This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52000PC0461
Proposal for a Council Regulation (EC, ECSC, Euratom) on the financial regulation applicable to the general budget of the European Communities
Voorstel voor een verordening (EG, EGKS, Euratom) van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen
Voorstel voor een verordening (EG, EGKS, Euratom) van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen
/* COM/2000/0461 def. - CNS 2000/0203 */
PB C 96E van 27/03/2001, p. 1–39
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Voorstel voor een verordening (EG, EGKS, Euratom) van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen /* COM/2000/0461 def. - CNS 2000/0203 */
Publicatieblad Nr. 096 E van 27/03/2001 blz. 0001 - 0039
Voorstel voor een VERORDENING (EG, EGKS, Euratom) VAN DE RAAD houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (ingediend door de Commissie) INHOUD TOELICHTING 1. INLEIDING 2. FORMELE ASPECTEN VAN HET VOORSTEL 3. FUNDAMENTELE ASPECTEN VAN HET VOORSTEL Voorstel voor een VERORDENING (EG, EGKS, Euratom) VAN DE RAAD houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen Deel I: Gemeenschappelijke bepalingen Titel I - Algemene bepalingen Hoofdstuk 1: Eenheidsbeginsel Hoofdstuk 2: Jaarperiodiciteitsbeginsel Hoofdstuk 3: Evenwichtsbeginsel Hoofdstuk 4: Rekeneenheidsbeginsel Hoofdstuk 5: Universaliteitsbeginsel Hoofdstuk 6: Specialiteitsbeginsel Hoofdstuk 7: Beginsel van goed financieel beheer Hoofdstuk 8: Doorzichtigheidsbeginsel Titel II - Opstelling en structuur van de begroting Hoofdstuk 1 - Opstelling van de begroting Hoofdstuk 2 - Structuur en inrichting van de begroting Titel III - Uitvoering van de begroting Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen Hoofdstuk 2: Wijze van uitvoering Hoofdstuk 3 - Financiële actoren Afdeling 1: Beginsel van scheiding van functies Afdeling 2: Ordonnateur Afdeling 3: Rekenplichtige Afdeling 4 - Beheerder van gelden ter goede rekening Hoofdstuk 4 - Verantwoordelijkheid van de financiële actoren Afdeling 1 - Algemene regels Afdeling 2 - Regels betreffende de rekenplichtigen en de beheerders van gelden ter goede rekening Hoofdstuk 5 - Ontvangsten Afdeling 1: Beschikbaarstelling van de eigen middelen en de bijdragen Afdeling 2: Raming van schuldvorderingen Afdeling 3: Invorderingsopdracht Afdeling 4: Invordering Hoofdstuk 6 - Uitgaven Afdeling 1: Vastlegging Afdeling 2: Betaalbaarstelling Afdeling 3: Betalingsopdracht Afdeling 4: Betaling van de uitgaven Afdeling 5: Termijnen voor de uitgavenverrichtingen Hoofdstuk 7 - Gegevens over de uitvoering van de begroting Hoofdstuk 8 - Computersystemen Hoofdstuk 9 - Interne controleur Titel IV - Plaatsing van overheidsopdrachten Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen Afdeling 1: Toepassingsgebied Afdeling 2: Bekendmaking Afdeling 3: Procedures voor het plaatsen van opdrachten Afdeling 4: Uitsluiting Afdeling 5: Gunning Afdeling 6: Indiening, opening en beoordeling van de offertes Afdeling 7: Zekerheidstelling Hoofdstuk 2: Bepalingen betreffende de door de communautaire instellingen voor eigen rekening geplaatste opdrachten Titel V - Subsidies Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen Hoofdstuk 2 - Beginselen voor de toekenning van subsidies Hoofdstuk 3 - Toekenningsprocedure Hoofdstuk 4 - Betaling Hoofdstuk 5 - Tenuitvoerlegging Titel VI - Boekhouding - Rekening en verantwoording Hoofdstuk 1 - Rekening en verantwoording Hoofdstuk 2 - Boekhouding Hoofdstuk 3 - Inventaris van de vaste activa Titel VII - Externe controle en kwijting Hoofdstuk 1 - Externe controle Hoofdstuk 2 - Kwijting Deel II - Bijzondere bepalingen Titel I - Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, Afdeling Garantie Titel II - Structuurfondsen Titel III - Onderzoek Titel IV - Externe maatregelen Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen Hoofdstuk 2: Uitvoering van de maatregelen Hoofdstuk 3: Plaatsing van overheidsopdrachten Hoofdstuk 4: Toekenning van subsidies Hoofdstuk 5: Nazien van de rekeningen Titel V - Bureau voor Officiële Publicaties der Europese Gemeenschappen Titel VI - Europees Bureau voor fraudebestrijding Titel VII -Administratieve kredieten Deel III - Overgangs- en slotbepalingen Titel I - Overgangsbepalingen Titel II - Slotbepalingen Bijlage - Concordantietabel Trefwoordenregister (per artikel) TOELICHTING 1. INLEIDING De Commissie heeft de administratieve hervorming tot een essentiële prioriteit gemaakt. Daar het Financieel Reglement de regels voor het financieel beheer, de controle en de audit bevat, is de omwerking van het Financieel Reglement onlosmakelijk verbonden met dit proces van administratieve hervorming. De voornaamste elementen van deze hervorming, zoals de bevestiging van de verantwoordelijkheid van de ordonnateurs, onder toezicht van de dienst voor interne audit, en, daartegenover, de opheffing van de gecentraliseerde controles vooraf (met name het visum van de financieel controleur op ontvangsten en uitgaven) kunnen niet ten uitvoer worden gelegd zonder het Financieel Reglement ingrijpend te wijzigen. De omwerking gaat evenwel verder dan de bij de interne hervorming van de Commissie vastgestelde doelstellingen. Zij bestrijkt alle thema's die momenteel worden beoogd door het Financieel Reglement, het instrument dat het kader vormt van alle aspecten van de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, vanaf de opstelling tot de kwijting. De huidige tekst van het Financieel Reglement werd meer dan 20 jaar geleden goedgekeurd in een context die sterk is geëvolueerd met de opeenvolgende uitbreidingen, het door de financiële vooruitzichten aan de begroting opgelegde kader en de institutionele veranderingen die tot de Europese Unie hebben geleid. De tekst van 1977 heeft 14 specifieke wijzigingen ondergaan die bedoeld waren om rekening te houden met, enerzijds, de institutionele veranderingen (Verdragen van Maastricht en Amsterdam, cofinanciering van de EVA-landen voor de EER) en, anderzijds, het streven naar een strenger beheer van de communautaire financiën. Beklemtoond moet trouwens worden dat het huidige artikel 140 van het Financieel Reglement in elk geval in een driejaarlijks onderzoek ervan voorziet om het continu aan te passen aan de institutionele context en de eisen op beheersgebied. De Commissie heeft ook rekening gehouden met advies nr. 4/97 van de Rekenkamer, volgens hetwelk het stadium van specifieke wijzigingen van het Financieel Reglement plaats dient te maken voor een voorstel tot algemene herziening van de tekst. Gezien het technisch karakter en de omvang van de opdracht, die alle terreinen van communautaire activiteiten en alle Instellingen betreft, heeft de Commissie het wenselijk geacht vóór dit voorstel een werkdocument in te dienen dat bedoeld is om een interinstitutionele discussie op gang te brengen over de oplossingen die de Commissie overweegt (SEC(1998)1228 def. van 22 juli 1998), hierna het werkdocument van de Commissie genoemd. Deze procedure werd gunstig onthaald door het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer. De eerste twee Instellingen hebben aan de discussie belangrijke bijdragen [1] geleverd, die werden gevoegd bij advies nr. 4/97 van de Rekenkamer. [1] Conclusies van de Raad van 25 januari 1999, doc. 13807/98, en Rapport Dell'Alba (PE 229.419 van 17 maart 1999). 2. FORMELE ASPECTEN VAN HET VOORSTEL A. Vereenvoudiging van het Financieel Reglement De Commissie acht het noodzakelijk het Financieel Reglement te beperken tot de essentiële beginselen en in reglementen van lagere orde de bijzonderheden vast te stellen. Dit voorstel werd overigens door het Europees Parlement goedgekeurd in zijn resolutie over het tweede verslag van het Comité van onafhankelijke deskundigen. Het lijkt immers de mogelijkheid te bieden om de doeltreffendheid van de interinstitutionele werking te verhogen door de wetgever ertoe in staat te stellen zich op het essentieel regelgevend kader te concentreren en aan de Commissie de vaststelling van de technische bijzonderheden in nauw overleg met de andere Instellingen over te laten. Het verbetert bovendien de leesbaarheid van de teksten en vermindert het risico van overlappingen of tegenstrijdigheden. De Commissie stelt voor het Financieel Reglement en de verordening houdende uitvoeringsvoorschriften betreffende een aantal bepalingen van het Financieel Reglement (hierna uitvoeringsvoorschriften genoemd) opnieuw in te richten en beter op elkaar te doen aansluiten om een strengere en logischere verdeling van de bepalingen te verkrijgen. Het eerste bevat de basisvoorschriften en in de tweede worden de concrete toepassingsbepalingen gegeven. Het voornaamste criterium voor de verdeling tussen een basisbesluit, hier het Financieel Reglement, en het uitvoeringsbesluit, hier de uitvoeringsvoorschriften, is dat de verordening van de Raad beperkt moet blijven tot de algemene principes en de hoofdelementen van de te regelen materie, terwijl de details - regels van technische aard of uitvoerende en operationele aanvullingen - in de uitvoeringsvoorschriften moeten worden vastgesteld, welke door de Commissie worden aangenomen overeenkomstig de haar door de Raad gegeven delegatie. De precieze scheidingslijn tussen basisverordening en uitvoeringsverordening is in bepaalde gevallen moeilijk te trekken. Daarom heeft de Commissie in geval van twijfel bepaalde voorschriften in het corpus van het Financieel Reglement behouden. Door deze criteria toe te passen heeft de Commissie: a) het Verdrag gerespecteerd, voor zover dit eist dat bepaalde materies in het Financieel Reglement zelf worden behandeld (bijvoorbeeld artikel 271, tweede en derde alinea, artikel 277, artikel 271, eerste alinea); b) de uitzonderingen op de budgettaire basisbeginselen (eenheid, jaarperiodiciteit) als "essentiële elementen" behandeld; c) in het Financieel Reglement de regels betreffende de Instellingen als zodanig behouden, met name wat betreft de betrekkingen tussen de Instellingen, om het Verdragsprincipe van interinstitutioneel evenwicht te behouden. Op grond van deze criteria en beperkingen heeft de Commissie een belangrijke verlichting van het Financieel Reglement voorgesteld in de titel uitvoering van de begroting (verdeling en wijze van uitoefening van de functies van de verschillende financiële actoren). Daarentegen is de verwijzing naar de uitvoeringsvoorschriften - in vergelijking met het huidige Financieel Reglement - zeer gering en zelfs minimaal wanneer het gaat om de begrotingsprincipes, de procedures voor de opstelling van de begroting en de rekening en verantwoording. B. Verbetering van opzet en duidelijkheid van de tekst Wat de structuur van de tekst betreft: het voorstel verdeelt het reglement in drie delen. Het eerste deel bevat de bepalingen die het "gemeen recht" vormen (begrotingsbeginselen, opstelling, uitvoering en controle van de begroting, overheidsopdrachten, subsidies, boekhouding en indiening van de rekeningen), terwijl de meer specifieke bepalingen (onderzoek, externe steun, EOGFL, Structuurfondsen, OLAF, administratieve uitgaven, Publicatieblad) worden behandeld in een tweede deel. Het derde deel heeft betrekking op de overgangs- en slotbepalingen. In het eerste deel is titel I, betreffende de algemene beginselen, meer didactisch opgezet door een uiteenzetting van de beginselen gevolgd door de uitzonderingen erop. De redactie van de tekst werd herzien uitgaande van de resolutie van de Raad van 8 juni 1993 betreffende de redactionele duidelijkheid van de communautaire wetgeving en verklaring nr. 39 van het Verdrag van Amsterdam over hetzelfde onderwerp (schrapping van herhalingen, indeling in titels, hoofdstukken, afdelingen, artikelen en leden). De tekst wordt door een inhoudsopgave en een index voorafgegaan om de raadpleging ervan te vergemakkelijken. Wat onduidelijke formuleringen betreft: de Commissie heeft dubbelzinnige uitdrukkingen ("in beginsel", "met name", "als algemene regel") weggelaten wanneer deze geen afwijking op een beginsel of een om didactische redenen gerechtvaardigd voorbeeld inhouden, en ook geen betrekking hebben op de moeilijkheid om een feitelijke situatie juridisch te begrijpen. C. Betere koppeling tussen het Financieel Reglement en de andere teksten inzake financieel recht De Commissie stelt voor het huidige format van de tekst te handhaven, waarin derhalve niet zijn opgenomen: -de verordening "eigen middelen" [2] (die handelt over een specifieke materie), [2] Verordening nr. 1552/2000 van de Raad van 22 mei 2000 houdende toepassing van het besluit betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen. -de interinstitutionele akkoorden, met uitzondering van het akkoord over de rechtsgrondslagen (akkoord van 6 mei 1999 over de begrotingsdiscipline) en de verklaring van 1975 over de overlegprocedure, waarvan de elementen in het voorstel zijn vervat, -de sectorale regelgeving. Deze is wat de specifieke elementen betreft voortaan duidelijk verankerd in het tweede deel van het voorstel. 3. FUNDAMENTELE ASPECTEN VAN HET VOORSTEL Wat de fundamentele aspecten betreft, wijzigt het voorstel het huidige Financieel Reglement op zes gebieden die overeenkomen met de thema's die werden ontwikkeld in het werkdocument van de Commissie en de nieuwe punten die tijdens het interinstitutioneel overleg naar voren kwamen, alsook in het kader van het beraad over de administratieve hervorming. -Herbevestiging van de beginselen inzake begrotingsrecht -Uitvoering van de begroting, behelzende de rol van de actoren, de externalisering en het gedeelde of gedecentraliseerde beheer, de vastleggingen, de betalingstermijnen en de inningsopdrachten -Overheidsopdrachten, subsidies -Boekhouding en rekening en verantwoording -Externe acties -Overige vraagstukken: EOGFL-Garantie, Structuurfondsen, Onderzoek, oprichting van het Bureau voor fraudebestrijding, Administratieve uitgaven, Overgangsbepalingen. A. Herbevestiging van de beginselen van het begrotingsrecht (Eerste deel - titels I en II van het voorstel) A. 1. Uitdagingen Het Verdrag maakt een onderscheid tussen zeven beginselen van begrotingsrecht [3], die het kader vormen voor de opstelling van de begroting en de uitvoering ervan. Deze beginselen zijn: [3] De Rekenkamer noemt in haar advies nr. 4/97 inzake het Financieel Reglement de beginselen eenheid, universaliteit, jaarperiodiciteit en specialiteit, aangevuld met de beginselen evenwicht en doorzichtigheid. -eenheid van de begroting (artikel 268: "Alle ontvangsten en uitgaven van de Gemeenschappen (...) moeten in de begroting worden opgenomen") -jaarperiodiciteit (artikel 271: "De op de begroting opgevoerde uitgaven worden toegestaan voor de duur van één begrotingsjaar") -evenwicht (artikel 268: "De ontvangsten en uitgaven van de begroting moeten in evenwicht zijn") -rekeneenheid (artikel 277: "De begroting luidt in de rekeneenheid (...)") -universaliteit van de begroting (artikel 268: "Alle ontvangsten en uitgaven van de Gemeenschappen (...) moeten in de begroting worden opgenomen") -specialiteit (artikel 271, derde alinea: "De kredieten worden ingedeeld in hoofdstukken (...) en voor zover nodig onderverdeeld") -goed financieel beheer (artikel 274: "De Commissie voert de begroting uit (...) overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer. De lidstaten werken met de Commissie samen om te verzekeren dat de toegekende kredieten volgens het beginsel van goed financieel beheer worden gebruikt"). Het Verdrag voegt evenwel meestal uitzonderingen aan deze beginselen toe, behalve voor het beginsel van goed beheer, waarop geen afwijkingen mogelijk zijn. Het Verdrag kan de uitzonderingen uitdrukkelijk definiëren, dan wel verwijzen naar het "reglement ter uitvoering van artikel 279", te weten het Financieel Reglement. Het Financieel Reglement bevat derhalve in de eerste titel een systeem van beginselen en uitzonderingen erop. De verschillende uitzonderingen die bij de achtereenvolgende wijzigingen van het Financieel Reglement op de beginselen werden aangebracht hebben het, zoals de Rekenkamer heeft onderstreept, "mogelijk gemaakt een groot aantal faciliteiten te behouden of te laten ontstaan die nuttig werden geacht door de beheerder - hetgeen van geval tot geval zou moeten worden aangetoond - maar die afbreuk doen aan de striktheid en die het boekhoudkundig en financieel beheer, en met name de informatica-aspecten daarvan, enorm bemoeilijken" (advies nr. 4/97, punt 14). Het huidige Financieel Reglement definieert geen beginselen en preciseert niet duidelijk dat bepaalde uitvoeringstechnieken die het toestaat (hergebruik, terugbetaling van vooruitbetalingen) uitzonderingen vormen en derhalve restrictief moeten worden geïnterpreteerd. Wat deze uitzonderingen betreft, mogen in het bijzonder worden genoemd: -de negatieve bedragen: de negatieve ontvangsten en uitgaven alsook de negatieve reserves maken het mogelijk het totaalbedrag van de begroting te handhaven op een niveau dat lager ligt dan de som van de toegewezen bedragen per begrotingsonderdeel; -de veelvuldigheid en de complexiteit van de overdrachten doen afbreuk aan het jaarperiodiciteitsbeginsel. Derhalve heeft de Commissie elke uitzondering opnieuw bekeken, om de gegrondheid van elk ervan te onderzoeken en ze zo nodig ter discussie te stellen. A. 2. Het voorstel a) Uitzonderingen op het eenheidsbeginsel De Commissie herhaalt dat zij het op prijs zou stellen dat het Europees Ontwikkelingsfonds in de begroting wordt opgenomen. Zij stelt echter niet voor om de opneming van dit Fonds in de begroting in het Financieel Reglement te behandelen, omdat dit niet het gepaste juridische instrument is. Hetzelfde geldt voor de operationele begroting van de EGKS. De opgenomen/verstrekte leningen worden in het huidige Financieel Reglement reeds vermeld met het oog op doorzichtigheid (opstelling van de begroting: artikel 20, jaarrekening: artikel 135). De Commissie acht het niet wenselijk deze activiteit in de begroting op te nemen: alleen de leningsgaranties worden in de begroting opgenomen. Voorgesteld wordt te bepalen dat het Financieel Reglement van toepassing is op de uitgaven van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) en de pijler justitie en binnenlandse zaken (JBZ) wanneer deze ten laste van de communautaire begroting komen. Hierbij is het de bedoeling te komen tot expliciete overeenstemming tussen het Financieel Reglement en het Verdrag van Amsterdam (artikel 268, 2e alinea, van het Verdrag). Er zijn ten slotte goede redenen om de begrotingsautoriteit de personeelsformaties van de agentschappen voor te leggen. Dit zijn gedecentraliseerde eenheden met rechtspersoonlijkheid en budgettaire zelfstandigheid. De Commissie is van oordeel dat de verrichtingen van de agentschappen niet in de algemene begroting van de Gemeenschappen moeten worden verwerkt, gezien hun budgettaire autonomie. De agentschappen brengen evenwel vaste kosten voor de begroting mee via de evenwichtssubsidie die de meeste ervan ontvangen. Bovendien keurt de wetgever de belastingen en heffingen goed die de eigen middelen van bepaalde agentschappen vormen, evenals hun personeelsstatuut. Het is dus wenselijk, ook al vallen de pensioenen van bepaalde zelfgefinancierde agentschappen ten laste van de begroting van de agentschappen wat de werkgeversbijdrage betreft, hun personeelsformatie voor te leggen aan de begrotingsautoriteit, teneinde de ontwikkeling ervan, die tot een sterke uitbreiding van het aantal communautaire ambtenaren leidt, alsook de budgettaire gevolgen ervan, van dichtbij te volgen. De opneming van de lijst van het aantal ambten van de agentschappen in de algemene begroting maakt het nodig tegelijk de verordeningen te wijzigen die op hen van toepassing zijn. b) Uitzonderingen op het universaliteitsbeginsel Voorgesteld wordt de verschillende uitzonderingen op deze principes te rationaliseren en te vereenvoudigen. Daarom wordt gesuggereerd de bestemmingsontvangsten te handhaven maar de terugbetalingen van vooruitbetalingen af te schaffen, welke een onduidelijke structuur hebben [4], waardoor het mogelijk is bij besluit van de Commissie aanzienlijke bedragen opnieuw toe te wijzen aan het begrotingsonderdeel ten laste waarvan de oorspronkelijke betaling heeft plaatsgevonden. Toch blijven zij bij wijze van uitzondering mogelijk op het gebied van het structuurbeleid. Op dit terrein zijn de kredieten immers een uitgavenstreefcijfer en de sectorale regelgeving bepaalt dan ook dat aan de begroting terugbetaalde vooruitbetalingen opnieuw kunnen worden gebruikt. In de overige sectoren zullen bedragen die uit terugbetalingen van vooruitbetalingen voortkomen, als diverse ontvangsten worden behandeld. [4] Dit is in het bijzonder het geval met het begrip "begunstigden van communautaire steun", bedoeld in het huidige artikel 7, lid 7. Hergebruik is een techniek die de ordonnateur ertoe kan aanzetten een inningsopdracht af te geven wanneer hij weet dat het teruggekregen bedrag opnieuw kan worden gebruikt. Deze uitzondering is strikt beperkt en moet op doorzichtige wijze worden toegepast. De begrotingstoelichtingen moeten het in de meeste gevallen toestaan (huidig artikel 27, lid 5, van het Financieel Reglement). De Commissie is evenwel van oordeel dat hetzelfde resultaat met meer doorzichtigheid kan worden verkregen via het mechanisme van de bestemmingsontvangsten, aangezien in dit geval de begrotingsautoriteit in de staat van de ontvangsten een begrotingsonderdeel moet opnemen voor ontvangsten waaraan een bestemming kan worden gegeven. Daarom wordt voorgesteld hergebruik af te schaffen en te vervangen door bestemmingsontvangsten, behoudens de regels die gelden voor de Structuurfondsen [5]. Bij deze gelegenheid worden de huidige gevallen van hergebruik beperkt [6]. [5] Op dit gebied vormen de kredieten uitgavenstreefcijfers en voorziet de regelgeving evenwel in hergebruik van teruggevorderde bedragen. [6] In geval van onverschuldigd betaalde bedragen (huidig artikel 27, lid 2, sub a), vergoeding van prestaties voor rekening van derden (huidig artikel 27, lid 2, sub b), ontvangen verzekeringsuitkeringen en ontvangsten uit huurvergoedingen (huidig artikel 27, lid 2, sub c en d) en opbrengst van de verkoop van publicaties en films (huidig artikel 27, lid 2, sub e)). c) Uitzonderingen op het specialiteitsbeginsel De Commissie acht het wenselijk over de flexibiliteit te beschikken die nodig is voor het beheer van de beleidskredieten, vooral in het kader van de nieuwe geïntegreerde inrichting van de toewijzing van de financiële en administratieve middelen per bestemming ("activity based budgeting"). Deze inrichting van de begroting naar beleidsterrein en activiteit zou leiden tot de opheffing van de huidige verwijzing in het Financieel Reglement naar de verdeling tussen de delen A en B van de begroting. Deze structuur zou het mogelijk maken de werkelijke kosten van elke beleidsmaatregel weer te geven en een betere informatie te verschaffen over de middelen die aan elk beleidsterrein zijn toegewezen. De nieuwe structuur zou titels per beleidsterrein omvatten die grotendeels overeenstemmen met de organisatie in directoraten-generaal. Elke titel zou worden onderverdeeld in hoofdstukken (in totaal ongeveer 200) die als regel overeenstemmen met de activiteiten van de directoraten-generaal en diensten. Een van die hoofdstukken zou voor elke titel de administratieve middelen voor het betrokken beleidsterrein bevatten. De hoofdstukken zelf zouden worden verdeeld in artikelen. In het geval van de hoofdstukken voor de administratieve middelen zal de structuur hetzelfde zijn voor alle titels en bestaan uit vier artikelen: kredieten voor statutair personeel, kredieten voor extern personeel en andere gedecentraliseerde uitgaven, kredieten voor gebouwen en infrastructuuruitgaven en kredieten van administratieve aard die thans in deel B zijn opgenomen zoals de kredieten voor technische expertises. De overige hoofdstukken zijn dan uitsluitend bestemd voor de beleidskredieten en worden verdeeld in artikelen die overeenkomen met de programma's en andere financiële interventies. Noodzakelijk gevolg van deze inrichting van de begroting naar communautair beleidsterrein zou moeten zijn dat de Commissie wordt toegestaan overschrijvingen van administratieve kredieten met dezelfde omschrijving van de ene titel naar de andere te verrichten. Ook moet de Commissie kunnen overgaan tot overschrijvingen tussen hoofdstukken binnen eenzelfde titel met een maximum van 10% van de kredieten voor beleidsuitgaven. Overschrijvingen van administratieve kredieten met een verschillende omschrijving (bijvoorbeeld: huur vs computerapparatuur) of die meer dan 10% van het krediet vertegenwoordigen, zullen voor besluit aan de begrotingsautoriteit blijven worden voorgelegd. Dit systeem maakt een gepast beheer van de administratieve middelen mogelijk, alsook een presentatie per beleidsterrein. Wat de afdelingen van de overige Instellingen betreft, wordt voorgesteld de procedures voor overschrijvingen van administratieve kredieten voor alle Instellingen te harmoniseren: overschrijvingen van de ene titel naar de andere vallen onder de verantwoordelijkheid van de begrotingsautoriteit en overschrijvingen binnen de titels onder die van elke Instelling. De vorming van reserves door de begrotingsautoriteit zou beperkt worden tot twee hypothesen: ontbreken van een rechtsgrond en onzekerheid omtrent de toereikendheid of de noodzakelijkheid van de kredieten. Ook moet melding worden gemaakt van de mogelijkheid voor de Commissie om voorlopig kredieten of een deel ervan te blokkeren als de uitvoering niet bevredigend lijkt. De in artikel 19, lid 5, van het huidige Financieel Reglement bedoelde negatieve reserve zal behouden blijven. Zij maakt deel uit van de afdeling "Commissie" van de begroting, het bedrag ervan is beperkt tot 200 miljoen euro en zij zou vóór het einde van het begrotingsjaar via overschrijvingen moeten worden gebruikt. De negatieve reserve werd door de begrotingsautoriteit ingevoerd als onderhandelingsmiddel ter vergemakkelijking van de sluiting van een akkoord tussen de aan de begrotingsprocedure deelnemende Instellingen, en de ervaring heeft geleerd dat zij nuttig is. Tenslotte zouden de Instellingen over een zekere flexibiliteit moeten beschikken bij het beheer van hun personeelsformatie, die een limiet blijft, zowel wat het bedrag van de kredieten als het totale aantal toegekende posten betreft, maar binnen welke elke Instelling wijzigingen zou kunnen aanbrengen tot ten hoogste 10%, behalve met betrekking tot de rangen A1 en A2. d) Uitzonderingen op het beginsel van de jaarperiodiciteit Het voorstel generaliseert de gesplitste kredieten. De gesplitste kredieten zullen derhalve ook gelden voor het EOGFL, dat overigens zijn eigen technische beheerkenmerken zal behouden (zie punt F2 hierna). De regeling van de overdrachten van kredieten, een onontbeerlijk beheerinstrument dat door de Verdragen is erkend, wordt eenvoudiger door de afschaffing van de niet-gesplitste kredieten in de begroting. De overdrachten van vastleggingskredieten zullen ook in de toekomst door de Commissie worden vastgesteld; deze kredieten zullen vóór 31 maart van het lopende begrotingsjaar moeten worden aangewend. De overdrachten van betalingskredieten zullen eveneens door de Commissie worden vastgesteld. Zij zijn slechts toegestaan om bestaande verplichtingen na te komen en wanneer een in de begroting voor het volgende begrotingsjaar uitgetrokken krediet niet toereikend is. De Commissie zal in de eerste plaats van de nieuwe kredieten gebruik maken teneinde een sneeuwbaleffect te vermijden dat het resultaat zou zijn van opeenvolgende overdrachten. De aanvullende perioden worden afgeschaft om te komen tot een sneller voorleggen van de rekeningen, behalve met betrekking tot het EOGFL, op welk gebied de aanvullende periode vastgesteld is op 31 januari van het volgende begrotingsjaar. Het behoud van de aanvullende periode voor het EOGFL-Garantie wordt gerechtvaardigd door de bijzondere kenmerken van het betalingssysteem (voorfinanciering van de uitgaven door de lidstaten) dat op dit gebied van toepassing is. Eén extra maand is nodig voor de opname van de