Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52000PC0529

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren

    /* COM/2000/0529 def. - COD 2000/0221 */

    PB C 29E van 30/01/2001, p. 239–243 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    52000PC0529

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren /* COM/2000/0529 def. - COD 2000/0221 */

    Publicatieblad Nr. 029 E van 30/01/2001 blz. 0239 - 0243


    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake de veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren

    (door de Commissie ingediend)

    TOELICHTING

    Om de regelingen inzake het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren tussen de lidstaten te harmoniseren, moeten maatregelen worden vastgesteld op communautair niveau.

    Tot nog toe konden de veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren tussen lidstaten en uit derde landen niet worden geharmoniseerd omdat de lidstaten ten aanzien van rabiës een zeer verschillende status hadden.

    De situatie met betrekking tot rabiës is overal in de Gemeenschap echter opvallend verbeterd, omdat de laatste tien jaar bij de vossenpopulatie vaccinatiecampagnes zijn uitgevoerd in de gebieden waar de ziekte endemisch is.

    Het aantal gevallen van rabiës bij als gezelschapsdier gehouden carnivoren (honden en katten) is daardoor gedaald van 499 in 1991 tot 5 in 1998.

    Deze zeer gunstige ontwikkeling heeft de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk ertoe gebracht het van oudsher toegepaste systeem van zes maanden quarantaine voor honden en katten die op Brits grondgebied werden binnengebracht, op te geven.

    Op basis van de conclusies van een groep onafhankelijke deskundigen is dan ook in het Verenigd Koninkrijk een alternatief voor de quarantaine goedgekeurd, nadat via een opinieonderzoek ruime instemming bij de bevolking was gebleken. Dit systeem geldt alleen voor dieren die uit andere lidstaten afkomstig zijn en, na verloop van tijd, ook voor dieren die uit bepaalde derde landen komen waar geen rabiës voorkomt of de ziekte onder controle is. Er bestaat geen twijfel meer over dat dit even veel veiligheidsgaranties biedt als quarantaine.

    Het systeem omvat:

    -elektronische identificatie van de dieren,

    -vaccinatie met een geïnactiveerd vaccin,

    -waarbij de immuunrespons op de vaccinatie meer dan zes maanden vóór het vervoer moet zijn gecontroleerd aan de hand van titrering van het aantal antilichamen.

    Zweden werkt sinds 1994 met een systeem dat op dezelfde principes is gebaseerd, maar waarvan de toepassing sterk verschilt.

    Met betrekking tot het vervoer naar lidstaten waar rabiës van oudsher niet voorkomt, zijn de bepalingen in dit ontwerp nagenoeg identiek aan die van het alternatieve systeem van het Verenigd Koninkrijk.

    Vaccinatie is vereist voor verkeer tussen andere lidstaten dan die welke in de vorige alinea worden bedoeld. In een regionaal perspectief geldt dezelfde regel ook voor derde landen en gebieden zoals Zwitserland, waarvan de status kan worden gelijkgesteld met die van de Gemeenschap.

    In een tweede fase zou de regeling voor uit derde landen afkomstige honden en katten moeten worden aangescherpt en dat verkeer strenger moeten worden gecontroleerd.

    Het grootste risico met betrekking tot rabiës en de beheersing van de ziekte in alle lidstaten blijkt nu namelijk verbonden te zijn aan het binnenbrengen van dieren uit regio's waar de ziekte endemisch is.

    Voor dit verkeer bevat de onderhavige verordening strengere bepalingen dan momenteel van toepassing zijn in bepaalde continentale lidstaten waar titrering van het aantal antilichamen niet vereist is (deze analyse wordt voor invoer uit besmette landen aanbevolen in de Internationale Diergezondheidscode van het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten).

    Voor derde landen die vrij zijn van de ziekte of waarvan mag worden aangenomen dat de ziekte er onder controle is, geldt als algemeen principe dat louter vaccinatie, zonder titrering van antilichamen, een afdoende maatregel is.

    Het geheel van maatregelen is gebaseerd op de beschikbare wetenschappelijke gegevens om de gezondheidsrisico's in verband met dit niet-commerciële verkeer tot een aanvaardbaar mimimum niveau te beperken, en het kan niet worden beschouwd als een ongerechtvaardigde belemmering van dat verkeer.

