnetische omgeving - E1 of E2 - het instrument bedoeld is om te worden gebruikt overeenkomstig de eisen van punt 1.3.2 van bijlage I.

Het effect van een elektromagnetische storing op het instrument dient zodanig te zijn dat:

-de verandering van het meetresultaat niet groter is dan de in punt 4.1.3 bedoelde kritische veranderingswaarde of

-het meetresultaat wordt aangegeven dat het niet als ledig resultaat zou kunnen worden beschouwd.

Voor elk van de door het instrument gemeten volumedelen is de kritische veranderingswaarde gelijk aan de maximaal toelaatbare fout voor de desbetreffende parameter.

Overige voorschriften

5. Het maximaal toelaatbare schaalinterval voor elk van de twee instrumentklassen staat vermeld in tabel 3:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 3: Maximaal toelaatbaar schaalinterval

6. De standaarddeviatie bij 20 metingen mag niet meer dan mpe/3.

7. De aanduiding van het meetresultaat moet binnen 15 seconden 95 % van de eindwaarde bereiken.

8. De andere bestanddelen in het uitlaatgas dan het bestanddeel waarvan de waarde moet worden gemeten mag het resultaat niet sterker beïnvloeden dan 0,5 mpe, wanneer deze bestanddelen aanwezig zijn in de volgende hoeveelheden:

CO <= 6 %v/v

CO2 <= 16 %v/v

O2 <= 10 %v/v

H2 <= 5 %v/v

NO <= 0,3 %v/v

HC <= 2000 ppm v/v

Waterdamp: geen specifieke waarde.

9. Een uitlaatgasanalysator die is uitgerust met een automatische of semi-automatische instelvoorziening mag niet kunnen meten zolang de instelling niet is verricht.

10. Een uitlaatgasanalysator met een koolwaterstofkanaal moet de koolwaterstofresiduen in het gasbehandelingssysteem vaststellen. Er mag geen meting kunnen worden verricht indien de concentratie van het koolwaterstofresidu dat vóór de meting aanwezig was meer bedraagt dan de nominale waarde als aangegeven door de fabrikant overeenkomstig de eisen van punt 2.6 van deze bijlage.

Conformiteitsbeoordeling

De in artikel 7 bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedures zijn de volgende:

B+F,B+D en H1.

FINANCIEEL MEMORANDUM

1. TITEL VAN DE MAATREGEL

Een richtlijn betreffende meetinstrumenten.

2. BEGROTINGSLIJN

B5-314 Normalisatie en onderlinge aanpassing der wetgeving.

3. RECHTSGRONDSLAG

Artikel 95 van het EEG-Verdrag.

4. OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL

4.1 Algemene doelstelling

De totstandbrenging van een interne markt voor meetinstrumenten.

4.2 Periode waarvoor de maatregel geldt en regelingen voor verlenging

De voorgestelde harmonisatierichtlijn is een ad hoc-maatregel zonder tijdslimiet.

5. INDELING VAN DE UITGAVEN/ONTVANGSTEN

Niet-verplichte uitgaven/Gesplitste kredieten

6. AARD VAN DE UITGAVEN

De uitgaven betreffen de financiële steun voor in opdracht uit te voeren normalisatie werkzaamheden door de Europese normalisatie-instituten.

Toelichting:

De voorgestelde harmonisatierichtlijn past de beginselen van de nieuwe aanpak van de technische harmonisatie en standaardisatie toe [30].

[30] PB C 136 van 4.6.1985, blz. 1.

Overeenkomstig deze nieuwe aanpak wordt het vermoeden van overeenstemming met de producteisen als vastgelegd in de richtlijn uitgesproken voor meetinstrumenten die voldoen aan de desbetreffende geharmoniseerde Europese norm(en), opgesteld in opdracht van de Commissie. Bovendien werd de nieuwe aanpak ontworpen als een instrument om de rol van normalisatie in Europa te versterken.

Het is derhalve het beleid van de Commissie om de Europese normalisatie-instituten opdracht te geven geharmoniseerde Europese normen op te stellen die overeenkomen met de richtlijnen in het kader van de nieuwe aanpak inzake de technische harmonisatie. De mandaten worden gegeven krachtens kadercontracten met Europese normalisatie-instituten die zorgen voor de financiële ondersteuning van de werkzaamheden.