uitgaven van het EOGFL-Garantie in de boekhouding in verband met de tijd die het vergt om de door de lidstaten verstrekte cijfers te verwerken en de vereiste overschrijvingen aan het einde van het jaar te verrichten. Het mechanisme van de wederopvoering van kredieten als gevolg van een weggevallen betalingsverplichting wordt als algemene uitzondering opgeheven met het oog op vereenvoudiging van de procedures, meer doorzichtigheid in de financiële staten en meer discipline bij de planning en de tenuitvoerlegging van de programma's. Het blijft evenwel in de titel betreffende de Structuurfondsen gehandhaafd in de gevallen die worden genoemd in de verklaring van de Commissie bij de verordening op de Structuurfondsen, d.w.z. gevallen van door de Commissie begane fouten en overmacht. e) Doorzichtigheidsbeginsel Voorgesteld wordt dit beginsel aan de genoemde zeven toe te voegen en het toe te passen vanaf de publicatie van de door het Europees Parlement vastgestelde begroting, met vaststelling van een uiterste termijn van twee maanden, tot het voeren van de boekhouding en de procedures voor de voorlegging van de rekeningen (zie hierna punt E). Dit beginsel wordt ook neergelegd in de bepalingen betreffende overheidsopdrachten en subsidies, waarvoor in het bijzonder procedures voor collectieve selectie gelden naast publiciteit voor en na. De publicatie van de informatie betreffende de opgenomen en verstrekte leningen en de operaties van het Garantiefonds voor externe acties in een bijlage van de begroting valt ook onder dit doorzichtigheidsbeginsel. Bovendien wordt voorgesteld de "negatieve uitgaven", die momenteel op landbouwgebied bestaan, tot ontvangsten met een bepaalde bestemming om te vormen om aldus te komen tot meer doorzichtigheid op het gebied van de inrichting van de begroting en de boeking, zonder dat daarbij de capaciteit inzake landbouwuitgaven wordt geschaad. Deze negatieve uitgaven worden genoemd in de sectorale regelgeving voor de landbouw en kunnen in vijf categorieën worden ingedeeld: -bedragen die werden teruggevorderd na fraude of onregelmatigheden (60 miljoen euro in 1999); -correcties op voorschotten op grond van artikel 15 van het interinstitutioneel akkoord over de begrotingsdiscipline (126 miljoen euro in 1999); -"baten" op verkopen in het kader van de openbare opslag (286 miljoen euro in 1999); -extra heffing op melk (498 miljoen euro in 1999); -financiële gevolgen van de besluiten inzake goedkeuring van de rekeningen (606 miljoen euro in 1999). Het Financieel Reglement zal derhalve voortaan twee categorieën ontvangsten met een bepaalde bestemming bevatten: de in het Financieel Reglement zelf vastgestelde en die van de specifieke verordeningen, zoals de huidige negatieve uitgaven. Een wijziging van Verordening nr. 1258/1999 van de Raad (EOGFL) zou dus moeten worden voorgesteld samen met het voorstel tot omwerking van het Financieel Reglement. Punt 10 van het interinstitutioneel akkoord van 6 mei 1999 over de begrotingsdiscipline bepaalt dat in de financiële vooruitzichten geen rekening wordt gehouden met begrotingsonderdelen die worden gefinancierd door ontvangsten met een bepaalde bestemming in de zin van artikel 4 van het Financieel Reglement. De voorgestelde afschaffing van de negatieve uitgaven zou derhalve geen problemen meebrengen voor de financiering van de landbouw. Om de duidelijkheid verzoekt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een interpreterende verklaring aan te nemen tot bevestiging van de toepasbaarheid van punt 10.2 van het akkoord op de aldus gecreëerde bestemmingsontvangsten. Tenslotte zal worden overgegaan tot afschaffing van de negatieve ontvangsten, welke bedragen de inningskosten vormen die door de lidstaten worden ingehouden op de traditionele eigen middelen (momenteel 10%, 25% in het ontwerp voor een nieuw besluit betreffende de eigen middelen). Deze techniek dient om erop te wijzen dat deze bedragen niet als uitgaven mogen worden behandeld, aangezien zij aan de bron door de lidstaten van de ontvangsten worden afgetrokken en in de begroting bij wijze van informatie worden vermeld. Deze bedragen behandelen als uitgaven zou de begroting kunstmatig doen toenemen. Derhalve wordt voorgesteld in de begroting slechts netto ontvangsten op te nemen. Om hieraan een rechtsgrond te geven, zou in het Financieel Reglement een bijzondere bepaling moeten worden opgenomen, met inachtneming van de doorzichtigheid van de als inningskosten in mindering gebrachte ontvangsten. f) Beginsel van goed financieel beheer Het voorstel definieert dit beginsel door verwijzing naar de beginselen zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid. In operationeel opzicht zullen door middel van meetbare indicatoren te verifiëren doelstellingen worden vastgesteld, om over te gaan van een eerder op de middelen toegespitst beheer naar een op de resultaten georiënteerd beheer. In het algemeen zal de rol van de evaluatie gedurende het hele verloop van een programma worden versterkt. Beklemtoond moet worden dat evaluatie niet alleen vooraf doch ook tijdens en na de uitvoering moet plaatsvinden. Dit houdt in dat, met behulp van ABB, de toewijzing van de middelen naar activiteit het mogelijk zal maken de kosten van de activiteiten vast te stellen en de doelstellingen ervan te bepalen. g) Evenwichtsbeginsel Het voorstel geeft de concrete betekenis van dit beginsel aan, te weten dat de Gemeenschappen geen leningen mogen aangaan om een begrotingstekort te financieren. Het bepaalt evenwel dat zij gemachtigd zijn leningen op te nemen om vastgoedinvesteringen voor de Instellingen te financieren. De rentebetalingen en de aflossingen op deze leningen worden jaarlijks ten laste van de begroting gebracht. B. Uitvoering van de begroting (Deel I, titel III van het voorstel) B. 1. Rol van de actoren De Commissie heeft van de verbetering en de modernisering van het financieel beheer, alsook van de ontwikkeling van een nieuwe cultuur die gericht is op de resultaten van het gebruik van de communautaire middelen, een kernelement van haar interne hervorming gemaakt. De systemen voor beheer en controle vooraf zijn niet aangepast aan de aard en het aantal van de verrichtingen die zij moet behandelen. Het systeem van beheer, audit en financiële controle zal volledig worden hervormd, bijgewerkt en afgestemd op de normen van de beste praktijk. De ordonnateurs moeten de volledige verantwoordelijkheid op zich nemen voor de kwaliteit, juistheid en doeltreffendheid van hun beheer. Zin voor verantwoordelijkheid op het gebied van goed financieel beheer stimuleren betekent dat de te vervullen taken moeten worden vastgesteld en kwaliteitscontroles in het beheerproces moeten worden geïntegreerd. De resultaten van het beheer moeten bovendien worden beoordeeld op basis van de risico's van de betrokken verrichtingen, en op een geïntegreerde wijze wat betreft de verwachte resultaten en de gestelde doelen. Het huidige systeem van financiële controle vooraf bestaat uit verificatie en gecentraliseerde goedkeuring van de financiële verrichtingen volgens hoofdzakelijk procedurele regels. Bijgevolg geeft het de ordonnateurs een gevoel van valse zekerheid, wat aan de oorsprong ligt van een cultuur die de beheerders "deresponsabiliseert". Hetzelfde geldt voor de controle van de kwijting voor de betalingen door de rekenplichtige, die verifieert of de juiste bedragen aan de juiste begunstigde zijn betaald en dat de Instelling derhalve bevrijd is van haar schuld. Dezelfde overwegingen inzake responsabilisering van de ordonnateurs wettigen de afschaffing van het gecentraliseerde onderzoek door de Raadgevende Commissie voor aankopen en overeenkomsten (CCAM) (zie punt C 1). Bovendien kent het huidige Financieel Reglement de financieel controleur tegelijkertijd de verantwoordelijkheid voor het onderzoek vooraf van de individuele verrichtingen ("visum" vooraf) en de evaluatie achteraf van de systemen ("audit") toe. Deze dubbele functie kan een mogelijk belangenconflict verhelen en maakt het niet mogelijk een optimaal evenwicht te garanderen, en evenmin een verdergaande specialisatie ervan. Dit is de reden waarom de Commissie reeds door een afzonderlijke procedure ("fast track") heeft voorgesteld ze te scheiden en een onafhankelijke controleur aan te stellen aan wie de functie audit van de systemen voor interne controle zou worden toevertrouwd. De voorgestelde wijzigingen zijn er op gericht aan de ordonnateurs de volle verantwoordelijkheid voor de interne controles in hun diensten en de financiële beslissingen die zij nemen in het kader van de uitoefening van hun functies te geven. Bovendien wordt voorgesteld bij elke Instelling een interne controleur aan te stellen die verantwoordelijk is voor de dienst interne audit en die de werking van de interne controlesystemen moet verifiëren. Deze interne controleur zal onafhankelijk advies uitbrengen over de kwaliteit van de beheer- en controlesystemen die door de ordonnateurs werden ingevoerd en de resultaten van het beheer in relatie met de risico's die aan de verrichtingen verbonden zijn, alsook aanbevelingen doen ter verbetering van de doeltreffendheid van de verrichtingen en ter bevordering van een gebruik van de middelen dat strookt met de doelstellingen. De interne controleur oefent de functie van financieel controleur in de zin van de Verdragen uit overeenkomstig de bepalingen van het Financieel Reglement. Ten slotte is het logische gevolg van de verdergaande verantwoordelijkheid van de financiële actoren dat zij moeten kunnen beschikken over billijke en zekere middelen en procedures voor het behandelen van inbreuken op de geldende regels. Wat de financiële verantwoordelijkheid betreft, bevat het huidig Financieel Reglement regels (artikelen 73 tot en met 76) waarin de gevallen van fouten van ordonnateurs en rekenplichtigen worden gedefinieerd, waarvoor zij tuchtrechtelijk en geldelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld. Voor de procedures en sancties verwijst het echter naar het "Statuut". Daar het hoofddoel van de hervorming is het bevoegdheidsterrein van de ordonnateurs uit te breiden, zou het niet wenselijk zijn een verantwoordelijkheid van bijzondere aard op financieel gebied te suggereren, te meer daar de tenuitvoerlegging van de procedures om iemand statutair aansprakelijk te stellen zal worden bijgewerkt en kan leiden tot sancties met aanzienlijke financiële gevolgen voor de betrokken ambtenaren. Algemene regel blijft dus dat de personeelsleden tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor nalatigheden en geldelijk aansprakelijk voor ernstige persoonlijke fouten. Bovendien voorziet het Financieel Reglement voortaan in de mogelijkheid elke ordonnateur, rekenplichtige en beheerder van zijn functies te ontheffen. Het is evenwel gerechtvaardigd bij wijze van voorbeeld de fouten te definiëren van rekenplichtigen en beheerders van gelden ter goede rekening, wegens de aard van hun opdrachten (bijvoorbeeld betalingen en beheer van bankrekeningen); de voorwaarden en procedures ter zake blijven echter ook voor hen geregeld in het Statuut. B. 2. Vastlegging De huidige definitie van het begrip vastlegging is een constante bron van moeilijkheden voor de uitvoering van de begroting en de boekhouding. Het voorstel bevat een duidelijker definitie van budgettaire vastlegging (reservering van de kredieten) en juridische verbintenis (verplichtingen jegens derden). De budgettaire vastlegging is de eerste fase van een uitgavenoperatie. Het begrip vastlegging kan worden gebruikt in twee verschillende stadia van deze operatie. Het eerste stadium (globale vastlegging) betreft de bedoeling een operatie uit te voeren waarvan de begunstigde niet is vastgesteld of die een reeks individuele vastleggingen betreft ook al zijn de begunstigden bekend. In het tweede stadium (individuele vastlegging) is de begunstigde vastgesteld. De globale vastlegging is een budgettair programmeringsinstrument. Daarom stelt de Commissie voor het instrument te behouden, maar duidelijker dan in het huidige artikel 36, lid 2, van het Financieel Reglement de termijn te bepalen voor het aangaan van de individuele juridische verbintenissen. Deze zouden uiterlijk aan het einde van het volgende begrotingsjaar (n+1) aangegaan moeten zijn. Alleen voor de externe maatregelen zou de periode voor het aangaan van de individuele juridische verbintenissen (behalve contracten voor audit en evaluatie) in het kader van financieringsovereenkomsten kunnen worden verlengd tot het einde van het begrotingsjaar n+3. Financieringsovereenkomsten worden gelijkgesteld met individuele juridische verbintenissen, en moeten worden gesloten vóór het einde van het begrotingsjaar dat volgt op de budgettaire vastlegging (artikel 71, lid 2). In het voorstel wordt ook de mogelijkheid behouden om de budgettaire verplichtingen te verdelen in tranches, voor zover deze techniek waarin is voorzien in de desbetreffende rechtsgrond, te weten de sectorale regelgeving op de Structuurfondsen en de visserij-overeenkomsten. B. 3. Externalisering Met het oog op een goed financieel beheer en de oplossing van de moeilijkheden in verband met de bureaus voor technische en administratieve bijstand, definieert het voorstel de verschillende mogelijke wijzen van gebruik van de communautaire kredieten, zowel op het gebied van het interne beleid als op dat van het externe beleid. In het voorstel worden als uitvoeringswijze genoemd: -gecentraliseerd beheer door de Commissie, en wel rechtstreeks binnen haar diensten of indirect via "externalisering", waarvan de grenzen duidelijk worden aangegeven; -beheer gedeeld met de lidstaten, in het bijzonder op landbouwgebied en voor de Structuurfondsen, of gedecentraliseerd naar staten die externe steun ontvangen. Binnen het communautair systeem gelden voor externalisering de volgende beperkingen: -de «prerogatieven» van de Instellingen, d.w.z. de overheidstaken op grond van het Verdrag, die een ruime beoordelingsbevoegdheid inhouden welke door politieke keuzen kan zijn ingegeven, moeten rechtstreeks door hen worden uitgeoefend. Elke delegatie van deze taken aan externe instanties zou het evenwicht tussen de bevoegdheden van de Instellingen en de ermee verbonden garanties in het gedrang brengen; -bepaalde taken van openbare macht, waaronder handelingen in verband met de uitvoering van de begroting, mogen worden gedelegeerd aan publiekrechtelijke organen of aan organen die met een openbaredienstopdracht onder garantie van de lidstaten zijn belast, met inachtneming van de grondbeginselen wettelijkheid, doorzichtigheid en goed financieel beheer. Tot deze categorie behoren de uitvoeringsagentschappen, organen naar communautair recht waarvan het statuut zal worden gepreciseerd in een afzonderlijke verordening en verduidelijkt in het kader van de lopende administratieve hervorming. Aan deze nieuwe structuren zou de uitvoering van een programmacyclus geheel of gedeeltelijk kunnen worden toevertrouwd zonder dat de Commissie haar vat op de werking ervan verliest. Aldus zou de Commissie haar verantwoordelijkheden jegens de instanties voor begrotingscontrole kunnen blijven opnemen wat betreft de correcte besteding van de communautaire middelen. Externe privaatrechtelijke organen, exclusief die welke met een openbaredienstopdracht onder garantie van de lidstaten belast zijn, zouden in dit verband niet aan de uitvoering van de Gemeenschapsbegroting mogen deelnemen. Aan hen zullen derhalve taken mogen worden gedelegeerd inzake technische bijstand, alsook administratieve, voorbereidende en bijkomende taken (technische deskundigheid of werkzaamheden van repetitieve aard), met uitsluiting van elke taak van openbare macht of die een discretionaire beoordelingsbevoegdheid impliceert. Ten slotte zal elk extern orgaan dat voor de Commissie opdrachten uitvoert, doorzichtig te werk moeten gaan, wat in het bijzonder vereist dat doorzichtige systemen voor het plaatsen van opdrachten en voor doeltreffende interne controle en voorlegging van de rekeningen worden toegepast die losstaan van de rest van hun activiteiten. Zij zullen aan de controle van de Commissie en de Rekenkamer worden onderworpen. De Commissie kan de gelijkwaardigheid tussen haar procedures inzake controle, boekhouding en aanbestedingen en die van de delegatieverkrijgers erkennen. In dat geval kan zij bij haar controles rekening houden met deze gelijkwaardigheid. B. 4. Gedeeld beheer De geleidelijke uitbreiding van de taken van de Commissie, de uitbreiding van de Europese Unie en de groeiende omvang van de te beheren begrotingen hebben de Commissie ertoe gebracht uiteenlopende beheermethoden te ontwikkelen, waarbij gedeeld beheer een belangrijke plaats inneemt [7]. [7] Gedeeld beheer kan, volgens het tweede verslag van het Comité van onafhankelijke deskundigen, worden omschreven als beheer van communautaire programma's waarvoor de Commissie en de lidstaten verschillende doch onderling samenhangende en via wetgeving vastgestelde administratieve taken hebben, van welke taken zij zich moeten kwijten om de goede tenuitvoerlegging van het beleid van de Gemeenschap te garanderen. Gedeeld beheer wordt slechts onvolledig erkend door het Verdrag, dat bepaalt dat «de Commissie de begroting onder haar eigen verantwoordelijkheid uitvoert», ook al voegt het eraan toe dat «de lidstaten met de Commissie samenwerken om te verzekeren dat de toegekende kredieten volgens het beginsel van goed financieel beheer worden gebruikt» (artikel 274, ex artikel 205). De kwijting wordt immers enkel aan de Commissie verleend (artikel 276 ex artikel 206). Deze formulering van het beginsel van samenwerking van de lidstaten bestrijkt het gedeelde beheer, dat wordt toegepast voor het grootste deel van de begroting, namelijk het EOGFL-Garantie (48% van de begroting) en de Structuurfondsen (36% van de begroting). Hoewel gedeeld beheer reeds lang bestaat, gelden daarvoor slechts bepalingen van een overvloedig afgeleid recht, verordeningen die voor elke sector de respectieve rol van de Commissie en de nationale autoriteiten bepalen. De Rekenkamer heeft aangedrongen op meer betrokkenheid van de lidstaten bij de verbetering van het gedeelde beheer, en heeft het Europees Parlement de concretisering van de verplichting tot samenwerking van de lidstaten met de Commissie tijdens de gehele kwijtingsprocedure geëist. In hun tweede verslag hebben de onafhankelijke deskundigen gewezen op de principiële kwestie van het evenwicht tussen de verantwoordelijkheden van de Commissie en de juridische en materiële middelen die haar ter beschikking staan om ze uit te oefenen. Gedeeld beheer komt in het huidige Financieel Reglement voor in de titel betreffende het EOGFL-Garantie. Volgens dit voorstel zal het ook gelden voor de nieuwe titel betreffende de Structuurfondsen en de gewijzigde titel betreffende externe controle en kwijting. Voorts bevestigt het voorstel in titel III van het eerste deel betreffende de uitvoering van de begroting de beginselen van de goedkeuring van de rekeningen of de financiële correcties in geval van gedeeld beheer. De Commissie is zich ten volle van de uitdagingen bewust. Daar het Verdrag haar de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de begroting toekent, ongeacht de wijze van beheer, is het op het niveau van de bepalingen betreffende de kwijting die het Financieel Reglement bevat, dat de Commissie voorstelt de lidstaten bij een en ander meer te betrekken. Haar voorstellen blijven in de lijn van de bepalingen van het Verdrag, versterkt sinds het Verdrag van Amsterdam, die de lidstaten reeds verplichtingen opleggen bij de uitvoering van de begroting: bestrijding van fraude (artikel 280) en samenwerking met de Commissie met het oog op goed financieel beheer (artikel 274). De eerste maatregel bestaat erin in artikel 48 van het voorstel het bepaalde van artikel 274 van het Verdrag over te nemen. Bovendien wordt in het kader van de titel betreffende de kwijting voorgesteld dat: -de lidstaten voortaan moeten antwoorden op het commentaar in het jaarverslag van de Rekenkamer betreffende gedeeld beheer; dit antwoord zal aan de Rekenkamer worden toegezonden via de Commissie, die de enige gesprekspartner van de Rekenkamer blijft als gevolg van haar verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de begroting; -de lidstaten gedurende de hele kwijtingsprocedure met de Commissie samenwerken; -de lidstaten de Commissie op de hoogte brengen van de maatregelen die werden genomen naar aanleiding van de opmerkingen bij het kwijtingsbesluit, zodat zij er in haar vervolgverslagen rekening mee kan houden. B. 5. Betalingsvormen Verschillende instrumenten van financieel recht gebruiken de begrippen voorschot en vooruitbetaling door mekaar. Zij moeten worden verduidelijkt, want het verschil is essentieel voor de boekhouding (blijft het betaalde bedrag een tegoed van de Gemeenschappen-) en de voortgebrachte rente (rente op bedragen die nog het bezit zijn van de Gemeenschappen wordt in de begroting opgenomen). Derhalve wordt voorgesteld de onduidelijke terminologie van voorschotten en vooruitbetalingen op te heffen en vier soorten betalingen te onderscheiden: -betaling van het volledige verschuldigde bedrag, -voorfinanciering, -tussentijdse betaling ter vergoeding van subsidiabele uitgaven, -betaling van het saldo, op overlegging van bewijsstukken, tot afsluiting van de budgettaire verplichting. De boekhouding zal deze verschillende soorten betalingen moeten onderscheiden, en de betaling van voorfinancieringen waarbij geen eigendomsoverdracht aan de begunstigde plaatsvindt, zal worden opgenomen bij de activa van de balans. Niet-gebruikte bedragen brengen rente voor de begroting op zolang zij niet zijn gestort aan de eindbegunstigden, behalve wanneer de betalingen worden beheerd door de autoriteiten van de lidstaten. De Commissie zal er tijdens de begrotingsprocedure vooral op toezien dat deze typologie, alsook het begrip bewijsstukken, het voorwerp zijn van een akkoord vanwege de Rekenkamer. B. 6. Betalingstermijnen Het voorstel voegt een bepaling toe die in de mededeling over de betalingstermijnen werd aangekondigd en die voorschrijft dat de betalingen moeten worden gedaan binnen een bepaalde termijn, die zal worden vastgesteld in de uitvoeringsvoorschriften. Bij het verstrijken van deze termijn is achterstandsrente verschuldigd door de Instelling. B. 7. Inningsopdrachten en afzien van schuldvorderingen Het voorstel behoudt de mogelijkheid voor de ordonnateur om van een vastgestelde schuldvordering af te zien voor zover de criteria van goed financieel beheer zijn nageleefd. In de uitvoeringsvoorschriften zullen de gevallen worden aangegeven waarin van een schuldvordering mag worden afgezien (ontdekking van nieuwe elementen, kosten van invordering hoger dan het schuldbedrag, insolventie van de schuldenaar) en zal worden bepaald dat dergelijke annuleringen alleen kunnen uitgaan van een gedelegeerde ordonnateur (die bij de Commissie als algemene regel een directeur-generaal is), die bij twijfel een en ander kan voorleggen aan zijn hiërarchische meerderen. C. Overheidsopdrachten en subsidies (Eerste deel, titels IV en V van het voorstel) C. 1. Overheidsopdrachten a) Uitdagingen Het voorstel is bewust beperkt tot de essentiële beginselen voor deze opdrachten, die momenteel het voorwerp zijn van over verschillende titels van het Financieel Reglement verspreide en soms onvolledige bepalingen. b) Structuur van de titel overheidsopdrachten De titel betreffende de opdrachten definieert het toepassingsgebied ervan, en vervolgens de algemene beginselen en de procedures die op alle overheidsopdrachten van toepassing zijn (hoofdstuk I). Hoofdstuk II bevat de bijzondere bepalingen die van toepassing zijn op Instellingen die voor eigen rekening optreden. Het bijzondere geval van de overeenkomsten voor externe steun blijft, wat de afwijkende bepalingen ervan betreft, deel uitmaken van de titel betreffende het externe beleid. c) Inhoud van de titel overheidsopdrachten De Commissie heeft, ook op dit gebied, ervoor gekozen zich te houden aan de essentiële beginselen die alle Instellingen moeten naleven, waarbij voor de bijzonderheden naar de uitvoeringsvoorschriften van het Financieel Reglement wordt verwezen. Overigens is de Commissie van mening dat de communautaire richtlijnen op de door de Instellingen zelf geplaatste overheidsopdrachten moeten worden toegepast en dat de uit deze richtlijnen voortvloeiende beginselen ook gelden voor de opdrachten die de Commissie plaatst als gevolmachtigde van externe begunstigden van de communautaire middelen. De communautaire richtlijnen betreffende overheidsopdrachten mogen, wegens de juridische aard ervan, niet rechtstreeks worden toegepast en moeten dus worden omgezet. Deze omzetting, die het trouwens mogelijk maakt de in verschillende teksten vervatte beginselen te vereenvoudigen en samen te brengen, zal plaatsvinden door middel van de twee rechtsinstrumenten Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften, welke laatste zo spoedig mogelijk zullen worden vastgesteld. Het geheel, Financieel Reglement en uitvoeringsvoorschriften, zal dus de omzetting in extenso vormen van de richtlijnen die aldus duidelijk zowel voor de Instellingen als voor de lidstaten zullen gelden. Daarom worden in dit document de beginselen overgenomen van de communautaire richtlijnen voor diensten [8], leveringen [9] en werken [10] [11] die de Instellingen moeten naleven. In hoofdstuk I worden de regels uiteengezet die uit deze richtlijnen voortvloeien en die van toepassing zijn op alle geheel of gedeeltelijk door de Gemeenschapsbegroting gefinancierde opdrachten. Gezien de specifieke kenmerken en de eigen behoeften van de communautaire instellingen kunnen deze regels verder gaan dan datgene waarin de richtlijnen voorzien. [8] Richtlijn 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening. [9] Richtlijn 93/36/EEG van de Raad van 14.06.1993 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen. [10] Richtlijn 93/37/EEG van de Raad van 14.06.1993 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken. [11] Deze drie richtlijnen werden gewijzigd door Richtlijn 97/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13.10.1997 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening, overheidsopdrachten voor leveringen, respectievelijk overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken. Als antwoord op de kritiek betreffende het ontbreken van definities en de onzekerheid over de betekenis van bepaalde termen worden thans definities gegeven, met name van de term «opdrachten» (eerste artikel van de nieuwe titel) en de verschillende plaatsingsprocedures ervan. Andere aanvullende definities zullen worden opgenomen in de uitvoeringsvoorschriften van het Financieel Reglement. In de algemene context van de responsabilisering van de ordonnateurs en de afschaffing van de regels inzake validering vooraf van hun handelingen stelt de Commissie ook voor de Raadgevende Commissie voor aankopen en overeenkomsten (CCAM) af te schaffen. Het zou wenselijk zijn dat de Instellingen bij hun diensten een informatieloket installeren waar de ordonnateurs technische ondersteuning kunnen vragen voor de plaatsing van opdrachten. Ten slotte vereist een streng en gezond financieel beheer meer bestrijding van praktijken die tot doel of gevolg hebben dat communautaire middelen worden verduisterd. Een van de aspecten van de voorkoming van onregelmatigheden en de fraude- en corruptiebestrijding bestaat erin in het Financieel Reglement een maatregel op te nemen om gegadigden of inschrijvers die zich schuldig maken aan fraude of corruptie uit te sluiten van de gunning van de overheidsopdracht. Een dergelijke bepaling komt reeds voor in de handleiding van de procedures betreffende de vereenvoudiging van de systemen voor het beheer van opdrachten die worden geplaatst in het kader van de programma's voor externe samenwerking, als onderdeel van de deontologische clausules. In dezelfde geest wordt deze maatregel ook toegepast in gevallen van belangenconflicten. C. 2. Subsidies a) Uitdagingen Subsidies zijn geleidelijk een belangrijk interventie-instrument van de Gemeenschappen