Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51999PC0190(01)

    Voorstel voor een Besluit van de Raad houdende goedkeuring namens de Gemeenschap van de nieuwe bijlage V inzake de bescherming en het behoud van de ecosystemen en de biologische diversiteit van het zeegebied bij het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, het desbetreffende aanhangsel 3 en de overeenkomst inzake de betekenis van bepaalde in de nieuwe bijlage gehanteerde begrippen

    /* COM/99/0190 def. - CNS 99/0095 */

    PB C 158 van 04/06/1999, p. 1 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    51999PC0190(01)

    Voorstel voor een Besluit van de Raad houdende goedkeuring namens de Gemeenschap van de nieuwe bijlage V inzake de bescherming en het behoud van de ecosystemen en de biologische diversiteit van het zeegebied bij het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, het desbetreffende aanhangsel 3 en de overeenkomst inzake de betekenis van bepaalde in de nieuwe bijlage gehanteerde begrippen /* COM/99/0190 def. - CNS 99/0095 */

    Publicatieblad Nr. C 158 van 04/06/1999 blz. 0001


    Voorstel voor een besluit van de Raad houdende goedkeuring namens de Gemeenschap van de nieuwe bijlage V inzake de bescherming en het behoud van de ecosystemen en de biologische diversiteit van het zeegebied bij het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, het desbetreffende aanhangsel 3 en de overeenkomst inzake de betekenis van bepaalde in de nieuwe bijlage gehanteerde begrippen

    (1999/C 158/01)

    (Voor de EER relevante tekst)

    COM(1999) 190 def - 99/0095 (CNS)

    (Door de Commissie ingediend op 26 april 1999)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 R, lid 4, artikel 228, lid 2, eerste zin, en artikel 228, lid 3, eerste alinea,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van het Europees Parlement,

    (1) Overwegende dat de Gemeenschap verdragsluitende partij is bij het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (OSPAR-verdrag) krachtens Besluit 98/249/EG van de Raad van 7 oktober 1997(1);

    (2) Overwegende dat dat verdrag ten doel heeft verontreiniging te voorkomen en te beëindigen en het zeegebied te beschermen tegen de nadelige gevolgen van menselijke activiteiten; dat het op 25 maart 1998 in werking is getreden;

    (3) Overwegende dat de uitvoerende instantie van het OSPAR-verdrag (de OSPAR-commissie) wijzigingen van het verdrag kan aannemen, met inbegrip van nieuwe bijlagen en aanhangsels, en dat zij een nieuwe bijlage V inzake de bescherming en het behoud van de ecosystemen en de biologische diversiteit van het zeegebied alsmede een daarmee samenhangend aanhangsel 3 en een overeenkomst inzake de betekenis van bepaalde in bijlage V gehanteerde begrippen heeft aangenomen, hierna gezamenlijk "bijlage V" te noemen;

    (4) Overwegende dat het behoud, de bescherming en de verbetering van de kwaliteit van het milieu, met inbegrip van het behoud van de natuurlijke habitats en de wilde fauna en flora en de bescherming van de biologische diversiteit, een essentiële doelstelling van algemeen belang vormen die door de Gemeenschap overeenkomstig het bepaalde in artikel 130 R van het Verdrag wordt nagestreefd, en dat de nieuwe bijlage V van het OSPAR-verdrag tot de verwezenlijking van die doelstelling kan bijdragen;

    (5) Overwegende dat de Gemeenschap maatregelen op het onder bijlage V vallende gebied heeft genomen en dat het tot haar bevoegdheid behoort, internationale verplichtingen terzake aan te gaan;

    (6) Overwegende dat de doelstellingen van bijlage V de doelstellingen van Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand(2) en die van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna(3) aanvullen; dat genoemde richtlijnen reeds voorzien in een communautair kader voor de bescherming van de habitats en soorten in het geografische gebied waar zij van toepassing zijn; dat de aanneming van bijlage V door de Gemeenschap de uitvoering van die richtlijnen onverlet laat;

    (7) Overwegende dat de Commissie aan de onderhandelingen over bijlage V heeft deelgenomen overeenkomstig de conclusies van de Raad betreffende onderhandelingsrichtsnoeren met betrekking tot het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan;

    (8) Overwegende dat de Gemeenschap dit besluit dient goed te keuren,

    BESLUIT:

    Enig artikel

    1. Bijlage V van het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (met inbegrip van het desbetreffende aanhangsel 3 en de overeenkomst inzake de betekenis van bepaalde in bijlage V gehanteerde begrippen) wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.

    De tekst van genoemde bijlage V is aan dit besluit gehecht.

    2. De Commissie wordt gemachtigd deze goedkeuring ter kennis van de OSPAR-commissie te brengen.

    Gedaan te ...

    Voor de Raad

    ...

    De Voorzitter

    (1) PB L 104 van 3.4.1998, blz. 1.