7. FINANCIËLE CONSEQUENTIES

7.1 Methode voor berekening van de kosten van de maatregel (verband tussen afzonderlijke en totale kosten)

Het aantal geharmoniseerde normen dat moet worden opgesteld ligt in de orde van grootte van 40. De hoeveelheid werk hiervoor en derhalve de kosten verschillen sterk van norm tot norm. Gemiddeld bedragen de kosten naar raming 30.000 EUR per norm hetgeen het geraamde totaal brengt op 1.200.000 EUR.

7.2 Onderverdeling van de kosten

De kosten zijn uitsluitend de kosten voor de mandaten die aan de Europese normalisatie-instituten worden gegeven (zie punt 6).

Vastleggingskredieten (miljoen EUR)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7.3 Kosten voor de uitvoering van studies, deskundigen enz, als vermeld in deel B van de begroting

nvt

7.4 Schema van de vastleggings- en betalingskredieten

miljoen EUR

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

8. ANTI FRAUDE BEPALINGEN

De kadercontracten met de Europese normalisatie-instellingen die zorgen voor de financiële ondersteuning van de normalisatiewerkzaamheden, omvatten bepalingen inzake een goede financiële controle zoals de controle van de naleving van de bepalingen van het contract, betaling na voltooiing van de in de opdracht opgenomen werkzaamheden, enz. alsmede de noodzakelijke bepalingen voor fraudepreventie.

9. GEGEVENS VOOR DE KOSTEN-BATENANALYSE

9.1 Specifieke en gekwantificeerde doelstellingen; doelgroep

Het doel van de richtlijn Meetinstrumenten is een interne markt tot stand te brengen voor meetinstrumenten waarbij een hoge graad van bescherming wordt gegarandeerd overeenkomstig artikel 95, lid 3 van het EG-Verdrag.

Het doel van de financiële steun van normalisatiewerkzaamheden is de Europese normalisatie-instituten in de gelegenheid stellen om geharmoniseerde Europese normen samen te stellen die aansluiten bij de producteisen van de richtlijn en de fabrikanten derhalve een gemakkelijke oplossing bieden voor de naleving.

De financiële steun is ook een instrument in het beleid van de Commissie om de rol van normalisatie in Europa te steunen.

9.2 Motieven voor de maatregel

De nationale wetgevingen in de lidstaten ten aanzien van meetinstrumenten zijn sterk uiteenlopend en vormen handelsbelemmeringen. Bovendien erkennen de lidstaten elkaars goedkeuringen van meetinstrumenten niet.

De bestaande communautaire regelgeving is inefficiënt en heeft niet het gewenste doel voor de eliminering van handelsbelemmeringen en moest derhalve worden verbeterd.

9.3 Toezicht op en evaluatie van de maatregel

De maatregel past in het kader van het programma interne markt. Er zijn geen plannen voor toezicht en evaluatie behalve het algemene toezicht op het functioneren van de interne markt.

10. ADMINISTRATIEVE KOSTEN (AFDELING III, DEEL A VAN DE BEGROTING)

Het vrij maken van de benodigde middelen hangt af van het jaarlijkse besluit van de Commissie over de toewijzing van de middelen, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal personeelsleden en de extra bedragen die door de begrotingsautoriteit worden goedgekeurd.

10.1 Effect op het aantal posten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

10.2 Algehele effect voor het menselijk potentieel

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

door gebruikmaking van bestaande middelen die nodig zijn voor het beheer van de maatregel (berekeningen gebaseerd op de titels A-1, A-2, A-4, A-5 and A-7).

10.3 Overige administratieve kosten als gevolg van de maatregel

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De kredieten zullen worden geput uit bestaande middelen van DG ENTR.

BEOORDELING VAN HET EFFECT OP HET BEDRIJFSLEVEN HET EFFECT VAN HET VOORSTEL OP HET BEDRIJFSLEVEN met speciale aandacht voor het midden- en kleinbedrijf (mkb)

Titel van het voorstel:

Voorstel voor een richtlijn van de Raad en het Europees Parlement betreffende meetinstrumenten

Referentienummer van het document

XXXXX

HET VOORSTEL

1. Indien rekening gehouden wordt met het subsidiariteitsbeginsel, waarom is communautaire wetgeving op dit gebied dan noodzakelijk en wat is het doel ervan-

Zoals in de toelichting uitvoerig is uiteengezet (Hoofdstukken I, de punten 4 en 5), bestaan er handelsbelemmeringen op het gebied van meetinstrumenten als gevolg van de uiteenlopende voorschriften van de lidstaten plus het feit dat de lidstaten elkaars goedkeuringen niet erkennen. De bestaande communautaire wetgeving is aantoonbaar ondoeltreffend en inefficiënt, voornamelijk vanwege de daarin gevolge oude aanpak.