geworden, zowel binnen het grondgebied van de Unie als daarbuiten. Het huidig Financieel Reglement bevat geen specifieke bepalingen betreffende de toekenning van subsidies. Deze zijn dan ook tot ontwikkeling gekomen zonder een precies normatief raamwerk. Sinds 1998 beschikt de Commissie, die zich van deze leemte bewust was, over een vademecum [12] ten behoeve van de diensten. Het was noodzakelijk geworden in het Financieel Reglement een algemeen raamwerk te creëren voor de toekenning en controle van subsidies. De omwerking biedt de gelegenheid om deze zwakke punten te verhelpen door de invoering van een specifieke titel betreffende subsidies. [12] Vademecum inzake het beheer van de subsidies, 14 juli 1998. b) Inhoud van de titel subsidies Met deze titel wordt in de eerste plaats beoogd een duidelijk onderscheid te maken tussen overheidsopdrachten en subsidies, en vervolgens het kader vast te stellen voor toekenning, betaling en gebruik van de subsidies onder doorzichtige voorwaarden. Om aan deze vereisten te voldoen, worden in deze titel de volgende thema's behandeld: -definitie van het begrip subsidie als directe bijdrage van de Gemeenschappen aan een actie of een orgaan die erop is gericht of dat tot taak heeft een beleid van de Unie of een doel van algemeen Europees belang te bevorderen, met inbegrip van internationale organisaties. Deze definitie omvat de financiële bijdragen, maar sluit de personeelsuitgaven van de Instellingen, de leningen en participaties en de overheidsopdrachten uit; -bevestiging van de beginselen doorzichtigheid en gelijke behandeling, via de programmering en de bekendmaking van de verstrekte subsidies, alsook het collectieve karakter en de motivering van de toekenningsbesluiten; -bevestiging van de beginselen non-cumulatie, non-retroactiviteit en medefinanciering; -oplegging van dezelfde uitsluitingscriteria als voor de overheidsopdrachten, d.w.z. in het bijzonder in geval van fraude of belangenconflict; -ten slotte, naast de controle door de Rekenkamer ten aanzien van de begunstigden van een subsidie, invoering van een evaluatie van de programma's door elke Instelling. De nadere voorwaarden voor de toepassing van deze beginselen en regels zullen worden opgenomen in de uitvoeringsvoorschriften. In afwijkingen van de procedures is ook voorzien wat betreft het principe van jaarprogrammering en oproepen tot indiening van voorstellen, wanneer de hoogdringendheid, de aard van de actie of de kenmerken van de begunstigden het onmogelijk maken ze te respecteren. Het gaat hier vooral om de sector humanitaire hulp. D. Boekhouding en voorlegging van de rekeningen (Eerste deel, titel VI van het voorstel) De Commissie wil ter gelegenheid van de omwerking van het Financieel Reglement de boekhoudregels verbeteren die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Gemeenschappen. In dit verband wenst de Commissie de doorzichtigheid van de economische en financiële gegevens te verbeteren die de Gemeenschappen zowel aan de controle-instanties als aan het publiek in het algemeen mededelen, om te bewerkstelligen dat alle informatie over het gebruik van de middelen en de vermogenspositie van de Instellingen duidelijk en begrijpelijk is. Om dit doel te bereiken is het nodig dat de boekhoudkundige informatie die de basis van de financiële staten vormt, wordt samengesteld volgens internationaal erkende boekhoudmethoden, dat alle met het beheer van de boekhouding belaste instanties dezelfde methoden toepassen en dat de samenstelling en structuur van de financiële staten dienstig is voor degenen voor wie zij bestemd zijn. Harmonisatie maakt deel uit van de rol van de rekenplichtige van de Commissie, die is belast met het uitvaardigen van de boekhoudnormen (boekhoud- en consolidatiemethoden) die van toepassing zijn op de boekhouding van alle Instellingen. Bovendien moeten alle door de Gemeenschappen toegepaste boekhoudnormen gebaseerd zijn op de internationaal erkende boekhoudbeginselen voor de overheidssector, die formeel in dit voorstel zijn opgenomen, te weten: -de continuïteit van de werkzaamheden, die vereist dat de rekeningen worden ingediend in permanent perspectief, met informatie over de werkzaamheden van voorafgaande begrotingsjaren en vergelijkende gegevens van het vorige begrotingsjaar in de balans; -het voorzichtigheidsbeginsel, dat vereist dat de activa niet te hoog worden geschat en de passiva niet te laag; -het beginsel van bestendigheid van de boekhoudmethoden, dat behelst dat dezelfde regels worden toegepast ongeacht het terrein en dat zij niet elk begrotingsjaar worden gewijzigd, ermee rekening houdend dat elke wijziging van regels ter kennis van de lezer van de financiële staten moet worden gebracht om hem in staat te stellen de wijzigingen op te merken en te begrijpen; -ten slotte het beginsel dat de informatie authentiek, volledig, relevant en begrijpelijk moet zijn zodat de lezer een getrouw beeld van het vermogen, de financiële situatie en het resultaat van het begrotingsjaar krijgt. Verder worden de beginselen non-compensatie, onafhankelijkheid van de begrotingsjaren en voorrang van de werkelijkheid op de schijn toegepast. Wat de boekhoudmethoden betreft, wordt in het voorstel duidelijk gesteld dat de technieken verschillen naar gelang van de informatie die moet worden verstrekt. De algemene boekhouding, waarin de verrichtingen worden geregistreerd met het oog op de opstelling van de balans van de Gemeenschappen, is een boekhouding op transactiebasis ("accrual accounting"). Wat de verstrekte informatie en degenen waarvoor zij is bestemd betreft, bevat het voorstel duidelijke formules om zowel de samenstelling als het proces van voorlegging van de financiële staten te definiëren. Deze staten zijn de jaarrekening, de financiële balans en de bijlagen, waarmee telkens welbepaalde doelstellingen worden beoogd: de jaarrekening geeft een beschrijving van de uitvoering van de begroting, de financiële balans schetst de vermogenspositie van de Gemeenschappen (voor zover mogelijk uitgaande van het format vervat in de IVe Richtlijn van de Raad), en de bijlagen bevatten alle informatie die nodig is om een beter inzicht te krijgen in de in de balans opgenomen gegevens. Wat het proces van voorlegging van de financiële staten betreft, wordt in het voorstel opnieuw bevestigd dat de rekenplichtige van elke Instelling zijn financiële staten opmaakt en ze aan de rekenplichtige van de Commissie toezendt opdat deze kan overgaan tot consolidatie ervan. Deze geconsolideerde staten worden onderzocht door de Rekenkamer en de kwijtingsautoriteit en, na zo nodig te zijn gecorrigeerd in het licht van de opmerkingen van de Rekenkamer, bekendgemaakt in het Publicatieblad na 30 november tegelijk met de Betrouwbaarheidsverklaring en het verslag van de Rekenkamer. E. Externe acties (Tweede deel, titel IV van het voorstel) Het voorstel vereenvoudigt de titel betreffende externe acties door hem te beperken tot de van het gemene recht afwijkende beginselen van het communautair beheer. De titel is aangepast aan de recente verordeningen van de Raad die gericht zijn op de decentralisatie van het beheer van de steun, met name om de kandidaat-lidstaten beter voor te bereiden en te responsabiliseren. De tekst verduidelijkt derhalve de verschillende wijzen van beheer van de externe acties, terwijl het geldend Financieel Reglement slechts het gecentraliseerde beheer van de Commissie behandelt, eventueel aangevuld met voorschriften inzake delegatie aan de begunstigde landen met voorafgaande goedkeuring van de acties. Hij specificeert de verschillende soorten controle vooraf en achteraf van het beheer van acties die zijn gedelegeerd aan steun ontvangende derde landen of aan internationale organisaties. In alle gevallen van delegatie (zie artikel 53 van het voorstel) kunnen de met de Commissie gesloten overeenkomsten de clausule bevatten dat de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten, de vormen van interne controle en de audit van de medeondertekenaars worden erkend als zijnde van toepassing op het gebruik van de communautaire middelen, mits de met de Commissie overeengekomen minimumnormen worden gerespecteerd. In het voorstel wordt volledige of gedeeltelijke decentralisatie van het beheer van de externe steun aan de begunstigde landen toegestaan, op voorwaarde dat deze de Commissie bewijzen dat zij een minimum aan normen inzake goed beheer naleven (doorzichtige procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten, doeltreffend systeem voor interne controle en afzonderlijke voorlegging van de rekeningen, externe controles, het geheel onder de verantwoordelijkheid van het begunstigde land). Wat betreft de overheidsopdrachten die rechtstreeks worden geplaatst door de begunstigde landen of een door hen gemachtigde instantie, dan wel door de Commissie in hun naam en voor hun rekening, deze moeten conform zijn aan de algemene beginselen en procedures voor communautaire opdrachten, onder voorbehoud van bijzondere regels, met name inzake ontvankelijkheid van de inschrijvers en drempelbedragen, die in de uitvoeringsvoorschriften zullen worden opgenomen. Daar de financieringsovereenkomsten moeten worden voorafgegaan door een globale budgettaire vastlegging, waardoor de kredieten worden gereserveerd, is er geen beletsel dat de offerteaanvragen een schorsingsclausule bevatten met betrekking tot de beschikbaarheid van de kredieten. F. Overige vraagstukken F. 1. Kwijting (Eerste deel, titel VII, hoofdstuk 2) In het voorstel is rekening gehouden met de kaderovereenkomst over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie. F. 2. EOGFL, Afdeling Garantie (Tweede deel, titel I) Titel I van het tweede deel bundelt de bijzondere bepalingen die van toepassing zijn op de gesplitste kredieten van het "Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, Afdeling Garantie" (titel VIII van het huidige Financieel Reglement). Deze bijzondere regeling behelst: -de vastleggingskredieten zijn gelijk aan de betalingskredieten, met automatische overdracht van niet-aangewende betalingskredieten naar het volgende begrotingsjaar om vroegere verplichtingen te dekken; -de uitgaven worden door de lidstaten voorgefinancierd en door de Commissie vergoed; -het tijdschema voor het beheer houdt een aanvullende periode in, naast de mogelijkheid tot overschrijving van kredieten tot 31 januari van het volgende begrotingsjaar. Het beheer van de kredieten voor plattelandsontwikkeling zal evenwel aan het gemeen recht inzake beheer worden onderworpen vanaf het einde van de huidige financiële vooruitzichten, d.w.z. 1 januari 2007. Bovendien worden de verwijzingen naar de relevante sectorale regelgeving aangepast. F. 3. Structuurfondsen (Tweede deel, titel II) De sectorale regelgeving voor de structurele maatregelen en de cohesieacties bevatten financiële bepalingen waardoor specifieke regels worden ingevoerd ten opzichte van de algemene regeling die door het Financieel Reglement werd ingesteld. Dit is het geval met de vastleggingen (in jaartranches), de betalingsregeling, de terugbetalingen van vooruitbetalingen, de vrijmaking en wederopvoering van kredieten, alsook de overschrijvingssystemen. Het Financieel Reglement moet met deze specifieke kenmerken rekening houden. Daarom wordt voorgesteld, ter verbetering van de samenhang tussen de sectorale regelgeving en het Financieel Reglement, in het tweede deel een nieuwe titel "Structuurfondsen" in te voegen. De sectorale regelgeving moet coherent zijn met het Financieel Reglement. De Commissie zal voor deze samenhang zorgen wanneer zij sectorale voorschriften voorstelt. F. 4. Onderzoek (Tweede deel, titel III) Titel III van het tweede deel, die gewijd is aan de bijzondere bepalingen van toepassing op de kredieten voor "onderzoek en technologische ontwikkeling" (titel VII van het huidige Financieel Reglement), werd aanzienlijk vereenvoudigd door de generalisatie van de inrichting van de begroting naar activiteit. De in het huidige Financieel Reglement erkende flexibiliteit van 15 % voor de overschrijvingen van beleidskredieten van het GCO (artikel 95) blijft behouden. De in titel IV van het eerste deel genoemde regels voor het plaatsen van overheidsopdrachten zijn niet van toepassing op het GCO in het kader van zijn activiteiten voor rekening van derden. Het besluit van de Raad tot vaststelling van het kaderprogramma voor onderzoek regelt ook de procedures voor de aanwerving van deskundigen die uit de onderzoekkredieten worden bezoldigd. Het huidige artikel 92, lid 4, dat bepaalde kredieten van het GCO gelijkstelt met ontvangsten uit werken voor rekening van derden - en dus met bestemmingsontvangsten - is niet aangehouden in het voorstel. Dit zal echter niet vóór de afsluiting van het 5e kaderprogramma van kracht worden, zodat dit programma kan worden uitgevoerd op basis van het huidige Financieel Reglement en dus het huidige artikel 92. F. 5. OLAF (Tweede deel, titel VI) De oprichting van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) bij het besluit van de Commissie [13] van 28.4.1999 en de Verordening van de Raad [14] van 25.5.1999 en de Verordeningen (EG) nr. 1073/99 van het Europees Parlement en de Raad [15] en (Euratom) nr. 1074/99 van de Raad [16] heeft specifieke gevolgen voor de opstelling van de begroting: de kredieten voor het OLAF worden vermeld in een bijlage bij de afdeling van de begroting van de Commissie en worden aangegeven bij de besteding van de kredieten die ter beschikking van de Commissie worden gesteld om de autonomie van het Bureau te garanderen. Deze specifieke kenmerken moeten terug te vinden zijn in het Financieel Reglement. [13] Besluit 352/1999 van de Commissie van 28.4.1999 (PB L 136 van 31.5.1999, blz. 20). [14] Verordening nr. 1074/1999 van de Raad van 25.5.1999 (PB L 136 van 31.5.1999, blz. 8). [15] PB L 136 van 31 mei 1999, blz. 1. [16] PB L 136 van 31 mei 1999, blz. 8. Daarom wordt voorgesteld een nieuwe titel in te lassen die de structuur voor de opneming in de begroting van de OLAF-kredieten (in een bijlage gedetailleerd begrotingsonderdeel, lijst van het aantal ambten) bevat, naast de specifieke kenmerken van de begrotingsuitvoering (delegatie van de uitvoeringsbevoegdheden aan de Directeur van het Bureau, regeling van de overschrijvingen) en de voorlegging van de rekeningen van het OLAF. F. 6. Administratieve kredieten (Tweede deel, titel VII) Het voorstel bevat een nieuwe titel met specifieke bepalingen die gelden voor de administratieve kredieten: uitgaven voor lopend beheer (huidig artikel 8, lid 2) en vervroegde betalingen voor uitgaven die, zoals de huren, vooraf moeten worden betaald (huidig artikel 8, lid 3), gelijkheid van vastleggings- en betalingskredieten en aanrekening, op de begroting van het lopende begrotingsjaar, van de huishoudelijke uitgaven voor een periode die de duur van het begrotingsjaar overschrijdt (huidig artikel 1, lid 3). F. 7. Geschrapte titels De huidige titel IX bis van het Financieel Reglement betreffende de bepalingen van toepassing op sancties die worden opgelegd aan lidstaten met een buitensporig tekort, wordt geschrapt, omdat deze sancties reeds in artikel 17 van het Financieel Reglement worden behandeld onder de ontvangsten met een bepaalde bestemming. De huidige titel X van het Financieel Reglement betreffende de "bijzondere bepalingen voor het beheer van de kredieten betreffende het personeel van de bureaus en de buitenkantoren in de Gemeenschap, alsook van de delegaties buiten de Gemeenschap" bevat slechts een eenvoudige verwijzing naar de uitvoeringsvoorschriften voor de plaatsing van opdrachten, het bijhouden van de inventarissen, de boekhouding en de gelden ter goede rekening. Deze verwijzing is overbodig aangezien de bepalingen betreffende deze thema's in het Financieel Reglement reeds uitvoeringsvoorschriften vereisen. Deze titel wordt derhalve geschrapt. Het huidige deel 2 van het Financieel Reglement, dat de bepalingen bevat van toepassing op opgenomen en verstrekte leningen van de Europese Gemeenschappen, wordt ook geschrapt. De artikelen 134 en 135 worden opgenomen in titel V "Boekhouding" van het eerste deel, en artikel 137 wordt in titel VIII "Externe controle en kwijting" van hetzelfde deel toegevoegd aan de bepalingen betreffende de bevoegdheden van de Rekenkamer. Artikel 136 betreffende de door de financieel controleur op deze verrichtingen uitgevoerde interne controle wordt afgeschaft in het kader van de nieuwe bepalingen inzake interne controle. F. 8. Derde deel Het derde deel ("Overgangs- en slotbepalingen") bevat in de eerste plaats twee overgangsbepalingen. De eerste betreft de monetaire reserve, waarvan de afschaffing wordt aangekondigd in het voorstel voor een beschikking betreffende de begrotingsdiscipline dat binnenkort zal worden goedgekeurd. De tweede overgangsbepaling onderwerpt de kredieten voor plattelandsontwikkeling aan de specifieke titel van het EOGFL-Garantie, zoals de huidige financiële vooruitzichten (2000-2006) dat doen, zonder te raken aan de regeling die op dit gebied na 31 december 2006 van toepassing zal zijn. De slotbepalingen nemen de huidige artikelen 138 tot en met 143 met twee aanpassingen over. De eerste aanpassing betreft de omwerking, en dus de intrekking van het Financieel Reglement van 21 december 1977. De tweede aanpassing betreft de verwijzing naar de overlegprocedure bedoeld in het huidige artikel 140. De bepalingen van de Gemeenschappelijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie inzake de instelling van een procedure van overleg van 4 maart 1975 worden opgenomen in artikel 174. De Commissie herinnert in dit verband eraan dat zij in haar advies aan de intergouvernementele conferentie voorgesteld heeft het Financieel Reglement voortaan volgens de medebeslissingsprocedure te doen vaststellen. Voorstel voor een VERORDENING (EG, EGKS, Euratom) VAN DE RAAD houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 279, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, en met name op artikel 78 novies, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 183, Gezien het voorstel van de Commissie [17], [17] PB L ... van..., blz. ... Gezien het advies van het Europees Parlement [18], [18] PB L ... van..., blz. ... Gezien het advies van de Rekenkamer [19], [19] PB L ... van..., blz. ... Overwegende hetgeen volgt: (1) Aangezien de context waarin het Financieel Reglement van 21 december 1977 [20] van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen is vastgesteld, sterk is geëvolueerd, onder meer als gevolg van de opeenvolgende uitbreidingen, het door de financiële vooruitzichten aan de begroting opgelegde kader en de institutionele veranderingen, heeft dat reglement verschillende wijzigingen ondergaan. Bij de nieuwe wijzigingen die nodig zijn om in het bijzonder de vereisten van een vereenvoudiging van de wetgeving en de administratie en van een nog strenger beheer van de communautaire financiën in acht te nemen, dient omwille van de duidelijkheid tot een omwerking van het Financieel Reglement van 21 december 1977 te worden overgegaan. [20] PB L 356 van 31.12.1977, blz. 1; laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, EGKS, Euratom) nr. 2673/1999 (PB L 326 van 18.2.1999, blz. 1). (2) Deze verordening moet zich beperken tot de grote beginselen en basisregels voor alle door het Verdrag beoogde begrotingsaangelegenheden, en de nadere bepalingen moeten worden opgenomen in een verordening houdende uitvoeringsvoorschriften, hierna "uitvoeringsvoorschriften" genoemd, zodat een betere hiërarchie van de normen wordt gegarandeerd en de leesbaarheid van het Financieel Reglement wordt verbeterd. (3) Op het punt van de begrotingsbeginselen, moeten bij de opstelling en de uitvoering van de begroting de vier grondbeginselen van het begrotingsrecht (eenheid, universaliteit, specialiteit, jaarperiodiciteit) worden geëerbiedigd, alsook het beginsel van goed financieel beheer, het evenwichtsbeginsel en het doorzichtigheidsbeginsel. (4) Deze verordening moet deze beginselen opnieuw bevestigen en de uitzonderingen beperken tot wat absoluut noodzakelijk is; deze uitzonderingen moeten strikt worden geregeld. (5) Wat het eenheidsbeginsel betreft, moet deze verordening vermelden dat zij ook van toepassing is op de uitgaven voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en voor de samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, wanneer deze ten laste van de begroting komen. De lijst van het aantal ambten van de communautaire organen moet in het kader van de begrotingsprocedure door de begrotingsautoriteit worden vastgesteld, rekening houdend met de reële en potentiële gevolgen ervan voor het personeelsbestand van de Europese openbare dienst en voor de algemene begroting via de door deze organen betaalde of voorziene toelagen, of de pensioenen die aan hun personeel zullen worden uitbetaald. (6) Op het punt van het universaliteitsbeginsel, moeten de mogelijkheden tot terugbetaling van vooruitbetalingen en tot hergebruik worden afgeschaft; deze laatste mogelijkheden zullen gedeeltelijk worden vervangen door bestemmingsontvangsten. Deze wijzigingen gelden niet voor de bijzondere regeling voor de Structuurfondsen. (7) Wat het specialiteitsbeginsel betreft, geldt dat een zekere beheerflexibiliteit voor de Commissie onontbeerlijk is met betrekking tot overschrijvingen van kredieten voor personeelskosten en huishoudelijke uitgaven tussen titels van verschillende beleidsterreinen, alsook tussen hoofdstukken van de beleidsuitgaven. Deze verordening moet immers een geïntegreerde weergave van de toewijzing van de financiële en administratieve middelen naar bestemming mogelijk maken. Bovendien moeten de procedures voor de overschrijving van administratieve kredieten voor alle overige Instellingen worden geharmoniseerd, met dien verstande dat overschrijvingen van de ene titel naar de andere tot de bevoegdheid van de begrotingsautoriteit behoren, en overschrijvingen binnen dezelfde titel tot de bevoegdheid van elke Instelling. De mogelijkheid van de begrotingsautoriteit om reserves aan te leggen moet overigens worden beperkt tot twee gevallen: wanneer een rechtsgrondslag ontbreekt en wanneer onzekerheid bestaat omtrent de toereikendheid en noodzakelijkheid van de kredieten. (8) Wat de jaarperiodiciteit betreft: voor de gehele begroting moet gebruik worden gemaakt van gesplitste kredieten, evenwel met behoud van de technische regeling die momenteel van toepassing is op de kredieten van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL). De besluiten tot overdracht van vastleggings- en betalingskredieten moeten door de Instelling worden genomen omdat de zaken zijn vereenvoudigd door de afschaffing van de niet-gesplitste kredieten. Aanvullende perioden moeten beperkt blijven tot de absoluut noodzakelijke gevallen, te weten EOGFL-betalingen. (9) Op het punt van de doorzichtigheid, moet worden gezorgd voor een betere informatievoorziening met betrekking tot de uitvoering van de begroting en de boekhouding. Ook moet er een vaste datum voor de publicatie van de begroting komen. Bovendien worden de negatieve uitgaven en ontvangsten afgeschaft; de eerste zullen voortaan als bestemmingsontvangsten worden behandeld. (10) Wat ten slotte het beginsel van goed financieel beheer betreft: dit beginsel moet worden gedefinieerd onder verwijzing naar de beginselen zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid, en de eerbiediging ervan moet worden gewaarborgd door de bereikte resultaten te beoordelen aan de hand van meetbare indicatoren. Een programma moet gedurende de hele looptijd worden geëvalueerd. (11) Op het punt van de opstelling en de inrichting van de begroting moeten de begrotingsprocedures worden geharmoniseerd en vereenvoudigd door het onderscheid tussen aanvullende en gewijzigde begrotingen, dat geen praktisch nut heeft, op te heffen. (12) De afdeling van de begroting betreffende de Commissie moet een indeling naar bestemming ("activity based budgeting") van de kredieten en middelen mogelijk maken met het oog op een betere doorzichtigheid van het begrotingsbeheer ten aanzien van de doelstellingen goed financieel beheer en met name efficiëntie en doeltreffendheid. (13) De Commissie moet bij het beheer van het personeelsbestand over een zekere flexibiliteit beschikken ten aanzien van de budgettaire goedkeuringen, vooral in het kader van de nieuwe aanzet tot een op resultaten en niet op middelen gericht beheer. Deze vrijheid zal evenwel begrensd blijven door de dubbele limiet die wordt gevormd door de begrotingskredieten en het aantal toegestane ambten; de rangen A1 en A2 zullen hiervan uitgesloten blijven. (14) Wat de uitvoering van de begroting betreft, moeten de verschillende mogelijke wijzen van uitvoering van de begroting worden verduidelijkt: gecentraliseerd door de Commissie, dan wel gedeeld of gedecentraliseerd met de lidstaten of derde landen die externe steun ontvangen. Het gecentraliseerde beheer moet ofwel rechtstreeks door de diensten van de Commissie kunnen worden uitgevoerd, dan wel kunnen worden gedelegeerd aan nationale, internationale of communautaire publiekrechtelijke organen, in het bijzonder de door de Gemeenschappen ingestelde uitvoeringsorganen. Deze laatste moeten een programma geheel of gedeeltelijk kunnen uitvoeren, onder verantwoordelijkheid en controle van de Commissie. (15) De verantwoordelijkheid van de Commissie voor de uitvoering van de begroting brengt mee dat het haar verboden is overheidstaken die een discretionaire beoordelingsbevoegdheid inhouden te delegeren. Deze verordening moet dit beginsel onderstrepen en de delegeerbare taken afbakenen. Bovendien moet duidelijk worden dat privaatrechtelijke organen, behalve die welke met een openbare dienstverleningstaak onder garantie van de lidstaten zijn belast, geen enkele handeling op het gebied van de uitvoering van de begroting mogen verrichten; zij kunnen slechts diensten op het gebied van technische of administratieve deskundigheid verstrekken en voorbereidende of bijkomende taken vervullen. (16) Eerbiediging van het doorzichtigheidsbeginsel en het beginsel van goed financieel beheer impliceert dat publiekrechtelijke organen of organen belast met een openbare dienstverleningstaak onder garantie van de staat, waaraan uitvoeringstaken voor rekening van de Commissie worden gedelegeerd, moeten beschikken over doorzichtige procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten, doeltreffende interne controlesystemen, een systeem van voorlegging van de rekeningen dat losstaat van de rest van hun werkzaamheden en een externe controle. (17) Wat de rol van de verschillende actoren betreft, moeten de ordonnateurs een grotere verantwoordelijkheid krijgen door de gecentraliseerde controles vooraf op te heffen, in het bijzonder het voorafgaand visum van de financieel controleur op de ontvangsten- en uitgavenverrichtingen en de verificatie van de kwijting door de rekenplichtige. Daarentegen moet de interne controle van de door de ordonnateurs ingevoerde beheer- en controlesystemen worden uitgebreid. De interne controleur is de financieel controleur in de zin van de Verdragen. (18) De verantwoordelijkheid van de ordonnateurs, rekenplichtigen en beheerders van gelden ter goede rekening verschilt niet van die van de andere ambtenaren en personeelsleden en moet in het kader van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, hierna "Statuut" genoemd, worden onderworpen aan de reeds bestaande tuchtrechtelijke en geldelijke maatregelen. Een aantal specifieke bepalingen inzake de bijzondere fouten die rekenplichtigen en beheerders van gelden ter goede rekening wegens de aard van hun opdrachten kunnen begaan, moet daarentegen gehandhaafd blijven; de regeling inzake de vergoeding en de bijzondere verzekering wordt afgeschaft. Bovendien moet in deze verordening worden verwezen naar de geldende bepalingen aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen en de bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie zijn betrokken. (19) De begrippen vastlegging/begrotingsverplichting en juridische verplichting en de voorwaarden voor de tenuitvoerlegging ervan moeten worden gedefinieerd. Teneinde het potentiële