    Tenslotte wordt ook een bepaling vastgesteld op grond waarvan een lidstaat aanvullende garanties kan eisen als dit in een specifieke situatie nodig is.

    2000/0221 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    inzake de veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 37 en 152, lid 4, onder b),

    Gezien het voorstel van de Commissie [1],

    [1] PB C ... van..., blz. ..

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [2],

    [2] PB C ... van..., blz. ..

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's [3],

    [3] PB C ... van..., blz. ..

    Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag [4],

    [4] PB C ... van..., blz. ..

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) De veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren tussen de lidstaten en uit derde landen moeten worden geharmoniseerd en dit doel kan alleen met op communautair niveau vastgestelde maatregelen worden bereikt.

    (2) Deze verordening heeft betrekking op het verkeer in dieren die onder bijlage I bij het Verdrag vallen. Sommige van de bepalingen van deze verordening, met name die betreffende rabiës beogen de bescherming van de volksgezondheid terwijl andere alleen de gezondheid van dieren betreffen. Derhalve dienen de artikelen 37 en 152, lid 4, onder b), van het Verdrag als rechtsgrondslag te worden genomen.

    (3) Wat rabiës betreft, is de situatie op het gehele grondgebied van de Gemeenschap de laatste tien jaar opvallend verbeterd, doordat in de gebieden waar zich bij de vossenpopulatie de rabiësepidemie voordeed die sinds de jaren zestig het noordoosten van Europa heeft geteisterd, programma's van orale vaccinatie bij vossen zijn toegepast.

    (4) Deze verbetering heeft het Verenigd Koninkrijk en Zweden ertoe gebracht, de decennia lang toegepaste quarantaine van zes maanden op te geven en te vervangen door een minder strenge regeling die een vergelijkbaar veiligheidsniveau biedt.

    (5) Rabiës bij als gezelschapsdier gehouden carnivoren komt nu op het grondgebied van de Gemeenschap vooral voor bij dieren van oorsprong uit derde landen waar rabiës van het stedelijke type nog steeds endemisch is.

    (6) De veterinairrechtelijke voorschriften die tot nog toe door de lidstaten algemeen werden toegepast voor het binnenbrengen van als gezelschapsdier gehouden carnivoren uit derde landen, moeten dus worden aangescherpt.

    (7) Op de voorschriften inzake de controles bij het binnenbrengen op het grondgebied van de Gemeenschap dienen echter uitzonderingen te worden gemaakt voor het niet-commerciële verkeer uit derde landen of gebieden die uit gezondheidsoogpunt tot hetzelfde geografische geheel als de Gemeenschap behoren.

    (8) Met de in deze verordening vervatte maatregelen wordt gestreefd naar een voldoende bescherming tegen de betrokken gezondheidsrisico's. Zij vormen geen ongerechtvaardigde belemmering van het onder de verordening vallende verkeer daar zij gegrond zijn op de conclusies van hierover geraadpleegde groepen deskundigen, en met name op het verslag van het wetenschappelijk veterinair comité van 16 september 1997.

    (9) Er moet ook een juridische regeling met veterinairrechtelijke voorschriften worden vastgesteld voor het niet-commerciële verkeer van diersoorten die niet vatbaar zijn voor rabiës of epidemiologisch ten aanzien van rabiës zonder betekenis zijn.

    (10) De onderhavige verordening dient van toepassing te zijn zonder afbreuk te doen aan de bepalingen die op grond van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer [5], laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1476/1999 van de Commissie [6] zijn vastgesteld.

    [5] PB L 161 van 3.3.1997, blz. 1.

    [6] PB L 171 van 7.7.1999, blz. 5.

    (11) Daar de nodige maatregelen ter uitvoering van deze verordening maatregelen van algemene strekking zijn in de zin van artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [7], dienen deze maatregelen volgens de regelgevingsprocedure van artikel 5 van genoemd besluit te worden vastgesteld,

    [7] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Bij deze verordening worden de veterinairrechtelijke voorschriften vastgesteld waaraan het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren moet voldoen, alsmede de regels betreffende de controle daarop.