Er moet een interne markt voor meetinstrumenten komen voor zover deze wettelijk door de lidstaten moeten worden gecontroleerd waarbij

-geharmoniseerde product- en conformiteitsbeoordelingsvoorschriften moeten worden vastgesteld, en

-wederzijdse erkenning tot stand moet worden gebracht tussen de lidstaten van de resultaten van de conformiteitsbeoordeling.

HET EFFECT OP HET BEDRIJFSLEVEN IN HET ALGEMEEN

2. Op wie is het voorstel van invloed-

De fabrikanten van die meetinstrumenten die onder de voorschriften van de lidstaten vallen krijgen te maken met het voorstel. Dit zijn gewoonlijk instrumenten die gebruikt worden voor het meten van hoeveelheden goederen in de handel, voor de uitvoering van verkeersveiligheidsreglementen en bepaalde milieuwetgeving. Bekende voorbeelden zijn meters van de openbare nutsbedrijven (gas, water, elektriciteit), taximeters en benzinepompmeters.

De fabricage loopt sterk uiteen, als gevolg van een hoge graad van specialisatie in meettechnologieën alsmede een groot aantal verschillen in meettechnologieën tussen de verschillende soorten meetinstrumenten. De mate van concentratie varieert sterk in de verschillende sectoren.

De verdeling van de meetinstrumentfabrieken over de Gemeenschap is gelijkmatig.

3. Wat moeten de bedrijven doen om te voldoen aan het voorstel-

Met het voorstel worden geen nieuwe verplichtingen of beperkingen voor de fabrikanten geïntroduceerd maar worden de bestaande voorschriften van de lidstaten slechts geharmoniseerd.

De fabrikanten kunnen derhalve kunnen derhalve net als vroeger aan de fundamentele voorschriften voldoen waarbij deze eisen nu niet alleen zijn geharmoniseerd maar belangrijk genoeg ook een niet beperkend karakter hebben voor wat betreft technische oplossingen die zijn toegestaan.

Een belangrijke verbetering vergeleken met de huidige situatie is dat de rol en de verantwoordelijkheid van de fabrikant als hij dat wenst wordt versterkt bij de conformiteitsbeoordeling van zijn product. Fabrikanten kunnen als zij dit wensen kwaliteitssystemen hanteren die het mogelijk maken de CE-conformiteitsmarkering zonder tussenkomst van derden (het certificatie-instituut) aan te brengen op het eindproduct.

4. Welke economische effecten kan het voorstel hebben-

De wederzijdse erkenning van de conformiteitscontroleresultaten die door de richtlijn wordt opgelegd maakt de noodzaak van meervoudige goedkeuringen overbodig. De gevolgen hiervan zijn enigszins verstrekkender voor de instrumentfabrikanten met een kleine productie dan die voor fabrikanten van instrumenten die in grote hoeveelheden worden gemaakt (meters voor nutsbedrijven, lengtemeters, enz.) maar in het geheel genomen is dit slechts marginaal.

De mogelijkheid om kwaliteitssystemen te hanteren en de keuring van het eindproduct door derden te voorkomen is van belang voor wat betreft de kostenvermindering. Het gevolg van de voorgestelde maatregel op de werkgelegenheid en investeringen is desalniettemin naar verwachting verwaarloosbaar.

Indien de lidstaten in het verleden hun positie als goedkeuringsinstantie op protectionistische wijze hebben gebruikt wordt met dit voorstel hieraan een einde gemaakt. Er wordt gezorgd voor gelijke kansen in de Gemeenschap, hetgeen de concurrentie ten goede komt. De grotere mogelijkheden van concurrentie zijn natuurlijk ook op fabrikanten uit derde landen van toepassing die op de wereldmarkt actief zijn en hun producten op de gemeenschappelijke markt wensen af te zetten.