begrotingseffect van de besluiten van de Commissie in de tijd te beperken en de omvang van de slapende verplichtingen minimaal te houden, is het van belang de termijn gedurende welke individuele juridische verplichtingen kunnen worden aangegaan op basis van globale begrotingsverplichtingen, te beperken. (20) Deze verordening moet omschrijven welke betalingen de ordonnateurs kunnen verrichten. (21) Deze verordening moet bepalen dat de verrichtingen betaalbaarstelling, betalingsopdracht en betaling moeten geschieden binnen een termijn die in de uitvoeringsvoorschriften zal worden vastgesteld, en dat schuldeisers bij overschrijding van deze termijn recht hebben op achterstandsrente ten laste van de begroting. (22) Wat de overheidsopdrachten betreft dienen de richtlijnen van het Europees Parlement en de Raad tot coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en diensten en de uitvoering van werken van toepassing te zijn op door de Instellingen voor eigen rekening geplaatste overheidsopdrachten; de beginselen ervan moeten ook het uitgangspunt zijn van de regels die gelden voor alle opdrachten voor rekening van derden. (23) Ter voorkoming van onregelmatigheden en ter bestrijding van fraude en corruptie, mede ter bevordering van een gezond en doeltreffend beheer, moeten worden uitgesloten dat opdrachten worden gegund aan gegadigden of inschrijvers die zich aan dergelijke handelingen schuldig hebben gemaakt of bij wie sprake is van belangenverstrengeling. (24) Bovendien moeten met het oog op doorzichtigheid de gegadigden en inschrijvers op passende wijze op de hoogte worden gebracht van de gunning van de opdrachten. (25) Ten slotte moet in verband met de grotere verantwoordelijkheid van de ordonnateurs de huidige Raadgevende Commissie voor aankopen en overeenkomsten worden afgeschaft. (26) Wat de subsidies betreft, dient de toekenning en follow-up van communautaire subsidies te worden geregeld in specifieke bepalingen die uitvoering geven aan de beginselen rechtsgrondslag, doorzichtigheid, programmering, medefinanciering, collectieve beoordeling en controle. (27) Om cumulatie van subsidies te vermijden, mogen deze niet worden toegekend indien eenzelfde actie tweemaal zou worden gefinancierd of indien acties zouden worden gefinancierd die reeds vóór de subsidieaanvraag zijn uitgevoerd. (28) Evenals bij de gunning van overheidsopdrachten moeten ter bestrijding van fraude en corruptie, de gronden worden vermeld die leiden tot uitsluiting van subsidie. (29) Teneinde de rechten en plichten van de Instelling en de begunstigde van een subsidie te kunnen bepalen, dient de toekenning bij schriftelijke overeenkomst te geschieden. (30) Wanneer een subsidie wordt toegekend, is de ordonnateur verplicht toe te zien op het gebruik dat ervan wordt gemaakt en per programma tot een algemene evaluatie van de bereikte resultaten over te gaan. (31) Wat de boekhouding en de voorlegging van de rekeningen betreft, dient duidelijk te worden geregeld dat de boekhouding bestaat uit een algemene boekhouding en een begrotingsboekhouding, en dat de algemene boekhouding een boekhouding op transactiebasis is, terwijl de begrotingsboekhouding bedoeld is om de jaarrekening en de verslagen over de uitvoering van de begroting op te stellen. (32) In deze verordening moeten, onder verwijzing naar de internationaal erkende boekhoudbeginselen en de richtlijnen van de Raad betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, voor zover zij in de context van de openbare dienstverlening relevant zijn, de beginselen worden omschreven waarop de algemene boekhouding gebaseerd is en volgens welke de financiële staten worden ingediend. (33) De bepalingen inzake verstrekking van informatie over de uitvoering van de begroting moeten zodanig worden aangepast dat ook informatie over het gebruik van de overgedragen, wederopgevoerde en opnieuw gebruikte kredieten dient te worden verstrekt en de indiening van de maandelijkse gegevens en het verslag over de uitvoering, dat drie keer per jaar bij de begrotingsautoriteit zal worden ingediend, beter wordt georganiseerd. (34) De door de Instellingen toegepaste boekhoudmethoden moeten worden geharmoniseerd, en op dit gebied moet de rekenplichtige van de Commissie een recht van initiatief worden toegekend. (35) Nadrukkelijk moet worden gesteld dat het gebruik van computersystemen voor financieel beheer geen afbreuk mag doen aan het recht van toegang van de Rekenkamer tot de bewijsstukken. (36) De onduidelijke begrippen voorschot en vooruitbetaling verdwijnen; de betalingen worden uitgevoerd in de vorm van voorfinancieringen, tussentijdse betalingen en betaling van het eindsaldo, wanneer het totale verschuldigde bedrag niet in een keer wordt betaald, en bepaald moet worden dat de door voorfinancieringen voortgebrachte rente een begrotingsontvangst vormt. (37) Wat de externe controle en de kwijting betreft, geldt dat, hoewel de Commissie de volle verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de begroting draagt, moet wegens het belang van het met de lidstaten gedeelde of naar derde landen gedecentraliseerde beheer ervoor worden gezorgd dat zij ten volle meewerken gedurende de hele procedure van de controle door de Rekenkamer, en vervolgens van de kwijting door de begotingsautoriteit. (38) Ter verbetering van de interinstitutionele werking dient de Commissie het Europees Parlement desgevraagd alle informatie over het betrokken begrotingsjaar te verstrekken die nodig is voor het goede verloop van de kwijtingsprocedure, zulks met eerbieding van de grondrechten van de persoon, de bescherming van het zakengeheim, de belangen inzake de gerechtelijke en tuchtrechtelijke procedures en de belangen van de Unie. (39) Voor bepaalde communautaire beleidsterreinen is een specifieke regeling nodig om de samenhang tussen deze verordening en de sectorale regelgeving te garanderen. (40) Wat het EOGFL betreft, blijven de specifieke kenmerken van het beheer, met name de omstandigheid dat de vastleggings- en betalingskredieten gelijk zijn, en de regeling voor de overdracht van kredieten, gehandhaafd, met uitzondering van de kredieten voor plattelandsontwikkeling, en wel met ingang van 1 januari 2007. (41) Om te garanderen dat de beschikbare kredieten volledig behouden blijven, moeten de ontvangsten met een bepaalde bestemming uit de afdeling Garantie van het EOGFL in hun geheel daaraan worden toegewezen. (42) Er moet een mogelijkheid worden geschapen tot vervroegde vastlegging vanaf 15 november voorafgaande aan het betrokken begrotingsjaar. (43) Wat de Structuurfondsen betreft, moeten de terugbetaling van vooruitbetalingen en de wederopvoering van kredieten onder de voorwaarden genoemd in de verklaring van de Commissie [niet gepubliceerd] bij Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen behouden blijven. (44) Wat onderzoek betreft, moet de inrichting van de begroting in overeenstemming worden gebracht met de bepalingen betreffende indeling van de begroting naar activiteit ("activity-based budgetting"). (45) Met betrekking tot de externe acties moet decentralisatie van het beheer van de externe steun worden toegestaan, op voorwaarde dat de Commissie garanties krijgt voor een goed financieel beheer en dat de begunstigde staat tegenover de Commissie de verantwoordelijkheid voor de overgemaakte middelen op zich neemt. (46) De financieringsovereenkomsten of contracten die met de begunstigde staat, een nationaal, communautair of internationaal publiekrechtelijk orgaan, dan wel natuurlijke personen of privaatrechtelijke rechtspersonen zijn gesloten, moeten de algemene beginselen voor het plaatsen van overheidsopdrachten eerbiedigen die zijn opgenomen in titel IV van deel I en titel IV van deel II van deze verordening betreffende het externe beleid. (47) Wat het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) betreft, moeten de specifieke beheervoorschriften in een afzonderlijke titel worden samengebracht; dit geldt met name voor gegevens die in een bijlage bij de begroting worden verstrekt en de aan de directeur van het Bureau gedelegeerde bevoegdheden. (48) Op het punt van de administratieve kredieten dienen de specifieke voorschriften eveneens in een afzonderlijke titel te worden samengebracht. (49) Bij wijze van overgangsregeling dient de speciale monetaire reserve van het EOGFL te worden gehandhaafd totdat de verordening betreffende de begrotingsdiscipline in werking treedt, en wat het verloop van de programma's op het gebied van plattelandsontwikkeling en begeleidende maatregelen betreft, moet worden bepaald dat de bijzondere voorschriften voor de kredietregeling van het EOGFL, afdeling 'Garantie', slechts tot het einde van de lopende planningstermijn van toepassing zijn, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Deel I: Gemeenschappelijke bepalingen Titel I Algemene bepalingen Artikel 1 Deze verordening regelt de opstelling van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, hierna "de begroting" genoemd, en de uitvoering ervan met betrekking tot ontvangsten en uitgaven. Het bevat tevens de regels voor het voeren van de boekhouding, het plaatsen van overheidsopdrachten en het toekennen van subsidies door de Gemeenschappen. Voorts regelt zij de controle van de verantwoordelijkheid van de ordonnateurs, de rekenplichtigen en de interne controleurs. Tenslotte stelt zij de wijze van externe controle en de kwijtingsprocedure vast. Voor de toepassing van deze verordening worden het Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de Ombudsman gelijkgesteld met de Instellingen van de Gemeenschappen. Artikel 2 Onder de in deze verordening bepaalde voorwaarden worden bij de opstelling en de uitvoering van de begroting het eenheids-, het jaarperiodiciteits-, het evenwichts-, het rekeneenheids-, het universaliteits- en het specialiteitsbeginsel, het beginsel van goed financieel beheer en het doorzichtigheidsbeginsel in acht genomen. Hoofdstuk 1 Eenheidsbeginsel Artikel 3 1. De begroting is het besluit waarbij ieder jaar de ontvangsten en de uitgaven van de Gemeenschappen worden geraamd en goedgekeurd. 2. De uitgaven en de ontvangsten van de Gemeenschappen omvatten: a) de ontvangsten en de uitgaven van de Europese Gemeenschap, met inbegrip van de administratieve uitgaven van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en van de samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, alsmede de daarop betrekking hebbende beleidsuitgaven wanneer deze ten laste van de begroting komen; b) de administratieve uitgaven van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de desbetreffende ontvangsten; c) de uitgaven en de ontvangsten van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie. 3. In de begroting worden tevens opgenomen de garantie voor de leningsoperaties van de Gemeenschappen en de overmakingen aan het Garantiefonds voor externe maatregelen, waarvan de verrichtingen ter informatie in de jaarrekening en de balans van de Commissie worden vermeld. Artikel 4 1. Behoudens het bepaalde in artikel 69, kunnen ontvangsten slechts worden geïnd en uitgaven slechts worden verricht door aanwijzing op een begrotingsonderdeel. 2. Voor geen enkele uitgave kan een verplichting worden aangegaan of een betalingsopdracht gegeven boven het bedrag van de goedgekeurde kredieten. Hoofstuk 2 Jaarperiodiciteitsbeginsel Artikel 5 De in de begroting opgenomen kredieten worden voor één begrotingsjaar toegestaan. Artikel 6 1. De begroting bevat gesplitste kredieten, welke bestaan uit vastleggingskredieten en betalingskredieten. Vastleggingskredieten dekken de totale kosten van de juridische verbintenissen die tijdens het begrotingsjaar worden aangegaan. Betalingskredieten dekken de betalingen die voortvloeien uit de uitvoering van de juridische verbintenissen die in het begrotingsjaar en/of voorafgaande begrotingsjaren zijn aangegaan. 2. Lid 1 laat de bijzondere bepalingen van de titels I en VII van deel II onverlet. Het doet niets af aan de mogelijkheid kredieten in hun geheel vast te leggen of begrotingsverplichtingen in jaartranches te splitsen. 3. De kredieten worden als volgt in de begroting opgenomen: a) de vastleggingskredieten die voor het begrotingsjaar zijn toegestaan en de betalingskredieten voor datzelfde begrotingsjaar worden opgenomen op het betrokken begrotingsonderdeel; b) de per jaar geraamde bedragen van de in verband met de vastleggingskredieten voor latere begrotingsjaren benodigde betalingskredieten worden vermeld in een indicatief tijdschema in de toelichting van de begroting. Artikel 7 1. Het begrotingsjaar begint op 1 januari en sluit op 31 december. 2. De ontvangsten worden in de rekening van het begrotingsjaar verantwoord aan de hand van de in dat jaar geïnde bedragen. De eigen middelen van de maand januari van het volgende begrotingsjaar kunnen evenwel vervroegd worden gestort op grond van de verordening van de Raad houdende toepassing van het besluit betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen. 3. De boekingen van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde, de aanvullende middelen op basis van het bruto nationaal product (BNP) en, in voorkomend geval, de financiële bijdragen kunnen worden aangepast overeenkomstig de bovengenoemde verordening. 4. De voor een begrotingsjaar uitgetrokken kredieten mogen alleen worden gebruikt ter dekking van uitgaven waarvoor verplichtingen zijn aangegaan en betalingen zijn verricht tijdens dat begrotingsjaar, behoudens de in titel I van deel II bedoelde afwijkingen, alsmede ter dekking van bedragen die verschuldigd zijn op grond van in voorafgaande begrotingsjaren aangegane verplichtingen. 5. De vastleggingen worden geboekt op basis van de juridische verplichtingen die tot 31 december zijn aangegaan. 6. De betalingen worden voor een begrotingsjaar geboekt op basis van de uiterlijk op 31 december van dat begrotingsjaar door de rekenplichtige verrichte betalingen. 7. In afwijking van de leden 5 en 6 worden de uitgaven van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, in de rekening van een begrotingsjaar verantwoord volgens de voorschriften van titel I van deel II. Artikel 8 1. Vastleggingskredieten en betalingskredieten die aan het einde van het begrotingsjaar waarvoor zij waren uitgetrokken niet zijn gebruikt, komen te vervallen. Zij mogen evenwel worden overgedragen, doch uitsluitend naar het volgende begrotingsjaar, bij een uiterlijk op 15 februari door de betrokken Instelling overeenkomstig de leden 3 en 4 genomen besluit. 2. Bij de vastleggingskredieten kan de overdracht betrekking hebben op: a) hetzij de bedragen van vastleggingsdossiers die op 31 december vrijwel zijn afgesloten; b) hetzij de bedragen die nodig blijken wanneer de wetgevende autoriteit het basisbesluit in het laatste kwartaal van het begrotingsjaar heeft vastgesteld, zonder dat de Commissie vóór 31 december de daartoe in de begroting uitgetrokken kredieten heeft kunnen vastleggen. De in de eerste alinea bedoelde bedragen moeten vóór 31 maart van het volgende jaar worden vastgelegd. 3. Bij betalingskredieten kan de overdracht betrekking hebben op de bedragen die nodig zijn ter dekking van verplichtingen van voorafgaande begrotingsjaren of die betrekking hebben op overgedragen vastleggingskredieten, wanneer de kredieten van de betrokken begrotingsonderdelen in de begroting van het volgende begrotingsjaar ontoereikend zijn. De betrokken Instelling zal bij voorrang de voor het lopende begrotingsjaar toegestane kredieten gebruiken en pas na de besteding daarvan de overgedragen kredieten. 4. De Instelling stelt het Europees Parlement en de Raad, hierna "de begrotingsautoriteit" genoemd, uiterlijk op 15 maart in kennis van het overdrachtbesluit dat zij heeft genomen en geeft per begrotingspost aan op welke wijze de in de leden 2 en 3 genoemde criteria voor elke overdracht zijn toegepast. 5. In een reserve opgenomen kredieten en de kredieten voor personeelsuitgaven kunnen niet worden overgedragen. Artikel 9 Op 31 december niet-gebruikte ontvangsten en beschikbare kredieten uit hoofde van in artikel 17 bedoelde bestemmingsontvangsten worden van rechtswege overgedragen. Bestemmingsontvangsten moeten als eerste worden gebruikt. Artikel 10 Kredieten die in de jaren na het begrotingsjaar waarvoor deze kredieten in de begroting werden opgenomen, vrijkomen wegens het onvolledig of in het geheel niet uitvoeren van de acties waarvoor de kredieten bestemd waren, komen te vervallen. Bedragen die ten onrechte werden betaald, moeten worden teruggevorderd, behoudens het bepaalde in titel II van deel II. Artikel 11 De kredieten die in de begroting zijn opgenomen, kunnen met ingang van 1 januari worden vastgelegd zodra de begroting definitief is vastgesteld, behoudens de in titel I en titel VII van deel II genoemde afwijkingen. Artikel 12 1. Indien de begroting aan het begin van het begrotingsjaar niet definitief is vastgesteld, zijn artikel 273 van het EG-Verdrag, artikel 78 ter van het EGKS-Verdrag en artikel 178 van het Euratom-Verdrag van toepassing op de vastleggingen en betalingen ter zake van uitgaven die in beginsel in de laatste op regelmatige wijze vastgestelde begroting zijn aanvaard. Een uitgave wordt geacht in beginsel in de laatste op regelmatige wijze vastgestelde begroting te zijn aanvaard, indien de aanwijzing ervan op een specifiek begrotingsonderdeel voor dat begrotingsjaar mogelijk was geweest. 2. Vastleggingen kunnen per hoofdstuk worden verricht tot maximaal een vierde van de totale kredieten van het betrokken hoofdstuk in het voorafgaande begrotingsjaar, verhoogd met één twaalfde per verstreken maand, rekening houdend met de verrichte overschrijvingen. Het maximum van de in de ontwerp-begroting, of bij gebreke daarvan, in het voorontwerp van begroting opgenomen kredieten mag niet worden overschreden. De in titel I van deel II bedoelde samenvattende voorlopige betalingsverplichtingen van het EOGFL, afdeling Garantie, worden voor de toepassing van de eerste alinea beschouwd als vastleggingen. 3. Betalingen kunnen maandelijks per hoofdstuk worden verricht tot maximaal een twaalfde van de totale kredieten van het betrokken hoofdstuk in het voorafgaande begrotingsjaar, rekening houdend met de verrichte overschrijvingen. De in de eerste alinea bedoelde maatregel mag niet tot gevolg hebben dat de Commissie maandelijks meer dan een twaalfde van de in de ontwerp-begroting, of bij gebreke daarvan, in het voorontwerp van begroting opgenomen kredieten ter beschikking wordt gesteld. 4. Indien de continuïteit van het optreden van de Gemeenschappen en de eisen van beheer zulks noodzakelijk maken: -a) kan de Raad voor uitgaven die verplicht uit de Verdragen of de ter uitvoering daarvan vastgestelde besluiten voortvloeien, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, op verzoek van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, zowel voor de vastleggingen als voor de betalingen twee of meer voorlopige twaalfden tegelijk toestaan, boven die welke automatisch beschikbaar komen ingevolge lid 2; -b) zijn op andere uitgaven dan die welke verplicht uit de Verdragen of de ter uitvoering daarvan vastgestelde besluiten voortvloeien, artikel 273, derde alinea, van het EG-Verdrag, artikel 78 ter, lid 2, tweede alinea, van het EGKS-Verdrag en artikel 178, derde alinea, van het Euratom-Verdrag van toepassing. De bijkomende twaalfden worden als een geheel toegestaan. Het voor ieder hoofdstuk krachtens het stelsel van twaalfden toegestane jaarlijkse bedrag mag niet groter zijn dan het bedrag van het hoofdstuk in de begroting van het voorafgaande begrotingsjaar, met inbegrip van de overschrijvingen, en evenmin groter dan het bedrag van het hoofdstuk in de ontwerp-begroting, of bij gebreke daarvan, het voorontwerp van begroting. 5. Indien voor een bepaald hoofdstuk twee of meer overeenkomstig lid 3 toegestane voorlopige twaalfden niet toereikend zijn om een breuk in de continuïteit van het optreden van de Gemeenschappen op het betrokken gebied te voorkomen, kan bij wijze van uitzondering een overschrijding van het in lid 4, derde alinea, bedoelde bedrag worden toegestaan volgens de in datzelfde lid, eerste alinea bedoelde procedures. In dat geval mag het totale bedrag van de in de begroting van het voorafgaande begrotingsjaar opgenomen kredieten niet worden overschreden. Hoofdstuk 3 Evenwichtsbeginsel Artikel 13 1. De begroting moet wat ontvangsten en betalingskredieten betreft in evenwicht zijn. 2. De Gemeenschappen mogen geen leningen aangaan om een begrotingstekort te dekken. Zij zijn evenwel gemachtigd leningen aan te gaan om materiële vaste activa te financieren. Artikel 14 Het saldo van elk begrotingsjaar wordt, naargelang het een overschot of een tekort betreft, in de begroting van het volgende begrotingsjaar als ontvangst of als betalingskrediet opgenomen. De ramingen van deze ontvangsten of betalingskredieten worden tijdens de begrotingsprocedure in de begroting opgenomen, in voorkomend geval, door middel van de procedure van de nota van wijzigingen die wordt ingediend overeenkomstig artikel 31. Zij worden vastgesteld overeenkomstig de verordening van de Raad houdende toepassing van het besluit betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen. Na de indiening van de rekeningen van het begrotingsjaar wordt het verschil ten opzichte van de ramingen door middel van een gewijzigde begroting in de begroting van het volgende begrotingsjaar opgenomen. Hoofdstuk 4 Rekeneenheidsbeginsel Artikel 15 De begroting luidt in euro. Hoofdstuk 5 Universaliteitsbeginsel Artikel 16 1. De gezamenlijke ontvangsten dienen ter dekking van de gezamenlijke betalingskredieten, behoudens het bepaalde in artikel 17. 2. De ontvangsten en de uitgaven mogen niet met elkaar worden gecompenseerd, behoudens het bepaalde in artikel 18. Artikel 17 1. De ontvangsten die onder de volgende in deze verordening genoemde categorieën vallen, behouden hun bestemming: a) de financiële bijdragen van de lidstaten voor bepaalde onderzoekprogramma's ingevolge het besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen; b) de rente op deposito's en de boeten bedoeld in de verordening over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten; c) de ontvangsten die voor een bepaald doel ter beschikking zijn gesteld, zoals inkomsten van stichtingsvermogens, subsidies, giften en legaten; d) de deelnemingen van derde landen of diverse instellingen aan activiteiten van de Gemeenschappen; e) ontvangsten afkomstig van derden wegens op hun verzoek verrichte leveringen, diensten en werkzaamheden; f) terugbetalingen van onverschuldigd betaalde bedragen; g) de opbrengst van leveringen, diensten en werken ten behoeve van andere Instellingen of organen, met inbegrip van vergoedingen voor dienstreizen betaald voor rekening van en terugbetaald door andere Instellingen of organen; h) ontvangen verzekeringsuitkeringen; i) ontvangsten uit huurvergoedingen; j) opbrengsten van de verkoop van publicaties en films, eventueel op elektronische drager; Ontvangsten die moeten worden besteed overeenkomstig de toepasselijke rechtsgrondslag behouden eveneens hun bestemming. De begroting voorziet in een structuur voor de opname van de in de eerste en de tweede alinea bedoelde categorieën ontvangsten, alsmede, voor zover mogelijk, in een raming. 2. De Commissie kan alle schenkingen ten gunste van de Gemeenschappen, zoals stichtingsvermogens, subsidies, giften en legaten, aanvaarden. Voor het aanvaarden van schenkingen die enigerlei lasten kunnen meebrengen, is de goedkeuring vereist van het Europees Parlement en de Raad, die zich binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek van de Commissie uitspreken. Indien binnen deze termijn geen bezwaar kenbaar is gemaakt, neemt de Commissie een definitieve beslissing over de aanvaarding. Artikel 18 1. In de uitvoeringsvoorschriften bij de verordening, hierna "uitvoeringsvoorschriften" genoemd, kunnen de gevallen worden vastgesteld waarin bepaalde ontvangsten in mindering mogen worden gebracht op het bedrag van de rekeningen of betalingsverzoeken, in welk geval de betalingsopdracht voor het nettobedrag wordt gegeven. 2. De prijzen van aan de Gemeenschappen geleverde goederen en diensten waarin belastingen zijn begrepen die door de lidstaten op grond van het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen worden terugbetaald, worden voor het nettobedrag in de begroting opgenomen. 3. De tijdens de uitvoering van de begroting geregistreerde koersverschillen mogen met elkaar worden verrekend. Het positieve of negatieve resultaat wordt opgenomen in het saldo van het begrotingsjaar. Hoofdstuk 6 Specialiteitsbeginsel Artikel 19 De kredieten worden gespecificeerd per titel en hoofdstuk; de hoofdstukken worden onderverdeeld in artikelen en posten. Artikel 20 1. Behoudens de voor de Commissie vastgestelde regeling, kan iedere Instelling binnen haar afdeling van de begroting de begrotingsautoriteit overschrijvingen van de ene titel naar de andere voorstellen. Voorstellen van andere Instellingen voor overschrijvingen van de ene titel naar de andere worden door de Commissie ter goedkeuring aan de begrotingsautoriteit voorgelegd. Bij deze voorstellen kan de Commissie haar advies voegen. 2. Behoudens de voor de Commissie vastgestelde regeling, kan iedere Instelling binnen haar afdeling van de begroting overschrijvingen verrichten van het ene hoofdstuk naar het andere en van het ene artikel naar het andere. De Instellingen stellen de begrotingsautoriteit en de Commissie in kennis van de overschrijvingen die zij hebben uitgevoerd. Artikel 21 1. De Commissie kan in haar afdeling van de begroting: a) in ieder hoofdstuk kredieten overschrijven van het ene artikel naar het andere; b) wat de personeelskosten en huishoudelijke uitgaven betreft, kredieten overschrijven van de ene titel naar de andere, voor zover het gaat om kredieten met dezelfde omschrijving; c) wat de beleidsuitgaven betreft, kredieten overschrijven van het ene hoofdstuk naar het andere binnen eenzelfde titel tot maximaal 10% van de oorspronkelijke kredieten van het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven. De Commissie stelt de begrotingsautoriteit in kennis van de overschrijvingen die zij overeenkomstig de eerste alinea, onder b) en c), heeft uitgevoerd. 2. De Commissie kan binnen haar afdeling van de begroting andere dan de in lid 1 bedoelde kredietoverschrijvingen voorstellen aan de begrotingsautoriteit. Artikel 22 1. De begrotingsautoriteit beslist op de in de leden 2 en 3 beschreven wijze over de kredietoverschrijvingen, behoudens de afwijkingen genoemd in titel I van deel II: 2. Ter zake van voorstellen tot kredietoverschrijving met betrekking tot uitgaven die verplicht uit de Verdragen of de ter uitvoering daarvan vastgestelde besluiten voortvloeien, neemt de Raad, behalve in dringende gevallen, binnen een termijn van zes weken een besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement. Het Europees Parlement brengt tijdig advies uit opdat de Raad binnen de genoemde termijn hiervan kennis kan nemen en een besluit kan nemen. Indien de Raad binnen deze termijn geen besluit neemt, worden deze voorstellen tot overschrijving geacht te zijn goedgekeurd; 3. Ter zake van voorstellen tot overschrijving met betrekking tot andere uitgaven dan die welke verplicht uit de Verdragen of de ter uitvoering daarvan vastgestelde besluiten voortvloeien, neemt het Europees Parlement, behalve in dringende gevallen, binnen een termijn van zes weken een besluit, na raadpleging van de Raad. De Raad brengt tijdig, bij gekwalificeerde meerderheid, advies uit opdat het Europees Parlement binnen de genoemde termijn hiervan kennis kan nemen en een besluit kan nemen. Indien binnen deze termijn geen besluit wordt genomen, worden deze voorstellen tot overschrijving geacht te zijn goedgekeurd; 4. Voorstellen tot overschrijving betreffende zowel uitgaven die verplicht uit de Verdragen of de ter uitvoering daarvan vastgestelde besluiten voortvloeien als andere uitgaven, worden geacht te zijn goedgekeurd wanneer noch het Europees Parlement noch de Raad binnen zes weken na ontvangst van de voorstellen anders hebben besloten. Wanneer het Europees Parlement en de Raad het bedrag van een dergelijk voorstel tot overschrijving op verschillende wijzen verminderen, wordt het laagste bedrag dat door een van beide Instellingen is aanvaard, geacht te zijn goedgekeurd. Indien een van beide Instellingen de overschrijving principieel afwijst, kan geen overschrijving plaatsvinden. Artikel 23 1. Slechts de begrotingsonderdelen waarvoor in de begroting een krediet is toegestaan of die pro memorie (p.m.) zijn vermeld, kunnen door middel van overschrijvingen van krediet worden voorzien. 