    Artikel 2

    Deze verordening is onverminderd artikel 4, tweede alinea, van toepassing op het verkeer tussen lidstaten of uit derde landen van dieren van de in bijlage I bedoelde soorten die door hun eigenaar of door een natuurlijke persoon die er tijdens het vervoer voor verantwoordelijk is worden begeleid, en die niet voor verkoop of voor een eigendomsoverdracht bestemd zijn.

    Zij is van toepassing zonder afbreuk te doen aan de bepalingen die op grond van Verordening (EG) nr. 338/97 zijn vastgesteld.

    Artikel 3

    De dieren van de in bijlage I, deel A, vermelde soorten worden geacht te zijn geïdentificeerd indien zij:

    a) een duidelijk leesbare tatoeage dragen,

    b) een elektronisch identificatiesysteem (transponder) dragen.

    Wanneer, in het onder b) bedoelde geval, de transponder niet aan ISO-norm 11784 of aan bijlage A van ISO-norm 11785 voldoet, moet de voor het dier verantwoordelijke persoon bij elke controle de voor het lezen van de transponder vereiste middelen verstrekken.

    Artikel 4

    Het verkeer van dieren van de in bijlage I, deel B, genoemde soorten tussen lidstaten of uit de in bijlage II, deel B, genoemde derde landen of gebieden is aan geen veterinairrechtelijke voorschriften onderworpen.

    De voorschriften voor het verkeer tussen lidstaten van gezelschapsdieren van de niet in bijlage I genoemde soorten, worden volgens de in artikel 16, lid 3, bedoelde procedure vastgesteld.

    De voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van dieren van de in bijlage I, deel B, genoemde soorten van herkomst uit niet in bijlage II, deel B genoemde derde landen alsmede het model voor het begeleidend certificaat worden volgens de in artikel 16, lid 3, bedoelde procedure vastgesteld.

    Artikel 5

    Dieren van de in bijlage I, deel A, genoemde soorten die tussen lidstaten worden vervoerd of uit een in bijlage II, deel B, genoemde derde landen afkomstig zijn, moeten aan de in bijlage III, onder A, vermelde voorschriften voldoen.

    Wanneer de lidstaat van bestemming voorkomt op de lijst in bijlage II, deel A, kunnen de in bijlage III, deel B, vastgestelde aanvullende voorwaarden worden opgelegd.

    In afwijking van het bepaalde in de tweede alinea, kunnen de op de lijst in bijlage II, deel A, vermelde lidstaten van bestemming vrijstelling van elke voorwaarde met betrekking tot rabiës verlenen voor niet-commercieel verkeer van dieren van herkomst uit een op dezelfde lijst voorkomende lidstaat of uit een derde land dat op de lijst in bijlage II, deel B, afdeling 1, voorkomt. Zij stellen de Commissie en de overige lidstaten daarvan in kennis.

    Op verzoek van een lidstaat of op initiatief van de Commissie kan, wanneer dit gezien de situatie met betrekking tot rabiës in een lidstaat of in een in bijlage II, deel B, genoemd derde land gerechtvaardigd is, volgens de in artikel 16, lid 3, bedoelde procedure een besluit worden genomen opdat de dieren van de in bijlage I, deel A, genoemde soorten uit die lidstaat of dat derde land aan de in artikel 6 vastgestelde voorwaarden voldoen.

    Artikel 6

    Dieren van de in bijlage I, deel A, vermelde soorten uit derde landen die niet in bijlage II, deel B, voorkomen moeten aan de in bijlage III, deel C, vastgestelde voorwaarden voldoen.

    Wanneer zij echter rechtstreeks op het grondgebied van een op de lijst van bijlage II, deel A, voorkomende lidstaat worden binnengebracht, kunnen zij in quarantaine worden geplaatst volgens voorschriften die door de betrokken lidstaat, die de Commissie daarvan in kennis stelt worden vastgesteld.

    Artikel 7

    Wanneer ten aanzien van rabiës de voorschriften die gelden onder deze verordening vallend verkeer een titrering van antilichamen voorschrijven, moet die test door een overeenkomstig Besluit 2000/258/EG van de Raad [8] erkend laboratorium worden uitgevoerd.