    (2) PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1.

    (3) PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.

    DE BESCHERMING EN HET BEHOUD VAN DE ECOSYSTEMEN EN DE BIOLOGISCHE DIVERSITEIT VAN HET ZEEGEBIED

    HERINNEREND aan de slotverklaring van de ministeriële vergadering van de commissies van Oslo en Parijs op 21 en 22 september 1992, waarin met genoegen wordt geconstateerd dat krachtens het OSPAR-verdrag van 1992 ook andere aangelegenheden in verband met de bescherming van het mariene milieu kunnen worden geregeld dan degene die verband houden met de preventie en de stopzetting van verontreiniging en dat alle benodigde maatregelen op dit gebied kunnen worden genomen door in de toekomst nieuwe bijlagen bij dit verdrag te aanvaarden;HERINNEREND aan de overwegingen van het OSPAR-verdrag van 1992;

    HERINNEREND aan de artikelen 16 en 18 van genoemd verdrag, waarin de bepalingen worden vastgesteld voor het voorstellen, aanvaarden en in werking treden van nieuwe bijlagen en nieuwe aanhangsels bij dit verdrag;

    HERINNEREND aan het verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, in het bijzonder de bepalingen inzake de scheepvaart en de benutting van natuurlijke hulpbronnen;

    HERINNEREND aan de bepalingen van andere mondiale en regionale overeenkomsten inzake de bescherming en het behoud van de ecosystemen en de biologische diversiteit van het mariene milieu;

    HERINNEREND aan het belang van coördinatie en harmonisatie van de werkzaamheden binnen verschillende fora voor de bescherming van mariene soorten en hun habitats;

    HERINNEREND aan de significante verschillen die in de diverse regio's en subregio's die onder het verdrag vallen, bestaan tussen:

    i) de ecologische omstandigheden in het zeegebied en

    ii) de effecten van menselijke activiteiten die deze omstandigheden beïnvloeden;

    HERINNEREND aan het feit dat bepaalde verdragsluitende partijen geen kuststaat van het zeegebied zijn,

    AANVAARDEN DE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN BIJ HET VERDRAG INZAKE DE BESCHERMING VAN HET MARIENE MILIEU IN HET NOORDOOSTELIJK DEEL VAN DE ATLANTISCHE OCEAAN BIJLAGE V EN AANHANGSEL 3 VAN HET VERDRAG

    EN BESLUITEN ZIJ BOVENDIEN DAT:

    a) in de krachtens deze nieuwe bijlage vastgestelde programma's of maatregelen overlapping met activiteiten die al krachtens andere internationale overeenkomsten zijn vastgesteld en waarvoor adequate maatregelen gelden die al door andere internationale organisaties zijn overeengekomen, dient te worden vermeden; en

    b) voordat een programma of maatregel krachtens deze nieuwe bijlage wordt vastgesteld, wordt overwogen of deze activiteit beter in het kader van een andere internationale overeenkomst of regeling kan worden ondernomen.

    BIJLAGE V

    inzake de bescherming en het behoud van de ecosystemen en de biologische diversiteit van het zeegebied

    Artikel 1

    Met het oog op deze bijlage en aanhangsel 3 zijn de definities van "biologische diversiteit", "ecosysteem" en "habitat" in het verdrag inzake biologische diversiteit van 5 juni 1992 van toepassing.

    Artikel 2

    Bij de naleving van de verplichtingen die zij krachtens dit verdrag hebben om elk afzonderlijk en gezamenlijk de nodige maatregelen te nemen voor de bescherming van het zeegebied tegen de nadelige gevolgen van menselijke activiteiten teneinde de gezondheid van de mens te beschermen en mariene ecosystemen in stand te houden en, wanneer uitvoerbaar, aangetaste zeegebieden te herstellen, alsmede de verplichting die zij krachtens het Verdrag inzake biologische diversiteit van 5 juni 1992 hebben om strategieën, plannen of programma's voor het behoud en het duurzaam gebruik van de biologische diversiteit te ontwikkelen:

    a) nemen de verdragsluitende partijen de nodige maatregelen om de ecosystemen en de biologische diversiteit van het zeegebied te beschermen en te behouden en, wanneer uitvoerbaar, aangetaste zeegebieden te herstellen; en

    b) werken zij daartoe samen bij de vaststelling van programma's en maatregelen voor de regulering van de menselijke activiteiten die aan de hand van de in aanhangsel 3 bedoelde criteria worden gespecificeerd.