2. Bestemmingsontvangsten kunnen slechts worden overgeschreven voor zover zij hun bestemming behouden. Artikel 24 1. Op overschrijvingen binnen de titels van de begroting die betrekking hebben op de kredieten van het EOGFL, afdeling Garantie, de Structuurfondsen en onderzoek zijn de bijzondere bepalingen van de titels I, II en III van het tweede deel van toepassing. 2. Overschrijvingen die het gebruik van de reserve voor leningen en garanties op leningen van de Gemeenschappen ten behoeve van derde landen en van de reserve voor spoedhulp mogelijk moeten maken, worden door de begrotingsautoriteit goedgekeurd op voorstel van de Commissie. De in artikel 22 geregelde procedure is van toepassing. Indien het Europees Parlement en de Raad geen akkoord kunnen bereiken over een van het voorstel van de Commissie afwijkend bedrag of indien zij geen besluit nemen, wordt het overschrijvingsvoorstel van de Commissie geacht te zijn goedgekeurd. Hoofdstuk 7 Beginsel van goed financieel beheer Artikel 25 1. De begrotingskredieten worden aangewend volgens het beginsel van goed financieel beheer, dat zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid inhoudt. 2. Er worden doelstellingen vastgesteld die door middel van meetbare indicatoren te verifiëren zijn, en er wordt toegezien op de verwezenlijking ervan. 3. Om het beginsel van goed financieel beheer toe te passen, voeren de Instellingen regelmatig evaluaties van de acties uit. Artikel 26 Tijdens de begrotingsprocedure verstrekt de Commissie de benodigde gegevens voor een vergelijking tussen de ontwikkeling van de kredietbehoeften en de oorspronkelijke ramingen in het financiële memorandum bij elk aan de wetgevende autoriteit voorgelegd voorstel dat gevolgen kan hebben voor de begroting. Hoofdstuk 8 Doorzichtigheidsbeginsel Artikel 27 1. De begroting wordt opgesteld, uitgevoerd en aan rekening en verantwoording onderworpen met inachtneming van het doorzichtigheidsbeginsel. 2. De begroting en de gewijzigde begrotingen worden in hun definitief vastgestelde vorm op initiatief van de voorzitter van het Europees Parlement in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt. Deze bekendmaking geschiedt binnen twee maanden na de datum van constatering van de definitieve vaststelling van de begroting. 3. De geconsolideerde jaarrekening en balans worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Artikel 28 1. De door de Gemeenschappen opgenomen en verstrekte leningen worden ter informatie vermeld in een bijlage van de begroting. 2. De verrichtingen van het Garantiefonds voor externe maatregelen worden ter informatie vermeld in de jaarrekening en balans. Titel II Opstelling en structuur van de begroting Hoofdstuk 1 Opstelling van de begroting Artikel 29 Het Europees Parlement, de Raad, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, de Rekenkamer, het Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de Ombudsman stellen een raming op van hun ontvangsten en uitgaven, die zij vóór 1 juli van elk jaar aan de Commissie toezenden. De ramingen worden vóór 1 juli van elk jaar ter informatie toegezonden aan de begrotingsautoriteit. Artikel 30 1. De Commissie legt de Raad uiterlijk op 1 september van elk jaar een voorontwerp van begroting voor. Het voorontwerp van begroting wordt terzelfder tijd aan het Europees Parlement toegezonden. Het voorontwerp van begroting bevat een algemene staat van de ontvangen van de Gemeenschappen en de in artikel 29 bedoelde ramingen. 2. Bij het voorontwerp van begroting voegt de Commissie: a) de analyse van het financieel beheer van het afgelopen jaar en de voorlopige geconsolideerde balans voor datzelfde begrotingsjaar, bedoeld in artikel 115; b) een advies over de ramingen van de overige Instellingen. Dit advies mag met redenen omklede afwijkende ramingen inhouden; c) ieder nuttig geacht werkdocument over het personeelsbestand van de Instellingen en de subsidies die zij toekennen. 3. De Commissie stelt de algemene inleiding bij het voorontwerp van begroting op. 4. Elke afdeling van het voorontwerp van begroting wordt voorafgegaan door een inleiding, opgesteld door de betrokken Instelling. Artikel 31 1. De Commissie kan, eigener beweging of op verzoek van de overige Instellingen met betrekking tot hun respectieve afdeling, bij de Raad een nota van wijzigingen indienen waarmee het voorontwerp van begroting wordt gewijzigd op grond van nieuwe gegevens die ten tijde van de opstelling van het voorontwerp niet bekend waren. 2. Tenzij anders tussen de Instellingen wordt overeengekomen en behoudens uitzonderlijke omstandigheden dient de Commissie de nota van wijzigingen ten minste 30 dagen vóór de eerste lezing van het ontwerp van begroting door het Europees Parlement bij de Raad in. De Raad legt de nota van wijzigingen ten minste 15 dagen vóór de genoemde eerste lezing aan het Europees Parlement voor. Artikel 32 1. De Raad stelt de ontwerpbegroting op volgens de procedure van artikel 272 van het EG-Verdrag, artikel 78 van het EGKS-Verdrag en artikel 177 van het Euratom-Verdrag. 2. De Raad dient de ontwerpbegroting uiterlijk op 5 oktober van elk jaar bij het Europees Parlement in. Hij voegt er een memorie van toelichting aan toe, waarin in voorkomend geval de redenen worden uiteengezet waarom hij van het voorontwerp van begroting is afgeweken. Artikel 33 1. De voorzitter van het Europees Parlement constateert volgens de procedure van artikel 272 van het EG-Verdrag, artikel 78 van het EGKS-Verdrag en artikel 177 van het Euratom-Verdrag dat de begroting definitief is vastgesteld. 2. De definitieve vaststelling van de begroting brengt met ingang van 1 januari van het volgende begrotingsjaar of met ingang van de datum van constatering van de vaststelling indien deze na 1 januari valt, voor elke lidstaat de verplichting mee de Gemeenschappen de verschuldigde bedragen ter beschikking te stellen op de wijze bepaald in de verordening van de Raad houdende toepassing van het besluit betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen. Artikel 34 1. De Commissie kan, indien nodig, voorontwerpen van gewijzigde begroting indienen. Voorontwerpen van gewijzigde begroting van andere Instellingen dan de Commissie worden aan de Commissie toegezonden. 2 De Commissie dient alle voorontwerpen van gewijzigde begroting uiterlijk op 1 september van elk jaar bij de Raad in, behoudens uitzonderlijke omstandigheden. Zij kan bij de door andere Instellingen ingediende voorontwerpen van gewijzigde begroting een afwijkend advies voegen. 3. De begrotingsautoriteit beraadslaagt met inachtneming van de vereiste spoed. 4. Wanneer de Raad na ontvangst van een voorontwerp van gewijzigde begroting van oordeel is dat er geen aanleiding is om een ontwerp van gewijzigde begroting op te stellen, bepaalt hij zijn standpunt na een gedachtewisseling met het Europees Parlement. Artikel 35 De artikelen 32 en 33 zijn, behalve wat het tijdschema betreft, van toepassing op de gewijzigde begrotingen. Deze worden gemotiveerd door verwijzing naar de begroting waarvan zij de ramingen wijzigen. Artikel 36 De Commissie en de begrotingsautoriteit kunnen overeenkomen bepaalde data voor de indiening van de ramingen en voor de aanneming en de indiening van het voorontwerp en het ontwerp van begroting te vervroegen, zonder dat dit tot gevolg mag hebben dat de perioden voor de behandeling van deze teksten, als bedoeld in artikel 272 van het EG-Verdrag, artikel 78 van het EGKS-Verdrag en artikel 177 van het Euratom-Verdrag worden verkort of verlengd. Hoofdstuk 2 Structuur en inrichting van de begroting Artikel 37 De begroting omvat: a) een algemene staat van ontvangsten, b) afdelingen, verdeeld in staten van ontvangsten en van uitgaven van elke Instelling. Artikel 38 1. De ontvangsten van de Commissie en de ontvangsten en uitgaven van de overige Instellingen worden door de begrotingsautoriteit ingedeeld in titels, hoofdstukken, artikelen en posten al naar hun aard of bestemming. 2. De staat van uitgaven van de afdeling van de Commissie wordt ingericht volgens de door de begrotingsautoriteit vastgestelde nomenclatuur met een indeling naar bestemming. Een titel komt overeen met een beleidsterrein en een hoofdstuk als regel met een activiteit. Binnen een zelfde titel worden de administratieve kredieten samengebracht in één hoofdstuk. Artikel 39 De begroting mag geen negatieve ontvangsten of uitgaven bevatten. De op grond van het besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen geïnde eigen middelen worden in de staat van ontvangsten van de begroting als nettobedrag vermeld. Artikel 40 1. Iedere afdeling van de begroting kan een titel "voorzieningen" bevatten. De kredieten worden in de volgende twee situaties in deze titel opgenomen: a) ontbreken van een rechtsgrondslag voor de betrokken actie op het tijdstip van opstelling van de begroting, b) onzekerheid over de toereikendheid of de noodzakelijkheid van de kredieten op de begrotingsonderdelen voor beleidsuitgaven. De kredieten van deze titel kunnen alleen door middel van overschrijving volgens de procedure van de artikelen 20, 21 en 22 worden gebruikt. 2. In geval van ernstige uitvoeringsmoeilijkheden kan de Commissie tijdens het begrotingsjaar kredieten overschrijven naar de titel "voorzieningen". Artikel 41 De afdeling van de Commissie mag een "negatieve reserve" bevatten van ten hoogste 200 miljoen euro. Deze reserve, die in een aparte titel wordt opgenomen, kan zowel op vastleggingskredieten als op betalingskredieten betrekking hebben. Deze reserve moet vóór het einde van het begrotingsjaar worden gebruikt door middel van overschrijving volgens de procedure van de artikelen 20, 21 en 22. Artikel 42 1. De begroting bevat in de afdeling van de Commissie de volgende twee reserves: a) een reserve voor spoedhulp aan derde landen, b) een reserve voor leningen en garanties op leningen van de Gemeenschappen voor operaties ten behoeve van derde landen. 2. De voorwaarden voor opvoering, gebruik en financiering van de in lid 1, onder a) en b) bedoelde reserves zijn vastgesteld bij respectievelijk de beschikking van de Raad betreffende de begrotingsdiscipline en de verordening van de Raad houdende toepassing van het besluit betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen: Artikel 43 In de begroting worden opgenomen: 1) in de algemene staat van ontvangsten: a) de ramingen van de ontvangsten van de Gemeenschappen voor het betrokken begrotingsjaar, b) de ontvangsten van het vorige begrotingsjaar, c) een passende toelichting bij elk onderdeel; 2) in de afdeling van elke Instelling: a) met betrekking tot de staat van ontvangsten: i) de verwachte ontvangsten van elke Instelling voor het betrokken begrotingsjaar, ii) de in de begroting van het vorige begrotingsjaar opgenomen ontvangsten en de vastgestelde ontvangsten van het laatste afgesloten begrotingsjaar, iii) een passende toelichting bij elke ontvangstenpost; b) met betrekking tot de staat van uitgaven: i) de voor het betrokken begrotingsjaar en het vorige begrotingsjaar uitgetrokken kredieten, alsmede de werkelijke uitgaven van het laatste afgesloten begrotingsjaar, verdeeld in vastleggingen en betalingen, ii) een passende toelichting bij elk onderdeel; 3) met betrekking tot het personeelsbestand: a) een personeelsformatie waarin, voor elke afdeling van de begroting, per rang in elke categorie en in elke groep, het aantal binnen de grenzen van de begrotingskredieten toegestane vaste en tijdelijke ambten, is vastgesteld; b) een personeelsformatie voor de personeelsleden die worden bezoldigd uit de kredieten voor onderzoek en technologische ontwikkeling, onderverdeeld naar categorie en naar rang en met onderscheid tussen vaste en niet-vaste ambten, waarvoor de uitgaven zijn toegestaan binnen de grenzen van de begrotingskredieten; c) de onderverdeling van het wetenschappelijk en technisch personeel kan onder de bij elke begroting vastgestelde voorwaarden volgens groepen van rangen worden aangegeven. In de personeelsformatie wordt het aantal wetenschappelijk of technisch hoog gekwalificeerde personeelsleden vermeld aan wie bijzondere voordelen worden toegekend in de specifieke bepalingen van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, hierna "het Statuut" genoemd; d) een personeelsformatie waarin voor elk door de Gemeenschappen opgericht orgaan het aantal ambten per rang en categorie wordt vermeld. In de personeelsformaties wordt naast het aantal voor het begrotingsjaar toegestane ambten het aantal ambten vermeld dat voor het vorige begrotingsjaar was toegestaan; 4) met betrekking tot de opgenomen en verstrekte leningen: a) in de algemene staat van ontvangsten, de met deze verrichtingen overeenkomende begrotingsonderdelen die dienen voor het boeken van de eventuele aflossingen door begunstigden die aanvankelijk in gebreke waren gebleven, zodat de "honoreringsgarantie" moest worden toegepast. Deze begrotingsonderdelen worden van de vermelding "pro memorie" (p.m.) en van de passende toelichtingen voorzien; b) in de afdeling van de Commissie: i) de begrotingsonderdelen betreffende de "honoreringsgarantie" van de Gemeenschappen voor deze verrichtingen. Zij worden van de vermelding "pro memorie" (p.m.) voorzien zolang uit dien hoofde geen daadwerkelijke last is gebleken die uit de definitieve middelen moet worden gedekt; ii) toelichtingen met verwijzing naar de rechtsgrondslag en vermelding van het bedrag van de overwogen verrichtingen, de duur ervan en de financiële waarborg die de Gemeenschappen voor de afwikkeling van deze verrichtingen op zich nemen; c) in een bijlage bij de afdeling van de Commissie, ter indicatie: i) de lopende kapitaalverrichtingen en het lopende beheer van de schulden, ii) de kapitaalverrichtingen en het beheer van de schulden voor het betrokken begrotingsjaar; 5) de begrotingsonderdelen betreffende ontvangsten en uitgaven die nodig zijn voor het gebruik van de reserve voor leningen en garanties op leningen van de Gemeenschappen ten behoeve van derde landen en voor de inschakeling van het Garantiefonds. Artikel 44 1. De personeelsformatie vormt voor iedere Instelling een strikt maximum; boven dit maximum mag geen enkele aanstelling worden verricht. Iedere Instelling mag evenwel tot maximaal 10% en binnen de grenzen van de begrotingskredieten en het totale aantal toegestane ambten elke tabel van haar personeelsformatie wijzigen, behalve voor de rangen A1 en A2. 2. In afwijking van lid 1, eerste alinea, kunnen de gevallen van arbeid in deeltijd waarvoor het tot aanstelling bevoegde gezag overeenkomstig de bepalingen van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen toestemming heeft verleend, worden gecompenseerd. Titel III Uitvoering van de begroting Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 45 1. De Commissie voert de begroting ten aanzien van zowel ontvangsten als uitgaven uit overeenkomstig dit reglement, onder haar eigen verantwoordelijkheid en binnen de grenzen van de toegekende kredieten. 2. De lidstaten werken met de Commissie samen om te verzekeren dat de kredieten worden besteed volgens het beginsel van goed financieel beheer. Artikel 46 1. De in de begroting opgenomen kredieten kunnen eerst voor een communautaire actie worden besteed nadat een basisbesluit is vastgesteld. 2. De volgende kredieten mogen zonder basisbesluit worden besteed, voor zover de gefinancierde acties onder de verantwoordelijkheid van de Gemeenschappen vallen: a) kredieten voor proefprojecten van experimentele aard om de haalbaarheid en het nut van een actie te bepalen; b) kredieten voor voorbereidende acties om voorstellen voor te bereiden met het oog op de vaststelling van toekomstige communautaire acties; c) kredieten voor acties van incidentele en ook permanente aard die de Commissie uitvoert op grond van de taken die voortvloeien uit haar prerogatieven op institutioneel vlak, anders dan haar initiatiefrecht inzake wetgeving, en op grond van de bijzondere bevoegdheden die haar rechtstreeks door de Verdragen zijn toegekend; d) kredieten die bestemd zijn voor de werking van elke Instelling uit hoofde van haar administratieve autonomie. Artikel 47 De Commissie kent aan de overige Instellingen de voor de uitvoering van hun afdeling van de begroting benodigde bevoegdheden toe. Artikel 48 De Commissie en elk van de overige Instellingen kunnen hun bevoegdheden tot uitvoering van de begroting binnen hun diensten delegeren onder de in hun interne voorschriften bepaalde voorwaarden en binnen de grenzen die zij in de akte van delegatie vaststellen. De delegatieverkrijgers kunnen slechts handelen binnen de grenzen van de hun uitdrukkelijk verleende bevoegdheden. Artikel 49 Elke handeling tot uitvoering van de begroting die tot een belangenconflict kan leiden tussen de delegatiegever, de delegatieverkrijger en de derde die ontvangsten verstrekt dan wel uitgaven ontvangt, is verboden. Hoofdstuk 2 Wijze van uitvoering Artikel 50 1. De Commissie voert de begroting op gecentraliseerde wijze of onder gedeeld of gedecentraliseerd beheer uit. 2. Wanneer de Commissie de begroting op gecentraliseerde wijze uitvoert, worden de uitvoeringshandelingen hetzij rechtstreeks door de Commissie binnen haar diensten, hetzij door uitvoeringsorganen of nationale, communautaire of internationale publiekrechtelijke instellingen verricht. 3. Wanneer de Commissie de begroting onder gedeeld of gedecentraliseerd beheer uitvoert, worden de handelingen tot uitvoering van de begroting overeenkomstig het bepaalde in de titels I en II van deel II aan de lidstaten, dan wel overeenkomstig het bepaalde in titel IV van deel II aan derde landen opgedragen. In dit geval past de Commissie volgens specifieke bepalingen passende procedures voor de goedkeuring van de rekeningen en financiële correctiemechanismen toe, om zich ervan te vergewissen dat de middelen overeenkomstig de toepasselijke voorschriften worden gebruikt. Artikel 51 1. De Commissie mag de uitvoeringsbevoegdheden die zij krachtens de Verdragen bezit niet delegeren wanneer zij een ruime beoordelingsmarge inhouden die door politieke keuzen kan worden bepaald. 2. Binnen deze beperkingen mag de Commissie overheidstaken en met name handelingen tot uitvoering van de begroting delegeren aan uitvoeringsorganen naar communautair of internationaal recht, hierna "uitvoeringsorganen" genoemd, of aan andere externe organen naar nationaal recht, zijnde een publiekrechtelijke instelling dan wel een orgaan belast met een openbare dienstverleningstaak onder staatsgarantie. Artikel 52 De uitvoeringsorganen zijn eenheden waaraan voor rekening en onder verantwoordelijkheid van de Commissie de uitvoering van een communautair programma of project geheel of gedeeltelijk kan worden opgedragen. De voorwaarden en de modaliteiten betreffende de oprichting en de werking van deze organen worden zodanig vastgesteld dat de Commissie de controle over de uitvoering en het toezicht op hun werking behoudt. Artikel 53 1. Besluiten inzake delegatie van bevoegdheden aan uitvoeringsorganen of aan andere externe organen naar nationaal recht, zijnde een publiekrechtelijke instelling dan wel een orgaan belast met een openbare dienstverleningstaak onder staatsgarantie, bevatten alle nodige bepalingen om de doorzichtigheid van de verrichte handelingen te garanderen en voorzien ten minste in: a) doorzichtige, niet-discriminerende en belangenconflicten uitsluitende procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten; b) een doelmatig systeem voor de interne controle van de beheerverrichtingen; c) een gescheiden boekhouding van deze verrichtingen en procedures voor afzonderlijke rekening en verantwoording om het gebruik van de communautaire middelen te rechtvaardigen; en d) een onafhankelijke externe controle. De Commissie kan erkennen dat de controle- en boekhoudsystemen en de aanbestedingsprocedures van de delegatieverkrijgers gelijkwaardig zijn met haar eigen regels, daarbij rekening houdend met de internationaal erkende normen. De Commissie zorgt bovendien voor periodiek toezicht, evaluatie en controle van de uitvoering van de gedelegeerde taken. Zij houdt rekening met de gelijkwaardigheid van de controlesystemen wanneer zij haar controles uitvoert. 2. Wanneer de betalingen van de Commissie aan deze publiekrechtelijke instellingen rentedragend zijn, worden voor deze rente op gestelde tijden, doch maximaal halfjaarlijks invorderingsopdrachten gegeven die in de staat van ontvangsten worden geboekt. Artikel 54 De Commissie mag de handelingen tot uitvoering van de begroting, te weten de vastlegging, de betaalbaarstelling, de betalingsopdracht en de invordering, niet aan privaatrechtelijke externe eenheden of organen opdragen, tenzij deze met een openbare dienstverleningstaak onder staatsgarantie zijn belast. De taken die contractueel aan andere privaatrechtelijke eenheden of organen dan die welke met een openbare dienstverleningstaak onder staatsgarantie zijn belast, kunnen worden opgedragen, zijn technische expertises en administratieve, voorbereidende of bijkomende taken die geen overheidstaak of de uitoefening van een discretionaire beoordelingsbevoegdheid inhouden. Hoofdstuk 3 Financiële actoren Afdeling 1 Beginsel van scheiding van functies Artikel 55 De functies van ordonnateur en rekenplichtige zijn gescheiden. Afdeling 2 Ordonnateur Artikel 56 1. Elke Instelling bepaalt in haar interne voorschriften aan welke personeelsleden van het gepaste niveau zij de functies van ordonnateur delegeert, alsook de omvang van de toegekende bevoegdheden en de mogelijkheid voor de delegatieverkrijgers om hun bevoegdheden verder te delegeren. 2. Delegatie of subdelegatie van de functies van ordonnateur wordt slechts toegestaan aan onder het Statuut vallende personeelsleden. 3. De delegatie of subdelegatie verkrijgende ordonnateurs kunnen slechts handelen binnen de in het delegatiebesluit gestelde grenzen. Artikel 57 1. De delegatie of subdelegatie verkrijgende ordonnateur is bij elke Instelling belast met de inning van de ontvangsten en de besteding van de kredieten overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer. 2. Voor de besteding van de kredieten verricht de delegatie of subdelegatie verkrijgende ordonnateur vastleggingen, betaalbaarstellingen en betalingsopdrachten. De besteding van de kredieten omvat tevens de planning daarvan en de uitvoering van de handelingen die nodig zijn voor de toekenning van de kredieten aan de derden voor wie de uitgaven zijn bestemd. 3. De inning van de ontvangsten behelst de opstelling van tegoedenramingen, de vaststelling van de te innen rechten en de verstrekking van invorderingsopdrachten. In voorkomend geval kan van het innen van een vastgestelde schuldvordering worden afgezien. 4. De delegatie verkrijgende ordonnateur stelt, overeenkomstig de door elke Instelling vastgestelde minimumnormen en rekening houdend met de risico's die verbonden zijn aan de beheeromstandigheden en de aard van de gefinancierde acties, de organisatorische structuur en de systemen en procedures voor follow-up en interne controle in die voor de uitvoering van zijn taken nodig zijn. 5. De delegatie verkrijgende ordonnateur legt voor zijn Instelling verantwoording af van de uitoefening van zijn functies, met inbegrip van de resultaten van zijn verrichtingen in het licht van de hem gestelde doelstellingen, de met deze verrichtingen verbonden risico's en het gebruik van de hem ter beschikking gestelde middelen. De delegatie verkrijgende ordonnateur legt daartoe aan de Instelling, de interne controleur en de rekenplichtige een jaarlijks activiteitenverslag voor, vergezeld van de rekeningen. Afdeling 3 Rekenplichtige Artikel 58 1. Elke Instelling stelt een rekenplichtige aan, die binnen elke Instelling wordt belast met: a) het opstellen en presenteren van de financiële staten bedoeld in titel VI; b) het vaststellen van de minimale boekhoudregels, alsmede de boekhoudsystemen die door de ordonnateurs worden gebruikt, en het valideren van deze systemen; c) de goede uitvoering van de betalingen, het beheer van de kasmiddelen, de inning van de ontvangsten en de invordering van de vastgestelde rechten. De rekenplichtige ontvangt van de ordonnateurs alle voor de toepassing van de eerste alinea benodigde gegevens. 2. Behoudens in deze verordening of enige andere sectorale verordening genoemde afwijkingen, is de rekenplichtige als enige bevoegd het beheer te voeren over de kasmiddelen en waardepapieren. Hij is verantwoordelijk voor de bewaring ervan. Afdeling 4 Beheerder van gelden ter goede rekening Artikel 59 Voor de betaling van uitgaven van een gering bedrag kan beheer van gelden ter goede rekening worden ingesteld, waarvoor de middelen worden verstrekt door de rekenplichtige van de Instelling en dat onder de verantwoordelijkheid valt van door de rekenplichtige van de Instelling aangewezen beheerders van gelden ter goede rekening. Hoofdstuk 4 Verantwoordelijkheid van de financiële actoren Afdeling 1 Algemene regels Artikel 60 Onverminderd eventuele tuchtrechtelijke maatregelen, kunnen de delegatie of subdelegatie verkrijgende ordonnateurs, de rekenplichtigen en de beheerders van gelden ter goede rekening door de autoriteit die hen heeft benoemd van hun functies worden ontheven. Artikel 61 De bepalingen van dit hoofdstuk doen niets af aan de eventuele strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de in artikel 60 genoemde personeelsleden krachtens het toepasselijke nationale recht en de geldende bepalingen aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen en de bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten zijn betrokken. Artikel 62 1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 63 en 64, is elke ordonnateur, rekenplichtige of beheerder van gelden ter goede rekening tuchtrechtelijk verantwoordelijk en geldelijk aansprakelijk onder de voorwaarden vastgesteld in het Statuut. 2. Wanneer een delegatie of subdelegatie verkrijgende ordonnateur van oordeel is dat een door hem uit te voeren besluit onregelmatig is of tegen het beginsel van goed financieel beheer indruist, deelt hij dat schriftelijk mede aan zijn hiërarchieke meerdere. Als de instructie schriftelijk wordt bevestigd, is hij van zijn verantwoordelijkheid ontslagen. 3. In geval van subdelegatie blijft de delegatie verkrijgende ordonnateur verantwoordelijk voor de doelmatigheid van de ingestelde controlesystemen en de keuze van de subdelegatie verkrijgende ordonnateur. Afdeling 2 Regels betreffende de rekenplichtigen en de beheerders van gelden ter goede rekening Artikel 63 Een rekenplichtige kan met name tuchtrechtelijk verantwoordelijk of geldelijk aansprakelijk worden gesteld voor de volgende feiten: a) middelen, waarden en documenten die hij onder zijn hoede heeft, verloren laten gaan of aantasten; b) bankrekeningen of postrekeningen wijzigen; c) invorderingen of betalingen verrichten die niet in overeenstemming zijn met de invorderings- of betalingsopdrachten. Artikel 64 1. Een beheerder van gelden ter goede rekening kan met name tuchtrechtelijk verantwoordelijk of geldelijk aansprakelijk worden gesteld voor de volgende feiten: a) middelen, waarden en documenten die hij onder zijn hoede heeft, verloren laten gaan of aantasten. b) verrichte betalingen niet met deugdelijke bewijsstukken kunnen verantwoorden; c) aan een ander dan de rechthebbende betalen; Hoofdstuk 5 Ontvangsten Afdeling 1 Beschikbaarstelling van de eigen middelen en de bijdragen Artikel 65 De ontvangsten gevormd door de eigen middelen bedoeld in het besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen worden als raming in euro in de begroting uitgedrukt. Zij worden beschikbaar gesteld overeenkomstig de verordening van de Raad tot uitvoering van het genoemde besluit. Afdeling 2 Raming van schuldvorderingen Artikel 66 1. Elke maatregel of situatie waardoor een schuldvordering van de Gemeenschappen ontstaat of wordt gewijzigd, dient te worden voorafgegaan door een schuldvorderingsraming van de ordonnateur. 