    [8] PB L 79 van 30.3.2000, blz. 40.

    Artikel 8

    De lidstaten kunnen in verband met een bijzondere situatie ten aanzien van een ziekte met betrekking waartoe in deze verordening geen bepaling is vastgesteld, tot drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie een verzoek indienen om aanvullende waarborgen ten aanzien van op hun grondgebied binnengebrachte gezelschapsdieren.

    Dit verzoek gaat vergezeld van een verslag over de situatie met betrekking tot de betrokken ziekte waarin wordt aangetoond dat aanvullende waarborgen ter voorkoming dat die ziekte wordt binnengebracht noodzakelijk zijn.

    De in deze verordening bedoelde aanvullende waarborgen worden na advies van het wetenschappelijk veterinair comité volgens de procedure van artikel 16, lid 2, vastgesteld.

    De op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze verordening geldende nationale regels kunnen worden gehandhaafd in afwachting van de vaststelling van de in dit artikel bedoelde aanvullende waarborgen.

    Op verzoek van een lidstaat of op initiatief van de Commissie kan, wanneer dit gezien op een bijzondere situatie gerechtvaardigd is, volgens de procedure van artikel 16, lid 2, een besluit worden genomen tot vaststelling van maatregelen ter voorkoming van de aan de genoemde situatie verbonden risico's.

    Artikel 9

    Voor het niet-commerciële verkeer van dieren van de in bijlage I, deel A, genoemde soorten kunnen volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure andere eisen worden vastgesteld dan die bij deze verordening zijn vastgesteld.

    De modellen voor het certificaat dat de dieren van de in bijlage I, deel A, genoemde soorten bij verkeer in de zin van deze verordening moet vergezellen, worden door de Commissie volgens de procedure van artikel 16, lid 2, vastgesteld.

    Artikel 10

    1. Om rekening te houden met de ontwikkelingen, op het grondgebied van de Gemeenschap, van de situatie met betrekking tot de ziekten en met name rabiës bij de in deze verordening bedoelde soorten, kunnen de bijlagen bij deze verordening volgens de procedure van artikel 16, lid 3, worden gewijzigd.

    2. Wanneer in bijlage II, deel B, een derde land wordt opgenomen, moet rekening gehouden worden met:

    a) de structuur en de organisatie van zijn veterinaire diensten,

    b) zijn status ten aanzien van rabiës,

    c) de wetgeving inzake de invoer van carnivoren,

    d) de geldende voorschriften betreffende het op de markt brengen van vaccins tegen rabiës (lijst van toegestane vaccins).

    Artikel 11

    De lidstaten treffen de nodige maatregelen opdat gezelschapsdieren uit andere derde landen dan die welke in bijlage II, deel B, Afdeling 1, zijn vermeld bij het binnenbrengen op het grondgebied van de Gemeenschap door de bevoegde autoriteit van de plaats van binnenkomst op het grondgebied van de Gemeenschap worden gecontroleerd.

    De lidstaten wijzen de met deze controles belaste autoriteit aan. Zij stellen de Commissie hiervan onverwijld in kennis.

    Artikel 12

    Elke lidstaat stelt een lijst van de in artikel 11 bedoelde plaatsen van binnenkomst op, en deelt deze de andere lidstaten en de Commissie mee.

    De plaatsen van binnenkomst moeten van geschikte ruimten zijn voorzien om er de in deze verordening bedoelde dieren zo nodig, met name wanneer zij niet op het grondgebied van de Gemeenschap mogen worden binnengebracht, in onder te brengen totdat zij worden teruggezonden of totdat een ander administratief besluit wordt genomen.

    Artikel 13

    Bij elk verkeer moet de voor het dier verantwoordelijke persoon de met de controle belaste autoriteiten een veterinair certificaat kunnen overleggen waaruit blijkt dat het dier aan de voor het betrokken verkeer gelden de voorwaarden voldoet.

    Wanneer uit die controles blijkt dat het dier niet aan de in deze verordening vastgestelde vooorschriften voldoet, besluit de bevoegde autoriteit:

    a) hetzij de terugzending van het dier;

    b) hetzij de plaatsing in quarantaine, gedurende de tijd die nodig is om aan de veterinaire voorschriften te voldoen;

    c) hetzij, in laatste instantie, het afmaken van het dier, wanneer de terugzending of de plaatsing in quarantaine niet kan worden overwogen.