    Artikel 3

    1. Met het oog op deze bijlage heeft de Commissie tot taak:

    a) programma's en maatregelen op te stellen voor de regulering van de menselijke activiteiten die aan de hand van de in aanhangsel 3 bedoelde criteria worden gespecificeerd;

    b) daarbij:

    i) informatie over dergelijke activiteiten en over de effecten die deze op de ecosystemen en de biologische diversiteit hebben, te verzamelen en te bestuderen;

    ii) middelen te ontwikkelen, in overeenstemming met het internationaal recht, teneinde beschermings-, behouds-, herstel- of voorzorgsmaatregelen in te voeren voor specifieke gebieden of plaatsen of ten behoeve van bepaalde soorten of habitats;

    iii) met inachtneming van de bepalingen van artikel 4 van deze bijlage rekening te houden met aspecten van nationale strategieën en richtsnoeren voor het duurzaam gebruik van onderdelen van de biologische diversiteit van het zeegebied, zoals deze de verschillende regio's en subregio's van dit gebied beïnvloeden;

    iv) met inachtneming van de bepalingen van artikel 4 van deze bijlage te streven naar de toepassing van een geïntegreerde ecosysteembenadering;

    c) daarbij tevens rekening te houden met de door de verdragsluitende partijen vastgestelde programma's en maatregelen voor de bescherming en het behoud van de ecosystemen in de wateren die onder hun soevereiniteit of jurisdictie vallen.

    2. Bij de vaststelling van deze programma's en maatregelen wordt afdoende onderzocht of een bepaald programma of een bepaalde maatregel voor het gehele zeegebied of een bepaald deel daarvan zal gelden.

    Artikel 4

    1. Overeenkomstig de voorlaatste overweging van het verdrag wordt krachtens deze bijlage geen programma of maatregel in verband met aangelegenheden op het gebied van het beheer van de visserij vastgesteld. Indien de Commissie echter van mening is dat een maatregel in verband met een dergelijke aangelegenheid wenselijk is, brengt zij deze aangelegenheid onder de aandacht van de terzake bevoegde internationale instantie of organisatie. Wanneer het wenselijk is dat de Commissie maatregelen neemt als aanvulling op of ondersteuning van maatregelen van andere instanties of organisaties, tracht de Commissie met hen samen te werken.

    2. Wanneer de Commissie van mening is dat krachtens deze bijlage maatregelen wenselijk zijn op een gebied dat verband houdt met het vervoer over zee, brengt zij deze aangelegenheid onder de aandacht van de Internationale Maritieme Organisatie. De verdragsluitende partijen die lid zijn van de Internationale Maritieme Organisatie, trachten binnen deze organisatie samen te werken om deze tot de gewenste reactie te bewegen, indien van toepassing met inbegrip van de instemming van deze organisatie met regionale of lokale maatregelen, waarbij rekening wordt gehouden met eventuele door deze organisatie geformuleerde richtsnoeren inzake de aanwijzing van speciale gebieden, de specificatie van bijzonder kwetsbare gebieden of andere aangelegenheden.

    Aanhangsel 3

    Criteria voor de specificatie van menselijke activiteiten met het oog op bijlage V

    1. Voor de specificatie van menselijke activiteiten met het oog op bijlage V worden onderstaande criteria vastgesteld, waarbij echter rekening wordt gehouden met regionale verschillen:

    a) de omvang, de intensiteit en de duur van de betrokken menselijke activiteit;

    b) de feitelijke en potentiële schadelijke effecten van de menselijke activiteit op specifieke soorten, gemeenschappen of habitats;

    c) de feitelijke en potentiële schadelijke effecten van de menselijke activiteit op specifieke ecologische processen;

    d) de onomkeerbaarheid of duurzaamheid van deze effecten.

    2. Bij het onderzoek van een bepaalde activiteit kunnen ook andere criteria in aanmerking worden genomen en zijn de criteria niet noodzakelijkerwijs even belangrijk.

    OSPAR-overeenkomst inzake de betekenis van bepaalde begrippen in bijlage V van het OSPAR-verdrag van 1992 inzake de bescherming en het behoud van de ecosystemen en de biologische diversiteit van het zeegebied

    OSPAR is overeengekomen dat verwijzingen in bijlage V van het OSPAR-verdrag van 1992 inzake de bescherming en het behoud van de ecosystemen en de biologische diversiteit van het zeegebied naar "aangelegenheden op het gebied van het beheer van de visserij" verwijzingen zijn naar aangelegenheden waarvoor maatregelen kunnen worden genomen krachtens instrumenten als:

    a) het gemeenschappelijk visserijbeleid van de Europese Gemeenschap;

    b) de wetgeving met dezelfde doelstelling van de verdragsluitende partijen die niet tot de lidstaten van de Europese Unie behoren;

    c) de wetgeving met dezelfde doelstelling die van kracht is op de Faeröer-eilanden, in Groenland, op de Kanaaleilanden en op het eiland Man;

    d) de Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan en de Zalmcommissie voor het noordelijk deel van de Atlantische Oceaan,

    ongeacht of deze maatregelen zijn genomen of niet.

    Om alle twijfel in het kader van het OSPAR-verdrag te voorkomen omvat het beheer van de visserij eveneens het beheer van de zeezoogdieren.

    Top