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 wordt voor de eigen middelen bedoeld in het besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen die door de lidstaten op vaste vervaldagen worden afgedragen, geen schuldvorderingsraming opgesteld vóór de rechtstreekse beschikbaarstelling van de bedragen door de lidstaten aan de Commissie. Voor deze middelen geeft de ordonnateur een invorderingsopdracht af. Afdeling 3 Invorderingsopdracht Artikel 67 Elke als zeker, vaststaand en invorderbaar aangemerkte schuldvordering wordt vastgesteld door een invorderingsopdracht van de ordonnateur. De voorwaarden waaronder achterstandsrente aan de begroting verschuldigd is, worden nader aangegeven in de uitvoeringsvoorschriften. Afdeling 4 Invordering Artikel 68 1. De rekenplichtige neemt de door de ordonnateur naar behoren opgestelde invorderingsopdrachten in behandeling. Hij is gehouden zorg te dragen voor het innen van de ontvangsten van de Gemeenschappen en toe te zien op het behoud van de rechten van de Gemeenschappen. De rekenplichtige licht de ordonnateur in wanneer ontvangsten niet binnen de gestelde termijnen zijn geïnd. Hij leidt in voorkomend geval de invorderingsprocedure in. De rekenplichtige kan overgaan tot invordering door verrekening van de schuldvorderingen van de Gemeenschappen wanneer de debiteur zelf een zekere, vaststaande en invorderbare vordering op de Gemeenschappen heeft. 2. Wanneer de ordonnateur van het innen van een vastgestelde schuldvordering afziet, verifieert hij of het afzien van de schuldvordering regelmatig is en strookt met het beginsel van goed financieel beheer. Hij deelt zijn besluit mede aan de rekenplichtige, die het registreert. Het besluit moet op het niveau van de gedelegeerde ordonnateur worden gemotiveerd en vastgesteld. Deze legt twijfelgevallen voor besluit voor aan zijn hiërarchieke meerderen. Artikel 69 De ontvangsten uit boeten, dwangsommen en sancties, alsmede de rente hierover, worden niet definitief als begrotingsontvangsten geboekt zolang de desbetreffende beschikkingen door het Hof van Justitie nietig kunnen worden verklaard. De eerste alinea is niet van toepassing op de beschikkingen inzake goedkeuring van de rekeningen of financiële correcties. Hoofdstuk 6 Uitgaven Afdeling 1 Vastlegging Artikel 70 1. De vastlegging bestaat uit het aangaan van een begrotingsverplichting en een juridische verplichting. Het aangaan van de begrotingsverplichting is de handeling waarbij de kredieten worden gereserveerd die nodig zijn om de verbintenis ten laste van de begroting na te komen. Het aangaan van de juridische verplichting is de handeling waarbij de ordonnateur een verbintenis jegens derden doet ontstaan die leidt tot een uitgave ten laste van de begroting. De juridische verplichting en de begrotingsverplichting worden als regel door dezelfde persoon aangegaan. 2. Een globale begrotingsverplichting is een verplichting waarbij de eindbegunstigde niet individueel is aangegeven of die betrekking heeft op verschillende individuele verplichtingen. Een verplichting is voorlopig wanneer zij bestemd is ter dekking van lopende uitgaven van administratieve aard en het bedrag ervan niet definitief is vastgesteld. Een individuele begrotingsverplichting is een verplichting waarbij de eindbegunstigde individueel is aangegeven. 3. Begrotingsverplichtingen voor acties waarvan de tenuitvoerlegging zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, kunnen in tranches worden verdeeld wanneer het basisbesluit daarin voorziet. Wanneer de begrotingsverplichting over verschillende begrotingsjaren wordt verdeeld, wordt dit bij het aangaan van de juridische verplichting vermeld. Artikel 71 1. Voor elke handeling waardoor een uitgave ten laste van de begroting ontstaat, moet de ordonnateur eerst een begrotingsverplichting aangaan vooraleer een individuele juridische verplichting jegens derden wordt aangegaan. 2. Behoudens het bepaalde in titel IV van deel II, dekken de globale begrotingsverplichtingen de totale kosten van de betrokken individuele juridische verplichtingen tot 31 december van het jaar n + 1. Tijdens de in de eerste alinea bedoelde periode wordt elke individuele juridische verplichting door de ordonnateur in de begrotingsboekhouding geregistreerd ten laste van de globale verplichting. Na afloop van deze periode wordt het niet-gebruikte saldo van deze begrotingsverplichting door de ordonnateur vrijgemaakt. 3. De juridische verplichtingen die worden aangegaan voor acties waarvan de tenuitvoerlegging zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, alsook de desbetreffende begrotingsverplichtingen, dragen een uiterste uitvoeringsdatum. Artikel 72 Bij de opstelling van de stukken inzake begrotingsverplichtingen vergewist de ordonnateur zich van: a) de juistheid van de aanwijzing op de begroting; b) de beschikbaarheid van de kredieten; c) de regelmatigheid en de overeenstemming van de uitgave ten aanzien van de geldende bepalingen, in het bijzonder de begroting en de verordeningen, alsmede alle besluiten die ter uitvoering van de Verdragen en de verordeningen zijn genomen; d) de naleving van het beginsel van goed financieel beheer. Afdeling 2 Betaalbaarstelling Artikel 73 De betaalbaarstelling is de handeling waarbij de ordonnateur: a) het bestaan van de rechten van de schuldeiser verifieert, b) het bestaan en het bedrag van de schuldvordering vaststelt of verifieert, c) de opeisbaarheid van de schuldvordering verifieert. Afdeling 3 Betalingsopdracht Artikel 74 De betalingsopdracht is de handeling waarbij de ordonnateur de rekenplichtige opdraagt de betaling te verrichten voor een uitgave die door hem betaalbaar is gesteld. Artikel 75 1. De betalingsopdracht kan, overeenkomstig het basisbesluit of het contract bepalingen, betrekking hebben op een van de volgende verrichtingen: a) betaling van de totale verschuldigde bedragen waardoor de vastlegging in de begroting wordt afgesloten, b) voorfinanciering, c) een tussentijdse betaling, ter vergoeding van subsidiabele uitgaven, d) een door bewijsstukken gestaafde saldobetaling, die ten doel heeft de vastlegging af te sluiten en plaatsheeft binnen de in artikel 71, lid 3, bedoelde termijn. In de boekhouding wordt een onderscheid gemaakt tussen deze verschillende soorten betalingen. 2. Alleen voorfinancieringen brengen rente op zolang zij niet definitief aan de eindbegunstigden zijn overgemaakt, behalve wanneer zij ter beschikking van de administratieve instanties van de lidstaten zijn gesteld. Afdeling 4 Betaling van de uitgaven Artikel 76 Betaling van de uitgaven is de slothandeling die de Instelling van haar verbintenissen jegens haar schuldeisers ontslaat. Deze betalingen worden door de rekenplichtige binnen de grenzen van de beschikbare middelen verricht. Afdeling 5 Termijnen voor de uitgavenverrichtingen Artikel 77 De betaalbaarstelling, de verstrekking van betalingsopdrachten en de betaling van uitgaven dient binnen de in de uitvoeringsvoorschriften vastgestelde termijnen te geschieden. In deze uitvoeringsvoorschriften worden tevens de voorwaarden aangegeven waaronder crediteuren bij te late betaling achterstandsrente genieten ten laste van het begrotingsonderdeel dat de hoofdsom van de uitgaven draagt. Hoofdstuk 7 Gegevens over de uitvoering van de begroting Artikel 78 1. Eenmaal per maand zendt de Commissie het Europees Parlement en de Raad, zowel voor de ontvangsten als voor de uitgaven betreffende alle kredieten, per hoofdstuk samengevoegde kwantitatieve gegevens over de uitvoering van de begroting toe. Deze omvatten ook gegevens over het gebruik van de overgedragen kredieten. De kwantitatieve gegevens worden binnen tien werkdagen na het einde van elke maand toegezonden. 2. Driemaal per jaar, binnen dertig werkdagen na 31 mei, 31 augustus en 31 december, zendt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een verslag over de uitvoering van de begroting toe, dat zowel betrekking heeft op de ontvangsten als op de uitgaven, die naar hoofdstuk, artikel en post worden gespecificeerd. Dit verslag bevat ook gegevens over de besteding van de uit voorgaande begrotingsjaren overgedragen kredieten. 3. De kwantitatieve gegevens en het verslag worden tegelijkertijd aan de Rekenkamer toegezonden. Hoofdstuk 8 Computersystemen Artikel 79 Wanneer de ontvangsten en uitgaven met behulp van computersystemen worden beheerd, zijn de bepalingen van deze titel en van de hoofdstukken 2 en 3 van titel VI van het eerste deel van toepassing, met inachtneming van de mogelijkheden en eisen van geautomatiseerd beheer. Daartoe: a) verwijzen de computersystemen naar de bewijsstukken die betrekking hebben op de gegevens die erin zijn opgenomen; b) kunnen de handtekeningen door middel van een geautomatiseerde of elektronische procedure worden aangebracht. Hoofdstuk 9 Interne controleur Artikel 80 Elke Instelling stelt een interne controleur aan, die de Instelling volgens de ter zake doende internationale normen de verzekering moet geven van de goede werking van de systemen en de procedures voor de uitvoering van de begroting. De interne controleur kan noch ordonnateur noch rekenplichtige zijn. Artikel 81 1. De interne controleur staat zijn Instelling bij in het beheersen van de risico's door onafhankelijke adviezen uit te brengen over de kwaliteit van de beheer- en controlesystemen en aanbevelingen te formuleren ter verbetering van de uitvoeringsvoorwaarden van de verrichtingen en ter bevordering van een economisch oordeelkundig gebruik van de middelen van de Instelling Hij is belast met: a) het beoordelen van de toereikendheid en doeltreffendheid van de interne beheersystemen, alsmede de prestaties van de diensten bij de uitvoering van de beleidsmaatregelen, programma's en acties in relatie met de ermee verbonden risico's; en b) het beoordelen van de toereikendheid en kwaliteit van de interne controlesystemen die worden toegepast op de verrichtingen in verband met de uitvoering van de begroting. 2. De werkzaamheden van de interne controleur strekken zich uit tot alle activiteiten en diensten van de Instelling. Hij heeft volledige en onbeperkte toegang tot de ontvangsten- en de uitgavendossiers, indien nodig ter plaatse, ook in de lidstaten en derde landen. 3. De interne controleur brengt aan zijn Instelling verslag uit van zijn bevindingen en aanbevelingen. De Instelling zorgt voor de tenuitvoerlegging van de uit zijn controles voortvloeiende aanbevelingen. Artikel 82 Door de Instelling wordt een bijzondere regeling betreffende de interne controleur vastgesteld om de onafhankelijkheid van zijn functie te garanderen. De interne controleur is bij de uitoefening van zijn functies tuchtrechtelijk verantwoordelijk en geldelijk aansprakelijk onder de voorwaarden vastgesteld in het Statuut. Titel IV Plaatsing van overheidsopdrachten Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Afdeling 1 Toepassingsgebied Artikel 83 1. Overheidsopdrachten zijn overeenkomsten onder bezwarende titel die schriftelijk door een aanbestedende instantie in de zin van artikelen 97 en 153 worden gesloten om tegen een geheel of gedeeltelijk ten laste van de begroting komende prijs de levering van roerende of onroerende zaken, de uitvoering van werken of de verrichting van diensten te verkrijgen. Deze opdrachten kunnen betrekkingen hebben op: a) vastgoed, b) leveringen, c) de uitvoering van werken, d) dienstverlening. 2. Subsidies vallen niet onder deze titel. Artikel 84 1. Bij alle geheel of gedeeltelijk door de begroting gefinancierde overheidsopdrachten worden het doorzichtigheidsbeginsel, het evenredigheidsbeginsel, het beginsel van gelijke behandeling en het discriminatieverbod in acht genomen. 2. Elke procedure voor de plaatsing van een opdracht begint met een zo ruim mogelijke uitnodiging tot inschrijving, behalve in de limitatief in de uitvoeringsvoorschriften opgesomde gevallen. 3. De Instellingen behouden zich het recht voor de betaling voor opdrachten waarvan de plaatsingsprocedure naar hun mening gepaard is gegaan met fouten, onregelmatigheden of fraude, te allen tijde op te schorten, te weigeren of terug te vorderen. Afdeling 2 Bekendmaking Artikel 85 1 Alle opdrachten waarvan de waarde hoger is dan de in artikel 98 of artikel 153 bedoelde drempelwaarden, worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. 2. De bekendmaking bestaat uit een vooraankondiging, een aanbestedingsbericht en een gunningsbericht. Het aanbestedingsbericht kan slechts in de in artikel 87 genoemde gevallen achterwege blijven. Publicatie van het gunningsbericht kan achterwege blijven wanneer zulks aan de toepassing van de wetten in de weg zou staan, in strijd zou zijn met het openbaar belang, afbreuk zou doen aan gewettigde commerciële belangen van openbare of particuliere ondernemingen of een eerlijke concurrentie tussen de leveranciers of dienstverrichters onmogelijk zou maken. 3. Aan opdrachten waarvan de waarde lager is dan de in artikel 98 of artikel 153 bedoelde drempelwaarden wordt passende publiciteit gegeven. 4. Het voorwerp van de opdracht wordt duidelijk in de inschrijvingsdocumenten, waaronder het bestek, omschreven. Afdeling 3 Procedures voor het plaatsen van opdrachten Artikel 86 1. Bij het plaatsen van opdrachten door middel van een uitnodiging tot inschrijving kan één van de volgende procedures worden toegepast: a) de openbare procedure, b) de niet-openbare procedure, c) de prijsvraag, d) gunning door onderhandelingen. 2. Voor opdrachten waarvan de waarde hoger is dan de in artikel 98 of artikel 153 bedoelde drempelwaarden, kan een van de in lid 1, onder a), b) of c) genoemde procedures worden gevolgd, behoudens het bepaalde in artikel 87. 3. Voor opdrachten waarvan de waarde lager is dan de in artikel 98 of artikel 153 bedoelde drempelwaarden, kan de aanbestedende instantie behalve van de in lid 1 genoemde procedures gebruik maken van vereenvoudigde uitnodigingen tot inschrijving, waarbij de gegadigden die worden uitgenodigd om in te schrijven, worden geselecteerd op basis van objectieve criteria die echte mededinging mogelijk maken. Artikel 87 1. Het plaatsen van opdrachten via onderhandelingen zonder voorafgaande publicatie van een aanbestedingsbericht is slechts mogelijk in de in de uitvoeringsvoorschriften vastgestelde gevallen. 2. Na publicatie van een aanbestedingsbericht en selectie van de gegadigden volgens de gestelde criteria kan slechts in de in de uitvoeringsvoorschriften vastgestelde gevallen gebruik worden gemaakt van de procedure voor gunning door onderhandelingen. Afdeling 4 Uitsluiting Artikel 88 1. Van de gunning van een opdracht worden uitgesloten, gegadigden of inschrijvers die: a) in staat van faillissement, vereffening, akkoord of surséance van betaling verkeren of wier faillissement is aangevraagd of tegen wie een procedure van vereffening, akkoord of surséance van betaling loopt, dan wel die hun werkzaamheden hebben gestaakt of in een overeenkomstige toestand verkeren als gevolg van een soortgelijke procedure krachtens de nationale wet- en regelgeving; b) bij een rechterlijke beslissing met kracht van gewijsde zijn veroordeeld voor een delict dat hun beroepsmoraliteit in het gedrang brengt; c) in de uitoefening van hun beroep een ernstige fout hebben begaan, vastgesteld op elke grond die de aanbestedende instanties aannemelijk kunnen maken; d) niet hebben voldaan aan hun verplichtingen tot betaling van socialezekerheidsbijdragen of belastingen volgens de wetgeving van het land waar zij zijn gevestigd of van het land van de aanbestedende instantie dan wel van het land waar de opdracht moet worden uitgevoerd. 2. De gegadigden of inschrijvers moeten bewijzen dat zij niet in een van de in lid 1 genoemde situaties verkeren. Artikel 89 1. Voor de gunning van een opdracht komen niet in aanmerking gegadigden of inschrijvers die naar aanleiding van de aanbestedingsprocedure: a) in een belangenconflict verkeren; b) valse verklaringen hebben verstrekt in de door de aanbestedende instantie verlangde inlichtingen voor deelname aan de aanbesteding; c) hebben getracht vertrouwelijke informatie te verkrijgen, ongeoorloofde afspraken met concurrenten te maken, de aanbestedende instantie op enigerlei wijze te beïnvloeden of om te kopen. 2. Behalve in de in lid 1 bedoelde gevallen worden van de gunning van een opdracht uitgesloten gegadigden of inschrijvers ten aanzien van wie na de procedure voor de plaatsing van een andere opdracht of de procedure voor de toekenning van een subsidie uit de communautaire begroting een ernstige tekortkoming in de uitvoering is vastgesteld wegens niet-nakoming van hun contractuele verplichtingen. Artikel 90 Aan gegadigden of inschrijvers die ingevolge de artikelen 88 en 89 zijn uitgesloten, kunnen, na in de gelegenheid te zijn gesteld hun opmerkingen te maken, administratieve of financiële sancties worden opgelegd. Deze sancties kunnen erin bestaan dat de betaling van de lopende opdrachten wordt opgeschort of geannuleerd of dat de betrokken gegadigde of inschrijver gedurende een periode van maximaal vijf jaar van de door de communautaire begroting gefinancierde opdrachten wordt uitgesloten. Afdeling 5 Gunning Artikel 91 1. De selectiecriteria op grond waarvan de geschiktheid van de gegadigden of inschrijvers wordt beoordeeld en de gunningscriteria op grond waarvan de inhoud van de offertes wordt beoordeeld, worden vooraf in de inschrijvingsdocumenten gedefinieerd en gepreciseerd. 2. De opdracht kan op twee wijzen worden gegund: a) door automatische aanbesteding, in welk geval de opdracht wordt gegund aan degene die onder de deugdelijke en overeenkomstig de vraag ingediende offertes als laagste heeft ingeschreven; b) door gunning aan de economisch voordeligste inschrijving, in welk geval de opdracht wordt gegund aan de offerte die de beste prijs/kwaliteit-verhouding biedt. Afdeling 6 Indiening, opening en beoordeling van de offertes Artikel 92 1. De regels inzake de indiening van de offertes dienen de vertrouwelijkheid van de offertes te garanderen totdat zij gelijktijdig worden geopend. 2. Het openen van de inschrijvingen of offertes wordt, ongeacht de procedure voor de plaatsing van de opdracht, door een daartoe aangewezen openingscommissie verricht. Elke offerte of inschrijving die door deze commissie ondeugdelijk wordt verklaard, wordt verworpen. 3. Alle door de openingscommissie deugdelijk verklaarde inschrijvingen of offertes worden door een daartoe aangewezen comité beoordeeld op basis van de selectie- en gunningscriteria. Artikel 93 Zolang de procedure voor het plaatsen van opdrachten loopt, mogen de contacten tussen de aanbestedende instantie en de gegadigden of inschrijvers slechts plaatshebben onder voorwaarden die doorzichtigheid en een gelijke behandeling garanderen. Zij mogen niet leiden tot wijziging van de voorwaarden van de opdracht of van de aanvankelijke offerte. Artikel 94 De aanbestedende instantie deelt aan elke afgewezen gegadigde of inschrijver de redenen mede waarom zijn inschrijving of offerte niet in aanmerking werd genomen, en stelt elke inschrijver die een geldige offerte heeft ingediend in kennis van de kenmerken en relatieve voordelen van de geselecteerde offerte alsmede de naam van degene aan wie de opdracht werd gegund. Artikel 95 De aanbestedende instantie kan de procedure voor het plaatsen van de opdracht tot op het ogenblik van de ondertekening van het contract annuleren of van de opdracht afzien, zonder dat de gegadigden of inschrijvers aanspraak kunnen maken op een schadeloosstelling. Dit besluit moet worden gemotiveerd en ter kennis van de gegadigden of inschrijvers worden gebracht. Afdeling 7 Zekerheidstelling Artikel 96 Als garantie voor de uitvoering van de opdrachten kan de aanbestedende instantie van de aannemers of opdrachtnemers een voorafgaande zekerheidstelling verlangen. Hoofdstuk 2 Bepalingen betreffende de door de communautaire instellingen voor eigen rekening geplaatste opdrachten Artikel 97 De communautaire instellingen worden als aanbestedende instanties beschouwd wanneer zij voor eigen rekening opdrachten plaatsen. Artikel 98 Behoudens het bepaalde in titel III van deel II, zijn de in de richtlijnen van het Europees Parlement en de Raad betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en dienstverlening vastgestelde drempelwaarden en de termijnen van toepassing. Artikel 99 De deelneming aan de inschrijvingen staat onder gelijke voorwaarden open voor alle natuurlijke en rechtspersonen die binnen de werkingssfeer van de Verdragen vallen en voor alle natuurlijke en rechtspersonen van een derde land die een bijzondere overeenkomst heeft geratificeerd waardoor dit land met de Europese Gemeenschappen is verbonden op het gebied van de overheidsopdrachten, zulks onder de voorwaarden van deze overeenkomst. Artikel 100 Ingeval de in het kader van de Wereldhandelsorganisatie gesloten multilaterale overeenkomst inzake overheidsopdrachten van toepassing is, staan de opdrachten ook open voor onderdanen van de staten die deze overeenkomst hebben geratificeerd, zulks onder de voorwaarden van deze overeenkomst. Titel V Subsidies Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 101 1. Subsidies zijn rechtstreekse financiële bijdragen ten laste van de begroting, bij wijze van schenking verleend voor de financiering van: a) de werking van een orgaan dat een doelstelling van algemeen Europees belang of een in het kader van het beleid van de Europese Unie passende doelstelling nastreeft; of b) een actie die moet bijdragen tot de verwezenlijking van een in het kader van het beleid van de Europese Unie passende doelstelling. Subsidies zijn voorwerp van een schriftelijke overeenkomst. 2. De uitgaven voor het personeel van de Instellingen, leningen en deelnemingen, bij wijze van schadeloosstelling verrichte betalingen en overheidsopdrachten gelden niet als subsidies. Hoofdstuk 2 Beginselen voor de toekenning van subsidies Artikel 102 1. De toekenning van subsidies geschiedt met inachtneming van het doorzichtigheidsbeginsel, het beginsel van gelijke behandeling, het cumulatieverbod, het verbod van werking met terugwerkende kracht en het medefinancieringsbeginsel. 2. De subsidie mag niet tot doel of tot gevolg hebben dat zij de begunstigde winst oplevert. Artikel 103 1. Jaarlijks wordt een subsidieprogramma vastgesteld, waarin de rechtsgrondslag, de doelstellingen en de verwachte resultaten van de subsidies worden aangegeven. Deze programma's worden jaarlijks gepubliceerd en de tenuitvoerlegging ervan geschiedt door middel van publicatie van oproepen tot het indienen van voorstellen, tenzij het spoedeisend karakter en de aard van de actie of de kenmerken van de begunstigde zich daartoe niet lenen. 2. Jaarlijks wordt een overzicht gepubliceerd van alle in de loop van een begrotingsjaar toegekende subsidies. Artikel 104 1. Voor een zelfde actie kan slechts één subsidie ten gunste van een zelfde begunstigde worden toegekend. 2. Per begrotingsjaar kan aan een begunstigde slechts één subsidie voor exploitatiekosten worden toegekend. Artikel 105 1. Voor reeds begonnen acties kan slechts subsidie worden verleend indien de aanvrager kan aantonen dat het noodzakelijk was met de actie te beginnen voordat het toekenningsbesluit werd genomen. In dit geval mogen de voor financiering in aanmerking komende uitgaven evenwel niet vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag zijn gedaan. 2. Subsidiëring met terugwerkende kracht van reeds voltooide acties is niet mogelijk. Artikel 106 1. Behoudens het bepaalde in titel IV van deel II mag met de subsidie niet het totale bedrag van de exploitatiekosten van de begunstigde organisatie of van de actie worden gefinancierd. Subsidies voor exploitatiekosten hebben in geval van verlenging een degressief karakter. 2. Van lid 1 mag hetzij in de rechtsgrondslag, hetzij in de toelichtingen op de begroting, worden afgeweken ten gunste van organisaties die een doel van algemeen Europees belang nastreven. Onder dezelfde voorwaarden mag van lid 1, tweede alinea, worden afgeweken ten gunste van internationale organisaties. Hoofdstuk 3 Toekenningsprocedure Artikel 107 In de oproep tot het indienen van voorstellen worden de selectiecriteria vermeld op grond waarvan de financiële draagkracht en het operationele vermogen van de aanvrager om de voorgestelde actie uit te voeren, zullen worden beoordeeld, alsook de toekenningscriteria op grond waarvan de begunstigden worden geselecteerd. Artikel 108 1. Voor toekenning komen in aanmerking schriftelijke aanvragen van rechtspersonen zonder winstoogmerk. Bij wijze van uitzondering kunnen op grond van de aard van de actie of het door de aanvrager nagestreefde doel subsidies worden toegekend aan natuurlijke personen en commerciële ondernemingen. 2. Van aanspraak op subsidies zijn uitgesloten aanvragers die ten tijde van de procedure voor het toekennen van een subsidie of het plaatsen van een door de begroting gefinancierde overheidsopdracht in één van de in de artikelen 88 en 89 bedoelde situaties verkeren of verkeerden. De aanvragers moeten bewijzen dat zij niet in één van de in artikel 88 bedoelde situaties verkeren. Aan de aanvragers die ingevolge de artikelen 88 en 89 zijn uitgesloten, kunnen administratieve en financiële sancties worden opgelegd onder de in artikel 90 bedoelde voorwaarden. Artikel 109 1. De aanvragen worden door een daartoe ingesteld comité beoordeeld op basis van vooraf bekendgemaakte selectie- en toekenningscriteria. 2. De Instelling brengt de aanvrager schriftelijk op de hoogte van het gevolg dat aan zijn aanvraag is gegeven. In geval van weigering de aangevraagde subsidie geheel of gedeeltelijk toe te kennen, motiveert de Instelling haar weigering. Hoofdstuk 4 Betaling Artikel 110 1. De subsidie wordt in euro betaald. 2. Het betalingstempo is afhankelijk van de financiële risico's, de duur en het vorderingsstadium van de actie of de werkelijk door de begunstigde gemaakte kosten. Artikel 111 In de aan de subsidie verbonden voorwaarden kan worden verlangd dat de begunstigde als garantie voor de nakoming van zijn verplichtingen vooraf zekerheid stelt. Artikel 112 1. Onverminderd de controles die achteraf door de Instellingen worden verricht, wordt het subsidiebedrag pas definitief vastgesteld nadat de actie is voltooid of nadat de exploitatiekosten zijn ingediend en de eindrekeningen door de Instelling zijn aanvaard. 2. De subsidie moet tot het desbetreffende bedrag door de begunstigde worden terugbetaald wanneer de actie geheel niet, slechts gedeeltelijk of vertraagd is uitgevoerd, wanneer hogere bedragen zijn uitbetaald dan de maxima die in de overeenkomst zijn vastgesteld of wanneer de actie tegen lagere kosten is uitgevoerd. 3. In geval van schending van de in deze titel vastgestelde regels en principes door de begunstigde wordt de toegekende subsidie teruggevorderd. Hoofdstuk 5 Tenuitvoerlegging Artikel 113 Wanneer voor de tenuitvoerlegging van de actie overheidsopdrachten moeten worden geplaatst, zijn deze onderworpen aan het bepaalde in titel IV van dit deel of hoofdstuk 3 van titel IV van deel II. Artikel 114 Bij ieder subsidieprogramma wordt beoordeeld of de resultaten in overeenstemming zijn met de doelstellingen. Titel VI Boekhouding - rekening en verantwoording Hoofdstuk 1 Rekening en verantwoording Artikel 115 1. De financiële staten omvatten de balans, de jaarrekening en een bijlage, die een onlosmakelijk geheel vormen. Zij worden uitgedrukt in euro. 2. De balans geeft de vermogenspositie op 31 december van het afgelopen begrotingsjaar weer. De balans wordt ingericht overeenkomstig de structuur die is vastgesteld in de richtlijn van de Raad betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, evenwel met inachtneming van de bijzondere aard van de Gemeenschappen. 3. De jaarrekening geeft zowel voor de ontvangsten als voor de uitgaven een overzicht van alle begrotingsverrichtingen van het begrotingsjaar. 