    Artikel 14

    De eventuele uitvoeringsbepalingen die nodig zijn ter bescherming van de volksgezondheid worden volgens de in artikel 16, lid 3, bedoelde procedure vastgesteld.

    De andere nodige uitvoeringsbepalingen worden volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.

    Artikel 15

    De eventuele overgangsbepalingen die nodig zijn ter bescherming van de volksgezondheid worden volgens de in artikel 16, lid 3, bedoelde procedure vastgesteld.

    De andere nodige overgangsbepalingen worden volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.

    Artikel 16

    1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 1 van Besluit 68/361/EEG van de Raad [9] ingestelde Permanent Veterinair Comité.

    [9] PB L 255 van 18.10.1968, blz. 23.

    2. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, is de regelgevingsprocedure van artikel 5 van Besluit 1999/468/EG met inachtneming van artikel 7 van dat besluit van toepassing.

    3. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, is de regelgevingsprocedure van artikel 5 van Besluit 1999/468/EG met inachtneming van de artikelen 7 en 8 van dat besluit van toepassing.

    4. De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt op één maand vastgesteld.

    Artikel 17

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Zij is met ingang van 1 januari 2002 van toepassing.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, op

    Voor het Europees Parlement Voor de Raad

    De voorzitster De voorzitter

    BIJLAGE I

    DIERSOORTEN

    DEEL A

    Hond

    Kat

    DEEL B

    Spinachtigen en insecten, vissen, amfibieën, reptielen, vogels: alle soorten

    Zoogdieren: fret, konijn, cavia, hamster

    BIJLAGE II

    LIJST VAN LANDEN EN GEBIEDEN

    DEEL A

    Zweden

    Ierland

    Verenigd Koninkrijk

    DEEL B

    Afdeling 1

    Andorra

    IJsland

    Liechtenstein

    Monaco

    Noorwegen

    San Marino

    Zwitserland

    Vaticaanstad

    Eiland Man, Kanaaleilanden

    Afdeling 2

    BIJLAGE III

    VETERINAIRE VOORWAARDEN

    DEEL A

    De dieren gaan vergezeld van een certificaat dat door een door de bevoegde autoriteit aangewezen dierenarts is afgegeven, en waarin wordt verklaard dat een vaccin tegen rabiës is toegediend:

    -aan een overeenkomstig artikel 3 geïdentificeerd dier,

    -sinds meer dan een maand en minder dan een jaar in het geval van een eerste vaccinatie, die bij een dier van meer dan drie maanden moet zijn verricht,

    -sinds minder dan een jaar in het geval van een herhalingsvaccinatie,

    -met een aan de internationale normen (W.H.O.) beantwoordend geïnactiveerd vaccin.

    DEEL B

    Behalve het attest betreffende de vaccinatie tegen rabiës overeenkomstig het bepaalde in deel A, gaan de dieren ook van een certificaat vergezeld waarin wordt verklaard dat:

    -een titer van neutraliserende antilichamen van ten minste 0,5 UI/ml is vastgesteld bij een monster dat

    -minstens zes maanden vóór de verplaatsing en

    -meer dan dertig dagen na de daaraan voorafgaande vaccinatie is genomen.

    Het monster voor de titrering van antilichamen moet zijn genomen en de daaraan voorafgaande vaccinatie verricht door een door de bevoegde autoriteit van een lidstaat of van een in bijlage II, deel B vermelde derde land aangewezen dierenarts.

    DEEL C

    De dieren gaan vergezeld van een certificaat dat door een door de bevoegde autoriteit aangewezen dierenarts is afgegeven en waarin wordt verklaard dat:

    a) overeenkomstig de voorschriften van deel A een vaccin tegen rabiës is toegediend;

    b) een titer van neutraliserende antilichamen van ten minste 0,5 UI/ml is vastgesteld bij een monster dat door een erkende dierenarts:

    - minstens zes maanden vóór de verplaatsing en

    - meer dan dertig dagen na de daaraan voorafgaande vaccinatie is genomen.

    Top