EFFECTEN OP HET MKB

5. Bevat het voorstel maatregelen die speciaal rekening houden met het midden- en kleinbedrijf (minder strenge of andere voorschriften)-

Er zijn geen specifieke bepalingen voor het klein en middenbedrijf in de voorgestelde richtlijn opgenomen. Veel van de geraadpleegde bedrijfsorganisaties hebben een groot aantal middelgrote en kleine bedrijven onder hun leden die reeds te maken hebben met de toegang tot nationale markten. Eén enkele toegang is gunstig voor het MKB aangezien de kosten voor de naleving en de administratieve rompslomp in verband met de toegang tot vijftien verschillende nationale markten worden verminderd doordat de markt wordt vergroot, vooral voor bedrijven in grensstreken.

OVERLEG

6. Lijst van organisaties die over het voorstel zijn geraadpleegd en samenvatting van hun standpunt

Alle Europese federaties van fabrikanten van meetinstrumenten, gebruikers daarvan en consumenten die bij de Commissie bekend zijn hebben deelgenomen aan de vergaderingen van de diensten van de Commissie en de deskundigen uit de lidstaten. Veel van hen zijn ook nog afzonderlijk bij de diensten van de Commissie geweest. Er is rekening gehouden met hun standpunten en wensen voor zover dit verenigbaar was met de doelstellingen van de interne markt en de beleidsinstrumenten van de Gemeenschap.

De bedrijfsorganisaties hielden zich voornamelijk met een ding bezig: de totstandbrenging van een interne markt voor meetinstrumenten. Om dit doel te bereiken wilde het Europees comité van fabrikanten van weeginstrumenten, CECIP, alle toepassingen voor de instrumenten in de lidstaten harmoniseren. De Commissie is van mening dat een maatregel op communautair niveau momenteel niet noodzakelijk is. De lidstaten moeten zelf nagaan of instrumenten wettelijke gecontroleerd moeten worden overeenkomstig artikel 30 van het Verdrag.

Conform haar doelstelling betere en eenvoudigere rechtsinstrumenten voor te stellen en niet alleen rekening houdend met het subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel (zie de toelichting), wil de Commissie ook zorgen voor de grootst mogelijke duidelijkheid en flexibiliteit voor de bedrijven, vooral voor het MKB om hun concurrentiepositie te versterken. Wat betreft meetinstrumenten was de Commissie van mening dat er conformiteitsbeoordelingsprocedures gekozen moesten worden zodat rekening werd gehouden met het risico van onjuiste metingen en de gevolgen daarvan. Ondanks de wens van de Commissie om die conformiteitsbeoordelingsprocedures met de grootst mogelijke flexibiliteit in te voeren, waren zowel de lidstaten als de bedrijfsorganisaties enigszins huiverig om af te stappen van de traditionele procedures. Opvallend was dat de bedrijforganisaties niet bereid waren optimaal gebruik te maken van de flexibiliteit om gebruik te maken van kwaliteitsbewakingssytemen.

De organisaties waarover het hier gaat zijn:

-AQUA Europese Vereniging van fabrikanten van watermeters

-EUREAU Unie van verenigingen van waterdistributeurs in de EG-lidstaten

-FACOGAZ Unie van Europese fabrikanten van gasmeters

-MARCOGAZ Vereniging van gasfabrieken van de lidstaten van de EG

-CITEF Vereniging van Europese fabrikanten van elektriciteitsmeters

-EURELECTRIC Europese vereniging van elektriciteitsbedrijven

-EHMA Europese associatie van fabrikanten van warmtemeters

-EUROHEAT & POWER

-EVVE Europese vereniging voor de gebruiksafhankelijke energiekostenberekening

-CECOD Comité van Europese fabrikanten voor de installatie en de distributie van aardolie

-CECIP Europees comité van fabrikanten van weeginstrumenten

-EUROPAMA Europese vereniging van fabrikanten van verpakkingsmachines

-CEO Europees comité uitrusting

-UEAPME Europese vereniging van ambachten en het klein en middenbedrijf

-ORGALIME Orgaan van de Europese metaalindustrie

-BEUC Europees bureau van consumentenverenigingen

-CEN Europees comité voor normalisatie

-CENELEC Europees comité voor elektrotechnische normalisatie

Top