4. De bijlage vult de balans en de jaarrekening aan en licht deze toe, met name door de bij het opstellen gebruikte methoden te beschrijven en de gegevens toe te lichten. 5. De geconsolideerde financiële staten van de Gemeenschappen geven in samengevoegde vorm de financiële gegevens van de financiële staten van de afzonderlijke Instellingen weer. 6. Behalve financiële staten stelt iedere Instelling ook een verslag over de uitvoering van de begroting en een analyse van het financieel beheer op. Artikel 116 1. De financiële staten moeten regelmatig, waarheidsgetrouw en volledig zijn en een juist beeld geven van het vermogen, de financiële situatie en het resultaat van het begrotingsjaar. 2. De financiële staten worden opgemaakt volgens de hierna opgesomde, algemeen erkende boekhoudbeginselen: a) continuïteit van de activiteiten, b) voorzichtigheid, c) bestendigheid van de boekhoudmethoden, d) relatief belang, e) niet-compensatie, f) voorrang van inhoud boven vorm, g) periodetoerekening per begrotingsjaar. Artikel 117 1. Uiterlijk op 1 maart van het begrotingsjaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar zenden de rekenplichtigen van de andere Instellingen hun voorlopige financiële staten toe aan de rekenplichtige van de Commissie. Zij zenden hem ook een verslag over de uitvoering van de begroting en een analyse van het financieel beheer. 2. De rekenplichtige van de Commissie consolideert de voorlopige financiële staten en zendt de Rekenkamer uiterlijk op 1 mei van het begrotingsjaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar de voorlopige staten van iedere Instelling alsmede de voorlopige geconsolideerde financiële staten van de Gemeenschappen toe. Uiterlijk op dezelfde datum zendt hij de analyse van het financieel beheer van iedere Instelling toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer. Artikel 118 1. Uiterlijk op 15 juli maakt de Rekenkamer haar opmerkingen over de voorlopige financiële staten van de Instellingen, teneinde deze in de gelegenheid te stellen in de definitieve financiële staten de nodig geachte correcties aan te brengen. 2. Iedere Instelling maakt haar definitieve financiële staten op en zendt deze uiterlijk op 5 september van het begrotingsjaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar toe aan de rekenplichtige van de Commissie met het oog op de opstelling van de definitieve geconsolideerde financiële staten. 3. De Commissie keurt de definitieve geconsolideerde financiële staten goed en zendt deze uiterlijk op 30 september van het begrotingsjaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer. 4. De definitieve geconsolideerde financiële staten worden tegen 30 november van het begrotingsjaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar in het Publicatieblad bekendgemaakt tegelijk met de betrouwbaarheidsverklaring die door de Rekenkamer wordt verstrekt overeenkomstig artikel 248 van het EG-Verdrag, artikel 45C van het EGKS-Verdrag en artikel 160C van het Euratom-Verdrag. Artikel 119 De Commissie brengt tweemaal per jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de situatie in verband met de begrotingsgaranties en de desbetreffende risico's. Deze gegevens worden tegelijk aan de Rekenkamer toegezonden. Hoofdstuk 2 Boekhouding Artikel 120 1. De boekhouding bestaat uit een algemene boekhouding en een begrotingsboekhouding. Deze boekhoudingen worden per kalenderjaar en in euro gevoerd. 2. De boekhoudmethoden en het rekeningstelsel die door de Instellingen worden toegepast, worden door de rekenplichtige van de Commissie geharmoniseerd en vastgesteld. 3. De algemene boekhouding omvat alle ontvangsten en uitgaven van het begrotingsjaar, wordt gevoerd volgens de methode van dubbel boekhouden en heeft ten doel de vermogenspositie van de Instelling te bepalen. 4. De begrotingsboekhouding maakt het mogelijk de uitvoering van de begroting in detail te volgen. 5. Iedere boeking wordt gestaafd met bewijsstukken, waarnaar zij verwijst. Artikel 121 1. Aan het einde van het begrotingsjaar worden de gegevens van de algemene boekhouding en van de begrotingsboekhouding afgesloten met het oog op de opstelling van de financiële staten van de Gemeenschappen, bedoeld in hoofdstuk 1. 2. De rekenplichtige kan na de afsluiting van het begrotingsjaar en tot de dag van afsluiting van de rekeningen de correcties aanbrengen die, zonder tot een betaling ten laste van dit begrotingsjaar te leiden, nodig zijn voor een volledige, getrouwe en juiste weergave van de financiële staten. Hoofdstuk 3 Inventaris van de vaste activa Artikel 122 Iedere Instelling houdt van alle materiële, immateriële en financiële vaste activa die tot het vermogen van de Gemeenschappen behoren, naar aantal en waarde gespecificeerde inventarislijsten bij volgens het door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde model. Iedere Instelling laat haar eigen diensten controleren of de stand op de inventarislijsten overeenstemt met de werkelijkheid. De verkoop van roerende zaken wordt op een daartoe geëigende wijze bekendgemaakt. Van vervreemding onder bezwarende titel of om niet, afdanking, verhuur en verdwijning door verlies, diefstal of welke oorzaak ook van goederen of voorwerpen die op de inventarislijsten voorkomen, wordt een verklaring of proces-verbaal opgemaakt door de ordonnateur. Titel VII Externe controle en kwijting Hoofdstuk 1 Externe controle Artikel 123 De Rekenkamer verricht de controle van de rekeningen, bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag, artikel 45 van het EGKS-Verdrag en artikel 180 van het Euratom-Verdrag. Artikel 124 1. Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie stellen de Rekenkamer zo spoedig mogelijk in kennis van alle beslissingen en besluiten die zij ter uitvoering van de artikelen 8, 12, 17, lid 2, 20, 21, 24 en 33 hebben genomen. 2. De Instellingen zenden de Rekenkamer de interne voorschriften die zij op financieel gebied vaststellen toe. 3. De Rekenkamer wordt in kennis gesteld van de aanwijzing van ordonnateurs, interne controleurs, rekenplichtigen en beheerders van gelden ter goede rekening, alsmede van financiële delegaties krachtens de artikelen 48, 56, 58, 59 en 80. Artikel 125 1. De controle door de Rekenkamer wordt aan de hand van stukken en zo nodig ter plaatse uitgevoerd. Zij heeft ten doel de wettigheid en de regelmatigheid van de ontvangsten en uitgaven in het licht van de bepalingen van de Verdragen, van de begroting, van deze verordening en van alle ter uitvoering van de Verdragen genomen besluiten vast te stellen. Zij heeft tevens ten doel na te gaan of een goed financieel beheer werd gevoerd. 2. Bij de vervulling van haar taak kan de Rekenkamer onder de in artikel 127 vastgestelde voorwaarden kennis nemen van alle documenten en inlichtingen betreffende het financieel beheer van de aan haar controle onderworpen diensten en organen. Zij is bevoegd ieder personeelslid dat verantwoordelijkheid draagt voor met uitgaven en ontvangsten samenhangende verrichtingen te horen en alle controlemogelijkheden te benutten die de bedoelde diensten en organen zijn toegekend. Teneinde alle gegevens te verzamelen die nodig zijn voor de vervulling van de taak die haar bij de Verdragen of de ter uitvoering daarvan vastgestelde besluiten is opgedragen, kan de Rekenkamer op haar verzoek aanwezig zijn bij de verrichtingen van de Commissie uit hoofde van de regelgeving die van toepassing is op het EOGFL-Garantie en op de eigen middelen. Dit geldt ook voor de controle op door de Gemeenschappen gestichte fondsen. Op verzoek van de Rekenkamer geeft elke Instelling de financiële instellingen die houder zijn van communautaire tegoeden toestemming om de Rekenkamer in staat te stellen na te gaan of de door de boekhouding weergegeven situatie en de externe gegevens overeenstemmen. 3. Binnen de grenzen van haar taak kunnen de Rekenkamer en haar leden worden bijgestaan door personeelsleden van de Rekenkamer. De werkzaamheden die aan deze personeelsleden worden opgedragen, moeten door de Rekenkamer zelf of door een van haar leden ter kennis worden gebracht van de instanties waarbij het personeelslid de aan hem gedelegeerde werkzaamheden zal verrichten. Artikel 126 De Rekenkamer ziet erop toe dat alle waardepapieren en middelen die gedeponeerd zijn of zich in kas bevinden, worden gecontroleerd aan de hand van verklaringen, ondertekend door de depothouders, of van processen-verbaal van de stand van de kas en de portefeuille. Zij kan deze controles zelf verrichten. Artikel 127 1. De Commissie, de andere Instellingen, de organen die ontvangsten of uitgaven namens de Gemeenschappen beheren en de nationale controle-instanties of, indien deze niet over de vereiste bevoegdheden beschikken, de bevoegde nationale diensten, alsook de eindbegunstigden van uit de begroting verrichte betalingen, verlenen de Rekenkamer alle faciliteiten en verstrekken haar alle inlichtingen die zij bij de vervulling van haar taak nodig meent te hebben. Zij houden ter beschikking van de Rekenkamer alle bescheiden inzake plaatsing en uitvoering van overheidsopdrachten die uit de communautaire begroting worden gefinancierd, en alle geld- en goederenrekeningen, alle boekingsbescheiden en bewijsstukken, alsmede de daarop betrekking hebbende administratieve documenten, alle documentatie betreffende de ontvangsten en uitgaven van de Gemeenschappen, alle inventarislijsten en alle organigrammen die de Rekenkamer voor de controle van de jaarrekening aan de hand van stukken of ter plaatse nodig meent te hebben en, voor hetzelfde doel, alle op geautomatiseerde gegevensdragers opgestelde of bewaarde documenten en gegevens. Dit lid geldt tevens voor de natuurlijke personen aan wie of de rechtspersonen waaraan de overmakingen uit de communautaire begroting ten goede komen. 2. De aan de controle van de Rekenkamer onderworpen personeelsleden zijn gehouden: a) hun kas te openen, hun gelden, waardepapieren en andere goederen te tonen, alsmede de bewijsstukken van hun beheer die zij onder zich hebben, alsook elk boek, register of ander document dat daarop betrekking heeft; b) inzage te geven in de correspondentie en ieder ander document dat noodzakelijk is voor de volledige uitvoering van de in artikel 125, lid 1, bedoelde controle. Om mededeling van de onder b) bedoelde inlichtingen kan slechts door de Rekenkamer worden verzocht. 3. De Rekenkamer is bevoegd de documenten betreffende de ontvangsten en uitgaven van de Gemeenschappen te verifiëren die berusten bij de diensten van de Instellingen, met name bij de diensten die verantwoordelijk zijn voor de beslissingen omtrent deze ontvangsten en uitgaven, bij de organen die ontvangsten en uitgaven namens de Gemeenschappen beheren en bij de natuurlijke personen aan wie of de rechtspersonen waaraan de overmakingen uit de begroting ten goede komen. De nationale controle-instanties of, indien deze niet over de vereiste bevoegdheden beschikken, de bevoegde nationale diensten stellen alle inlichtingen die zij met betrekking tot de door de Gemeenschappen gefinancierde of medegefinancierde verrichtingen alsmede met betrekking tot het beheer en de controle van deze verrichtingen bezitten, ter beschikking van de Rekenkamer. 4. De controle van de wettigheid en de regelmatigheid van de ontvangsten en uitgaven en de controle van het goed financieel beheer strekken zich uit tot het gebruik van als subsidies ontvangen communautaire middelen door niet onder de Instellingen ressorterende organen. 5. Gemeenschapssubsidies waarvan de ontvanger niet onder de Instellingen ressorteert mogen slechts worden toegekend onder de voorwaarde dat de gesubsidieerde schriftelijk aanvaardt dat de Rekenkamer de besteding van het subsidiebedrag controleert. 6. De Commissie verstrekt de Rekenkamer op verzoek alle inlichtingen over de opgenomen en verstrekte leningen. 7. Het gebruik van geïntegreerde computersystemen mag niet tot gevolg hebben dat de toegang van de Rekenkamer tot de bewijsstukken wordt beperkt. Artikel 128 1. Voor het jaarverslag van de Rekenkamer als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag, artikel 45 C van het EGKS-Verdrag en artikel 160 C van het Euratom-Verdrag, gelden de leden 2 tot 7 van dit artikel: 2. De Rekenkamer doet uiterlijk op 15 juli aan de Commissie en de betrokken Instellingen de opmerkingen toekomen die naar haar mening in het jaarverslag dienen te worden opgenomen. Deze opmerkingen moeten vertrouwelijk blijven. Alle Instellingen zenden hun antwoorden uiterlijk op 31 oktober aan de Rekenkamer. Tegelijkertijd zenden de andere Instellingen hun antwoord aan de Commissie. 3. Voor zover zij in de opmerkingen van de Rekenkamer zijn vermeld, stelt de Commissie de betrokken lidstaten in kennis van de opmerkingen van de Rekenkamer over het beheer van de communautaire middelen waarvoor zij krachtens de geldende regelgeving bevoegd zijn. 4. De lidstaten zenden hun antwoord uiterlijk op 30 september aan de Commissie. Deze brengt dit antwoord, vergezeld van haar opmerkingen, tegen 31 oktober ter kennis van de Rekenkamer. 5. Het jaarverslag bevat een beoordeling van het financiële beheer. 6. Het jaarverslag omvat evenveel afdelingen als er Instellingen zijn. De Rekenkamer kan elke door haar dienstig geachte samenvatting of opmerkingen van algemene aard toevoegen. De Rekenkamer neemt de nodige maatregelen opdat de antwoorden van de Instellingen op haar opmerkingen onmiddellijk na de opmerkingen waarop zij betrekking hebben worden gepubliceerd. 7. De Rekenkamer zendt haar jaarverslag met de antwoorden uiterlijk op 30 november toe aan de autoriteiten die kwijting verlenen en aan de andere Instellingen, en draagt zorg voor de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Artikel 129 Samen met het in artikel 128 bedoelde jaarverslag legt de Rekenkamer aan het Europees Parlement en de Raad een verklaring voor waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd. Artikel 130 1. Naast het jaarverslag kan de Rekenkamer te allen tijde in de vorm van speciale verslagen opmerkingen maken met betrekking tot bijzondere vraagstukken en op verzoek van een van de Instellingen van de Gemeenschappen adviezen uitbrengen. 2. De speciale verslagen worden ter kennis gebracht van de betrokken Instelling. De betrokken Instelling beschikt over een termijn van twee en een halve maand om de Rekenkamer haar eventuele opmerkingen naar aanleiding van deze speciale verslagen mede te delen. Indien de Rekenkamer besluit tot bekendmaking van bepaalde verslagen in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, gaan deze vergezeld van de antwoorden van de betrokken Instellingen. Wanneer het speciale verslag betrekking heeft op het beheer van communautaire middelen waarvoor de lidstaten op grond van de geldende voorschriften bevoegd zijn, zendt de Commissie het speciale verslag aan de lidstaten die in de opmerkingen van de Rekenkamer worden genoemd. De lidstaten zenden hun antwoord aan de Commissie binnen een termijn van anderhalve maand na de vaststelling van het speciale verslag. De Commissie deelt dit antwoord met haar opmerkingen mede aan de Rekenkamer. De speciale verslagen worden ter kennis gebracht van het Europees Parlement en de Raad, die elk, eventueel samen met de Commissie, bepalen welk gevolg eraan moet worden gegeven. 3. In lid 1 bedoelde adviezen kunnen door de Rekenkamer in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend worden gemaakt, voor zover zij geen betrekking hebben op voorstellen of ontwerpen in het kader van de wetgevingsprocedure. De Rekenkamer besluit tot publicatie na raadpleging van de Instelling die het advies heeft gevraagd of waarop het advies betrekking heeft. De bekendgemaakte adviezen gaan vergezeld van de antwoorden van de betrokken Instellingen. Hoofdstuk 2 Kwijting Artikel 131 1. Vóór 30 april van het jaar n + 2 verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, de Commissie kwijting voor de uitvoering van de begroting van het begrotingsjaar n. 2. Indien de in lid 1 bedoelde datum niet in acht kan worden genomen, deelt het Europees Parlement of de Raad de Commissie de redenen mede waarom het besluit moest worden uitgesteld. 3. Ingeval het Europees Parlement het besluit waarbij kwijting wordt verleend uitstelt, tracht de Commissie zo spoedig mogelijk maatregelen te treffen om de factoren die dat besluit in de weg staan, op te heffen. Artikel 132 1. Het kwijtingsbesluit betreft de rekeningen van alle ontvangsten en uitgaven van de Gemeenschappen, alsmede het saldo dat daaruit resulteert en de in de financiële balans beschreven activa en passiva van de Gemeenschappen. Dit besluit omvat een beoordeling van de verantwoordelijkheid van de Commissie bij de uitvoering van de begroting van het betrokken begrotingsjaar. 2. Met het oog op het verlenen van kwijting onderzoekt het Europees Parlement na de Raad de rekeningen, de financiële staten en de financiële balans genoemd in artikel 275 van het EG-Verdrag, artikel 78 quinquies van het EGKS-Verdrag en artikel 179 bis van het Euratom-Verdrag. Het Parlement onderzoekt tevens het jaarverslag van de Rekenkamer met de antwoorden van de gecontroleerde Instellingen en haar speciale verslagen met betrekking tot het betrokken begrotingsjaar, alsmede haar verklaring waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd. 3. De Commissie verstrekt het Europees Parlement op verzoek alle inlichtingen die nodig zijn voor de controle van de uitvoering van de begroting van het betrokken begrotingsjaar. De toegang tot en de behandeling van vertrouwelijke informatie geschiedt met inachtneming van de grondrechten van de persoon, de bescherming van het zakengeheim, de bepalingen inzake de gerechtelijke en tuchtrechtelijke procedures en de belangen van de Unie. Artikel 133 1. Overeenkomstig artikel 276 van het EG-Verdrag, artikel 78 octies van het EGKS-Verdrag en artikel 180 ter van het Euratom-Verdrag stellen de Commissie en de andere Instellingen alles in het werk om gevolg te geven aan de opmerkingen waarvan het kwijtingsbesluit van het Europees Parlement vergezeld gaat en de opmerkingen waarvan de door de Raad aangenomen aanbeveling tot kwijting vergezeld gaat. 2. Op verzoek van het Europees Parlement of de Raad brengen de Instellingen verslag uit over de maatregelen die naar aanleiding van deze opmerkingen zijn genomen, met name over de instructies die door de Instellingen zijn gegeven aan hun diensten die met de uitvoering van de begroting zijn belast. De lidstaten werken met de Commissie samen door haar de maatregelen mede te delen die zij hebben genomen om aan deze opmerkingen gevolg te geven, zodat de Commissie hiermee in haar verslag rekening kan houden. De verslagen van de Instellingen worden ook aan de Rekenkamer toegezonden. Deel II Bijzondere bepalingen Titel I Europees oriëntatie- en garantiefonds voor de landbouw, afdeling garantie Artikel 134 1. Deel I en deel III zijn van toepassing op de uitgaven die door de in de regelgeving inzake het EOGFL, afdeling Garantie, bedoelde diensten en organen worden verricht, en op de ontvangsten, behoudens de in deze titel genoemde afwijkingen. 2. De rechtstreeks door de Commissie beheerde verrichtingen worden uitgevoerd volgens de regels van deel I en deel III van dit reglement. Artikel 135 1. Voor elk begrotingsjaar omvat de begroting van het EOGFL, afdeling Garantie, een bedrag aan vastleggingskredieten dat gelijk is aan dat van de betalingskredieten. 2. Niet-gebruikte betalingskredieten worden automatisch naar het volgende begrotingsjaar overgedragen om nog uitstaande verplichtingen te dekken. 3. Overgedragen betalingskredieten die aan het einde van het begrotingsjaar niet zijn gebruikt, komen te vervallen. Artikel 136 1. De Commissie vergoedt de uitgaven die door de lidstaten zijn gedaan. 2. De besluiten van de Commissie houdende vaststelling van het bedrag van deze betalingen vormen samenvattende voorlopige vastleggingen, waarbij het totaalbedrag van de kredieten van het EOGFL, afdeling Garantie, na aftrek van de bestemmingsontvangsten, niet mag worden overschreden. 3. Voor de uitgaven voor het dagelijks beheer van het EOGFL, afdeling Garantie, mogen vanaf 15 november vervroegde vastleggingen worden verricht ten laste van de kredieten van het volgende begrotingsjaar. Deze vastleggingen mogen echter niet meer bedragen dan de helft van het totaal van de overeenkomstige kredieten van het lopende begrotingsjaar. Zij mogen slechts betrekking hebben op uitgaven die in beginsel op een bestaande rechtsgrondslag berusten. Artikel 137 1. De uitgaven die door de in de regelgeving inzake het EOGFL, afdeling Garantie, bedoelde diensten en organen worden verricht, worden binnen een termijn van twee maanden na ontvangst van de door de lidstaten toegezonden staten per hoofdstuk, artikel en post vastgelegd. Behalve in gevallen waarin de betaling door de lidstaten nog niet heeft plaatsgevonden of de subsidiabiliteit onzeker is, worden de betalingen binnen dezelfde termijn geboekt. Deze vastlegging in de begroting wordt in mindering gebracht op de in artikel 136 bedoelde samenvattende voorlopige vastlegging. 2. De samenvattende voorlopige vastleggingen ten aanzien van een begrotingsjaar die vóór 1 februari van het daaropvolgende begrotingsjaar niet hebben geleid tot nadere vastleggingen volgens de begrotingsnomenclatuur, komen ten aanzien van het oorspronkelijke begrotingsjaar te vervallen. 3. De leden 1 en 2 zijn van toepassing onder voorbehoud van de goedkeuring van de rekeningen. Artikel 138 De uitgaven worden in de rekening van een begrotingsjaar verantwoord op basis van de betalingen van de Commissie aan de lidstaten tot 31 december van het betrokken begrotingsjaar, voor zover de rekenplichtige uiterlijk op 31 januari van het volgende begrotingsjaar de betalingsopdracht heeft ontvangen. Artikel 139 1. Wanneer de Commissie overeenkomstig artikel 21 kredieten mag overschrijven, neemt zij daartoe uiterlijk op 31 januari van het volgende begrotingsjaar een besluit, en stelt zij de begrotingsautoriteit hiervan in kennis. 2. In andere dan in lid 1 bedoelde gevallen stelt de Commissie de overschrijvingen uiterlijk op 10 januari van het volgende begrotingsjaar aan de begrotingsautoriteit voor. De begrotingsautoriteit neemt overeenkomstig de procedure van artikel 22 een besluit over de overschrijvingen, doch binnen een termijn van drie weken. Artikel 140 De bestemmingsontvangsten van deze titel worden in hun geheel toegewezen, hetzij aan de kredieten van het EOGFL, afdeling Garantie, die bestemd zijn voor de financiering van de uitgaven van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, hetzij aan de kredieten van het EOGFL, afdeling Garantie, die bestemd zijn voor de financiering van de maatregelen inzake plattelandsontwikkeling en de begeleidende maatregelen. Titel II Structuurfondsen Artikel 141 1. Deel I en deel III zijn van toepassing op de uitgaven die door de in de regelgeving inzake de Structuurfondsen, het Cohesiefonds, en de pretoetredingsmaatregelen voor structuurbeleid en op het gebied van de landbouw bedoelde diensten en organen worden verricht en op de ontvangsten, behoudens de in deze titel genoemde afwijkingen. 2. De rechtstreeks door de Commissie beheerde verrichtingen worden eveneens uitgevoerd volgens de regels van deel I en deel III van deze verordening. 3. De pretoetredingsmaatregelen voor structuurbeleid en op het gebied van de landbouw kunnen gedecentraliseerd worden beheerd onder de voorwaarden van artikel 150. Artikel 142 1. De betaling door de Commissie van de bijdrage uit de Fondsen geschiedt overeenkomstig de in artikel 141 bedoelde regelgeving. De betaling kan geschieden in de vorm van een voorfinanciering, een tussentijdse betaling of een saldobetaling. 2. De termijn waarbinnen de Commissie de tussentijdse betalingen moet verrichten, wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 141 bedoelde regelgeving. 3. De behandeling van de terugbetalingen door de lidstaten van de voorfinanciering en de gevolgen daarvan voor het bedrag van de bijdrage uit de Fondsen worden geregeld in de in artikel 141 bedoelde regelgeving. 4. De betalingen geschieden onder voorbehoud van de financiële correcties die de Commissie of de lidstaten menen te moeten toepassen overeenkomstig de in artikel 141 bedoelde regelgeving. Artikel 143 Onder de omstandigheden die worden genoemd in de in artikel 141 bedoelde regelgeving, worden de vastgelegde kredieten ambtshalve door de Commissie vrijgemaakt. Voor de aldus vrijgemaakte kredieten is wederopvoering mogelijk in geval van een duidelijke fout die alleen aan de Commissie kan worden toegeschreven of in geval van een natuurramp die ernstige gevolgen heeft voor de tenuitvoerlegging van de door de Structuurfondsen gesteunde interventies. De Commissie onderzoekt daartoe de vrijmakingen van het voorafgaande begrotingsjaar en neemt, rekening houdend met de behoeften, vóór 15 februari van het lopende begrotingsjaar een besluit over de noodzaak tot wederopvoering van de betrokken kredieten. Artikel 144 De Commissie kan voor de beleidsuitgaven waarop deze titel betrekking heeft, kredieten overschrijven van de ene titel naar de andere, voor zover het gaat om kredieten die zijn bestemd voor dezelfde doelstelling in de zin van de in artikel 141 bedoelde regelgeving. Artikel 145 De aspecten die betrekking hebben op het beheer en de selectie van de projecten, alsmede de controle, worden geregeld in de in artikel 141 bedoelde regelgeving. Titel III Onderzoek Artikel 146 1. Deel I en deel III zijn van toepassing op de kredieten voor onderzoek en technologische ontwikkeling, behoudens de in deze titel genoemde afwijkingen. Deze kredieten worden opgenomen in een begrotingstitel voor het beleidsterrein onderzoek dan wel in een hoofdstuk voor onderzoeksactiviteiten dat deel uitmaakt van een andere titel. Zij worden besteed door middel van de in de uitvoeringsvoorschriften beschreven acties. 2. Binnen de begrotingstitel voor het beleidsterrein onderzoek kan de Commissie, in afwijking van artikel 21, kredieten van het ene hoofdstuk naar het andere overschrijven tot maximaal 15% van de kredieten van het begrotingsonderdeel waarvan een bedrag wordt overgeschreven. 3. De uit de kredieten voor onderzoek en technologische ontwikkeling bezoldigde deskundigen worden aangeworven volgens de procedures die de Raad bij de vaststelling van het kaderprogramma voor onderzoek vaststelt. Artikel 147 1. Het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO) kan middelen ontvangen uit andere kredieten dan die welke zijn opgenomen in de in artikel 146, lid 1, bedoelde titel en hoofdstukken, zulks in het kader van zijn deelneming op concurrentie- of onderhandelingsbasis aan communautaire acties die geheel of gedeeltelijk door de algemene begroting worden gefinancierd. 2. De kredieten voor de acties waaraan het GCO op concurrentiebasis deelneemt, worden gelijkgesteld met bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 17. De uit deze ontvangsten voortkomende vastleggingskredieten worden beschikbaar gesteld zodra de schuldvordering is geraamd. De besteding van deze kredieten wordt per categorie van de acties in een analytische boekhouding van de jaarrekening vermeld, gescheiden gehouden van de ontvangsten afkomstig uit financiering door derden (overheid of particulieren), alsook van de ontvangsten uit andere diensten die de Commissie voor derden verricht. 3. De in titel IV van deel I genoemde regels voor het plaatsen van overheidsopdrachten zijn niet van toepassing op de activiteiten van het GCO voor rekening van derden. Titel IV Externe maatregelen Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 148 1. Deel I en deel III zijn van toepassing op de externe maatregelen die uit de begroting worden gefinancierd, behoudens de in deze titel genoemde afwijkingen. 2. De kredieten die voor de in lid 1 bedoelde maatregelen bestemd zijn, worden door de Commissie besteed: a) hetzij bij autonoom besluit; b) hetzij in het kader van overeenkomsten met een of meer begunstigde derde landen; c) hetzij in het kader van overeenkomsten met internationale organisaties. Hoofdstuk 2 Uitvoering van de maatregelen Artikel 149 De in deze titel bedoelde maatregelen kunnen gecentraliseerd door de Commissie worden uitgevoerd, dan wel geheel of gedeeltelijk gedecentraliseerd door het begunstigde derde land of de begunstigde derde landen, dan wel samen met internationale organisaties. Artikel 150 1. De Commissie kan besluiten het beheer van bepaalde maatregelen aan de autoriteiten van het begunstigde derde land of de begunstigde derde landen op te dragen, nadat zij zich ervan heeft vergewist dat deze in staat is (zijn) ten minste de volgende minimumcriteria toe te passen bij het beheer van de communautaire middelen: a) daadwerkelijke scheiding van de functies van ordonnateur en rekenplichtige; b) doeltreffend intern systeem voor de controle van de beheerverrichtingen; c) procedures voor afzonderlijke rekening en verantwoording om het gebruik van de communautaire middelen te rechtvaardigen; d) systeem van onafhankelijke externe controle; e) doorzichtige, niet-discriminerende en belangenconflicten uitsluitende procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten. 2. Het begunstigde land aanvaardt de volledige verantwoordelijkheid voor de aan hem overgemaakte communautaire middelen. Het verbindt zich er bovendien toe regelmatig te verifiëren dat de uit de communautaire begroting gefinancierde maatregelen correct zijn uitgevoerd, onregelmatigheden en fraude te voorkomen en te vervolgen en verloren gegane, ten onrechte betaalde of slecht bestede middelen terug te vorderen. Artikel 151 De Commissie oefent controle uit op de uitvoering van maatregelen door begunstigde derde landen of internationale organisaties. Deze controle geschiedt door middel van goedkeuring vooraf of controle achteraf danwel volgens een gemengde procedure. Artikel 152 1. Voor de maatregelen die hetzij op autonome wijze, hetzij in het kader van overeenkomsten met begunstigde derde landen of internationale organisaties worden uitgevoerd, wordt: a) een financieringsovereenkomst opgesteld tussen de Commissie, die namens de Gemeenschappen optreedt, en het begunstigde derde land of de begunstigde derde landen of de daardoor aangewezen organen, hierna "begunstigden" genoemd, of b) een subsidiecontract of -overeenkomst opgesteld met organisaties naar nationaal of internationaal publiekrecht of natuurlijke of rechtspersonen die belast zijn met de uitvoering ervan. In deze contracten en overeenkomsten worden de voorwaarden voor het beheer van de externe steun aangegeven. 2. Financieringsovereenkomsten met begunstigde derde landen worden gelijkgesteld met individuele juridische verplichtingen die binnen de in artikel 71, lid 2, bedoelde termijnen zijn aangegaan. De individuele contracten en overeenkomsten waarmee deze financieringsovereenkomsten ten uitvoer worden gelegd, worden uiterlijk op 31 december van het jaar N+3 gesloten, n zijnde het jaar waarin de vastlegging in de begroting werd goedgekeurd. Individuele contracten en overeenkomsten die betrekking hebben op audit en evaluatie kunnen later worden gesloten. Hoofdstuk 3 Plaatsing van overheidsopdrachten Artikel 153 1. De bepalingen van artikel 53 en deel I, titel IV, hoofdstuk 1, betreffende de algemene bepalingen voor de plaatsing van overheidsopdrachten zijn van toepassing op de opdrachten die onder deze titel vallen, behoudens de in de uitvoeringsvoorschriften opgenomen specifieke bepalingen betreffende de drempelwaarden en de modaliteiten voor het plaatsen van externe opdrachten. Deze worden geplaatst: a) door de Commissie namens en voor rekening van een of meer begunstigden, b) door de begunstigde(n), of c) door een orgaan naar nationaal of internationaal recht of natuurlijke of rechtspersonen die met de Commissie een contract of een financierings- of subsidieovereenkomst voor de uitvoering van een externe maatregel hebben gesloten. 2. De procedures voor de plaatsing van opdrachten moeten worden opgenomen in de in artikel 152 genoemde financieringsovereenkomsten of subsidiecontracten of -overeenkomsten. Artikel 154 1. De deelneming aan de inschrijvingen staat onder gelijke voorwaarden open voor alle personen die vallen onder het toepassingsgebied van de Verdragen en, overeenkomstig de specifieke bepalingen van de basisbesluiten betreffende het betrokken samenwerkingsterrein, voor alle natuurlijke en rechtspersonen die onderdaan zijn van de begunstigde derde landen of alle andere derde landen die uitdrukkelijk in deze besluiten worden genoemd. 2. In naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen kunnen onderdanen van andere dan de in lid 1 bedoelde derde landen aan de aanbestedingen deelnemen overeenkomstig de specifieke bepalingen van de basisbesluiten betreffende het samenwerkingsterrein. Hoofdstuk 4 Toekenning van subsidies Artikel 155 Een maatregel kan volledig door de begroting worden gefinancierd indien dat nodig is voor de uitvoering ervan. Hoofdstuk 5 Nazien van de rekeningen Artikel 156 In alle financieringsovereenkomsten en subsidiecontracten of -overeenkomsten moet uitdrukkelijk worden bepaald dat de Commissie en de Rekenkamer, behoudens de in artikel 53 bedoelde afwijkingen, de bevoegdheid hebben om tot en met de eindbegunstigde van de maatregel controle aan de hand van de stukken en controle ter plaatse uit te oefenen. Titel V Bureau voor Officiële Publicaties der Europese Gemeenschappen Artikel 157 Deel I en deel III zijn van toepassing op de werking van het Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen, behoudens de in deze titel genoemde afwijkingen. Artikel 158 1. De kredieten van het Bureau, waarvan het totaalbedrag wordt opgevoerd op een speciaal begrotingsonderdeel binnen de afdeling van de Commissie van de begroting, worden in detail vermeld in een bijlage bij die afdeling. Deze bijlage heeft de vorm van een staat van ontvangsten en uitgaven die op dezelfde wijze is onderverdeeld als de begrotingsafdelingen. De in deze bijlage opgenomen kredieten dekken de totale financiële behoeften van het Bureau in de uitoefening van zijn taak ten dienste van de Instellingen van de Gemeenschappen. 2. Het Directiecomité van het Bureau beslist over overschrijvingen binnen de in lid 1 bedoelde bijlage. De Commissie stelt de begrotingsautoriteit in kennis van deze overschrijvingen. Artikel 159 De Commissie delegeert voor de in de bijlage van het Bureau opgenomen kredieten ordonnateursbevoegdheden aan de directeur van het Bureau en stelt de grenzen en voorwaarden van deze delegatie vast. Artikel 160 1. Het Bureau stelt een analytische boekhouding van zijn uitgaven op waaruit het aandeel van de voor elk der Instellingen verrichte diensten kan worden afgeleid. Het Directiecomité stelt de criteria vast volgens welke deze boekhouding wordt gevoerd. 2. De toelichting bij het speciale begrotingsonderdeel waarop het totaal van de kredieten van het Bureau is opgevoerd, bevat een voorlopige raming van de kosten van de door het Bureau aan elk voor de Instellingen verrichte diensten op basis van de ramingen van de in lid 1 bedoelde analytische boekhouding. 3. Het Bureau deelt de resultaten van deze analytische boekhouding aan de betrokken Instellingen mede. 4. De jaarrekening en de balans van het Bureau maken integrerend deel uit van de jaarrekening en de balans van de Gemeenschappen, bedoeld in artikel 115. Artikel 161 Het Directiecomité van het Bureau stelt de wijze van uitvoering van de bepalingen van deze titel vast, alsook de specifieke bepalingen betreffende de voorwaarden voor de verkoop van publicaties en het voeren van de desbetreffende boekhouding. Elke Instelling blijft de ordonnateur van de op de publicatiekredieten aangewezen uitgaven voor alle werkzaamheden die via het Bureau worden uitbesteed. De netto-opbrengst van de door het Bureau verrichte verkopen van publicaties wordt overeenkomstig artikel 17 als bestemmingsontvangst gebruikt door de Instelling die de auteur van deze publicaties is. Titel VI Europees Bureau voor fraudebestrijding Artikel 162 Deel I en deel III zijn van toepassing op de werking van het Europees Bureau voor fraudebestrijding, hierna "OLAF" genoemd, behoudens de in deze titel genoemde afwijkingen. Artikel 163 1. De kredieten ter dekking van de totale financiële behoeften voor de werking van het OLAF die voortvloeien uit de uitoefening van zijn opdrachten en mandaten, worden opgevoerd op een specifiek begrotingsonderdeel binnen de afdeling van de Commissie. Deze kredieten worden in detail vermeld in een bijlage in de vorm van een staat van ontvangsten en uitgaven die op dezelfde wijze als de begrotingsafdelingen is onderverdeeld. 2. De Commissie verricht op verzoek van de directeur van het OLAF overschrijvingen binnen de in lid 1 bedoelde bijlage. De Commissie stelt de begrotingsautoriteit in kennis van deze overschrijvingen. Artikel 164 De Commissie delegeert voor de in de bijlage van het OLAF bij de afdeling van de Commissie opgenomen kredieten ordonnateursbevoegdheden aan de directeur van het OLAF en stelt de grenzen en voorwaarden van deze delegatie vast. De directeur van het OLAF mag zijn bevoegdheden subdelegeren aan onder het Statuut vallende personeelsleden. Artikel 165 De jaarrekening en de balans van het OLAF maken integrerend deel uit van de jaarrekening en de balans van de Gemeenschappen, bedoeld in artikel 115. Titel VII Administratieve kredieten Artikel 166 Deel I en deel III zijn van toepassing op de administratieve kredieten, behoudens de in deze titel genoemde afwijkingen. Artikel 167 1. Voor de uitgaven voor het dagelijks beheer mogen vanaf 15 november van elk jaar vervroegde vastleggingen worden verricht ten laste van de kredieten van het volgende begrotingsjaar. Deze vastleggingen mogen echter niet meer bedragen dan een vierde van het totaal van de kredieten van het lopende begrotingsjaar. Zij mogen geen betrekking hebben op nieuwe uitgaven die nog niet in beginsel zijn aanvaard in de laatste op regelmatige wijze vastgestelde begroting. 2. De uitgaven die vervroegd moeten worden verricht, zoals huur, mogen vanaf 1 december worden betaald ten laste van de kredieten van het volgende begrotingsjaar. Artikel 168 1. Voor elk begrotingsjaar bevat de begroting een gelijk bedrag aan vastleggingskredieten en betalingskredieten. 2. De huishoudelijke uitgaven die voortvloeien uit contracten voor perioden die de duur van het begrotingsjaar overschrijden, hetzij overeenkomstig de plaatselijke gebruiken, hetzij met betrekking tot de levering van materieel, worden geboekt op de begroting van het begrotingsjaar waarin zij worden gedaan. Deel III Overgangs- en slotbepalingen Titel I Overgangsbepalingen Artikel 169 De afdeling van de Commissie van de begroting omvat bij wijze van overgangsregeling bij de kredieten van het EOGFL-Garantie een monetaire reserve waarvan de voorwaarden voor opneming, gebruik en financiering zijn bepaald bij respectievelijk de beschikking van de Raad betreffende de begrotingsdiscipline en het besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen, alsmede de toepassingsbepalingen daarvan. Artikel 170 Op de kredieten van het EOGFL-Garantie voor plattelandsontwikkeling en begeleidende maatregelen blijft artikel 135 van toepassing tot het einde van de door de financiële vooruitzichten bestreken periode, d.w.z. tot 31 december 2006. Na deze datum zullen passende regelingen worden getroffen. Titel II Slotbepalingen Artikel 171 Het Europees Parlement en de Raad kunnen alle ter zake doende inlichtingen en verantwoordingen verlangen die betrekking hebben op tot hun bevoegdheid behorende begrotingsvraagstukken. Artikel 172 De Commissie stelt in overleg met het Europees Parlement en de Raad, na advies van de andere Instellingen, de uitvoeringsvoorschriften van dit Financieel Reglement vast. Artikel 173 Elke drie jaar onderzoeken het Europees Parlement en de Raad deze verordening in het licht van een voorstel van de Commissie. Een verordening houdende wijziging van deze verordening wordt door de Raad vastgesteld na toepassing van de overlegprocedure, indien het Europees Parlement hierom verzoekt. Het overleg vindt plaats in het kader van een "overlegcommissie" waarin de Raad en het Europees Parlement zijn vertegenwoordigd. De Commissie neemt aan de werkzaamheden van de overlegcommissie deel. De overlegprocedure heeft als doel overeenstemming te bereiken tussen het Europees Parlement en de Raad. De procedure wordt normaliter binnen drie maanden afgerond, behalve indien het betrokken besluit vóór een bepaalde datum moet worden goedgekeurd of als spoed geboden is; in deze gevallen kan de Raad een passende termijn vaststellen. Wanneer de standpunten van de twee Instellingen dicht genoeg bij elkaar liggen, kan het Europees Parlement een nieuw advies uitbrengen, waarna de Raad een definitief besluit neemt. Artikel 174 De financiële regelingen voor de communautaire lichamen met rechtspersoonlijkheid die subsidies ontvangen uit de algemene begroting moeten worden opgesteld naar het model van deze verordening. Zij mogen daarvan slechts afwijken voor zover de specifieke vereisten van hun respectieve taakverrichting dit noodzakelijk maken. Artikel 175 Het Financieel Reglement van 21 december 1977 wordt ingetrokken. Verwijzingen naar het ingetrokken Financieel Reglement gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening, volgens de concordantietabel in de bijlage. Artikel 176 Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Zij is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor de Raad De Voorzitter BIJLAGE Concordantietabel (artikel 175) Financieel Reglement van 21 december 1977 // Deze verordening Deel I // DEEL I Titel I // TITEL I Artikel 1, lid 1 // Artikel 3, leden 1 en 2 Artikel 1, lid 2 // Artikel 5 Artikel 1, lid 3 // Artikel 168, lid 2 Artikel 1, leden.4 en 5 // Artikel 6 Artikel 1, lid 6 // Vervallen Artikel 1, lid 7 // Artikel 71, lid 3 Artikel 2 // Artikelen 25 en 45, lid 2 Artikel 3 // Artikel 26 Artikel 4, lid 1 // Artikel 16, lid 2 Artikel 4, lid 2 // Artikelen 16, lid 1, en 17 Artikel 4, lid 3 // Artikel 17 Artikel 5 // Artikel 4 Artikel 6 // Artikel 7 Artikel 7, lid 1 // Vervallen Artikel 7, lid 2 // Artikel 8 Artikel 7, lid 3 // Vervallen Artikel 7, lid 4 // Artikel 9 Artikel 7, lid 5 // Vervallen Artikel 7, lid 6 // Artikelen 10 en 14, lid 3 Artikel 7, lid 7 // Artikel 142, lid 3 Artikel 7, leden 8 en 9 // Vervallen * Artikel 8, lid 1 // Artikel 11 Artikel 8, leden 2 en 3 // Artikel 136, lid 3, en 167 Artikel 9 // Artikel 12 Artikel 10 // Artikel 27, lid 2 Artikel 11, lid 1 // Artikel 15 Artikel 11, leden 2 tot 5 // Vervallen * TITEL II AFDELING I // TITEL II HOOFDSTUK 1 Artikel 12 // Artikel 29 Artikel 13 // Artikel 30 Artikel 14 // Artikel 31 Artikel 15, leden 1,3,4 en 5 // Artikel 34 Artikel 15, lid 6 // Vervallen * Artikel 15, lid 2 // Artikel 35 * Artikelen die in dit voorstel vervallen, maar in de uitvoeringsbepalingen zullen worden opgenomen. Financieel Reglement van 21 december 1977 // Deze verordening Artikel 16, lid 2 // Artikel 35 Artikel 16, lid 1 // Artikel 32 Artikel 17 // Artikel 33 Artikel 18 // Artikel 36 AFDELING II // HOOFDSTUK 2 Artikel 19, lid 1, eerste alinea // Artikel 37 Artikel 19, lid 1, tweede alinea // Vervallen Artikel 19, leden 2 en 3 // Artikelen 38 en 19 Artikel 19, lid 4 // Artikel 40 Artikel 19, lid 5 // Artikel 41 Artikel 19, lid 6 // Artikel 169 Artikel 19, lid 7 // Artikel 28, lid 1 Artikel 19, lid 8 // Artikel 42 Artikel 20, leden 1, 2, 3, 5 en 6 // Artikel 43 Artikel 20, lid 4 // Artikel 44 TITEL III AFDELING I // TITEL III HOOFDSTUK 1 Artikel 21, eerste alinea // Artikel 55 Artikel 21, tweede alinea // Artikel 57 Artikel 21, derde alinea // Artikel 58 Artikel 21, vierde alinea // Artikel 80 Artikel 22, lid1, eerste alinea 1 // Artikel 45, lid 1 Artikel 22, lid 1, tweede alinea // Artikel 46 Artikel 22, lid 2, eerste alinea // Artikel 47 Artikel 22, lid 2, tweede alinea // Artikelen 51, lid 2, en 54, lid 1 Artikel 22, lid 3 // Vervallen Artikel 22, lid 4, eerste en tweede alinea // Artikel 48 Artikel 22,lid 4, derde en vierde alinea // Artikel 49 Artikel 22, lid 4, vijfde alinea // Artikel 56 Artikel 22, lid 4 bis // Artikel 53 Artikel 22, lid 5 // Artikel 29, lid 1 Artikel 23 // Artikelen 79 en 127, lid 7 Artikel 24, eerste, derde, vierde en zevende alinea // Vervallen Artikel 24 , tweede, vijfde en zesde alinea // Artikel 81 Artikel 24, achtste en negende alinea // Vervallen Artikel 25, eerste tot vierde alinea // Artikel 58 Artikel 25, vijfde alinea // Vervallen Artikel 25, zesde en zevende alinea // Vervallen * * Artikelen die in dit voorstel vervallen, maar in de uitvoeringsbepalingen zullen worden opgenomen. Financieel Reglement van 21 december 1977 // Deze verordening Artikel 26, lid 1 // Artikel 19 Artikel 26, leden 2 en 4 // Artikel 20 Artikel 26, lid 3 // Artikel 21 Artikel 26, lid 5 // Artikel 22 Artikel 26, leden 6 en 7 // Vervallen Artikel 26, leden 8 en 9 // Artikel 23 Artikel 26, leden 10 en 11 // Artikel 24 Artikel 27, lid 1 // Artikel 18, lid 1 Artikel 27, leden 2 en 5 // Vervallen Artikel 27, lid 2 bis // Artikel 18, lid 2 Artikel 27, lid 3 // Vervallen Artikel 27, lid 4 // Artikel 18, lid 3 AFDELING II // HOOFDSTUK 5 Artikel 28, lid 1 // Artikel 66, lid 1 Artikel 28, lid 2 // Artikel 67 Artikel 28, lid 3 // Artikel 66, lid 2 Artikel 28bis // Artikel 69 Artikel 29 // Artikel 68 Artikel 30 // Vervallen * Artikel 31 // Artikel 65 Artikel 32 // Artikel 14 Artikel 33 // Vervallen * Artikel 34 // Artikel 78 Artikel 35 // Vervallen * AFDELING III // HOOFDSTUK 6 Artikel 36 // Artikelen 71, leden 1 en 2, en 152 Artikel 37 // Vervallen Artikel 38 // Artikel 72 Artikel 39 // Vervallen Artikel 40 // Artikel 73 Artikel 41 // Vervallen * Artikel 42 // Vervallen * Artikel 43 // Artikel 74 Artikel 44 // Vervallen * Artikel 45 // Vervallen * Artikel 46 // Vervallen Artikel 47 // Vervallen * Artikel 48 // Vervallen Artikel 49 // Vervallen * * Artikelen die in dit voorstel vervallen, maar in de uitvoeringsbepalingen zullen worden opgenomen. Financieel Reglement van 21 december 1977 // Deze verordening Artikel 50 // Vervallen Artikel 51, leden 1 en 2 // Artikel 76 Artikel 51, lid 3 // Vervallen Artikel 52 // Vervallen Artikel 53 // Vervallen * Artikel 54 // Artikel 59 AFDELING IV // Artikel 55 // Vervallen * Titel IV // TITEL IV AFDELING I // Artikel 56 // Artikel 98 Artikel 57 // Vervallen Artikel 58, lid 1 // Artikelen 83, 84, lid 2, en 86 Artikel 58, lid 2 // Artikel 85 Artikel 58, lid 3 // Artikel 91, lid 1 Artikel 58, lid 4 // Vervallen * Artikel 59 // Artikel 87 Artikel 60 // Artikel 86, lid 3 Artikel 61 // Vervallen Artikel 62 // Artikel 84, lid 1 Artikel 63 // Vervallen Artikel 64 // Vervallen Artikel 64bis // Artikel 96 AFDELING II // HOOFDSTUK 3 Artikel 65 // Artikel 122, eerste en tweede alinea Artikel 66 // Artikel 122, derde alinea Artikel 67 // Artikel 122, vierde alinea Artikel 68 // Vervallen * AFDELING III // Artikel 69 // Artikel 120, leden 1, 3 en 5 Artikel 70 // Artikel 120, lid 4 Artikel 70 bis // Vervallen * Artikel 71 // Vervallen Artikel 72 // Artikel 121 * Artikelen die in dit voorstel vervallen, maar in de uitvoeringsbepalingen zullen worden opgenomen. Financieel Reglement van 21 december 1977 // Deze verordening TITEL V // TITEL III, HOOFDSTUK 4 Artikel 73 // Artikel 62, 1 Artikel 74 // Vervallen Artikel 75, lid 1 // Artikel 63 Artikel 75, lid 2 // Artikel 64 Artikel 75, lid 3 // Vervallen Artikel 75, lid 4 // Vervallen Artikel 75, lid 5 // Artikelen 58 en 59 Artikel 76 // Artikelen 62, lid 1 Artikel 77 // Vervallen TITEL VI // TITEL VI, HOOFDSTUK 1 Artikel 78 // Artikel 117, lid .3 Artikel 79 // Artikel 117, leden 2 en 3 Artikel 80 // Artikel 115, leden 3 en 6 Artikel 81 // Artikel 115, lid 2 Artikel 82 // Artikel 117, lid 3 Artikel 83 , lid 1 // Artikel 125, lid 3 Artikel 83 , leden 2 tot 4 // Artikel 124 Artikel 84 // Vervallen Artikel 85 // Artikel 125, leden 1 en 2 Artikel 86 // Artikel 126 Artikel 87 // Artikel 127, leden 1 tot 5 Artikel 88 // Artikel 128, leden 1 en 4 tot 6 Artikel 88bis // Artikel 129 Artikel 89, lid 1 // Artikel 131, lid 1 Artikel 89, lid 2 // Artikel 132, lid 2 Artikel 89, lid 3 // Artikel 132, lid.3 Artikel 89, lid 4 // Artikel 131, leden 2 en 3 Artikel 89, lid 5 // Artikel 132, lid 1 Artikel 89, lid 6 // Vervallen Artikel 89, leden 7 en 8 // Artikel 133 Artikel 89, leden 9 en 10 // Vervallen * Artikel 90 // Artikel 130 TITEL VII // DEEL II - TITEL III Artikel 91 // Artikel 146, lid 1 Artikel 92, leden1 en 2 // Artikel 146, lid 2 Artikel 92, lid 3 // Artikel 147, lid 1 Artikel 92, lid 4 // Artikel 147, lid 4 * Artikelen die in dit voorstel vervallen, maar in de uitvoeringsbepalingen zullen worden opgenomen. Financieel Reglement van 21 december 1977 // Deze verordening Artikel 93 // Vervallen Artikel 94 // Vervallen Artikel 95 // Artikel 146, lid 3 Artikel 96, leden 1 tot 3 // Vervallen Artikel 96, lid 4 // Artikel 147, leden 2 en 3 Artikel 97 // Vervallen TITEL VIII // DEEL II - TITEL I Artikel 98 // Artikel 134 Artikel 99, lid 1 // Artikel 136, leden 1 en 2 Artikel 99, lid 2 // Vervallen * Artikel 100 // Artikel 137, leden 1 en 2 Artikel 101 // Artikel 138 Artikel 102 // Vervallen Artikel 103 // Artikel 137, lid 3 Artikel 104 // Artikel 139 TITEL IX // DEEL II -TITEL IV AFDELING I // HOOFDSTUK 1 Artikel 105 , leden 1 en 2 // Artikel 148 Artikel 105 , lid 3 // Vervallen * Artikel 105 , lid 4 // Vervallen Artikel 105 , lid 5 // Artikel 3, lid 3 Artikel 106, lid 1 // Artikel 152 Artikel 106, lid 2 // Vervallen Artikel 106, lid 3 // Vervallen * AFDELING II // HOOFDSTUK 2 Artikel 107 // Vervallen Artikel 108 // Vervallen Artikel 109 // Vervallen Artikel 110 // Vervallen Artikel 111 // Vervallen AFDELING III // HOOFDSTUK 3 Artikel 112 // Artikel 153, lid 1 Artikel 113 // Artikel 153, lid 2 Artikel 114 // Artikel 154 Artikel 115 // Vervallen Artikel 116 // Vervallen Artikel 117 // Vervallen Artikel 118 // Vervallen Artikel 119 // Vervallen * Artikelen die in dit voorstel vervallen, maar in de uitvoeringsbepalingen zullen worden opgenomen. Financieel Reglement van 21 december 1977 // Deze verordening AFDELING IV // HOOFDSTUK 4 Artikel 120 // Artikel 156 TITEL X // Vervallen Artikel 121 // Vervallen Artikel 123 // Vervallen TITEL XI // Vervallen AFDELING I - // Artikel 124 // Vervallen Artikel 125 // Vervallen Artikel 126 // Vervallen AFDELING II // Artikel 127 // Vervallen Artikel 128 // Vervallen Artikel 129 // Vervallen * Artikel 130 // Vervallen Artikel 131 // Vervallen Artikel 132 // Vervallen // TITEL XI bis // Artikel 132 bis // Vervallen TITEL XII // TITEL V Artikel 133,lid 1 // Artikel 157 Artikel 133, leden 2 en 3 // Artikel 158 Artikel 133, leden 4, 5 en 9 // Artikel 160 Artikel 133, lid 6, eerste alinea // Artikel 159 Artikel 133, lid 6, tweede 2 // Artikel 161, tweede alinea Artikel 133, lid 7 // Vervallen Artikel 133, lid 8 // Vervallen* Artikel 133, lid 10 // Artikel 161, eerste alinea // DEEL II - // Vervallen Artikel 134 // Artikel 119 Artikel 135 // Artikel 3, lid 3 Artikel 136 // Vervallen Artikel 137 // Artikel 127, lid 6 * Artikelen die in dit voorstel vervallen, maar in de uitvoeringsbepalingen zullen worden opgenomen. Financieel Reglement van 21 december 1977 // Deze verordening DEEL III // DEEL III Artikel 138 // Artikel 171 Artikel 139 // Artikel 172 Artikel 140 // Artikel 173 Artikel 141 // Artikel 174 Artikel 142 // Artikel 175 Artikel 143 // Artikel 176 * Artikelen die in dit voorstel vervallen, maar in de uitvoeringsbepalingen zullen worden opgenomen. Trefwoordenlijst (per artikel) Aanrekening, zie ook aanwijzing Aansprakelijkheid, zie ook verantwoordelijkheid Aanwijzing op de begroting Activa, vaste Activity Based Budgeting (ABB) Afzien van de inning van een schuldvordering Analyse van het financieel beheer Annulering van de kredieten Balans Basisbesluit Beginselen, begrotings- Beginselen, boekhoud- Beginselen, overheidsopdrachten Beginselen, subsidies Begroting, niet definitief vastgestelde Begroting, definitie Begroting, definitieve vaststelling Begroting, gewijzigde Begrotingsautoriteit Begrotingsjaar Begrotingsnomenclatuur Beheer, gecentraliseerd Beheer, gedecentraliseerd Beheer, gedeeld Beheer, gezamenlijk Beheer, goed financieel Beheerder van gelden ter goede rekening Belangenconflict Beoordeling, zie ook evaluatie Betaalbaarstelling Betaling Betalingen, soort Betalingen, vervroegde Betalingsopdracht Betalingstermijnen Betrouwbaarheidsverklaring Bewijsstukken Bijlagen, begrotings- Bijlagen bij de financiële staten Boekhouding, algemene Boekhouding, analytische Boekhouding, begrotings- Boeten Bureau voor fraudebestrijding 162 t/m Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen (BOPEG) 157 t/m Computersystemen Consolidatie Contractualisering, uiterste contractualiseringsdatum Controle-instanties, nationale Controles Controleur, interne 80 t/m Correcties, financiële Corruptie Delegatie van taken van de overheidsdienst Delegatie van uitvoeringsbevoegdheden Delegaties, interne Doorzichtigheid Dwangsommen Eenheid van de begroting Eenheid, reken - EOGFL-afdeling Garantie 7, 134 t/m Euro Evaluatie Evenwicht Expertise, technische en administratieve Financieel Reglement van 1977, intrekking Financieel Reglement, definitie Financieel Reglement, inwerkingtreding Financieel Reglement, wijziging Financieringsovereenkomst Fraude Garantiefonds voor externe maatregelen Garanties, begrotings- Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO) Goedkeuring van de rekeningen Inschrijving, uitnodiging tot Instanties, aanbestedende Invordering Jaarperiodiciteit Jaarrekening Juridische verbintenissen Kredieten, administratieve Kredieten, begrotingsjaar Kredieten, betalings- Kredieten, gesplitste Kredieten, vastleggings- Kredieten, voorzieningen Kwijting Leningen, opgenomen Leningen, opgenomen en verstrekte Lichamen, communautaire - met rechtspersoonlijkheid. Lichamen, zie ook organen Lidstaten Maatregelen, externe 148 t/m Memorandum, financieel Middelen, eigen - Nomenclatuur, begrotings- Onderzoek Ontheffing van functies Ontvangsten Ontvangsten, bestemmings- Ontvangsten, negatieve Ontwerpbegroting/ontwerp van begroting Opdracht, betalings- Opdracht, invorderings- Opvoering, zie ook aanwijzing Ordonnateur Organen Organisaties, internationale Overdracht van kredieten Overheidsopdrachten 53, 83 t/m Overleg Overschrijvingen 20 t/m Overschrijvingen, flexibiliteit Personeelsformatie Personeelsformatie, flexibiliteit Plattelandsontwikkeling Prijsvraag, overheidsopdrachten Procedure, niet-openbare Procedure, openbare Procedure via onderhandelingen Publiciteit/publicatie Raming van ontvangsten Raming van schuldvorderingen Ramingen Rechtsgrond, zie basisbesluit Reglement van orde/interne regelgeving Reglement, zie ook Financieel Reglement Rekeneenheid Rekening en verantwoording Rekeningstelsel Rekenkamer Rekenplichtige Rente, te betalen - Rente, te ontvangen - Reserve Reserve, monetaire Reserve, negatieve Resultaten Risico's Saldo Sancties, administratieve (opdrachten en subsidies) Scheiding van functies Schenkingen Schuldvorderingen die kunnen worden vastgesteld Schuldvorderingen die nog niet kunnen worden vastgeseld Slotbepalingen Specialiteit Staat van ontvangsten, algemene Staten, financiële Structuurfondsen Subsidies Subsidies voor exploitatiekosten Terugvordering Tijdschema voor de begroting Toewijzing van de financiële en administratieve middelen per bestemming, zie ABB Tranches, jaar - Twaalfden, voorlopige Uitgaven Uitgaven, negatieve Uitgaven, verplichte/niet-verplichte Uitvoering van de begroting Uitvoeringsbevoegdheden Uitvoeringsdatum, uiterste Uitvoeringsmoeilijkheden Uitvoeringsvoorschriften van het Financieel Reglement Universaliteit Vastlegging, begrotings- Vastlegging, datum van Vastlegging, globale Vastleggingen, vervroegde Verantwoordelijkheid, Commissie Verantwoordelijkheid, strafrechtelijke Verantwoordelijkheid, tuchtrechtelijke/geldelijke Verbintenis, juridische Verbintenis, zie ook vastlegging Verplichting, zie ook vastlegging Verrekening, invordering Verslag, begrotingsgaranties Verslag, follow-up van de kwijting Verslag, interne controleur Verslag, ordonnateur Verslag, Rekenkamer Verslag, uitvoering van de begroting Voorontwerp van begroting Voorontwerp van gewijzigde begroting Vrijmaking, ambtshalve Waarborg, zie ook garanties Wederopvoering van kredieten Wereldhandelsorganisatie Werkzaamheden op concurrentiebasis, onderzoek Wijzigingen, nota van - Zekerheidstelling